Taal
4 Weet je waar ik geboren ben? In …
2
Mijn verhaal HANDLEIDING
9 789048 740581
Oh, wow!
Taal Blok 2
Blok 2 · Blokinfo Les Soort les 1
2
3
4
5
6
7
8
9
Start
Verkennen
Verzamelen
Maken
Verkennen
Verzamelen
Maken
Verkennen
Bijstellen
Leerkrachtdoelen
Leerlingdoelen
Taalbeschouwing
• I k motiveer de leerlingen voor het taalthema en de eindtaak. (taalreflectie 15) • I k nodig de leerlingen uit hun beginsituatie in kaart te brengen met de Rubric. (taalreflectie 15)
Mondelinge taalvaardigheid
• I k laat de leerlingen gericht kijken en luisteren. (taaltaak 5)
Woordenschat
• I k nodig de leerlingen uit hun beginsituatie in kaart te brengen met de woordenlijst. (taalreflectie 15) • I k stimuleer de leerlingen om de themawoorden te leren. (woordleeractie 22)
Taalbeschouwing
• I k verken met de leerlingen functies van verhalen. (taalreflectie 17)
Mondelinge taalvaardigheid
• I k laat de leerlingen gericht luisteren. (taaltaak 5)
Woordenschat
• I k stimuleer de leerlingen om de themawoorden te leren. (woordleeractie 22 & 23)
Taalbeschouwing
• I k verken met de leerlingen kenmerken van een paspoort. (taalreflectie 17) • I k nodig de leerlingen uit hun leerproces in kaart te brengen met de Rubric. (taalreflectie 15)
Schrijven
• I k stimuleer de leerlingen om informatie over zichzelf te verzamelen. (taaltaak 8)
Woordenschat
• I k stimuleer de leerlingen om de themawoorden te leren. (woordleeractie 22 & 23)
Toegepaste grammatica
• I k herhaal met de leerlingen de begrippen klinker en medeklinker. (taalreflectie 20)
Schrijven
• I k stimuleer de leerlingen om een naamdicht te maken. (taaltaak 10)
Woordenschat
• I k stimuleer de leerlingen om de themawoorden te leren. (woordleeractie 22)
Taalbeschouwing
• I k verken met de leerlingen onderdelen van een poster. (taalreflectie 17) • I k laat de leerlingen ervaren hoe informatie in tekst en beeld samenhangt. (taalreflectie 17)
Woordenschat
• I k stimuleer de leerlingen om de themawoorden te leren. (woordleeractie 22 & 23)
Taalbeschouwing
• I k nodig de leerlingen uit hun leerproces in kaart te brengen met de Rubric. (taalreflectie 15)
Mondelinge taalvaardigheid
• I k laat de leerlingen gericht luisteren. (taaltaak 5)
Schrijven
• I k stimuleer de leerlingen om onderdelen voor hun IK-poster te verzamelen. (taaltaak 9)
Woordenschat
• I k stimuleer de leerlingen om de themawoorden te leren. (woordleeractie 22 & 23)
Toegepaste grammatica
• I k stimuleer de leerlingen om van een steekwoord een zin te maken. (taalreflectie 18) • I k herhaal met de leerlingen hoe een zin is opgebouwd. (taalreflectie 18)
Woordenschat
• I k stimuleer de leerlingen om de themawoorden te leren. (woordleeractie 22)
Taalbeschouwing
• I k verken met de leerlingen fasen van een presentatie. (taalreflectie 17)
Mondelinge taalvaardigheid
• I k laat de leerlingen gericht luisteren. (taaltaak 5)
Woordenschat
• I k stimuleer de leerlingen om de themawoorden te leren. (woordleeractie 22 & 23)
Taalbeschouwing
• Ik nodig de leerlingen uit hun leerproces in kaart te brengen met de Rubric. (taalreflectie 15)
Mondelinge taalvaardigheid
• I k stimuleer de leerlingen om hun presentatie te oefenen. (taaltaak 6) • I k laat de leerlingen kritisch luisteren. (taaltaak 5) • I k stimuleer de leerlingen om elkaar peer-feedback te geven. (taaltaak 1)
Schrijven
• I k stimuleer de leerlingen om de eindversie van hun IK-poster te maken. (taaltaak 9)
Woordenschat
• I k stimuleer de leerlingen om de themawoorden te leren. (woordleeractie 22 & 23)
Ik verken het thema, de woorden en de eindtaak.
Ik verken waarom mensen verhalen vertellen. Ik kan informatie over mezelf verzamelen.
Ik kan een naamdicht maken.
Ik verken onderdelen van een poster.
Ik kan onderdelen verzamelen voor mijn IK-poster.
Ik kan zinnen maken met steekwoorden.
Ik verken hoe je een presentatie geeft.
Ik kan mijn IK-poster bijstellen.
10
Presenteren
Mondelinge taalvaardigheid
• I k stimuleer dat de leerlingen hun eigen verhaal met een IK-poster vertellen. (taaltaak 6) • I k laat de leerlingen kritisch luisteren. (taaltaak 5) • I k stimuleer de leerlingen om elkaar peer-feedback te geven. (taaltaak 1)
Ik kan mijn verhaal met mijn IK-poster presenteren.
11
Herhalen en verdiepen
Woordenschat en taalbeschouwing
• I k differentieer in herhaling (woordenschat) en verdieping (Taaljacht-opdrachten). (woordleeractie 22 & taaltaak 10)
Ik herhaal de woorden van dit blok.
12
Terugkijken en afsluiten
Taalbeschouwing
• I k kijk met de leerlingen terug naar de leeropbrengsten en het leerproces. (taalreflectie 15)
Ik kijk terug op wat ik dit blok geleerd heb.
Toets
Woordenschat
• I k controleer aan de hand van een toets of de leerlingen de aangeboden woorden voldoende beheersen. (woordleeractie 22)
Taalspellen
Woordenschat en Taal
• I k laat de leerlingen oefenen met de woorden van dit blok. (woordleeractie 22) • I k laat de leerlingen oefenen met de doelen van dit blok. (diverse taaltaken en taalreflecties)
Taaljacht-opdrachten
2
• I k motiveer de leerlingen om met de Taaljacht-opdrachten aan de slag te gaan. (taaltaak 10) geen kopieermateriaal © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Taalthema 2: Verhalen Subthema: Mijn verhaal Het thema Verhalen komt in elk leerjaar terug als tweede blok. In groep 4 is het de bedoeling dat de leerlingen zich realiseren waarom mensen elkaar verhalen vertellen. De hoofdfunctie ‘verhalen vertellen om elkaar te leren kennen’ staat centraal in dit blok. Om elkaar beter te leren kennen, maken de leerlingen een IK-poster aan de hand waarvan ze zichzelf presenteren en zo hun eigen verhaal vertellen. U leert uw leerlingen ook weer wat beter kennen. Als u in dit blok steeds een eigen IK-poster als voorbeeld gebruikt, leren de leerlingen u ook weer beter kennen. Samenhang met grammatica en begrijpend lezen De volgende grammaticadoelen uit Taaljacht spelling & grammatica worden herhaald en toegepast in de betekenisvolle context van het taalthema en de eindtaak. Les
Materialen
Les
Materialen
4
klinker en medeklinker Taaljacht spelling & grammatica: groep 4, blok 1
7
vertelzinnen Taaljacht spelling & grammatica: groep 4, blok 1
Vanaf blok 5 wordt er in de handleiding bij de les aangegeven hoe u het geleerde bij begrijpend lezen kunt toepassen bij het lezen van de bronnen in de lessen. Woordenschat In dit thema worden in totaal 28 woorden aangeboden die zowel passief als actief worden ingeoefend in de taken (omkeerkant werkboek). De woorden komen voor het eerst aan bod in de taaldoelen, filmpjes, audiofragmenten en bronnen. De woordclusters worden via een filmpje in de woordleermomenten volgens de viertakt (Van den Nulft & Verhallen, 2001) aangeboden. De a- en b- woorden horen bij het basisaanbod, de c-woorden zijn uitbreidingswoorden. Iedere week staan er 1 of 2 (schooltaal)woorden centraal. Deze woorden kunt u ook bij andere vakken terug laten komen. De themawoorden zijn te herkennen aan de kleur blauw in het leerwerkboek en in de handleiding. Extra materialen Iedere les werken de leerlingen in het leerwerkboek. De methode gaat ervan uit dat alle leerlingen en de leerkracht beschikken over een wisbordje en stift. In dit thema gaan de leerlingen een IK-poster maken met behulp van een printblad (A3). Het kan handig zijn om de ingevulde printbladen op een centrale plek in de klas te bewaren. Les
Materialen
Les
1/6/ 7/8
Ingevulde IK-poster door u als leerkracht of de voorbeeldposter
6/9/10 Printblad IK-poster (per leerling)
3
Optioneel: eigen paspoort of identiteitskaart
10
Printblad observatiepunten (leerkracht)
5
Posters van bijvoorbeeld een film en boek (route Ontdekken)
12
Printblad evaluatiepunten (leerkracht)
Materialen
Tips voor een rijke taalleeromgeving Dit thema gaat over het vertellen van verhalen en het maken van een poster. In de klas hangen waarschijnlijk al posters, deze kunnen als voorbeeld dienen voor het maken van de schets voor de IK-poster. In dit thema is gebruikgemaakt van de volgende bronnen: Les
Materialen
Les
Materialen
2
Audiofragment: interview met opa
6
Audiofragment: verhaal van Layla / schets IK-poster
3
Paspoort
7
Fragment uit boek: Piraat Puck en de ontvoering van Raaf
4
Diverse naamdichten
8
Beeldfragment: Vlog Layla (presentatie IK-poster)
5
Filmposter Dikkertje Dap
Verantwoording lesdoelen De lesdoelen uit dit blok komen voort uit verschillende bronnen: • de kerndoelen (deze zijn geconcretiseerd in de Tussendoelen van het Expertisecentrum Nederlands en TULE van SLO). • het referentiekader (deze zijn geconcretiseerd in de SLO-serie Leerstoflijnen … beschreven) • curriculum.nu. Er komen vierentwintig soorten activiteiten voor in Taaljacht, deze zijn afgeleid van bovenstaande bronnen en zijn op te delen in 14 taaltaken, 7 taalreflecties en 3 woordleeracties. Voor een overzicht van deze taalactiviteiten zie de Algemene Handleiding. geen kopieermateriaal © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
3
Blok 2 · Roadmap ‘Mijn verhaal’
Les 1 Start Dit is de startles van het thema ‘Mijn verhaal’. In deze les introduceert u het taalthema en de taaljacht: Ik vertel mijn eigen verhaal met een IK-poster. De leerlingen laten daarmee zien wie ze zijn. U modelt de eindtaak aan de hand uw eigen IK-poster of een voorbeeldposter. U oriënteert de leerlingen zo op de taaljacht.
Les 2 Verkennen In deze les verkent u sa men met de leerlingen enkele functies van verhalen en geeft u de richting van dit blok aan: het ver tellen van verhalen om elkaa r be ter te leren kennen. Achtergrond voor de leerkracht Mensen vertellen elkaar graag verhalen. Dat doen ze al heel lang. Wat te groot lijkt om te bevatten, te gecompliceerd, te vreselijk of juist te lieflijk om waar te zijn, wordt grijpbaar door het in een verhaal te stoppen en te beluisteren of te lezen. Ieder mens heeft verhalen en het is goed om daarbij stil te staan. Het thema Verhalen komt in elk leerjaar terug als tweede blok. Verhalen hebben belangrijke functies. Theo Meder noemt er vijf: • binding: het verhaal als samenbindende factor, verhalen kunnen insluiten • lering: het verhaal als voertuig van kennis • ethiek: het verhaal als moreel kompas waarmee normen en waarden overgedragen worden • vermaak: het verhaal als een escape, een tijdelijke ontsnapping uit de werkelijkheid • katharsis: het verhaal als ontlading, een emotionele uitlaatklep (T. Meder, De staart van de pauw, (2016))
Les 3 Verzamelen Je eigen verhaal begint bij wie je bent. Wie je bent, staat in een notendop beschreven in een paspoor t (maar je bent natuurlijk veel meer dan dat). In deze les worden de leerlingen zich bewust van de objectieve aspecten van hun identiteit. Het paspoor t dient tevens als mogelijke inhoud voor de IK-poster. Hiermee biedt u input voor het ontwerpen van de eindtaak. Achtergrond voor de leerkracht Sinds juni 2012 hebben alle kinderen een eigen geldig reisdocument nodig, ongeacht hun leeftijd. Ook een pasgeboren baby. Het bijschrijven van een kind in een paspoort is niet meer mogelijk. Een paspoort of identiteitskaart voor kinderen jonger dan 18 jaar is vijf jaar geldig.
4
Les 4 Maken In deze les maken de leerlingen een naamdicht als mogelijke inhoud voor de IK-poster. In een naamdicht vertel je ook iets over jezelf. Hiermee biedt u input voor het ontwerpen van de eindtaak. Achtergrond voor de leerkracht Een naamdicht wordt ook wel acrostichon genoemd, een samenvoeging van de Griekse woorden akros (uitstekend) en stichos (rij, vers). Het is de naam van een gedicht, waarvan de beginletters van de regels tezamen één of meer woorden vormen, bijvoorbeeld een naam, een spreekwoord enz. Het Nederlandse volkslied Wilhelmus is een acrostichon. De eerste letters van de 15 coupletten vormen tezamen de naam van Willem van Nassov.
geen kopieermateriaal © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Les 5 Verkennen met de leerlingen In deze les verkent u samen een poster eruitziet.
hoe
Achtergrond voor de leerkracht Voor de leerlingen is het van belang dat zij ervaren dat tekst en beeld samen een verhaal vertellen. Er zijn veel verschillende soorten posters. Dit is een informatieve poster. Die wordt gemaakt om mensen te informeren over iets, mensen aan te zetten om iets te doen (iets te kopen, iets te gaan zien), om mensen te vermaken of ergens over na te laten denken, of als een kunstuiting.
Les 6 Verzamelen In deze les krijgen de leerlingen een voorbeeldschets te zien van een IK-poster en verz amelen ze de onderdelen voor hun eigen IK-poster. De leerlingen maken een eerste versie van hun eigen IK-poster. Hiermee plannen ze het schriftelijke dee l van de eindtaak en beginnen ze te schrijven.
Les 7 Maken In deze les integreren de leerling en kennis over zinnen. Ze leren van steekwoorden zinnen te maken die ze kunnen gebruiken bij de presentatie van hun IK-poster. Deze les sluit aan op , grammatica blok 1 (ik kan korte vertelzinnen maken.)
Les 8 Verkennen In deze les verkent u samen met de leerlingen aan de hand van voorbeelden de fasen van een presentatie.
Achtergrond voor de leerkracht De praatsoort ‘presentatie’ is van groot belang voor de ontwikkeling van zelfvertrouwen en identiteit. Bij een presentatie laat je immers jezelf zien en dat kunnen de leerlingen als spannend ervaren.
Les 10 Presenteren In deze les presenteren de leerlingen hun eindtaak: ze vertellen hun verhaal aan de hand van hun IK-poster. Ze geven elkaar feedback. U kunt de mondelinge en schriftelijke vaardigheden in kaart brengen door gebruik te maken van het printblad observatiepunten.
Les 9 Bijstellen In deze les geven en krijgen de leerlinge n peer-feedback op de eerste versie van hun IK-poster. Ze gebruiken deze feedback om tot een verbeterde eindvers ie te komen.
diepen Les 11 Herhalen en ver verre de leerlingen In deze les gaat u na in hoe chatwoorden de aangeboden woordens tieve toets: de beheersen met een forma woordenschatquiz. ig zijn, dan is er in Mocht extra oefening nod llen in te zetten. deze les tijd om de woordspe te werken aan In deze les is er ook tijd om zijn de vrijere de Taaljacht-opdrachten; dit taalthema. opdrachten gericht op het
Les 12 Terugkijken en afsluiten In deze les blikt u samen met de leerlingen terug op hun taaljacht en kijkt u samen vooruit naar de volgende ‘jacht’. De leerlingen vullen de eindrubric in, waardoor ze terugkijken op het taalthema en de mondelinge en de schriftelijke eindtaak. Voor deze les is een printblad evaluatiepunten voor de leerkracht beschikbaar. Met behulp van dit blad kunt u uw eigen ervaringen, successen, leerpunten en vervolgstappen in kaart brengen.
geen kopieermateriaal © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
5
Blok 2 · Meertaligheid Taalthema en taaltaak
Preteaching bronteksten
Mensen zijn verhalenvertellers. Verhalen worden op verschillende manieren verteld. Sommige mensen kennen de traditie van het mondeling verhalen vertellen, andere zijn vooral gewend om verhalen op te schrijven en voor te lezen. In dit blok maken de leerlingen een IK-poster en vertellen ze aan de hand hiervan over zichzelf.
In Taaljacht wordt gewerkt met authentieke bronnen. De woordenschatwoorden zijn blauw gemaakt en ze worden voor alle leerlingen uitgelegd. In de bronnen kunnen nog andere woorden staan die lastig te lezen of te begrijpen zijn. Bekijk daarom de bronnen tijdens de voorbereiding en bepaal of het nodig is om ze voor een groepje leerlingen te preteachen. Hiervoor is bij de lessen 2 tot en met 9 een printblad beschikbaar.
Sommige leerlingen vertellen graag over zichzelf en hun ideeën, maar andere hebben er meer moeite mee. Leg uit dat de IK-poster een handig hulpmiddel is om elkaar beter te leren kennen. Iedereen kan met de IK-poster op een laagdrempelige manier zijn of haar persoonlijke verhaal vertellen. Op de poster laten de leerlingen bijvoorbeeld zien hoe oud ze zijn, waar ze goed in zijn en waar ze van houden, zoals hun favoriete eten, huisdier of sport. Dit taalthema kan aanleiding zijn om met nieuwkomers, leerlingen die nog niet zo lang geleden naar Nederland zijn geëmigreerd, te praten over hun land van herkomst. Over de eetgewoontes daar bijvoorbeeld. Maar dit kan ook een valkuil zijn! Niet elk kind zal hier immers over willen praten. Ook de nieuwkomers willen waarschijnlijk vooral graag vertellen over hun leven nú. Over hoe goed ze zijn in tekenen of over hoe gek ze zijn op hun kat. Vraag er dus alleen naar als u weet dat een leerling daar zelf voor openstaat, als die leerling informatie over het land van herkomst op de IK-poster heeft gezet.
Woordenschat Omdat de leerlingen een goed voorbeeld nodig hebben, is het belangrijk dat u de nieuw te leren woorden veelvuldig hardop zegt. Oefen ook in groepjes waarbij u de woordenschatwoorden voorzegt en de leerlingen ze nazeggen. Let daarbij goed op de articulatie.
Les 1 Betrekken thuistaal en leefomgeving
Vertel bij de presentatie van uw eigen IK-poster over uw familie, de omgeving waarin u bent opgegroeid en over de talen die u spreekt. Dit kan de leerlingen stimuleren om hier ook zelf over te vertellen.
Les 3 Lesdoel: Ik kan informatie over mezelf verzamelen.
Betrekken thuistaal en leefomgeving
Het onderdeel ‘paspoort’ in deze les biedt meerdere mogelijkheden om de thuistaal en leefomgeving te betrekken. Sommige paspoorten zijn in een ander schrift, bijvoorbeeld in Chinese of Arabische karakters. Dat is een mooie aanleiding om met de leerlingen te praten over schriftsystemen. Zijn ze zich ervan bewust dat er meerdere schriftsystemen zijn? Wat is een schriftsysteem eigenlijk? [Een afspraak over hoe je gesproken taal weergeeft in tekens.] Wie kan zijn naam in twee verschillende schriftsystemen opschrijven? – Vaak hebben namen een betekenis. Wellicht weten sommige leerlingen wat hun voor- of achternaam betekent of waarom hun ouders die naam hebben gekozen. Veel Islamitische jongens heten bijvoorbeeld Abdul-…, wat ‘Dienaar van’ betekent (bijvoorbeeld Abdul-Rahim, Dienaar van de Genadevolle). En de bekende Nederlandse achternaam Jansen betekent ‘zoon van Jan’. – In je paspoort staat waar je geboren bent. Zoek samen de geboorteplaatsen van de leerlingen op en bepaal welke leerling het verst van de school geboren is.
6
geen kopieermateriaal © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Extra
• Praat over afkortingen van namen, bijnamen en koosnaampjes. Vertel hoe u door bepaalde mensen genoemd wordt en hoe u die afkorting, bijnaam of koosnaam heeft gekregen. Zijn er leerlingen die hier ook over willen vertellen? Vraag ook naar hun gevoel hierbij: hoe vind je het dat mensen je zo noemen? • Bespreek met de leerlingen dat je mag opkomen voor je naam en dat je van een ander mag verwachten dat die zijn best doet om jouw naam op de goede manier uit te spreken en te schrijven. • Vraag een leerling om zijn lievelingswoord, -gezegde, -begroeting of -liedje in de thuistaal aan de rest van de groep te leren.
Uitbreiding algemeen Extra
odig ouders uit in de klas om iets te vertellen over hun taal en/of N cultuur.
Les 4 Lesdoel: Ik kan een naamdicht maken.
Betrekken thuistaal en leefomgeving
Laat de leerlingen met een ander schriftsysteem hun naam ook op die manier opschrijven en vertellen wat hun naam betekent. Ze kunnen dit toevoegen aan de IK-poster.
Les 6 Lesdoel: Ik kan onderdelen verzamelen voor mijn IK-poster.
Betrekken thuistaal en leefomgeving
Vraag de leerlingen om een voorwerp van thuis mee te nemen dat anderen misschien niet kennen en dat typisch is voor henzelf of hun gezin. Ze kunnen het voorwerp laten zien tijdens de presentatie van hun IK-poster.
Les 9 Lesdoel: Ik kan mijn IK-poster bijstellen.
Alternatieve suggestie
Laat de leerlingen die nog maar kort in Nederland zijn hun presentatie opnemen in een filmpje. Dat is minder spannend omdat ze niet live voor de groep hoeven te staan én ze kunnen net zo lang oefenen tot de presentatie er naar tevredenheid op staat.
geen kopieermateriaal © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
7
Blok 2 · Taalspellen Leerkrachtdoelen
Materialen
• Ik laat de leerlingen oefenen met de woorden van dit blok. • Ik laat de leerlingen oefenen met de doelen van dit blok.
• Bekijk welke materialen nodig zijn bij de gekozen werkvorm(en).
Vooraf
woordenschat
• U kunt de taalspellen inzetten op een zelfgekozen moment om de leerlingen spelenderwijs extra te laten oefenen en te kijken waar de leerlingen staan. • We adviseren om aan het einde van iedere lesweek in ieder geval één woordenschatspel te spelen. • Bij sommige spellen staat een lesnummer vermeld. Speel deze spellen pas na afloop van de betreffende les.
LEG HET WOORD UIT Doel: de leerlingen oefenen woorden en betekenissen.
Werkvorm: Mix & Ruil
➊ Gebruik Mix & Ruil. De stappen van de werkvorm staan op het digibord. De opdracht is: Leg het woord uit dat op je kaartje staat. ➋ Bespreek na. Is het gelukt om de woorden goed uit te leggen? Doe je duim omhoog of omlaag voor je borst.
Nodig: woordkaartjes
Tijd: 10 minuten
VARIATIE • Laat de leerlingen ook een voorbeeldzin met het woord bedenken.
woordenschat
GEEF DE ZIN DOOR
8
Doel: de leerlingen oefenen woorden in contextzinnen.
Werkvorm: Met Woorden in de Weer
➊ Ga met de leerlingen in een kring zitten. ➋ Gebruik de woordkaartjes. U trekt een woordkaartje en bedenkt (in stilte) een voorbeeldzin met dat woord. ➌ Deze zin fluistert u door aan de leerling rechts van u. Vervolgens fluistert deze leerling de zin weer door aan de volgende leerling. Ga door totdat de zin weer bij u komt. Is het de groep gelukt om de zin helemaal goed door te fluisteren?
Nodig: woordkaartjes
Tijd: 5 minuten
VARIATIE • Niet u, maar een leerling bedenkt een voorbeeldzin met een woord van de woordkaartjes.
• Halverwege de kring vraagt u een leerling om in stilte een nieuwe voorbeeldzin met het woord te bedenken en weer door te fluisteren. • Laat zinnen doorfluisteren per tafelgroepje in plaats van met de hele klas.
geen kopieermateriaal © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Coöperatieve werkvorm
Organisatie woordenschat: Leg het woord uit
woordenschat: Geef de zin door
5 min
taalbeschouwing: Ik vertel over mezelf, omdat …
10 min
taalbeschouwing: Zin of geen zin?
Taalbeschouwing
Mix & Ruil
10 min
5 min
Zoek De Valse
IK VERTEL OVER MEZELF, OMDAT … Doel: de leerlingen oefenen met het vertellen van verhalen.
Nodig: -
❶ Laat de leerlingen in een kort verhaal (een paar zinnen) over zichzelf vertellen. Laat de anderen aangeven of ze iets van zichzelf herkennen in het verhaal door te gaan staan. [bijvoorbeeld: staan bij: ik heb ook een jonger broertje.] ❷ Model de opdracht en vertel kort iets over uzelf. Sluit af met: Ga staan als een deel van dit verhaal ook voor jou geldt. Hoe beter we elkaar leren kennen, hoe beter we met elkaars verschillen en overeenkomsten kunnen omgaan.
Tijd: 10 minuten
❸ Laat de leerlingen een duim opsteken als teken dat ze iets hebben bedacht om zelf te vertellen. Gebruik beurtenstokjes. ❹ Vat het vertelde kort samen en vraag voor wie in de groep dit ook geldt. Herhaal daarna de opdracht.
VARIATIE • Herhaal de opdracht in de tafelgroepjes. Gebruik beurtenstokjes om te vragen naar de overeenkomsten en verschillen die de leerlingen bij elkaar ontdekt hebben.
Taalbeschouwing
ZIN OF GEEN ZIN? (NA LES 7) Doel: de leerlingen oefenen met het maken en herkennen van zinnen.
Werkvorm: Zoek De Valse
❶ Model de opdracht. Schrijf op het bord een zin en een ‘niet-zin’ of gebruik het voorbeeld op het digibord. Welke van deze twee is géén zin? Een zin begint met een hoofdletter, eindigt met een punt en bestaat uit woorden die samen iets vertellen. Geef DenkTijd. Laat de leerlingen met hun vingers aangeven wat geen zin is. [2] ❷ Herhaal de opdracht zo nodig nog een keer. ❸ Laat de leerlingen een zin en een ‘niet-zin’ op hun wisbordje schrijven. Laat ze een eigen volgorde kiezen zodat niet steeds de ‘niet-zin’ als laatste staat.
geen kopieermateriaal © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Nodig: wisbordje en stift (per leerling)
Tijd: 5 minuten
❹ Geef SchrijfTijd. Zet de timer op 2 minuten. ❺ Gebruik Zoek De Valse. De stappen van de werkvorm staan op het digibord. De opdracht is: Wat is geen zin? Ontdekte je de ‘niet-zin’? Doe je duim omhoog. ❻
VARIATIE • Laat de leerlingen twee zinnen en één ‘niet-zin’ opschrijven.
• Geef de leerlingen een themawoord of onderwerp om een zin en een ‘niet-zin’ mee/bij te maken.
9
Blok 2 · Les 1 · Start Leerkrachtdoelen Taalbeschouwing • Ik motiveer de leerlingen voor het taalthema en de eindtaak. • Ik nodig de leerlingen uit hun beginsituatie in kaart te brengen met de Rubric. Mondelinge taalvaardigheid • Ik laat de leerlingen gericht kijken en luisteren.
Materialen Woordenschat • Ik nodig de leerlingen uit hun beginsituatie in kaart te brengen met de woordenlijst. • Ik stimuleer de leerlingen om de themawoorden te leren.
Vooraf • Het taalthema gaat over waarom mensen elkaar verhalen vertellen. In dit blok vertellen de leerlingen elkaar hun eigen verhaal aan de hand van een IK-poster. • In de startles laat u aan de hand van een IK-poster zien dat ook leerkrachten een verhaal hebben. U kunt de voorbeeldposter uit de leerkrachtassistent gebruiken of u kunt op dezelfde manier een eigen poster maken. Instructie
20 Min
Voorkennis activeren • We maken vandaag kennis met een nieuw taalthema. In dit blok ga je leren waarom mensen verhalen vertellen. We kijken zo naar een filmpje over dit thema. Kijkvraag: Waarom vertellen mensen elkaar verhalen? Schrijf dit op je wisbordje. • Bekijk samen met de leerlingen het filmpje op het digibord. • Gebruik RondPraat. De stappen van de werkvorm staan op het digibord. De vraag is: Waarom vertellen mensen elkaar verhalen? Gebruik de beurtenstokjes om voorbeelden te laten delen of loop rond en schrijf een aantal voorbeelden op uw wisbordje en bespreek deze. • Ieder mens maakt van alles mee! Dus ieder mens kan een eigen verhaal vertellen. Als mensen elkaar hun verhaal vertellen, leren ze elkaar beter kennen. Laat uw eigen IK-poster of de voorbeeldposter aan de leerlingen zien. Wijs verschillende onderdelen aan en vertel bij sommige onderdelen kort iets over uzelf. Willen jullie nog meer over me weten? Vraag maar raak! • Laat de Roadmap zien op het digibord. Een Roadmap is een routekaart naar jullie eindproduct: de Taaljacht die we gaan maken. Hier verzamelen jullie tijdens de lessen informatie. Deze eerste les vul je de opdracht bij les 1 in. Schrijf op wat in ieder geval op jouw IK-poster moet komen. Rubric • In dit blok gaan jullie een IK-poster maken. Die poster gebruik je om je eigen verhaal te vertellen. • Laat de Rubric Start zien op het digibord. Weet iedereen nog hoe dit werkt? • Lees de drie doelen voor en laat de leerlingen zichzelf inschalen. Dit gaan jullie in dit blok leren! Nu is de vraag: wat weet je al van deze drie doelen? In welke kolom zet je een kruisje? Geef een voorbeeld op het digibord.
10
• leerwerkboek Rubric Start-Roadmap (p. 2-3) en woordenlijst lessen 1-2-3 (p. 4-5) • leerwerkboek taken: Taaljachtopdrachten (p. 2-3) en taak 1 (p. 4-5) • optioneel: IK-poster, gemaakt door leerkracht • wisbordje en stift (leerkracht en per leerling)
Woordenlijst • Laat de woordenlijst van les 1-2-3 zien op het digibord. Kijk op p. 4-5 van je werkboek. Dit zijn de themawoorden die jullie in de lessen tegenkomen en gaan leren. Misschien zie je woorden die nieuw voor je zijn. Of misschien ken je het woord wel, maar leer je een andere betekenis van het woord. Je gaat nu zelf aangeven of je de betekenis van het woord al kent. Ik lees zo meteen het woord voor en jullie kruisen direct aan of het woord nieuw voor je is, of je het al herkent of zelfs al gebruikt. Lees alleen de woorden voor, niet de betekenis. • Zorg voor een hoog tempo. De woorden komen terug in les 2 en les 3, en worden ingeoefend bij de taken. • Deze week gaan we een woord ook bij andere vakken zo vaak mogelijk proberen te gebruiken. Benoem dit woord: de datum. • Schrijf het woord op het whiteboard of wijs naar de woordposter. Gebruik het zo veel mogelijk bij andere vakken. • Ik noteer de datum van vandaag op het digibord. Aan de slag
20 Min
Zelfstandige verwerking • Laat de leerlingen het werkboek omdraaien. Jullie oefenen zelfstandig met de woorden van de week. Vandaag maak je taak 1. Op p. 2-3 staan Taaljacht-opdrachten. Aan deze opdrachten mag je altijd werken als je klaar bent. • Neem de Taaljacht-opdrachten kort met de leerlingen door en vertel waarin ze deze mogen verwerken: schrift, schrijfdossier, computer. • Er is geen verlengde instructie in deze les. Terugkijken
5 Min
• Vandaag, op deze datum, zijn we begonnen aan een nieuw taalthema: we gaan het hebben over verhalen. • Blik terug op de opdracht bij les 1 in de Roadmap. Gebruik Eén Beurt RondPraat. De stappen van de werkvorm staan op het digibord. De vraag is: Wat is het belangrijkste over jou? • Loop rond en schrijf op een wisbordje enkele steekwoorden. Ik heb jullie nu al korte verhalen over jezelf horen delen. Ik ben erg benieuwd naar jullie posterpresentaties aan het eind van dit blok.
geen kopieermateriaal © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Coöperatieve werkvorm
Organisatie Instructie ### Voorkennis activeren Rubric Woordenlijst Aan de slag Taken Terugkijken
RondPraat
Eén Beurt RondPraat
• De startles heeft geen verlengde instructie. • Werken de leerlingen in een combinatiegroep? Laat dan de hoogste jaargroep zelfstandig starten met een Taaljacht-opdracht uit de taken (omkeerkant werkboek).
ROADMAP
Thema Verhalen
Les 1
Mijn verhaal
Wat is het belangrijkste over jou?
Mensen vertellen elkaar graag verhalen. Dat doen ze al heel lang. In dit blok leer je waarom.
Eindtaak
Les 2
Ik kan een verhaal vertellen met mijn IK-poster.
Welke drie dingen doe je graa
g?
RUBRIC
Dit is nieuw voor mij.
Ik kan dit met hulp.
Ik kan dit alleen.
Ik kan iemand hierbij helpen.
Les 3 Vul jouw paspoort in. voornaam:
Ik kan vertellen waarom er verhalen zijn.
achternaam: Teken hier je gezicht:
geboortedatum:
Ik kan een IK-poster maken.
geboorteplaats:
Les 5 Les 7
Les 8 Ik kan met een IK-poster mijn verhaal vertellen.
2
geen kopieermateriaal © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Les 6
Les 4
Schrijf de eerste zin op van je prese
ntatie.
3
11
Blok 2 · Les 2 · Verkennen Leerkrachtdoelen
Materialen
Taalbeschouwing • Ik verken met de leerlingen functies van verhalen.
• leerwerkboek les 2 (p. 6-7) • leerwerkboek taak 2 (p. 6-7)
Mondelinge taalvaardigheid • Ik laat de leerlingen gericht luisteren. Woordenschat • Ik stimuleer de leerlingen om de themawoorden te leren.
Vooraf
óf
• Deze les kunt u ontdekkend of instructiegebonden aanbieden. • In deze les verkent u met de leerlingen een aantal functies van verhalen. Het gaat er vooral om dat de leerlingen nadenken over deze functies en erover met elkaar in gesprek gaan. Woordleermoment
5 Min
• Vandaag gaan we verder met het taalthema. Maar eerst leer je een aantal woorden die je tegenkomt in deze en de volgende les. Laat het filmpje en de opdracht zien. • De themawoorden staan gemarkeerd in het werkboek en in de handleiding. In het audiofragment komen de volgende woordenschatwoorden aan bod: heldendaad, moedig, kraken en vraag maar raak. Leg deze zo nodig uit met behulp van de woordenhulp. Kies voor het vervolg van de les voor Ontdekken of Instructie . Ontdekken
10 Min
Verkennen • De werkboeken zijn nog gesloten. • Jullie gaan in deze les zelf een taalontdekking doen. Zo meteen horen jullie een aantal luisterfragmenten. Jullie bedenken waarom mensen deze verhalen vertellen. Onderzoeken • Laat het eerste fragment horen. Een moeder leest een sprookje voor. Haar dochter geniet daarvan. Genieten is dus een reden waarom we elkaar verhalen vertellen. • Gebruik Sta Op-Hand Omhoog-Tweetal. De stappen van de werkvorm staan op het digibord. De vraag is: Waarom vertellen mensen dit verhaal? Laat fragment 2 horen. [bijvoorbeeld: De kok vertelt iets om van te leren.] • Herhaal de werkvorm voor fragment 3. [bijvoorbeeld: Ze vertellen over zichzelf en leren elkaar beter kennen.] • Bespreek de ontdekkingen van de leerlingen aan de hand van de beurtenstokjes en vul indien nodig aan. Concluderen • Geef een samenvatting van wat de leerlingen ontdekt hebben. Lees met de leerlingen de uitleg in het werkboek op p. 6. Vul de uitleg aan met een andere reden die jullie hadden bedacht. 12
Instructie
10 Min
Voorkennis activeren • Gebruik RondPraat Op Tijd. De stappen van de werkvorm staan op het digibord. De vraag is: Wat is het laatste verhaal dat jij hebt gehoord? Op school, van een vriend, het kan overal zijn. Vraag per groepje willekeurig een leerling naar zijn verhaal. Geef per verhaal kort feedback waarmee u duidelijk maakt of het verhaal leuk, grappig of spannend is [functie: genieten], leerzaam [functie: ervan leren] of dat u iets nieuws hebt gehoord over die leerling [functie: elkaar beter leren kennen]. Instructie • Lees met de leerlingen het lesdoel en de uitleg. • Laat steeds een fragment horen en model hoe je kunt vaststellen met welke reden iemand iets vertelt. Bijvoorbeeld bij fragment 1: Het kind wil dat de moeder doorgaat met vertellen. De moeder merkt dat het kind ervan geniet. De functie is dus genieten. In fragment 2 vertelt de kok iets aan de kinderen om van te leren. In fragment 3 vertellen de kinderen over zichzelf en zo leren ze elkaar kennen. • Laat de leerlingen de uitleg aanvullen met nog een andere reden. Begeleid inoefenen • Bekijk en lees samen met de leerlingen de start van het verhaal op p. 6 (‘Opa vertelt een verhaal.’). • Waarom wil dit kind een verhaal horen? Geef met je duim aan of deze reden kan: 1) om van te genieten [ja; het kind vraagt om een leuk of spannend verhaal.] 2) om van te leren [nee; misschien leert het kind er iets van, maar dat is niet waarom het een verhaal wilde horen.] 3) om opa beter te leren kennen [ja; het kind vraagt om een verhaal dat opa zelf heeft meegemaakt.] • Beluister het verhaal. Laat de leerlingen in het werkboek de laatste zin van het kind afmaken. Wat zou het kind van het verhaal vinden? Geef DenkTijd. Vraag met de beurtenstokjes drie leerlingen wat zij denken. • Gebruik TweeGesprek Op Tijd. De stappen van de werkvorm staan op het digibord. De opdracht is: Vertel over je ervaring met een ouder iemand die graag verhalen vertelt.
geen kopieermateriaal © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Coöperatieve werkvorm
Organisatie Woordleermoment óf
Ontdekken Verkennen Onderzoeken Concluderen Begeleid inoefenen
Instructie Voorkennis activeren Instructie Begeleid inoefenen
Check
Sta Op-Hand OmhoogTweetal
RondPraat Op Tijd
TweeGesprek Op Tijd
Aan de slag aanpak 2 3 Taken
aanpak 1 Verlengde instructie Terugkijken
Les 2 Verkennen Lesdoel
1 Waarom wordt dit verhaal verteld? Vul alleen de letter in. Bijvoorbeeld
Ik verken waarom mensen verhalen vertellen.
Kies uit: a om van te genieten
Uitleg Mensen vertellen elkaar verhalen om: ➜ van te genieten. ➜ van te leren. ➜ elkaar beter te leren kennen. ➜
b om van te leren
c om iemand beter te leren kennen
De meester vertelt hoe je een doosje vouwt.
b
Marijn vertelt waarom hij kleine beestjes griezelig vindt.
c
Oma vertelt hoe de ridder de rovers verslaat.
a
Eigen antwoord
Opa vertelt een verhaal.
start Kind: ‘Opa, mag ik jou wat vragen?’ Opa: ‘Tuurlijk. Vraag maar raak.’ Kind: ‘Weet jij nog een leuk of spannend verhaal? Iets wat je zelf hebt meegemaakt.’
2 Door welke verhalen leer je iemand beter kennen? Kruis aan. De meester vertelt hoe de geit zich in de klok verstopte. Elif vertelt hoe zij thuis Suikerfeest vieren. Kim vertelt waarom zij volleybal leuk vindt. Mijn broer vertelt hoe je veters strikt. Mijn vader vertelt over zijn vriend van vroeger.
midden
3 Aan het eind van dit blok vertel je over jezelf. a Kruis aan wat jij graag doet. Je mag ook zelf iets opschrijven. Eigen antwoord
slot
bakken
sporten
knutselen
film kijken
Kind: ‘Er was dus eigenlijk helemaal niks aan de hand.’ Opa: ‘Precies!’ Kind: ‘Nou, dat was een
spelen
muziek maken b Schrijf achter je keuzes bij a een voorbeeld op. Eigen antwoord
verhaal.’
c Beantwoord de vraag bij les 2 in de ROADMAP. Eigen antwoord
6
7
Check
5 Min
• Laat de fragmenten horen. Geef de belangrijkste reden aan waarom iemand dit verhaal vertelt: 1) om van te genieten 2) om van te leren 3) om iemand beter te leren kennen. [3; 1; 2] • Bepaal wie in aanmerking komt voor verlengde instructie. Aan de slag
20 Min
Zelfstandige verwerking 2 3 • Maak de opdrachten van deze les. Bij 3b schrijf je een voorbeeld achter de aangekruiste woorden: bijvoorbeeld welke sport je graag doet. Ga voor 3c naar p. 3 van het werkboek. Vul deze opdracht in de Roadmap in. Ga daarna door naar taak 2. geen kopieermateriaal © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Verlengde instructie 1 • Maak opdracht 1 samen met de leerlingen. Model de eerste zin. De meester vertelt hoe je een doosje vouwt. Als je luistert, kun je het daarna zelf. Je kunt er dus iets van leren. Laat de andere zinnen door de leerlingen op dezelfde manier doen. Terugkijken
5 Min
• Ik heb jullie mijn verhaal verteld met een IK-poster. Steek je duim omhoog als je denkt dat dit de reden is: 1) ik vertelde dit voor jullie plezier, om van te genieten 2) ik vertelde dit zodat jullie iets leren 3) ik vertelde dit zodat jullie me beter leren kennen. [kan alle drie] • Ik ben heel benieuwd naar de IK-posters die jullie binnenkort gaan maken, zodat wij elkaar allemaal nóg beter leren kennen. 13
Blok 2 · Les 3 · Verzamelen Leerkrachtdoelen Taalbeschouwing • Ik verken met de leerlingen kenmerken van een paspoort. • Ik nodig de leerlingen uit hun leerproces in kaart te brengen met de Rubric.
Materialen Woordenschat • Ik stimuleer de leerlingen om de themawoorden te leren.
Schrijven • Ik stimuleer de leerlingen om informatie over zichzelf te verzamelen.
Vooraf • In dit blok leren de leerlingen hun eigen verhaal vertellen aan de hand van een IK-poster. Je eigen verhaal begint bij wie je bent. Wie je bent, staat in een notendop beschreven in een paspoort (maar je bent natuurlijk veel meer dan dat). In deze les worden de leerlingen zich bewust van de objectieve aspecten van hun identiteit. Tegelijkertijd leren ze in deze les om persoonlijke gegevens in te vullen op een formulier. • Het paspoort dient tevens als mogelijke inhoud voor de IKposter. U kunt uw eigen paspoort of identiteitskaart laten zien als voorbeeld en aan de hand hiervan over uzelf vertellen. Woordleermoment
5 Min
• Vandaag, op deze datum, gaan we verder met het taalthema. Maar eerst leer je een aantal woorden die je tegenkomt in deze en de volgende les. Laat het filmpje en de opdracht zien. • De themawoorden staan gemarkeerd in het werkboek en in de handleiding. Leg deze zo nodig uit met behulp van de woordenhulp. Instructie
10 Min
Voorkennis activeren • Doe alsof u een digitaal formulier aan het invullen bent. Wacht even, ik zit nog even informatie over jullie te lezen. Toen jullie op school kwamen, hebben je ouders een formulier ingevuld met vragen over jullie. Die informatie vertelt ook al een deel van jullie verhaal. • Gebruik RondPraat. De stappen van de werkvorm staan op het digibord. De vraag is: Welke informatie over jullie zou op de formulieren staan die jullie ouders hebben ingevuld? • Loop rond met het wisbordje, schrijf de goede antwoorden die u hoort op, bespreek deze na en vul aan. Instructie • Lees met de leerlingen het lesdoel en de uitleg. • Soms moet je zelf je gegevens op een formulier invullen. Soms hoef je dat niet zelf te doen, maar moet je controleren of het goed is ingevuld. Begeleid inoefenen • Bekijk het paspoort op p. 8. Een paspoort vertelt bijvoorbeeld over jou: hoe je heet, waar en de datum waarop je bent 14
• leerwerkboek les 3 (p. 8-9) • leerwerkboek taak 3 (p. 8-9) • optioneel: paspoort of identiteitskaart om als voorbeeld te laten zien (leerkracht) • wisbordje en stift (leerkracht)
geboren en bij welk(e) land(en) je hoort. Een paspoort vertelt niet over jou: wat je hebt beleefd, hoe je woonruimte eruitziet, wat je graag doet en waar je van droomt. • Wijs verschillende onderdelen in het paspoort aan en vertel wat ze betekenen: geboortedatum, geboorteplaats en lengte. • Zoek bij opdracht 1 enkele onderdelen samen met de leerlingen op en laat de letters invullen. Check
5 Min
• Gebruik Stijgen & Dalen. De stappen van de werkvorm staan op het digibord. De opdracht is: Welk deel van jouw verhaal vind je in een paspoort? heldendaden [nee] namen [ja] geboortedatum [ja] geboorteplaats [ja] sport [nee] favoriete boek [nee] huisdier [nee] lievelingskleur [nee] foto [ja] lengte [ja] • Steek je duim omhoog voor je borst als je met mij wilt oefenen met het invullen van je gegevens. Anders ga je zelf verder. Aan de slag
20 Min
Zelfstandige verwerking 2 3 • Maak de opdrachten van deze les. Ga voor opdracht 4 naar p. 3 van het werkboek. Vul deze opdracht in de Roadmap in. Ga daarna door naar taak 3. Verlengde instructie 1 • Maak opdracht 1 (en zo nodig daarna opdracht 4) met de leerlingen samen af. Laat het voorbeeldpaspoort zien op het digibord. Kijk naar het paspoort op het digibord. Waar zie je daar de foto? Vul deze letter in bij foto. • Laat de leerlingen woorden die ze niet kennen, terugzoeken in de woordenlijst of leg ze opnieuw uit. Terugkijken
5 Min
• Laat de leerlingen antwoord geven door hun duim op te steken. Ik weet alle informatie die op mijn paspoort staat. – Ik heb een paspoort. – Ik heb een ander officieel document om naar het buitenland te gaan (ID-kaart). – Ik kan een formulier invullen. • Je gaat de informatie uit je paspoort later gebruiken voor je IKposter! • Laat de leerlingen zichzelf inschalen in de Rubric. Laat de leerlingen per doel met 1, 2 of 3 vingers aangeven waar ze staan. geen kopieermateriaal © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Coöperatieve werkvorm
Organisatie Woordleermoment Instructie Voorkennis activeren Instructie Begeleid inoefenen Check Aan de slag
Stijgen & Dalen
RondPraat
aanpak 2 3 Taken aanpak 1 Verlengde instructie Terugkijken
Les 3 Verzamelen Lesdoel
1 Bekijk en lees het paspoort. a Waar staat dit? Schrijf de goede letter op.
Ik kan informatie over mezelf verzamelen.
Uitleg
je foto
Als je een formulier moet invullen, doe je dat zo: 1 Kijk eerst goed welke informatie gevraagd wordt. Bijvoorbeeld: je naam, de datum waarop je geboren bent, je lengte. 2 Vul dan de informatie in.
f
je lengte
b
je achternaam
d
je geboortedatum
a
je voornaam / voornamen
c
de plaats waar je geboren bent
e
b Welke informatie over jezelf kan nog veranderen? Bijvoorbeeld Schrijf de letter op. f
d
b
2 Dit is een deel van een brief van een sportclub. Vul in. Eigen antwoord
c a
INSCHRIJVING
e b
Leuk dat je lid wordt van onze club. Vul in. voornaam
achternaam
geboortedatum
woonplaats
3 Soms krijg je in het buitenland een stempel in je paspoort. Waar zou je graag naartoe gaan? Schrijf twee landen op. Eigen antwoord
4 Beantwoord de vraag bij les 3 in de ROADMAP. Eigen antwoord
Een paspoort is een boekje met informatie over jezelf. Je gebruikt een paspoort als je naar het buitenland gaat. 8
geen kopieermateriaal © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
9
15
Blok 2 · Les 4 · Maken Leerkrachtdoelen
Materialen
Toegepaste grammatica • Ik herhaal met de leerlingen de begrippen klinker en medeklinker.
• woordenlijst lessen 4-5-6 (p. 10-11) en leerwerkboek les 4 (p. 12-13) • leerwerkboek taak 4 (p. 10-11) • teken- of schrijfblaadjes voor naamdicht • wisbordje en stift (per leerling)
Schrijven • Ik stimuleer de leerlingen om een naamdicht te maken. Woordenschat • Ik stimuleer de leerlingen om de themawoorden te leren.
Vooraf • De leerlingen maken een naamdicht waarin ze iets over zichzelf vertellen. Het naamdicht dient tevens als mogelijke inhoud voor de IK-poster. Woordleermoment
5 Min
• Laat de woordenlijst van les 4-5-6 zien op het digibord. Kijk op p. 10-11 van je werkboek. Dit zijn de themawoorden die jullie in de lessen tegenkomen en gaan leren. Misschien zie je woorden die nieuw voor je zijn. Of misschien ken je het woord wel, maar leer je een andere betekenis van het woord. Je gaat nu zelf aangeven of je de betekenis van het woord al kent. Ik lees zo meteen het woord voor en jullie kruisen direct aan of het woord nieuw voor je is, of je het al herkent of het zelfs al gebruikt. Lees alleen de woorden voor, niet de betekenis. • Zorg voor een hoog tempo. De woorden komen terug in les 5 en les 6, en worden ingeoefend aan de takenkant. • Deze week gaan we een woord ook bij andere vakken zo vaak mogelijk proberen te gebruiken. Benoem dit woord: favoriet. • Schrijf het woord op het whiteboard of wijs naar de woordposter. Gebruik het zo veel mogelijk bij andere vakken. • Uiteraard zijn alle themawoorden belangrijk, maar dit woord is deze week favoriet. Instructie
10 Min
Voorkennis activeren • Haal de kennis over klinkers en medeklinkers op die eerder is aangeboden bij Taaljacht spelling & grammatica en in blok 1. Weet je nog wat klinkers zijn? En wat medeklinkers zijn? • Gebruik TweePraat. De stappen van de werkvorm staan op het digibord. De opdracht is: Noem voorbeelden van klinkers (kind A) en medeklinkers (kind B). • In deze les leer je hoe je met de letters van je naam iets over jezelf kunt vertellen. Instructie • Lees met de leerlingen het lesdoel en de uitleg. Je kunt je verhaal ook vertellen in een gedicht. Een bijzondere vorm is het naamdicht. Je zet de letters van je naam onder elkaar. Met iedere letter begin je een woord of een zin. Je kunt over iemand vertellen hoe hij is, bijvoorbeeld de ‘m’ van ‘moedig’. 16
Of je vertelt over wat iemand goed kan, bijvoorbeeld de ‘s’ van ‘samenwerken’. • Toon het voorbeeld op het digibord. De eerste letters vormen een woord. Over wie gaat dit naamdicht? Schrijf het op je wisbordje. [meester] Begeleid inoefenen • Lees de voorbeelden van naamdichten op p. 12. Sommige letters komen maar weinig voor in de Nederlandse taal. Toch kun je er altijd wel wat bij bedenken. Over wie gaat het eerste naamdicht? Lees van boven naar beneden.[Rifka] Kleur de letters van de namen bij de andere voorbeelden. [Quint, Yara] • Doe de eerste drie letters van opdracht 1 samen. Geef de leerlingen per letter DenkTijd. Gebruik de beurtenstokjes. Zorg ervoor dat er ook beschrijvingen staan die leerlingen voor hun eigen naamdicht kunnen gebruiken. Er is geen goed of fout antwoord, het gaat erom dat het woord bij ons als groep of bij jou als persoon past. • Gebruik voor de rest van de letters RondPraat & Schrijven. De stappen van de werkvorm staan op het digibord. De opdracht is: Maak het naamdicht over de groep af. Check
5 Min
• Laat het voorbeeld zien op het digibord. Over wie gaat dit naamdicht? Schrijf de letters op je wisbordje. Zet een streep onder de medeklinkers. [juf] • Steek je duim omhoog voor je borst als je met mij wilt oefenen met een naamdicht. Anders ga je zelf verder. Aan de slag
20 Min
Zelfstandige verwerking 2 3 • Maak de opdrachten van deze les. Het naamdicht kun je later ook op je IK-poster zetten. Opdracht 3 is een extra opdracht. Ga daarna door naar taak 4. Verlengde instructie 1 • Maak opdracht 2 samen met de leerlingen op het wisbordje. Je hebt nu dingen opgeschreven over de groep. Welke letter komt ook voor in jouw naam? Dan is die misschien bruikbaar voor jouw naamdicht. Zet een rondje om die letter.
geen kopieermateriaal © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Coöperatieve werkvorm
Organisatie Woordleermoment Instructie Voorkennis activeren Instructie Begeleid inoefenen Check Aan de slag
TweePraat
RondPraat & Schrijven
aanpak 2 3 Taken aanpak 1 Verlengde instructie Terugkijken
Les 4 Maken Lesdoel
1 a Maak een naamdicht over jullie groep. Eigen antwoord
Ik kan een naamdicht maken.
Goed in
Uitleg
Rustig als
Een naamdicht is een soort gedicht. Je maakt het zo: 1 Zet de letters van de naam onder elkaar. 2 Schrijf bij elke letter iets over die persoon. Bijvoorbeeld:
Onrustig als E P V I
Een stoer meisje Vaak grappig kat Aardig voor de
E R b Wat past ook bij jou? Zet een rondje om die letter. Eigen antwoord
Waar vind je bruikbare woorden? ➜ Kijk op dit blad. ➜ Of vraag het aan je maatje of je leerkracht.
boek
acht
club
dol op
Radslag kan ik goed. Ik ben heel lenig. Fietsen doe ik ook graag. Keihard door het park. Alleen of met een vriendin.
2 Maak je eigen naamdicht. Schrijf de letters van je naam onder elkaar in het vak. Bedenk bij elke letter een woord dat iets zegt over jezelf. Schrijf het woord op. Eigen antwoord
erg
Quiz vind ik leuk. goed
fietse n
helem aal
jamm er
ik
Uitkijken als ik meedoe! Ik wil heel graag ...
klapp en
prachtig
muziek
lui
yoghurt
yogh urt
ons
Niet verliezen. Top!
quiz
verlie zen
uit
niet
zinge n
rustig
sporten
taal
Yoghurt vind ik lekker. winne n
xylofoon
ijs
Alfabet
Aardbeien ook. Rupsen niet.
3 Maak nog een naamdicht. Gebruik hiervoor een apart blaadje. Bedenk nu bij iedere letter geen woord, maar een zin.
Aaaaah … bah!
12
13
• Laat de leerlingen om beurten iets over zichzelf zeggen. Probeer direct een woord aan te reiken dat begint met een letter van de naam van één van de leerlingen. Wie kan dit woord gebruiken voor zijn naamdicht? Schrijf het woord bij de letter. Terugkijken
5 Min
• Hang een paar mooie voorbeelden van naamdichten in de klas op of lees ze met toestemming van de leerling voor. • Je hebt nu geleerd hoe je met de letters van je naam iets over jezelf kunt vertellen in een naamdicht. Je kunt het naamdicht later voor je IK-poster gebruiken.
geen kopieermateriaal © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
17
Blok 2 · Les 5 · Verkennen Leerkrachtdoelen
Materialen
Taalbeschouwing • Ik verken met de leerlingen onderdelen van een poster. • Ik laat de leerlingen ervaren hoe informatie in tekst en beeld samenhangt.
• • • • •
leerwerkboek les 5 (p. 14-15) leerwerkboek taak 5 (p. 12-13) optioneel: enkele posters optioneel: IK-poster, gemaakt door leerkracht wisbordje en stift (leerkracht)
Woordenschat • Ik stimuleer de leerlingen om de themawoorden te leren.
Vooraf
óf
• Deze les kunt u ontdekkend of instructiegebonden aanbieden. • Als u de route Ontdekken volgt, is het nodig dat u meerdere posters zichtbaar ophangt. Woordleermoment
5 Min
• Vandaag gaan we verder met het taalthema. Maar eerst leer je een aantal woorden die je tegenkomt in deze en de volgende les. Laat het filmpje en de opdracht zien. • De themawoorden staan gemarkeerd in het werkboek en in de handleiding. Leg deze zo nodig uit met behulp van de woordenhulp. Kies voor het vervolg van de les voor Ontdekken of Instructie . Ontdekken
10 Min
Verkennen • De werkboeken zijn nog gesloten. Hier hangen posters. Die vertellen elk een verhaal. Bespreek met de leerlingen kort het onderwerp van de posters. [bijvoorbeeld: een boek, een film] • Elke poster is gemaakt om op te vallen. Jullie gaan ontdekken waardoor dat komt. Onderzoeken • Gebruik Eén Beurt RondPraat. De stappen van de werkvorm staan op het digibord. De vraag is: Waardoor vallen deze posters op? • Laat per groepje één leerling de ontdekking vertellen en aanwijzen op de posters. • Schrijf de kenmerken op die de leerlingen noemen. Bespreek de ontdekkingen van de leerlingen en vul indien nodig aan. [bijvoorbeeld: grote letters, felle kleuren, afbeeldingen] Concluderen • Geef een samenvatting van wat de leerlingen ontdekt hebben. • Lees met de leerlingen de uitleg in het werkboek op p. 14 en laat die aanvullen met een eigen ontdekking. [bijvoorbeeld: grote beelden en letters]
18
Instructie
10 Min
Voorkennis activeren • Ik fietste vanochtend naar school en zag een poster van een dansvoorstelling. Die zag er zo mooi uit, dat ik nu heel graag naar die voorstelling wil. • Gebruik RondPraat. De stappen van de werkvorm staan op het digibord. De vraag is: Waar kom je posters tegen? [bijvoorbeeld: bushokjes, etalages] Instructie • Lees met de leerlingen het lesdoel en de uitleg. • Gebruik het voorbeeld van de IK-poster van de leerkracht of uw eigen IK-poster bij ieder punt in de uitleg. • Bespreek de vormgeving aan de hand van de IK-poster. Bij een poster is het belangrijk dat je de tekst en het beeld van grote afstand kunt zien. De letters van de titel en het belangrijkste beeld zijn daarom het grootst. Laat de leerlingen de uitleg aanvullen: grote beelden en letters. Begeleid inoefenen • Bekijk de poster op p. 14 en lees de tekst die erbij staat. Wie weet waar deze poster over gaat? Gebruik de beurtenstokjes. [Het is een film naar een versje van Annie M.G. Schmidt, waarin een jongetje vrienden is met een giraf.] • Gebruik Eén Beurt RondPraat. De stappen van de werkvorm staan op het digibord. De vraag is: Wat is het opvallendst? Wat is volgens jou de blikvanger? • Bij een poster vertellen beeld en tekst samen het verhaal. Dat is bij deze poster zeker zo: de vlekken van de giraf zitten zelfs nog ín de letters. Je zou de letters van de titel dus de blikvanger kunnen vinden, maar misschien zag jij een andere blikvanger. Check
5 Min
• Ik noem een aantal onderdelen van een poster. Steek je duim op als het klopt. Op een poster staat vooral tekst. [nee] De titel van de poster staat het grootst afgebeeld. [ja] Er is altijd een blikvanger. [ja] De blikvanger is altijd een beeld. [nee] • Bepaal wie in aanmerking komt voor verlengde instructie.
geen kopieermateriaal © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Coöperatieve werkvorm
Organisatie Woordleermoment óf
Ontdekken Verkennen Onderzoeken Concluderen Begeleid inoefenen
Instructie Voorkennis activeren Instructie Begeleid inoefenen
Check
Eén Beurt RondPraat
RondPraat
TweeGesprek Op Tijd
Aan de slag aanpak 2 3 Taken
aanpak 1 Verlengde instructie Terugkijken
Les 5 Verkennen Lesdoel
1 Bekijk en lees de poster van de film. Vul in.
Ik verken onderdelen van een poster.
a Wat is de titel?
Uitleg Op een poster vertellen tekst en beeld samen een verhaal. ➜ De tekst is: woorden en korte zinnen. ➜ Het beeld is: de plaatjes en de kleuren. ➜ Een titel of plaatje kan een blikvanger zijn. ➜
Dikkertje Dap
b Wanneer kun je de film voor het eerst zien?
op Dierendag
2 a Wat is voor jou de blikvanger op de poster van de film? Kruis aan en schrijf op. Eigen antwoord
Eigen antwoord
het plaatje van: de titel allebei
Deze filmposter is een opvallend geheel. Kijk hoe de poster eruitziet. Sommige onderdelen knallen er echt uit!
b Zet in de poster een pijl bij wat je het mooist vindt. Eigen antwoord
3 a Welke titel hoort bij welke poster? Trek lijnen.
Hier staat wie er meespelen.
Hip hop dans
Eet meer fruit!
Altijd goed poetsen!
b Maak een poster voor je favoriete winkel. Tip: begin met de blikvanger.
Eigen tekening Hier staat wanneer je de film voor het eerst kunt zien. 14
Aan de slag
15
20 Min
Zelfstandige verwerking 2 3 • Maak de opdrachten van deze les. Ga daarna door naar taak 5. Verlengde instructie 1 • Maak opdracht 1 met de leerlingen samen. Bespreek de vragen. Jullie kunnen deze informatie in de poster vinden. Je hoeft het niet zelf te bedenken. • Geef bij opdracht 2 aan dat het gaat om de eigen mening. Wat valt jou als eerste op als je naar de poster kijkt?
geen kopieermateriaal © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Terugkijken
5 Min
• Laat de leerlingen de voorkant van het werkboek bekijken. Eigenlijk lijkt de voorkant van dit werkboek wel wat op een poster. Je ziet veel dezelfde onderdelen. Laat de leerlingen aanwijzen: 1) de titel 2) de belangrijkste afbeelding 3) andere informatie [het thema, het bloknummer]. • Gebruik TweeGesprek Op Tijd. De stappen van de werkvorm staan op het digibord. De vraag is: Wat is voor jou de blikvanger van de voorkant van je werkboek?
19
Blok 2 · Les 6 · Verzamelen Leerkrachtdoelen Taalbeschouwing • Ik nodig de leerlingen uit hun leerproces in kaart te brengen met de Rubric.
Materialen Woordenschat • Ik stimuleer de leerlingen om de themawoorden te leren.
Mondelinge taalvaardigheid • Ik laat de leerlingen gericht luisteren.
• • • •
leerwerkboek les 6 (p. 16-17) leerwerkboek taak 6 (p. 14-15) printblad IK-poster (per leerling) optioneel: IK-poster, gemaakt door leerkracht
Schrijven • Ik stimuleer de leerlingen om onderdelen voor hun IK-poster te verzamelen.
Vooraf • Print het printblad voor alle leerlingen op A3-papier. • De leerlingen starten deze les met het maken van de IK-poster. In les 9 hebben ze tijd om deze bij te stellen en af te maken, nadat ze elkaar tussentijds peer-feedback hebben gegeven. In deze les ligt de focus op de keuze van de onderdelen van de IK-poster. • De leerlingen werken in les 6, 7 en 8 bij Aan de slag aan hun IKposter op het printblad. Maak vooraf afspraken met de leerlingen waar ze hun printblad bewaren (bijvoorbeeld: in een gezamenlijke bak, in een mapje in hun kastje). • Bekijk tussen les 6 en 9 de ingevulde printbladen van de IK-poster. Geef tips en ondersteuning indien nodig. Dit kan tijdens de verlengde instructie van les 7 en 8. • Als leerlingen niet aan taak 6 toekomen, is er in de vierde week ruimte in het programma om de taken af te maken. Woordleermoment
5 Min
• Vandaag gaan we verder met het taalthema. Maar eerst leer je een aantal woorden die je tegenkomt in deze en de volgende les. Laat het filmpje en de opdracht zien. • De themawoorden staan gemarkeerd in het werkboek en in de handleiding. Leg deze zo nodig uit met behulp van de woordenhulp. Instructie
10 Min
Voorkennis activeren • Laat opnieuw het voorbeeld van de IK-poster of uw eigen IK-poster zien. Jullie hebben al veel geleerd over wat er op een IK-poster kan staan. Er staat een paspoort op met informatie over mij. Er is een blikvanger. Maar er staat nog veel meer op. Jullie leren vandaag hoe je die informatie verzamelt. Instructie • Lees met de leerlingen het lesdoel en de uitleg. Je eigen verhaal vertellen kan op veel manieren: je kunt alleen vertellen, je kunt vertellen aan de hand van een voorwerp of foto die iets zegt over jou. In dit blok vertel je aan de hand van een poster, een IK-poster. Een ander kan dan informatie zien en horen over jou.
20
• Wijs ieder onderdeel van de uitleg aan op het voorbeeld van de IK-poster voor de leerkracht of uw eigen IK-poster. Er is nog veel meer te vertellen, maar niet alles kan en hoeft op de IK-poster. Je bepaalt zelf wat jij wilt laten zien. Begeleid inoefenen • Gebruik TweePraat. De stappen van de werkvorm staan op het digibord. De vraag is: Welke onderdelen in tekst en beeld zie je op de schets? • Deze schets van een IK-poster is van Layla. Zij gaat haar verhaal nu vertellen. Kruis op de IK-poster aan over welke onderdelen Layla vertelt. • Luister naar het fragment. Over welke onderdelen heeft Layla nu verteld in haar verhaal én op de IK-poster? [naam, leeftijd, sport, favoriete boek] • Maak opdracht 1 samen. Wat hebben we nog meer gehoord over Layla? Bespreek het per onderdeel. [familie, favoriete eten] Het is belangrijk dat je IK-poster past bij wat je vertelt. Layla vertelt heel veel. Misschien kun jij sommige onderdelen ook gebruiken voor jouw verhaal. Check
5 Min
• Jullie gaan straks beginnen aan je eigen IK-poster. Laat met je duim zien of je denkt dat het gaat lukken. Steek je duim omhoog voor je borst als je nog hulp nodig hebt voor je kunt beginnen. Anders ga je zelf aan de slag. Aan de slag
20 Min
Zelfstandige verwerking 2 3 • Maak de opdrachten van deze les. In de Roadmap op p. 3 heb je inmiddels al veel informatie voor jouw verhaal verzameld. In opdracht 2 en 3 verzamel je nog meer informatie over jezelf. Je gaat niet alles gebruiken voor je IK-poster. Pas bij opdracht 4 pak je het printblad van je IK-poster erbij en maak je de keuze. Laat het printblad zien. Bespreek alle onderdelen bij opdracht 4. Ga na de opdrachten door naar taak 6. Verlengde instructie 1 • Neem de leerlingen apart die hebben aangegeven nog niet van start te kunnen. Laat ze zelf opdracht 2 en 3 maken en help ze op weg met opdracht 4.
geen kopieermateriaal © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Coöperatieve werkvorm
Organisatie Woordleermoment Instructie Voorkennis activeren Instructie Begeleid inoefenen Check Aan de slag
TweePraat
aanpak 2 3 Taken aanpak 1 Verlengde instructie Terugkijken
Les 6 Verzamelen Lesdoel
1 Luister naar het verhaal van Layla, en bekijk en lees haar schets. Wat kan Layla nog meer in haar IK-poster zetten? Kruis aan. familie muziek vriendinnen favoriete spel favoriete eten favoriete sport
Ik kan onderdelen verzamelen voor mijn IK-poster.
Uitleg Een IK-poster vertelt jouw verhaal in tekst en beeld. tekst
Bijvoorbeeld: ➜ informatie uit je paspoort ➜ wat je graag doet ➜ waar je van houdt
beeld
2 Wat zijn jouw favoriete dingen? Vul in. Eigen antwoord
Bijvoorbeeld: ➜ foto’s ➜ tekeningen
Luister naar het verhaal van Layla.
Op de schets staat een tekening van Layla. Dat is de blikvanger van deze IK-poster. Ze laat zich van haar beste kant zien!
Natuurlijk vertelt ze ook iets over wat ze graag doet.
boek:
spel:
eten:
speelgoed:
kleur:
muziek:
film:
:
held:
:
3 Vertel nog meer. Maak de zinnen af. Eigen antwoord Ik kan heel goed
.
Ik kan ook heel goed
.
Later word ik
.
Het mooiste woord uit de taal die ik spreek, is
.
4 Pak je IK-poster. a Kleur het vakje als je het af hebt. Eigen antwoord hoe je eruitziet: teken jezelf of plak je foto op. paspoort: kijk in de ROADMAP en vul in. naam: zorg dat het een blikvanger wordt. naamdicht
Ze noemt haar favoriete boek.
b Deze onderdelen kies ik zelf ook nog: Eigen antwoord
16
Terugkijken
17
5 Min
• Laat opdracht 2 zien op het digibord. Ik noem het onderdeel. Steek je duim op als je met dat onderdeel iets gaat doen op je IK-poster. • Laat enkele leerlingen met de beurtenstokjes vertellen wat ze bij opdracht 3 hebben opgeschreven. • Laat de leerlingen zichzelf inschalen in de Rubric. Benoem de voortgang van de leerlingen.
geen kopieermateriaal © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
21
Blok 2 · Les 7 · Maken Leerkrachtdoelen
Materialen
Toegepaste grammatica • Ik stimuleer de leerlingen om van een steekwoord een zin te maken. • Ik herhaal met de leerlingen hoe een zin is opgebouwd.
• woordenlijst lessen 7-8-9 (p. 18-19) en leerwerkboek les 7 (p. 20-21) • leerwerkboek taak 7 (p. 16-17) • optioneel: IK-poster, gemaakt door leerkracht • wisbordje en stift (per leerling)
Woordenschat • Ik stimuleer de leerlingen om de themawoorden te leren.
Vooraf • Om je verhaal te vertellen, kun je gebruikmaken van steekwoorden. In blok 1 hebben de leerlingen al kennisgemaakt met steekwoorden, in dit blok maken ze er zinnen mee. • Tegelijkertijd oefenen de leerlingen in deze les met de zin als belangrijke taalkundige eenheid. In Taaljacht spelling & grammatica blok 1 hebben de leerlingen geleerd dat een zin begint een hoofdletter en eindigt met een punt. Woordleermoment
5 Min
• Laat de woordenlijst van les 7-8-9 zien op het digibord. Kijk op p. 18-19 van je werkboek. Dit zijn de themawoorden die jullie in de lessen tegenkomen en gaan leren. Misschien zie je woorden die nieuw voor je zijn. Of misschien ken je het woord wel, maar leer je een andere betekenis van het woord. Je gaat nu zelf aangeven of je de betekenis van het woord al kent. Ik lees zo meteen het woord voor en jullie kruisen direct aan of het woord nieuw voor je is, of je het al herkent of zelfs al gebruikt. Lees alleen de woorden voor, niet de betekenis. • Zorg voor een hoog tempo. De woorden komen terug in les 8 en les 9, en worden ingeoefend aan de takenkant. • Deze week gaan we een woord ook bij andere vakken zo vaak mogelijk proberen te gebruiken. Benoem dit woord: weleens. • Schrijf het woord op het whiteboard of wijs naar de woordposter. Gebruik het zo veel mogelijk bij andere vakken. • We hebben in dit blok al veel woorden geleerd. Wie gebruikt de woorden op de woordmuur weleens bij andere vakken? Instructie
10 Min
Voorkennis activeren • Laat de afbeelding zien. Op de kaft, de voor- of achterkant van een boek, staan soms steekwoorden. Hier staat bijvoorbeeld: ‘prachtige tekeningen’. De hele zin die daarbij hoort is: ‘Het boek heeft prachtige tekeningen!’ Welke zin zou er bij ‘spannend’ passen? Geef DenkTijd. Vraag de leerlingen aan de hand van de beurtenstokjes een voorbeeldzin te geven. [bijvoorbeeld: Het verhaal is heel spannend.]
22
Instructie • Lees met de leerlingen het lesdoel en de uitleg. Op jullie IKposter staan allemaal onderdelen in beeld en tekst. Je schrijft op de poster steeds één woord of een paar woorden. Dat zijn steekwoorden. • Laat het voorbeeld van de IK-poster van de leerkracht of uw eigen IK-poster zien. Model met één onderdeel hoe u aan de hand van een steekwoord een zin maakt. Ik gebruik het steekwoord als geheugensteuntje. Maar ik wil mijn verhaal niet vertellen in allemaal losse woorden, dus maak ik er een zin van. Schrijf de zin op het digibord. Als je een zin schrijft, begint de zin met een hoofdletter en eindigt de zin vaak met een punt. Kleur hoofdletter en punt bij de zin op het bord. Als je vertelt, hoor je een hoofdletter niet. Een punt kun je wel horen. De verteller neemt dan een korte adempauze. Begeleid inoefenen • Bekijk en lees de voorkant en de bladzijden van Piraat Puck. Bij deze boeken staan op de eerste bladzijden heel kort de verhalen van de personen uit het boek. Zo stellen de personen zich voor. Neem bij elke punt een bewuste adempauze. • Ik lees het stukje over Puck nog een keer voor. Jullie kleuren in elke zin de hoofdletter en de punt. Besteed kort aandacht aan hoofdletters bij eigennamen. Uit hoeveel zinnen bestaat dit stukje over Puck? Schrijf het aantal op je wisbordje en laat het zien. [3] • Maak opdracht 1a met de leerlingen samen. Doe de eerste voor. Lees het stukje over de Marlijn opnieuw voor. Wat zou hier nu het steekwoord kunnen zijn? Een steekwoord is een woord uit de zin waardoor jij de zin goed kunt onthouden. Hier zou dat kunnen zijn: mooiste, snelste, piratenschip of bemanning. Welk woord vat dit stukje nu het best samen waardoor je het kunt onthouden? [piratenschip] Check
5 Min
• Gebruik Stijgen & Dalen. De stappen van de werkvorm staan op het digibord. De vraag is: Is dit een zin? • Steek je duim omhoog voor je borst als je met mij wilt oefenen met het maken van zinnen. Anders ga je zelf verder.
geen kopieermateriaal © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Coöperatieve werkvorm
Organisatie Woordleermoment Instructie Voorkennis activeren Instructie Begeleid inoefenen Check Aan de slag
Stijgen & Dalen
Eén Beurt RondPraat
aanpak 2 3 Taken aanpak 1 Verlengde instructie Terugkijken
Les 7
Maken
Lesdoel
1 a Welk steekwoord hoort bij welke persoon? Vul de letter in.
Ik kan zinnen maken met steekwoorden.
Kies uit: a papegaai
Uitleg Een steekwoord helpt je bij het vertellen van een verhaal. Zo maak je van een steekwoord een zin: Een zin begint met een 1 Kies woorden die bij je steekwoord horen. hoofdletter en eindigt 2 Maak met die woorden een zin. meestal met een pun t.
persoon de Marlijn Puck Raaf
Dit is een stukje uit het boek over Piraat Puck. Over deze piraat zijn meer boeken geschreven. Hier stellen de personen zich voor.
Dit is de Marlijn, piratenschip van het mooiste en snelste de wereld. de bemanning.) (Tenminste, dat zegt De bemanning van de
mandje gevonden Puck is als baby in een de Marlijn. door de kapitein van Ze slaagde voor de test van de Piratenbond. e Dus nu is ze een echt piraat. Raaf: de papegaai van ai Puck. De liefste papega van de wereld.
steekwoord
c e a
d kapitein
e mandje
persoon
f kok
steekwoord
d f b
Latifa Bella Mans
piraat 2 Wat is een zin? Kruis aan. Morgen vier ik mijn verjaardag. Ik vier feest met mijn vriendjes. taart eten ballonnen slingers mooi
mama verhaal zeerovers voorlezen Mijn broer komt verkleed als zeerover. het leukste feest van het jaar
3 a Schrijf bij drie onderdelen van jouw IK-poster een steekwoord op. Maak daarna met elk steekwoord een zin. Eigen antwoord
Dit is Bella,
de kok. n, Ze kan geweldig koke zijn maar het allerlekkerst jes. haar koek
Marlijn:
c piratenschip
b Welk steekwoord past nog meer bij Puck?
Dit is Latifa, en kapitein pleegmoeder van Puck van de Marlijn. cht. Ze strijdt tegen onre n of Schippers die olie loze opgepast! ien: goo rommel in zee
Wie is wie?
b matroos
steekwoord
huisdier
zin
Mijn huisdier is een hond. Mijn
En natuurlijk Mans, de matroos. Hij is superlief en kan mastklimmen als de beste. En hij houdt erg van zijn zwabber.
Mijn Mijn b Kleur de hoofdletter en punt in elke zin.
4 Schrijf drie steekwoorden over jezelf op. Eigen antwoord
Piraat Puck Uit: Janneke Schotveld, Raaf en de ontvoering van
20
Aan de slag
21
20 Min
Zelfstandige verwerking 2 3 • Maak de opdrachten van deze les. Ga daarna door naar taak 7. Verlengde instructie 1 • Geef verlengde instructie aan leerlingen die moeite hadden met de onderdelen in de begeleide inoefening of met de checkvraag. • Maak opdracht 2 samen met de leerlingen. Model de eerste zin. ‘Morgen vier ik mijn verjaardag.' De woorden vertellen samen iets. De zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt. Dit is dus een zin. Kruis aan. • Laat de leerlingen om beurten ook een zin modellen op dezelfde manier. geen kopieermateriaal © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Terugkijken
5 Min
• Gebruik Eén Beurt RondPraat. De stappen van de werkvorm staan op het digibord. De opdracht is: Maak een zin met het steekwoord ‘bemanning’.
23
Blok 2 · Les 8 · Verkennen Leerkrachtdoelen
Materialen
Taalbeschouwing • Ik verken met de leerlingen fasen van een presentatie.
• • • •
Mondelinge taalvaardigheid • Ik laat de leerlingen gericht luisteren.
leerwerkboek les 8 (p. 22-23) leerwerkboek taak 8 (p. 18-19) optioneel: IK-poster, gemaakt door leerkracht wisbordje en stift (per leerling)
Woordenschat • Ik stimuleer de leerlingen om de themawoorden te leren.
Vooraf • Deze les kunt u ontdekkend of instructiegebonden aanbieden. • De leerlingen leren in deze les de basisstructuur van een presentatie, uitgewerkt in het SMS-schema (start-midden-slot). Dit schema is een hulpmiddel. Het gaat erom dat u de leerlingen ervan bewust maakt dat er fasen zijn in de presentatie. Het gesprek over de fasen én het bewustzijn daarvan is belangrijker dan dat de leerlingen de precieze fasen noemen. Woordleermoment
5 Min
• In deze les worden geen nieuwe woordclusters aangeboden. Herhaal desgewenst een cluster uit les 2, 3, 5 of 6 op het digibord. • Bekijk de gemarkeerde woorden. In het audiofragment komen nog de volgende woordenschatwoorden aan bod: ergens weg van zijn en weleens. Dit zijn de themawoorden. Leg deze woorden zo nodig uit met behulp van de woordenhulp. Kies voor het vervolg van de les voor Ontdekken of Instructie . Ontdekken
10 Min
Verkennen • De werkboeken zijn nog gesloten. • Jullie zijn bezig een IK-poster te maken waarmee jullie je verhaal gaan vertellen. In deze les ontdekken jullie hoe je daarover aan anderen kunt vertellen in een presentatie. Onderzoeken • Laat de leerlingen op een wisbordje een start-midden-slotschema tekenen. • In les 6 stelde Layla zich al voor. Haar poster is af en die laat ze nu zien in een vlog. Kijkvraag: Bij welke delen van de presentatie gebruikt Layla de poster? Zet daar bij de uitleg een kruisje. [start, midden] • Laat de vlog zien. Bespreek de antwoorden op de kijkvraag, gebruik beurtenstokjes. • Gebruik Genummerde Koppen Bij Elkaar. De stappen van de werkvorm staan op het digibord. De vraag is: Wat doet Layla goed in haar presentatie? Laat per groepje een leerling iets noemen wat Layla goed doet. [zorgen dat de poster zichtbaar is, onderdelen aanwijzen, enz.]
24
Concluderen • Geef een samenvatting van wat de leerlingen ontdekt hebben. • Lees met de leerlingen de uitleg in het werkboek op p. 22. Vul de uitleg in het werkboek aan met een eigen ontdekking. [bijvoorbeeld: Ga naast je poster staan, niet ervoor.] óf Instructie
10 Min
Voorkennis activeren • Jullie zijn bezig een IK-poster te maken waarmee jullie je verhaal gaan vertellen. In deze les verkennen jullie hoe je daarover aan anderen kunt vertellen in een presentatie. Instructie • Lees met de leerlingen het lesdoel, de uitleg en de presentatietips. • In les 6 stelde Layla zich al voor. Haar poster is af en die laat ze nu zien in een vlog. Kijkvraag: Bij welke delen van de presentatie gebruikt Layla de poster? Zet daar bij de uitleg een kruisje. [start, midden] • Laat de vlog zien. Verwoord punten die Layla goed doet. Bij de start laat Layla de poster duidelijk zien. In het midden wijst ze steeds het onderdeel aan waarover ze iets vertelt. Layla zorgt ervoor dat ze niet voor de poster gaat staan. Begeleid inoefenen • Laat het voorbeeld van de IK-poster van de leerkracht of uw eigen IK-poster zien. Model de drie onderdelen van de presentatie. Gebruik bij ‘start’ en ‘slot’ de zinnetjes uit de uitleg, geef bij ‘midden’ één onderdeel van de IK-poster als voorbeeld. • Besteed extra aandacht aan het aanwijzen van de onderdelen op de poster. • Vraag de leerlingen om een top en een tip te bedenken. Geef DenkTijd en gebruik de beurtenstokjes. Daag de leerlingen uit hun keuze toe te lichten. Check
5 Min
• Geef met je duim steeds aan of ik de poster goed aanwijs bij de presentatie en of je de poster nog kunt zien. Model een aantal onderdelen van de presentatie. Bijvoorbeeld: voor de poster gaan staan [niet goed]; naast de poster staan en deze aanwijzen geen kopieermateriaal © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Coöperatieve werkvorm
Organisatie Woordleermoment óf
Ontdekken
Instructie
Verkennen Onderzoeken Concluderen Begeleid inoefenen
Voorkennis activeren Instructie Begeleid inoefenen
Check
Genummerde Koppen Bij Elkaar
Aan de slag aanpak 2 3 Taken
aanpak 1 Verlengde instructie Terugkijken
Les 8 Verkennen Lesdoel
1 Welke zin hoort bij welke fase van de presentatie? Vul de letter in.
Ik verken hoe je een presentatie geeft.
Kies uit: a start
Uitleg Bij je presentatie vertel je iets bij je poster. Je presentatie bestaat uit: start
c slot
Ik ga jullie iets over mezelf vertellen.
midden
Nu weten jullie iets meer over mij.
slot
Dit is mijn poster.
Wijs elk onderdeel aan
Ik hoop dat jullie nu meer
Dat kun je zien aan …
en vertel er iets over.
over mij weten.
➜
b midden
Dit is mijn favoriete eten.
Eigen antwoord
b a c
2 Wat is een goede afsluiting van een presentatie? Kruis er twee aan. Ze leefden nog lang en gelukkig. Ik hoop dat jullie wat over me geleerd hebben. Zo, nou ben ik wel klaar, doei! Zijn er nog vragen?
Bekijk de vlog van Layla. 3 Bekijk de plaatjes. Hoe kun je het beste staan bij een presentatie? Kruis aan.
4 Waar ga je op letten bij de presentatie? Kruis twee antwoorden aan. Eigen antwoord Ik zorg ervoor dat iedereen mijn poster kan zien. Ik wijs het onderdeel aan waarover ik vertel. Ik spreek luid en duidelijk. Ik laat zien dat ik trots ben op mijn poster.
Tips voor een presentatie met een poster: ➜ Zorg ervoor dat iedereen je poster kan zien. ➜ Wijs het onderdeel aan waarover je vertelt. ➜ Spreek luid en duidelijk. ➜ Laat zien dat je zo trots bent als een pauw op je poster.
anders:
5 Beantwoord de vraag bij les 8 in de ROADMAP. Eigen antwoord
22
23
[goed]; met uw rug naar het publiek staan [niet goed]; over een onderdeel vertellen en daarbij een ander onderdeel aanwijzen [niet goed]; een onderdeel aanwijzen en erover vertellen [goed]; de poster voor uw gezicht houden [niet goed] • Bepaal wie in aanmerking komt voor verlengde instructie. Aan de slag
20 Min
Zelfstandige verwerking 2 3 • Maak de opdrachten van deze les. Ga daarna door naar taak 8. Verlengde instructie 1 • Controleer hoe ver de leerlingen al zijn met hun eigen IK-poster en vraag hoe ze het vinden om een presentatie te gaan geven over geen kopieermateriaal © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
hun eigen verhaal. Laat de leerlingen één voor één de zinnen van de start en het slot proberen. Schrijf je startzin in je Roadmap. • Maak daarna opdracht 1 samen. De start en het slot zijn kort. Het midden is wat langer. Daarin vertel je bij elk onderdeel een zin. Welke zin past bij een onderdeel van een IK-poster? Die zin hoort in het midden. Terugkijken
5 Min
• Laat opdracht 4a zien op het digibord. Loop ieder punt langs. Geef met je duim aan of jij hier extra op gaat letten. Vraag bij ieder punt aan een leerling hoe hij daarop gaat letten. Weet hij het antwoord niet, dan mag een ander helpen. 25
Blok 2 · Les 9 · Bijstellen Leerkrachtdoelen
Materialen
Taalbeschouwing • Ik nodig de leerlingen uit hun leerproces in kaart te brengen met de Rubric.
Schrijven • Ik stimuleer de leerlingen om de eindversie van hun IK-poster te maken.
Mondelinge taalvaardigheid • Ik stimuleer de leerlingen om hun presentatie te oefenen. • Ik laat de leerlingen kritisch luisteren. • Ik stimuleer de leerlingen om elkaar peerfeedback te geven
Woordenschat • Ik stimuleer de leerlingen om de themawoorden te leren.
Vooraf • In dit blok leren de leerlingen hun eigen verhaal vertellen aan de hand van een IK-poster. In deze les maken de leerlingen de IKposter af. Dat doen ze op basis van peer-feedback. • Denk goed na over de samenstelling van de tweetallen. Zie voor aanvullende informatie de algemene handleiding bij deze methode. • Schat van tevoren in hoe ver de leerlingen zijn. Het is niet de bedoeling dat de leerlingen onderdelen opnieuw maken. • Benadruk dat niet alle onderdelen op de poster hoeven, maar dat de poster er wel af uit moet zien. • Voor les 10 (Presenteren) moeten de IK-posters af zijn. • Voor de leerlingen die in deze les niet toekomen aan taak 9, is er in de laatste week van het blok gelegenheid om deze af te maken. Woordleermoment
5 Min
• In deze les worden geen nieuwe woordclusters aangeboden. Herhaal desgewenst een cluster uit les 2, 3, 5 of 6 op het digibord. Instructie
15 Min
Voorkennis activeren • Laat de Rubric zien op het digibord. In dit blok leren jullie hoe je je verhaal kunt vertellen aan de hand van een IK-poster. • Laat de leerlingen zichzelf opnieuw inschalen. Loop alle drie de onderdelen langs en vraag de leerlingen met 1, 2 of 3 vingers aan te geven hoeveel stapjes ze zijn gegroeid. Jullie zijn allemaal gegroeid. Soms gaat dat met één stapje, soms met meer stapjes. Soms moet je ook weer een stapje terug doen. Dat hoort bij het proces van leren. In de Rubric kun je dat proces zien. Instructie • Lees met de leerlingen het lesdoel. In deze les ga je de IKposter afmaken, je gaat de puntjes op de i zetten. Om je poster te verbeteren, krijg je eerst feedback van je maatje. Jullie helpen elkaar jullie poster en presentatie beter te maken en voor te bereiden. • Laat het filmpje zien op het digibord. • Laat stap 1 en 2 zien op p. 24. Jullie controleren bij stap 1 welke onderdelen er zijn. Het is niet erg als je niet alle onderdelen hebt, maar de onderdelen die je gaat presenteren, moeten wel af zijn. Laat je maatje weten of tekst en beeld samen een verhaal 26
• • • •
leerwerkboek les 9 (p. 24) leerwerkboek taak 9 (p. 20-21) printblad IK-poster (per leerling) knutselmateriaal (schaar, lijm, potloden, stiften) • eigen naamdicht • wisbordje en stift (leerkracht)
vertellen en wat de blikvanger is. Bij stap 2 maak je een lijstje van de onderdelen die jij echt nog moet afmaken. • Laat stap 3 zien op p. 24. Stap 3 doen jullie bij Terugkijken. Je hebt dan je IK-poster verbeterd en gaat met je maatje alvast een keer de presentatie oefenen. Ben je allebei klaar met stap 1, dan ga je de IK-poster afmaken. Ben je daarmee klaar, dan maak je taak 9. • Vertel de leerlingen welke tweetallen samenwerken. Op het digibord staat hoe je elkaar feedback gaat geven bij stap 1. Gebruik Tweetal Coach. De stappen van de werkvorm staan op het digibord. De opdracht is: Controleer de IK-poster van je maatje. • Loop rond en schrijf op een wisbordje zelf tops en tips op over wat u ziet. Stuur eventueel bij op het proces. Aan de slag
20 Min
Zelfstandige verwerking 2 3 • De leerlingen maken zelfstandig de IK-poster af. • Als er tijd over is, maken de leerlingen taak 9. Verlengde instructie 1 • Help de leerlingen die moeite hebben met het structureren van het materiaal op weg. Leg alle onderdelen bij elkaar en gebruik het lijstje van stap 1. Wordt het al een mooi geheel? Wat heb je al? Wat mis je nog? Wat is al helemaal af en wat nog niet? Ga je je van je beste kant laten zien? Terugkijken
5 Min
• Laat de uitleg van les 8 nog eens zien op het digibord. Met je maatje ga je de presentatie alvast een keer oefenen. • Loop heel kort de uitleg en de tips door en model eventueel nog een onderdeel. Als je klaar bent, vul je in of je de onderdelen van de poster duidelijk hebt aangewezen tijdens de presentatie. • Gebruik TweeGesprek Op Tijd. De stappen van de werkvorm staan op het digibord. De opdracht is: Oefen je presentatie. • De IK-posters zijn af of bijna af. De presentaties zijn geoefend. Ik kan niet wachten tot de volgende les. Dan gaan jullie écht je verhaal delen. Geef met je duim aan of je er klaar voor bent.
geen kopieermateriaal © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Coöperatieve werkvorm
Organisatie Woordleermoment Instructie Voorkennis activeren Instructie Aan de slag
Tweetal Coach
aanpak 2 3 Zelfstandige verwerking aanpak 1 Verlengde instructie
TweeGesprek Op Tijd
Terugkijken
Les 9 Bijstellen
Les 10 Presenteren
Lesdoel
Lesdoel
Ik kan mijn IK-poster bijstellen.
Ik kan mijn verhaal met mijn IK-poster presenteren.
sentatie Feedback op een pre
poster Feedback op een IK-
Stap 1
Stap 1
Wat staat er op je IK-poster? Kruis aan en vul in. hoe ik eruitzie mijn naam steekwoorden
Stap 2
Schrijf tops en tips op.
Presenteer je IK-poster in ronde 1.
ronde
top
tip
1
mijn naamdicht mijn paspoort andere onderdelen
2
Vertellen tekst en beeld samen het verhaal? ja
een beetje
nee
De blikvanger is
Stap 3
Presenteer je IK-poster in ronde 2. Kruis aan wat je maatje heeft gehoord. a De presentatie had een start-midden-slot. ja een beetje nee
Stap 2
Wat moet jij nog afmaken? onderdeel 1
klaar
b Ik heb veel informatie over mezelf verteld. ja een beetje nee c
2
Ik heb de poster goed laten zien. ja een beetje
nee
d De presentatie was nog beter dan de vorige keer. ja een beetje nee
3 4 5
Vier je succes!
Stap 4
a Waarop ben je zo trots als een pauw? Schrijf op.
Stap 3
Oefen je presentatie.
b Wat zou je de volgende keer anders doen? Schrijf op.
Wijs ik bij de presentatie onderdelen van de poster aan? ja
een beetje
nee
24
geen kopieermateriaal © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
25
27
Blok 2 · Les 10 · Presenteren Leerkrachtdoelen
Materialen
Mondelinge taalvaardigheid • Ik stimuleer dat de leerlingen hun eigen verhaal met een IK-poster vertellen. • Ik laat de leerlingen kritisch luisteren. • Ik stimuleer de leerlingen om elkaar peerfeedback te geven.
• • • •
Vooraf • Hang de IK-posters in twee rijen op of leg ze in twee rijen op tafels. Zorg dat er enige ruimte tussen de posters is. • In les 9 hebben de leerlingen bij stap 3 al een keer geoefend op hun presentatie met een maatje. In deze les ervaren de leerlingen dat hun presentatie beter wordt naarmate ze die vaker doen. • Het doel van deze les is dat elke leerling drie keer de IK-poster presenteert: twee keer willekeurig aan een klasgenoot waarbij ze een top en tip krijgen, de derde keer aan hetzelfde maatje waarmee ze de IK-poster ook hebben geoefend in les 9. Dit maatje beoordeelt de presentatie. Op deze manier krijgen de leerlingen maximale taaltijd en kans om succes te ervaren bij het geven van feedback en het houden van een presentatie. • Voor u is er een printblad beschikbaar met observatiepunten. Dit kunt u tijdens de les gebruiken om in beeld te brengen hoe de mondelinge en schriftelijke vaardigheden van de leerlingen zich ontwikkelen. • Voor sommige leerlingen kan presenteren spannend zijn. In de algemene handleiding staan tips om die angst bij de leerlingen weg te nemen. Benadruk steeds dat de leerlingen oefenen en dat ze dus ook niets fout kunnen doen. Je mag leren en nieuwe ervaringen opdoen. Instructie
20 Min
Voorkennis activeren • Begin de les met uw rug naar de groep terwijl u voor het digibord staat. Zoals jullie zien op het digibord, gaan jullie straks jullie IK-posters presenteren. Draai u om, ga naast het digibord staan en wijs op de goede manier aan. Zo hebben jullie het geleerd in dit blok: gezicht naar je publiek, naast de poster gaan staan aan de hand waarvan je presenteert en aanwijzen waar je het over hebt. Merkte je het verschil? Instructie • Lees met de leerlingen het lesdoel. In deze les ga je in 3 rondes je IK-poster presenteren. • Laat het filmpje zien op het digibord. • Loop de stappen op p. 25 langs. Stap 1 en 2 horen bij ronde 1. Je presenteert ieder je IK-poster en geeft elkaar een top en een tip. Stap 3 hoort bij ronde 2: daar kruis je aan wat je maatje heeft gehoord. Stap 4 vul je over jezelf in. 28
leerwerkboek les 10 (p. 25) wisbordje en stift (leerkracht) printblad observatiepunten (leerkracht) IK-posters
• Zet alle leerlingen op een rij (bijvoorbeeld van klein naar groot of op alfabet) en maak een knip in het midden. De ene helft van de groep is A, de andere helft is B. • Voor ronde 1: gebruik TweeGesprek Op Tijd. De stappen van de werkvorm staan op het digibord. De opdracht is: Presenteer je IK-poster. • Voor ronde 2: gebruik TweeGesprek Op Tijd. De stappen van de werkvorm staan op het digibord. De opdracht is: Presenteer je IK-poster. Nu presenteer je die aan je maatje waarmee je ook hebt geoefend in de vorige les. Daarna vul je stap 3 in. • Loop rond met het wisbordje en schrijf op wat u ziet. U kunt deze punten terugkoppelen in de lesfase Terugkijken. • Probeer niet de leerlingen feedback te geven. Stuur eventueel bij op het proces, maar geef de leerlingen de tijd om er eerst zelf uit te komen. Aan de slag
20 Min
Zelfstandige verwerking 2 3 • In deze les is er tijd en ruimte om de taken van het blok af te maken en te werken aan de Taaljacht-opdrachten. Terugkijken
5 Min
• Zojuist heb ik rondgelopen. Ik heb enorm genoten. Wat hebben jullie je IK-poster goed gepresenteerd! Wat een prachtige verhalen heb ik gehoord! Ik ben zo trots als een pauw op jullie! • Laat opnieuw stap 3 zien op p. 25. Besteed aandacht aan het verbeteren van de presentatie. Jullie hebben aan je maatje twee keer dezelfde IK-poster gepresenteerd. Ik wil graag horen wat jouw maatje de tweede keer nóg beter heeft gedaan. Wat kon jouw maatje als de beste? Geef DenkTijd. Laat willekeurig leerlingen aan het woord die hierover iets willen vertellen. • Door iets vaker te doen, wordt het soms nog beter. Dat geldt ook voor leerkrachten. Stel je voor: ik geef deze les volgend jaar weer aan een andere groep. Wat zou ik dan nóg beter kunnen doen? Geef DenkTijd. Gebruik de beurtenstokjes.
geen kopieermateriaal © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
ar
Coöperatieve werkvorm
Organisatie Instructie Voorkennis activeren Instructie Aan de slag Zelfstandige verwerking Terugkijken
TweeGesprek Op Tijd
Les 10 Presenteren Lesdoel Ik kan mijn verhaal met mijn IK-poster presenteren.
sentatie Feedback op een pre
Stap 1
Stap 2
Schrijf tops en tips op.
Presenteer je IK-poster in ronde 1.
ronde
top
tip
1
2
Stap 3
Presenteer je IK-poster in ronde 2. Kruis aan wat je maatje heeft gehoord. a De presentatie had een start-midden-slot. ja een beetje nee b Ik heb veel informatie over mezelf verteld. ja een beetje nee c
Ik heb de poster goed laten zien. ja een beetje
nee
d De presentatie was nog beter dan de vorige keer. ja een beetje nee
Vier je succes!
Stap 4
a Waarop ben je zo trots als een pauw? Schrijf op.
b Wat zou je de volgende keer anders doen? Schrijf op.
25
geen kopieermateriaal © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
29
Blok 2 · Les 11 · Herhalen en verdiepen Leerkrachtdoelen
Materialen
Woordenschat en taalbeschouwing • Ik differentieer in herhaling (woordenschat) en verdieping (Taaljacht-opdrachten).
• • • • • • •
Vooraf • In deze les kunt u de regie ook bij de leerlingen laten. Vraag hen vooraf waaraan zij nog willen werken: themawoorden herhalen, Taaljacht-opdrachten afmaken, de IK-poster afmaken of een andere leerling verder helpen. De ingevulde Rubric kan hiervoor handvatten geven. • In deze les krijgen de leerlingen en u aan de hand van een formatieve woordenschatquiz een beeld over de beheersing van de aangeboden themawoorden. Aan het einde van het blok kunt u ervoor kiezen om een summatieve woordenschattoets af te nemen. • In deze les kunt u ook de taalspellen inzetten uit de handleiding (p. 8-9). Woordenschatquiz
10 Min
• Jullie hebben in dit blok nieuwe woorden geleerd. De woorden kwamen voor in de lessen en je hebt ze zelfstandig geoefend in de lessen en aan de takenkant. Vandaag beginnen we met een quiz. Je krijgt vragen waarbij je antwoord A, B of C kiest. Vul het antwoord in op je quiz-kaart. • Laat het filmpje zien of lees het script van de woordenschatquiz op p. 36 voor. • Laat de leerlingen eerst voorspellen hoeveel antwoorden ze goed denken te hebben. Kijk daarna de quiz na met de leerlingen. Hoeveel antwoorden heb je goed? Vergelijk het aantal goede antwoorden met je voorspelling. Complimenteer de leerlingen die zichzelf goed konden inschalen. Wat knap dat je al zo goed weet van jezelf hoe goed je de woorden van het blok kent! • Optioneel: speel met de groep een woordenschatspel. • Leerlingen met ≥ 2 fout in de woordenschatquiz of leerlingen over wie u twijfelt, komen in aanmerking voor verlengde instructie. Aan de slag
leerwerkboek les 11 (p. 26) woordenlijst lessen 1-2-3 (p. 4-5) woordenlijst lessen 4-5-6 (p. 10-11) woordenlijst lessen 7-8-9 (p. 18-19) leerwerkboek taken: Taaljacht-opdrachten (p. 2-3) handleiding: script woordenschatquiz (p. 36) wisbordje en stift (per leerling)
• Maak opdracht 1 deels mondeling samen zodat de leerlingen ervaren hoe je een zin afmaakt. Benadruk wat een zin een zin maakt. [hoofdletter, punt] Terugkijken
5 Min
• Welk woord had je voor dit blok nog nooit gebruikt en kun je nu wel gebruiken? Je mag in je werkboek kijken. Maak er een voorbeeldzin mee op je wisbordje. Geef DenkTijd. Gebruik de beurtenstokjes. Laat de leerlingen het woord en de voorbeeldzin noemen. • Stel indien van toepassing de volgende vraag: Jullie krijgen een woordenschattoets over de woorden van dit blok. Wie denkt dat hij de woorden zo goed beheerst dat hij de toets goed kan maken? Controleer door middel van een duim opsteken voor de borst wie zichzelf positief inschaalt voor de toets.
30 Min
Zelfstandige verwerking 2 3 • Maak de opdrachten van deze les, maak daarna de taken af of ga door met een Taaljacht-opdracht. Verlengde instructie 1 • Pak de woordkaartjes (a-woorden) van dit blok. Doe een snelle check: leg de kaartjes in het midden van de tafel, noem een beschrijving van een woord. De leerlingen wijzen binnen 3 seconden het juiste woord aan. 30
geen kopieermateriaal © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Coöperatieve werkvorm
Organisatie Woordenschatquiz Aan de slag aanpak 2 3 Zelfstandige verwerking
aanpak 1 Verlengde instructie Terugkijken
FlitsKaarten
Les 11
Herhalen en verdiepen
Les 12 Terugkijken en afsluiten
Lesdoel
Lesdoel
Ik herhaal de woorden van dit blok.
Ik kijk terug op wat ik dit blok geleerd heb.
QUIZ-KAART ❶
A
B
C
❻
A
B
C
❷
A
B
C
❼
A
B
C
❸
A
B
C
❽
A
B
C
❹
A
B
C
❾
A
B
C
❺
A
B
C
❿
A
B
Ik voorspel
goed
Ik heb
1 Hieronder vind je een spiekbriefje met woorden van dit blok. Maak de voorbeeldzinnen af. Eigen antwoord
C
1 Vul de Rubric in. Eigen antwoord
RUBRIC Taalthema: Ik weet waarom mensen verhalen vertellen. Ik kan er wat over vertellen.
goed
Ik kan er veel over vertellen.
IK-poster Op mijn poster staat: – wie ik ben. – wat ik leuk vind.
Op mijn poster staat: – wie ik ben. – wat ik leuk vind. – en nog meer.
Mijn poster heeft: – tekst. – beeld.
Mijn poster heeft: – tekst. – beeld. – een blikvanger.
Op deze datum ga ik ...
Spiekbriefje de datum
dag, maand en jaar
favoriet
wie of wat je het leukst vindt
weleens
een keer
Dit zijn mijn favoriete ...
Mijn verhaal vertellen Ik heb weleens ...
2 Welk woord van het spiekbriefje heb je dit blok het meest gebruikt? Maak een zin met dit woord. Eigen antwoord
Ik kan over mezelf vertellen.
Ik kan over mezelf vertellen met start-midden-slot.
Tijdens mijn presentatie: – laat ik de poster zien.
Tijdens mijn presentatie: – laat ik de poster zien. – wijs ik onderdelen aan.
2 Maak de zinnen over dit blok af. Eigen antwoord Ik ben trots op Ik vond de poster van 26
geen kopieermateriaal © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
. heel
. 27
31
Blok 2 · Les 12 · Terugkijken en afsluiten Leerkrachtdoelen
Materialen
Taalbeschouwing • Ik kijk met de leerlingen terug naar de leeropbrengsten en het leerproces.
• • • • • •
Vooraf • In dit blok hebben de leerlingen geleerd hun eigen verhaal te vertellen aan de hand van een IK-poster. Hoe hebben ze dat gedaan? Hoe tevreden zijn ze over hun opbrengsten en het leerproces? • In de afsluitende Rubric staan dezelfde drie onderdelen als in de Rubric Start op p. 2: het taalthema en een mondelinge en schriftelijke taak die samen in de eindtaak teruggekomen zijn. • De leerlingen geven zelf aan wat ze geleerd hebben. U kunt ook een beoordeling geven. Zie voor meer informatie hierover de algemene handleiding. • Tijdens de lesfase Aan de slag kunt u ervoor kiezen om de woordenschattoets te laten doen. • Voor u is er een evaluatieformulier beschikbaar. Hierop kunt u aangeven hoe u dit blok heeft ervaren. Wat vond u bijvoorbeeld van de motivatie en de prestaties van uw leerlingen? Hoe beoordeelt u uw eigen rol daarin? Welke aandachtspunten zijn voor u belangrijk voor het volgende blok? Instructie
20 Min
Voorkennis activeren • We zijn in dit blok op taaljacht geweest: jullie hebben geleerd dat iedereen een verhaal heeft en jullie hebben allemaal je verhaal verteld aan de hand van jullie IK-poster. In dit blok zaten veel woorden die te maken hebben met het vertellen van verhalen. Schrijf ten minste drie woorden op je wisbordje. Je mag kijken in de woordenlijsten. • Zet de timer op 1 minuut.
leerwerkboek les 12 (p. 27) woordenlijst lessen 1-2-3 (p. 4-5) woordenlijst lessen 4-5-6 (p. 10-11) woordenlijst lessen 7-8-9 (p. 18-19) printblad evaluatiepunten (leerkracht) wisbordje en stift (per leerling)
Reflecteren • Opdracht 2 gaat niet over wat je in dit blok hebt geleerd, maar hoe je het blok vond. Waar ben je trots op, wie had een prachtige IK-poster, wie had een verhaal dat je interessant of grappig vond? • Gebruik TweeGesprek Op Tijd. De stappen van de werkvorm staan op het digibord. De vraag is: Wat vond je van dit blok? • Vraag zelf willekeurig aan één leerling van elk groepje een antwoord terug. • Vertel wat u dit blok heeft ervaren. Noem een aantal successen op het gebied van product en proces. [bijvoorbeeld bij product: mooie uitkomsten van de posters, mooie verhalen die zijn gedeeld; bijvoorbeeld bij proces: het feedback geven op elkaars IK-poster, de zelfstandigheid bij de taken] Aan de slag
20 Min
Zelfstandige verwerking • Bespreek met de leerlingen wat ze gaan doen, bijvoorbeeld: (af)maken Taaljacht-opdrachten, taken afmaken. U kunt er ook voor kiezen om de toets te geven. Vooruitkijken
5 Min
• Blik vooruit naar het volgende blok. Benoem alvast het thema en de eindtaak. • Kies een procesdoel, eventueel samen met de leerlingen, waaraan de groep in het volgende blok gaat werken. Zie voor suggesties de algemene handleiding.
Evalueren • Neem de Rubric door. Welke woorden op je wisbordje passen echt bij dit taalthema? [bijvoorbeeld: de blikvanger, jezelf voorstellen, de presentatie] • Ik ga nu ieder onderdeel voorlezen en jij beoordeelt jezelf. Zet een kruisje waar je aan het eind van dit blok staat. Lees de onderdelen voor en model het denkproces: Bedenk even voor jezelf of je weet waarom mensen verhalen vertellen. Kruis het vakje aan dat het beste past. • Doe ook de andere onderdelen op deze manier.
32
geen kopieermateriaal © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Coöperatieve werkvorm
Organisatie Instructie Voorkennis activeren Evalueren Reflecteren Aan de slag Zelfstandige verwerking Vooruitkijken
TweeGesprek Op Tijd • U kunt de woordenschattoets ook geven tijdens de lesfase Aan de slag.
Les 12 Terugkijken en afsluiten Lesdoel Ik kijk terug op wat ik dit blok geleerd heb.
1 Vul de Rubric in. Eigen antwoord
RUBRIC Taalthema: Ik weet waarom mensen verhalen vertellen. Ik kan er wat over vertellen.
Ik kan er veel over vertellen.
IK-poster Op mijn poster staat: – wie ik ben. – wat ik leuk vind.
Op mijn poster staat: – wie ik ben. – wat ik leuk vind. – en nog meer.
Mijn poster heeft: – tekst. – beeld.
Mijn poster heeft: – tekst. – beeld. – een blikvanger.
Mijn verhaal vertellen Ik kan over mezelf vertellen.
Ik kan over mezelf vertellen met start-midden-slot.
Tijdens mijn presentatie: – laat ik de poster zien.
Tijdens mijn presentatie: – laat ik de poster zien. – wijs ik onderdelen aan.
2 Maak de zinnen over dit blok af. Eigen antwoord Ik ben trots op
.
Ik vond de poster van
heel
. 27
geen kopieermateriaal © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
33
Blok 2 · Toets Toetsdoelen
Materialen
Woordenschat • Ik controleer aan de hand van een toets of de leerlingen de aangeboden woorden voldoende beheersen.
• printblad basistoets woordenschat • printblad plustoets woordenschat
Vooraf • Alle leerlingen maken de basistoets. In deze toets worden de a- en b-woorden getoetst. De leerlingen die hebben geoefend met de c-woorden uit de woordenlijst maken ook de plustoets. In iedere toets (zowel basis als plus) is de laatste vraag een reflectievraag. • De toetstijd voor de basistoets is 20 minuten en voor de plustoets 10 minuten. • Maak de basistoets bij blok 1 en 2 samen. • Laat leerlingen die de woordenschatwoorden onvoldoende beheersen extra oefenen met de oefensoftware en/of de taalspellen. • De vragen en antwoorden van de basis- en plustoets vindt u in de leerkrachtassistent. De basistoets is ook hiernaast afgebeeld. • Wanneer een beoordeling gewenst is, kan de normering uit de algemene handleiding worden gebruikt. Instructie
5 Min
• In deze les maken we de woordenschattoets. In deze toets laat je zien of je de woorden kent waarmee je de afgelopen weken hebt geoefend. • Neem de opdrachten van de basistoets woordenschat door met de leerlingen. Laat de eerste opdracht zien op het digibord en lees deze voor. Doe dit indien gewenst ook met de andere opdrachten. Licht bij opdracht 9 eventueel het begrip uitdrukking nog toe. • Vertel welke leerlingen ook de plustoets woordenschat maken. Aan de slag
naam:
1 Op welk plaatje zie je een paspoort? Kruis aan.
2 Op welk plaatje zie je een zwabber? Kruis aan.
3 Wat is de betekenis van moedig? Kruis aan. bang dapper grappig 4 Wat is de betekenis van een geheel? Kruis aan. alle delen bij elkaar beginnen een onderdeel 5 Wat is de betekenis van weleens? Kruis aan. niet soms een keer
20 Min
• Neem de tijd voor de toets. Lees aandachtig (mee) en controleer je antwoord. Als je klaar bent, ga je verder met een Taaljachtopdracht of maak je de taken af.
34
Basistoets
woordenschat • groep 4 • blok 2
© Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
1/3
geen kopieermateriaal © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Organisatie Instructie Aan de slag
• U kunt de woordenschattoets ook geven tijdens de lesfase Aan de slag in les 12.
Basistoets
Basistoets
6 Wat is een heldendaad? Kruis aan. iets dappers wat iemand doet iets doms wat iemand doet iets slims wat iemand doet
9 Maak de tekening af. Start bij 1 en ga zo door. Schrijf hier de letters op die je tegenkomt. 33
pauw 35
7 Vul het goede woord in. Kruis aan.
34
30
6
36 37
Morgen geef ik een presentatie over kikkers. Ik ga vertellen dat er rode kikkers zijn. Die kleur is heel ... voor een kikker.
38
bruikbaar favoriet opvallend
4
10 1
14
26 25
13 24
15 16
43 44 45
46
47
a 27
11 12
40
42
Vanavond mag ik kiezen wat we eten. Ik eet het liefst pizza. Het is mijn ... eten.
28 9
2
41
8 Vul het goede woord in. Kruis aan.
7
29
8
5 3
39
w
31
32
u
49 48
17 18 50
p 19
20
23 21
22
Welke uitdrukking met deze vogel ken je? Schrijf op.
Zo trots als een pauw.
favoriete moedige opvallende
10 Wat vind jij? a Vond je de toets leuk om te doen? Kruis aan. Eigen antwoord ja nee een beetje b Je hebt op negen vragen een antwoord gegeven. Hoeveel vragen heb je goed, denk je? Schrijf op. Eigen antwoord
c Je hebt veel woorden geleerd in dit blok. Wat vind jij het grappigste woord? Schrijf op. Eigen antwoord
woordenschat • groep 4 • blok 2
© Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
geen kopieermateriaal © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
2/3
woordenschat • groep 4 • blok 2
© Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
3/3
35
Blok 2 · Script woordenschatquiz (bij les 11) Vooraf • U neemt als quizmaster een rol aan. In blok 2 vertelt u het verhaal als jonge vlogger. De woorden van het blok komen hiermee terug in een betekenisvolle context. Yo kids, Welkom bij jullie tweede woordenschatquiz. Deze keer zijn jullie te gast bij mijn te gekke, crazy show. In deze quiz zitten weer tien woorden van dit thema verstopt. Kruis bij iedere vraag de goede letter aan. We gaan eerst een keer oefenen. Een deel van wat ik op internet alleen aan mijn volgers vertel, vertel ik nu aan jullie. O, dat was al het eerste woord uit dit thema. Voorbeeldopdracht: Kennen jullie een ander woord voor ‘een deel van iets’? A het geheel B de schets C het onderdeel Bespreek de voorbeeldopdracht klassikaal na zodat de leerlingen de vervolgopdrachten begrijpen. Antwoord C ‘het onderdeel’ is goed.
Geloof mij: als ik niet aan het zwemmen was, dan was ik wel foto’s en filmpjes aan het maken met mijn telefoon. Ik bleef maar delen! Want dat de mensen thuis alles kunnen volgen wat ik doe, is wat ik het leukst vind! ➎ In plaats van ‘wat ik het leukst vind’ kun je ook zeggen … A mondeling B opvallend C favoriet Na een paar dagen gingen we de omgeving van het huis verkennen. Er waren allemaal leuke dorpjes, prachtige bergen en steile rotsen. In een van die dorpjes stond op het plein een gouden beeld van een grote beer. Het was het eerste waar je naar keek. ➏ Kruis aan wat hetzelfde betekent als ‘iets waar je het eerst naar kijkt’. A de lengte B de zwabber C de blikvanger In de bergen kwamen we bij een hoge brug. Wat we daar zagen ... Onder ons was een schaap naar beneden gevallen op een berg. Een brandweerman kon het diertje redden. Dat hij dat durfde! Het was echt dapper, wat hij deed. ➐ ‘Iets dappers wat iemand doet’ is … A de blikvanger B de heldendaad C de schets
Nou, daar gaan we dan … Ik zal beginnen met te vertellen aan jullie wie ik ben. ➊ Wat betekent hetzelfde als ‘aan anderen vertellen wie je bent’? A de puntjes op de i zetten B je van je beste kant laten zien C jezelf voorstellen
Mensen sprongen van de brug af aan een lang elastiek. Dat heet bungeejumpen, volgens mij. Voordat de mensen naar beneden mochten springen aan dat elastiek, moesten ze op een papier dingen over zichzelf opschrijven. ➑ Hoe heet ‘een papier waarop je dingen over jezelf moet schrijven’? A het formulier B het paspoort C de schets
Ik ben helemaal gek op mijn telefoon: ik kijk er de hele dag op en ik deel alles. Als ik een boterham eet? Dat deel ik. Als ik een boek lees? Dat deel ik. Als iets er anders uitziet dan de rest: ik deel het via mijn telefoon. ➋ Hoe noem je ‘iets wat er anders uitziet dan de rest’? A opvallend B bruikbaar C favoriet
Ik heb wel duizend filmpjes gemaakt, zo gaaf vond ik het. Bungeejumpen leek me ook wel gaaf, maar zelf mocht ik nog niet aan een elastiek naar beneden springen. Dat mocht pas als je ouder was dan 18 jaar. En je moest ook langer zijn dan 1.65 m. ➒ ‘Hoe lang iets of iemand’ is … A de datum B de lengte C het geheel
Misschien vind je het een beetje raar dat ik dat doe, maar hé … jíj hoeft het ook niet te doen. Het hoort er voor mij gewoon bij. En ach, je ouders doen het vast ook af en toe een keer. ➌ Wat is een ander woord voor ‘een keer’? A moedig B weleens C evengoed
Het geeft niet. Later, als ik ouder en langer ben, ga ik zeker nog een keer van die brug af springen. Als ik dan nog net zo dapper ben als nu. Maar ik heb er nu al supergave beelden van gemaakt. Nou, dit wilde ik dus even met jullie delen. ❿ Geef aan wat hetzelfde betekent als ‘dapper’. A zinloos B bruikbaar C moedig
Nou, hier komt mijn verhaal. Ik was dus een keer op vakantie. Helemaal te gek. In Frankrijk. We hadden een super chille plek om in te wonen gehuurd, mét een zwembad. ➍ Wat is een ander woord voor ‘een plek om in te wonen’? A de blikvanger B de woonruimte C de presentatie
Ik ben benieuwd of jullie alle themawoorden hebben weten te vinden! Dit was mijn woordenschatquiz! Doei!
WOORDENSC HATQUIZ ❶ C jezelf voorstellen ❷ A opvallend ❸ B weleens
❹ B de woonruimte ❺ C favoriet
36
❻ C de blikvanger ❼ B de heldendaad ❽ A het formulier ❾ B de lengte ❿ C moedig
geen kopieermateriaal © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Blok 2 · Les 1-2-3 Woordenlijst a •
b •
c •
1
de datum
dag, maand en jaar
22 juli 2010 is de datum waarop mijn grote zus is geboren.
2
het formulier
een papier waarop je dingen over jezelf moet schrijven
Mijn moeder schrijft mijn naam op het formulier voor het schoolreisje.
3
de heldendaad
iets dappers wat iemand doet
Het is een heldendaad dat hij de poes uit de boom haalt.
4
invullen
antwoorden achter vragen schrijven
Ik heb op het papier mijn naam ingevuld.
5
moedig
dapper
Het is moedig van je dat je al van de duikplank durft!
6
de lengte
hoe lang iets of iemand is
De lengte van ons springtouw is 3 meter.
7
het paspoort
een klein boekje met je foto waarin staat wie je bent
Ik moet mijn paspoort laten zien voordat ik het vliegtuig in mag.
8
de woonruimte
een plek om in te wonen
Zij is op zoek naar een eigen huis, maar heeft nog geen woonruimte gevonden.
9
kraken
openbreken
Lukt het jou om een noot met je handen te kraken?
je mag alles vragen
Wat wil je weten? Vraag maar raak.
10 vraag maar raak
de woonruimte
de naam
de lengte
het paspoort het huis
de woonwagen
geen kopieermateriaal © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
de flat
de datum
37
Blok 2 · Les 4-5-6 Woordenlijst a •
b •
c •
1
de blikvanger
iets waar je het eerst naar kijkt
Die grappige foto is een blikvanger.
2
bruikbaar
goed te gebruiken
Die kist is ook bruikbaar als stoel.
3
favoriet
wie of wat je het leukst vindt
Dat boek over honden is mijn favoriete boek.
4
opvallend
iets wat er anders uitziet dan de rest, je ziet het meteen
Je ziet deze letters goed, want ze zijn erg opvallend.
5
het geheel
alle delen bij elkaar
Jouw broek, trui en schoenen vormen een mooi geheel.
6
het onderdeel
een deel van iets
Het zadel is een onderdeel van defiets.
7
de puntjes op de i zetten
iets heel precies afmaken
Mijn kamer is bijna schoon, nog even de puntjes op de i zetten.
8
de schets
een tekening van hoe iets ongeveer gaat worden
Voordat hij gaat schilderen, maakt hij eerst een schets.
9
eruit knallen
erg opvallen
De gele letters op je shirt knallen eruit.
zorgen dat je gedrag goed is
Op bezoek bij oma laat zij zich van haar beste kant zien.
10 je van je beste kant laten zien
het onderdeel
het stukje
het geheel de puntjes op de i zetten
alles het maken de schets het idee
38
geen kopieermateriaal © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Blok 2 · Les 7-8-9 Woordenlijst a •
c •
1
jezelf voorstellen
aan anderen vertellen wie je bent
Ik stel mezelf voor aan mijn nieuwe juf.
2
de presentatie
iets laten zien en erover vertellen
De presentatie van Koen over zijn konijn duurt erg lang.
3
weleens
een keer
Ik heb weleens een briefje van tien euro gevonden.
4
zo trots als een pauw
heel erg trots
Hij heeft nieuwe schoenen en is zo trots als een pauw.
5
de zwabber
een dweil aan een stok
De man maakt de houten vloer schoon met een zwabber.
6
de bemanning
de mensen die op een schip werken
Dit schip heeft een bemanning van zes mensen.
7
ergens weg van zijn
ergens dol op zijn
Mijn zus is helemaal weg van paarse kleding.
8
iets kunnen als de beste
ergens heel goed in zijn
Ayoub gaat heel hard, hij kan schaatsen als de beste.
de woonruimte
de naam
de lengte
het paspoort het huis
de woonwagen
het onderdeel
het stukje
de flat
de datum
het geheel de puntjes op de i zetten
alles het maken de schets het idee
geen kopieermateriaal © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
39
Colofon Ontwikkeling en begeleiding Projectteam Zwijsen Opmaak PPMP, Wolvega Beeld Foto’s: Shutterstock Illustraties: (p. 6) JELLEPELLE Beeld- en bureauredactie Tekst 2000, Houten
1e druk © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg ISBN 978-90-487-4058-1 Behoudens de uitzonderingen in de Auteurswet mag niets uit deze uitgave worden openbaar gemaakt of verveelvoudigd zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor licenties voor knipselkranten en -diensten of voor het overnemen voor onderwijsdoeleinden kunt u contact opnemen met de Stichting PRO: www.stichting-pro.nl. Voor meer informatie over auteursrecht in het onderwijs gaat u naar www.onderwijsenauteursrecht.nl. Aan het verwerven, waar nodig, van toestemming tot overname is door de uitgever de uiterste zorg besteed. Zou desondanks blijken dat een rechthebbende over het hoofd is gezien, dan verzoeken wij deze contact op te nemen met Uitgeverij Zwijsen.
Taal
4 Weet je waar ik geboren ben? In …
2
Mijn verhaal HANDLEIDING
9 789048 740581
Oh, wow!