4 minute read

Hoe is het met: Mauk Overduin

Mauk Overduin (80) gaf het uienvirus door aan zijn zoon “Uien laten je niet meer los”

Hoewel Mauk Overduin al ruim 23 jaar niet meer actief is in de uienhandel, is hij nog altijd “uienziek”. “Je loopt dat uienvirus ongemerkt op en je geneest er niet meer van,” vertelt hij. “Wanneer je eenmaal in de uien terecht bent gekomen, laten ze je niet meer los.” Dagelijks is Mauk te vinden bij sorteer- en pakstation Tuns waar hij dichtbij woont. Bij Tuns werkt zijn zoon Nico als in- en verkoper van uien, het virus is blijkbaar overgegaan van vader op zoon.

Hoewel hij goed kon leren, had Mauk geen zin in de schoolbanken. Op 14-jarige leeftijd al was hij werkzaam bij een garage in de buurt en solliciteerde hij bij een tankstation. De huiselijke rel die dat opleverde, werd in de kiem gesmoord met als uitkomst dat Mauk toestemming kreeg om met 15 jaar school te verlaten. Na wat baantjes hier en daar kwam hij terecht bij Minnaar, destijds een gerenommeerd handelshuis, waar ook zijn neef werkzaam was. Er was hem ter ore gekomen dat: “Als je daar kunt werken, zit je voor je leven gebeiteld.”

Mauk doorliep bij Minnaar alle afdelingen. Hij startte op de boekhouding in Rotterdam, kocht fruit op het hout, ging alle veilingen af om de gekochte hoeveelheden groenten en fruit op kwaliteit te controleren, hield toezicht op het laden van coasters naar het Verenigd Koninkrijk, et cetera. In 1964 werd hij gevraagd om de in- en verkoop van uien te gaan doen vanuit Oude Tonge voor Pakhuis Buscop. “Minnaar had die zaak overgenomen van de heer Buscop. Toen de heer Buscop naar Zuid-Afrika emigreerde werd ik tot directeur bevorderd en werd de naam gewijzigd naar Pakhuis Koelhuis Minnaar, Pakomi.”

Over de avonturen in de uienhandel kan Mauk een boek opendoen. Het handelsvolume is in de loop der jaren enorm toegenomen, van 12 tot 15 duizend ton per week in Mauks tijd, tot nu 30 tot 40 duizend ton en meer. Hij schetst de enorme transitie die heeft plaatsgevonden, mede door de introductie van verbeterde bewaartechnieken. “In februari gingen wij altijd naar Zuid-Afrika, Argentinië, Chili, Australië en Nieuw-Zeeland om uien te kopen voor levering in maart/april en mei. Wij wilden jaarrond een goede kwaliteit uien leveren en in de periode vanaf maart werden de Hollandse uien minder van kwaliteit, vandaar dat we (verse) uien gingen importeren. Daarbij werkten we veel samen met Denimpex uit Amsterdam.” Toch wilde Pakomi ook graag een jaarrond Hollandse kwaliteitsui leveren. Ze introduceerde hiertoe de Globetrotter: een ui die door de destijds unieke bewaarmethode langer goed bleef en waarmee ze de klanten de garantie konden bieden dat de uien 2 tot 3 weken na aflevering niet zouden spruiten. Pakomi had hiervoor de beschikking over een eigen koelopslag van 4000 tot 5000 ton uien. Voortaan konden ze nagenoeg jaarrond Hollandse kwaliteitsuien leveren. “Deze ‘vriesuien’ hadden uiteraard een hoog kostenplaatje en dus ook een hoog prijskaartje. In het begin was het voor ons een hele goede zaak. De aardigheid ging eraf, toen iedereen dat ging doen, zelfs veel uientelers hebben nu een eigen ‘vriescel’.” Het heeft ook voor speculatie op de uienmarkt gezorgd met hoge pieken en dalen qua prijsvorming. Minnaar zei vaak: ‘Vandaag gooi je ze op de mesthoop en morgen raap je ze weer op’.”

Mauk heeft gedurende zijn jaren in de uienhandel diverse bestuursfuncties vervuld. “Het is heel belangrijk scherp te blijven en voeling te houden met wat er gebeurt. Die bestuursfuncties hadden als voordeel dat ik automatisch op de hoogte bleef van allerlei ontwikkelingen.” Pakomi leverde altijd aan de uienexporteurs, maar Mauk zorgde ervoor dat hun klanten wisten waar de uien vandaan kwamen. “Duitsland nam altijd de meeste uien af, maar er gingen ook veel uien naar landen als Maleisië en Singapore. Ik reisde altijd mee met de exporteurs als die hun klanten gingen bezoeken. Dat maakte dat die altijd uien van ‘ome Mauk’ wilden, dus dat was weleens lastig voor exporteurs,” lacht Mauk. Pakomi leverde onder het eerder genoemde eigen merk Globetrotter dat stond voor kwaliteit: harde uien met veel rokken. Er was vaak zoveel vraag naar dat Pakomi de verwerking niet aankon en daarom nauw samenwerkte met buurman Tuns. Dat is ook de reden dat zoon Nico daar terecht is gekomen.

Minnaar verkocht het bedrijf later aan Albert Fischer Group uit het Verenigd Koninkrijk. De meer ‘corporate’ aanpak botste met die van Mauk, die vanuit Minnaar alle vrijheid gewend was. Toch ging hij verder in de uienhandel en maakte er het beste van. Hij stapte uit de handel vanwege ernstige gezondheidsredenen en sindsdien volgt hij de uienhandel vanaf de zijlijn, bij Tuns. De afgelopen jaren werd hij als handelsexpert gevraagd zitting te nemen in het arbitrage Instituut voor Agrarisch Recht waar diverse zaken die speelden tussen teler en koper van uien zijn afgehandeld. (ML) 

info@tunsbv.nl

This article is from: