8 minute read

FEUILLETON

f e u i l l e t o n

Met bijdragen van Yannick Dangre, Gerrit van den Hoven, Rob Schoonen en Wido Smeets

Advertisement

Pieter Stoop, Zonder titel (2005). Collectie kunstenaar

Hij schilderde met zijn hele lijf

Voordeel van de voorbije lockdowns is dat museummedewerkers weer eens goed hebben kunnen rondkijken in de depots. Vaak levert dat verrassende resultaten op. Zo heeft Het Noordbrabants Museum in Den Bosch de abstracte schilderijen van Pieter Stoop tevoorschijn getoverd. Pieter Stoop (Breda, 1946) exposeerde midden jaren zeventig met leeftijdgenoten als Pieter Verhoef, Eli Content en Jan Andriesse onder de titel Elf schilders in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Zijn doorbraak; Rudi Fuchs kocht zijn werk aan voor het Van Abbemuseum en ook het Noordbrabants Museum verwierf elf schilderijen. Daarna ging het zoals met al die andere kunstenaars die abstract schilderden. Wat in de jaren tachtig dé leidende stroming leek in de schilderkunst, verdween in de decennia daarna naar de achtergrond. Kunstenaars die niet meebewogen, raakten uit de gratie; hun kansen om te exposeren werden snel minder. Zo verging het ook Pieter Stoop; zijn meest recente expositie is alweer van ruim tien jaar geleden. Het Noordbrabants Museum vond zijn werk in het depot en viert het als een herontdekking. Het museum spoorde de intussen gestopte kunstenaar op, en combineert werken uit de eigen collectie met zelden getoonde doeken uit Stoops atelier voor de solo-presentatie Pieter Stoop: Groots en wild. De hernieuwde kennismaking laat zien dat Stoops expressieve schilderstijl niets aan kracht heeft ingeboet; zijn werk doet allerminst gedateerd aan. De invloeden van Willem de Kooning en Bram van Velde zijn nog steeds zichtbaar; vooral de grote werken ogen nog steeds fris en krachtig. Pieter Stoop volgde opleidingen in Tilburg en Maastricht, aanvankelijk wilde hij tekenleraar worden. Na een paar jaar gewerkt te hebben in Amsterdam ontwikkelde hij in zijn zoektocht naar een evenwicht tussen organische en geometrische vormen een eigen stijl. In een oud interview zei Stoop meer bezig te zijn met het schilderen dan met het schilderij. In Den Bosch is goed te zien wat hij daarmee bedoelde: laag voor laag zette hij zijn doeken op, met grote streken. Hij schilderde met zijn hele lijf. Stoop onderscheidde zich van zijn generatiegenoten door zijn vloeiende, beweging suggererende verflijnen. Soms, op een aantal gouaches, is de invloed zichtbaar van het neo-expressionisme van de Nieuwe Wilden uit Duitsland. Wat Pieter Stoop: Groots en wild vooral laat zien, is dat Stoop destijds terecht tot de top van het Nederlandse abstract-expressionisme werd gerekend. (GvdH) Pieter Stoop: Groots en wild. Van 18.06 t/m 02.10 in Het Noordbrabants Museum in Den Bosch. hetnoordbrabantsmuseum.nl

Stad en schip

Antwerpen dankt zijn welvaart aan de haven, maar wat weten we eigenlijk van die haven? De niet al te sexy getitelde, maar niettemin uiterst boeiende expositie Vracht in het Museum aan de Stroom (MAS) focust op de geschiedenis van de grootste economische troef van de stad. Vandaag de dag behoort de Antwerpse haven nog steeds tot de vijftien grootste ter wereld. Vracht is chronologisch opgebouwd en spitst zich toe op de innige band tussen stad en scheepvaart. De ontstaansgeschiedenis van Antwerpen passeert dan ook de revue, niet geïllustreerd met allerlei historische schilderijen, maar met concrete, geïmporteerde gebruiksvoorwerpen. De eerste (munten, kruiken, een primitieve scheepskatrol) behoren toe aan de Vikings, die in onze perceptie vooral woeste plunderaars waren, maar in werkelijkheid vooral gewiekste handelaars bleken. Zo werd vanaf de 9de eeuw Vlaamse wol tegen Noorse huiden en pelsen geruild, en brachten de Noormannen exotische goederen zoals walrusivoor mee, waaruit in het devote Vlaanderen heiligenbeeldjes werden gesneden. De tentoongestelde walrusslagtand is overigens impressionant. Na jaren van gestage groei beleeft de Antwerpse haven haar gouden 16de eeuw dankzij de nieuwe koloniale handel. Uit overzeese gebieden meren talloze schepen aan, geladen met goud, porselein, papegaaien, door Azteken vervaardigde amuletten, kelken, oorhangers en andere exotische voorwerpen, waarvan er enkele tentoongesteld zijn. Vooral het 16de eeuwse snuisterijenkabinet, een typisch voorwerp waarin de bourgeoisie haar rijkdom etaleerde, is prachtig. Toch zijn het in de eerste plaats de minutieuze, meterslange replica’s van de schepen die deze expo de moeite waard maken. Met prachtig oog voor detail zijn de koopvaardijschepen, koggen, trimasters, brikken, Italiaanse galeien en Portugese kraken nagebouwd. Zelfs voor bezoekers zonder enige mariene interesse zijn deze kunstwerkjes een lust voor het oog. Na de Val van Antwerpen in 1585 volgen enkele magere eeuwen, tot Napoleon besluit om van de Scheldestad zijn uitvalsbasis te maken in zijn oorlog met Engeland. De grote moderniseringen die hij in gang zet, maken haar weer concurrerend. Dat in combinatie met de Belgische kolonisering van Centraal-Afrika zorgen voor een tweede bloeitijd, zij het niet zonder bloedvergieten. Zo staat Vracht uitgebreid stil bij de koloniale gruwel, met name het schrikbewind van Leopold II. Afrikaanse slaven werden eind 19de eeuw nog tentoongesteld op de wereldexpo in Antwerpen; het bordje met

f e u i l l e t o n

inscriptie ‘Congolanders’ doet pijn aan onze eenentwintigste-eeuwse ogen. (YD) Vracht. Als nieuwe, vaste expositie te zien op de zesde verdieping van het MAS. mas.be

Melati Suryodarmo tijdens de performance Eins und Eins, 2016 © studionomaden.com

Performances die niet beklijven

De elfde Bonnefanten Award for Contemporary Art (BACA) ging naar de Indonesische Melati Suryodarmo. Een deel van de tweede verdieping heeft het museum nu vrijgemaakt voor haar eerste solo in Europa. Een presentatie vol video’s van performances - die vaak niet beklijven. Met een stenen vijzel verpulvert Melati Suryodarmo (1969) brokken houtskool. Op de tafel ontstaat al snel een bergje stof. Dat even later op de grond valt. Het hagelwitte gewaad dat de kunstenares tijdens de handeling draagt, is verworden tot een grijszwarte lap stof. Ook haar gezicht krijgt langzaam maar zeker de kleur van het materiaal waarmee ze bezig is. In zaal 2.17 van het Bonnefanten is een groot deel van de vloer voorzien van houtskoolbriketten met in het midden het tafeltje, de vijzel en het hoopje stof. Op een van de wanden hangt de beroete jurk, op een andere wand is een video van de performance uit 2012 te zien.

De performance gaat, getuige de zaaltekst, over ‘het omgaan met de worsteling van het ontworteld zijn en met de nationale maatschappelijke, politieke en culturele context na haar terugkeer vanuit Europa in Indonesië.’ Dat had ik er met de beste wil van de wereld niet uitgehaald, en dat geldt voor veel van de performances van Suryodarmo die het Bonnefanten toont. Het ontbreekt er aan een min of meer universele taal; een beeldtaal die kan worden begrepen - op zijn minst kan worden gevoeld - ook door hen die niet zijn ingevoerd in de Indonesische kunst- en cultuur en aanpalende subculturen.

De houtskool in de installaties van Jannes Kounellis; daar voél ik dat dat van doen heeft met oude industrieën en vervlogen tijden. De pijl en boog in Rest Energy uit 1980 van Ulay & Abramovic, de grootmeesters van de performance, waarin Ulay de pijl richt op het hart van zijn partner, die op haar beurt de boog vasthoudt; het knettert van de spanning, je weet dat hier de grens (van liefde) wordt opgezocht. Daarmee vergeleken leveren de witte pijlen die door Suryodarmo op drie witte museumwanden zijn afgeschoten een aardig beeld op - maar meer ook niet. Het ontbreekt in nogal wat performances aan scherpte, originaliteit en, als gezegd, een beeldtaal die raakt aan het universele en dus kan worden begrepen. (RS) Melati Suryodarmo, I am a Ghost in My Own House. Van 12.6 t/m 30.10 in het Bonnefanten in Maastricht. bonnefanten.nl

Bakstenen uit een veld

Terwijl de bio-industrie met haar luidruchtige zwanenzang bezig is, laat Stefan Cools zien hoe je op een andere manier naar het landschap kunt kijken en, belangrijker, er deel van kunt uitmaken. Van oudsher kijken kunstenaars naar de natuur vanuit een menselijk perspectief. Stefan Cools (Sittard, 1981) pakt het anders aan. In de expositie Uit het leven van een vlinder in Museum De Domijnen in Sittard draait hij het perspectief om. Hij gaat uit van het landschap, van de planten die er staan en de dieren, veelal insecten en ander klein grut, die er leven. Het is een zinvolle omkering. Gaat het slecht met de vlinders, dan gaat het ook slecht met de mensen. ‘In het museum reconstrueer ik wat ik in het landschap heb gezien. Dan vallen de puzzelstukken samen die ik buiten niet zag’, zegt Cools in de documentaire Een zee van vlinders die cineast Richard Dols over hem maakte. Delen van de docu zijn alvast te zien in de expositie, waarin Cools een verslag van zijn natuurprojecten samenbrengt met een artistieke weerslag ervan. Cools, voor wie een kunstenaar per definitie ook onderzoeker is, stelt zich daarbij vragen als: ‘Hoe kunnen we onze cultuur op de natuur afstemmen als we onze manier van leven willen veranderen?’ In die gedachtegang is de bio-industrie al lang een gepasseerd station. Voor het beheerproject Lepidoptarium, een verzonnen woord voor een archief voor kennis over vlinders, zaaide Cools verspreid over Limburg zes velden in waarvan hij de ontwikkeling liet volgen door bijna 100 burgeronderzoekers. Na twee jaar bleek het veld in Maastricht de minste vlinders te herbergen; mogelijk spelen de hoge concentraties fijnstof in die stad daarbij een rol.

Uit het leven van een vlinder bevat ook alledaagse voorwerpen uit het landschapsbeheer; in deze museale opstelling benadert hij ze als ‘readymades’, zoals de ooit beeldbepalende muizenruiters, of als ‘objets trouvés’. Bij de laatste categorie hoort Bakstenen uit een veld, een mozaïek van naast de akker gegooide stenen. Boeren houden niet van stenen in de grond; ze verlagen de opbrengst en beschadigen hun landbouwmachines. Cools keert ook hier het perspectief om: de stenen trekken insecten aan en zorgen voor meer mineralen, waardoor een betere bodemstructuur ontstaat. In het museum herinneren de stenen ons aan een te ver doorgevoerde modernisering van de landbouw, en daardoor de uitputting van de bodem. (WS) Stefan Cools, Uit het leven van een vlinder. Van 21.5 t/m 30.10 in Museum De Domijnen in Sittard. dedomijnen.nl

Stefan Cools, Bakstenen uit een veld (2022). foto ZOUT magazine

This article is from: