Taal in beeld 2 - Taalboek 6a - blok4

Page 1

Taal in beeld taalboek 6a

tib2_6a_tb_os.indd 1-3

Taal in beeld taalboek 6

a

17-12-2013 13:32:48


woordenschat

tib2_6a_tb_blok1.indd 4

spreken/luisteren

schrijven

taalbeschouwing

9-12-2013 13:23:48


Taal in beeld

taalboek 6a Wat heb je nodig? Taalboek 6a Werkboek 6a Schrift

Wat moet je doen? Pak je taalboek. Lees eerst wat je gaat leren in de les. Begin bij opdracht 1. Volg de nummers. Staat er een S achter het nummer? Schrijf het antwoord in je schrift. Ben je klaar? Kies dan een extra opdracht op of uit

Kom je tekens tegen? Doe dan dit. s w

Schrijf het antwoord in je schrift. Maak de opdrachten in je werkboek. Kijk in de woordenlijst aan het begin van het blok. Doe de opdracht met je maatje. Spreek samen af wie de spreker is. Spreek samen af wie de luisteraar is. Als je klaar bent, ga je verder met een extra opdracht. Kies een taak op de computer: Of een taak uit Taalmaker:

tib2_6a_tb_blok1.indd 5

9-12-2013 13:23:48


Woordenlijst blok 4

BLOK

4

je aanpassen aan Doen wat anderen graag willen of wat de situatie van je vraagt. In een groep moet je je soms aanpassen aan wat de anderen willen.

de eigenschap Hoe iemand is. Dat hij heel snel is,

agressief Als je zin hebt om

grapjes over maakt. Die man meent echt wat hij zegt, want zijn gezicht staat ernstig.

anderen aan te vallen. Bijvoorbeeld omdat je kwaad bent. Pas op dat die hond je niet bijt, want hij is heel agressief.

is de eigenschap van een haas.

ernstig Als iemand iets echt meent en er geen

gejaagd Erg haastig. Hij heeft haast.

Daarom doet hij zo gejaagd.

apart Anders dan andere mensen

of dingen. Bijzonder. Zij ziet er bijzonder uit, want haar kleren zijn heel apart.

associĂŤren In je gedachten dingen aan elkaar

verbinden. Veel kinderen zullen feest met plezier en snoep associĂŤren.

attent Je bent aardig voor andere mensen. Je doet dingen voor hen zonder dat ze erom hoeven te vragen. Hij helpt de juf met het sjouwen van de dozen. Wat attent van hem. een hechte band hebben Je sterk verbonden voelen

met elkaar. Die vriendinnen vertellen elkaar alles, omdat zij een hechte band hebben.

bazig Als je de baas wilt spelen. Zij doet net of ze

de leiding heeft. Ze is zo bazig!

bedeesd Verlegen. Zij durft niets te vragen, want

ze is erg bedeesd.

bekend staan als Veel mensen weten hoe iemand is.

Iedereen weet dat eksters bekend staan als dieven.

buitensluiten Iemand niet mee

laten doen met een spel, terwijl hij dat wel wil. Iedereen mag meedoen met voetballen. We willen niemand buitensluiten.

de gekkigheid Grapjes. Iedereen moet lachen om de gekkigheid van die jongen. gevoelig Als je snel een sterk gevoel krijgt. Je bent bijvoorbeeld snel boos, blij of verdrietig. Zij moet vaak huilen bij een mooie film, want zij is erg gevoelig. de gezelligheid Het is ergens prettig en leuk. De

mensen zijn aardig. Kom je bij ons iets drinken en een beetje kletsen voor de gezelligheid? de humor Het grappige van iets.

Van die grappen begrijpt hij de humor.

identiek Precies hetzelfde. Wij

dragen dezelfde broek en trui, dus onze kleren zijn identiek.

iets gemeen hebben Dezelfde eigenschap hebben als iemand anders. Vind jij dat het nijlpaard en de neushoorn iets gemeen hebben? het innerlijk Je gedachten en je gevoelens. Je weet niet welke gedachten er zijn in het innerlijk van iemand anders.

in combinatie met Samen met. Zij vindt appelmoes het lekkerst in combinatie met frietjes.

maf Raar of gek. Wat doet hij raar! Hij is helemaal

de dromer Iemand die weinig let op wat er om hem heen gebeurt. Freek let weer niet goed op wat er gebeurt. Hij is de dromer van de klas.

nieuwsgierig Als je van alles te weten wilt komen. Ook dingen waar je niets mee te maken hebt. Hij staat het gesprek af te luisteren, want hij is erg nieuwsgierig.

84 tib2_6a_tb_blok4.indd 84

BLOK 4 GEVOEL WOORDENLIJST

maf.

Taal in beeld

10-12-2013 15:44:21


opmerken Zien. Ziet zij dat ik nieuwe schoenen heb

of zou ze dat niet opmerken?

opvallend Als iets anders is dan

de tegenstelling Als dingen elkaars tegenovergestelde zijn. Zij praten over de tegenstelling tussen goed en slecht.

andere dingen. Je moet er vanzelf naar kijken. Je ziet dat meisje meteen, want haar knalrode jas is erg opvallend.

de troetelnaam Een naam die je voor iemand verzint om iets liefs te zeggen. ‘Inkiepinkie’ is de troetelnaam van mijn zusje Inge.

de outfit De kleren die je aanhebt met de dingen

ook: vreemd. Zonder sportschoenen naar de training komen, is typisch iets voor Youri.

die erbij horen. Handschoenen en een hoedje horen bij de outfit voor het feest.

typisch Speciaal bij iets of iemand passend. Maar

plezier maken Leuke dingen doen of grapjes

uniek Heel bijzonder omdat er maar één van is. Zoals jij is er maar één. Dus jij bent uniek.

pronken Iets aan iedereen laten

het uiterlijke kenmerk Iets aan de

maken, zodat je lol hebt. Op het feest gaan we lekker eten en veel plezier maken. zien omdat je er trots op bent. Hij is trots op zijn nieuwe auto. Hij loopt ermee te pronken. de relatie De band tussen mensen. Bijvoorbeeld

buitenkant van iemand. Je kunt hem eraan herkennen. Acht poten is het uiterlijke kenmerk van de spin.

tussen vrienden, familie of mensen die verliefd op elkaar zijn. De vriendinnen voelen zich verbonden door de relatie die ze hebben.

op iemand vallen Iemand heel erg leuk vinden. Ben jij nooit verliefd? Je zult toch wel eens op iemand vallen.

de scheldnaam

vergelijken Bekijken of mensen op elkaar lijken.

speciaal Bijzonder. Anders dan gewoon. De stoelen op school zijn speciaal gemaakt voor kinderen.

de verkering Twee mensen die

Een naam waarmee je iemand beledigt. ‘Vuurtoren’ is de scheldnaam voor iemand met rood haar.

de stemming Je humeur. Je bui. Omdat ze het spel

verloren heeft, is ze in de stemming om te huilen.

het synoniem Een woord dat dezelfde betekenis

heeft als een ander woord. ‘Arts’ is het synoniem van ‘dokter’.

het talent Je kunt iets heel goed, zonder veel moeite te doen. Die beroemde zanger heeft het talent om heel mooi te zingen.

Of dingen. Om de verschillen te vinden, moet je de plaatjes goed vergelijken. verliefd op elkaar zijn en veel met elkaar omgaan. Die jongen en dat meisje gaan vaak samen uit, want de verkering is flink aan.

de zeurpiet Iemand die vaak op

een vervelende manier over iets klaagt of om hetzelfde vraagt. ‘Krijg ik nou nog een ijsje?’ , vraagt de zeurpiet steeds aan haar moeder. op iemand zijn Verliefd op iemand

zijn. Hij zit te blozen en te dromen. Zou hij op iemand zijn?

Meer woorden leren?

tib2_6a_tb_blok4.indd 85

85 13-12-2013 9:34:20


Wat ga je leren? Je leert woorden door tegenstellingen en synoniemen.

Je leert vijftien woorden.

BLOK

4

Op verkenning 1

Lees de tekst en let op de gekleurde woorden. Heb jij wel eens goed gekeken naar de kinderen in jouw klas? Elk kind is uniek. Jullie zien er anders uit, zijn anders en doen anders. De meeste kinderen vinden die verschillen leuk. Het is interessant om ze op te merken en met elkaar te vergelijken.

LES

1

Ook jij bent speciaal. Misschien lijk je wel op iemand, maar je bent nooit identiek aan een ander. Ieder mens heeft andere uiterlijke kenmerken. Soms zijn die heel typisch. Misschien ben je lang met een kort blond koppie. Of je bent klein met lang, donker haar. Misschien heb je prachtige krullen, mooie ogen of sproeten. Je kunt ook aparte kleren dragen of een opvallende bril. Ook met je outfit kun je dus laten zien dat je niet gewoon bent, maar bijzonder. Iedereen vindt me stoer. Ik zit op voetbal en ik ben het enige meisje in een elftal met jongens. Elke Ik heet Joris en ik heb vuurrood haar. wedstrijd maak ik wel een doelpunt. Mijn vrienden noemen me Stoppie, van Ik heb heel veel sportkleren. Ook in stoplicht. Dat komt door mijn rode haar natuurlijk. de klas draag ik altijd een Ik vind dat niet erg, het is een beetje een trainingspak. Dat vind ik gewoon troetelnaam. Wat ik wel erg vind, is als oudere lekker zitten en ik heb ze in alle kleuren. kinderen me Rooie noemen of Vuurtoren. Dat Soms pas ik me aan. Laatst gingen we vind ik scheldnamen. En daar word ik naar een feestje van mijn oma en verdrietig van. droeg ik een jurk.

2 s Bekijk de woordparen uit de tekst. Waarom horen de woorden bij elkaar, denk je? Schrijf dat op.

a. scheldnaam – troetelnaam b. apart – opvallend c. outfit – kleren d. gewoon – bijzonder

Uitleg Nieuwe woorden kun je op verschillende manieren leren. Bijvoorbeeld door een woord dat hetzelfde betekent. Zo’n woord heet een synoniem. Synoniemen betekenen hetzelfde. Als je weet wat het ene woord betekent, weet je ook ongeveer wat het andere betekent.

86 tib2_6a_tb_blok4.indd 86

BLOK 4 GEVOEL LES 1 WOORDENSCHAT

Taal in beeld

10-12-2013 15:44:30


Ja, dat had ik gezien.

Wow, Imke heeft mooie vlechten vandaag. Had je dat al opgemerkt?

Opmerken en zien zijn synoniemen. Je kunt woorden ook leren door woorden die het tegenovergestelde betekenen. De woorden vormen een tegenstelling. Als je weet wat het ene woord betekent, weet je ook ongeveer wat het andere juist niet betekent. Dat vind ik mooi.

Waarom heb jij lang haar?

Ja, maar ik wil me niet aanpassen. Ik doe wat ik zelf wil.

Echt? Maar alle jongens in de klas hebben kort haar.

Je aanpassen en doen wat je wilt vormen een tegenstelling. Synoniemen en tegenstellingen zijn bijzondere woordparen.

Aan de slag 3 w Maak de opdrachten in je werkboek op bladzijde 37. 6 7 s Maak twee lijsten. In de ene lijst zet je de synoniemen die in deze les staan. In de andere lijst zet je de tegenstellingen die in deze les staan. Bedenk zelf vier woorden die elkaars synoniem zijn. En bedenk vier woorden die elkaars tegenstelling zijn. Schrijf de nieuwe woorden in de goede lijst.

Terugkijken 8 s Kies het woord dat bij je past en maak de zinnen af. a. Ik vind het makkelijk / moeilijk om woorden te leren met synoniemen, omdat ___ b. Ik vind het leuk / niet leuk om tegenstellingen in een tekst te zoeken, omdat ___

Klaar? Kies

tib2_6a_tb_blok4.indd 87

of

87 10-12-2013 15:44:32


Wat ga je leren? Je leert dat je kunt vertellen over wat je voelt en wat je hebt

meegemaakt.

BLOK

4

Op verkenning 1

LES

2

Halima en Lars kennen elkaar van turnen. Na de turnles kletsen ze altijd even, want ze zitten niet bij elkaar op school. Lees wat Halima aan Lars vertelt. Halima: Bij mij op de school hebben we iets nieuws. In de hal staat een soort snoepautomaat. Zo eentje waar iets uitrolt als je er een muntje in doet. Lars: Huh? Mogen jullie snoepen op school? Zitten er kauwgomballen in? Halima: Nee, natuurlijk niet! Er zitten complimentjes in. Lars: Wat zit erin? Halima: Complimentjes! In elke plastic bal zit een button. Zo’n speldje met een tekst erop, weet je wel. Er staat op: GOED BEZIG en er zit ook een briefje in met een aardige tekst. Lars: Dus je stopt er bijvoorbeeld een euro in en dan koop je zo’n bal. Halima: Nee, je kunt een speciale munt verdienen als iemand vindt dat je goed bezig bent geweest. Alleen met zo’n munt kun je een bal trekken. Kijk, ik mocht vandaag! Hoe vind je mijn button? Lars: Top! Waarmee heb je die verdiend? Halima: Nou, ik heb een kleuter bevrijd. Hij was net nieuw op school en hij had zich per ongeluk opgesloten op de wc van de meesters en juffen. Hij was helemaal in paniek. Lars: Dat kan ik me goed voorstellen. Dat lijkt mij ook eng. Zelfs nu ik geen kleuter meer ben.

2 s Waarover vertelt Halima aan Lars? a Ze vertelt wat ze vindt. c Ze vertelt over wat ze heeft meegemaakt.

b Ze vertelt wat ze wil. d Ze vertelt over wat ze gaat doen.

3 s Wat zou jij doen als je vindt dat iemand goed bezig is? Schrijf dat op.

88 tib2_6a_tb_blok4.indd 88

BLOK 4 GEVOEL LES 2 SPREKEN/LUISTEREN

Taal in beeld

10-12-2013 15:44:37


Uitleg Er zijn dingen waar alleen jij het meest van weet. Meer nog dan de juf of meester of je ouders. Je weet het meest over wat je zelf voelt. Of over wat je zelf hebt meegemaakt. Als je vertelt wat je voelt en wat je hebt meegemaakt, begrijpt de ander jou beter. Als jij weet wat de ander voelt en heeft meegemaakt, begrijp je hem of haar beter. Het is dus fijn om goed te kunnen vertellen wat je voelt of meemaakt.

Bij het Holifeest gooien we water en gekleurd poeder over elkaar. De laatste keer gooide mijn neef een ballon met blauwe verf recht in mijn gezicht. Ik leek wel een toverbal. Ik lag krom van het lachen toen ik in de spiegel keek.

Aan de slag 4 w Maak de opdrachten in je werkboek op bladzijde 38. 6 7 s Wat maakt jou weer blij als je een keer je dag niet hebt? Misschien is het muziek. Of iets liefs wat iemand tegen je zegt. Misschien trek je lekker de natuur in. Of ga je naar je geheime plek. Jij alleen weet dat het best.

Schrijf er een gedicht of een kort verhaal over.

Terugkijken 8 s Wat heb je geleerd? Kies de zinnen die bij jou passen. a b c d

Ik kan goed vertellen wat ik voel. Ik vind het moeilijk om te vertellen wat ik voel. Ik kan goed vertellen wat ik heb meegemaakt. Ik vind het moeilijk om te vertellen wat ik heb meegemaakt.

Klaar? Kies

tib2_6a_tb_blok4.indd 89

of

89 10-12-2013 15:44:39


Wat ga je leren? Je leert waar je hoofdletters moet gebruiken.

Je leert wat eigennamen zijn.

BLOK

4

Op verkenning 1

Lees de tekst. Let op de hoofdletters.

LES

3

De bange dief Postbode Bert Hanze uit Groningen zag vrijdag iets heel vreemds gebeuren. Twee politieagenten zaten een fietsendief achterna over de Industrieweg. Ter hoogte van de fabriek van Boots Meubels rende de dief de vuilstort op. Daar verstopte hij zich. Een van de agenten bedacht een list. Hij riep: ‘Geef je over, anders stuur ik de hond op je af.’ Maar hij had helemaal geen hond bij zich. De andere agent deed heel goed een blaffende hond na. De dief werd bang en kwam tevoorschijn. Hij werd meteen door de agenten meegenomen naar het bureau in de Noorderparkwijk.

2 s Welke woorden in de tekst hebben hoofdletters? Kies uit: namen van mensen – soorten dieren – namen van straten – namen van dagen – namen van bedrijven – namen van wijken – namen van plaatsen. 3 s Schrijf je voor- en achternaam en je adres op. Denk aan de hoofdletters en onderstreep ze.

Uitleg Aan het begin van elke zin schrijf je een hoofdletter. Maar ook midden in een zin zie je wel eens hoofdletters. Vaak gaat het dan om eigennamen. Dat zijn namen van mensen, dieren, straten, wijken en gebouwen. Bijvoorbeeld: Sophie Bos, Janne van Beers, mijn hond Bello, de Margrietstraat in de Bloemenbuurt en Hotel De Gouden Leeuw.

90 tib2_6a_tb_blok4.indd 90

BLOK 4 GEVOEL LES 3 TAALBESCHOUWING

Taal in beeld

10-12-2013 15:44:44


Je schrijft nog meer woorden met een hoofdletter. Feestdagen: Pasen, Koningsdag, Kerstmis. Merknamen: Volkswagen, Adidas, Nintendo, Apple, Ikea, Google. Titels van boeken en films: Hoe overleef ik mijn ouders?, Kruistocht in spijkerbroek. Aardrijkskundige namen: Utrecht, Limburg, de Rijn, Azië, de Noordzee, de Alpen.

Bonjour. Ik kom uit Frankrijk. Ik ben een Fransman. Ik spreek Frans en ik drink Franse wijn.

Aan de slag 4 w Maak de opdrachten in je werkboek op bladzijde 39. 5 6 s Wat is er allemaal in of bij je woonplaats? Schrijf de namen op van: a. je school b. de straat waarin je school staat c. een sportclub d. een restaurant of een hotel e. een bekend gebouw f. een grote stad in de buurt 7 s In welke zinnen zijn alle hoofdletters goed? a

hoi Mirte. Ben je een leuk Boek aan het lezen?

b

Afgelopen maandag las ik De Griezels van Roald Dahl. Het boek gaat over de familie Griezel.

c

Ik ga Vrijdag naar de bieb. Dan haal ik een boek van Paul van Loon.

d

Met Kerstmis kreeg ik het boek Raveleijn over ridder Joost.

8 s Schrijf in vijf zinnen iets over jezelf. Iedere zin begint met een hoofdletter. En in iedere zin staat nog minstens één hoofdletter.

Terugkijken 9 s Je hebt al eerder over hoofdletters geleerd. Maar wat was er nieuw voor je in deze les? Schrijf dat op.

Klaar? Kies

tib2_6a_tb_blok4.indd 91

of

91 10-12-2013 15:44:45


Wat ga je leren? Je leert hoe je informatie kunt vragen.

Je leert het doel van je tekst bepalen.

BLOK

4

Op verkenning 1

LES

4

Anna ziet een advertentie van het nieuwe tijdschrift WOW!. Dat lijkt haar leuk, maar in de advertentie staat niet zo veel informatie. Er staat wel een e-mailadres. Anna stuurt een e-mail. Lees de tekst. Aan: wowmagazine@wnl.nl Onderwerp: WOW! Beste WOW!, In de advertentie ziet WOW! er heel leuk uit. Maar ik wil graag nog meer weten. Is WOW! voor meisjes of voor jongens? Voor welke leeftijd is het? Hoe vaak verschijnt WOW!? Hoe duur is het? Kan ik er misschien eentje gratis krijgen om te proberen? Ik hoop dat ik snel antwoord van u krijg. Anna anna@wnl.nl

anna@wnl.nl Het is ook voor meisjes, dus voor mij. Ik ben negen, dus dat is precies goed. Ik moet eerst aan mama vragen of het niet te duur is. Als het van mama mag, neem ik WOW!.

Beste Anna, Leuk dat je ons schrijft! WOW! is voor jongens én meisjes van acht tot twaalf jaar. WOW! verschijnt elke week op donderdag. Een nieuw abonnement voor drie maanden kost € 20,-. Het eerste nummer krijg je gratis. Daarna kost je abonnement € 22,50. We hopen dat jij onze nieuwste abonnee wordt! Groetjes van WOW!

2 s Waarom schrijft Anna een e-mail aan WOW!, denk je? Schrijf het op. 3 s Anna krijgt antwoord van WOW!. Wat zal Anna nu doen, denk je? a Ze kan kiezen of ze een abonnement neemt of niet, want ze weet er nu meer over. b Ze doet verder niets. Ze wilde zomaar van alles over WOW! weten. c Ze schrijft weer aan WOW!, want ze vindt het leuk om briefjes te schrijven.

92 tib2_6a_tb_blok4.indd 92

BLOK 4 GEVOEL LES 4 SCHRIJVEN

Taal in beeld

10-12-2013 15:44:50


Uitleg Soms wil je ergens meer over weten. Je wilt bijvoorbeeld weten wat je nodig hebt voor de Kunstclub. Of je wilt graag op hockey, maar je weet niet of er nog plaats is in het team van jouw keuze. Je kunt dan een brief of e-mail sturen om informatie te vragen. Het doel van je tekst is om informatie te vragen. Dat kun je doen door een brief of een e-mail te sturen. Bedenk eerst wat je wilt weten. Schrijf dat precies op in je brief of e-mail. Vergeet ook niet je naam en adres of je e-mailadres erbij te zetten. Anders krijg je geen antwoord.

Ik heb stickers gespaard bij de hagelslag. De spaarkaart is nu vol. Je kon kiezen tussen een gele en een groene bal. Ik wilde graag een gele, maar die zijn nu op. Ik wil vragen of er toch nog gele ballen zijn. Kan ik er nog eentje krijgen? Ruben 06 2811 Dit is het doel van de tekst.

Aan de slag 4 w Maak de opdrachten in je werkboek op bladzijde 40. 7 8 s Anna wil in de zomer dolgraag op ponykamp. Haar moeder denkt dat het erg duur is. Anna schrijft zelf een e-mail om te vragen wat het kost. Ze wil nog meer weten, zoals wat ze allemaal gaan doen. Schrijf de e-mail van Anna.

Is je e-mail af? Lees hem nog eens. Kan het duidelijker of beter? Verander wat niet goed is. Verbeter ook taalfouten die je ziet.

Terugkijken 9 s Je hebt een tekst geschreven om informatie te vragen. Ben je tevreden over jouw tekst? Waarom wel of waarom niet? Schrijf het op.

Klaar? Kies

tib2_6a_tb_blok4.indd 93

of

93 10-12-2013 15:44:53


Wat ga je leren? Je leert woorden onthouden met een woordkast.

Je leert vijftien woorden.

BLOK

4

Op verkenning 1

Lees de tekst en let op de gekleurde woorden. Hoe sta jij bekend in de klas? Ben je een harde werker of een dromer? Ben je een zeurpiet of altijd opgewekt? Vinden ze jou ernstig, attent, gevoelig, agressief of een beetje maf?

LES

5

Net zoals elk kind er anders uitziet, heeft elk kind een ander innerlijk. Je hebt een eigen karakter en verschillende eigenschappen. Daardoor ben jij anders dan elk ander kind. Sommige kinderen zijn bijvoorbeeld bazig, andere zijn juist bedeesd. Toch gedragen die kinderen zich niet altijd hetzelfde. Hun karakter zegt dus niet alles. Hoe je doet, hangt ook af van je stemming of je humeur. Want die zorgen ervoor hoe jij je voelt. Wil je een paar voorbeelden? Soms ben je zo blij dat je niet stil kunt zitten. Soms ben je zo nieuwsgierig dat je vragen blijft stellen. Soms ben je gejaagd, omdat je moet opschieten. En soms voel je je lekker sloom, omdat je even helemaal niks hoeft.

2 s Denk na over de tegenstelling gejaagd en sloom. Maak twee woordwebben met woorden waar je aan denkt.

Ben jij: • een harde werker of een grappenmaker? • bedeesd of bazig? • een zeurpiet of opgewekt? • agressief of gevoelig?

Voel je je: • sloom of gejaagd? • druk of rustig? • blij of bedroefd?

Uitleg Woorden kun je makkelijker samen onthouden. Je maakt in je hoofd een netwerk. Deze netwerken ken je al: woordweb, woordpaar, woordgroepje en woordparaplu. Je kunt ook nog andere netwerken maken. Een speciaal soort netwerk is de woordkast. Met een woordkast kun je tegenstellingen goed onthouden. Op de bovenste plank staan de twee woorden die het tegenovergestelde betekenen.

94 tib2_6a_tb_blok4.indd 94

BLOK 4 GEVOEL LES 5 WOORDENSCHAT

Taal in beeld

10-12-2013 15:44:58


dag

nacht

gejaagd

sloom

Op de planken eronder staan woorden die iets vertellen over de woorden op de bovenste plank.

dag

nacht

gejaagd

sloom

zon

maan

snel

rustig

wakker

slapen

druk

langzaam

kleren

pyjama

rennen

duf

licht

donker

op tijd

zitten

Als de kast vol is, zie je goed wat de verschillen zijn tussen de woorden op de bovenste plank. Bijvoorbeeld bij nacht hoort maan en bij dag hoort zon. Bij gejaagd hoort rennen en bij sloom hoort langzaam.

Aan de slag 3 w Maak de opdrachten in je werkboek op bladzijde 41. 6 7 s Zoek op wat innerlijk betekent. Lees er nog eens over in de tekst. Onthoud innerlijk met een woordkast. Kies zelf een woord waarmee je innerlijk wilt vergelijken

Terugkijken 8 s Hoe vind je het om woorden met elkaar te vergelijken in een woordkast? En waarom vind je dat? Schrijf het op.

Klaar? Kies

tib2_6a_tb_blok4.indd 95

of

95 10-12-2013 15:44:59


Wat ga je leren? Je leert dat je met je stem kunt spelen.

BLOK

4

Op verkenning 1

LES

6

Lees om de beurt het gedicht voor. Lees het eerste deel knorrig en mopperend voor. Lees het tweede deel juist vrolijk voor. Let op hoe je maatje voorleest.

uit het lied Wakker met een wijsje van Jaap Bakker

Als ik door de stad loop, vraag ik me vaak af: waarom zijn alle mensen zo nors en zo kortaf? Steeds maar chagrijnig en nooit ’s in hun schik. Waarom zijn er zo weinig figuren zoals ik? Ik ben iemand die nooit moppert en nooit gromt en ik zal je eens vertellen hoe dat komt. Ik word altijd wakker met een wijsje in m’n hoofd. Loop de hele dag te zingen en te fluiten. Elke morgen wakker met een wijsje in m’n hoofd. Als ik binnenkom dan rinkelen de ruiten. Het is gewoon een wonder, het is gewoon geluk. Wakker met een wijsje en m’n dag kan niet meer stuk.

2 s Hoe leest je maatje voor? Hoor je verschil tussen knorrig en vrolijk? 3 s Wat vind jij de beste manier om dit gedicht voor te lezen? Knorrig, vrolijk of iets anders?

96 tib2_6a_tb_blok4.indd 96

BLOK 4 GEVOEL LES 6 SPREKEN/LUISTEREN

Taal in beeld

10-12-2013 15:45:04


Uitleg Als je spreekt, gebruik je je stem. Maar je praat niet altijd hetzelfde. Als je boos bent, praat je vaak hard. Als je verlegen of verdrietig bent, praat je zacht. En als je blij of opgewonden bent, praat je snel. Er is verschil in: hard en zacht; snel en langzaam; hoog en laag. Doordat je je stem anders gebruikt, hoort de luisteraar hoe jij je voelt.

Met je stem kun je niet alleen laten horen hoe jij je voelt. Je kunt er ook de stem van iemand anders mee nadoen. Bijvoorbeeld de stem van Bert of Ernie uit Sesamstraat. Ook kun je met je stem geluiden nadoen, bijvoorbeeld van die mug die vannacht zo vervelend rond je hoofd zoemde.

Aan de slag 4 w Maak de opdrachten in je werkboek op bladzijde 42. 7 8 s Kies twee woorden uit de woordenlijst van blok 4. Schrijf een toneelstukje met deze woorden. Geef aan hoe je het moet uitspreken en spelen. Schrijf dat voor elke zin tussen haakjes. Kies uit: (hard) – (blij) - (langzaam) – (zacht) – (boos) – (verdrietig) – (snel). Je mag ook zelf iets bedenken.

Speel het toneelstukje met de tekst van je maatje. Klonk het zoals je had bedacht?

Terugkijken 9

Wat heb je geleerd? Laat je maatje horen dat je met je stem kunt spelen. Probeer de stem van iemand anders na te doen en doe ook een geluid na. Hoe vind je het om zo met je stem te spelen?

Klaar? Kies

tib2_6a_tb_blok4.indd 97

of

97 10-12-2013 15:45:06


Wat ga je leren? Je leert waar je komma’s moet zetten.

BLOK

4

Op verkenning 1 s Kijk en lees.

LES

7

Binnen zijn: Enzo, Fay, Niek.

Wat een lief, klein, schattig hondje!

Ik ben blij, want ik heb gewonnen!

Enzo Fay

juf

Waarom staan er komma’s? Schrijf de letters op. Zet de goede naam erachter. Kies uit: de juf – Fay – Enzo. a. … maakt van twee zinnen één zin. b. … somt dingen op. c. … zet een aantal bijvoeglijke naamwoorden na elkaar 2 s Lees de zinnen. Ik heb goed gelopen, maar ik heb helaas niet gewonnen. Ik heb verloren, want de anderen waren jammer genoeg beter. Ik was teleurgesteld, omdat ik dacht dat ik zou winnen. Ik houd de moed erin en hoop dat ik de volgende keer wel win.

Welke uitspraak klopt niet? Schrijf de letter op. a b c d

Er is steeds van twee zinnen één zin gemaakt. De zinnen zijn met een voegwoord aan elkaar gemaakt. Voor de voegwoorden maar, want en omdat staat een komma. Voor het voegwoord en staat een komma.

Uitleg Komma’s worden heel vaak gebruikt in teksten. Als je een komma ziet staan, neem je even een korte leespauze. Het maakt een zin of tekst makkelijker leesbaar.

98 tib2_6a_tb_blok4.indd 98

BLOK 4 GEVOEL LES 7 TAALBESCHOUWING

Taal in beeld

10-12-2013 15:45:10


Je gebruikt komma’s: - Als je van twee zinnen één zin maakt. De komma komt voor het voegwoord. Opa wil terug naar Suriname. Hij is daar geboren. Opa wil terug naar Suriname, want hij is daar geboren. Let op: er komt geen komma voor het voegwoord en. Mijn oma is heel erg lief en ze bakt altijd lekkere taart. - Als je een aantal dingen opnoemt: bij een opsomming dus. Deze dieren vind ik leuk: slangen, krokodillen, hagedissen en leguanen. - Tussen twee of meer bijvoeglijke naamwoorden. De bruid droeg een mooie, lange, witte jurk. - Tussen twee persoonsvormen: Wat zij gezegd heeft , zal ik nooit vergeten. - Als je meer over iets of iemand wilt vertellen. Dat stukje tekst staat dan tussen twee komma’s. Michael Jackson, het beroemde popidool , kon heel goed dansen.

Aan de slag 3 w Maak de opdrachten in je werkboek op bladzijde 43. 4 5 s Maak de zinnen af. Schrijf minstens drie dingen op. Zet de komma’s op de goede plaats. Dit lust ik graag: ___ Deze dieren vind ik leuk: ___ Mijn vrienden en vriendinnen zijn: ___ 6 s Wat vind jij leuk om te doen in de vakantie? Schrijf daar een kort verhaaltje over. Som in de eerste zin een aantal dingen op. Schrijf in de tweede zin waarom je iets leuk vindt. Gebruik daarbij het woord omdat. Zorg ervoor dat er in je verhaal nog minstens één zin met een voegwoord staat. Zet de komma’s op de goede plaats.

Terugkijken 7 s Wat heb je geleerd? Schrijf de letters in je schrift. Zet erachter: waar of niet waar. a. Aan het eind van een zin staat een komma. b. Tussen twee bijvoeglijke naamwoorden staat een komma. c. Tussen twee persoonsvormen staat een komma. d. Tussen dingen die je opnoemt, staat een komma. e. Voor alle voegwoorden staat een komma.

Klaar? Kies

tib2_6a_tb_blok4.indd 99

of

99 10-12-2013 15:45:11


Wat ga je leren? Je leert een uitnodiging schrijven.

Je leert dat je er op let voor wie je schrijft.

BLOK

4

Op verkenning 1

LES

Er is een tentoonstelling op school. Groep 6 nodigt vriendjes en vriendinnetjes uit van andere scholen. En een echte schrijver. Lees de twee uitnodigingen.

8

a

Donderdag is er een inloopdag. Die hebben jullie toch ook altijd? Er is van alles te zien. Een heleboel tekeningen en knutselwerken. En we hebben veel verhalen geschreven. Die kun je ook bekijken en lezen. Kom je ook? Want het wordt hartstikke leuk! Tot donderdag om vijf uur op onze school. Groetjes van groep 6 Slingerdeslang

b

Op onze school is er elke maand een inloopdag. Dat is een soort tentoonstelling van ons werk. Deze keer hebben we veel verhalen geschreven. Die hangen allemaal op. Wilt u ook naar de inloopdag komen? Dan kunt u alles bekijken en onze verhalen lezen. We willen u graag vragen stellen over schrijven. Want dat vinden wij best moeilijk. Komt u donderdag om vijf uur naar onze school? De school is naast het park in de Boterbloemwijk. Groeten van groep 6 Basisschool Slingerdeslang

2 s Welke uitnodiging is voor vriendjes en vriendinnetjes, denk jij? En welke voor de schrijver? Schrijf het op. 3 s De uitnodigingen zijn niet hetzelfde. Schrijf een paar verschillen op.

Uitleg In een uitnodiging vraag je iemand naar een feest te komen. Of naar een etentje, een vergadering of iets anders. Je schrijft: - voor wie de uitnodiging is - waar de uitnodiging voor is - wanneer het is - waar het is - wie de uitnodiging stuurt.

100 tib2_6a_tb_blok4.indd 100

BLOK 4 GEVOEL LES 8 SCHRIJVEN

Taal in beeld

10-12-2013 15:45:16


Als je een uitnodiging schrijft, bedenk je eerst wie hem gaat lezen. Je schrijft de tekst niet voor iedereen hetzelfde. Waar let je op?

Bijvoorbeeld:

Aan wie schrijf je?

Ken je iemand niet goed? Of schrijf je aan een ouder iemand? Schrijf dan beleefd en gebruik u. Bijvoorbeeld: Hoe gaat het met u? Ken je iemand goed? Of schrijf je aan een kind? Dan mag je je schrijven. Bijvoorbeeld: Kom je ook?

Wat weet iemand al? En wat niet?

Stuur je een uitnodiging voor school? Ouders weten wel waar de school is. Dat hoef je er niet bij te schrijven. Maar een onbekende weet het misschien niet. Schrijf het er dan bij. Schrijf je een verslag over jouw voetbaltoernooi? De kinderen in je team weten wie de aanvoerder is. Dat hoef je dus niet uit te leggen. Maar als anderen je verslag lezen, kun je het beter wel uitleggen.

Let op moeilijke woorden en zinnen.

Lezen je meester of juf of je ouders wat je hebt geschreven? Dan mag je best moeilijke woorden gebruiken. Schrijf je iets om voor te lezen aan de kleuters? Gebruik dan geen moeilijke woorden. Want die snappen ze nog niet. Schrijf bijvoorbeeld blij en niet opgewekt.

Aan de slag 4 w Maak de opdrachten in je werkboek op bladzijde 44. 7 8 s Schrijf een uitnodiging voor je ouders. Je juf of meester wil hun volgende week vertellen wat je dit jaar al hebt geleerd. Bedenk eerst goed wat je in de uitnodiging wilt vertellen. Schrijf een uitnodiging van zes zinnen of meer.

Is de uitnodiging af? Lees hem nog eens en verander woorden of zinnen als je dat nodig vindt. Kijk ook in het schema bij Uitleg. Heb je overal aan gedacht?

Terugkijken 9 s Wat heb je geleerd? Kies het woord dat bij je past en maak de zin af.

Ik vind het makkelijk / moeilijk om erop te letten voor wie ik iets schrijf, omdat ___

Klaar? Kies

tib2_6a_tb_blok4.indd 101

of

101 10-12-2013 15:45:17


Wat ga je leren? Je leert woorden beter onthouden door te associĂŤren.

Je leert vijftien woorden.

BLOK

4

Op verkenning 1

Lees de tekst en let op de gekleurde woorden. Kijk eens goed om je heen. Zie je al die verschillende kinderen in jouw klas? Al die kinderen met hun eigen uiterlijk, hun eigen innerlijk en eigen talenten? Met die kinderen heb jij allerlei relaties. Sommige kinderen zijn je vriend of vriendin. Met hen spreek je af en doe je leuke dingen. Misschien zit in je klas ook je allerbeste vriend of vriendin. Iemand met wie je een hechte band hebt en veel gemeen hebt. Jullie hebben bijvoorbeeld dezelfde humor en halen samen gekkigheid uit. Misschien houden jullie allebei veel van dieren. Of jullie kennen elkaar al heel erg lang.

LES

9

Op mijn vorige school voelde ik me vaak alleen. Bij spelletjes vroegen de kinderen nooit of ik mee wilde doen. En soms zag ik dat ze stiekem hun tong uitstaken. Toen papa ander werk kreeg, gingen we verhuizen. Dat vond ik best spannend. Maar nu zit ik op deze school en is het veel leuker. Ik heb twee vriendinnen en we spreken vaak af.

En heb je dit al eens meegemaakt? Dat je op iemand valt? Je vindt iemand dan zo speciaal, dat je verkering wilt met hem of haar. Het is helemaal bijzonder, als de ander ook op jou is. Je vindt het dan helemaal niet erg als de hele wereld het weet. Want met je verkering wil je altijd een beetje pronken. Als er veel gezelligheid is in een klas, is dat fijn. Hoe meer vrienden en vriendinnen je hebt, hoe leuker het is. Als je samen veel plezier kunt maken, wordt er niemand buitengesloten.

2 s Wat hoort allemaal bij plezier maken? Maak een woordweb rondom plezier maken met woorden uit de tekst. Vul het woordweb aan met woorden waaraan jij denkt bij plezier maken. 3 s Kijk naar de woorden van je woordweb. Schrijf bij ieder woord een nieuw woord waaraan je bij dit woord moet denken.

Uitleg Woorden kun je makkelijker samen onthouden. Je maakt in je hoofd een netwerk. Dat gebeurt haast vanzelf. Je denkt bij een woord bijvoorbeeld aan een tegenstelling en aan een woordgroepje. Je verbindt al die woorden in je hoofd. En zo onthoud je het woord in combinatie met andere woorden. Als je met een woord meer netwerken maakt, kun je ze nog beter onthouden. Hoe meer netwerken je maakt, hoe beter het is. Je doet dit door te associĂŤren. Bij elk nieuw woord bedenk je: waar ken ik het woord al van? Bij welke andere woorden past het? Kan ik bij dit woord nog heel ergens anders aan denken? En bij welke woorden past het dan? Zo maak je in je hoofd verschillende soorten netwerken die je aan dat ene woord vastmaakt.

102 tib2_6a_tb_blok4.indd 102

BLOK 4 GEVOEL LES 9 WOORDENSCHAT

Taal in beeld

10-12-2013 15:45:22


gezelligheid

Sinterklaas

gezelligheid

feest

verjaardag

Suikerfeest

gezelligheid – samen – vrienden – klas – spelen

ik hou van gezelligheid

spelletjes doen

pannenkoeken

afspreken

Niet iedereen denkt bij elk woord aan precies hetzelfde. Daardoor kunnen de netwerken in jouw hoofd heel anders zijn dan in het hoofd van je maatje. En het kan zijn dat jij veel méér netwerken maakt. Bijvoorbeeld omdat je al meer weet over een woord.

Aan de slag 4 w Maak de opdrachten in je werkboek op bladzijde 45. 6 7 s Je kunt in een paar stappen van het ene woord naar het andere woord komen. Zelfs al lijken de woorden helemaal niets met elkaar te maken te hebben, zoals bijvoorbeeld de zitzak en de moestuin. Maar let nu eens op:

de zitzak – de televisie – de chips – de paprika – de groente – de moestuin Probeer nu zelf in zes stappen van de verkering naar het talent te komen. Schrijf je stappen op en maak bij drie woorden een netwerk.

Terugkijken 8 s Wat heb je geleerd? Kies het woord dat bij je past en maak de zinnen af. a. Ik vind het makkelijk / moeilijk om netwerken met elkaar te verbinden, omdat ___ b. Ik vind het leuk / niet leuk om over woorden na te denken, omdat ___

Klaar? Kies

tib2_6a_tb_blok4.indd 103

of

103 10-12-2013 15:45:24


Wat ga je leren? Je leert letten op lichaamstaal.

BLOK

4

Op verkenning 1

Kijk en lees.

LES

10

2 s Faroek zegt: ‘Ach, het is toch maar een spelletje ... ’ Maar dit klopt niet met wat hij laat zien. Hoe voelt Faroek zich, denk je? 3 s Stijn zegt dat hij de film leuk vindt, maar is dat ook zo, denk je?

104 tib2_6a_tb_blok4.indd 104

BLOK 4 GEVOEL LES 10 SPREKEN/LUISTEREN

Taal in beeld

10-12-2013 15:45:29


Uitleg Als je spreekt, gebruik je niet alleen je stem, maar ook lichaamstaal. Aan lichaamstaal kun je zien hoe iemand zich voelt. Je let dan op: - de ogen - de wenkbrauwen - de mond - de handen - de voeten. Je maakt gebaren als je praat en je trekt er een bepaald gezicht bij. Ook sta of zit je op een bepaalde manier. Door jouw lichaamstaal ziet de ander hoe jij je voelt.

Je kunt met lichaamstaal laten zien hoe jij je voelt. Maar je kunt je lichaam ook gebruiken als je iets uitlegt. Je kunt: - de vorm of de grootte aangeven, bijvoorbeeld van een voorwerp - iets voordoen, bijvoorbeeld hoe je een koprol maakt - iets nadoen, bijvoorbeeld hoe een krab loopt.

Aan de slag 4 w Maak de opdrachten in je werkboek op bladzijde 46. 6 7 s Bedenk samen een toneelstukje. Gebruik daarbij twee woorden uit de woordenlijst van blok 4. Speel het toneelstuk zonder te praten. Laat het verhaal zien met lichaamstaal.

Wat ging goed? Wat was juist moeilijk om te spelen?

Terugkijken 8 s Wat heb je geleerd? Geef voorbeelden van wanneer jijzelf lichaamstaal gebruikt. Schrijf of teken ze in je schrift.

Klaar? Kies

tib2_6a_tb_blok4.indd 105

of

105 10-12-2013 15:45:31


Wat ga je leren? Je leert woorden in alfabetische volgorde te zetten.

BLOK

4

Op verkenning 1 s Bekijk dit stukje uit een telefoonboek. Let goed op de eerste letters.

LES

11

Raaf, de Reinders Riel, van Roos Rouw, de Rovers Ruiter, de

013 4499012 013 2119911 013 9991123 013 4411290 013 3411099 013 8093211 013 1100330

Saal, van Sanders Sars Schaaf, van der Sietsma Sloot, van der

013 2019290 013 1234590 013 2334400 013 1001991 013 2112309 013 1140220

Kijk nog eens naar de achternamen Roos en Sars. Welke naam komt eerst? Waarom is dat? 2 s Kijk nu nog eens naar de achternamen Roos en Reinders. Welke naam komt eerst? Waarom is dat, denk je? 3 s Waarin staan de woorden niet op volgorde van het alfabet? Schrijf die woorden op. woordenboek

namenlijst

advertentie

catalogus van de bibliotheek leesboek

Uitleg Heb je wel eens een woord in het woordenboek, een plaatsnaam achter in je atlas of een achternaam in een lijstje met telefoonnummers opgezocht? Dan is het handig als je de volgorde van de letters van het alfabet goed kent. Want de woorden staan daarin op alfabetische volgorde. Je zoekt natuurlijk eerst op de eerste letter. Maar: zijn er meer woorden die met dezelfde letter beginnen? Dan kijk je naar de tweede letter.

106 tib2_6a_tb_blok4.indd 106

BLOK 4 GEVOEL LES 11 TAALBESCHOUWING

Amsterdam Breda Groningen Rotterdam Utrecht

Taal in beeld

10-12-2013 15:45:36


Zijn de tweede letters ook overal hetzelfde? Dan kijk je naar de derde letter en naar de volgende letters.

Amsterdam Apeldoorn Arnhem

Let op: Heet iemand De Boer, Van Dam of Van der Weegen? Dan zoek je bij Boer, Dam of Weegen.

Amersfoort Amstelveen Amsterdam

Aan de slag 4 w Maak de opdrachten in je werkboek op bladzijde 47. 6 7 s Hier zie je vijf woordenboeken. In welk deel kun je deze woorden opzoeken? a. gevoelig b. hulpeloos c. angstig d. zenuwachtig e. treurig f. gelukkig g. nieuwsgierig

A Cr

Cs Hi

Hj Ka

Ke Or

Or Zij

1

2

3

4

5

Schrijf de letter in je schrift. Zet het nummer van het goede deel erachter. 8 s Maak een lijstje van de voornamen van je klasgenoten. Zet de namen op alfabetische volgorde.

Terugkijken 9 s Met wie ben je het eens? Schrijf de naam op. Ik vind het heel lastig om iets op alfabetische volgorde op te zoeken. Het lukt mij goed om namen op de volgorde van het alfabet op te zoeken.

Opzoeken op de eerste letter lukt me goed. Kijken naar de tweede en derde letter vind ik lastig. Dounia

Lieze

Sven

Klaar? Kies

tib2_6a_tb_blok4.indd 107

of

107 10-12-2013 15:45:39


Wat ga je leren?

BLOK

4

Je leert een ingezonden brief schrijven. Je leert verwijswoorden en voegwoorden gebruiken.

Op verkenning 1

LES

Finn leest vaak het tijdschrift WOW!. Hij vindt het erg leuk. Maar niet de advertenties die erin staan. Lees de brief van Finn aan WOW!.

12 Beste WOW! Als WOW! komt, ren ik altijd naar de brievenbus. Want ik vind het heel leuk om te lezen. Maar er staat te veel reclame in. Elke week staat er een advertentie voor skates in WOW!. Ik vind skaten superleuk. Maar ik krijg altijd de oude skates van mijn neef. Het liefst zou ik nieuwe skates willen, maar die zijn veel te duur. Het is echt niet leuk om de advertenties steeds te zien, want ik kan die skates toch niet kopen. Veel kinderen worden er verdrietig van als er steeds dure dingen in staan die ze niet kunnen kopen. Ik vind dat er geen advertenties van dure spullen in WOW! moeten staan. Finn

NIEUW!!

2 s Waarom stuurt Finn een brief naar WOW!? 3 s In de brief staat: Het liefst zou ik nieuwe skates willen, maar die zijn veel te duur. Wat wordt bedoeld met die? Schrijf het op. Er staat ook: Het is echt niet leuk om de advertenties steeds te zien, want ik kan die skates toch niet kopen. Welk woord betekent bijna hetzelfde als want? Kies uit: hoezo – of – omdat – waar. Schrijf het woord op.

Uitleg In een ingezonden brief schrijf je wat je ergens van vindt. Bijvoorbeeld van iets wat je in de krant hebt gelezen. Of van iets wat in het nieuws is in het land of in jouw buurt. Je geeft dus je mening, met woorden als ik vind of volgens mij. Je schrijft er ook bij waarom je dat vindt. Bij het opschrijven van argumenten gebruik je bijvoorbeeld de woorden want, omdat of daardoor. Een ingezonden brief schrijf je zo: - Je begint met een kopje. - Schrijf eerst: waar gaat het over, bijvoorbeeld iets wat je gelezen hebt. - Schrijf dan: wat is jouw standpunt en wat zijn je argumenten. - Eindig met een belangrijke zin. Geef bijvoorbeeld een tip of zeg hoe iets moet veranderen. - Zet je naam eronder.

108 tib2_6a_tb_blok4.indd 108

BLOK 4 GEVOEL LES 12 SCHRIJVEN

Taal in beeld

10-12-2013 15:45:44


de SCHOOLKRANT

 Andere groepen De vorige keer schreef Evy dat iedereen op school complimenten moet geven. In onze groep doen we dat al. We geven elkaar vaak complimenten. Ik denk dat ze dat in de meeste groepen doen. Maar we geven niet zo vaak complimenten aan kinderen van andere groepen. Dat moeten we ook gaan doen! Het is toch leuk om tegen een kleuter te zeggen dat hij zo’n mooie zandtoren kan bouwen! Tamara Groep 7

In een tekst staan veel verschillende soorten woorden. Verwijswoorden zijn woorden die naar iets anders wijzen. Bijvoorbeeld: ik, jij, hij, wij, jullie, haar, jouw, zijn, die, dat, daar. Je gebruikt ze, omdat je dan niet steeds de namen hoeft te noemen. Daardoor is je tekst fijner om te lezen. Voegwoorden zijn woorden die zinnen bij elkaar voegen. Bijvoorbeeld: en, of, maar, want, omdat, daarom. Ze laten zien dat twee delen van een zin met elkaar te maken hebben.

Aan de slag 4 w Maak de opdrachten in je werkboek op bladzijde 48. 7 8 s In de buurtkrant staat een ingezonden brief over stoepkrijten. De mevrouw van de brief schrijft: ‘Ik vind het vervelend als kinderen stoepkrijten, want dat stoepkrijt ziet er slordig uit.’ Wat vind jij daarvan? Schrijf een ingezonden brief. Gebruik verwijswoorden en voegwoorden in je brief.

Lees je ingezonden brief nog eens en verander woorden of zinnen als je dat nodig vindt. Verbeter ook taalfouten. Wil je veel veranderen? Schrijf je brief dan opnieuw.

Terugkijken 9 s Wat heb je geleerd? Kies in elke zin het woord dat bij jou past. a. Ik gebruik vaak / niet vaak verwijswoorden bij het schrijven. b. Ik gebruik vaak / niet vaak voegwoorden bij het schrijven. c. Ik weet goed / niet goed hoe ik een ingezonden brief moet schrijven.

Klaar? Kies

tib2_6a_tb_blok4.indd 109

of

109 10-12-2013 15:45:45


tib2_6a_tb_blok4.indd 110

10-12-2013 15:45:47


Auteurs Simone Gerich (leerlijn woordenschat) Maril Rijks (leerlijn spreken/luisteren) Annie van der Beek (leerlijn schrijven) Adriaan Maters (leerlijn taalbeschouwing) Projectgroep Zwijsen Jos Cöp (uitgever en conceptontwikkeling) Albert Rouschop (fondseditor en conceptontwikkeling) Moniek van de Ven, Judith Veldhuizen, Jeske Heezemans (projectleiding en redactie) Laura van Merendonk (concept en vormgeving) Maaike van Riel (redactie) Marije van der Schaaf ((bureau)redactie) Ineke van Kasteren (bureauredactie) Renate Reitler (beeldredactie) Niek Rooijakkers (productiebegeleiding) Nohmi Bollebakker (marketingadvies) Illustraties Mieke Driessen (characters) Jort van der Jagt (woordenschat) Robby van der Meulen (spreken/luisteren) Merle van Hees (schrijven) Nancy Kers (taalbeschouwing) Foto’s (p. 29) Albert Heijn (p. 29) McDonald’s Nederland (p. 42) Naturalis Biodiversity Center Shutterstock Studio Zwijsen

1e druk ISBN 978.90.487.1682.1 © Uitgeverij Zwijsen B.V., Tilburg www.zwijsen.nl www.taalinbeeld.nl Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatieen Reproductierechten Organisatie, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro). Aan het verwerven, waar nodig, van toestemming tot overname is door de uitgever de uiterste zorg besteed. Zou desondanks blijken dat een rechthebbende over het hoofd is gezien, dan verzoeken wij deze contact op te nemen met Uitgeverij Zwijsen.

Ontleningen (p. 60 en 68) beeld: Nederlandse Spoorwegen (p. 80) Bartels, B. (2012), Reis door Turkije. Tilburg: Zwijsen. (p. 96) Bakker, J. (2002), ‘Wakker met een wijsje’. Uit: Kinderen voor kinderen 12. Hilversum: Varagram/Phonogram.

tib2_6a_tb_blok4.indd 111

10-12-2013 15:45:48


Taal in beeld taalboek 6a

tib2_6a_tb_os.indd 1-3

Taal in beeld taalboek 6

a

17-12-2013 13:32:48


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.