antwoordenboek 6
sib2_6a_ab_os.indd 1
a
18-12-2013 10:48:59
antwoordenboek 6a Wat heb je nodig? Werkboek 6a Antwoordenboek 6a
Wat moet je doen?
Neem je werkboek. Pak het antwoordenboek op dezelfde bladzijde. Kijk je antwoorden na. Alle antwoorden staan in kleur. Soms is maar één antwoord goed. Soms zijn meer antwoorden goed. Als je ziet staan ‘bijvoorbeeld’ dan is het een voorbeeld. Jouw antwoord kan ook goed zijn. Soms staat er ‘eigen antwoord’. Jouw antwoord is dan altijd goed.
geen kopieermateriaal
Heb je iets goed? Hoera! Heb je iets fout? Kijk zelf nog een keer naar de vraag. Vind je het moeilijk? Vraag hulp aan je maatje. Of vraag de leerkracht. Alles goed? Prima gedaan!
© Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
sib-wb6a.indb 1
16-12-13 21:12
Uitlegkaarten Gebruik de uitlegkaarten om dingen op te zoeken. Weet je iets niet meer? Of weet je iets niet meer zeker? Kijk dan nog eens op de uitlegkaart.
regelwoorden woorden met een gesloten lettergreep
R 5-c
groep 6
Klankgroepen hoor je, lettergrepen schrijf je. Hoor je aan het eind van een klankgroep een korte klinker? Dan schrijf je na de korte klinker twee dezelfde medeklinkers. Eén van die medeklinkers staat dan aan het eind van de lettergreep. Daardoor kan de klinker niet lang klinken. Je hoort de klankgroepen: /mo/ /len/. Je schrijft de lettergrepen: mol
len
de mollen
= mollen.
Een lettergreep die eindigt op een medeklinker heet een gesloten lettergreep. Onthoud: ➞ Een korte klinker staat niet aan het eind van een lettergreep. ➞ Na een korte klinker schrijf je twee dezelfde medeklinkers.
sib2_groep6_uitlegkaarten.indd 28
13-12-13 10:48
Klanken Zie je letters tussen schuine strepen staan? Dan gaat het om klanken. Het woord maan heeft vier letters, maar drie klanken: /m/, /aa/, /n/.
Klankwoorden Als je een woord zegt, hoor je klanken. Bijvoorbeeld: ding = /d/ /i/ /ng/, haai = /h/ /aai/, kleur = /k/ /l/ /eur/. Passen bij alle klanken van een woord vaste letters? Dan is het woord een klankwoord. Let op: Op de eerste uitlegkaart staan veel klankwoorden uit groep 4 en 5.
Regelwoorden Bij veel woorden kun je niet zomaar letters bij klanken opschrijven. Soms is er een regel, die gaat vóór. Er zijn bijvoorbeeld regels voor verkleinwoorden (zoals brandje) en samenstellingen (zoals brandblusser). Je hoeft de regelwoorden niet allemaal te onthouden. Onthoud wel de regels!
Onthoudwoorden Bij een klank in een woord passen soms geen vaste letters. Schrijf je ei of ij? Die klinken hetzelfde. Is er ook geen regel voor zo’n woord? Dan is het een onthoudwoord. Die moet je gewoon onthouden.
sib-wb6a.indb 2
© Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
2
geen kopieermateriaal
Klinkers, medeklinkers en tweetekenklinkers De klinkers zijn a, e, i, o, u. Klinkers kunnen lang klinken: /aa/, /ee/, /oo/, /uu/. Klinkers kunnen kort klinken: /a/, /e/, /i/, /o/, /u/. Dit zijn de tweetekenklinkers: ie, oe, ui, eu, ei, ij, ou, au. Er zijn twintig medeklinkers: b, c, d, f, g, h, j, k, l, m, n, p, q, r, s, t, v, w, x, z.
BLOK 1 OMGEVING LES 1 WOORDENSCHAT
16-12-13 21:12
Enkelvoud en meervoud Is er één van? Dat noem je enkelvoud: de stoel, ik sport. Zijn er twee van, of meer? Dat noem je meervoud: de stoelen, wij sporten. Zie ook R4 .
Klankgroepen en lettergrepen Klankgroepen zijn de stukjes van gesproken woorden. Lettergrepen zijn de stukjes van geschreven woorden. De lettergrepen van een woord zijn meestal hetzelfde als de klankgroepen. Maar niet altijd. In de eerste klankgroep van vissen hoor je geen s: /vi/ /sen/. Maar dit zijn de lettergrepen van dat woord: vis sen . Zie ook R5-a R5-b R5-c . Klemtoon en stomme e Als je een woord uitspreekt, drukt je stem het meest op één stukje: kren-ten-brood. Je zegt dan: de klemtoon valt op kren. De klemtoon valt op de onderstreepte stukjes: wa-ter, ge-noeg, kro-ko-dil. De e van wandeling klinkt als /u/. Dat heet een stomme e. De klemtoon valt nooit op een stomme e. Zie ook K5 en K6 . Open en gesloten lettergrepen Een open lettergreep eindigt op een klinker: mo len Die klinker klinkt lang. Een gesloten lettergreep eindigt op een medeklinker. Vóór die medeklinker kan een korte klinker staan: mol len
win ter
Vóór die medeklinker kan ook een lange klinker staan: paar den
© Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Bijvoeglijke naamwoorden de korte broek een zwarte jas een duur huis De oranje woorden zijn bijvoeglijke naamwoorden. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een ander woord. Je kunt dan altijd denken: hij (of zij) is … De broek is kort. De jas is zwart. Het huis is duur.
geen kopieermateriaal
Vaste stukjes In woorden staan vaak vaste stukjes. Die schrijf je altijd hetzelfde. Vaste stukjes kunnen vooraan staan: bijvoorbeeld on~, ont~, ge~, be~, ver~. Vaste stukjes kunnen achteraan staan: bijvoorbeeld ~ig(e), ~lijk(e), ~ing, ~sel, ~te. Woorden met vaste stukjes staan bij de klankwoorden.
3 sib-wb6a.indb 3
16-12-13 21:13
Wat ga je leren?
BLOK
4
Je leert persoonsvormen van werkwoorden op ~gen en ~chen.
Op verkenning 1
LES
Omcirkel alle persoonsvormen. Onze groep geeft vandaag een optreden. De andere groepen zitten in de zaal. Ik bibber helemaal van de zenuwen. Het publiek wacht tot we gaan beginnen. Jasper en ik stappen het podium op. Hij speelt op zijn gitaar en ik zing. Het voelt goed. We lachen naar elkaar. De kinderen in de zaal zingen hard mee. En na afloop juichen ze!
1
Twee persoonsvormen eindigen op ~chen. Kleur die.
Uitleg 2
u
Eindigt een werkwoord op ~gen of ~chen? In de persoonsvormen van die werkwoorden blijft de g of de ch staan. Lees uitlegkaart W2-a.
Aan de slag 3
Wat doen ze? Schrijf de hij-vorm van het werkwoord op.
zeggen juichen
sib-wb6a.indb 58
hij weegt
Omcirkel de dertien werkwoorden op ~gen en ~chen. vragen
58
hij juicht
zagen heggen buigen
dinsdagen
klagen
kragen
leggen
negen
vegen
nachten
kuchen
muggen
dragen regen zwijgen
plagen bewegen eigen
Š Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
4
zij zaagt
geen kopieermateriaal
hij ligt
BLOK GEVOEL LES BLOK 1 4OMGEVING LES 11 WOORDENSCHAT
16-12-13 21:21
5
6
7
8
Schrijf van de werkwoorden de persoonsvormen op. krijgen
zeggen
lachen
vragen
ik krijg
ik zeg
ik lach
ik vraag
hij krijgt
hij zegt
hij lacht
hij vraagt
wij krijgen
wij zeggen
wij lachen
wij vragen
Maak de rijmwoorden af. Bedenk steeds: wat is het hele werkwoord? hij richt
hij beweegt
hij draagt
hij wacht
hij ligt
hij veegt
hij vraagt
hij lacht
hij stijgt
hij buigt
hij vecht
hij liegt
hij krijgt
hij juicht
hij zegt
hij vliegt
Schrijf de goede persoonsvormen op. knagen
De eekhoorn ... aan een dennenappel.
hij knaagt
lachen
Ik ... om een mop over twee muizen.
ik lach
hijgen
De hardloper ... als hij over de finish komt.
hij hijgt
leggen
Aniek ... haar schrift op de tafel van de juf.
zij legt
Drie persoonsvormen zijn niet gemaakt van een werkwoord dat op ~gen of ~chen eindigt. Omcirkel die persoonsvormen. Luna lacht – de jongen vecht – Tijn juicht – Milou zwijgt – Niels beweegt – Max plaagt – de juf kucht – mama zucht – Gijs veegt – opa wacht
Schrijf van de omcirkelde persoonsvormen de hele werkwoorden op.
vechten
2.
zuchten
3.
wachten
Maak de zin hieronder af. Deze drie hele werkwoorden eindigen niet op ~gen of ~chen, maar op
~chten
.
9
Welke zinnen kloppen? Kruis aan. ✘ Van de werkwoorden zeggen, leggen en liggen eindigt de hij-vorm op ~gt. ◻ ◻ Van de werkwoorden glimlachen, juichen en kuchen eindigt de hij-vorm op ~gt. ✘ Van de werkwoorden bewegen, knipogen en bestijgen eindigt de hij-vorm op ~gt. ◻ ◻ De hele werkwoorden bij hij wacht, hij zucht en hij vecht eindigen op ~chen.
Klaar? Kies sib-wb6a.indb 59
of
© Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Terugkijken
geen kopieermateriaal
1.
59 16-12-13 21:21
Wat ga je leren?
Je leert onthoudwoorden met ch en cht.
BLOK
4
Op verkenning 1
LES
Schrijf de woorden op de goede plek. Kies uit: pech – buigt – toch – rechte – vliegt.
2
Stan
buigt
zich voorover ... pang! Weg is hij!
rechte
Hij schiet vooruit op het Voorzichtig! Je
vliegt
stuk.
anders de bocht uit!
Het gaat goed ... Nu alleen het laatste stuk nog. Wat een
pech
! Vlak voor de finish valt Stan!
Maar ... hij krabbelt overeind en wint
toch
nog!
Uitleg 2
u
Hoor je /g/? Dan schrijf je meestal g, maar soms ch. Hoor je /gt/? Dan schrijf je meestal cht, maar soms gt. Lees uitlegkaart O5.
Aan de slag 3
Schrijf onthoudwoorden met ch of cht van de uitlegkaart op. Een toetje noem je ook wel nagerecht Kijk dat jochie
.
eens stoer doen! .
Hier heb je een prachtig uitzicht
kachel
aanrecht
Staat er g of ch onder het sterretje? Kleur de woorden met g geel en de woorden met ch blauw. li★aam gezi★t
60 sib-wb6a.indb 60
vra★en
beri★tje
za★tjes ve★en
bui★en
vlie★en
bewe★en
bela★elijk
na★tegaal zi★zelf
dra★en
© Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
4
.
geen kopieermateriaal
Het is nog vroeg in de ochtend
BLOK GEVOEL LES BLOK 1 4OMGEVING LES 21 WOORDENSCHAT
16-12-13 21:21
Schrijf van de werkwoorden de hij-vorm op.
5
6
vliegen – hij
vliegt
kuchen – hij
kucht
leggen – hij
legt
vegen – hij
veegt
krijgen – hij
krijgt
liggen – hij
ligt
vragen – hij
vraagt
zeggen – hij
zegt
lachen – hij
lacht
Vul woorden in met ch. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
ander woord voor je lijf stilletjes, met weinig geluid klein beetje nat geen geluk, maar ... geluid dat weerkaatst vogel die mooi kan zingen
Dit doe je als je vrolijk bent:
l 2 z a 3 v o c 4 p e c h 5 e 6 n 1
i c h a a m c h t j e s h t i g c h o a c h t e g a a
l
lachen 7
8
Maak de woorden af met ch, cht of gt. Schrijf ze op. Ik kan de trucs van de goo...elaar niet volgen.
goochelaar
Stil! Daar bewee... iets! Zit daar een muisje?
iets beweegt
We hoorden een luid gejui... bij het voetbalveld.
gejuich
Ik krijg een leuk beri...je van mijn oom uit Ierland.
berichtje
Maak van nacht en recht langere woorden. Zet er een woord of een woordstukje voor of achter. Streep de woorden en stukjes die je gebruikt hebt door. Kies uit: vorst – regel – te – winter – streeks – van – dier – hoek – vaardig – waker – dienst – op. woorden met nacht
woorden met recht
winternacht
regelrecht
terecht
vannacht
nachtdier
rechtstreeks
rechthoek
nachtwaker
nachtdienst
rechtvaardig
oprecht / rechtop
9
In welke rij (→) zijn alle woorden goed gespeld? Kruis aan. ◻ hij beweegt – goocheltruc – ligaamsgewicht – hij zaagt ✘ juichkreet – de bocht – hij zegt – aanrecht ◻ ◻ juichkreet – hij zecht – lichaamsgewicht – het licht Streep de twee verkeerd gespelde woorden door.
Klaar? Kies sib-wb6a.indb 61
of
© Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Terugkijken
geen kopieermateriaal
nachtvorst
61 16-12-13 21:21
Wat ga je leren?
BLOK
4
Je herhaalt klankwoorden met een stomme e.
Op verkenning 1
LES
Waar word jij blij van? Kleur Weet je het niet? Kleur .
. Vind je het niks? Kleur
.
3
een bord mosselen
eigen antwoord
een jong hondje
in een boomhut spelen
een boterham met kaas
een paar blauwe schoenen
Bekijk de woorden nog eens. Zeven letters e klinken als /u/. Kleur die letters.
Uitleg 2
u
Weet je het nog? Een stomme e is een e die als /u/ klinkt. Na een stomme e schrijf je geen dubbele medeklinker. Lees uitlegkaart K5 nog eens.
Aan de slag 3
Wat hoor je aan het eind van de tweede lettergreep? Schrijf de woorden in het goede vak. Kies uit: bladeren – bekeken – bewegen – slingeren – huppelen – gekregen – wisselen – verdelen. tweede lettergreep: e klinkt als /u/
bladeren
slingeren
bekeken
bewegen
huppelen
wisselen
gekregen
verdelen
In elk woord staat één stomme e aan het eind van een lettergreep. Kleur in elk woord die stomme e.
afgelopen
62 sib-wb6a.indb 62
sterretjes
gegeten
veranderen
hartelijk
karate
onmogelijk
gebleven
amandelen
paaseieren
spulletjes
© Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
wapperen
geen kopieermateriaal
4
tweede lettergreep: e klinkt als /ee/
BLOK GEVOEL LES BLOK 1 4OMGEVING LES 31 WOORDENSCHAT
16-12-13 21:21
Schrijf van de werkwoorden de persoonsvormen op.
5
hinkelen
rekenen
betalen
vertellen
ik hinkel
ik reken
ik betaal
ik vertel
hij hinkelt
hij rekent
hij betaalt
hij vertelt
wij hinkelen
wij rekenen
wij betalen
wij vertellen
8
Hoeveel stomme e’s staan er samen in de vier wij-vormen? 6
Welk woord past erbij? Schrijf op. Kies uit: mosselen – amandelen – sinaasappelen – aardappelen. gekookt gebakken frietjes
aardappelen 7
8
fruit sap oranje
vis schelp zwart
sinaasappelen
noten spijs marsepein
mosselen
amandelen
Maak de woorden af met r of rr. Schrijf ze op. Ik moest giste...en even naar de tandarts.
gisteren
Ik mag de muur in mijn kamer schilde...en.
schilderen
Bij de boerderij scha...elen kippen rond.
scharrelen
Ik zag een bliksemflits. Het gaat onwe...en.
onweren
Welke woordstukjes met een stomme e passen in het midden van de eerste en tweede puzzel? Bedenk zelf woorden voor de derde en vierde puzzel. Bijvoorbeeld:
hin
de
ren
o
ling
gis
re
kwis
pe ning
on
toe
luk
ge
ren
nen
len
te
9
Welke woorden hebben twee of meer stomme e’s? Omcirkel die. wegversperring sleuteltjes
medeklinker centimeter
aardbevingen
verbeteren
verdubbelen
Klaar? Kies sib-wb6a.indb 63
sterretjes
planeten
december
of
vliegeren verstoppertje
© Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Terugkijken
ren
geen kopieermateriaal
wan
63 16-12-13 21:21
Je leert persoonsvormen van werkwoorden op ~ven en ~zen.
Wat ga je leren?
BLOK
4
Op verkenning 1
LES
Voor het vraagteken staan steeds twee (tegengestelde) werkwoorden. Maak zes werkwoorden af door ~ven of ~zen in te vullen.
4
vrie zen
of dooien?
winnen of verlie zen drij ven
?
of zinken?
ge ven
of nemen?
le zen
of schrij ven
?
Uitleg 2
u
Eindigt het hele werkwoord op ~ven of ~zen? Dan eindigt de ik-vorm op ~f of ~s. Lees uitlegkaart W2-b.
Aan de slag 3
sib-wb6a.indb 64
verf
– hij
verft
proeven – ik
proef
– hij
proeft
kiezen – ik
kies
– hij
kiest
schrijven – ik
schrijf
– hij
schrijft
wijzen – ik
wijs
– hij
wijst
blazen
blaas
– hij
blaast
– ik
Welke woorden op ~ven of ~zen zijn werkwoorden? Kruis aan. Denk steeds: Kun je ... ? ✘ drijven ◻
◻ rozen
✘ reizen ◻
✘ geven ◻
◻ kazen
✘ verliezen ◻
◻ druiven
◻ dozen
◻ reuzen
✘ zweven ◻
✘ blazen ◻
✘ verhuizen ◻
✘ verven ◻
✘ blozen ◻
✘ kiezen ◻
✘ beven ◻
◻ glazen
✘ bevriezen ◻
© Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
64
verven – ik
geen kopieermateriaal
4
Schrijf van de werkwoorden de ik-vorm en de hij-vorm op.
BLOK GEVOEL LES BLOK 1 4OMGEVING LES 41 WOORDENSCHAT
16-12-13 21:22
Vul de goede persoonsvormen in. Schrijf de ij in één hokje. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
2 3 4 5 6
Welk woord lees je onder de pijl?
het vriest
hij boft
8
l d b k z w b o
8
v e r l i e f d
e z ij ij e e t u
r e f f s f
f n t t t t
r
f
Eindigt het hele werkwoord op ~ven of op ~zen? Omcirkel dan het woord. hij reist
7
7
verliefd
ik kus
hij geeft
hij graaft
het past het kleeft
ik verlies
ik verhuis
zij straft
hij schuift
Schrijf de goede persoonsvorm in de zin.
proeft
proeven
De kok
leven
Krokodillen
vriezen
Het
blaffen
Onze hond
blazen
Ik
hoe de soep smaakt.
leven
vriest
in warme landen. vannacht overal in het land.
blaft
blaas
als hij me weer ziet. alle kaarsjes op de taart uit.
Van welke werkwoorden zijn deze woorden gemaakt? Streep de letters van die hele werkwoorden weg in de slang. belofte – reiziger – niesbui – durfal – beverig. e
e
e
u r r
e
n nnn nn
o
d ee b b e
l l n
6
1
verven – ik ... lezen – wij ... drijven – de bal ... blijven – Tinka ... kiezen – Job ... zweven – de ballon ... boffen – Ruben ... durven – ik ...
v v v v z z
Welk werkwoord kun je maken van de zes letters die overblijven?
kleven Terugkijken
In welke rij (→) zijn alle persoonsvormen goed gespeld? Kruis aan. ◻ hij schroeft – hij wijst – ik durf – ik leef – hij strafft ◻ dat kleevt – het vriest – hij wijst – ik proef – hij graaft ✘ hij zweeft – hij wijst – dat kleeft – hij schuift – wij verven ◻ ◻ hij durft – ik straf – wij verfen – het drijft – hij blijft Streep de drie verkeerd gespelde woorden door.
Klaar? Kies sib-wb6a.indb 65
of
© Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
9
geen kopieermateriaal
e e e e i i
k
5
65 16-12-13 21:22
Wat ga je leren?
Je leert onthoudwoorden met /s/ = c.
BLOK
4
Op verkenning 1
LES
5
Ons land is verdeeld in twaalf provincies. Dat zie je op het kaartje hiernaast. In welke provincie woon jij? Zet daar een kruisje in. Schrijf hier de naam van jouw provincie: eigen antwoord
Kijk goed naar het kaartje. Hoeveel provincies liggen er aan zee?
5
Uitleg 2
u
In sommige woorden hoor je /s/, maar schrijf je c. Die woorden moet je onthouden. Lees uitlegkaart O8-a.
Aan de slag 3
Welke woorden van de uitlegkaart met c zitten in deze samenstellingen? Schrijf ze op. – cel
rapportcijfer – cijfer
winkelcentrum – centrum
cirkelzaag
– cirkel
alarmcentrale – centrale
provinciegrens – provincie
luciferdoosje – lucifer
concertpianist – concert
herhaalrecept – recept 4
Kleur elke c die klinkt als /s// blauw. Kleur elke c die klinkt als /k// geel. Let op: drie woorden hebben twee c’s. reclame
controleren
66 sib2_6a_wb_blok4_def.indd 66
gefeliciteerd
recept
precies
procent
plastic
contract
circus
oceaan
centraal viaduct
succes
respect
© Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
pincet
geen kopieermateriaal
hersencel
BLOK1 4 OMGEVING GEVOEL LES BLOK LES5 1 WOORDENSCHAT
18-12-2013 10:53:42
Schrijf in elke rij (↓) de ontbrekende persoonsvormen op.
5
6
ik
huil
ik
dans
ik
lach
ik
durf
hij
huilt
hij
danst
hij
lacht
hij
durft
wij
huilen
wij
dansen
wij
lachen
wij
durven
Schrijf de woorden in de puzzel. Dat kan maar op één manier. Kies uit: centimeter – gefeliciteerd – oceaan – december – procent – provincie.
p
r
p
r
g
e
o o o f
c c d v e
e e e i l
In de gekleurde vakjes staat: 7
8
a n c n c i
a t e c e c
n m i n i
b e t t
e
r
i e
m e
e r
t d
e
r
cement
Maak de woorden af met s of c. Schrijf ze op. Mama trekt de splinter met een pin...et uit mijn hand.
pincet
Daar rijdt een ambulance met zwaailicht en ...irene.
sirene
En natuurlijk wens ik iedereen heel veel suc...es!
succes
De meeste nieuwe huizen hebben ...entrale verwarming.
centrale
Kies van de uitlegkaart vier woorden van de week. Schrijf ze op. Bedenk bij ieder woord twee woorden die erbij passen. Bij het woord concert past bijvoorbeeld muziek. Bijvoorbeeld:
oceaan
gefeliciteerd
cement
muziek
zee
jarig
muur
instrumenten
schepen
diploma
metselen
geen kopieermateriaal
concert
Terugkijken 9
Omcirkel de woorden waar een c onder de stip staat. ●irene con●ert
●ement ●itroensap
●ommige
●appig
●jouwen
pro●ent
Klaar? Kies sib2_6a_wb_blok4_def.indd 67
lu●ifer
●aai
euro●ent
of
●irkel ●ervet
●jaal ●entrum
© Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Kan een andere leerling raden welke uitlegkaartwoorden bij jouw woorden passen?
67 18-12-2013 10:00:35
Je herhaalt persoonsvormen van werkwoorden die je eerder geleerd hebt.
Wat ga je leren?
BLOK
4
Op verkenning 1
LES
Wat doen deze kinderen? Schrijf de goede persoonsvorm op. Kies uit: juichen – lachen – klimmen – rennen – knikkeren.
6
1. Puk
2. Amina
juicht
lacht
4. José
klimt 4
A 1
2
P
5 3
3. Rosalie
rent
5. Imran en Nout
knikkeren
Uitleg 2
u
Weet je het nog? Werkwoorden hebben drie verschillende persoonsvormen. Lees de uitlegkaarten W1-a, W1-b, W1-c, W2-a en W2-b nog eens.
Aan de slag 3
sib-wb6a.indb 68
knip
– hij
knipt
blijven – ik
blijf
vragen – ik
vraag
– hij
vraagt
liggen – ik
lig
– hij
ligt
kiezen – ik
kies
– hij
kiest
verven – ik
verf
– hij
verft
In elke zin staat één persoonsvorm. Kleur alle ik-vormen geel. Kleur alle hij-vormen blauw. Kleur alle wij-vormen rood. Jason zeilt de wereld rond. Ik smeer een boterham. Zo! Jij gooit de bal ver weg! Wij reizen met de trein. Lot en Liza kletsen veel. Kom je bij me spelen? Ibrahim lacht heel hard.
De bus komt eraan. Ik blijf vandaag thuis. De meester wijst mij aan. De eenden kwaken. De kat jaagt op de muis. Voel jij je wel helemaal lekker? Durven jullie dat wel?
– hij blijft
© Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
68
knippen – ik
geen kopieermateriaal
4
Schrijf van elk werkwoord de ik-vorm en de hij-vorm op.
BLOK1 4 OMGEVING GEVOEL LES BLOK LES6 1 WOORDENSCHAT
16-12-13 21:22
5
6
7
8
Schrijf steeds de goede persoonsvorm van spelen op.
speelt
bij Thom.
Soms
speel
ik in het park.
vaak buiten.
Papa
speelt
gitaar.
spelen
Tijn
ik speel
Ik
hij speelt
Wij
spelen
schooltje.
Jij
wij spelen
Noa
speelt
een prinses.
Speel
speel
speelt
vals! jij vaak met je zus?
Vijf van deze woorden kunnen (ook) de ik-vorm van een werkwoord zijn. Kruis die woorden aan. Schrijf het hele werkwoord erachter. ✘ trap – trappen ◻
◻ hoofd –
◻ broek
◻ doos –
✘ proef – proeven ◻
✘ schilder – schilderen ◻
✘ reis – reizen ◻
◻ dief
✘ kleur ◻
–
–
– kleuren
Schrijf de goede persoonsvorm in de zin.
leest
lezen
Leonie
schrijven
Wat
dragen
Ik
sluipen
De tijger
waaien
Het
schrijf
draag
een artikel in de krant. jij daar allemaal op? vandaag mijn groene trui.
sluipt
waait
langzaam dichterbij. vandaag vreselijk hard.
Maak lange werkwoorden. Zet drie keer een voorzetsel of een ander woordje vóór lopen en blijven. Bijvoorbeeld: omlopen, aflopen. Maak nog zes andere werkwoorden door achter over en uit een werkwoord te plaatsen. Bijvoorbeeld: overleven, uitdoen. Denk steeds: Kun je … ? Bijvoorbeeld:
weglopen
achterblijven overdrijven
uitspreken
opblijven overlopen
uitzetten
doorlopen
wegblijven oversteken
uitblazen
9
In welke twee zinnen is het gekleurde woord verkeerd gespeld? Kruis aan. ◻ Ik lig languit op mijn bed een boek te lezen. ✘ Ik glimlag om een mop die Jolijn vertelt. ◻ ✘ Marjolein durfd niet naar binnen te gaan. ◻ ◻ Olivier proeft een stukje van de mandarijn.
Klaar? Kies sib-wb6a.indb 69
of
© Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Terugkijken
geen kopieermateriaal
hardlopen
69 16-12-13 21:22
Wat ga je leren?
BLOK
4
Je leert persoonsvormen van werkwoorden op ~ten.
Op verkenning 1
LES
Vul in alle zinnen de goede persoonsvorm van eten in. Beantwoord de vraag in zin 4.
7
1. Ik
eet
2. Linde
het liefst een appel.
eet
3. Olaf
graag boontjes.
eet
4. Welke groente of
vandaag spruitjes.
welk fruit
eet
jij het liefst? eigen antwoord
Streep door wat fout is. In zin 1 en zin 4 is de persoonsvorm eet de ik-vorm/ hij-vorm van het werkwoord. In zin 2 en zin 3 is de persoonsvorm eet de ik-vorm/ hij-vorm van het werkwoord.
Uitleg 2
u
Bij werkwoorden op ~ten zijn de ik-vorm en de hij-vorm hetzelfde. Lees uitlegkaart W3-a.
Aan de slag 3
Vul de goede persoonsvormen in. heten
groeten
heet
ik
lach
ik
wacht
ik
groei
ik
groet
hij
heet
hij
lacht
hij
wacht
hij
groeit
hij
groet
Deze woorden eindigen allemaal op ~ten. Omcirkel alle werkwoorden. Denk steeds: Kun je ... ? fluiten
praten
straten
stoten
boten
sproeten
smijten
bijten
heten
vergeten
nachten
vechten
groeten
snuiten
sluiten
buiten
rieten
fouten
schieten
gieten
Š Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
sib-wb6a.indb 70
groeien
ik
ontbijten
70
wachten
geen kopieermateriaal
4
lachen
BLOK1 4 OMGEVING GEVOEL LES BLOK LES7 1 WOORDENSCHAT
16-12-13 21:23
5
6
Schrijf het hele werkwoord op. ik snuit – snuiten
Kees groet
ik moet – moeten
Carine kucht – kuchen
de hond bijt – bijten
Ralf blijft – blijven
hij kust haar – kussen
Karim begint – beginnen
zij legt
8
– wijzen
Pippa wijst
Welke negen hij-vormen zijn gemaakt van een werkwoord op ~ten? Omcirkel die. zij laat
7
– groeten
hij praat
zij lacht
hij vecht
hij wacht
hij rust
hij kust
jij weet jij snuit
zij zweet zij zegt
hij roeit hij fluit
hij ligt de baby huilt
Schrijf de goede persoonsvorm in de zin. tochten
Mag het raam dicht? Het
praten
Daarom
kijken
Arnout
kijkt
fietsen
Malin
fietst
printen
Waarom
praat
tocht
hier zo.
ik daar nu niet meer over. naar het beroemde schilderij. nog snel naar de supermarkt. je het hele document?
Kijk steeds naar de twee persoonsvormen die naast elkaar staan. Bij welke van de twee persoonsvormen past een heel werkwoord op ~ten? Omcirkel die. En schrijf het hele werkwoord op. Vul dat hele werkwoord op de juiste plaats in de puzzel in. Dat kan maar op één manier.
laten
hij begroet – hij doet
begroeten
hij ziet – hij schiet
schieten
hij lacht – hij wacht
wachten
hij stoot – hij stoort
stoten
s w a c s c h i e b e g r o e t
Welk werkwoord op ~ten lees je onder de pijl?
t h t e
l o t e n
a t e n t e n e n n
loten
9
De ik-vorm is gelijk aan de hij-vorm. In één rij (→) geldt dat voor alle werkwoorden. Kruis die rij aan. ✘ zuchten – sluiten – rusten – zitten – gieten – vergeten – weten – groeten ◻ ◻ starten – storten – fluiten – praten – fietsen – zitten – vlechten – besluiten ◻ eten – moeten – schieten – wachten – meten – verwachten – botsen – loten ◻ snuiten – planten – hoesten – zetten – printen – splitsen – richten – spuiten
Klaar? Kies sib-wb6a.indb 71
of
© Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Terugkijken
geen kopieermateriaal
hij laat – hij gaat
71 16-12-13 21:23
Wat ga je leren?
BLOK
4
Je herhaalt de woorden van blok 4.
Op verkenning 1
LES
8
Kleur de woorden met ch blauw. Kleur de woorden met cht geel. Kleur de woorden met gt rood.
Een goochelaar kijkt de zaal in en zegt: ‘Ik heb iemand nodig uit het publiek!’ ‘Ja, ik!’, roept een klein jochie en hij rent naar voren. Bijna zijn hele lichaam verdwijnt in een grote doos. Alleen zijn hoofd en zijn voeten steken eruit. Wat gaat de goochelaar doen? Het wordt doodstil. Hij pakt een zaag. Het lijkt alsof hij in de doos zaagt. De moeder van het kind durft echt niet te kijken. Het publiek wacht. Eindelijk gaat de doos open. De moeder hoort gelach en gejuich. Ze kijkt weer. Gelukkig! Haar kind beweegt zijn voeten en kijkt blij. Pffff! Ze haalt opgelucht adem.
Hoeveel gekleurde woorden zijn hij-vormen van een werkwoord op ~gen?
3
Uitleg 2
u
De woorden van deze les heb je al eerder geleerd. Weet je iets niet meer goed? Lees dan de uitlegkaart nog een keer. Het nummer van de kaart staat bij de opdracht.
Aan de slag 3
Vul onthoudwoorden in met c die klinkt als /s/. /. Een
O8-a
oceaan
centrum
Citroensap
is een zuur drankje.
Mijn zus haalt hoge
4
72 sib-wb6a.indb 72
cijfers
voor wiskunde.
pincet
Schrijf van de werkwoorden de hij-vorm op.
O5
W2-a
buigen – hij buigt
lachen – hij lacht
leggen – hij legt
vliegen – hij vliegt
kuchen – hij kucht
zeggen – hij zegt
© Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
lucifer
van de stad.
geen kopieermateriaal
Het is druk in het
is een heel grote zee.
BLOK1 4 OMGEVING GEVOEL LES BLOK LES8 1 WOORDENSCHAT
16-12-13 21:23
5
Schrijf van de werkwoorden de persoonsvormen op. kiezen
6
geven
W2-b
blazen
drijven
ik
kies
ik
geef
ik
blaas
ik
drijf
hij
kiest
hij
geeft
hij
blaast
hij
drijft
wij
kiezen
wij
geven
wij
blazen
wij
drijven
Trek lijnen tussen de ik-vorm en de hij-vorm van hetzelfde werkwoord. hij wacht hij lacht ik vlucht hij zucht
• • • •
• • • •
ik sluit hij fluit hij kust hij rust
ik zucht hij vlucht ik lach ik wacht
• • • •
• • • •
W2-a
W3-a
ik kus ik rust hij sluit ik fluit
Omcirkel de persoonsvormen van werkwoorden op ~ten. 7
8
Maak de woorden af met ch, cht of gt.. Schrijf ze op. Ik hoor de e...o van mijn stem.
echo
Het li... van mijn fiets is kapot.
licht
De hond li... lekker in zijn mand.
de hond ligt
Hij loopt elke o...end naar school.
ochtend
De afwas staat nog op het aanre... .
aanrecht
O5
W2-a
Welke woorden met c kun je maken van deze letters? O8-a De c moet als /s/ klinken. Schrijf zes woorden op. Je mag de letters meer dan één keer gebruiken.
procent
oceaan
citroen
centraal
narcis
pincet
9
Bij welke woorden staat er gt onder de vlek? Omcirkel die woorden. een li hij ze hij wa
hij vraa
hij li
net e
hij la
hij draa
het gewi
sle
de na
hij ri
hij ve
de gra
hij zaa hij klaa
Klaar? Kies sib-wb6a.indb 73
of
© Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Terugkijken
geen kopieermateriaal
Bijvoorbeeld:
73 16-12-13 21:23
Wat ga je leren?
BLOK
4
Je herhaalt woorden met meer lettergrepen.
Op verkenning 1
Omcirkel de zes woorden met vier of meer lettergrepen.
LES
9
In 1963 reed mijn opa de Elfstedentocht, een schaatstocht van bijna tweehonderd kilometer.
Het was verschrikkelijk koud. De temperatuur lag ver onder het vriespunt en er stond een harde noordoostenwind.
Kijk nog eens naar de woorden die je hebt omcirkeld. Welke vier woorden zijn samenstellingen? Kleur die.
Toch heeft opa de finish gehaald. Zo verdiende hij een elfstedenkruisje. Als hij daar nu naar kijkt, is hij nog even trots als toen!
Uitleg 2
u
In deze les oefen je met woorden met meer lettergrepen. Weet je iets niet meer? Zoek dan de goede uitlegkaart nog eens op.
Aan de slag 3
tomaat – tomaten
vulpen
– vulpennen
handdoek – handdoeken
mossel – mosselen
avontuur – avonturen
vriendin – vriendinnen
persoon – personen
geheim
onaardig onvriendelijke
gitarist
verstandige
ontsnapping
ontwikkeling
wandelaar
beslissing
© Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
tegenstander
sib-wb6a.indb 74
magneet – magneten
Veel lange woorden hebben één of meer vaste stukjes. Omcirkel alle vaste stukjes. gemakkelijk
74
– geheimen
geen kopieermateriaal
4
Schrijf het meervoud op.
BLOK 4 LESLES 9 1 WOORDENSCHAT 1 GEVOEL OMGEVING
16-12-13 21:23
5
6
7
8
Schrijf van de werkwoorden de drie persoonsvormen op. fluisteren
verstoppen
geloven
beloven
ik fluister
ik verstop
ik geloof
ik beloof
hij fluistert
hij verstopt
hij gelooft
hij belooft
wij fluisteren
wij verstoppen
wij geloven
wij beloven
Kies de goede letters en schrijf de woorden op. a(l/ll)e(r/rr)eerste
allereerste
vr(ei/ij)dagmi(d/dd)ag
vrijdagmiddag
verschi(l/ll)en(d/t)
verschillend
han(d/t)re(m/mm)en
handremmen
(c/s)ir(c/k)ustent
circustent
s(chr/r)i(k/kk)eljaar
schrikkeljaar
onv(ei/ij)li(g/gg)e
onveilige
o(n/nt)spa(n/nn)en
ontspannen
Maak de woorden af met één of twee letters. Schrijf ze op. o of oo
Het bootje zit in het ijs vastgevr...ren.
vastgevroren
a of aa
De dorre bl...deren dwarrelen in de wind.
bladeren
gk of k
Milou heeft een kettin...je om haar hals.
kettinkje
t of dt
Hier staat de han...ekening van de directeur.
handtekening
r of rr
De jurk van mijn zusje is donke...ood.
donkerrood
Maak negen woorden die op ~ing eindigen. Drie woorden beginnen met be~, drie met ver~ en drie met ont~. Bijvoorbeeld:
belasting
betaling
beslissing
met ver~:
vertaling
verhuizing
verbouwing
met ont~:
ontdekking
ontmoeting
ontspanning
9
Welke zinnen kloppen? Kruis aan. ◻ De woorden speelplaatsen, zitplaatsen en verplaatsen zijn samenstellingen. ✘ De woorden ontdekken, ontelbaar en ontbijten beginnen met het vaste stukje ont~. ◻ ◻ In de woorden verbouwing, ontmoeting en inspanning staat geen open lettergreep. ✘ Alle lettergrepen in het woord paraplu zijn open lettergrepen. ◻
Klaar? Kies sib-wb6a.indb 75
of
© Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Terugkijken
geen kopieermateriaal
met be~:
75 16-12-13 21:23
Dit heb ik geleerd: BLOK
1
Les 1 spellingtermen
1F
Les 2 onthoudwoorden met ei
1F
Les 3 klankwoorden van groep 4 en 5 (herhalingsles)
Les 4 regelwoorden met open en gesloten lettergrepen
Les 5 onthoudwoorden met ij
Les 6 onthoudwoorden van groep 4 en 5 (herhalingsles)
1F
K
1F
R5-b R5-c R6
1F
O1
1F
O1–O8-b
1F
R5-a R5-b R5-c
1F
Les 9 regelwoorden van groep 4 en 5 (herhalingsles)
1F
R1–R8
76 sib-wb6a.indb 76
© Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Les 8 termen en woorden van blok 1 (herhalingsles)
geen kopieermateriaal
Les 7 regelwoorden met open en gesloten lettergrepen
O1
BLOK 1 OMGEVING LES 1 WOORDENSCHAT
16-12-13 21:23
Dit heb ik geleerd: BLOK
2
Les 1 werkwoorden: hele werkwoord, persoonsvorm
Les 2 onthoudwoorden met ou
1F
W1-a
1F
O2
Les 3 regelwoorden: meervouden van woorden op ~f en ~s (herhalingsles)
Les 4 werkwoorden: ik-vorm
1F
R4 O6-a
2F
W1-b Aan de slag
Les 5 onthoudwoorden met /ie/ = i
Les 6 klankwoorden met ng en nk (herhalingsles)
1F
K3
2F
W1-c 1F/ 2F
Les 9 woorden met meer lettergrepen (herhalingsles)
1F
Š Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Les 8 woorden van blok 2 (herhalingsles)
BLOK 2 NATUUR
sib2_6a_wb_outro_def.indd 77
O7
geen kopieermateriaal
Les 7 werkwoorden: hij-vorm
1F
77 18-12-2013 10:03:07
Dit heb ik geleerd: BLOK
3
Les 1 regelwoorden op ~d en ~t
Les 2 onthoudwoorden met /k/ = c
Les 3 klankwoorden met vaste stukjes achteraan: ~ig(e) en ~lijk(e) (herhalingsles)
Les 4 regelwoorden: verkleinwoorden
Les 5 onthoudwoorden met /kt/ = ct
Les 6 werkwoorden: hele werkwoord, ik-vorm, hij-vorm en wij-vorm (herhalingsles)
sib-wb6a.indb 78
1F
O8-b
1F
K10-a
2F
R2
1F
O8-b
W1-a W1-b W1-c
2F
1F
R3
Les 8 woorden van blok 3 (herhalingsles)
1F/ 2F
Les 9 woorden met meer lettergrepen (herhalingsles)
1F
Š Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
78
R1
geen kopieermateriaal
Les 7 regelwoorden: samenstellingen
1F
BLOK 3 1 REIZEN OMGEVING LES 1 WOORDENSCHAT
16-12-13 21:24
Dit heb ik geleerd: BLOK
4
Les 1 werkwoorden: persoonsvormen van werkwoorden op ~gen en ~chen
Les 2 onthoudwoorden met ch en cht
2F
W2-a
1F
O5
Les 3 klankwoorden met een stomme e (herhalingsles)
Les 4 werkwoorden: persoonsvormen van werkwoorden op ~ven en ~zen
1F
K5
2F
W2-b
Aan de slag Les 5 onthoudwoorden met /s/ = c
Les 6 werkwoorden: persoonsvormen van werkwoorden die je eerder geleerd hebt. (herhalingsles)
2F
W1 W2
2F
W3-a 1F/ 2F
Les 9 woorden met meer lettergrepen (herhalingsles)
1F
Š Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg
Les 8 woorden van blok 4 (herhalingsles)
BLOK 4 GEVOEL
sib-wb6a.indb 79
O8-a
geen kopieermateriaal
Les 7 werkwoorden: persoonsvormen van werkwoorden op ~ten
1F
79 16-12-13 21:24
antwoordenboek 6
sib2_6a_ab_os.indd 1
a
18-12-2013 10:48:59