16 minute read

Vooral AGF-specialisten werken met verse bonen

Next Article
Apps en gadgets

Apps en gadgets

Na het witte goud komen heel kort de verse peultjes en vervolgens verse doperwten in het seizoen. Hoewel asperges volop als typisch seizoensproduct verkrijgbaar zijn in supermarkten blijven verse peulvruchten echt product voor de specialist. Verse doperwten worden onrijp geoogst en daardoor smaken ze lekker zoet. De suiker in de erwt is dan nog niet omgezet in zetmeel. Verse peulvruchten zijn een vergeten product onder de jongere generatie, social media zijn een belangrijk medium om het product onder de aandacht te brengen bij deze doelgroep.

De looks hebben deze producten alvast mee, de verschillende bonen bij elkaar zorgt voor een kleurrijke presentatie. Ook is er een mooi verhaal te vertellen. Peulvruchten zijn de enige groenten die plantaardig eiwit bevatten en vol nutriënten zitten die goed zijn voor de (darm)gezondheid. De maagleverdarmstichting heeft er zelfs een heel boekje over geschreven, inclusief een receptenboekje.

Hemmy van Haaren kiest er bewust voor de doperwten als seizoensproduct onder de aandacht te brengen. “Je kunt deze het hele jaar door krijgen, maar wij hebben ze alleen als de Nederlandse er zijn. Dan zijn ze ook het lekkerste en zoeter dan de doperwten die je jaarrond uit Zuid-Europa kunt krijgen, dat zijn ook andere kwalitei-

Peulerwten heb je in verscheidene soorten en maten, zelfs als ze gewoon doperwt in plaats van tuinerwt, groene erwt of krombek worden genoemd. Vaak staan er dan aanduidingen bij. In volgorde van oplopende grootte: extra fijn, zeer fijn, fijn en middelfijn. Deze groottematen zeggen overigens (vrijwel) niets over de rijpheid, noch over de smaak.

ten. Hetzelfde geldt eigenlijk voor kapucijners en tuinbonen. Het is een product dat niet groot is, maar waar wel vraag naar is wanneer het seizoen daar is.”

Het is vooral de wat oudere consument die deze producten nog kent en koopt, sommigen kijken echt uit naar de start van het seizoen. De jongere komt er pas op af als er een mooie productfoto verschijnt op Facebook en Instagram. Dan komen er vragen in de winkel, merkt Hemmy. “Ze willen er dan wat meer informatie over, hoe je het klaarmaakt en wat er lekker bij is. Jongeren zijn wel geïnteresseerd in peulvruchten vanwege de gezondheidswaarde, maar ze verwachten eigenlijk niet dat ze zo in de peul worden verkocht. Ze hebben liever groenten die panklaar of schoongemaakt zijn. Voor tuinbonen doen we dat ook altijd, die hebben we altijd gepeld in de winkel liggen, maar gepelde doperwten, die zullen ze vooraf moeten bestellen.”

Een heel ander boontje dat gedopt wordt aangeboden is de edamame, de boontjes/ erwtjes in jonge, nog niet rijpe peulen van de sojaplant. Deze worden tegenwoordig ook wel als hippe snack gegeten. Mensen kennen het product vanuit sushi bars waar het vaak als bijgerecht wordt aangeboden. Hemmy van Haren gebruikt het in poke bowls. “Daarvoor is het een perfect product. Je krijgt deze boontjes kant-en-klaar nog bevroren aangeleverd en na ontdooien blijven ze zeker 4 à 5 dagen heel mooi en knapperig.”

Rudi van Hal van Davithaja staat elke dag op markten met verse producten rondom Antwerpen. In het seizoen verkoopt hij twee soorten doperwten: de gewone groene peulerwten en krombekken. “Dat is een oude soort die nog altijd heel populair is. Ze zijn wat lichter van kleur en zoeter dan gewone doperwten en erg geliefd. Beschikbaarheid is wel een probleem, ze zijn moeilijk te verkrijgen,” vertelt hij. De krombekken hebben een nog korter seizoen dan de doperwten van Belgische bodem. Krombekken zijn er krap een maand, de doperwten een maand of twee. Verse kapucijners worden nauwelijks verkocht op de Belgische markt. Rudie heeft deze niet in het assortiment, alleen op bestelling neemt hij ze mee. Tuin- of labbonen worden niet veel verkocht. Rudi verkoopt de Italiaanse, die gedopt en vervolgens gepeld moeten worden. “Dat is zoveel werk dat doen alleen de echte koks. Het is wel een trend dat mensen liefst alles voorbereid willen kopen, ze hebben geen tijd om het klaar te maken of geen zin, zeker de jongere generatie,” aldus Rudi.

Van de peulvruchten die je niet hoeft te doppen neemt Rudi meer volumes mee naar de markt. “Boterbonen, sperziebonen en snijbonen zijn nu allemaal populair,″ vertelt hij. Het seizoen van de jonge peultjes of sluimererwten is al gedaan. “Die zijn ook heel populair, maar daarvan is altijd weinig beschikbaar. Het is een duur product, 8 euro de kilo inkoopprijs, maar toch wordt het aan mijn clientèle ruim verkocht. Peultjes uit Kenia heb ik ook en deze zijn goedkoper, maar veel mensen zijn daar argwanend over. Je voelt dat in de verkoop.” (ML)

info@hemmyvanhaaren.nl rudivanhal@hotmail.com

Peulvruchten zijn eetbare gewassen waarvan de zaden of de zaden met hun omhulsel worden gegeten. De meeste peulvruchten worden gedroogd en vallen daardoor niet onder de noemer groente.

Erwten hebben, net als bijvoorbeeld maïs, de wat onhandige eigenschap dat de suikers in de groente vrijwel direct na het oogsten worden omgezet in zetmeel. Verse doperwten worden daarom al heel snel minder zoet en vervolgens melig. Om die reden wordt het overgrote merendeel van de doperwten na de oogst geconserveerd, ingevroren of in glazen potten gedaan.

Presentatie peulvruchten bij Hemmy van Haren

Q U O T E S

“Als we stoppen met laten groeien van de welvaart en weer tevreden gaan zijn met wat we hebben, is er dan nog een klimaatprobleem?”

Vraagt Jolanda Nooijen van Compliment zich af

“De CO2-uitstoot per kilo product is met zeevracht miniem in vergelijking met het transport van de supermarkt naar huis toe”

Fred van Heyningen, Nature’s Pride in gesprek met het tv-programma de Nieuwe Wereld

“Met de huidige contractprijzen wordt het praktisch onmogelijk aardappelen te blijven telen”

Stelt Bart Nemegheer, De Aardappelhoeve:

Voorzitter Peter van Dijck (Fossa Eugenia): “Met supermarkten vallen prima afspraken te maken”

Peter van Dijck en Ton Hulthuijsen Dit jaar bestaat Fossa Eugenia 25 jaar. Het is ook een gedenkwaardig jaar, omdat het boegbeeld van de vereniging Ton Holthuijsen een stapje terug heeft gedaan als bestuurder. Zijn opvolger Peter van Dijck vertelt in dit interview over het direct leveren aan de supermarkten, het issue van productbeschikbaarheid en de verhoudingen binnen de coöperatie. “Elk lid heeft bij ons één stem, ongeacht bedrijfsgrootte.”

Was het je ambitie om Ton op te volgen als voorzitter?

Nee, dat was absoluut niet mijn ambitie. Ik word dit jaar zestig jaar en had mijn handen vol aan mijn eigen bedrijf, Van Dijck Groenteproducties. In de zoektocht naar een externe opvolger kwamen we echter niet veel verder en toen zijn we binnen de eigen geledingen van onze telersgroep gaan kijken. Zo kwam men uiteindelijk bij mij uit. Ton was initiator, kartrekker, directeur en voorzitter van onze coöperatie ineen. Die ruimte heb ik niet, maar door de taken op mijn eigen bedrijf meer te verdelen en op voorwaarde dat de bestuurstaken beter werden verdeeld, ben ik de functie aangegaan. Dat is onder meer gebeurd door de aanstelling van een financieel en commercieel directeur bij Fossa Eugenia. Ik zat al een poosje in het bestuur, dus wist wel een beetje wat ik kon verwachten.

Wat zijn je speerpunten voor de komende jaren?

Die liggen met name op commercieel gebied. Vanouds zijn we sterk retail georiënteerd en die klanten vragen om meerdere producten. Van de 165 miljoen euro productomzet die we vertegenwoordigen, gaat 60%, dus 100 miljoen, rechtstreeks naar de retail. We willen de lijnen die we hebben lopen naar de supermarkten verder uitbreiden. Dat betekent dat we telers zoeken die binnen onze groep passen om de vraag in te vullen. Die telers proberen we bij onze groep te krijgen om de producten in te vullen. Groei is daarbij geen doel op zich, maar een middel om het product bij de retail te krijgen.

Zou dat niet sneller gaan door te bundelen met een andere vereniging?

Daar zijn in het verleden wel gesprekken over geweest, maar we zijn als coöperatie dankzij onze focus op de retail wel heel uniek in zijn soort. Veel andere coöperaties zetten hun producten nog grotendeels af via handelsbedrijven en dat is toch een heel ander model, wat moeilijk te verenigen is. Wij zien onszelf niet als verkoopapparaat, maar hebben vooral accountmanagers actief en hebben daarnaast een klein beetje daghandel nodig om de volumes te finetunen. En waar nodig, kopen we product bij. Soms is de vraag wat groter, of valt het aanbod tegen, omdat de oogst niet heeft opgebracht wat we hadden gehoopt. Dan bewijzen handelshuizen hun waarde. Dat kan geld kosten, maar hiermee bewijst Fossa Eugenia zich wel als betrouwbare leverancier. Misschien zou krachtenbundeling in de toekomst wel nodig zijn. Er zitten genoeg partijen in de buurt, maar ik zie het vandaag of morgen nog niet gebeuren. Daarvoor is er met andere telersverenigingen toch te weinig synergie.

Eerder lanceerden jullie als zuidelijke clubs het merk ‘Die Frischen’ om de korte afstand tot de Duitse grens te ‘verzilveren’. Hoe staat het daarmee?

Dit initiatief leidt een slapend bestaan. Ik moet zeggen, het was een prima concept, opgezet door telers en handel, maar uiteindelijk zijn de verwachtingen toch niet waargemaakt. De landsgrens bleek voor de Duitse klanten een te grote psychologische barrière. Het merk werd niet als een regiomerk gezien, maar als een buitenlands product. Zo’n merk vergt de nodige investeringen en je ziet dan toch snel dat met name de handel meer met de dag van vandaag dan morgen bezig is. Dan bloeden zulke initiatieven snel dood als het niet direct lukt. Samenwerken is ook niet zo eenvoudig, want vaak gunt de een de ander het verlies nog niet eens. Persoonlijk geloof ik ook meer in één-op-één afspraken met de klant. Samen kun je wat opbouwen en directe afspraken maken. Daarbij moet je ook reëel zijn. Je bent als groenten- en fruitcoöperatie nu eenmaal geen Coca Cola.

Vaak wijzen handelaren met een beschuldigende vinger naar de macht van de supermarkten. Sta jij er ook zo in?

Absoluut niet, ik ken de retail ook vanuit mijn eigen bedrijf als een club waarmee je prima afspraken kunt maken. Zo doe ik zelf via Fossa al 22 jaar zaken met verschillende supermarkten. Ik houd persoonlijk wel van de directheid waarmee de discounters werken, daar kun je wat mee. Ze zijn duidelijk wat ze willen, komen hun afspraken over de gemaakte volumes na, betalen op tijd. Daar kun je afspraken mee maken. We zijn al lang niet meer de onderliggende partij als er wordt gesproken met supermarktketens. We denken mee over nieuwe producten of verpakkingen. Maar leveren aan supermarkten vereist een speciale aanpak. Zij willen een totaalpakket, een constante kwaliteit en geen lege schappen. Je moet leveren wat de klant vraagt. Maar daar moet je wel je bedrijfsvoering op instellen, zo zijn we dag en nacht gaan oogsten om maar zo vers mogelijk te kunnen leveren. De kracht van Fossa is ook wel dat we de telers aan de klant gekoppeld hebben. Willen supermarkten in een bepaalde periode een actie voeren, dan horen ze gelijk of dat mogelijk is. Ook worden er steeds vaker acties met meerdere groenten of fruit gecombineerd. Dankzij ons brede assortiment kunnen we hierin snel schakelen. Voorafgaand aan het seizoen spreken we precies af aan welke specificaties de producten moeten voldoen. Wensen ze prei met een korte schacht of een donkergroen blad, dan zorgen wij aan de voorkant voor contacten met veredelaars voor de rassen die aan deze eigenschappen voldoen. De vergrijzing en een toename van eenpersoonshuishoudens bracht ons er bijvoorbeeld toe om ook kleinere bloemkolen te telen. Als je laat zien dat je meedenkt, flexibel bent en grote volumes kunt leveren, dan kun je echt verregaand samenwerken en hoef je ook niet bang te zijn dat je van de ene op de andere dag wordt ingewisseld voor een andere leverancier. Vergeet ook niet dat productbeschikbaarheid voor de supermarkten steeds meer een issue aan het worden is. Er komen steeds minder telers en weersextremen zijn aan de orde van de dag.

Jullie gingen in 1998 van start met achttien telers van tomaten en aubergines. Hoe ziet het productassortiment van Fossa Eugenia er vandaag de dag uit?

We stonden in eerste instantie bekend als de ‘tomatenclub’, maar in de loop der jaren zijn juist veel tomatentuinders afgevallen, vaak omdat ze geen opvolging hadden. Vandaag de dag vormen onder andere de vollegrondsgroenten en kruiden de hoofmoot. Veel van die tuinders vielen bij de veiling tussen wal en schip en zochten hun heil elders. Wij hebben ons met ons eigen bedrijf in 2002 aangesloten bij Fossa Eugenia. Als groenteteler waren we in 1989 al vertrokken bij de veiling. We hadden al goede contacten met supermarkten en waren groot genoeg om zelf direct zaken met hen te doen. Die contacten hebben we als bedrijf ook ingebracht bij Fossa Eugenia. We zijn in een korte tijd sterk gegroeid, wat bedrijfsmatig nodig was, maar vrij uitzonderlijk is in Noord-Limburg. Tuinders waren hier lange tijd tevreden met kleinschalige bedrijven waarmee ze de kost konden verdienen. Die tijd ligt inmiddels achter ons. Inmiddels telt Fossa Eugenia 42 leden en 4 gastleden met een areaal van ruim 90 hectare onder glas en 3000 hectare vollegrond. Kruiden vormen een grote tak, maar we hebben bijvoorbeeld ook 28 hectare aardbeien onder glas en teelt van paksoi en sla op water.

In welke straal bevinden jullie telers zich?

We hebben een groep witloftelers in IJsselmuiden, verder hebben we een aantal leden rond Bleiswijk, maar het gros zit allemaal rond Limburg. Maar de afstand is voor mij niet zo’n punt. Daarom doet het me ook plezier dat we dit jaar ook een Duitse collega, Bonnacker Spargel und Erbeerhof uit Nettetal, als lid hebben mogen begroeten. Hiermee is Fossa Eugenia echt euregionaal geworden! Om de markt nog beter en completer te bedienen, willen we als vereniging nog verder groeien en daarin zien we ook veel potentie voor de Duitse markt, we zitten tenslotte toch in het grensgebied.

Hoe zijn jullie de coronatijd doorgekomen?

Zeker bij de eerste coronamaatregelen zagen we naar een aantal producten een explosieve groei in de vraag ontstaan. Iedereen was thuis aan het koken en dat zagen we bij producten als courgettes en prei goed terug in de verkoop. Het leek wel of iedereen prei aan het invriezen was, maar ook de afzet van gesneden kruiden nam bijvoorbeeld een vlucht. In die zin hebben we er met de verkoop vooral voordelen van gezien. Inmiddels is die extra verkoop wel weer afgevlakt.

Wat zijn jullie belangrijkste afzetmarkten?

De Nederlandse markt is nog altijd een grote afnemer van ons, zowel voor de retail als de verwerkende industrie. Ook met partijen als HelloFresh en Picnic hebben we contacten. Duitsland is ook nog steeds een goede afzetmarkt voor ons, maar dat aandeel is niet meer zo groot als voorheen. Verder is Frankrijk een grote markt voor ons en leveren we bijvoorbeeld veel ijssla via exporteurs naar de Italiaanse markt.

Voeren jullie ook biologisch product?

We hebben één teler met een breed bio-assortiment, variërend van pompoenen tot aardbeien, courgettes, spinazie, boerenkool en prei. We zien de vraag naar biologisch product van onze klanten wel toenemen. Ook heeft die markt een professionaliseringsslag doorgemaakt. Van het geitenwollensokkenimago dat de sector vroeger had, is het een volwassen markt geworden.

Hoe belangrijk is GMO voor jullie bedrijfsvoering?

GMO is en blijft belangrijk. Wel zie je dat er ook hier verschuivingen zijn opgetreden. Voor de traditionele investeringen wordt GMO niet meer ingezet. Het is ook geen telerssubsidie, maar een coöperatiesubsidie. Zeker op het gebied van duurzaamheid is er nog veel mogelijk met deze subsidie, alleen vraagt het heel veel inspanningen van de organisatie om dit allemaal voor elkaar te krijgen. Er moeten, overigens terecht, aan strenge voorwaarden worden voldaan en dit wordt zwaar gecontroleerd.

De land- en tuinbouw heeft het zwaar te verduren, onder meer met de nieuwe stikstofmaatregelen. Hoe groot is die impact voor jullie?

Die uitdaging is hier echt groot in het gebied. In de Peelstreek – goed voor duizenden hectares waar veel telers gevestigd zijn - hebben we te maken met de nitraatrichtlijnen in het grondwater. Dat is een flinke claim die hier in het zuidoosten van het land om onze nek hangt. Het leek lange tijd niet zo’n vaart te lopen, maar nu lijkt het dat er toch wel doorgepakt wordt

op dit dossier, waardoor de toekomst in één keer een stuk onzekerder is geworden. Het is dus afwachten of de overheid met een fatsoenlijke vergoeding komt. Ook het middelenpakket is door de loop der jaren alleen maar verder uitgeknepen. Maar in die zin is er een eerlijk speelveld, het geldt voor iedereen, dus we zullen er allemaal mee om moeten gaan. Vaak leidt dat ook wel weer tot nieuwe innovaties, al wil je die alternatieven op het eerste gezicht vaak niet zien. Tegelijkertijd is het weleens zuur als al die extra inspanningen niet tot een meerprijs leiden. Zo zijn bij ons alle producten al jaren PlanetProof-gecertificeerd, maar van een extra vergoeding hiervoor is geen sprake. Het is gemeengoed geworden, anders hoef je niet te leveren.

Hebben de robots al hun intrede gedaan in de oogst?

Dit speelt volop door alle arbeidstekorten. In onze vollegrondsteelten heb je stof en te maken met alle weersomstandigheden en dat maakt het er niet eenvoudiger op. Maar bijvoorbeeld met onze broccoliteelt zijn we nu bezig om met robots te gaan oogsten en dat lijkt toch door te zetten. Maar in de sla-oogst hebben we ook al van alles geprobeerd, maar zijn we uiteindelijk nog niet echt verder gekomen. Dergelijke investeringen kosten veel geld, want een machinefabriek gaat hier vaak niet in investeren, dus dat moet je allemaal zelf doen. Alternatief is de teelt op water, maar je kunt niet het volledige areaal hierin onderbrengen.

Ik houd persoonlijk wel van de directheid waarmee de discounters werken, daar kun je wat mee.

Is het moeilijk om alle telers van groot tot klein op één lijn te krijgen?

Ik was in eerste instantie een beetje bang dat leden tegen onze bedrijfsgrootte aan zouden hikken, maar dat valt gelukkig erg mee. Samen met Especia, de verse kruidentak van Gipmans, behoren we tot de grotere leden van de groep, maar dat betekent geenszins dat we meer te zeggen hebben. Binnen onze coöperatie heeft elke teler één stem, of hij nou 1 of 50 miljoen euro omzet vertegenwoordigt. Dat wordt wel gewaardeerd. Iedereen heeft zijn eigen aanpak. Binnen de vereniging is er ruimte voor telers die volop mee willen denken, maar ook voor telers die geen behoefte hebben aan gedoe en vooral ontzorgd willen worden. We zijn echt het verlengstuk van de teler. Zij krijgen volop support van de coöperatie op het gebied van financiën, ICT en certificeringen. Verder is onze uitbetaling zo eerlijk en helder als het maar zijn kan. Beurt de teler een euro voor zijn product, dan beurt hij ook euro. Daar gaat de provisie vanaf en dat krijgt hij uitbetaald. Dat is allemaal open en transparant. En aan het einde van het jaar kijken we of de vereniging goed heeft gedraaid, dan krijgen ze nog wat terug. Was het een slecht jaar, dan krijgen ze minder terug en is het een heel goed jaar geweest, dan krijgen ze wat meer uitbetaald. De coöperatie mag een fatsoenlijke winst maken en de rest gaat terug naar de telers. Dat wil ik graag zo overeind houden. (IH)

peter.vandijck@fossaeugenia.com

This article is from: