s e p te m b e r 2 011
|
nummer 7
Het gokverslaafde brein
spel belangrijker dan de knikkers Gentherapie werkt Hartcellen moet je pesten Vaccins: dood met een teken van leven
wetenschapsk alender september
2 Congre s
‘Alles met compassie. Psychiatrie, seksuologie en kunst’, is een mini-symposium ter gelegenheid van het afscheid van psychiater en seksuoloog Gerty Casteelen. Plaats: AMC, collegezaal 5 Tijd: 14.30 – 16.50 uur
6 Symposium
Teach the Teacher-symposium ‘Jonge gezellen & oude meesters’, ter gelegenheid van het afscheid van KNOarts Freek van der Meulen. Plaats: AMC, collegezaal 5 Tijd: 12.30 uur – 16.45 uur Inlichtingen: mw. C. Baane, j.a.baane@amc.nl
7 Refereermiddag
Bijeenkomst over ‘Endoscopic skull base surgery: new frontiers’, met voordrachten van Martijn Finken (VUmc en AMC) over ‘Pediatric cushing’, Christos Georgalas en Wouter van Furth (Endoscopic Skull Base Center Amsterdam) over ‘Endoscopic approaches to the skull base: the road less travelled?’ en Felice Esposito (Universita degli studi di Napoli Federico II) over ‘Endoscopic surgical anatomy of the skull base’. Plaats: AMC, H2-211 Tijd: 15.00 – 20.00 uur Inlichtingen: secretariaat KNO, mw. M. van Huiden, 020 566 9573 of m.b.vanhuiden@amc.nl
7 Promotie
Maartje Visser: ‘Dyslipidemia, sense, antisense or nonsense?’ Promotor is prof. dr. E. Stroes, hoogleraar Inwendige Geneeskunde in het bijzonder de vasculaire geneeskunde. Co-promotor is dr. G.M. Dallinga-Thie. Visser onderzocht het remmen van de synthese van apoB met behulp van antisense - een nieuwe farmacologische techniek. Dit blijkt het slechte LDL-cholesterol op een effectieve manier te verlagen. Bij sommige proefpersonen resulteerde dit in leververvetting. Of dit op de lange termijn schadelijk is, moet verder worden onderzocht. In patiënten met een natuurlijk verlaagd apoB lijkt leververvetting in elk geval niet schadelijk. Tijd: 14.00 uur
8 Or atie
Ter gelegenheid van zijn benoeming tot bijzonder hoogleraar Pulmonale Oncologie houdt prof. dr. Paul Baas zijn oratie ‘Asbest en roken: een maatschappelijk dilemma’. Op het eerste gezicht lijken roken en asbest twee verschillende onderwerpen, maar er zijn veel overeenkomsten die elk van groot maatschappelijk be-
lang zijn. Zo vormen beide een ernstig gezondheidsrisico. Tabak en asbest worden door mensen gewonnen of bereid en zijn bekende kankerverwekkende stoffen. Ze worden getolereerd door de overheden en er wordt goud geld mee verdiend. Er is een aanhoudende lobby gaande om negatieve publiciteit te pareren en rookgordijnen op te werpen om de ware aard van de producten te verdoezelen. En tot slot: de beste therapie voor de ziekten die tabak en asbest veroorzaken, is preventie. De nadruk van de oratie ligt op de behandelmogelijkheden en wat in Nederland aan onderzoek is verricht. Tijd: 16.00 uur
8 Promotie
Matthijs van Wissen: ‘Infections, coagulation and thrombosis’. Promotores zijn prof. dr. J.C.M. Meijers, hoogleraar Experimentele Vasculaire Geneeskunde en prof. dr. H.R. Büller, hoogleraar Inwendige Geneeskunde in het bijzonder de vasculaire geneeskunde. Co-promotores zijn dr. V.E.A. Gerdes en dr. E.C.M. van Gorp (Erasmus MC, Rotterdam). Van Wissen bestudeerde in proefdieren en mensen veranderingen in de bloedstolling tijdens en vlak na virale luchtweginfecties. Ook onderzocht hij of er een verband is tussen luchtweginfecties veroorzaakt door een virus, longembolie en hart- en vaatziekten. Virusinfecties kunnen op verschillende manieren van invloed zijn op diverse onderdelen van de bloedstolling. Luchtweginfecties zijn wellicht een potentiële risicofactor voor het ontwikkelen van trombose. Een griepbesmetting lijkt de kans op een longembolie niet te verhogen. Tijd: 10.00 uur
9 Promotie
Sebastiaan Festen: ‘Evidence based strategies in proctology’. Promotor is prof. dr. W.A. Bemelman, hoogleraar Minimaal Invasieve Chirurgie. Co-promotores zijn dr. A.A.W. van Geloven (Tergooiziekenhuizen, Hilversum) en dr. M.F. Gerhards (OLVG, Amsterdam). Festen evalueerde nieuwe therapieën bij de behandeling van proctologische aandoeningen (aandoeningen van anus, het anaal kanaal en de endeldarm). Festen onderzocht de kans op succes, en zette die af tegen postoperatief functieverlies, het optreden van bijwerkingen en complicaties en het voorkomen van recidieven. Hij keek naar diverse behandelmethoden voor peri-anale fistels (niet-natuurlijke verbindingen vanaf de endeldarm naar het huidgebied rond de anus), chronische anale fissuren (barstjes in het slijmvlies) en aambeien. Tijd: 10.00 uur
peginterferon-alfa 2a and adefovir dipivoxil’. Promotores zijn prof. dr. P.L.M. Jansen, hoogleraar Hepatologie en prof. dr. H.L. Zaaijer, hoogleraar Bloedoverdraagbare Infecties. Co-promotores zijn dr. H.W. Reesink en dr. M.G.H.M. Beld. Takkenberg behandelde ongeveer honderd chronische hepatitisB-patiënten met een combinatie van peginterferon en adefovir – de huidige standaardbehandeling bestaat uit peginterferon of adefovir. Daarbij keek hij naar relevante voorspellende factoren zoals viral load, ofwel de hoeveelheid DNA van het hepatitis B virus, en naar HBsAg (een eiwit op het oppervlak van het virus). Bij twintig procent van de patiënten die negatief zijn voor HBsAg bleek het virus geklaard. Ter vergelijking: bij reguliere behandeling is dat slechts twee tot drie procent. Een laag HBsAg-gehalte correspondeerde bovendien met volledige genezing, iets wat voorheen niet was aangetoond. Tijd: 11.00 uur
9 Promotie
Marieke van Dijk: ‘Behavioral therapy for functional constipation in childhood. Health-related quality of life, emotional and behavioral problems & parental child-rearing attitudes’. Promotores zijn prof. dr. B.F. Last, hoogleraar Psychosociale aspecten van ziekte op de kinderleeftijd (VU) en prof. dr. M.A. Benninga, hoogleraar Kindergeneeskunde, in het bijzonder kindermaag-, darm- en leverziekten. Co-promotor is dr. M.A. Grootenhuis. Kinderen met obstipatie worden behandeld met laxeermiddelen en krijgen gedragsadviezen (zoals toilettraining) en voorlichting. Toch houdt eenderde van de patiënten tot in de jonge volwassenheid klachten. Van Dijk vergeleek gedragstherapie in combinatie met laxatietherapie met de conventionele behandeling. Daarbij keek ze ook naar kwaliteit van leven, emotionele en gedragsproblemen en de manier van opvoeden van de ouders. Gedragstherapie bleek even succesvol als conventionele therapie. Tijd: 12.00 uur
9 Promotie
Promotie
Marianne Amelink-Verburg: ‘The role of primary care midwives in the Netherlands. Evaluation of midwifery in the Dutch maternity care system: a descriptive study’. Promotores zijn prof. dr. S.E. Buitendijk, hoogleraar Eerstelijns Verloskunde en Ketenzorg en prof. dr. S.P. Verloove-Vanhorick, emeritus-hoogleraar Preventieve en curatieve gezondheidszorg voor kinderen (RUL). Het proefschrift behandelt drie thema’s binnen de zorgverlening door eerstelijns verloskundigen. Het eerste is de normale zwangerschap en baring: wat is een normale zwangerschap? Het tweede de verwijzing naar een gynaecoloog. Tenslotte keek de promovenda
Bart Takkenberg: ‘Markers of response in chronic hepatitis B patients treated with a combination of
Zie verder pagina 11
9
2
AMC M aga zine september 2011
2 Wetenschapskalender
18 Niet te moeilijk graag
dealers van opinies
22 Genen uitschakelen
lenen bij de DNA-bibliotheek
4
24
LPL-deficiĂŤntie
genther apie werkt
Gebroken Rijm
ontroerd met een lepeltje
6 Het gokverslaafde brein
spel bel angrijker dan de knikkers
26 Berichten
succes voor AMC in Brussel
8 Visiting professor Sherman Silber
grossieren in primeurs
28
12 Infarct
hartcellen moet je pesten
15 Vaccins
dood met een teken van leven
AMC Collectie
hybride knuffel
30 De Stelling
medische soaps slecht voor gemoed
31 Colofon/Berichten
16 Hiv-resistentie
nieuwe tijdbom in Afrik a
Foto omslag: Randall Fung/Corbis
inhoud
AMC magazine
L P L- d e f i c i ë n t i e
Gentherapie lijkt dichterbij dan ooit. Onderzoekers van de afdeling Vasculaire Geneeskunde en het bedrijf Amsterdam Molecular Therapeutics (AMT) hebben aangetoond dat een door hen ontwikkelde therapie werkt en veilig is. Het gaat om een behandeling voor patiënten met LPL-deficiëntie, een erfelijke vetstofwisselingsziekte die gepaard gaat met ontstekingen van de alvleesklier. Laatste hindernis: toelating tot de Europese markt. Eind dit jaar valt de beslissing van de Europese registratie-autoriteit EMA.
Vet opruimen met gentherapie Irene v an El z akker
‘Gentherapie werkt!’ jubelde ZonMw onlangs in een persbericht. Hierin liet de financier van gezondheidsresearch weten dat het werk aan een LPL-behandeling van hoogleraren John Kastelein en Erik Stroes (Vasculaire Geneeskunde) tot Parelproject is verheven. Een titel die alleen weggelegd is voor vernieuwend onderzoek dat zich leent voor landelijke invoering. De zoektocht naar een veilige behandeling met gentherapie duurt al decennia en wordt gekenmerkt door tegenslag. Het principe lijkt eenvoudig. Er is een gen dat slecht werkt, waardoor een bepaald eiwit niet wordt gemaakt. Door een virus in te spuiten met een gen dat wel functioneert, wordt het lichaam op een natuurlijke wijze aangezet om het eiwit te produceren. Virussen doen namelijk niets anders dan andere cellen binnendringen en daar hun genetisch materiaal afgeven. Zij vormen daarom een handige verpakking voor genen die ziekten kunnen genezen. De verwachtingen waren hoog gespannen: gentherapie zou dé oplossing zijn voor van alles en nog wat. Maar de bedachte behandelingen deden niet wat ze moesten doen en er overleden zelfs patiënten. De (verkoudheids)virussen die gebruikt werden om het goede gen in te brengen, bleken niet onschuldig genoeg voor de vaak ernstig zieke proefpersonen. Of ze konden niet lang genoeg actief zijn in het lichaam omdat het afweersysteem roet in het eten gooide. En ook in de cellen van waaruit het genezende gen zijn werk moest doen, verliep niet alles naar wens. Dat leidde tot stren-
4
AMC M aga zine september 2011
gere wetgeving en terughoudende investeerders. Men twijfelde of gentherapie ooit succesvol zou zijn. Zestig injecties
John Kastelein ondervond dat allemaal aan den lijve toen hij in de jaren tachtig aan het werk was in Canada bij het Centre for Molecular Medicine and Therapeutics te Vancouver. ‘Wij ontdekten daar de genetische mutatie die ervoor zorgt dat LPL-patiënten extreem veel vet in het bloed hebben.’ Door een defect gen wordt het eiwit Lipoproteïne Lipase (LPL), een stof die vet af breekt, niet aangemaakt. Daardoor hebben patiënten last van terugkerende ontstekingen van de alvleesklier. Die zijn heel pijnlijk en kunnen tot een levensbedreigende ontsteking van het buikvlies leiden. Soms raken de alvleeskliercellen die insuline produceren beschadigd, waardoor de patiënt suikerziekte krijgt. Een behandeling voor LPL is er niet: het toedienen van het ontbrekende eiwit bleek niet te werken. Patiënten zijn aangewezen op een nagenoeg vetloos dieet. ‘In Canada is toen het idee geboren om gentherapie te ontwikkelen voor patiënten die geen goed werkend LPL-gen hebben’, vertelt Kastelein. Na proeven met muizen volgden eind jaren negentig studies met katten uit Nieuw-Zeeland die ook van nature LPL-deficiëntie kunnen krijgen. De resultaten waren veelbelovend. Kastelein, inmiddels aan de slag in het AMC, was vastbesloten om de stap naar de mens te maken. Met zeven collega’s richtte hij AMT op, met de gentherapie
voor LPL-deficiëntie als voornaamste idee. ‘AMT heeft zich gericht op het kweken van een virus dat het gen moet vervoeren en heeft vervolgens de veiligheid ervan geperfectioneerd.’ Vervolgens was het wachten op het groene licht van de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek, die onder andere klinische trials met gentherapie moet goedkeuren in Nederland. ‘Na eindeloos soebatten kregen we eindelijk toestemming om het bij acht LPLpatiënten te proberen’, vertelt Kastelein. De klinische trial, uitgevoerd door Erik Stroes, was bedoeld om aan te tonen dat cellen aangezet kunnen worden om LPL te produceren zonder gezondheidsrisico’s voor de patiënt. Het resultaat leidde eind 2008 tot een publicatie in het tijdschrift Arteriosclerosis, Thrombosis, and Vascular Biology, een van de bladen van de American Heart Association. Op basis van die kleine studie werd besloten de dosis virus met ingebouwd LPL-gen te verhogen en een nieuwe trial te starten in Canada. Ditmaal met 28 patiënten. En met succes: de hoeveelheid vetdeeltjes in het bloed daalde gemiddeld met veertig procent. Bovendien nam in drie jaar tijd het aantal ontstekingen van de alvleesklier af met zestig procent. Omdat de LPL-producerende cellen in de spieren zitten, moeten ze daar bereikt worden door het virus. In de Canadese trial kreeg iedere deelnemer zestig injecties in de beenspieren – verdoofd door een ruggenmergprik, waardoor ze er niets van voelden. ‘Het lijkt erger dan het is’, zegt Kastelein. ‘Door die verdoving valt het allemaal wel mee. De mensen gaan de volgende dag fluitend naar huis.’ ‘Hoewel we de patiënten nog maar drie jaar volgen, lijkt het erop dat ze lange tijd niet meer geprikt hoeven te worden. De spiercellen die LPL zijn gaan produceren, blijven dat doen.’ Achterdocht
Het virus dat AMT ontwikkelde voor het afleveren van het LPL-gen, voelt zich prima thuis in spierweefsel. Dat schept mogelijkheden voor therapieën tegen andere aandoeningen. Zo richt het Amsterdamse bedrijf zich ook op hemofilie (een ziekte waarbij problemen optreden met de bloedstolling) en de erfelijke ziekte van Duchenne, waarbij de spieren steeds verder aangetast raken vanwege het ontbreken van een bepaald eiwit. Maar Kastelein wil voorlopig niet verder kijken dan LPLdeficiëntie. ‘Je vindt geen investeerders voor een bredere toepassing van de gentherapie zolang deze behandeling nog niet is goedgekeurd.’ Het is nu wachten op het fiat van de Europese registratie-autoriteit EMA. Als die akkoord gaat, is de eerste beschikbare gentherapie in Europa een feit. Dit najaar treedt Kastelein op als getuige-deskundige tijdens een hoorzitting van de EMA, in de maanden daarna moet de beslissing vallen.
Erg spannend, want het comité dat de aanvraag behandelt, heeft nog nooit een gentherapiedossier voor zijn kiezen gekregen. ‘Terwijl deze behandeling alles in zich heeft om te worden geregistreerd, stelt Kastelein. ‘Voor de aandoening bestaan geen medicijnen, het leven van de patiënten is een hel en je hebt gemakkelijk toegang tot de plek waar het virus terecht moet komen. De behandeling zelf is financieel goed op te vangen.’ Bovendien doorloopt de therapie de procedure voor een weesgeneesmiddel; die is soepeler dan voor andere behandelingen omdat je bij een zeldzame ziekte nu eenmaal geen studies kunt uitvoeren met grote groepen patiënten. Kastelein schat het aantal mensen met LPLdeficiëntie in Nederland zo rond de dertig. Hoe kijkt de hoogleraar terug op de lange weg die de gentherapie voor deze aandoening heeft afgelegd? Wat was het moeilijkste aan het hele proces? Kastelein hoeft niet lang na te denken: ‘Ik had de meeste moeite met de bureaucratie en de achterdocht ten opzichte van gentherapie in Nederland. De ondoorzichtigheid en het ongelooflijk trage tempo van de commissies die hiermee te maken hebben. Alsof ze er zijn om het jou moeilijk te maken. Ik ben bang dat het niet zal verbeteren.’
AMC M aga zine september 2011
5
John Kastelein. Foto: De Hartstichting
Foto links: Science Photo Library/ANP
h e t
g o k v e r s laa f d e
Pokeren in de scan De hersenen van problematische gokkers functioneren anders dan bij mensen die niet gokverslaafd zijn. Het ‘beloningsgebied’ in hun brein is extra actief tijdens de gedachte dat ze misschien iets zouden kunnen winnen. Dat laat promovenda Ruth van Holst voor het eerst zien met MRI-scans.
Rob Buiter
‘Door mijn onderzoek kreeg ik te maken met mensen die door hun gokproblemen alles zijn kwijtgeraakt. Dat heeft grote indruk op me gemaakt. Sommigen moesten door hun verslaving rond zien te komen van een tientje per week, anderen konden het allemaal nog wel bekostigen, maar hadden geen sociaal leven meer over door het gokken.’ AMC-neuropsychologe Ruth van Holst wil maar zeggen: gokverslaving kan je hele leven overhoop halen. Haar co-promotor, neuropsychologe Anneke Goudriaan van het Amsterdam Institute for Addiction Research beaamt: ‘In het dagelijks spraakgebruik wordt heel makkelijk over verslaving gesproken. “Ik ben verslaafd aan chocola” hoor je dan, of “ik ben verslaafd aan hardlopen”. Maar wij hebben het hier over mensen wier dagelijks leven wordt ontwricht doordat ze bijvoorbeeld niet bij de fruitautomaat of de pokertafel kunnen wegblijven.’ In 2005 toonde Goudriaan in haar eigen promotieonderzoek al aan dat gokverslaafden op basis van hun cognitief functioneren veel gemeen hebben met alcoholverslaafden, en minder met bijvoorbeeld mensen met het syndroom van Gilles de la Tourette, een impulscontrolestoornis. Toch staat gokverslaving in het meest recente handboek van de psychiatrie, de ‘DSM 4’ uit 1994, nog te boek als een stoornis van de impulsregulatie. Voor haar promotieonderzoek heeft Van Holst geprobeerd een nauwkeuriger neurobiologische schets te maken. Mede op basis van haar studies wordt pathologisch gokken in de volgende versie van de DSM
6
AMC M aga zine september 2011
b r e i n
– nummer 5 wordt verwacht in 2013 – ondergebracht onder middelen- en gedragsverslaving. Daarmee is problematisch gokken de eerste erkende gedragsmatige verslaving. Een belangrijk instrument bij het onderzoek van Van Holst was de functionele MRI, een beeldvormende techniek waarbij de activiteit van specifieke hersengebieden zichtbaar kan worden gemaakt. ‘Zo liet ik gokverslaafden en controlepersonen zonder verslavingsproblematiek in de MRI een computerspel doen waarin ze geld konden winnen of verliezen. Ze kregen een aantal speelkaarten te zien, met daarbij ook het bedrag dat ze konden binnenhalen, inclusief een indicatie van hun winstkansen. Daaruit bleek dat het “beloningsgebied” in de hersenen van de verslaafden veel actiever was tijdens de spelfase, vóór ze überhaupt geld wonnen of verloren. Het striatum en de prefrontale cortex zijn actiever in afwachting van de uitkomst. Dit zijn onderdelen van het belonings- en motivatiecircuit in het brein. Bij de verwachting van een verlies bleek het hersengebied dat met verliesverwerking of teleurstelling te maken heeft, de amygdala, net zo actief in de gokkers als in de controledeelnemers. Het probleem zit dus niet in het inschatten van verlies, maar in een te positieve inschatting van de winstkansen.’ Diagnostiek
De promovenda waarschuwt dat haar onderzoek in de fMRI niet vergelijkbaar is met een thermometer die objectief kan vertellen of iemand koorts heeft of niet. ‘Ik heb het over relatieve verschillen tussen groepen proefpersonen: gemiddeld genomen is het beloningsgebied van de probleemgokkers actiever in afwachting van de uitkomst van een gokspel. Maar de metingen zijn natuurlijk nog niet zó nauwkeurig dat je op basis van een scan bij één patiënt die persoon al dan niet bepaalde medicatie kunt voorschrijven, of kunt zeggen dat iemand een gokprobleem heeft.’ Toch wordt er wel degelijk vooruitgang geboekt in onderzoek met hersenscans in de diagnostiek van verslavingen, vult neuropsychologe Goudriaan aan. ‘Er zijn studies bekend waarbij de reactie in de hersenen van verslaafden is gemeten op het zien van foto’s die verband houden met hun verslaving. Bij mensen met drugsproblematiek bleek deze reactie vrij nauwkeurig samen te hangen met de kans op terugval. Het loont dus de moeite om te onderzoeken of je op basis van zo’n scan kunt bepalen of iemand baat heeft bij extra nazorg om herhaling te voorkomen.’
Volgens de onderzoekers is het ook nog te vroeg om te speculeren over een therapie op maat voor gokverslaafden. Van Holst: ‘We beginnen nu net de karakteristieken van gokverslaving in het algemeen te begrijpen, maar er zit nog veel nuance in. Er zijn aanwijzingen uit neurocognitief onderzoek dat iemand die verslaafd is aan een min of meer tactisch casinospel anders functioneert dan iemand die te veel geld in de fruitautomaat gooit. Bij problematische casinospelers zie je vaak mensen die op zoek zijn naar spannende ervaringen, zogenaamde “sensation seekers”, terwijl bij mensen die problemen hebben met gokken en vooral op fruitautomaten spelen vaak ook depressieve stoornissen voorkomen. Hun neurocognitieve functioneren is veel impulsiever. Misschien zijn de uiteenlopende reacties op medicatie bij probleemgokkers, zoals bijvoorbeeld op naltrexon en op serotonine-heropnameremmers, ook wel te verklaren uit dit soort neurocognitieve verschillen.’ Neurofeedback
Sowieso is het volgens de onderzoekers nog maar de vraag of medicijnen de ideale aanvulling zijn op de beschikbare gedragstherapie voor gokverslaafden.
Goudriaan: ‘Je zou ook heel goed kunnen denken aan neurofeedback. Mensen blijken hun hersenactiviteit gericht te kunnen beïnvloeden wanneer je ze op een beeldscherm de activiteit van verschillende gebieden in de vorm van grotere of kleinere balken laat zien. Misschien kunnen we in de toekomst problematische gokkers in de MRI leren om beloningsgebieden in activiteit te verminderen, of hun cognitieve controle te verbeteren door hersenactiviteit in die delen aan te passen.’ Het onderzoek van Van Holst stopt niet met de dissertatie die zij op 16 september verdedigt. ‘Ik heb nog zoveel gegevens liggen dat ik het komend jaar, tijdens een post-doc onderzoek in Cambridge, nog meer dan voldoende te analyseren heb. Sowieso vind ik het boeiend om te zien hoe gedrag de hersenen van mensen zó op stelten kan zetten. Want let wel: je hebt het hier niet over verslaving op basis van stoffen die de werking van je hersenen veranderen, maar over veranderingen in het brein door “gewoon” gedrag. Dat gegeven is neurobiologisch natuurlijk enorm fascinerend. Om nog maar te zwijgen over de relatief moderne verslaving aan het gamen. Hierover is nog veel minder bekend, maar ook daar zie je steeds meer mensen wier dagelijks leven wordt ontwricht door hun verslaving.’
AMC M aga zine september 2011
7
Foto: Mark Peterson/Corbis
V i s i t i n g
p r o f e s s o r
S h e r ma n
S i l b e r
Fertiliteitsexpert Sherman Silber grossiert in primeurs. Hij was bijvoorbeeld de eerste die sterilisaties bij de man kon herstellen en die een spermacel rechtstreeks in een eicel injecteerde (ICSI). Ook pionierde hij met zaadcellen die hij direct uit de testes haalde (TESE). Hij transplanteerde testikels en eierstokken en was één van de onderzoekers die het Y-chromosoom in kaart brachten. Een paar maal per jaar reist hij als visiting professor van het Amerikaanse St. Louis naar het Centrum voor Voortplantingsgeneeskunde van het AMC.
Pionier in vruchtbaarheid A ndrea Hijmans
Sherman Silber – ook bekend als the Sherminator – is vruchtbaarheidspionier. Maar eigenlijk uroloog, hoewel een beetje tegen wil en dank. ‘Vaatchirurg wilde ik worden’, vertelt de aimabele Amerikaan op zijn tijdelijke kamer in het nieuwe Centrum voor Voortplantingsgeneeskunde. ‘De Vietnamoorlog – we spreken over de jaren zestig – gooide roet in het eten. Ik kon kiezen: vechten in de jungle of twee jaar vervangende dienstplicht in Alaska, bij de National Health Service. Ik koos voor het laatste en loved every minute of it.’ Afgelegen was het natuurlijk wel, en dat zorgde voor een prettige niet-lullen-maar-poetsen-mentaliteit. ‘Noodgedwongen ontwikkelde ik me tot een heel behoorlijke chirurg, al zeg ik het zelf. Voor de meeste snijdende specialismen hadden we een deskundige die dienstweigeraars als ik onder zijn hoede nam, maar niet voor de urologie. Dat ben ik toen maar zo’n beetje gaan doen – telkens bellend met Washington voor advies.’ Leuk, vond Silber, en toen zijn tijd in Alaska erop zat besloot hij zich te specialiseren in het vak. Maar de urologie bleek minder interessant dan gehoopt. Silber koos daarom voor een niche: niertransplantaties. ‘Mijn belangstelling ging uit naar afstoting, en hoe dat te voorkomen. Onderzoek gebeurde aanvankelijk met honden, later op muizen en ratten. Priegelwerk. En dus bekwaamde ik me in microchirurgische operatietechnieken.’ Dat laatste zou bepalend blijken voor zijn verdere loopbaan. Begin jaren zeventig kwam hij op het idee die technieken te gebruiken voor hersteloperaties na
8
AMC M aga zine september 2011
vasectomie (sterilisatie bij de man waarbij de zaadleiders worden doorgesneden). ‘Gewoon voor de lol’ probeerde hij ze weer netjes aan elkaar te naaien. Tegen zijn vrouw deed hij er wat lacherig over: ‘Veel interesse zal er niet voor zijn – welke gesteriliseerde man wil er nu herstel van zijn vruchtbaarheid?’ Niettemin oefende Silber verder op ratten en in 1975 presenteerde hij de resultaten op een congres. ‘Een geintje, maar iedereen ging compleet uit zijn dak! Ik haalde de voorpagina van de New York Times, van andere grote kranten in de wereld, was te gast bij Walter Cronkite, werd geïnterviewd door Associated Press... een gekkenhuis. En bedenk wel: allemaal ver voor het internettijdperk. De baas van mijn afdeling vatte het als volgt samen: “Sherman, vergeet die transplantaties en begin een vruchtbaarheidsprogramma”.’ Y-chromosoom
Aldus geschiedde. De man die naar eigen zeggen ‘niet van sperma houdt – het ruikt niet lekker’ – verhuisde met vrouw en kinderen naar St. Louis en opende een fertiliteitskliniek. Hij ontwikkelde zich tot allround vruchtbaarheidsdeskundige, zowel dokter als bioloog, met als specifiek aandachtsgebied onvruchtbaarheid bij mannen. Al snel bleek dat de gebruikelijke behandelingen niet werkten. ‘De hoeveelheid zaadcellen die een man produceert, varieert enorm. En dus gebeurde het regelmatig dat iemand met een lage spermcount binnenwandelde, een willekeurige behandeling onderging – any old trick out of the book – en bij de volgende meting
meer zaadcellen had. Niet door toediening van hormonen of zo, maar domweg door het cyclisch verloop van spermaproductie: soms veel, soms weinig. Vergelijkend onderzoek wees dan ook onomstotelijk uit: therapie is zinloos, genen bepalen de spermaproductie.’ Dus verschoof de focus naar genen. Naar genen op het mannelijk geslachtschromosoom, om precies te zijn. Samen met David Page van het Massachusetts Institute of Technology (MIT) en Sjoerd Repping, destijds nog student, tegenwoordig hoogleraar Humane Voortplantingsbiologie in het AMC, bracht Silber het Y-chromosoom in kaart. Het driemanschap speurt nog altijd naar stukjes erfelijk materiaal die een rol spelen in de aanmaak van zaadcellen. Op termijn moet dat meer licht werpen op mannelijke (on)vruchtbaarheid. Een paar jaar geleden leidde de zoektocht naar Japan. Silber: ‘Ongeveer een kwart van de Japanse mannen heeft een deletie op het Y-chromosoom. Bovendien hebben Japanners (en veel andere Aziaten) kleinere testikels, en vaak ook een relatief lage hoeveelheid zaadcellen. Sjoerd en ik hoopten na te gaan of deze dingen verband met elkaar houden.’ Maar het liep anders, zoals wel vaker in het leven van Silber. ‘We kwamen terug met iets totaal onverwachts en revolutionairs: vitrificatie, een methode om eicellen in te vriezen zonder ze te beschadigen.’ Een vondst die ook in ons land bepaald niet onopgemerkt bleef. Een verhitte (politieke) discussie barstte los: moeten we gezonde jonge vrouwen de mogelijkheid geven hun eicellen in te vriezen voor later? Silber twijfelt niet: doen! Maar liever nog benadrukt hij de zegeningen van vitrificatie voor jonge vrouwen met kanker. ‘Een groot deel van hen overleeft maar wordt onvruchtbaar door de agressieve behandeling. Als we van tevoren eicellen invriezen kunnen we ze als het ware hun vruchtbaarheid teruggeven.’ Eeneiige t weelingen
In 1977 verschenen twee jongemannen op Silbers spreekuur. Een eeneiige tweeling, de één geboren met normale testikels, de ander zonder testikels en dus veroordeeld tot levenslang hormonen slikken. De onvruchtbare broer wilde graag kinderen, maar spermadonatie was om diverse redenen geen optie. Silber: ‘Ze hadden werkelijk alles gelezen over hersteloperaties en vroegen zich af of de gebruikte techniek zich ook leent voor testikeltransplantatie.’ Het antwoord bleek
bevestigend. Opnieuw haalde Silber de voorpagina’s, en opnieuw trok dat – begin deze eeuw – de aandacht van een eeneiige tweeling. Zussen ditmaal, waarvan één geboren zonder eicellen en dus onvruchtbaar. ‘Eiceldonatie gaf niet het gewenste resultaat en daarom hoopten ze op ovariumtransplantatie – het overzetten van een stukje eileider van de één naar de ander. Nooit eerder gedaan. De buitenste schil van het ovarium van zus één – de twee tot drie millimeter waarin eicellen zitten – werd ingevroren en later overgeplaatst naar de lege eileider van zus twee. Bingo! Drie maanden later menstrueerde ze, na vier maanden ovuleerde ze en
AMC M aga zine september 2011
9
Sherman Silber praat nog even met de patiënt voordat hij aan een hersteloperatie van de zaadleider begint. Foto’s: Xander Remkes
V i s i t i n g
p r o f e s s o r
S h e r ma n
S i l b e r
‘Toch is dat vaak de realiteit. Mijn ideaal: we maken standaard een echo als een vrouw begin twintig is zodat we weten hoe het met haar voorraad eicellen gesteld is. Daarna volgt gericht advies: eicellen (of misschien straks ook ovariumweefsel) invriezen als ze snel door haar voorraad heen dreigt te raken. Zo niet ,dan hoeft ze voorlopig geen actie te ondernemen en kan ze rustig afwachten tot ze de ware tegen het lijf loopt.’ Keiharde spermacompetitie
binnen vijf maanden was ze zwanger. Zonder IVF en zonder hormonen.’ Wordt dit de vruchtbaarheidsbehandeling van de toekomst? Silber: ‘Bij jonge vrouwen met kanker kunnen we niet alleen eicellen invriezen maar ook ovariumweefsel, dat we later terugplaatsen. Wereldwijd is dat al een keer of tien met succes gedaan. Maar we hoeven ons natuurlijk, net zo min als bij de eicellen, niet te beperken tot kankerpatiënten. Onvruchtbaarheid is een groeiend probleem, zeker in de westerse wereld. We adviseren vrouwen wel om eerder aan kinderen te beginnen, maar zonder veel succes. Bemoeizucht, vinden veel vrouwen, en bovendien beledigend – ze hebben immers hun redenen om het krijgen van kinderen uit te stellen. Je kunt ook eicellen invriezen en die op latere leeftijd gebruiken voor IVF. Maar misschien is vitrificatie van ovariumweefsel wel effectiever. Dat ingevroren weefsel bevat immers niet één of twee eicellen maar een heleboel. Het uitnemen en weer terugplaatsen is relatief eenvoudig, en daarna kan een vrouw op de gewone manier zwanger worden, zonder medische poespas.’ Krijgen vrouwen straks op hun 25e van hun ouders geen auto, wereldreis of nieuwe borsten cadeau maar een stukje eileider in de vriezer? ‘Op zich geen slecht idee’, vindt Silber. ‘Als een vrouw pas op haar 38e begint na te denken over kinderen lukt het wellicht niet meer.’
10
AMC M aga zine september 2011
En Silbers oorspronkelijke aandachtsgebied, het Y-chromosoom? Het blijft hem fascineren. Niet alleen de menselijke variant. ‘Chimpansees hebben enorme testikels en produceren veel sperma’, legt hij uit. ‘Begrijpelijk, want hun samenleving is er één van keiharde spermacompetitie: elk mannetje paart in principe met elk vrouwtje en de vader van de kinderen is meestal de aap met het beste zaad. Gorilla’s daarentegen hebben kleine testikels en produceren weinig sperma. Ook logisch: ze leven in kleine groepen die bestaan uit louter vrouwtjes en één enkele man. Alle nageslacht is per definitie van hem. De mens zit daar zo’n beetje tussenin.’ Binnenkort hopen Silber en Repping samen met collega-onderzoekers meer te weten te komen over de aanmaak van zaadcellen bij chimpansees en gorilla’s, om dat vervolgens te vergelijken met spermatogenese bij de mens. Ze zoeken onder andere een verklaring voor het feit dat veel gorilla’s nakomelingen produceren hoewel ze bijna onvruchtbaar lijken. ‘There’s something going on there’, zo vat Silber het samen. Uiteindelijk moet ook dit leiden tot meer kennis over mannelijke fertiliteit. ‘Wie weet leidt ons dat weer naar het Y-chromosoom. We weten inmiddels dat er grote verschillen bestaan tussen het exemplaar van de mens en dat van de chimpansee. Nu willen we natuurlijk graag weten hoe het bij gorilla’s zit.’ Bij het onderzoek wordt samengewerkt met Artis. Silber is daar sinds kort oude bekende: op de ochtend voor ons gesprek voerde hij er samen met Repping en Andreas Meissner, uroloog/androloog in het AMC, bij twee chimpansees een vasectomie uit. Voor de dierentuin een primeur, Silber zelf noemt het ‘ondertussen een beetje routine’. ‘Dierentuinen in de hele wereld woekeren met ruimte. Ongebreidelde voortplanting kunnen ze zich niet permitteren, geboortebeperking is een must. Maar tegelijkertijd wil iedereen dat bedreigde diersoorten – de zogeheten high value animals – zich juist wel vermenigvuldigen. De oplossing: omkeerbare anticonceptie. Je weet immers nooit hoe de waarde van een diersoort zich in de toekomst ontwikkelt.’ En dus is de deeltijd-Amsterdammer als het ware weer een beetje terug bij af. Hij doet sterilisaties en hersteloperaties. Alleen nu bij apen.
wetenschapsk alender september naar kwaliteit van zorg. Het aantal spoedverwijzingen tijdens de bevalling blijkt relatief gering. Een belangrijke bevinding, gezien de beeldvorming dat alle verwijzingen spoed zouden zijn. Wel heeft de spoedgroep de relatief slechtste neonatale gezondheidsuitkomsten. Tijd: 13.00 uur
9 Congre s
Symposium ‘Ongelijke kansen op gezondheid: over vijftig jaar verleden tijd? Vijftig jaar afdeling Sociale Geneeskunde AMC/UvA’. Tijdens de bijeenkomst gaan wetenschap, beleid en praktijk met elkaar in debat over ongelijkheid in kansen op gezondheid in verleden, heden en toekomst, en de implicaties daarvan voor preventie, zorg, onderzoek en onderwijs. Plaats: Amsterdam, Felix Meritis Tijd: 13.30 – 16.30 uur Inlichtingen: mw. H. van der Kooi, h.vanderkooi@amc.nl
9 Informatiemiddag
Samen met de collega’s van het OLVG organiseren de hiv-consulenten van het AMC een informatiemiddag voor patiënten en zorgverleners. Er zijn workshops over voeding, oud worden, vergeetachtigheid, reizen en psychische klachten in relatie tot hiv. Plaats: AMC, collegezaal 4 en 5 Tijd: 12.45 – 17.00 uur Inlichtingen: dhr. H. van Eden, 020 56 66041
13 Cursus
Nascholing Jeugdgezondheidszorg over ‘Multidisciplinaire richtlijn voor kinderen met Downsyndroom’ (door drs H.B.M. van Gameren-Oosterom, TNO Leiden) en ‘Verstandelijke ontwikkeling van jonge kinderen: nut van vragenlijsten en spelobservaties om ontwikkelingsproblemen vroeg te onderkennen’ (dr. G.J.A. Ramakers, Ontwikkelingspsychologie, UvA). Plaats: AMC, collegezaal 4 Tijd: 19.30 – 22.00 uur Inlichtingen: AMC Congresorganisatie, mw. S. Beek, 020 566 8585, jgz@amc.nl
14 Promotie
Sara Dragt: ‘Work in progress. Exploring the road to a first psychosis’. Promotores zijn prof. dr. D.H. Linszen, emeritus-hoogleraar Psychiatrie en prof. dr. M. van der Gaag, hoogleraar Klinische Psychologie (VUmc). Schizofrenie wordt gekenmerkt door positieve symptomen (hallucinaties en wanen), negatieve symptomen (verlies van motivatie en sociaal terugtrekken), cognitieve symptomen (geheugenstoornissen, aandachts- en concentratieproblemen) en affectieve symptomen (een sombere stemming). Soms gaat aan
schizofrenie een fase vooraf van Ultra Hoog Risicosymptomen (UHR) zoals stemmingsstoornissen. De overgang van UHR naar psychose treedt op bij tien tot veertig procent van de patiënten. Dragt keek in een groep UHR-patiënten naar bekende risicofactoren voor schizofrenie (zoals genetica, cannabisgebruik en opgroeien in de grote stad). Het lijkt erop dat iemand een zekere genetische kwetsbaarheid moet hebben om de schadelijke gevolgen te ondervinden van het cannabisgebruik. Tijd: 11.00 uur
14 Ru yschlezing
Prof. dr. Peter J. Barnes (Imperial College, London) spreekt over ‘Reversing corticosteroid resistance: a novel therapeutic strategy for chronic inflammatory diseases’. Barnes kan als de personificatie van translationeel onderzoek beschouwd worden. Hij bracht als geen ander de koppeling tussen basaal en klinisch onderzoek tot stand bij het zoeken naar de oorzaken en behandeling van chronisch inflammatoire aandoeningen. Hij richt zich vooral op astma en chronisch obstructieve longziekten, maar zijn resultaten zijn van belang voor vrijwel alle chronische ontstekingsziekten. Plaats: AMC, collegezaal 5 Tijd: 17.00 – 18.00 uur Inlichtingen: dhr. P. Sterk, p.j.sterk@amc.nl of mw. L. Bel, e.h.bel@amc.nl
15 Promotie
Niki Fens: ‘Breathomics in pulmonary disease’. Promotor is prof. dr. P.J. Sterk, hoogleraar Pathofysiologie en Fenotypering van astma en COPD. Om de diagnostische accuraatheid van een nieuwe test vast te stellen, wordt een standaardprocedure gevolgd. Fens beschrijft de stappen die nodig zijn voor invoering van moleculaire ademanalyse, kortweg breathomics, voor diagnostiek van longziekten. Het totale moleculaire patroon van adem kan in één enkele meting vastgesteld worden met behulp van elektronische neuzen (eNoses) en gaschromatografie-massaspectrometrie (GC-MS). Dit resulteert in een specifieke ‘vingerafdruk’ van de adem. Fens focuste op de validatie (het controleren van de methode) van ademanalyse voor de longziekten astma en COPD. Tijd: 10.00 uur
15
omstandigheden. Dit is van belang voor de diagnose van het antifosfolipidensyndroom. Agar beschrijft, veertig jaar na de ontdekking van het eiwit, voor het eerst de functie ervan: het speelt een beschermende rol in het immuunsysteem door het wegvangen van ontstekingsmediatoren gemaakt door bacteriën. Tijd: 14.00 uur
16 Dubbelor atie
Ter gelegenheid van haar benoeming tot hoogleraar Inwendige Geneeskunde, in het bijzonder trombose en hemostase houdt prof. dr. Saskia Middelkoop haar oratie met de titel ‘In evenwicht’. De bloedstolling kent grofweg drie systemen die – als het goed is – elkaar op een verbluffende manier in evenwicht houden: stolling, natuurlijke antistolling en stolselafbraak. Bij trombose en hemostase is dat evenwicht verstoord: er is sprake van stolselvorming of de stolling functioneert niet goed genoeg, waardoor spontane bloedingen optreden. De laatste decennia nam de kennis over het ontstaan van trombose en de verschillen tussen het aderlijke en het slagaderlijke bloedvatsysteem toe. Dat maakte de ontwikkeling mogelijk van nieuwe antistollingsmiddelen en leidde zelfs tot een zoektocht naar de invloed van de bloedstolling op de voortplanting van mannen en vrouwen. Tevens spreekt prof. dr. Erik Stroes zijn oratie uit ter gelegenheid van zijn benoeming tot hoogleraar Inwendige Geneeskunde, in het bijzonder de vasculaire geneeskunde met de titel ‘Van buitenkant naar binnenwand’. Tijd: 16.00 uur
16 Promotie
R. van Holst: ‘Neural correlates of behavioural addictions. A quest for common ground and differences with alcohol dependence’. Promotores zijn prof. dr. W. van den Brink, hoogleraar Klinische Epidemiologie op het gebied van de verslavingszorg en prof. dr. D.J. Veltman, hoogleraar Beeldvormend onderzoek in de psychiatrie, in het bijzonder de verslaving. Co-promotor is dr. A. E. Goudriaan. Tijd: 10.00 uur Zie artikel elders in dit nummer
16 Promotie
Promotie
Cetin Agar: ‘β2-glycoprotein I in innate immunity’. Promotores zijn prof. dr. J.C.M. Meijers, hoogleraar Experimentele Vasculaire Geneeskunde en prof. dr. P.G. de Groot, hoogleraar Klinische Chemie en Hematologie (UMCU). Het antifosfolipidensyndroom wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van antistoffen tegen het eiwit β2-glycoproteine I. Herkenning van het eiwit door de antistof vindt alleen plaats onder bepaalde
AMC M aga zine september 2011
11
Bianca Buurman-van Es: ‘Screening, geriatric assessment and intervention strategies to prevent functional decline in hospitalized older patients’. Promotores zijn prof. dr. M.M. Levi, hoogleraar Inwendige Geneeskunde en prof. dr. R.J. de Haan, hoogleraar Klinische Epidemiologie. Co-promotor is dr. S.E.J.A. de Rooij. Zo’n twintig tot dertig procent van alle ouderen Zie verder pagina 14
i n fa r c t
Hartcellen pesten voor een Pieter L omans
Het eiwit hexokinase lijkt hartcellen met ernstig zuurstofgebrek te beschermen tegen celdood. Nu bewijs uit fundamenteel onderzoek zich opstapelt, wordt ook de overstap naar de kliniek gemaakt. Het AMC gaat bij bypasspatiënten onderzoeken of de beschermende werking van hexokinase uit te lokken is door voor de operatie de arm enkele keren kort af te knellen.
Veroorzaak een blokkade in een van de bloedvaten naar het hart en de hartcellen die daardoor geen bloed en zuurstof meer krijgen, zijn na een half uurtje dood (infarct). In 1986 beschrijven Amerikaanse onderzoekers echter een merkwaardig fenomeen. Ook bij honden treedt een groot infarct op als de hartcellen zo lang verstoken blijven van zuurstof. Maar als het hondenhart van tevoren wordt ‘gepest’ door de zuurstoftoevoer een keer of vier gedurende slechts vijf minuten af te sluiten, ontstaat ineens een veel kleiner infarct. Het aantal stervende cellen vermindert soms met wel vijfenzeventig procent. ‘Vooraf enkele keren kort af knellen – een proces dat we preconditionering noemen – activeert kennelijk biochemische en cellulaire processen die beschermen tegen celdood door zuurstoftekort ofwel ischemie’, zegt onderzoeker Coert Zuurbier van de afdeling Anesthesiologie. ‘Als we die processen kunnen ontrafelen, zijn er misschien medicijnen tegen de gevolgen van ischemie te ontwikkelen.’ Zuurbier raakte in 1995 als postdoc in het VUmc voor het eerst betrokken bij die zoektocht. Hij bestudeert of preconditionering tot veranderingen in de mitochondriën van het hart leidt: ‘Mitochondriën zijn de batterijen van de cel, ze leveren de energie voor alle lichaamsprocessen. We zagen dat deze energiefabriekjes door preconditionering langzamer energie gaan aanmaken.’ Br andstofomnivoor
Na enkele internationale omzwervingen strijkt Zuurbier in 2000 neer in het AMC, waar hij zijn onderzoekslijn voortzet. ‘Het hart is een brandstofomnivoor die niet alleen gebruik maakt van suiker, maar ook van melkzuur, vetten en eiwitten. We zagen de vertraagde energieaanmaak na preconditionering uitsluitend bij suikergebruik. Preconditionering en het suikermetabolisme moesten dus iets met elkaar te maken hebben.’ In diezelfde periode verschijnen enkele wetenschapsartikelen over kanker. Al langer was bekend dat kankercellen een sterk verhoogd suikermetabolisme hebben. Zuurbier: ‘Onderzoekers lieten zien dat het eiwit hexokinase een belangrijke rol speelde in dat suikermetabolisme. En dat de kankercellen bijna niet meer zijn dood te krijgen als het hexokinase zich aan de mitochondriën hecht. Dat bracht ons op het idee om de rol van dat eiwit bij hartcellen te onderzoeken. Als hechting van hexokinase aan mitochondriën voorkomt dat kankercellen
12
AMC M aga zine september 2011
betere overleving sterven, speelt zich dan misschien een vergelijkbaar proces in de hartcellen af? Met andere woorden: is dat eiwit ook betrokken bij de bescherming van hartcellen die optreedt na preconditionering? Op dat moment krijgt het onderzoek extra vaart en focus. Zuurbier: ‘Samen met fysioloog Otto Eerbeek en biochemicus Fred Meijer zijn we in diermodellen niet alleen de preconditionering gaan onderzoeken, maar ook enkele andere hartbeschermende maatregelen zoals de toediening van insuline of morfine. In al deze modellen zagen we inderdaad een beschermend effect, maar konden we ook laten zien dat het hexokinase daadwerkelijk naar de mitochondriën trok. Dat vormde een ondersteuning van onze hypothese, maar daarmee hadden we nog geen echt bewijs te pakken. Het causale verband ontbrak nog.’ Virusdeeltje
Op basis van deze eerste successen wordt aio Kirsten Smeele aangesteld met een beurs van het Cardiovasculair Research Institute. Samen met biotechnicus Anneke Koeman probeert ze op verschillende manieren het bewijs te leveren. Het maken van knockout muizen waarbij het eiwit helemaal ontbreekt, is onmogelijk. Zuurbier: ‘Hexokinase is zo cruciaal, dat de proefdieren zonder het eiwit eenvoudigweg niet kunnen leven. Daarom hebben we bij muizen één allel voor het hexokinase uitgeschakeld, waardoor maar de helft van het eiwit wordt aangemaakt. Bij zuurstofgebrek ontstaat bij deze dieren veel meer schade aan het hart dan bij muizen met de normale hoeveelheid hexokinase. Dat leverde opnieuw een duidelijke vingerwijzing op.’ Maar het echte bewijs volgt met een speciaal gemaakt eiwit. Zuurbier: ‘We hebben een moleculaire constructie gemaakt waarin we twee dingen met elkaar combineren. Eerst maakten we het stukje na waarmee het hexokinase aan de mitochondriën bindt. Dat stukje hebben we gekoppeld aan een virusdeeltje, waardoor het geheel ontzettend snel de cel ingaat, ook als we het geven aan het intacte hart. Met deze constructie kunnen we naar eigen inzicht in hoog tempo de bindingsplaatsen van het hexokinase aan de mitochondriën bezetten. Het gevolg? Het eiwit kan zijn beschermende werk niet meer doen. Zo kunnen we dus heel makkelijk schakelen tussen een mitochondrieel gebonden en een niet-gebonden hexokinase. Op deze manier hebben we de relatie tussen het hexokinase en de bescherming helder in beeld gebracht.’
Want wat blijkt als je in korte tijd vrijwel alle bindingsplaatsen bezet en het eiwit zijn werk niet meer kan doen? Zuurbier: ‘Binnen vijftien minuten ziet het hele hart eruit alsof er een bom is ontploft en functioneert het niet meer. De mitochondriën zijn enorm opgezwollen, en zelfs gebroken, gebarsten. De binding van hexokinase aan de mitochondriën is dus essentieel voor de levensvatbaarheid van het hart. Laat je echter dertig tot veertig procent van het hexokinase nog contact maken met de bindingsplaatsen, dan blijven hart en mitochondriën intact maar treedt er géén bescherming meer op na preconditionering. Die bescherming zie je weer wel als we de bindingsplaatsen op geen enkele manier met onze constructie blokkeren. Daarmee is duidelijk bewezen dat hexokinase een essentiële rol speelt bij de bescherming van deze cellen. Het onderzoek hebben we onlangs gepubliceerd in Circulation Research, in de categorie ultrasnelle publicatie, speciaal bedoeld voor nieuwe wegen van onderzoek en therapie.’ Afknellen op afstand
Inmiddels staat er alweer een door de Hartstichting gesubsidieerd onderzoek op stapel. Enkele deelonderzoeken zijn gericht op een verdere ontrafeling van het beschermingsproces. Daarnaast start binnenkort in samenwerking met hoogleraar Bas de Mol van de afdeling Cardiothoracale Chirurgie ook een onderzoek bij de mens. Zuurbier: ‘We gaan vijftig patiënten volgen die binnenkort een bypassoperatie moeten ondergaan. Vijfentwintig van hen krijgen de gebruikelijke ingreep. De andere vijfentwintig krijgen die operatie ook, maar bij hen wordt van tevoren remote preconditionering toegepast.’ Remote betekent letterlijk op afstand, en dat is ook precies wat er gebeurt. Voor de bypassoperatie wordt de bloedtoevoer naar de arm enkele keren kort afgekneld. Uit ander onderzoek blijkt dat die af knelling niet alleen beschermend werkt voor de arm, maar ook voor de lever, de nieren en – inderdaad – het hart. Zuurbier: ‘We gaan bekijken of de remote preconditionering inderdaad extra bescherming biedt. Daarnaast nemen we bij de deelnemers een hartbiopt om te zien of aan de mitochondriën van de remote preconditionering groep inderdaad meer hexokinase zit. Het is na jaren van fundamenteel onderzoek de eerste observatiestudie en we kijken met spanning uit naar de resultaten.’
AMC M aga zine september 2011
13
wetenschapsk alender september heeft beperkingen in het dagelijks leven (ADL). Door een acute ziekenhuisopname ontstaan vaak nieuwe beperkingen. Buurman onderzocht hoe een slechte uitkomst bij ouderen die acuut in het ziekenhuis worden opgenomen, kan worden voorkomen. Mogelijk hulpmiddel is DEFENCE, een experimenteel zorgmodel dat bestaat uit een snelle screening, een uitgebreide geriatrische anamnese en evidence based interventies door een geriatrieteam. Op dit moment worden de effecten van DEFENCE in acht Nederlandse ziekenhuizen nader onderzocht. Tijd: 11.00 uur
20 Promotie
Anne Reuwer: ‘Prolactin and vascular disease: a first cautious assessment’. Promotor is prof. dr. J.J.P. Kastelein, hoogleraar Vasculaire Geneeskunde. Copromotores zijn dr. Th.B. Twickler en dr. V. Goffin (Université Paris Descartes, Frankrijk). Prolactine is een hormoon dat wordt aangemaakt in de hypofyse in de hersenen. Prolactine-receptoren blijken aanwezig te zijn in bepaalde ontstekingscellen (T-cellen en macrofagen) bij aderverkalking (atherosclerotische plaques). Uit een pilotstudie bij patiënten met een prolactinoom (een goedaardig gezwel in de hypofyse) bleek dat in hun bloed bepaalde ontstekingsparameters verhoogd zijn. Ook heeft hun plasma een grotere stollingscapaciteit. Prolactinespiegels bij gezonde mensen blijken atherosclerotische kransslagaderaandoeningen niet te voorspellen. Tegen de verwachting in ontwikkelden muizen die enorm veel prolactine aanmaken minder atherosclerose. Tijd: 10.00 uur
20 Symposium
Bijeenkomst onder de titel ‘Afscheid van een academisch-medisch directeur’ ter gelegenheid van het vertrek van dr. Bert Wiegman als medisch directeur van het AMC. Het symposium staat in het teken van dilemma’s in de gezondheidszorg, zoals de ethische implicaties van medicijnonderzoek bij kinderen, beslissingen rond het levenseinde bij één- tot twaalfjarigen en verborgen cameratoezicht. Wiegman houdt een voordracht over ‘Verschil van mening tussen ouder(s) en hulpverleners: lastige ouders???’ Plaats: AMC, collegezaal 5 Tijd: 13.15 – 16.30 uur Inlichtingen: Medische Directie, mw. C. Bouwhuis, 020 566 3468, c.f.bouwhuis@amc.nl
21 Promotie
Sara Rafi: ‘Associations between cardiovascular risk factors, hyper- and hypocoagulability’. Promotor is prof. dr. H.R. Büller, hoogleraar Inwendige Geneeskunde in het bijzonder de vasculaire geneeskunde. Co-promotores zijn dr. V.E.A. Gerdes en dr. P.W.
Kamphuisen. Rafi beschrijft verbanden tussen risicofactoren voor hart- en vaatziekten (HVZ) en bloedstolling. Uit calciumneerslag op de aortaboog blijkt dat patiënten met veneuze trombose een verhoogde kans hebben op HVZ. Ook schildklieraandoeningen en het gebruik van ontstekingsremmers en cholesterolverlagers worden in verband gebracht met veneuze trombose. Tevens belicht Rafi het risico op HVZ bij patiënten met hemofilie. Hemofiliepatiënten zijn door hun levenslange tekort aan stollingsfactor VIII beschermd tegen HVZ. Toch komen risicofactoren voor HVZ en daardoor ook aderverkalking even vaak voor als bij gezonde mensen. Tijd: 10.00 uur
22 Lezing
In de derde week van september is de Spinozahoogleraar prof. dr. Gorden Guyatt van de McMaster University in Hamilton, Canada te gast in het AMC. Behalve vier masterclasses in die week houdt hij op 22 september de Spinozalezing onder de titel ‘Why bother with Evidence Based Medicine’. Hij spreekt over de waarde van dergelijk onderzoek en hoe gegevens uit studies kunnen worden vertaald naar begrippen waar een patiënt iets aan heeft, zoals kwaliteit van leven. Plaats: AMC, collegezaal 5 Tijd: 16.30 – 17.30 uur Inlichtingen: dhr. D. Ubbink, d.ubbink@amc.nl
22
21 Ga sthuislezing
Promotie
In de serie historische lunchlezingen over de geschiedenis van de geneeskunde spreekt Gerda van Dijk, emeritus-hoogleraar Seksuologie aan de UvA, over ‘De ontdekking van de vrouwelijke seksualiteit’. Eeuwenlang was de vrouwelijke seksualiteit geen eigendom van de vrouw maar van haar mannelijke familie en later van haar echtgenoot. Anatomische kennis van haar organen bleef beperkt. Pas rond de Tweede Wereldoorlog kwam seksuologie als wetenschap op. Van Dijk bespreekt wat er aan kennis is gewonnen en welke gevolgen dat heeft voor vrouwen én artsen. Plaats: AMC, collegezaal 4 Tijd: 13.00 – 13.30 uur Inlichtingen: mw. M. Stouthard, 020 566 7469, m.e.stouthard@amc.nl
Franziska Müllauer: ‘Betulinic acid induced tumor killing’. Promotor is prof. dr. J.P. Medema, hoogleraar Experimentele Oncologie en Radiobiologie. Co-promotor is dr. J. Kessler. Müllauer onderzocht de mogelijke anti-kankerwerking van betalinezuur (BetA). De plantaardige stof bleek in tumorcellijnen op effectieve wijze celdood te kunnen veroorzaken. Deze celdood trad op door structurele veranderingen in de mitochondriën (de energiefabriekjes van de cel). Die zorgden voor autofagie (een proces waarbij de cel eigen onderdelen afbreekt en recycled), en voor celdood. De stof cyclosporine A bleek in staat deze autofagie en celdood weer te stoppen. Dierproeven toonden significante afname van long- en darmtumoren na behandeling met BetA zonder toxische bijwerkingen. Betalinezuur zou dan ook een veelbelovend nieuw anti-kankermedicijn kunnen worden. Tijd: 10.00 uur
21 Promotie
Paul Joustra: ‘How to deal with fluctuations in hospital processes to improve accessibility?’ Promotores zijn prof. dr. N.M. van Dijk, hoogleraar Operational Research & Management (UvA) en prof. dr. P.J.M. Bakker, hoogleraar Procesinrichting en Procesinnovatie in de zorg. Van ziekenhuizen wordt verwacht dat ze de komende jaren op een kosteneffectieve manier de toegankelijkheid van de zorg verbeteren. Joustra laat zien hoe met kwantitatieve beslissingsondersteuning, het standaardiseren van processen in ziekenhuizen, het samenvoegen of juist scheiden van patiëntgroepen en proactief handelen, de toegankelijkheid van de zorg wordt verbeterd. Hierdoor kunnen mensen en middelen efficiënter worden ingezet. Tijd: 14.00 uur
21 Opening Academisch Ja ar voor promovendi
Aprove, de promovendi-vereniging van het AMC, opent het academisch jaar 2011- 2012 met een bijeenkomst met korte voordrachten van vooraanstaande wetenschappers. Plaats: AMC, collegezaal 3 Tijd: 16.30 – 17.30 uur
14
AMC M aga zine september 2011
22 Promotie
Barbara Kuijper: ‘Cervical radiculopathy; diagnostic aspects and non-surgical treatment’. Promotores zijn prof. dr. M. de Visser, hoogleraar Neuromusculaire Ziekten en prof. dr. F. Nollet, hoogleraar Revalidatiegeneeskunde. Co-promotores zijn dr. J.Th.J. Tans en dr. A. Beelen. Het cervicaal radiculair syndroom (nekhernia) gaat vaak vanzelf over maar kan zeer pijnlijk zijn. Daarom zoekt men naar manieren om de pijnklachten sneller te kunnen verhelpen. In een groep van ruim tweehonderd patiënten met een recent ontstane nekhernia vergeleek Kuijper drie niet-chirurgische behandelmethoden: het dragen van een halfharde halskraag gedurende drie tot zes weken en zoveel mogelijk rust nemen, fysiotherapie en oefeningen thuis en een controlebehandeling (zoveel mogelijk doorgaan met de gewone dagelijkse bezigheden). De effectiviteit van de halskraag was het grootst. Na zes maanden waren de verschillen tussen de drie groepen verdwenen. Tijd: 14.00 uur Zie verder pagina 32
v acc i n s
Vaccins met een levende ziekteverwekker bieden een betere bescherming dan dode vaccins. AMC-fellow Derk Amsen ontdekte samen met Amerikaanse collega’s hoe dat precies komt. Met deze kennis kunnen hulpstoffen ontwikkeld worden die dode vaccins effectiever maken. De vondst haalde onlangs de pagina’s van Nature.
Een zaak van leven en dood ‘Een afweerreactie is een tamelijk hachelijke zaak’, zegt Derk Amsen van de afdeling Celbiologie en Histologie. ‘Vergelijk het met een leger dat in een dichtbevolkt gebied moet vechten terwijl onschuldige omstanders ongedeerd dienen te blijven. Het risico op omgevingsschade is groot. Er is een arsenaal aan wapens beschikbaar, maar de reactie moet wel in verhouding staan tot het gevaar. Zo zijn dode bacteriën uiteraard minder bedreigend dan levende. Daar ga je dus geen luchtafweer en tanks op af sturen.’ En dat is ook de reden waarom vaccins die een levende ziekteverwekker bevatten een veel langere en betere afweer tegen een ziekte tot stand brengen dan dode vaccins. Helaas zijn inentingen waarvoor levende, afgezwakte, bacteriën of virussen gebruikt worden, niet altijd even veilig. Sommige organismen kunnen zelfs in hun zwakkere vorm nog erg schadelijk zijn. Daarom zijn vaccinontwikkelaars vaak aangewezen op dode varianten of losse eiwitten van de ziekteverwekker. Toen Amsen zeven jaar geleden als postdoc aan de Amerikaanse Yale-universiteit verbleef, hielden hij en een van zijn mede-auteurs zich al bezig met de vraag waarom levende vaccins betere afweerreacties opwekken. ‘Omdat enkele van de betrokken moleculen pas in de laatste jaren zijn ontdekt, konden we niet eerder echt begrijpen wat er aan de hand was’, vertelt hij. Een belangrijke rol in de afweer tegen levende ziekteverwekkers is weggelegd voor dendritische cellen. ‘Zij zijn de verkenners die de dichtbevolkte wijken in gaan op zoek naar indringers. Hebben ze er een gevonden, dan geven ze signalen af dat het immuunsysteem in actie moet komen.’ ‘We stopten levende of dode bacteriën bij dendritische
cellen. De cellen gaven twee verschillende signalen af, maar daarmee wisten we nog niet precies hoe ze levend van dood konden onderscheiden.’ Men dacht altijd dat dendritische cellen letten op de aanwezigheid van PAMPs (Pathogen-Associated Molecular Patterns), structuren die specifiek zijn voor bacteriën. Hun aanof afwezigheid is van vitaal belang voor een goede afweerreactie. De bekende PAMPs bleken echter zowel in dode als in levende bacteriën te zitten. Er moest dus nog iets anders zijn. Amsen: ‘Toen bedachten we het concept vita (het Latijnse woord voor “leven”)-PAMP, een PAMP die geassocieerd is met leven. Uiteindelijk vonden we er één die, achteraf gezien, zeer voor de hand lag: RNA, een boodschappermolecuul dat essentieel is voor alle levensfuncties.’ ‘Als je bacteriën doodt, zie je binnen een minuut al het RNA verdwijnen’, beschrijft de AMC-fellow. Een experiment leverde het bewijs. Dendritische cellen werden opnieuw bij dode bacteriën gestopt, ditmaal met toevoeging van bacterieel RNA. De cellen werden succesvol om de tuin geleid: ze gaven hetzelfde signaal af als bij levende exemplaren. Beter nog, toen bacterieel RNA werd toegevoegd aan een vaccin met dode bacteriën, bleek dit net zo krachtig als de levende variant. Een mooie vondst, die uiteindelijk in een topblad is gepubliceerd. Maar het onderzoek is nog niet af. ‘We kijken verder naar de B-cellen, zij maken uiteindelijk de antilichamen - zeg maar de wapens - die de indringers te lijf gaan. Daarnaast willen we proberen analogen van het bacterieel RNA te maken die je als hulpstof bij een dood vaccin kunt stoppen. Want RNA zelf is enorm instabiel.’
Irene v an El z akker
Foto: Paul Skelcher - Rainbow/Science Faction/Corbis
AMC M aga zine september 2011
15
h i v-r e s i s t e n t i e
De keerzijde van het Afrikaanse succes Marc v an den Broek
Goedkope medicatie tegen hiv heeft vele levens in Afrika gered. Maar resistentie tegen de gebruikte middelen vormt een groot gevaar, signaleren onderzoekers van PharmAccess in The Lancet Infectious Diseases. In Oeganda is al twaalf procent van de seropositieven voor het begin van de behandeling besmet met een resistent virus. De onderzoekers pleiten voor toegang tot andere hivmedicijnen en meer laboratoria.
Het was een van de grote medische doorbraken in het begin van deze eeuw. Na lange onderhandelingen en veel druk van artsen en lobbygroepen kwamen medicijnen voor de hiv-geïnfecteerde bevolking van Afrika ten zuiden van de Sahara binnen handbereik. De benodigde pillen konden goedkoop worden gemaakt, omdat het patent erop niet werd uitgeoefend. Er kwamen miljoenen beschikbaar via grote fondsen, zoals het ‘President’s Emergency Plan for AIDS Relief’ van toenmalig president Bush, om op grote schaal patiënten te behandelen. ‘Dit succesverhaal heeft een keerzijde’, zeggen Ralph Hamers en Kim Sigaloff. Door de manier waarop veel behandelprogramma’s zijn opgezet, kan medicijnresistentie de kop opsteken. Het tweetal heeft dit probleem voor Afrika in kaart gebracht en hun artikelen zijn in augustus verschenen in het tijdschrift The Lancet Infectious Diseases. Beiden zijn verbonden aan PharmAccess, een organisatie die als doelstelling heeft de toegang tot goede gezondheidszorg in Afrika ten zuiden van de Sahara te verbeteren. Deze stichting is onderdeel van het Amsterdam Institute for Global Health and Development dat nauw is verbonden met het AMC. Hamers: ‘Nu heeft ongeveer veertig procent van de Afrikanen ten zuiden van de Sahara toegang tot hivmedicatie. Daarmee zijn heel veel levens gered.’ De onderzoeker en zijn collega hebben in de regio onderzoek gedaan naar de effecten van het op grote schaal beschikbaar stellen van hiv-medicatie. Hamers ging na hoe de resistentie zich heeft ontwikkeld na het begin van de grootschalige behandelprogramma’s en Sigaloff richtte zich op hiv-resistentie bij kinderen. Groot risico
Mensen die zijn besmet met hiv, het virus dat aids veroorzaakt, kunnen tegenwoordig met een combinatie van verschillende medicijnen doeltreffend worden geholpen. De behandeling is duur, de medicijnen zijn kostbaar en de patiënten moeten geregeld op controle komen voor bloedonderzoek om te zien of de voorgeschreven therapie de juiste is. Zo nee, dan schrijven de artsen een andere combinatie van pillen voor. Door deze werkwijze is een hiv-besmetting in het westen een chronische ziekte geworden. ‘Voor iemand die trouw de pillen slikt en de controles niet overslaat, is het een aandoening zoals suikerziekte; er valt goed mee te leven’, zegt Sigaloff. Bij het zoeken naar effectieve en haalbare medicatie voor de miljoenen met hiv besmette personen in Afrika is vooral gekeken naar de prijs van de behandeling.
16
AMC M aga zine september 2011
Onder grote druk heeft de farmaceutische industrie toegestaan dat hiv-medicijnen waarvan het patent nog niet was verlopen, toch goedkoop op de markt konden komen. Hamers: ‘De situatie is nu dat de meeste seropositieven in Afrika dezelfde combinatie van drie middelen krijgen. Dat noemen we de eerste lijn. Als die niet aanslaat, dan hebben we voor een minderheid nog iets achter de hand, maar in de praktijk krijgt bijna iedereen de eerste lijn combinatietherapie.’ Dat houdt een groot risico in. Tijdens de behandeling kan het virus resistent worden voor de cocktail van hiv-medicijnen. In het ideale geval komt dit bij controles naar boven en schakelt de arts over naar een andere combinatie. In Afrika kan dat meestal niet. De testen zijn duur, er zijn onvoldoende laboratoria en er zijn nauwelijks andere betaalbare medicijncocktails voorhanden. Dat heeft twee gevolgen, leggen Hamers en Sigaloff uit: ‘Steeds meer mensen met hiv worden resistent voor de medicijnen en worden alsnog ziek. Je hebt het ontstaan van de ziekte dan enige jaren uitgesteld – allemaal winst natuurlijk – maar het is niet ideaal. Een ander probleem is dat steeds meer mensen de kans lopen meteen besmet te raken met een resistent virus. Dat heet primaire resistentie. Op die personen heeft de medicatie die in Afrika wordt gebruikt, minder vat.’ Oeganda
Hamers onderzocht de mate van primaire resistentie in Afrika, enige jaren na het begin van het op grote schaal verstrekken van hiv-tabletten. Hij deed zijn studie in Zambia, Zuid-Afrika, Oeganda, Kenia, Zimbabwe en Nigeria. Oeganda is het eerste land waar de behandeling op grote schaal een jaar of tien geleden is begonnen. Hamers: ‘De primaire resistentie in Oeganda is het hoogst. Daar heeft nu twaalf procent van de mensen een resistent virus bij aanvang van de behandeling. Dit neemt jaarlijks fors toe. We zien een verband tussen de hoogte van de primaire resistentie in een regio en de duur van de behandelprogramma’s. Hoe langer het programma loopt, hoe hoger de resistentie. Andere landen kunnen van Oeganda leren wat ze te wachten staat.’ Behalve dat resistentie op de loer ligt vanwege de beschikbaarheid van maar één soort combinatietherapie, lijkt de kans daarop in Afrika sowieso groter dan elders. De aanvoer van medicijnen is niet altijd gegarandeerd en de voorlichting kan beter. Daarom is het onduidelijk of iedereen dagelijks de pillen slikt, of ze
deelt met iemand anders, of de pillen domweg doorverkoopt. Goede therapietrouw is ontzettend belangrijk om resistentie minder kans te geven. Kinderen
Sigaloff schrijft in haar publicatie over hiv-resistentie bij kinderen. Moeders met hiv hebben veertig procent kans om hun kind te besmetten. Als je hen tijdens de zwangerschap en de periode van borstvoeding hivmedicijnen geeft, dan daalt het risico naar ongeveer twee procent. Faalt deze behandeling, dan neemt de kans toe op besmetting met een resistent virus. Sigaloff heeft gekeken naar de studies die er zijn gedaan naar de resistentiepatronen tijdens de behandeling van kinderen in Afrika. ‘Het blijkt dat we er onvoldoende over weten’, zegt ze. ‘De vooruitzichten op de lange termijn zijn ongewis. Kinderen reageren anders op medicatie dan volwassenen. Er moet nog veel worden uitgezocht.’ De boodschap van het tweetal van PharmAccess is duidelijk. Het beginnen van de grootschalige hivbehandeling in Afrika is goed geweest. Er zijn vele duizenden levens mee gered. Nu is het tijd voor de tweede fase. Meer laboratoria, eenvoudiger testen om de resistentie te bepalen en toegang tot andere hivmedicijnen. Kortom: meer geld. En dat is in tijden van bezuinigingen en een financiële crisis geen eenvoudige boodschap. Sigaloff: ‘We zien al dat de aanvoer van de bestaande medicijnen onregelmatig is, wat therapietrouw niet in de hand werkt.’ Hamers schetst als ideale situatie dat er een behandeling komt die op de lange termijn werkt, net zoals in de rijkere landen. Hij waarschuwt voor een lakse houding van het westen. Het gevaar bestaat dat er door de niet optimale behandeling van hiv in Afrika virusvarianten worden ‘gekweekt’ die lastig zijn te behandelen door welke therapie dan ook. Zo’n virus zou zich over de wereld kunnen verspreiden. En dan zijn we nog verder van huis.
AMC M aga zine september 2011
17
Foto: Willemijn den Oudendammer
N i e t
t e
m o e i l i j k
g r aa g
Boegbeeld voor een geharnast geloof Ger Groot
Ger Groot (1954) is hoogleraar Filosofie en Literatuur aan de Radboud Universiteit Nijmegen en docent filosofische antropologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij publiceert regelmatig in onder andere NRC Handelsblad en Trouw.
In de zomer van 1989 kondigde de onbekende Amerikaanse politicoloog Francis Fukuyama in een beroemd geworden artikel de mondiale overwinning van het liberalisme aan. Toen enkele maanden later de Berlijnse Muur viel, had de nieuwe wereldorde haar woordvoerder gevonden. Fukuyama werd de intellectueel die het allemaal al gezien, verklaard én goedgekeurd had. In de daaropvolgende jaren was zijn autoriteit niet meer weg te denken uit het publieke debat. Dat het niet zo eenvoudig lag, bleek een decennium later. De politieke geschiedenis die Fukuyama voor afgerond had verklaard, bleek helemaal niet te zijn stilgezet. Niet alleen vormde de politieke islam een nieuwe uitdaging, maar ook de triomferende wereldorde zelf betoonde zich allerminst volmaakt. Was Fukuyama daarmee een dwaallicht geworden, een voorbeeld van intellectueel opportunisme dat de Franse denker Julien Benda in de jaren twintig al ‘het verraad der klerken’ had genoemd? Niet de feiten en het onbevooroordeelde denken gaven voor hen de doorslag, zo had Benda zijn mede-intellectuelen voorgehouden, maar wat zij politiek en moreel wenselijk vonden. En daarmee leidden zij hun lezers en bewonderaars willens en wetens op een dwaalweg. Scheldwoord
De meest spraakmakende intellectueel van de twintigste eeuw is waarschijnlijk Jean-Paul Sartre geweest, en ook hij maakte zich nogal eens aan een dergelijk politiek wensdenken schuldig. Terwijl de Sovjet-Unie zuchtte onder een mengsel van politieke onderdrukking en economisch wanbeleid, bleef hij hardnekkig de superioriteit van de communistische belofte van gelijkheid onder alle mensen verdedigen. Dat heeft de reputatie van intellectuelen geen goed gedaan. Onwillekeurig kwamen zij te boek te staan als wereldvreemde, maar daarom niet minder gevaarlijke dwaallichten. Zij bedrogen het volk en wisten vooral de jeugd te verleiden: het verwijt dat al tweeëneenhalf millennium geleden werd ingebracht tegen de eerste
18
AMC M aga zine september 2011
intellectueel uit de geschiedenis, Socrates. Hij werd ervoor tot de gif beker veroordeeld. Tussen de intellectuelen en de publieke opinie botert het dus al veel langer niet zo best. Gehaat te worden door minstens een deel van de bevolking behoort tot de risico’s van hun beroep. Zij danken er zelfs hun naam aan. ‘Intellectueel’ was het scheldwoord waarmee in het Frankrijk van rond 1900 de publicisten werden aangeduid die partij kozen voor de wegens hoogverraad veroordeelde joodse kapitein Dreyfus. Prompt omarmden zij die term als een geuzennaam voor wat vanaf dat moment een aparte, homogene kaste van schrijvers en denkers leek te zijn geworden. In werkelijkheid is die eenheid altijd maar schijn geweest. Tegenover de romanschrijver Emile Zola en zijn medestanders, die het in 1898 met het krantenartikel J’accuse voor Dreyfus opnamen, stonden minstens evenzovele zelf benoemde verdedigers van de ‘eer van Frankrijk’. Sartre vond in de jaren vijftig denkers tegenover zich als Raymond Aron en Albert Camus, die scherp kritiek uitoefenden op het communisme. En toen de VS na de val van de Muur een nieuwe beloofde, vroeg de Duitse filosoof Peter Sloterdijk zich al snel af of het door Fukuyama bejubelde liberaal-kapitalisme werkelijk zo’n schitterend idee was. Intellectuelen zijn nu eenmaal geen mensen die de waarheid in pacht hebben. Niet omdat we in postmoderne snit aan de waarde van ‘de waarheid’ zelf zouden moeten twijfelen, maar omdat ons inzicht nu eenmaal beperkt is. Dat geldt ook voor een intellectueel, al dient hij beroepshalve wel een behoorlijke bagage aan kennis op uiteenlopende gebieden met zich mee te torsen. Voor zijn politieke en morele taak is dat echter niet voldoende. Een intellectueel is pas werkelijk in zijn element wanneer hij zegt wat hij vindt van wat hij ziet. Die mening houdt hij zijn lezers en toehoorders voor als iets wat ze tot het hunne kunnen maken – of niet. Een intellectueel is een dealer van opinies die de burger kan overnemen of kan laten voor wat ze zijn. Niet dat die meningen even solide of waardevol zijn.
In zijn geruchtmakende Waar zijn de intellectuelen? signaleerde de Engelse cultuursocioloog Franklin Furedi een ‘dumbing down’ van onze cultuur. Politici, gezagsdragers, media en culturele instanties zouden zich geen raad meer weten met hun traditionele voorbeeldfunctie. Geen wonder dat het hedendaagse maatschappelijk debat wordt beheerst door soundbites, oneliners en andere hapklare brokken. Lijdt de samenleving aan acute verkleutering? In de serie ‘Niet te moeilijk graag’ wordt die vraag voorgelegd aan
Jean-Paul Sartre op de barricaden
uiteenlopende wetenschappers en publicisten. Aflevering 1:
racisme.
tijdens een demonstratie tegen Foto: Michael Ginfray/Apis/Sygma/
Ger Groot over nut en status van de intellectueel. AMC M aga zine september 2011
Corbis
19
N i e t
Ger Groot. Foto: Xander Remkes
t e
m o e i l i j k
g r aa g
Elke opinie is gebaseerd op een selectie van feiten, maar die feiten moeten wel kloppen en de keuze moet redelijk te verantwoorden zijn. Daarom krijgt een visie pas intellectuele waarde wanneer er een gedachtegang achter steekt die feiten op een logische wijze combineert en daaruit een overtuigende conclusie trekt. Fusilleer Sartre
Zo zou het althans moeten zijn. De werkelijkheid is een stuk weerbarstiger. Mensen laten zich niet zomaar overtuigen door argumenten, en wat strookt met de eigen opinie klinkt bij voorbaat al een stuk plausibeler. Daarom dienen intellectuelen vaak eerder als boegbeeld voor een geharnast geloof dan dat zij het denken een onverwachte wending geven. Bij columnisten als Bob Smalhout of Elsbeth Etty weet de lezer bij voorbaat wat hij aan hen heeft. Hij bewondert of verafschuwt hen veelal minder om wat zij zeggen dan om wat zij symboliseren. Sartre was misschien wel dé intellectuele icoon van de twintigste eeuw, en daarom werd hij even vurig bewonderd als gehaat. En beide met evenveel recht. Want zo dubieus als zijn bewondering voor het communisme geweest mag zijn, zo heldhaftig betoonde hij zich in zijn steun aan de Algerijnse strijd tegen het Franse kolonialisme. Meerdere keren werden er bomaanslagen op zijn huis gepleegd en als hij goed luisterde, kon hij soms in de verte duizenden demonstranten horen scanderen: ‘Fusilleer Sartre!’ De mediagenieke Franse filosoof Bernard-Henri Lévy, die nu op zijn beurt zijn stem verheft over de meest uiteenlopende onderwerpen, heeft de vorige eeuw daarom ‘de eeuw van Sartre’ genoemd. Was het ook de eeuw van de intellectueel? In ieder geval kreeg vanaf 1900 diens gestalte pas werkelijk vorm: precies op het moment waarop ook de ‘massa’ voor het eerst een politieke rol begon te spelen. Want hoe gespannen de
20
AMC M aga zine september 2011
verhouding tussen intellectuelen en het grote publiek soms ook mag zijn, zij kunnen niet zonder elkaar. De intellectueel verheft zijn stem in het openbare debat – maar om dat te kunnen doen, moet er wel eerst zoiets als een openbare debatsfeer zijn. In samenlevingen die bestuurd worden vanuit een autocratisch centrum, ontbreekt die openbaarheid. Burgers kunnen erin onderling bespreken wat ze willen, politieke relevantie krijgen die meningen nooit. Pas in een democratisch bestel wordt het van belang wat burgers zeggen en vinden. In de achttiende eeuw begon het publieke debat in Europa langzaam vorm te krijgen, al waren de kringen waarin dat gebeurde nog beperkter dan ze in het antieke Athene waren geweest. Daar bleef de democratie beperkt tot de relatief kleine groep van vrije mannen. In het achttiende-eeuwse Frankrijk en Engeland werd ze een zaak van de opkomende burgerij. In beide gevallen heetten de voornaamste woordvoerders van het publieke denken ‘filosofen’. Z aak van weinigen
Sinds de Franse en de Amerikaanse revolutie heeft het ‘volk’ dat in de democratie mocht meepraten zich langzaam uitgebreid, en in het begin van de twintigste eeuw was dat proces met het algemeen kiesrecht formeel voltooid. Op hetzelfde moment traden dealers in ideeën naar voren die nu niet langer ‘filosofen’ maar ‘intellectuelen’ heetten. Zij voedden de discussies met hun denkkracht, die de plaats innam van de gedecreteerde waarheden van vorst en kerk. Maar het volk besliste uiteindelijk over wat hem het beste leek. Opnieuw: zo had het in het ideale geval moeten zijn. In werkelijkheid bleef het publieke debat een zaak van weinigen. Hoevelen zullen in 1898 Zola’s J’accuse werkelijk in hun ochtendkrant hebben gelezen? Als het merendeel van de bevolking al iets las, dan zal het een boulevardkrant geweest zijn. Daarin is honderd jaar later weinig veranderd, al hebben de elektronische media de gedrukte in grote mate verdrongen. Zo is er dus een wonderlijke paradox ontstaan. De intellectueel is geboren met de democratie, maar erg beslissend is zijn mening nooit geworden. Altijd zijn er krachtiger bewegingen aan het werk geweest die over geld en goed, over oorlog en vrede, en over collectieve liefde of haat hebben beslist. De doorslag werd altijd gegeven door the economy, stupid!, door de gewiekstheid van politieke slogans of de verblinding van het moment. Sartre kon zo beroemd zijn dat De Gaulle hem na zijn arrestatie prompt liet bevrijden ‘omdat je nu eenmaal geen Voltaire gevangen zet’. In zijn politieke besluiten liet de president zich echter op geen enkel moment door hem gezeggen. Misschien was dat maar goed ook. Intellectuelen zijn
notoire mislukkelingen gebleken wanneer het op de uitoefening van de macht aankwam. Is hun opdracht zelf daarom ook mislukt? Moeten we na de afsluiting van de ‘eeuw der intellectuelen’ besluiten dat hun roeping overbodig is geworden – en misschien zelfs altijd al is geweest? Dan zou het zijn alsof de hele democratische twintigste eeuw, waarin de massa van het volk eindelijk politieke betekenis kreeg, nooit bestaan had. We zouden terugvallen in een bestel waarin het reilen en zeilen van het land opnieuw bepaald wordt door de wil van een autocraat, een religieuze kaste of de bedwelmende retoriek van de volksmenger. Met zijn failliet sleept de intellectueel de democratie mee de ondergang in. Want als intellectuelen en democratie tegelijk geboren worden, dan zou er van de laatste zonder de eersten ook weinig overblijven. Intellectuelen zijn de verpersoonlijking van de plicht van het volk om voor zichzelf te denken, wanneer de politieke en maatschappelijke orde niet meer van bovenaf wordt voorgeschreven. Zij laten zien hoe je ideeën vormt en vervolgens toetst. Hun enige macht is die van het woord, maar op die macht komt het wel aan wanneer een samenleving lucide en rechtvaardig wil zijn. Niet ondenkbaar
Daarom slaat íedere burger de intellectuele weg in zodra hij begint na te denken en zijn ideeën begint te toetsen. Uit dergelijke burgers is een democratische samenleving opgebouwd. Intellectuelen zijn, zou je kunnen zeggen, de professionals zonder wie die burgerplicht niet goed kan worden vervuld. Wie hen wenst af te schaffen, verhindert ook de burger zelf te denken – en vervangt de democratie door een bestel waarin dwang en geweld de doorslag geven. Dat zoiets gebeurt, is natuurlijk niet ondenkbaar. Op meerdere momenten in de twintigste eeuw heeft het intellectuele debat het al moeten afleggen tegen luider en grover klinkende stemmen, die uit naam van ‘het volk’ geen boodschap zeiden te hebben aan de haarkloverijen van nuffige betweters. Dat is op den duur nooit goed afgelopen, maar daarmee zijn herhalingen nog niet uitgesloten. De lessen van de geschiedenis leggen zelden veel gewicht in de schaal. Totalitaire regimes die het vrije intellectuele debat bedreigen, zijn er op dit ogenblik minder dan ooit – en binnen Europa al helemaal niet. Paradoxaal genoeg lijkt de intellectuele stem nu juist door de zachte krachten van de democratie zelf te worden bedreigd. De democratisering van de massamedia heeft een nivellering teweeg gebracht waarin – zo vrezen velen – alleen het geluid van de grootste gemene deler nog recht van spreken heeft. De overtuiging dat iedereen gelijk is, heeft
het gezag van ‘professionele’ denkers bovendien danig ondermijnd. Het succesvolle koppel democratie-intellectualiteit lijkt daardoor aan zijn eigen succes ten onder te gaan. De burger heeft niet alleen meer geleerd voor zichzelf te denken, hij is er maar al te zeer van overtuigd geraakt dat ‘hij zelf wel uitmaakt’ wat hij van de wereld vinden moet. De belerende toon van intellectuelen is hij liever kwijt dan rijk. Ook dát gaat op den duur niet goed, want zonder de brede blik, de ruime vorming en de denkdiscipline die het instrumentarium vormen van de intellectueel komt er van de creatieve vorming van ideeën al snel weinig meer terecht. Leven we daarom in een tijdperk van ‘ondergang van het denken’, zoals de Franse filosoof Alain Finkielkraut zo’n twintig jaar geleden al schreef? Dreigt in het openbare debat het argument te worden vervangen door het redeloze sentiment: in het beste geval van het hart, in het slechtste van de onderbuik? Ik denk dat het zo’n vaart niet loopt. Niet omdat er voor het publieke debat zo’n stralende toekomst is weggelegd, maar omdat een dergelijk pessimisme gebaseerd is op een idealisering van het verleden. Natuurlijk wordt een genuanceerd en doordacht betoog in de populairste media vaak node gemist. Maar is het ooit anders geweest? Wie klaagt over de afnemende ruimte voor discussies in dagbladen moet zich realiseren dat kranten voor 1970 helemaal geen opiniepagina’s hadden. Wie op de televisie verlangt naar diepgravende programma’s, moet bedenken dat formules als Zomergasten of Buitenhof recente verschijnselen zijn. Reden tot zorg hebben alleen degenen die denken dat het met het intellectuele debat alleen maar steeds beter zal gaan, omdat de geschiedenis per se vooruitgang betekent. Voor het denken heeft dat nooit gegolden. Er wordt nu niet béter geredeneerd dan in de Middeleeuwen, er wordt niet verstandiger gediscussieerd dan honderd jaar geleden. Hoogstens wordt er door méér mensen deelgenomen aan de discussie, en dat is in ieder geval toe te juichen. Intellectuelen moeten zich dus geen zorgen maken om hun positie. Die is nu niet marginaler dan ze was, maar ook niet minder marginaal dan ze sinds hun opkomst is geweest. Hun rol is wezenlijk voor de democratie, maar tegelijk zeer beperkt in de politieke besluitvorming. Bij die contradictoire rol zullen ze zich moeten neerleggen. Die is gegeven met de tegenstrijdigheid in hun eigen taak: ideeën te moeten spuien in het besef dat ook zij uiteindelijk de wijsheid niet in pacht hebben. Hardop denken, en tegelijk moeten toegeven: ‘ik weet dat ik niets weet’ – dát was ook al de zelfopgelegde taak waarmee Socrates zich ooit onsterfelijk heeft gemaakt.
AMC M aga zine september 2011
21
g e n e n
u i t s c h a k e l e n
De collectie van 160.000 synthetische DNA-moleculen die het AMC vier jaar geleden aanschafte, blijkt een groot succes. Met de moleculen kunnen researchers afzonderlijke genen in cellen uitzetten om hun functie te bestuderen. Dat heeft het onderzoek enorm versneld. Studies die vastliepen of gewoonweg onmogelijk waren, werd nieuw leven ingeblazen. Inmiddels zijn er al mooie resultaten.
Succesvolle haarspelden Irene v an El z akker
Op de gang van de afdeling Oncogenomics staan twee grote vrieskisten. Onderzoeker Dirk Geerts maakt er eentje open. Uit de koude dampen die opstijgen, trekt hij een metalen rek vol plastic doosjes: de DNAmoleculen. Ieder doosje heeft een eigen streepjescode, en zo zijn er maar liefst 160.000. Bewaard bij min 80 graden en eind 2007/begin 2008 in vijf delen vanuit de Verenigde Staten naar het AMC gebracht. Met de moleculen, short hairpin RNA’s (shRNA’s) genaamd, kunnen zo’n achttienduizend menselijke en zestienduizend muizengenen uitgezet worden. Zij doen dit via een natuurlijk mechanisme dat RNA interferentie (RNAi) heet. Dit mechanisme is ontdekt door Andrew Fire en Craig Mello, die hiervoor in 2007 de Nobelprijs kregen. De moleculen zijn gemaakt door wetenschappers van het Massachusetts Institute of Technology en de Harvard University in Boston, die zich verenigden in The RNAi Consortium (TRC). Op initiatief van Rogier Versteeg, hoofd van de afdeling Oncogenomics, testte het AMC de mogelijkheden van de DNA-bibliotheek uitvoerig. Besloten werd om samen met het Erasmus MC en het Leids Universitair Medisch Centrum de constructen aan te schaffen. In het AMC zijn de moleculen beschikbaar voor iedereen die de functie van een bepaald gen wil bestuderen. De onderzoeker krijgt het benodigde shRNA-construct, werkt het op en verpakt het vervolgens in een virus. Het virus wordt bij de cellen gestopt die het onderwerp zijn van de research, en een paar dagen later is het gen uitgeschakeld. Geerts: ‘Voordat de constructen beschikbaar waren, duurde het zes maanden om één gen te bestuderen. Nu is dat nog geen drie weken.’ Wat dat kan betekenen voor het wetenschappelijk
22
AMC M aga zine september 2011
onderzoek, is al bij enkele projecten duidelijk geworden. Zo is er succes geboekt bij de research naar neuroblastoom, een zeldzame tumor van het autonome zenuwstelsel die bij ongeveer een op de honderdduizend kinderen voorkomt. De afdeling Oncogenomics buigt zich al vele jaren over de oorzaken van deze vorm van kanker. Tot nu toe zijn er wereldwijd zo’n twintig genen gevonden die betrokken zijn bij het ontstaan van de tumoren. De meeste daarvan zijn uitgeschakeld in neuroblastoomcellen om te zien wat er dan gebeurt. Kerngezond
Dat leverde al een publicatie op in het hoog aangeschreven wetenschappelijke tijdschrift PNAS. ‘Zonder de DNA-bank was dat niet gelukt’, vertelt Geerts. ‘We hadden namelijk het CDK2-gen in het vizier. In veel neuroblastomen staat dat gen aan, waardoor de tumor hard groeit. Normaal gezien deelt een cel zich, waarna er een rustpunt optreedt in de celcyclus. Is er veel CDK2 aanwezig, dan blijft de cel zich vermenigvuldigen.’ Muizen waarbij het CDK2-gen uitgeschakeld was, bleken kerngezond, wat wil zeggen dat je het gen met een gerust hart kunt blokkeren. Toen de onderzoekers dat bij neuroblastoomcellen deden met behulp van het CDK2 shRNA-construct, zagen ze dat de tumorcellen doodgingen. Geerts: ‘Alleen met dat construct konden we rechtstreeks aantonen dat CDK2 de boosdoener is.’ Ook het Laboratorium voor Experimentele Virologie van Ben Berkhout zag nieuwe mogelijkheden voor het hiv-onderzoek met de komst van de DNA-bank. Daar wordt geprobeerd om het aidsvirus te vertragen als het zich probeert te vermenigvuldigen. Hiv dringt bepaalde lichaamscellen binnen en maakt gebruik van de in
die cellen aanwezige eiwitten om zich verder voort te planten. De vraag is nu welke eiwitten het virus precies nodig heeft om dat te kunnen doen. Daarvoor moet je steeds één gen uitschakelen en nagaan of het virus zich nog steeds kan vermenigvuldigen. ‘Er zijn maar liefst driehonderd kandidaatgenen’, zegt Geerts. ‘Zonder de DNA-bank zou dat een heidens karwei zijn dat vele jaren in beslag neemt.’ Met behulp van de shRNA-constructen hebben de onderzoekers in een jaar tijd heel wat genen weg kunnen strepen. Ook vonden ze genen die na uitschakeling het virus flink vertraagden, wat begin 2011 een publicatie opleverde in Antiviral Research. Daar wordt nu verder onderzoek naar gedaan. Net werk
‘De snelheid waarmee je nu kunt werken, is enorm’, vertelt Geerts. ‘Het gaat niet alleen om dat ene gen dat je uitschakelt. Een gen stuurt een of meer andere genen aan, en die op hun beurt ook weer. Daarvan wil je eveneens weten wat hun functie is. We zijn bij neuroblastoom wel een jaar of tien bezig geweest om zo’n netwerk bloot te leggen. En dan vind je ongeveer vijf genen die belangrijk zijn. Nu hebben we er in twee jaar tijd dertig ontdekt.’ En het blijft niet bij het vinden van belangrijke genen alleen. Zodra bekend is welk gen je zou moeten uitschakelen om bijvoorbeeld een tumor te remmen, kun je kijken of er al medicijnen beschikbaar zijn waarmee je dat voor elkaar krijgt. Geerts: ‘CDK2 is een specifiek kinase, een eiwit dat andere eiwitten activeert. Er zijn al veel middelen die kinases remmen, en verschillende daarvan hebben effect op CDK2. Nu gaat onze afdeling na of zich daartussen medicijnen bevinden die precies doen wat nodig is om een neuroblastomacel het loodje te laten leggen. Die zullen verder worden ontwikkeld en uiteindelijk in farmaceutische trials worden getest.’ Inmiddels werken zeventien andere afdelingen van het AMC met constructen uit de DNA-bank. Daarnaast worden de moleculen verstrekt aan onderzoekers van Sanquin en AMT (Amsterdam Molecular Therapeutics, een spin off van het AMC). Samen bestuderen zij meer dan duizend genen.
Foto: Frank Muller/Hollandse Hoogte
G e b r o k e n
R i j m
De wilde magie van ontroering Fr ans Meulenber g
Ziekenhuizen zijn bij uitstek broed plaatsen van emoties. Dichters gelden als meesters van de gecomprimeerde emotie. Voegen ze naast schoonheid ook iets toe aan ons weten? Een serie verkenningstochten langs de grenzen van emoties, poëzie en zorg onder het aan Lucebert ontleende adagium: ‘Een goed woord vindt steeds een goede plaats.’
24
AMC M aga zine september 2011
‘Ontroering heeft iets buitengewoon intrigerends’, stelt Rutger Kopland in zijn essaybundel ‘Het mechaniek van de ontroering’. Hoe bestaat het dat een nest jonge poesjes, een tranentrekkende film of een vergeelde foto iets onverhoeds teweeg kan brengen dat lijkt op het losspringen van een slot: ‘Een op het eerste gezicht onbetekenende sleutel past op een slot waarvan je niet wist dat je dat in je omdroeg’. Een boek lang tracht Kopland, als een uurwerker, dit mechanisme te doorgronden, om te merken dat hij dit hooguit kan benaderen. Gedichten en ontroering hebben veel gemeen, schrijft Ellen Warmond (1930-2011) in ‘Poëzie’: Poëzie is een steen die een steen ontmoet en moet slikken van ontroering Dat ‘slikken’ is een fysieke reactie, zoals daar ook zijn opwellende tranen, kippenvel, brok in de keel, lichte duizeligheid of koude rillingen. Deze lichamelijke sensaties zijn een signaal dat de betrokkene fundamenteel geraakt is door iets, iemand of een situatie die er voor hem of haar kennelijk toe doet. Neem de ontroering die je treft bij het zien van een schilderij, het horen van muziek of een overweldigende natuursensatie. Allemaal esthetische ervaringen. Zo roept de Franse Renaissancedichter Pierre de Ronsard (1524-1585) alle natuurelementen aan om van zijn liefde te getuigen jegens de beminde die hij moet verlaten en die hem altoos in ontroering gevangenhoudt: Omdat ik bij vertrek, verteerd door kommer en woede, Geen vaarwel wist te zeggen aan die mooie ogen Die mij dichtbij en ver weg in ontroering gevangenhouden, Smeek ik u, hemel, lucht, winden, bergen en vlakten Kreupelhout, wouden, oevers en bronnen Spelonken, weiden, bloemen, zegt gij het tot haar in mijn plaats. (Vertaling: José van de Kreeke) Ontroering overkomt ons. Weerstand bieden helpt niet, men wenst zich ook niet te verzetten, volkomen opgaand in die ontroering, dat orgasme der emoties. Naast de esthetische vorm is er de ontroering die voortkomt uit het meeleven met anderen. Als bijvoorbeeld op het gezicht van de stervende moeder plots een glimlach doorbreekt. Het contrast schudt ons door elkaar: ondanks alle ellende valt er toch een lichtpuntje te ontdekken. Ontroering appelleert aan een gevoel van verbondenheid, met baby’s en kinderen - met als
bijvangst vertedering - het trouwen van familie of goede vrienden en andere ‘grote’ gebeurtenissen in het leven. Daarnaast is er ook de verbondenheid met een groter geheel, zoals volk en vaderland. Dan schiet men vol bij het aanhoren van het Wilhelmus voor aanvang van een voetbalwedstrijd. De dichterlijke grootmeester der gevoelens is de Duitser Rainer Maria Rilke (1875-1926) die ontroering vooral zocht in vrouwen maar ook in de kleine details in zijn omgeving. Ontroering doet de ziel losweken in ‘Da neigt sich die Stunde und rührt mich an’: Da neigt sich die Stunde und rührt mich an mit klarem, metallenem Schlag: mir zittern die Sinne. Ich fühle: ich kann – und ich fasse den plastischen Tag. (…) Nichts ist mir zu klein, und ich lieb es trotzdem und mal es auf Goldgrund und groß und halte es hoch, und ich weiß nicht wem löst es die Seele los... Rilke zocht ontroering. Zijn trillende zintuigen staan borg voor ontvankelijkheid, met ontroering als vehiculum. Centraal bij ontroering is het gevoel van ‘zo is het’. In een flits doorgronden we de samenhang der dingen, overvallen door het toeval in een arrangement of scenario dat niemand vooraf had bedacht . Het is een zintuiglijk genieten - in ‘Het tuinfeest’ van Martinus Nijhoff (1894-1953) - van ‘de sublieme momenten en het sentiment daartusschen’. Hoe ziet dat scenario er precies uit? Of om Koplands terminologie te gebruiken: hoe werkt het mechaniek van de ontroering? Het brein van de mens is een dwangmatig zoeker naar samenhang en het wil de grillige patronen en signalen van het leven kunnen duiden, al is die innerlijke samenhang ogenschijnlijk verloren gegaan, aldus K. Michel in ‘Boem de nacht’: Naarmate mijn leven zich ontrolt en ontbindt in steeds grilliger patronen ontvang ik dit soort signalen des te gretiger; souvenirs van een vergane samenhang; ‘Complexe processen’ noemt Michel ze verderop in dit gedicht. Het mechanisme is geen overzichtelijke, soepele en geoliede machine; de wegen zijn juist grillig, vol kruispunten, doodlopende paden, onvermoede zijwegen, onbewaakte spoorwegovergangen met af en toe zelfs een open brug. Zonder routebeschrijving, zonder handleiding. Het is de Russisch-Amerikaanse dichter
en romanschrijver Vladimir Nabokov (1899-1977) die in ‘Lectures on Literature’ onthult hoe ontroerd raken ontstaat door razendsnelle, bijna willekeurige associaties, waarna de ‘vergane samenhang’ zich plotseling openbaart: Een voorbijganger fluit een deuntje precies op het moment dat je de weerspiegeling van een tak in een plas water ziet, en dat brengt onmiddellijk een herinnering naar boven van vochtige groene bladeren en driftig kwetterende vogels in een of andere oude tuin, en een oude vriend die al jaren dood is, stapt plotseling, terwijl hij zijn druipende paraplu dichtklapt, glimlachend tevoorschijn uit het verleden. (…) Het geheel duurt slechts één helverlichte seconde en de stroom van indrukken en beelden gaat zo snel dat je het mechanisme dat loopt van herkenning via vorming naar versmelting niet kunt volgen. (…) Het is als een legpuzzel die in een flits voor je geestesoog in elkaar valt, zonder dat je brein in staat is om na te gaan hoe en waarom de stukjes passen - en je ervaart een huiverende sensatie van wilde magie. (Vertaling: Francine Aarts) Ontroering ligt klaar, al beseffen we niet dat het klaar lag. Het ongevraagde maar zeer welkome mirakel komt pas aan het licht door de vervulling. Ontroering is een openbaring die dwingt tot overgave. Niet luidop maar in stilte genoten. Het is déjà vu en déjà vécu ineen. Een vorm van machteloosheid in positieve zin: overweldigd als we zijn door een sublieme ervaring. De ontroerde mens is dan als een weekdier, op zijn kwetsbaarst. Poëzie lezen is een geheim bijwonen. Rilke wist dat ontroering zich kan verschuilen in zelfs de miniemste details die hij tevoorschijn schrijft of die onverhoeds opduiken. Dat beseft ook dichter-kunstenaar Ted van Lieshout. Hij vindt ontroering zelfs letterlijk terug in een alledaags stilleven aan de keukentafel, met een kopje en schotel of een theeglas, waarna hij luchtig en laconiek laat weten: Ontroerd is met een lepeltje
Dit is het laatste deel van deze reeks.
AMC M aga zine september 2011
25
Foto’s: Corbis
b e r i c h t e n
De tentamenzaal in het IWO-gebouw. Foto: Wim Klerkx
E u r o p e e s s u cc e s voor AM C - o n d e r z o e k e r s
Drie AMC-onderzoekers krijgen een persoonsgebonden subsidie van de European Research Council. Deze Starting Grant wordt eens per jaar beschikbaar gesteld aan jonge, veelbelovende wetenschappers die alles in zich hebben om onafhankelijke onderzoeksleiders te worden met vernieuwende ideeën. Elk van de AMC’ers krijgt ongeveer 1,5 miljoen euro voor vijf jaar research.
A a i b a a r AM C
Dertig jaar geleden verrees tussen de weilanden in Amsterdam Zuidoost het AMC. Sindsdien verkeert het ziekenhuis in een bijna permanente staat van verbouwing. In ‘Aaibaar beton. Dertig jaar bouwontwikkeling in het AMC’ komt de geschiedenis van het gebouw voorbij in foto’s en verhalen. Aanleiding voor het boek is het afscheid van directeur Bouw en Huisvesting Geert Jan van Oenen, die een cruciale rol heeft gespeeld bij de vele verbouwingen en huisvestingsplannen op het AMC-terrein. Hij kreeg dan ook het eerste exemplaar uitgereikt van de speciale uitgave. Het boek gaat in op de lange voorgeschiedenis van het ziekenhuis, de fusie tussen Wilhelmina Gasthuis en Binnengasthuis, de academisering van de gezondheidszorg en de invloeden van de politiek en de architectuur. Vervolgens
komen de ontwikkelingen aan bod die van invloed zijn geweest op het AMC-gebouw. Zo waren er het toenemend aantal patiënten en werknemers en de veranderingen in de zorg. Ook de mogelijkheden van de geneeskunde werden groter, bijvoorbeeld op het vlak van chirurgie en beeldvorming. Daarnaast veranderden de opvattingen over de zorg voor en de behandeling van psychiatrische patiënten. Al deze ontwikkelingen leiden nog steeds tot de nodige aanpassingen van het gebouw. Zo kwamen er multifunctionele behandelkamers, vergaderkamers met videoconferentie, centrale balies, een hypermodern laboratorium, een onderkomen voor proefdieren, een computerstudiezaal en huiskamer voor studenten, een milieuvriendelijke energiecentrale en een kantoorgebouw voor spin-offs. In dit soort projecten en alle andere verbouwingen is de afgelopen dertig jaar een bedrag geïnvesteerd dat gelijkstaat aan de oorspronkelijke bouwsom van het AMC,
26
ruim 450 miljoen euro. ‘Aaibaar beton’ heeft een apart hoofdstuk over het kunstbeleid. Al vanaf het ontstaan van het gebouw spelen de kunstcollecties en –opdrachten voor de openbare ruimte een belangrijke rol. De kunst heeft een nauwe relatie gekregen met het dagelijks gebruik van pleinen, straten, gangen en werkplekken. Met elke nieuwbouw komen ook opdrachten van de Kunststichting AMC. Een deel van de foto’s in het boek is gemaakt door fotograaf Wim Klerkx. Deze beelden maken eveneens deel uit van de AMC Kunstcollectie. Ze zijn nog tot 6 september te zien in de Brummelkamp Galerie in het hoofdgebouw. ‘Aaibaar beton’ is in eigen beheer uitgegeven en is te koop bij de Cadeaushop van het AMC voor € 30,-. Het boek kan ook besteld worden bij de afdeling Voorlichting, tel. 020 566 2421, of via voorlichting@ amc.nl.
AMC M aga zine september 2011
Neuroloog Diederik van de Beek gaat met het geld onderzoek doen naar de genetische factoren die een rol spelen bij de gevreesde aandoening bacteriële meningitis (hersenvliesontsteking). Hij heeft een landelijke studie opgezet die zowel bij de mens als bij de bacterie kijkt naar genetische factoren, met als doel nieuwe therapieën te ontwikkelen. Vragen die daarbij aan bod komen, zijn: waarom krijgt iemand meningitis, wat bepaalt het verloop van de ziekte en welke factoren zorgen ervoor dat een patiënt herstelt, overlijdt of met allerlei restverschijnselen kampt zoals invaliditeit? Sheila Krishnadath van de afdeling Maag-, Darm- en Leverziekten wil gaan proberen om de Barrettslokdarm te genezen. Barrettweefsel ontstaat doordat jarenlang omhoog komend maagzuur de slokdarmwand aantast. Dat verhoogt de kans op slokdarmkanker. Krishnadath ontdekte dat twee factoren ervoor zorgen dat een gewone plaveiselcel in de
wand van de slokdarm in een Barrettcel verandert. Ze gaat remmers voor deze factoren ontwikkelen en deze in proefdiermodellen testen. Daarmee wil ze niet alleen voorkomen dat de plaveiselcellen veranderen. Het doel is ook om de al aanwezige Barrettcellen terug te veranderen in gewone cellen. Decennialang onderzoek heeft nog steeds geen bruikbaar vaccin tegen hiv opgeleverd. De gebruikelijke methodes bij het ontwerpen van vaccins leiden bij hiv niet tot het opwekken van neutraliserende antistoffen (antistoffen die de ziekteverwekker herkennen en aanvallen). Antistoffen worden gemaakt door B-afweercellen die in contact komen met een ziekteverwekker, maar hiv kan zijn vorm zodanig veranderen dat het slecht herkend wordt door deze B-cellen. Het gevolg is dat er nauwelijks neutraliserende antilichamen opduiken om het virus uit te schakelen. Rogier Sanders van het Laboratorium voor Experimentele Virologie gaat een vaccin ontwikkelen dat gericht is op het eiwit dat zich op het omhulsel (de envelop) van het virus bevindt. Hij gebruikt hiervoor de nieuwste technieken voor vaccinontwerp. Doel is om te komen tot een envelopeiwit vaccin dat altijd goed herkend wordt door B-afweercellen, en altijd goede neutraliserende antistoffen opwekt, hoezeer hiv ook verandert. Het is de eerste keer sinds de invoering van de ERC Starting Grants in 2007 dat het AMC zo’n subsidie binnenhaalt. De ERC stelde voor deze ronde zo’n 660 miljoen euro beschikbaar, goed voor de financiering van tussen de vijf- en zeshonderd Europese onderzoekers.
Nieuwe behandeling wijnvlekken
Technologiestichting STW heeft Michal Heger van de afdeling Experimentele Geneeskunde een Valorisation Grant toegekend. Hiermee wil hij een door hem bedachte technologie voor de behandeling van wijnvlekken verder ontwikkelen naar een toepassing. Een wijnvlek is een aangeboren vaatafwijking waarbij de haarvaten in de huid sterk zijn uitgezet. De roze tot paarse verkleuring zit vaak in de hals en in het gezicht. Ongeveer een half procent van de bevolking wordt geboren met wijnvlekken. Ze verdwijnen niet spontaan, waardoor ze voor sommigen een flinke emotionele en fysieke last kunnen vormen. Een laserbehandeling, waarbij de bloedvaatjes worden verhit en schrompelen, kan prima resultaten opleveren. Helaas lukt dat lang niet bij alle wijnvlekken: sommige zijn na vele behandelingen nog steeds goed zichtbaar. Michal Heger ontwikkelde een methode om medicijnen selectief af te leveren op de plaats van de vaatschade. In combinatie met laserpulsen zouden die de effectiviteit van de behandeling moeten vergroten. Belangrijk onderdeel zijn warmtegevoelige liposomen (kunstmatige, door een membraan omgeven deeltjes) die middelen bevatten die van invloed zijn op de bloedstolling. Zij zorgen ervoor dat uitgezette vaten dichtslibben. Dit leidt tot een ontstekingsreactie die verwijdering van de bloedvaten mogelijk maakt. Proeven in het laboratorium en in vivo toonden veelbelovende resultaten. Voordat klinische studies mogelijk zijn, moet Heger echter nog de nodige studies verrichten bij proef-
dieren. Hiervoor kreeg hij de Valorisation Grant van STW. Deze grant is opgezet omdat het voor onderzoekers lastig is financiering te vinden voor het verder ontwikkelen van een idee dat uit hun research is voortgekomen. Reguliere onderzoeksfinanciering biedt vaak te weinig ruimte voor het aanvullende onderzoek dat in dit stadium onontbeerlijk is. Heger kreeg een fase-1 grant. Daaraan is een bedrag van maximaal 25.000 euro verbonden voor een studie naar de technologische en commerciële haalbaarheid van zijn voorstel.
H e r s t e l va n het net vlies
Sizar Kamar heeft een Mozaïeksubsidie gekregen van NWO voor promotieonderzoek. Hiermee gaat hij research doen naar herstel van het netvlies bij Retinitis Pigmentosa. Retinitis Pigmentosa (RP) is een verzamelnaam voor een groep erfelijke oogziekten waarbij de fotoreceptorlaag van het netvlies zijn functie verliest. In de fotoreceptorlaag bevinden zich de kegeltjes en de staafjes, die van belang zijn voor het zien van kleuren en kijken in het donker. Bij RP worden de patiënten geleidelijk aan blind. Kamar bestudeert een nieuwe methode (optogenetics) om de functie van de fotoreceptorlaag te herstellen. De Mozaïeksubsidie is bedoeld om meer afgestudeerden uit minderheidsgroepen te laten instromen in de wetenschap. Elke kandidaat ontvangt 200.000 euro. Dat bedrag komt van NWO en het ministerie van OCW. Uit 44 aanvragen werden er in totaal 19 gehonoreerd.
Eigen onderzoekslijn voor reuma en cholesterol
Jaarlijks biedt ZonMw vijf jonge, gepromoveerde clinici een klinische fellowship. Dit jaar gingen twee van de beurzen naar het AMC. Kees Hovingh van de afdeling Vasculaire Geneeskunde en Sander Tas van Klinische Immunologie en Reumatologie mogen hiermee een eigen wetenschappelijke onderzoekslijn opzetten. Beide onderzoekers krijgen maximaal 160.000 euro voor hun research. Het project van Sander Tas is getiteld: ‘Noncanonical NF-kappaB signalling in angiogenesis: switch from acute to chronic inflammation?’ Reumatoïde artritis wordt gekenmerkt door een chronische ontsteking van de binnenbekleding (het synoviale weefsel) van het gewricht. Er zijn steeds meer aanwijzingen dat de ziekte ontstaat door geactiveerde witte bloedcellen die eigen lichaamsweefsel aanvallen. Maar er is nog een factor nodig om deze afweerreactie tegen het eigen lichaam te laten ontaarden in een chronische gewrichtsontsteking die veel schade aanricht. Recent is duidelijk geworden dat de vorming van nieuwe bloedvaten (angiogenese) essentieel is in de switch van acute naar chronische ontsteking. Endotheelcellen, die zich aan de binnenkant van bloedvaten bevinden, spelen een centrale rol in de angiogenese. Tas en zijn collega’s toonden onlangs aan dat het eiwit NIK in endotheelcellen bijdraagt aan de vorming van nieuwe bloedvaten. Daarnaast vonden zij aanwijzingen dat NIK wel een rol speelt in de vorming van nieuwe bloedvaten bij chronische ontstekingsreacties en bij
AMC M aga zine september 2011
bepaalde soorten kanker, maar niet bij de normale ontwikkeling van bloedvaten. Remming van angiogenese wordt op grote schaal toegepast in de behandeling van kanker, maar heeft de nodige bijwerkingen (omdat ook de ‘gewone’ vorming van nieuwe bloedvaten wordt gehinderd). Met de subsidie van ZonMw gaat Tas onderzoeken of het remmen van NIK in endotheelcellen een halt toeroept aan de vorming van nieuwe bloedvaten bij reumatoïde artritis en in groeiende tumoren, terwijl de normale angiogenese ongemoeid wordt gelaten. Hij zal dit doen met behulp van gentherapie of eiwitten die NIK blokkeren. De studies kunnen leiden tot nieuwe behandelingen voor reumatoïde artritis en verschillende vormen van kanker. Kees Hovingh gaat het project ‘Next Generation Sequencing to unravel HDL biology’ opstarten. Het verlagen van het slechte LDL-cholesterol met statines werkt niet bij iedereen even goed: een aanzienlijk deel van de patiënten heeft nog steeds een hoog risico op harten vaatziekten. Daarom wordt naar andere manieren gezocht om hun kansen te verbeteren. Een aantrekkelijk doelwit is het goede HDL-cholesterol, dat juist hoog moet zijn om bescherming te kunnen bieden tegen hart- en vaatziekten. Maar goede en veilige verhogers van HDL zijn nog niet gevonden. Daarvoor is meer inzicht nodig in het metabolisme van het goede cholesterol. De huidige kennis is voor een groot deel gebaseerd op studies onder mannen met erfelijke genetische mutaties die HDL-aandoeningen veroorzaken. Bij veel HDL-ziekten zijn de bijbehorende genetische defecten echter nog niet gevonden. Genoombrede associatie studies hebben een hoop kandidaat-genen
27
opgeleverd die geassocieerd worden met de hoogte van het goede cholesterol. Maar het is niet duidelijk of deze genen het HDL-metabolisme beïnvloeden. Een gen wordt als belangrijk gezien als aangetoond kan worden dat een mutatie leidt tot veranderingen in het HDL én in het risico op hart- en vaatziekten. Dat levert dan een nieuw doelwit op voor behandeling. Om al de kandidaat-genen te screenen op hun bruikbaarheid, zijn nieuwere technieken nodig dan de traditionele sequencing methodes, die teveel tijd en geld kosten als ze op zo’n grote schaal moeten worden gebruikt. Met Next Generation Sequencing is er sinds kort een nieuwe, krachtige methode beschikbaar waarmee meerdere genen tegelijkertijd in een groot aantal personen kunnen worden gescreend. Hovingh wil deze techniek inzetten om de kandidaatgenen te bekijken die bij mensen met HDL-afwijkingen zijn gevonden. Ook hoopt hij nieuwe genen te ontdekken bij patiënten met HDL-stoornissen bij wie geen mutaties werden geconstateerd in de kandidaatgenen of in de genen die geassocieerd worden met HDL. Vervolgens zal hij nagaan of de gevonden mutaties geassocieerd zijn met veranderingen in de HDLspiegel en met een risico op hart- en vaatziekten.
amc
c o ll e c t i e
Tegenpolen in berenvacht
T ineke Reijnder s
Als een wachter staat het dier daar, op het pleintje voor het Q-gebouw. Souverein. En tegelijk is het een knuffel, zij het een beetje een bovenmaatse. Een haas, zegt de een. Een hert zegt de ander. Manshoog en rustend op zijn achterpoten heeft het dier ook wat van een mens. Wie er echter recht vóór gaat staan en de dubbelzinnige figuur in de ogen wil kijken, krijgt zijn blik niet geretourneerd. De bruine vacht waarmee het is bekleed, bedekt ook de ogen. Het is nu eenmaal een sculptuur met een uniforme huid; de ogen van een bronzen beeld zijn immers ook van brons. Jens Pfeifer maakte het werk speciaal voor de collectie van het AMC. Toen er na zijn tentoonstelling in de Brummelkamp Galerie, voorjaar 2011, sprake was van een aankoop, bood hij aan om in plaats van een bestaand werk beschikbaar te stellen, een nieuw beeld te maken, een figuur die zich voluit kan meten met de ruimtelijke kwaliteiten van het gebouw. Zo is het ook gegaan. ‘Slow Shadow’ markeert royaal ruimte en plaats. Zonder overmoedig of dominant te zijn: het beeld straalt een ingetogen soort magie uit. Oorspronkelijk was Jens Pfeifer vooral bekend als glaskunstenaar. De glasopleiding aan de Gerrit Rietveld Academie was de reden waarom hij eind jaren tachtig vanuit Duitsland (na een studiejaar in Londen) naar Amsterdam kwam. Eenmaal woonachtig in de stad, werd hij zich ervan bewust hoe zijn jeugd in de bossen zijn verhouding tot de wereld had bepaald. Het bos was altijd nabij, het was zijn habitat en speelterrein. Dieren vormden er vertrouwde figuranten. ‘Ik mis het bos’, zegt Pfeifer, ‘het is altijd in mij aanwezig. Het zit automatisch in mijn werk.’ Dat bos vertegenwoordigt niet alleen maar de onschuldige idylle die we er graag aan verbinden. Net als in de sprookjes van Grimm is het geladen met dreiging. In Pfeifers jeugd was die dreiging schrikbarend echt. Door ‘zijn’ bos liep de toenmalige grens tussen Oost- en West-Duitsland. Op de wachttorens stonden de vopo’s met gerichte loop, niet gericht op herten of hazen zoals de jagers deden, ze speurden naar de verkeerde stap van volksgenoten die de vrijheid van het westen verkozen boven de benauwenis van het communistische regime. Pfeifer loodste deze geweren en pistolen, radicale instrumenten van de dood, de kunst in door ze uit te voeren in glas. Glas is vanuit zichzelf een fascinerend materiaal, duurzaam en tegelijkertijd breekbaar, maar als je het als uitdrukkingsmiddel wilt gebruiken, heeft het ook nadelen: aan glas kleeft aangeboren schoonheid. Op afstand is het schiettuig van glas toch gewoon aantrekkelijk – zoals was te zien in
28
de vitrines van het AMC – zelfs als ze zijn voorzien van de vormeloze kwak waarmee de rook na het schot is verbeeld. De werken van Pfeifer zitten vol tegenstellingen, waarvan die tussen leven en dood wel de meest extreme is. Hij kiest ervoor om de tegenpolen niet te presenteren als op de spits gedreven agressie, maar om ze te mengen en te verbinden tot objecten met diepere betekenissen. Het is aan de toeschouwer om die eruit te halen of erin te projecteren. Net zoals glas, dat ooit vloeibaar was toen het werd verhit, lijkt ook ‘Slow Shadow’ het vaste, bevroren product van een vloeibaar proces. Kijk naar de poten, ze zijn niet strak afgepast, maar verlengd met aanhangende blobs. Alsof ze klodders aarde meeslepen, spatten uit de materie waarvan ze gemaakt zijn. In getekende strips duiden de inktvlekken in de voetsporen op snelheid en beweging, maar hier bezorgen ze het standbeeld een staat van worden, van ontstaan. Alsof het vóór je ogen vorm krijgt. Dat het dier geen voorpoten heeft, past in het beeld van het onvolgroeide en versterkt de suggestie dat de materie nog niet helemaal vast is. Ook in dit opzicht worden uitersten met elkaar verzoend, want de huid is wel volkomen af en perfect. Zo wil de kunstenaar dat ook. Hij heeft gezocht naar een bekleding die een zekere afstandelijkheid garandeert en kwam terecht bij het industriële proces dat flock wordt genoemd, een procédé van opgespoten haartjes. ‘Vroeger’, zegt Pfeifer, ‘heb ik wel lichaamsdelen van dieren gemaakt die ik bekleedde met echte vacht, maar ik ben op zoek gegaan naar iets dat minder karakteristiek is, een huid die minder letterlijk over het dier gaat en toch dat tactiele behoudt.’ De kleur die hij koos, is de klassieke (nietverschoten) bruine berenkleur, die vertrouwd en intiem is. Maar als je het voorzichtig aanraakt, krijg je kippevel; de industriële touch doorkruist je verlangen naar zachtheid en ineens wordt de vriendelijke verschijning ondubbelzinnig eng. Hoe anders is dit hybride dier dan de sprieterige bronzen haas op de bolle rots die sinds 2002 in Utrecht op de Neude staat. Er is destijds heel wat om te doen geweest. Hij was vooral te figuratief, de haas met zijn lange oren in beeldrijm met zijn hurkende poten van de Engelse beeldhouwer Barry Flanagan. Deze ‘Thinker on Rock’ neemt een loopje met Rodins ‘Denker’, je kunt spreken van een cartoon in brons. Gelukkig is de toenmalige terughoudendheid tegenover figuratie alweer lang vergeten. Jens Pfeifer treedt de figuratieve nabootsing met onmiskenbare speelsheid tegemoet, zijn mythisch fabeldier verwelkomt sluimerende sprookjesherinneringen en en kan op hetzelfde moment unheimlich uit de hoek komen.
AMC M aga zine september 2011
Jens Pfeifer Slow Shadow 9
2011, epoxy geflockt, 220 x 70 x 60 cm
AMC M aga zine september 2011
29
telling de stelling de stelling de stelling de st
Grey’s Anatomy mag toch blijven ‘Medische tv-series maken ontevreden.’ Tiende stelling bij het proefschrift van Sharon Kirschbaum (Erasmus MC) over de voorspellende waarde van MRI-scans na dotteren bij ischemische hartziekte. Geen constatering uit eigen koker, onthult Kirschbaum, maar de uitkomst van onderzoek verricht door de University of Rhode Island. Die enquêteerde circa 270 Amerikaanse studenten communicatie over hun kijkgedrag en hun modale gemoedstoestand. ‘Studenten die vaak naar series als House, Grey’s Anatomy en ER keken, bleken het risico om zelf bijvoorbeeld een hartinfarct of ernstig ongeluk te krijgen bovengemiddeld hoog in te schatten’, vertelt Kirschbaum. ‘Ze stonden ook minder tevreden in het leven.’ Kirschbaum pikte het nieuws op uit Medisch Contact, dat op zijn beurt blijkt te verwijzen naar het Journal of Mass Communication and Society. ‘Ken ik niet hoor, dat laatste tijdschrift’, erkent de promovendus. ‘Geen idee van de impactfactor.’ Toch nog maar even googelen dan, want met wetenschapsuitkomsten kun je niet voorzichtig genoeg zijn. Gelukkig: Mass Communication staat te boek als een oerdegelijke uitgave en het nieuwtje in Medisch Contact is op tientallen binnen- en buitenlandse nieuwssites terug te vinden. Een tikje verwarrend is alleen dat sommige van die sites naast medische soaps nadrukkelijk ook ‘medisch nieuws’ vermelden als aanjager van de onvrede. Hoe zit dat? Het originele onderzoeksartikel, eveneens verkrijgbaar op internet, brengt opheldering. Zij het op een onverwachte manier. Want nee, onderzoekster Yinjiao Yei constateert niet dat veelvuldig kijken naar ziekenhuissoaps dan wel medisch nieuws de bezorgdheid aanwakkeren. Wat ze aantoont, niet als eerste overigens, is dat veel tv kijken in het algeméén dat effect heeft. Voor extra invloed van medical drama zijn geen aanwijzingen, meldt Yinjiao Yei zelfs expliciet. Kennelijk was het niet de primeur die de media voor ogen hadden. [SK]
30
AMC M aga zine september 2011
b e r i c h t e n
personalia
Op 19 mei is dr. Coen Rasch benoemd tot hoogleraar Radiotherapie. Hij is afkomstig van het Nederlands Kanker Instituut/Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis waar hij werkzaam was als radio-oncoloog. Dr. Chun-Xia Yi heeft voor haar proefschrift de eerste Dutch Neurofederation PhD thesis prijs gewonnen. Deze onderscheiding is een initiatief van de Vrienden van de Neurofederatie en is bedoeld voor jonge neurowetenschappers die zijn gepromoveerd. Hiermee worden zij aangemoedigd om hun carrière in de neurowetenschappen voort te zetten. Het proefschrift van Chun-Xia Yi is getiteld ‘Hypothalamic neural networks in control of glucose homeostasis’. Inmiddels doet zij vervolgonderzoek aan de Universiteit van Cincinatti (VS), waarvoor zij een Rubiconsubsidie van NWO ontving. Dr. Maurice Aalders (AMC) won samen met UvA-collega Hong Zhang (FNWI) de Science Park Nieuwe Ideeën Prijs 2011. Zij ontwikkelden een katheter die bacteriële infecties in een vroege fase kan detecteren. Voor de Nieuwe Ideeën Prijs
zijn studenten en onderzoekers van de UvA, de Hogeschool van Amsterdam en van de op het Science Park gevestigde instituten en bedrijven gevraagd om een origineel, innovatief en uitvoerbaar idee in te dienen. Het AMC heeft dit jaar twee fellows benoemd. Esther Lutgens gaat onderzoek doen naar ‘Co-stimulatory molecules in atherosclerosis: from haematopoietic stem- and progenitor cell to the mature immune system’. Menno de Winther richt zich op ‘Macrophage regulation in atherogenesis’. Dr. Morvan Vergouwen van de afdeling Experimentele Vasculaire Geneeskunde kreeg begin juni de E. Dekker stipendium voor postdocs van de Nederlandse Hartstichting. Dit is een persoonlijke beurs voor minimaal vier jaar. Masterstudente Aleida Braaksma ontving 9 juni de Menzis UT Scriptieprijs 2010. Voor haar idee om zorg slimmer rondom de patiënt te organiseren, krijgt ze €2000. Braaksma toonde aan dat de productiviteit van behandelaars toeneemt als bij behandelingen de agenda van de patiënt het uitgangspunt is en niet die van de zorgprofessional.
Colofon AMC Magazine is een uitgave van het Academisch Medisch Centrum. Het verschijnt 10 maal per jaar. Oplage: 18.000 exemplaren. AMC Magazine wordt toegezonden aan huisartsen, specialisten, gezondheidszorginstellingen in de regio Amsterdam, Het Gooi en Almere en aan (oud) medewerkers van het Academisch Medisch Centrum en de in het AMC gevestigde onderzoeksinstituten, alsmede aan studenten van de Faculteit Geneeskunde. Verder ontvangen alle Nederlandse ziekenhuizen en de landelijke advies- en beleidsorganen op het terrein van de gezondheidszorg het magazine, evenals de persmedia, de rijksoverheid en AMC-relaties in het bedrijfsleven. Redactie Frank van den Bosch, Marc van den Broek, Jasper Enklaar, Edith Gerritsma, Simon J. Knepper, Andrea Hijmans, Johan Kortenray (hoofdredactie) en Irene van Elzakker (eindredactie). Mede w erk er s Hidde Boersma, Rob Buiter, John Ekkelboom, Maarten Evenblij, Tom Haartsen (fotografie werken AMC Collectie), Liesbeth Jongkind, Pieter
Per 1 juli is prof. dr. Carel Goslings van de Trauma Unit benoemd tot voorzitter van de Stichting AO Nederland. Deze stichting heeft als doel om de behandeling van letsels en afwijkingen van het steun- en bewegingsapparaat verder te ontwikkelen. Daarnaast organiseert de AO diverse activiteiten op het gebied van scholing over dit onderwerp. Op 14 juli is dr. Jacques Bergman benoemd tot hoogleraar Gastrointestinale endoscopie. De leerstoel van prof. dr. Paul Fockens is op dezelfde datum gewijzigd in Maag-, Darm-, en Leverziekten. Neuropathologe dr. Eleonora Aronica kreeg in augustus de Michael Prize 2011 toegekend van de International League Against Epilepsy. Deze internationale onderscheiding wordt iedere twee jaar uitgereikt aan jonge wetenschappers met het beste wetenschappelijke en klinische onderzoek naar epilepsie. Hoogleraar Cardiologie prof. dr. Arthur Wilde wordt op 26 september geïnstalleerd als nieuw lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). In totaal zijn twintig nieuwe leden gekozen. Verkiezing vindt jaar-
lijks plaats op grond van wetenschappelijke prestaties en op voorspraak van de wetenschappelijke gemeenschap.
KWF - b e u r s v o o r onderzoek chronische leukemie
Internist-hematoloog Arnon Kater heeft van KWF een persoonlijke beurs gekregen van 800.000 euro. Hiermee gaat hij zes jaar lang onderzoek doen naar een doeltreffender aanpak van Chronische Lymfatische Leukemie (CLL). CLL wordt veroorzaakt door een woekering van abnormale witte bloedcellen. Dat begint in het beenmerg en in het bloed. Vervolgens raken de lymfeklieren, de lever en de milt overvol met abnormale cellen. In het beenmerg zorgt de overdaad voor een verminderde productie van normale bloedcellen. Dat leidt tot bloedarmoede en/ of een verstoorde bloedstolling. De ziekte komt vooral voor bij vijftigplussers. Omdat de levensverwachting van CLL-patiënten doorgaans goed is (tien tot twintig jaar), wordt aanvankelijk niet behandeld. De patiënt wordt ondertussen nauwlettend in de gaten
Lomans, Hans van Maanen, Annet Muijen, Len Munnik (illustratie De Stelling), Xander Remkes (fotografie), Tineke Reijnders, Angela Rijnen, Berber Rouwé, Henk van Ruitenbeek (illustraties), Janneke Wesseling, Arthur van Zuylen NFU Het AMC maakt deel uit van de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU). De NFU is een samenwerkingsverband van de acht universitair medische centra (UMC’s) in Nederland en heeft als algemene doelstelling het behartigen van de gezamenlijke belangen van de UMC’s. Andere UMC’s die deel uitmaken van de NFU zijn het AZM, Erasmus MC, LUMC, UMCG, UMC St Radboud, UMC Utrecht en VU medisch centrum. In totaal zijn 60.000 medewerkers verbonden aan de acht UMC’s. Redactie-a dre s AMC afdeling Voorlichting C0-229, Postbus 22660, 1100 DD Amsterdam. +31 (20) 566 24 21 fax +31 (20) 696 78 99 E-mail: magazine@amc.uva.nl
AMC M aga zine september 2011
31
gehouden. Is een behandeling nodig, dan gebeurt dat met chemotherapie. Hiermee wordt de ziekte langdurig teruggedrongen, maar niet genezen. CLL-cellen zijn lastig te bestrijden omdat ze maar blijven leven en op den duur resistent worden voor de chemotherapie. Kater ontdekte dat ze eigenlijk vrij zwak zijn. Ze krijgen echter veel signalen van andere cellen, die het vermogen hebben om de kankercellen op te peppen. Zo houden ze het een hele tijd vol. Kater wil proberen om deze opknapbeurten tegen te gaan. Daarvoor moet verder onderzocht worden hoe de interactie is tussen de abnormale cellen en hun omgeving. Vervolgens zal geprobeerd worden om hierop in te grijpen door het remmen of juist stimuleren van bepaalde signalen.
A bonnementen Abonnementen-administratie: zie redactie-adres. Jaarabonnement € 22,00. A dv ertentie - e x ploitatie Van Vliet, Bureau voor Media-Advies, t 023 571 47 45 Ont w erp Grob|enzo, www.grobenzo.nl Druk Drukkerij Mart. Spruijt bv Copyright © AMC Magazine. ISSN: 1571-411x Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. Van werken van beeldende kunstenaars aangesloten bij een CISAC-organisatie zijn de publicatierechten geregeld met Pictoright te Amsterdam. © 2011 c/o Pictoright Amsterdam.
wetenschapsk alender september
23 Promotie
Marije Baas: ‘GRF meets mTOR: value of different methods to measure and estimate GFR & (side) effects of mTOR inhibition in renal transplantation’. Promotor is prof. dr. R.J.M. ten Berge, hoogleraar Inwendige Geneeskunde in het bijzonder de klinische immunologie. Co-promotor is dr. F.J. Bemelman. Baas onderzocht manieren om de nierfunctie te schatten met behulp van stofjes in het bloed, en vergeleek die met arbeidsintensievere methodes waarvan bekend is dat ze de nierfunctie exact meten. Vooralsnog zijn die laatstgenoemde methodes nauwkeuriger. Tevens bespreekt Baas de neveneffecten van de ‘mTOR-remmers’. Ze worden gebruikt tegen afstoting van een niertransplantaat. In vergelijking met andere afweeronderdrukkende medicijnen hebben ze gunstige effecten maar ze kunnen longontsteking veroorzaken en lijken een verhoogde kans te geven op trombose. Tijd: 10.00 uur
23 Promotie
Lysette Broekhuizen: ‘Glycocalyx, cardiometabolic disease and inflammation’. Promotores zijn prof. dr. E.S.G. Stroes, hoogleraar Inwendige Geneeskunde in het bijzonder de vasculaire geneeskunde, prof. dr. J.J.P. Kastelein, hoogleraar Inwendige Geneeskunde in het bijzonder de genetische aspecten van vasculaire aandoeningen en prof. dr. H. Vink, hoogleraar Circulatoire Fysica. Co-promotor is dr. M. Nieuwdorp. De glycocalyx is een laag moleculen tussen het endotheel (de binnenbekleding van de bloedvaten) en het bloed. De glycocalyx zorgt ervoor dat er geen lekkage ontstaat en voorkomt dat bloedplaatjes en afweercellen vastplakken aan de vaatwand. Dit maakt de glycocalyx een interessant aangrijpingspunt voor nieuwe medicijnen tegen aderverkalking (atherosclerose). Vroege schade aan het endotheel kan atherosclerose versterken. Broekhuizen onderzocht technieken om de glycocalyx in vivo te bekijken en manieren om schade aan de glycocalyx te herstellen. Tijd: 12.00 uur
dr. J.C. Meijers, hoogleraar Experimentele Vasculaire Geneeskunde. Löwenberg onderzocht de rol van stollingsfactor FXI in hemostase en trombose en keek bij proefdieren naar effectiviteit en veiligheid van FXI-remming via antisensetechnologie, waarbij medicijnen worden gebruikt om de vorming van een specifiek eiwit te remmen. De nieuwe behandeling tegen trombose geeft minder kans op bloedingen dan bloedverdunners. Tevens bepreekt Löwenberg het belang van endotheel- en stollingsactivatie. Ze richt zich op VWF (Von Willebrand factor, een endotheeleiwit dat zorgt voor hechting van bloedplaatjes aan de vaatwand) en het enzym dat VWF-activiteit reguleert onder verschillende stressvolle omstandigheden: tijdens een bungee jump van vrijwilligers en bij diverse ontstekingen. Tijd: 14.00 uur
27 Cursus
Nascholing Reizigersgeneeskunde over ‘Waterborn diseases: leptospirose en schistosomiasis’. Zwemmen en pootjebaden in tropisch zoet oppervlaktewater is niet zonder risico. Dr. P.J. de Vries, dr. T. van Gool (beiden verbonden aan het AMC) en dr. J. Wagenaar (Slotervaartziekenhuis) belichten de aandoeningen leptospirose en schistosomiasis. Plaats: AMC, collegezaal 5 Tijd: 13.00 – 16.00 uur Inlichtingen: Congresorganisatie AMC, 020 566 8585, reizigers@amc.nl
28 Promotie
Ester Löwenberg: ‘Pivotal pathways in haemostasis and thrombosis’. Promotores zijn prof. dr. M.M. Levi, hoogleraar Inwendige Geneeskunde en prof.
Tiny Korse: ‘Clinical relevance of tumor markers and epidemiology in neuroendocrine tumors’. Promotor is prof. dr. P.P. Baas, hoogleraar Pulmonale Oncologie. Co-promotores zijn dr. B.G. Taal (NKI-AvL) en dr. J.M.G. Bonfrer (NKI-AvL). Neuro-endocriene tumoren (NET) ontstaan in neuroendocriene cellen en kunnen in elk orgaan voorkomen. Specifiek voor de meeste NET is dat ze weinig delen en dat ze hormonen produceren. Korse maakte een classificatie van NET op basis van groeitempo (van langzaam tot agressief ). Ze vond een stijging in de prevalentie van NET. Dat komt door de introductie van een nieuwe pathologische benaming: ‘grootcellig neuro-endocrien carcinoom’, een agressief groeiende NET. Dergelijke tumoren werden vroeger als ‘niet na-
Alle promoties van de faculteit Geneeskunde van de Universiteit van Amsterdam vinden plaats in de Agnietenkapel Oudezijds Voorburgwal 231 Amsterdam.
Bij grote belangstelling in de aula van de universiteit Lutherse Kerk Singel 411 Amsterdam. Oraties vinden ook plaats in deze aula.
23 Promotie
der gespecificeerd’ geregistreerd. Op basis van diverse tumormarkers kan beter beoordeeld worden of een behandeling effectief is en hoe de ziekte verloopt bij een bepaalde patiënt. Tijd: 15.00 uur
29 Congre s
Symposium ‘Incidenten in de patiëntenzorg’, over de analyse van incidenten, het verbeteren van de patiëntenzorg en juridische en emotionele gevolgen van incidenten in de zorg. Plaats: AMC, collegezaal 5 Tijd: 8.45 – 17.00 uur Inlichtingen: AMC Congresorganisatie, 020 566 8585, patiëntenzorg@amc.nl
29 & 30 Cursus
Tweedaagse workshop van het Dutch Cochrane Centre over ‘Systematic reviews of diagnostic test accuracy’. Plaats: AMC, L0-223 Tijd: 10.00 – 17.00 uur (29/9) en 9.00 – 15.00 uur (30/9) Inlichtingen: Dutch Cochrane Centre, mw. H. Spitteler, 020 566 5602, cochrane@amc.nl of via http://srdta@cochrane.org
30 Promotie
Ronald Dijkman: ‘Characterization of novel human respiratory viruses’. Promotor is prof. dr. B. Berkhout, hoogleraar Humane Retrovirologie. Co-promotor is dr. C.M. van der Hoek. Wereldwijd komen vier humane coronavirussen (HCoVs) voor, waaronder NL63 en 229E. NL63 werd in 2004 ontdekt in het AMC en veroorzaakt de kinderziekte pseudokroep, 229E is een verkoudheidsvirus. Waarschijnlijk veroorzaken beide virussen vergelijkbare symptomen in volwassenen. Er is weinig bekend over de virale karakteristieken. Dijkman onderzocht prevalentie, genoomkenmerken en genetische diversiteit, en ontwikkelde een in vitro-kweeksysteem. Daarmee kunnen ook virussen gekweekt worden die tot nu toe onkweekbaar waren, zoals het onlangs geïdentificeerde humaan bocavirus. Dijkman laat zien dat alle kinderen tijdens hun jeugd geïnfecteerd worden met NL63 en 229E, maar in de meeste gevallen leidt dit niet tot ziekenhuisopname. Tijd: 12.00 uur
Voor informatie op het gebied van medisch wetenschappelijk nieuws: AMC-wetenschapsvoorlichters Edith Gerritsma, Andrea Hijmans en Marc van den Broek, 020 566 29 29. Voor inlichtingen over congressen, symposia en cursussen: De congresorganisatie van het AMC, secretariaat 020 566 85 85.