Eijsden Margraten Op zoek naar de
contente mens De kracht van een
verhaal
We vinden het hier
geweldig Lezen is geen ziekte
Een trompet heet hier Van Laar Limburgs oudste
koempels
Beter een goede
buur...
Pas op, vallend
gesteente!
1
CITTASLOW
Wegkruis bij Banholt. foto Johannes Timmermans
2
CITTASLOW
Op zoek naar de contente mens
Streekgastronomie, gemeenschapszin en duurzaamheid: ook Eijsden-Margraten haakt aan bij de Cittaslow-beweging. Weg van de dwaze drukte en de zichzelf voorbij hollende mens dus. Maar past een gratis wifi-netwerk daar ook bij? Wordt het getjilp van vogels in het Savelsbos straks overstemd door het gepiep van mobieltjes? door Fons Geraets
A
an ambities geen gebrek in het Gouvernement. Het streven-naar-excellentie leidde de voorbije tien jaar tot tal van ‘targets’: Limburg moest het mekka worden van de toptechnologie, wielersport, paardensport, logistiek, medical science, wat niet al. Daarnaast moest Limburg ook nog eens de “culinaire topregio van Noordwest-Europa” worden. Toenmalige gedeputeerde Jos Hessels had inspiratie opgedaan in Piëmont, de Italiaanse wijnstreek en bakermat van de Slow Food-beweging. “Limburg wordt de smaakmaker van Nederland”, beweerde Hessels in 2010. “De provincie kan die ambitie faciliteren en er ook richting aan geven.” Een jaar later maakte zijn opvolger Mark Verheijen, die gruwt van de beleidsobesitas van het Gouvernement, korte metten met Hessels’ gastronomische begoocheling.
Slow Food kan daar een belangrijke bijdrage aan leveren. Er zijn goede initiatieven zoals natuurvlees van Limousinrunderen, en de poging om de Limburgse vlaai op de lijst van beschermde Europese streekproducten te krijgen.” Nadat de provincie haar handen aftrok van de culinariahype, roken andere partijen hun kans. Zo sleepte Vaals in 2011 het Cittaslow-keurmerk in de wacht met zijn streekproducten, cultuurhistorie en landschapsbehoud. Daarna volgde EchtSusteren en sinds juni 2016 behoort ook Eijsden-Margraten tot het wereldwijde Cittaslow-netwerk. Wie zich de moeite getroost om ruim honderd pagina’s gortdroog ambtenarenproza van het bidbook Feel the History, Discover our Roots (Voel de geschiedenis, ontdek onze wortels) door te spitten, krijgt een goed beeld van de nieuwe koers van Eijsden-Margraten. Wat opvalt is de ecologische bekommernis: stimulering van groene stroom, energiebesparing, aanpak lichtvervuiling, hergebruik regenwater en aanplant van hoogstamboomgaarden. Verder wil Eijsden-Margraten, in 2015 uitgeroepen tot Wandelgemeente van het Jaar, zich profileren als fietsgemeente: rijwielpaden worden opgeknapt, er komen oplaadpunten voor elektrische fietsen, extra fietsenstallingen en er is enthousiasme over de aanleg van een fietsroute
Huidig gedeputeerde Patrick van der Broeck is niet rouwig dat het Piëmont van het Noorden nooit gestalte heeft gekregen. “Je moet Piëmont niet kopiëren, Limburg is Limburg”, vindt hij. Wel is hij van mening dat de Slow Food-filosofie een uitgelezen kans is voor de ‘branding’ van Limburg. “Als je een Hollander vraagt waar hij Limburg mee associeert, krijg je als antwoord: het goede leven, de Bourgondische levensstijl.
3
CITTASLOW
“Niet de kerkleer staat centraal, maar de verbinding vanuit het hart.” over het voormalige tramtracé MaastrichtAken. Ook opmerkelijk: stopzetting van de schaalvergroting in de agrarische sector; alleen kleinschalige landbouw krijgt de ruimte. En de productie en verkoop van lokale producten zoals fruit, jam, stroop, worst en wijn worden gestimuleerd. Het kan Henk Hoogakker, drijvende kracht achter Slow Food-Limburg en het Presidium Limburgse Ambachtelijke Stroop, zeer bekoren. Maar hij wil benadrukken dat het niet alleen draait om onbespoten appeltjes, Limkip (Limburgse kip) en Maastrichtse kalfspastei. “Wezenlijk is de hele infrastructuur: hoogstamboomgaarden, kleinschalige biologische land- en tuinbouw, het cultuurlandschap. Die zijn onderdeel van onze identiteit. En het is een impuls voor het toptoerisme en de regionale economie.”
“W
e willen het Toscane-gevoel in het Heuvelland versterken”, vertelt Dieudonné Akkermans, burgemeester van Eijsden-Margraten, in zijn werkkamer waar het Cittaslowcertificaat aan de muur hangt. “Kunnen we ons onderscheiden met de zachte kanten van onze samenleving? Ik heb dat vervat in de slogan ‘Dichtbij het leven’: respectvol met elkaar omgaan, sociale cohesie, maar ook het klimaatvraagstuk, duurzaamheid en de voedselketen reken ik daartoe. Socioloog Gabriël van den Brink noemt dat ‘eigentijds idealisme’. Neem religie, dat hebben we op een eigentijdse manier nieuwe inhoud gegeven. De Bronk in Eijsden en Gronsveld is uniek. Niet de kerkleer staat in deze processies centraal, maar de verbinding vanuit het hart. Ik wil ook inhaken op het bezinningstoerisme. Hier kom je in een omgeving waar, om het filosofisch te zeggen, de tijd vertraagd is. Waar je nog kunt kuieren, en je gegrepen wordt door landschapsverhalen.” Akkermans bezweert dat niet economische maar idealistische motieven voorop staan. Hem staat “de contente mens” voor ogen. Hij hoopt dat bezoekers niet alleen “ergens zijn geweest”, maar een ontmoeting hebben gehad vol betekenis, die waarde toevoegt. “Eén mooie herinnering doet vele slechte vergeten.”
4
De Zuid-Limburgse città Eijsden-Margraten – 25.000 inwoners, met vijftien kernen, dertien buurtschappen en dertien gehuchten de helft van het Heuvelland – wil zich dus profileren door verstedelijking buiten de deur te houden en de plattelandscultuur te omarmen. Maar wordt het bucolische karakter niet ernstig bedreigd door geluidsoverlast van luchthaven Bierset, stank van de compostfabriek in Lixhe en de gammele kerncentrale in Tihange? Burgemeester Akkermans: “Ja, dat zijn allemaal bedreigende elementen en die moeten ter discussie worden gesteld. Met een actieprogramma moeten we ten strijde trekken.” Hij legt uit dat het vliegtuigkabaal een gevolg is van een luchtruimcorrectie. “Een bestuurlijke dwaling van politiek Den Haag. Al drie jaar zijn we bezig om dat besluit terug te draaien.” En die penetrante geur wordt veroorzaakt door een nieuwe productiestraat. Binnenkort gaat hij samen met de gedeputeerde verhaal halen bij de Waalse autoriteiten. En Tihange? “Als we hier veilig en rustig willen leven, past daar geen kerncentrale bij. Maar ik kan haar niet sluiten.” Voorts is er commotie over het plan om overal in EijsdenMargraten wifi aan te leggen. Sommige inwoners vrezen dat in het Savelsbos het getjilp van vogels wordt overstemd door het gepiep van mobieltjes. “Het is belangrijk voor mensen in nood dat hulpdiensten bereikbaar zijn. Stel je voor dat er iets gebeurt met een agrariër in het buitengebied en er is geen bereik. Dat is een onwenselijke situatie”, reageert de burgemeester. Jos Gadet, stadsgeograaf van Amsterdam, vindt de focus op streekgastronomie, gemeenschapszin en duurzaamheid van de Heuvelland-gemeenten zeer zinvol. Door de aantrekkingskracht van steden “puilen de parken uit, zitten de terrassen vol en moet je tijdig reserveren voor restaurants”. Volgens hem kiezen de stedelingen, als ze er even uit willen, niet langer voor het recreatiegebied dicht bij de stad, maar voor de authentieke cultuurlandschappen. Gadet: “Bij het jaarlijkse vrijetijdsarrangement van de gemiddelde stedeling horen de Waddeneilanden én het Limburgse Heuvelland.”
ERFGOED
De oermoeder en de rest Vroeger woonden er zusters van de Ursulinenorde, nu is het een museum voor twee aparte collecties. Museum het Ursulinenconvent in Eijsden is een toonbeeld van zinvolle herbestemming. door Patricia Pisters
Het eerste museum ter wereld waarin ieder individu iets van zichzelf kan terugvinden. Dat stond Leo Barjesteh voor ogen toen hij in 2013 met zijn plan voor een familiemuseum bij de gemeente EijsdenMargraten aanklopte. Toevallig stond toen net het Ursulinenklooster uit 1849 te koop dat inmiddels dienst had gedaan als meisjesschool, pensionaat, gemeentehuis en bibliotheek. Het voorstel van Barjesteh, die zich veertig jaar had verdiept in het fenomeen familiegeschiedenis, werd zo goed ontvangen dat hij zijn museum in het klooster mocht onderbrengen. “Een perfecte plek”, zegt hij, “niet alleen vanwege de architectuur, de indrukwekkende gevel - uit de school van Pierre Cuypers - en de gebrandschilderde ramen, maar ook vanwege de centrale locatie”. De ambitie om het museum internationaal op de kaart te zetten, leverde hem in 2014 de Innovatieprijs van VVV ZuidLimburg op. Museum het Ursulinenconvent herbergt twee collecties: die van het Internationaal Museum voor Familiegeschiedenis en de collectie Afrika Anders, een herinnering aan het voormalige Afrikacentrum in Cadier en Keer. Afrika Anders is een museum op zich, gevestigd op de tweede verdieping van het klooster, met aandacht voor het Afrikaanse leven van alledag. In het Familiemuseum ligt de focus op de geschiedenis van de universele mens in familieverband. “Het idee ontstond toevallig”, zegt Barjesteh. Na de realisatie van een tentoonstelling over honderd families in Schiedam merkte ik dat bruikleengevers zich zorgen maakten over hun collecties. Zij wilden niet dat ze in de archieven of depots van musea zouden belanden, maar dat ze zichtbaar zouden blijven voor het publiek. “De zoektocht naar mogelijke locaties waar zij hun verzamelingen konden onderbrengen, deed mij beseffen dat er nog geen museum was dat zich uitsluitend op familiegeschiedenissen richt. Daar zag
5
ik een mogelijkheid.” De rondgang in het Familiemuseum start bij de eerste mens en eindigt in het heden. Er zijn ruimtes gewijd aan DNA, heraldiek, iconografie en genealogie. Aandacht voor het Eijsdens verleden is er in de presentaties over de verwantschap die bekende Limburgers hebben met Karel de Grote en over Eugène Dubois, de wetenschapper die Darwins ‘missing link’ ontdekte: de ontbrekende schakel tussen mens en aap. Barjesteh: “Dubois werd geboren tegenover het toenmalige klooster als zoon van een apotheker. Daarnaar verwijst in het museum de farmaciekamer: het interieur van Apotheek Dubois in Eijsden.” Hoewel de basisopstelling van het museum nog in ontwikkeling is, vinden er regelmatig wisseltentoonstellingen plaats. Binnenkort opent er een over de Eijsdense familie Henquet, die in enige generaties verschillende ‘voedingsproducenten’ voortbracht. Centraal staan de stroopfabrikant, bierbrouwer en slager. Ook is er aandacht voor het thema identiteit, gericht op de verschillen en overeenkomsten tussen mensen. Barjesteh illustreert het aan de hand van Eve’s Tree, een kunstwerk van Haseeb Ahmed. “Het stelt Eva voor als de oermoeder van alle levende mensen. Zodoende kan ieder individu ter wereld iets van zichzelf terugvinden in dit museum.” Binnenkort wordt het museum verrijkt met een database van portretten waarin bezoekers foto’s van familieleden wereldwijd kunnen opzoeken – als ze erin zitten natuurlijk. Verdere verdieping voor het museum zoekt Barjesteh door samen te werken met universiteiten en hogescholen. “Als museumdirecteur kun je niet achterover leunen, mensen kunnen hier ook terecht voor familiebijeenkomsten, zoals doop- en communiefeesten, huwelijken en uitvaarten. Voor levensgebeurtenissen van begin tot eind. Het past bij dit museum.” museum.ursulinenconvent.com
foto Familiemuseum
KUNST EN NATUUR
2000 kunstliefhebbers in de velden
Ze is niet meer de invloedrijke galeriehoudster van weleer. Maar de Kunstroute die Wanda Reiff op het Plateau van Margraten organiseert, geeft veel voldoening. Voor veel mensen is het een eerste kennismaking met kunst. “Welke galerie trekt in één weekend zoveel mensen?” door Emile Hollman
Wanda Reiff (l) met kunstenaar Jan Peeters: “Zeg nou zelf, welke galerie trekt op één weekend zoveel mensen?” foto’s Johannes Timmermans
6
KUNST EN NATUUR
I
n 1986 opende de Vlaamse kunstpaus Jan Hoet de galerie van Wanda en Wim Reiff aan de Rechtstraat in Maastricht. In de tien jaar daarvoor hadden ze een naam in de kunstwereld verworven met hun galerie in het Zuid-Limburgse Aalbeek. In Maastricht pakten ze op vier etages uit met werk van de Duitse kunstenaar Martin Kippenberger.
zou worden en daarna nog heel lang in soortgelijke angst dat de prijzen zouden kelderen. Niks voor mij. Ik vond Beuys, lach niet, integer. Ze noemen hem een sjamaan, maar ik geloofde echt dat hij dingen kon veranderen. Hij ging op zijn manier de kunstgeschiedenis te lijf.” Een echtscheiding luidde het einde van de galerie in, en uiteindelijk vestigde ze zich in het buurtschap Wolfshuis op het Plateau van Margraten. Daar ging ze vrolijk door met wat ze niet kan laten: kunstenaars een kans geven hun werk te laten zien. Ze kan niet zonder. Nog steeds trekt ze er elke woensdag op uit om een museum of atelier te bezoeken. Een huis zonder kunst noemt ze een blotebillenhuis. “Ik ben geen verzamelaar hoor, ik heb met mezelf een afspraak: alles wat ik gekregen heb, mag ik houden.” Jaarlijks hoogtepunt is de Kunstroute (afgelopen jaar alweer de elfde) die start bij haar woning in Wolfshuis en in een lus van tien kilometer voert langs tal van expositieplekken en kunstenaarsateliers. Gedragen door de bewoners van de ongeveer tien huizen die Wolfshuis telt, én haar dochter Annette. Tien jaar lang organiseerde ze het evenement met 1500 euro subsidie, sinds dit jaar is er een stichting, en leggen gemeente, provincie en het Elisabeth Strouven Fonds samen 5000 euro in. Een kleine tweeduizend mensen trokken afgelopen zomer door de velden, te voet, per fiets, met een pendelbus van de ene kunsthalte naar de andere. Kunstenaars als Henk en Micha Speth, Ton Slits, Natascha Rieter, Hans Bekkers en Lou in de Braekt gooien hun deuren open om het werk van collega-kunstenaars te ontvangen, de afgelopen editie was het kunstenaarsechtpaar Fransje Killaars en Roy Villevoye onder de genodigden. Wanda Reiff presenteerde hun werk al toen ze nog jong en veelbelovend waren. Nog steeds, na al die jaren, komen de kunstenaars, vaak van heinde en verre, om te exposeren, ook in lastige plekken als schuren en molens. Waarom eigenlijk? Wanda Reiff: “Ze verkopen niks, ze moeten hun werk zelf komen brengen en ophangen, maar ze vinden het een feestje. Het is een mooie plek en iedereen is ontspannen. En zeg nou zelf: welke galerie trekt in één weekend zoveel mensen?” Wat ze natuurlijk niet van zichzelf wil zeggen is dat veel kunstenaars komen voor haar. Omdat ze kunstenaars in bescherming neemt en hen uitdaagt in contact te treden met het publiek. Vooruit dan: “Ik denk dat ik kunst toegankelijk kan maken.”
Zes jaar lang bestierden de Reiffs ook een galerie aan de Amsterdamse Herengracht, later aan de Lauriergracht. Het waren de hoogtijdagen van Wanda Reiff als galeriehoudster. De kunstenaars die ze toen aan zich bond, komen nog altijd graag naar de Kunstroute die ze elk jaar op het Plateau van Margraten organiseert. Ook al zijn sommigen grootheden geworden, zoals Marlene Dumas en de Franse kunstenaar Christian Boltanski, die Reiff als eerste bracht. Hoewel Wanda Reiff (Poederoijen, 1939) niet durft te denken aan een leven zonder kunst en kunstenaars, relativeert ze haar eigen rol met smakelijke anekdotes. Zoals die over Martin Kippenberger die bij een tentoonstelling voor de vuist weg informeerde waar de lijsten van zijn werk waren gebleven. “Wo sind meine Rahmen?” “Er waren geen lijsten bij”, gaf Wanda Reiff terug. Om vervolgens te horen dat al die gezeefdrukte kartonnen stroken karton om het werk, waarbij ze de grote aantallen gebruikte nietjes had vervloekt, tot het werk behoorden. “Dat was hét moment waarop ik dacht: ik wil verdwijnen en nooit meer terug komen. Maar Kippenberger zag de ontzetting in mijn ogen en maakte er geen probleem van. Gekke man hoor, hij erfde geld van zijn moeder en kocht er een tankstation in Zuid-Amerika van.” Met een grote glimlach op haar lippen vertelt ze hoe ze voor spießbürgerlich, een trut, werd uitgemaakt door een van de Neue Wilde, een Duitse kunststroming uit de jaren tachtig. De kunstenaar dweepte met nazisymbolen om discussie op gang te brengen, maar daar had Reiff geen trek in. Onder het motto ‘Baas in eigen galerie’ kon hij vertrekken. Dan maar een burgerlijke trut. Reiff beleefde avonturen met de Amerikaanse kunstenaar William Wegman in Los Angeles, met kunstenaar Lydia Schouten in Japan en ja hoor, het verhaal over het frietbakje van Joseph Beuys wil ze nog wel eens vertellen. “Ik weet nog steeds niet hoe ik het durfde en hoe ik het overleefd heb, maar Wim had een plastic frietbakje van Beuys gekocht dat ik in Keulen met hoed en handtekening verkocht voor tienduizend dollar. Er werden achterlijke prijzen voor zijn werk betaald. Ik leefde een week in doodsangst dat het geld niet overgemaakt
7
HERINNERINGSCULTUUR
Bij alle 8301 kruisen op de Amerikaanse begraafplaats in Margraten hoort een verhaal. Maar dat moet steeds opnieuw verteld worden, zegt schrijver Jacques Vriens tijdens een wandeling langs de graven. door Emile Hollman
De kracht van een verhaal
“I
vader rommelde een beetje met spullen voor onderduikers, ze waren geen verzetshelden hoor. Ik moet je eerlijk zeggen dat het jaren heeft geduurd eer ik voor het eerst in Duitsland op vakantie ging. Eigenlijk pas een jaar of tien geleden. Ontzettend stom natuurlijk. Want wat een mooi land en wat een aardige mensen. Ergens heeft er iets in mijn achterhoofd gezeten dat Duitsers niet deugen. Daarna zijn we nog een paar keer terug geweest, bij wijze van Wiedergutmachung. Mijn interesse in de geschiedenis is groot. Ik wilde altijd nog eens een boek schrijven over de Tweede Wereldoorlog. Maar ja, er was al zoveel over geschreven, ook voor kinderen. Dus hoe doe je dat, hoe pak je dat aan? En dan was er nog het prachtige boek Boris van Jaap ter Haar, van eind jaren zestig, over een jongen in Leningrad, de stad is omsingeld door de Duitsers - daar heb je ze weer. Er worden brandbommen op de stad gegooid en hij zit daar met zijn vriendinnetje Nadja. Zij overleeft het niet door de honger. Ik stond in die tijd nog voor de klas. Er waren nog geen griffels voor het beste jeugdboek, maar Boris was bestemd om uitgeroepen te worden tot het beste kinderboek. Alleen waren er enkele juryleden, heb ik van een ander jurylid gehoord, die daar fel op tegen waren omdat er een goede Duitser in dat boek voorkomt. Dat geloof je niet hè, maar het
k zat in Helmond op school bij de broeders van de onbevlekte ontvangenis van Maria. Geestig, op de gevel stond: De broeders van de onbevlekte ontvangenis. Ik dacht: wat ís dit? Bleek dat ‘van Maria’ er niet meer op paste. Een keer per jaar gingen we op schoolreisje en zo kwam ik voor het eerst op de Amerikaanse begraafplaats in Margraten. Ik was een jaar of tien, het zal in 1956 zijn geweest. Ik heb mijn kleinkinderen deze plek laten zien, heb er een boekje over geschreven en de verfilming van mijn boek Oorlogsgeheimen is hier vertoond. Die kwam wel binnen kan ik je zeggen, met al die jongens achter ons. Die eerste keer ontroerde me vooral omdat de broeder die ons begeleidde heel goed kon vertellen. Hij vertelde met een snik in zijn stem en daar was ik vatbaar voor. Ik ontdekte wat de kracht van een verhaal kan zijn. Al die kruisen zijn overweldigend. En toch zag ik mijn kleinkinderen er een beetje wazig naar staren. Totdat je dus gaat vertellen. De broeder maakte het spannend. Er kwamen beelden bij die betekenis kregen. In 1956 was de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog nog vers. Mijn ouders waren fel anti-Duits, ze hadden geen vreselijke dingen meegemaakt maar wel die spanning. Mijn
8
HERINNERINGSCULTUUR
Schrijver Jacques Vriens: “Gesneuveld voor de vrijheid ja, maar wat is dat eigenlijk, vrijheid?” foto Richard Stark
9
HERINNERINGSCULTUUR
Maar het intrigeerde me enorm en daar is Oorlogsgeheimen uit voort gekomen. Ik wil heel dicht bij de emotie van kinderen komen. Oorlog is afschuwelijk. Het boek gaat over vooroordelen en geeft aanleiding om te praten over de democratie.
is echt zo. Heb ik later nog eens bij Jaap ter Haar gecheckt. Ik dacht: moet ik dit als schrijver nog beter doen of zo? Moet ik nog over de Jodenvervolging en de hongerwinter schrijven? Toen ik zeventien jaar geleden in Zuid-Limburg kwam wonen, ben ik me gaan verdiepen in de geschiedenis van de streek. Zo kwam ik erachter dat hier verhoudingsgewijs veel NSB’ers woonden. Bijna veertig procent van de stemmen haalde de partij hier. Niet dat iedereen zo fanatiek was, maar er zaten wel degelijk verraders tussen. In Eijsden had je een verzetsgroep die Engelse piloten de grens over smokkelde onder een lading fruit bestemd voor de markt in Luik. De Duitsers infiltreerden en rolden de groep in één keer op. Er zijn mensen gefusilleerd, het monument op de Vroenhof refereert daar nog aan. Ook waren er in Zuid-Limburg joodse kinderen uit Amsterdam ondergedoken. Ik dacht: verrek, dat allemaal in een kleine gemeenschap. Dan stel ik mij als schrijver de vraag: Wat betekent dit voor een kind als je daarin opgroeit? Wat krijg je ervan mee? Hoe beleef je dat? Ik nodigde vier mannen uit Gronsveld uit om over de oorlog te vertellen. Koffie, vlaai, jenevertje erbij. ‘Nou meneer Vriens’, zeiden ze, ‘die oorlog, daar weten we niks meer van.’ Toen heb ik nog twee vragen gesteld en gingen ze helemaal los. Het ene verhaal na het andere. Ook over de NSB, hoewel dat een heel gevoelig onderwerp is. Er bleek veel onvrede. Boeren mochten bijvoorbeeld hun eigen melk niet meer verkopen, die ging naar de melkfabriek; er was ruzie in de harmonie; gedoe over een schoolhoofd, er waren veel ongenoegens. Je ziet het nu ook: als mensen boos zijn, uiten ze dat via de politiek. Nogmaals: niet iedereen was een verrader. Er waren meelopers en lui die hartstikke fout waren.
Deze begraafplaats is een plek waar je niet omheen kunt. Ik heb er al eens een boekje over geschreven: Het geheim van opa. Ik vertel over de Amerikaanse officier die op zoek was naar een plek waar hij alle slachtoffers kon bergen. Hij ging met zijn verzoek naar de gemeente en vervolgens moesten alle boeren als de wiedeweerga hun aardappels uit de grond halen omdat de vrachtwagens al in colonnes kwamen met opgestapelde lijken. Het waren trouwens zwarte jongens die de lijken begroeven, die mochten niet meevechten omdat ze niet werden vertrouwd. Die sliepen nota bene in Gronsveld in de school. Dat heb ik ook in Oorlogsgeheimen gebruikt, al weet ik niet of ik erbij heb geschreven dat ze op het kerkhof werkten. Ook zo’n krankzinnig verhaal: voordat ze naar de begraafplaats in Ysselsteyn werden overgebracht, lagen hier ook Duitse soldaten. Er stond een bordje bij: dead enemy. Zodat men zeker wist dat ze ook echt dood waren. De Zuid-Limburgse dorpen waren erg naar binnen gericht. Ik vraag me af of ze wisten wat hier op deze begraafplaats, enkele kilometers verderop, aan de hand was. Dat hier duizenden jongens werden begraven die vaak nog bevroren werden aangevoerd. Op deze begraafplaats liggen heel veel verhalen, maar de informatie die je krijgt, is vrij summier. Zeker voor de generatie van nu lijkt het me harstikke belangrijk als er meer verhalen worden verteld. Waarom zijn deze jongens gesneuveld? Ja, voor de vrijheid, maar wat is dat eigenlijk?”
Bezoekerscentrum De Amerikaanse overheid, eigenaar van de begraafplaats in Margraten, laat onderzoeken hoe een nieuw op te richten bezoekerscentrum eruit zou moeten zien. Nadat de grote begraafplaats in Normandië (twee miljoen bezoekers per jaar) een groot centrum heeft gekregen (kosten: 33 miljoen euro), zijn de kleinere memorial centers aan de beurt. Met zo’n 150.000 tot 200.000 bezoekers per jaar is Margraten na Normandië de beste bezochte Amerikaanse begraafplaats in Europa. Volgens Frenk Lahaye, plaatselijke medewerker van de American Battle Monuments Commission, zijn de Amerikanen tot dusver erg terughoudend met informatie omdat ze graag de regie willen houden en hun eigen verhaal willen vertellen. Lahaye hoopt dat de Amerikanen, die jaarlijks twee miljoen euro uittrekken voor het beheer van het 26,5 hectare grote terrein, een nieuw bezoekerscentrum mee zullen nemen in het volgende meerjarenplan. Dat wordt dit najaar vastgesteld. “Waarschijnlijk hebben we binnen vijf jaar een bezoekerscentrum, maar hoe groot dat gaat worden, met welke inhoud en waar dat precies komt, wordt eerst onderzocht. Nu we langzaam de generatie verliezen die de oorlog heeft meegemaakt, zien we het ontbreken van een bezoekerscentrum als een gemis. Daar denkt de Amerikaanse directie gelukkig net zo over.”
10
VAKMANSCHAP
We vinden het hier geweldig Het eeuwenoude vakwerkhuis, vaste prik in de nostalgisch-toeristische plaatjes van Zuid-Limburg, maakt een voorzichtige comeback. Monique en Frank Radder lieten een eigentijds vakwerkhuis bouwen en genieten elke dag. “Hij heeft wel duizend keer gezegd: ‘Als je niet tegen kieren, reten, kraken en piepen kunt, moet je het niet doen.’” door Wido Smeets
11
Aannemer Chris Drijvers (l) en Frank Radder. foto Zuiderlucht
VAKMANSCHAP
Een jaar of vijf geleden kreeg aannemer Chris Drijvers uit Margraten bezoek van Monique en Frank Radder, zijn overburen aan de rand van bedrijventerrein Aan de Fremme. Ze hadden eindelijk toestemming om een woonhuis te bouwen naast hun bedrijf, een kwekerij van biologische kruiden, en hadden een architect ingehuurd. Aanvankelijk ging hun voorkeur uit naar een jaren dertig retrowoning. Architecte Sandra WigmansPustjens van SATIJNplus kwam met foto’s en schetsen, een ervan was gebaseerd op het Duitse Huf Haus: een houtskeletbouw met gevels van glas. Dat laatste beviel vooral Monique Radder (51) niet: “Ik ga niet in een aquarium wonen.” Maar zo’n houten constructie vond ze wel wat. Toen de architecte vervolgens een moderne variant van een vakwerkhuis tekende, was ze verkocht. Na enige aarzeling volgde ook haar man Frank. Dat het echtpaar Chris Drijvers zou vragen voor de uitvoering, lag voor de hand, als aannemer is hij gespecialiseerd in restauratiebouw. Tientallen vakwerkhuizen heeft hij in de loop der jaren opgeknapt, maar hij wilde meer. Ooit wilde hij een nieuw vakwerkhuis bouwen. Dat viel niet overal in goede aarde. “Dat mag niet, hè, iets van vroeger bouwen. Dat heet al gauw geschiedvervalsing. Ik vind juist dat je bestaande technieken moet doorontwikkelen.” Op advies van Drijvers werd de term vakwerkbouw bij de vergunningaanvraag gemeden; onder de noemer houtskeletbouw verliep de voorbereiding vrij soepel. “We hebben eigenlijk alleen een paar ramen moeten vergroten door de borstwering weg te halen”, zegt Frank Radder (53). Hij roemt de flexibiliteit bij de begeleidende ambtenaar, ook tijdens de bouw. Die was in minder dan een jaar gepiept. “Op 31 januari begonnen ze te graven, op 14 november trokken we erin”, zegt Monique Radder de data weet ze uit haar hoofd. Ze laat foto’s zien waaruit blijkt dat het skelet van eikenhouten balken al na één dag rechtop stond. “Gelukkig wel”, lacht Chris Drijvers, “de tranen waren zo goed als op”. “Bij elke nieuwe balk die gelegd werd, stond ik de huilen”, bevestigt Monique, “zo mooi vond ik het.” Vandaag staat het huis, met een wilde tuin vol kruiden aan voor- en achterkant, te pronken in de najaarszon. De reacties, zeggen de Radders, zijn op te delen in twee kampen: mensen vinden het prachtig, of ze vinden het vreselijk. Monique, verwijzend naar de ecologische paraplu met de zonnepanelen, die
zich als een soort klimrek om het huis vouwt en die elke dag voor een ander spel van licht en schaduw zorgt: “Sommigen vragen wanneer de steigers nu eens eindelijk worden weggehaald.” De bouw slokte grofweg zestig kuub eikenhout op en twintig kuub leem. De twintig centimeter dikke buitenmuren zijn gemaakt van stro, leem, kalk, koeienpis en een vlechtwerk van eikentakken; de chemische verbinding tussen kalk en koeienpis maakt het eindresultaat keihard. Omdat de eiken balken, en daarmee de muren, niet dikker zijn dan twintig centimeter, is er geen ruimte voor een spouwmuur. De isolatie komt van houtvezelplaten die in de wanden zijn verwerkt. Hoewel het huis buiten de iso-regels valt, wordt in de 1200 kuub (bruto) metende woning minder verstookt dan in een regulier huis met dezelfde inhoud. Chris Drijvers: “In een huis met wanden van betonblokken blijft het langer vochtig. In beton zit geen buffer, zoals in leem en hout. Hier ademen de wanden mee met de wisseling van de temperatuur.” Wat ook helpt, zegt Frank, is dat het dak is geïsoleerd met een 15 cm dikke laag cellulose van vermalen krantenpapier. Chris: “In Scandinavië is dat heel gewoon. Niets houdt de warmte zo goed vast als een krant onder de trui.” Dat de woning nog (net) niet energieneutraal is, is een kwestie van tijd, zegt Frank. “Het aantal zonnepanelen op het dak moeten we nog verdubbelen, en er moet nog een warmtewisselaar komen. Als er weer centjes zijn.” Monique: “We hebben geen gasaansluiting, in de kelder staat een palletkachel. Hier beneden hebben we vloerverwarming, boven staan twee radiatoren. Dat is het.” Tijdens een rondgang door het huis wijst Monique op kieren tussen muren en balken. Af en toe moet er een deur worden bijgeschaafd, zegt ze kwiek. Chris: “Na drie jaar zijn de balken uitgewerkt, maar er zal altijd iets van beweging blijven. Bij een houten huis moet je er rekening mee houden dat het dan zo’n twaalf centimeter kleiner is dan bij de oplevering.” De Radders halen er de schouders bij op, ze wisten waar ze aan begonnen. Monique: “Vooraf heeft Chris wel duizend keer gezegd: ‘Als je niet tegen kieren, reten, kraken en piepen kunt, moet je het niet doen.’” Frank: “Het is het allemaal reuze meegevallen. Het hoort er bij.” Chris, met gefronste blik: “De scheuren in bad- en slaapkamermuur kom ik binnenkort herstellen. Daar kan ik toch niet zo goed tegen.” Monique: “We vinden het hier geweldig.”
12
VAKMANSCHAP
Slow building Wanneer werd het laatste klassieke vakwerkhuis in Zuid-Limburg gebouwd? Aannemer Chris Drijvers: “Ergens in 18-zoveel, denk ik”. Misschien weet Coen Eggen een nauwkeuriger antwoord. Van hem verscheen eerder dit jaar het boek Vakwerkbouw. 600 jaar bouwen met hout en leem in Zuid-Limburg en omstreken. Eggen, die het vakwerkhuis van de Radders op de valreep opnam in zijn naslagwerk: “Het toeval wil dat je vanuit hun huis het laatste vakwerkgebouw in Limburg bijna kunt zien. Aan de rand van Ingber staat een schuur die rond 1910 is uitgevoerd in naaldhout, met vlechtwerk en stroleem. Een prachtige bouw die desondanks gesloopt zal worden als de boer toestemming krijgt voor een functioneel stalgebouw.” Het boek heeft veel reacties opgeleverd. Architecten, leembouwers, houthandelaren, timmerlieden en anderen meldden zich, met het door de auteur gemunte ‘slow building’ als katalysator. Eggen: “Ineens zag je de nekken omhoog gaan.” De vraag naar ecologisch bouwen stijgt, al hebben overheden het er nog moeilijk mee. “In het algemeen zijn ze conservatief, weinig innovatief en bang”, zegt Eggen. “Maar het gaat er komen. In Lent, bij Nijmegen, is een volwaardig wooncomplex in vakwerk met stroleem - en dan zonder dat verrekte bakstenen schilletje.”Tegelijkertijd waarschuwt hij voor wat hij als “historiserende prut” omschrijft. “Het moet geen Anton Pieck worden, maar goede hedendaagse architectuur. Ook bij het huis van de Radders zijn wel kanttekeningen te maken, maar daar wordt gelukkig wel van geleerd.”
13
foto Zuiderlucht
GROTE EN KLEINE BIEB
Na een pittige bezuinigingsoperatie maken de bibliotheken in Eijsden en Margraten zich op voor de toekomst. Zo is er onlangs een multitouch-tafel aangeschaft. “Een bibliotheek is niet alleen maar een kast met boeken.” door Emile Hollman
Lezen is geen ziekte D
e bibliotheek van Eijsden is gevestigd in een multifunctioneel centrum in de nieuwbouwwijk Poelveld die nog niet is afgetimmerd. Het is de plaats waar Carin Klompen, directeur van de Heuvellandbibliotheken, tal van organisaties heeft uitgenodigd om te horen of en hoe ze zouden kunnen samenwerken. “We meten de kwaliteit van de bibliotheek niet af aan het aantal strekkende meters boeken”, legt wethouder Jo Bisscheroux, ook aanwezig, uit. De bibliotheek anno 2016 is, zo blijkt, vooral een ontmoetingsplek waar je óók boeken, cd’s en dvd’s kunt lenen. Een week eerder ontmoetten we Carin Klompen in de bibliotheek van Valkenburg; het had ook in Centre Céramique in Maastricht kunnen zijn waar ze hoofd is van de Stadsbibliotheek. Op de eerste verdieping is een tentoonstelling van de plaatselijke kunstkring die zich heeft laten inspireren door dichter Jan Hanlo. Valkenburgse scholieren beschilderden bovendien een motor; Hanlo, de man achter gedichten als Oote, Hond met bijnaam Knak en Ik noem je bloemen etc. verongelukte op zo’n ding in 1969 op de Rijksweg in Berg en Terblijt. De tentoonstelling laat perfect zien welke rol de bibliotheken in het heuvelland zichzelf toedichten. Ze willen veel mensen over de vloer halen door ze een ontmoetingsruimte te bieden en ze zo met elkaar in contact te brengen. Als het even kan via de literatuur, maar dat hoeft dus niet per se. Sterker nog, in Eijsden zijn de geachte aanwezigen vooral op de plek afgekomen. Een bibliotheek is laagdrempeliger dan een zorginstelling dus is de verwachting dat mensen er eerder binnenlopen voor informatie, hulp of
14
een bemoedigend woord. Welzijnsinstelling Trajekt is aanwezig, een school, MIK kinderopvang, het Groene Kruis, zorgverlener Envida, de vrouwenclub van Eckelrade, een contactgroep dementie en de stichting Eijsdens Verleden die een collectie foto’s (12.500 stuks) en boeken (150 stuks) beheert. Hier lijkt de match snel te maken met de bieb; niet dat de boeken er mooi ondergebracht kunnen worden, daar trekken beide partijen niet aan, maar meer door gebruik te maken van elkaars communicatiekanalen. Niet alleen in Eijsden, ook in Margraten zit de bibliotheek sinds een paar jaar samen met de school onder een dak. Ook in de dorpsscholen van de gemeente wil de bibliotheek een vaste plek. Die wisselwerking met de scholen is van groot belang, legt Carin Klompen uit. “Het is een goede manier om kinderen aan het lezen te krijgen.” Ooit had elke school een eigen bieb, maar daar kwam nogal de klad in. Vandaar dat ‘de grote bieb’ die zorg naar zich toetrekt. Klompen: “De bibliotheek is niet alleen maar een kast met boeken, we bieden een ruime en frisse collectie nieuwe boeken voor de kids, geen afgeleefde zooi bedoel ik dan, en goed ingericht. Er zijn iPads en er is een leesconsulent die kinderen en leerkrachten begeleidt bij het lezen. We monitoren het lezen van de kinderen.” Zoals ze het formuleert, lijkt lezen wel een ziekte. Klompen lacht. “Nee hoor, het is preventie, we proberen het lezen alleen maar leuk te maken.” Ze betwijfelt trouwens of kinderen minder lezen dan vroeger. Wel maakt ze zich zorgen over laaggeletterdheid. Die schommelt in Nederland rond de twaalf procent, ruim de helft daarvan is autochtoon. Eijsden scoort op dat vlak iets lager dan het landelijk gemiddelde maar Vaals, Valkenburg en Maastricht scoren hoger. Volgens
GROTE EN KLEINE BIEB
De collectie De bibliotheken in Eijsden en Margraten hebben 3.683 leden (op een inwoneraantal van 25.000). De collectie bevat 43.000 items, de gezamenlijke collectie van de Heuvellandbibliotheken (inclusief Vaals en Valkenburg) is 100.000 banden groot. De leden van de Heuvellandbibliotheken kunnen met hun bibliotheekpas ook terecht in de Stadsbibliotheek Centre Céramique Maastricht. Het exploitatiebudget bedraagt 350.000 euro, inclusief huisvestingskosten. Daarvan is 325.000 euro subsidie en 25.000 euro eigen opbrengsten.
Beeld van de dichter Jan Hanlo in de bibliotheek Valkenburg. foto Frans Laeven
om historische feiten van Eijsden te presenteren samen met het Familiemuseum van Eijsden.” Stel je zou het boek Helden van de Spaanse schrijver Ray Loriga willen lezen, de Nederlandse vertaling stamt uit 1995. Hoe groot is de kans dat je er nog aankomt in de bibliotheek? Klompen beslist: “98 procent. Als het niet in Maastricht of Heuvelland te vinden is, dan vast wel in een andere Nederlandse bibliotheek. Alles is gedigitaliseerd, zo’n boek is zo gevonden. We hebben een uitgekiend chauffeursnetwerk, de boeken worden via vaste routes rondgereden, elke morgen als ik op mijn werk kom, staat er een mand met boeken die door leden zijn besteld.” Gaat het goed met de bieb? “We proberen aan te sluiten op trends, op de lokale situatie, proberen aantrekkelijk te zijn voor iedereen. De bibliotheek is een plek waar mensen lekker kunnen verblijven, waar ze iets kunnen beleven en waar je kunt werken of studeren.” Zal de bieb ooit verdwijnen? “Dat wordt zo vaak geroepen, dat zeggen ze ook van het boek. Ik denk dat de bieb steeds meer een ontmoetingsplek wordt om uiteenlopende informatie te krijgen. “Mensen hebben behoefte aan een veilige plek waar ze ervaringen en kennis kunnen delen.”
Klompen kan een kwart van de vmbo-scholieren onvoldoende lezen. Lezen is dus al lang niet meer de enige taak voor een bibliotheek. Het is vooral de ontmoetingsfunctie die wordt ontwikkeld. De bibliotheek biedt tablet cafés, tik- en klikcursussen, culturele activiteiten, hulp bij de belastingaangifte of het aanvragen van DigiD. En daar kunnen in Eijsden en Margraten dus nog heel veel functies bijkomen. Tot genoegen van wethouder Bisscheroux, die toezegt mee te helpen om meer schrijvers naar de bibliotheken te krijgen. De Heuvellandbibliotheken zijn de laatste jaren behoorlijk kortgeknipt, vooral nadat de provinciale subsidie wegviel. De instellingen in Vaals, Valkenburg, Eijsden en Margraten (Gulpen en Meerssen houden hun eigen bibliotheek open) moeten het samen doen met precies 3 fte, er werken zes mensen. Daarmee zijn ze bijzonder afhankelijk van meer dan zeventig vrijwilligers. Samen met hen wil Klompen de bibliotheken zoveel mogelijk open houden, ook in de avond en het weekend. Maar hoe zit het nou met de boeken? “Boeken is onze business. De boeken staan in de kast en die hele infrastructuur hebben we goed op orde. Dat gaat bijna vanzelf, vandaar dat we ons richten op de bezoekers. We hebben in Eijsden een multitouchtafel gekocht, bijvoorbeeld
15
AMBACHTELIJKHEID
Geen trompet
maar een Van Laar
Hub van Laar. foto Moniek Wegdam
Hub van Laar bouwt trompetten en bugels. Zijn naam is onder koperblazers over de hele wereld een begrip. “De mensen komen hier niet voor een trompet, maar voor een Van Laar. Ze willen mij graag persoonlijk zien.” door Duncan Liefferink
I
n Japan houden ze ieder jaar een Van Laar-dag. Bespelers van een instrument van Hub van Laar trekken dan naar Tokio, er zijn optredens en Hub van Laar is er zelf ook, elk jaar weer. “Mooi hoor!” glundert Van Laar. “Al die Japanners die voor je buigen. Dat gaat daar heel anders dan hier.” Hub van Laar (Sibbe, 1964) bouwt trompetten en bugels. Afhankelijk van het type staat de bugel ook wel bekend als flügelhorn. In de wereld van de koperblazers is Hub van Laar een begrip. Zijn website staat vol met beroemdheden uit klassiek, jazz en pop die zweren bij hun Van Laar. Hij weet zelf niet eens hoeveel symfonieorkesten gebruik maken van zijn instrumenten. Horen we een onovertroffen Mahler of Bruckner door het Concertgebouworkest, dan horen we Van Laar. Zo’n reputatie opbouwen, denk je, daar heb je minstens honderd jaar voor nodig. Maar nee, Hub van Laar en zijn partner Heidrun Jöchner richtten hun bedrijf op in 1990. Hoe ging dat? Zat het bouwen van muziekinstrumenten in de familie? Hub van Laar: “Nee, ik kom uit een familie van smeden en mijnwerkers. Maar toen ik een jaar of tien was, wist ik al dat ik trompetten wilde bouwen. Jaja, kreeg ik dan te horen, laat die Hub maar kalle. Maar ik heb het wel gedaan!” Hoe dan? Er is vast geen school voor trompettenbouwers. “In dienst kwam ik bij de militaire kapel terecht. Daar ben ik
begonnen met het repareren van instrumenten. Daarna ben ik op zoek gegaan naar een stageplaats in Duitsland. Dat viel nog niet mee. Ik heb wel drie keer heel Duitsland afgereisd, van Flensburg tot München. Uiteindelijk vond ik een plek in Stuttgart. Daar ben ik drie jaar gebleven en heb ik het vak geleerd. Toen nog een jaar in Amerika om te kijken hoe ze het daar doen. En in 1990 zijn Heidrun en ik in Margraten begonnen.” Waarom Margraten? Stellig: “Dat is toeval. Mijn hele familie woont in deze omgeving en hier was een pand beschikbaar. Maar eigenlijk ligt Margraten heel gunstig: er zijn zes vliegvelden op een uur afstand. Internationale klanten zijn hier zó, vanuit Parijs nemen ze de Thalys en zijn ze er in een paar uur!” Maar u had toch niet meteen internationale klanten? “Nee, we zijn begonnen als reparatiebedrijf. We deden onder meer het onderhoud voor een aantal harmonieën en fanfares. Alles: trompetten, saxofoons, zowel hout als koper. Maar ik wilde toch liever zelf bouwen. Daar zijn we in de loop van de jaren negentig mee begonnen en toen hebben we ons ook gespecialiseerd in kleinkoper: trompetten en bugels.” Waarom nu net trompetten en bugels? Over die vraag moet Van Laar even nadenken. “Ik speel zelf trombone. Die moet je dan juist niet gaan bouwen. Dan
16
AMBACHTELIJKHEID
Eric Vloeimans speelt op een Van Laar trompet. foto Natalia Kepesz
maak je alleen iets waar je zelf op wil spelen. Je moet kunnen luisteren naar de klant en maken wat die wil.” Bouwen is één ding, verkopen is een tweede. Hoe hebt u in zo korte tijd zo’n naam opgebouwd? De markt wordt overspoeld met muziekinstrumenten uit Japan en Korea. Hebt u geen last van die concurrentie? Na een stilte en een lach: “Nee, dat is geen concurrentie. Als je in Europa wil overleven met een bedrijf als het onze, moet je kwaliteit leveren. Dat weet iedereen en dat doen we. Wij hebben het hele productieproces in eigen hand. We kunnen het instrument aanpassen aan persoonlijke wensen. Die kwaliteit en die service kunnen zulke grote bedrijven niet bieden. Nee, mijn enige zorg is dat ik een lange wachtlijst heb. Daarvan lig ik wakker.” Met een brede grijns: “Koperblazers zijn ongeduldige mensen.” Sinds 2010 hebt u ook een vestiging in Duitsland. Waarom? “Een aantal jaren geleden hadden we een probleem met de levering van ventielen. Zonder goede ventielen kun je geen trompet bouwen, dus hebben we besloten ze zelf te gaan maken. Dat doen we in Markneukirchen, vanaf november dit jaar in Klingenthal, in het zuidoosten van Duitsland, vlakbij de Tsjechische grens. Er wordt wel eens gedacht dat we vanwege de kosten naar Duitsland zijn gegaan, maar dat is niet zo. In Nederland kun je de vakmensen niet meer krijgen. Het lijkt wel alsof iedereen tegenwoordig een
hogere opleiding heeft, iedereen wil manager worden. In de streek rond Markneukirchen worden van oudsher violen en blaasinstrumenten gebouwd en heb je die vakmensen nog wel. Op dit moment maken we de meeste onderdelen in Duitsland. In Margraten zetten we ze in elkaar en werken we ze af. Ook research en ontwikkeling doen we hier.” Van Laar Trumpets & Flugelhorns telt nu zo’n vijftien medewerkers, verdeeld over beide vestigingen. Samen bouwen ze gemiddeld één trompet of bugel per dag. Er is een dealernetwerk dat tien landen en drie continenten omvat. Van Laar probeert ze allemaal minstens eens in de twee jaar te bezoeken – Japan met zijn jaarlijkse Van Laar-dag krijgt een voorkeursbehandeling. Over managers en vakmensen gesproken: u bent begonnen als vakman, het bedrijf is steeds groter geworden, hoe voorkomt u dat u zelf alleen nog maar manager bent? “Zonder Heidrun zou het niet lukken. Zij zorgt voor het zakelijke deel: de organisatie, de financiën. Daarnaast helpt het dat ik maar vier, vijf uur slaap per nacht nodig heb. Als ik niet op reis ben, sta ik van zes tot tien ’s ochtends in de werkplaats en dan weer vanaf het eind van de middag tot in de avond. De rest van de tijd ben ik er voor de contacten en de klanten. De mensen komen hier niet voor een trompet, maar voor een Van Laar. Ze willen mij graag persoonlijk zien.” vanlaartrumpets.nl
17
ARCHEOLOGIE
Limburgs oudste koempels
De eerste mijnbouw in Nederland vond 6000 jaar geleden plaats tussen Rijckholt en Sint Geertruid. Daar trokken de eerste koempels de Savelsberg in om vuursteen te winnen. Nu wil Staatsbosbeheer de mijn sluiten. “Het onbegrip voor het verleden is in Nederland sterker dan elders.” door Paul van der Steen
Z
ware deuren geven toegang tot een op het oog weinig spectaculaire bakstenen gang onder het Savelsbos tussen Rijckholt en Sint Geertruid. Pas na binnengaan wordt duidelijk wat hier aan buitengewoons te zien is. Om de zoveel meter bieden vensters aan de zijkanten een blik op schachten en galerijen die soms bijna zesduizend jaar geleden werden uitgehouwen voor het winnen van vuursteen. Tot twaalf meter onder de grond werkten de ‘koempels‘ van toen met hooguit wat daglicht en met enkel hertshoorn, schouderbladen, middenvoetsbeentjes en eerder gewonnen vuursteen als gereedschap. Het waren zogezegd primitieve arbeidsomstandigheden. Toch vindt de gids van dienst, ingenieur en natuurwetenschapper Wiel Schins, dat deze plek niet alleen behoort tot het archeologisch erfgoed, maar ook tot het industrieel erfgoed. “Dit was de eerste fabriek van Nederland. Niet in de ware zin van het woord natuurlijk. Wel waren hier al alle bedrijfskundige principes van onze tijd terug te vinden: effectiviteit en arbeidsdeling. De vuursteen uit Zuid-Limburg, gebruikt voor het maken van vuur en het vervaardigen van gereedschappen, vond zijn weg door een groot deel van Europa. Er is materiaal van hier teruggevonden tot in Polen en aan de Bodensee in Zuid-Duitsland.“ Schins vertelt honderduit over de vuursteenmijn. Hij schreef een boek over de Vijlense broers Werner en Sjeuf Felder, mijnwerkers die van jongsaf aan interesse hadden in archeologie. Toen de Groningse archeologieprofessor Tjalling Waterbolk in het midden van de jaren zestig faalde bij het graven van een gang om schachten bloot te leggen, boden zij hun kennis en kunde aan. Acht jaar lang verrichtten
vrijwilligers belangrijk maar gevaarlijk werk, elke vrijdag, van zeven uur ’s avonds tot drie uur ‘s nachts. De zusters in het naburige klooster hielden speciale diensten om te bidden voor hun behouden terugkeer. Schins werkte als student nog mee met het uitgraven van de gang. Sinds de jaren zeventig zijn 75 van de waarschijnlijk twee- tot drieduizend schachten uit het neolithicum zichtbaar. Staatsbosbeheer maakte eerder dit jaar bekend de toegang tot de vuursteenmijn te willen sluiten. De ijzeren stutten die de gang verstevigen zijn versleten en aan vervanging toe. Hetzelfde geldt voor de geluidsshow met een verhaal van kinderboekenschrijver Jacques Vriens. De natuurbeheerder investeert het benodigde geld liever in andere zaken. Het is niet de eerste keer dat de vuursteenmijn in het Savelsbos lijdt onder desinteresse. Het duizenden jaren oude wingebied werd in de jaren tachtig van de negentiende eeuw ontdekt door Marcel de Puydt, een Luikse jurist met een grote archeologische belangstelling. Treinend van Luik naar Maastricht viel het hem op dat de hellingen aan de rechterkant van de rails leken op die bij inmiddels blootgelegde vindplaatsen in België. Op een zondagmorgen besloot hij het gebied in te wandelen en vond hij onmiddellijk ruwe en bewerkte vuurstenen. Nederlanders wist hij nauwelijks enthousiast te krijgen. Schins: “Dat lag ook aan de kerk. Die had het niet op historisch onderzoek dat zo ver terugging. Voor de geestelijkheid begon de geschiedenis bij de Romeinen of, nog beter, met de komst van de eerste christenen.“ De Belgen sloegen wel toe. “De beste stukken die rond de vuurmijn te vinden waren, verdwenen met karrenvrachten naar België. Er bestaat een foto van een Luikse professor die op zijn vrije dag
18
ARCHEOLOGIE
hoogleraar archeologie in Leiden en ontdekker van een tot ver buiten de landsgrenzen bekende nederzetting van Neanderthalers aan de noordkant van Maastricht. “Hij heeft nog meegeholpen met het opgraven van de vuursteenmijn”, zegt Amkreutz, “daar kan ik wel eens jaloers op zijn. Eigenlijk ben ik net iets te laat geboren.“ Dat een sluiting van de vuursteenmijn even niet denkbeeldig was, heeft volgens Amkreutz alles te maken met “de grote mate van onbegrip voor het verre verleden en de prehistorie. In Nederland is dat sterker dan elders. De vuursteenmijn in het Belgische Spiennes staat op de werelderfgoedlijst van de Unesco. Kijk naar de Neanderthalervindplaats op Belvedère bij Maastricht. Meer dan een plaquette omgeven door een paar treurwilgen vind je er niet. Even verderop in Veldwezelt wordt de passanten wel het nodige uitgelegd met een duidelijke archeologische tijdlijn.“ Nog is de vuursteenmijn niet dicht. Na het voornemen tot sluiting van Staatsbosbeheer is de gemeente EijsdenMargraten in gesprek gegaan met de provincie. Schins is ervan overtuigd dat de aanwezigheid van de vuursteenmijn onvoldoende wordt benut. “Er kan veel meer bekendheid aan worden gegeven, een slimmere exploitatie helpt ook. Het aantal bezoekers (nu zo‘n 1200 per jaar) kan omhoog. Jammer alleen dat we de helft van het jaar niet naar binnen kunnen vanwege beschermde vleermuizen.”
voor zijn huis een mand vol vondsten probeert te slijten aan passanten. Nog in de jaren twintig kwam hier een vertegenwoordiging van het Natuurhistorisch Genootschap in Limburg vergezeld van geestelijkheid kijken. Die geloofde niet dat hier prehistorische mensen aan het werk waren geweest. Dit moest een natuurverschijnsel zijn.“ Met de gang die een deel van de schachten blootlegde, werd later het nodige goedgemaakt. “Het is een vindplaats van nationaal en internationaal belang“, zegt Luc Amkreutz, conservator Nederlandse prehistorie in het Rijksmuseum voor Oudheden in Leiden. Vondsten en informatie over de Limburgse vuursteenmijn maken er deel uit van de permanente opstelling. Met chauvinisme heeft dat niets te maken, bezweert hij, hoewel de vuursteenmijn wel bepalend was voor Amkreutz‘ beroepskeuze. “Ik ben opgegroeid aan de rand van Sint Geertruid. Bij het oplopen van de veldweg stuitte je onmiddellijk op het afval van de mensen van toen. Het lag ermee bezaaid. Met verjaardagen maakte ik van mijn kamer een museumpje met al mijn vondsten. Daar moest al het bezoek dan even naar komen kijken.“ Niet alleen bij de conservator van het museum in Leiden werd het vuur in het Savelsbos ontstoken. “Eugène Dubois, de vinder van de Java-mens, werd enthousiast na een wandeling met zijn vader, apotheker in Eijsden.” In hetzelfde gebied ontstond ook de historische belangstelling van Wil Roebroeks,
19
foto’s Johannes Timmermans
EUREGIO
Muzikanten uit Noorbeek en het Belgische ‘s-Gravenvoeren achter de vlag van Harmonie Berggalm.
20
EUREGIO
Beter een goede buur…
Eijsden-Margraten en de Belgische buurgemeente Voeren hebben heel wat gemeen. Verenigingen en ondernemers weten elkaar van oudsher te vinden. “Waarom repeteren aan beide zijden van de grens als je zulke naaste buren bent?” door Adrienne Peters
“D
’s Gravenvoeren. De dirigent van St. Cecilia, woonachtig in Stein, werd ook de dirigent van Harmonie Berggalm. Na wat onwennigheden trekken de muzikanten nu ook zonder problemen hetzelfde uniform aan. “We hebben altijd met plezier gespeeld”, licht bestuurslid Ellen Brouwers toe, “maar met de toename van het aantal leden nam ook de speelvreugde toe.” Zij stond aan de wieg van de samenwerking. De klarinettiste is toch al het lichtend voorbeeld van de grenzeloze Limburger. Geboren in ’s-Gravenvoeren - haar moeder is de zus van Huub Broers trok zij enkele jaren geleden de grens over naar Eijsden, voor de liefde. Al van kinds af aan speelt ze bij de harmonie. Ook Math Elissen, collega-klarinettist en -bestuurslid aan Nederlands-Limburgse zijde, is blij met de samenwerking. “Het mooiste is dat we onze mooie hobby kunnen blijven uitoefenen en er alleen maar vrienden en vriendinnen bij gekregen hebben. De toekomst? We gaan zo verder, met vooral mooie muziek maken. En met als kers op de taart een openluchtconcert, in een crossover met zang, toneel en misschien wel film.” Locatie kan niet anders zijn dan Kasteel Altembrouck. Precies op de grens van de beide Limburgen. Vooral tussen de sociale gemeenschappen en ondernemers worden steeds meer contacten gelegd en onderhouden. De harmonie is daar een prachtig voorbeeld van. En ook in de horeca maakt men gebruik van elkaars kennis en aanbod: streekproducten worden dankbaar uitgewisseld. Op het moment dat financiën en regelgeving om de hoek komen kijken, moet er wel nog wat gebeuren. De fietsverbinding van Voeren naar Eijsden-Margraten kan bijvoorbeeld beter. De ontwikkeling van de fietsroute van De Hut, bij Margraten, tot aan de Plank net over de grens bij Voeren, ligt stil wegens gebrek aan geld in Voeren. Maar, concluderen beide partijen, als een bed & breakfast in Mesch een verhuurder van fietsen in Voeren aanraadt die zijn waar aan de deur aflevert en weer ophaalt, zijn we toch een heel eind op de goede weg.
e grootste stommiteit in de geschiedenis van onze provincies is de splitsing van de beide Limburgen in 1839.” Huub Broers, burgemeester van Voeren, N-VA man en voormalig leraar geschiedenis, vindt dat er geen grens zou mogen bestaan tussen zijn gemeente en de buren in EijsdenMargraten. Van oudsher wordt er over en weer uitgegaan, gevreeën en getrouwd. “Er is niemand in Voeren die niet een familielid heeft met een Nederlandse achtergrond, en andersom.” Eijsden-Margraten wil graag meer samenwerking over de grens, de gemeente Voeren doet enthousiast mee maar is vooral nog volgend. Broers: “Wij hebben als gemeente meer oppervlakte. In Eijsden-Margraten hebben ze meer middelen en een grotere bevolking. Waar we samenwerken, gebeurt dat vooral nog met gesloten beurs.” Zo steekt de brandweer de grens over als de situatie daarom vraagt, bij heroïsche wielertochten door de beide Limburgen wordt samengewerkt aan de beveiliging. En met carnaval is het één groot feest, dan bestaan er helemaal geen grenzen meer. Huub Broers kan het weten, ooit was hij Prins Carnaval. Geen grenzen. Dat dachten de Oude Harmonie St. Cecilia van ’s-Gravenvoeren en Harmonie Berggalm uit Noorbeek acht jaar geleden ook. De besturen van de twee muziekgezelschappen besloten samen te gaan werken. Niet uit subsidie-overwegingen, niet omdat het van boven werd opgelegd. De verminderde aanwas zette aan tot een creatieve oplossing. Als twee of drie muzikanten afwezig waren, konden repetities niet doorgaan, zo waren de gezelschappen uitgedund. Uitvoeringen werden minder talrijk vanwege die (te) kleine bezetting. Waarom gescheiden repeteren aan beide zijden van de grens als je elkaar als naaste buren kunt helpen? Zo gezegd, zo gedaan. De harmonieën, die als stichting bleven bestaan, tellen nu samen 55 muzikanten en een drumband. Repetities vinden drie keer per maand plaats in Noorbeek (want meer leden) en een keer per maand in
21
CULTUURLANDSCHAP
Pas op, vallend gesteente! Het was even wennen aan het idee. Maar nu durft ook het Limburgs Landschap toe te geven dat door mensenhand iets bijzonders is ontstaan in groeve ’t Rooth. Voortaan mag de natuur de rotswanden gaan breken. door Paul van der Steen
D
groeide het verzet. Niet heel het dorpje ’t Rooth verdween in het gapende gat, maar slechts een deel. De wel erg lawaaierige werkmethode om wanden te laten exploderen en de steenresten daarna ter plekke te vermalen werd vervangen door het stillere afgraven. En langzaam werd duidelijk wat voor een bijzonder natuurgebied mede door mensenhand aan het ontstaan was. Niet voor niets gaf journaliste Nanne Dorren haar in 2005 verschenen boek over de afgravingen bij ’t Rooth de titel De duivel groef een paradijs. Ja, de mergelindustrie zette leven en landschap op ingrijpende wijze op zijn kop. De manoeuvres van politiek en bedrijfsleven om hun doelen te bereiken verdienden niet altijd de schoonheidsprijs. Maar Limburg heeft er een wondermooi landschap voor teruggekregen.
e milde zon van een mooie najaarsmiddag licht een rotswand in groeve ’t Rooth op zijn voordeligst uit. Edmond Staal van het Limburgs Landschap steekt een wijsvinger op. “Luister!”, zegt hij. Er is niets te horen. Enkel het geluid van stilte. Een zeldzaamheid in het dichtbevolkte Zuid-Limburg. Op andere momenten klinkt nog iets van bedrijvigheid. Er wordt, nog even, mergel gewonnen. Vrachtwagens rijden af en aan. Volgens Staal zet vergunninghouder Sibelco nog even een eindsprint in. “Niets illegaals. Alles binnen de afgesproken voorwaarden. Wat ze nu nog kunnen winnen, kunnen ze eventueel later nog afvoeren.” In 1938 begon de Nederlandse Kalksteen Maatschappij als eerste met graven in het plateau. In de loop der jaren
22
CULTUURLANDSCHAP
De kans op vallend gesteente betekent wel dat bezoekers straks alleen onder toezicht tot het gebied worden toegelaten. Staal denkt dan aan groepen natuurliefhebbers en fossielenzoekers. “Van massale toestroom zal geen sprake zijn. En dicht bij de wanden komen is er al helemaal niet bij.” Het grotere gat bij de Pietersberg, waar de winning ook gaat stoppen, zal volgens Staal niet ontkomen aan de druk van massarecreatie en bedrijvigheid. De groeve in de buurt van Cadier en Keer moet in zijn ogen “een plek van contemplatie” worden. ’t Rooth heeft waarde van zichzelf, maar is bovendien onderdeel van een heel snoer van bijzondere natuurgebieden. Staal: “Zuid-Limburg is geen heuvellandschap, maar een dalenlandschap. Rivieren slijten in het plateau hun loop uit. Het interessantste gebied is de overgang tussen beiden. Noem het de taartrand, daar waar bij gebak vaak de nogatine zit. Daar is in deze streek de meest interessante en rijkste natuur te vinden. Het is heel bijzondere aaneenschakeling van minilandschappen met onder meer de Bemelerberg, deze groeve en het Savelsbos.” In juni 2017 stopt Sibelco met de winning in de groeve. Het is niet meteen het einde van alle activiteit. Mergel in depot moet nog worden afgevoerd. “Dat wordt een ruimere periode van enkele jaren. Als we alles ineens op de markt brengen, drukt dat de prijs”, legt operations unit manager Jan Jansen van het bedrijf uit. Hij heeft geen idee hoeveel mergel er sinds 1938 is gewonnen. “Dan zou ik echt een slag in de lucht moeten doen. De laatste jaren was het op jaarbasis nog zo’n driehonderdduizend ton. Het ene jaar wat meer, het andere jaar wat minder.” Persoonlijk zou hij het jammer vinden als na het vertrek van Sibelco nog slechts spaarzaam mensen worden toegelaten tot de groeve. “Alleen maar ruimte voor bloemetjes en bijtjes zou jammer zijn. Je zou het op de een of andere manier toch moeten openstellen voor vormen van recreatie. Laatst heb ik rondgelopen met een gedeputeerde en een burgemeester. Toen ging het even over de aanleg van een fietspad. Dat zou al een idee zijn.”
De geelbuikvuurpad is een icoon van het gebied. Staal: “Die voelde zich thuis in de sporen die vrachtwagenwielen nalieten, plekken waarin water bleef staan en waarin het snel lekker warm wordt.” De zeldzame amfibie zorgde er met een aantal bijzondere plantensoorten voor dat een deel van het gebied bij ’t Rooth al in 1987 tot beschermd natuurgebied werd verklaard. In 2003 werd dat stuk, 25 van de in totaal 45 hectare van de groeve, zelfs definitief eigendom van het Limburgs Landschap. In die periode veranderden de inzichten over het beheer sterk, constateert Staal. “In het begin was alles er op gericht om de sporen van menselijk ingrijpen zo snel mogelijk uit te wissen. Alles werd geëgaliseerd, gladgestreken, gemodelleerd naar het landschap dat hier traditioneel te vinden was met inbegrip van bebossing, holle wegen en grubben. Alsof er nooit iets was afgegraven.” Maar juist de littekens in het landschap maken de groeve ’t Rooth tot een uniek gebied. “Ruige, kale kalkwanden heb je haast nergens anders. Dat leidt ook tot soorten die elders niet te vinden zijn. Het zijn ook plaatsen waar soorten uit het zuiden, die door de klimaatverandering langzaam maar zeker hun weg naar hier vinden, makkelijk aarden. Daar hebben ze volop rotsen. Hier nauwelijks.” Van herinrichting zal bij het deel van ’t Rooth waar de winning dit jaar stopt, geen sprake meer zijn. “Voorheen maakten wij het bedje voor de natuur op. Nu zeggen we: doe dat maar zelf, natuur. Het is een heel andere manier van aanpak: niet willen bemeesteren, maar accepteren wat er gebeurt.” En er gebeurt wat. Wanden staan voortdurend bloot aan erosie. Stukken breken af. Door ineenstortingen veranderen de wanden radicaal van aanzicht. Bij ‘Het broodje’, een indrukwekkende, langgerekte rotspartij in het deel van de groeve dat al eigendom is van het Limburgs Landschap wijst Staal op diepe scheuren en overhangende stukken. “Je weet nu al zeker dat het daar gaat afbreken.” Juist op dit soort plekken - op, onder, tussen gesteente - ontstaat volgens Staal boeiende en gevarieerde natuur.
23
Boven: Edmond Staal. foto Limburgs Landschap. Grote foto: Groeve ‘t Rooth. foto Johannes Timmermans
Ontdek hÊt ONLINE MAGAZINE van Eijsden-Margraten —
Elk seizoen een selectie persoonlijke tips en verhalen uit de gemeenschap
Ontdek het allemaal op
dichtbijhetleven.nl Colofon
Cover: Uitkijktoren bij Mesch. foto Johannes Timmermans Colofon: Deze uitgave werd mede mogelijk gemaakt door de gemeente Eijsden-Margraten. Concept en realisatie: Christiane Gronenberg en Marcella Pinckers | Fotografie: Richard Stark, Johannes Timmermans, Zuiderlucht | Teksten: Fons Geraets, Emile Hollman, Duncan Liefferink, Adrienne Peters, Patricia Pisters, Wido Smeets, Paul van der Steen | Vormgeving: Obidesign/Annebeth Nies
24