AMC Magazine juni 2012

Page 1

j u n i 2 012

|

nummer 6

Acute trauma’s

Laveren tussen ­stromen en stollen Dotteren via de pols: minder kans op bloedingen Insuline in balans Ademen met yoghurt


p r o m o t i e s e n o r at i e s j u n i

1 Promotie Pre ventief ­darmk ankeronder zoek

Margriet de Haan: ‘CT-colonography in population-based colorectal cancer screening’. In een proefbevolkingsonderzoek naar dikke-darmkanker is coloscopie (onderzoek met een dunne flexibele slang met camera om de darm van binnenuit te bekijken) met CT-colografie (onderzoek waarbij de darmen worden onderzocht zonder slang) vergeleken wat betreft opkomst, opbrengst, belasting en reden voor deelname. De opkomst voor CT-colografie was hoger dan voor coloscopie, maar de opbrengst per deelnemer was lager, waardoor het resultaat vergelijkbaar was. Tegen de verwachting werd coloscopie vaker als niet belastend ervaren dan CT-colografie. De meest genoemde reden om mee te doen was: ‘opsporen van darmkanker en/of voorlopers’. De reden om CT-colografie te weigeren was: ‘geen tijd/te veel moeite’. Voor coloscopie was dit: ‘vervelend onderzoek’. Promotores: prof. dr. J. Stoker en prof. dr. P. Fockens Co-promotores: prof. dr. P.M.M. Bossuyt en dr. E. Dekker Tijd: 12.00 uur 5 Promotie Apneu Wietske Richard: ‘Developments in diagnosis and treatment of Obstructive Sleep Apnea Syndrome’. Dit proefschrift beschrijft de ontwikkelingen in diagnose en behandeling van het obstructief slaapapneu syndroom (OSAS). Richard ging na of verbeteringen in de technologie van beademingsmachines hebben geleid tot een beter gebruik. Verder onderzocht ze de positietherapie waarbij de apneu-patiënt wordt gestimuleerd op de zij te slapen. Deze behandeling geeft veelbelovende resultaten. Ook wordt beschreven of warmtebehandeling van de tongbasis zin heeft in combinatie met het verwijderen van een gedeelte van het zachte verhemelte. Promotor: prof. dr. W.J. Fokkens Co-promotor: dr. N. de Vries Tijd: 10.00 uur

van chirurgie en andere interventies bij volwassenen met een aangeboren hartaandoening. Zomer zag dat mannen vaker chirurgie ondergaan en lagere overlevingskansen hebben na heroperaties dan vrouwen. Ze keek ook naar het sociaal functioneren van volwassenen met een aangeboren hartaandoening. Deze patiëntengroep is minder hoog opgeleid, heeft minder vaak werk en minder vaak een relatie dan de referentiegroep. Het laatste onderdeel van het proefschrift betreft mortaliteit bij volwassenen met een aangeboren hartaandoening. De meest voorkomende doodsoorzaak is hartfalen en aritmie (plotse dood). Volwassenen met een aangeboren hartaandoening overlijden meestal in rust, bij slechts twee procent is sprake van plotse dood tijdens inspanning. Promotores: prof. dr. B.J.M. Mulder en prof. dr. D.E. Grobbee (UMC Utrecht) Co-promotor: dr. C.H. Vaartjes (UMC Utrecht) Tijd: 10.00 uur 7 Promotie Radiother apie bij blaa sk anker

Xiangfei Chai: ‘Building tools for image guided adaptive radiotherapy of bladder cancer’. Een van de belangrijkste factoren die nauwkeurige bestraling van blaastumoren verhindert, is orgaanbeweging. Als gevolg van veranderingen in het volume van de blaas en omliggende organen kan de beweging van de blaaswand oplopen tot drie centimeter. Door de introductie van een cone-beam CT (CBCT) systeem op de lineaire versneller kunnen beelden gemaakt worden van het te bestralen gebied voorafgaande aan de radiotherapie. Bij patiënten met blaaskanker wordt de tumor zichtbaar gemaakt op de CBCT met de contrastvloeistof lipiodol. Hierdoor kan voor heftige orgaanbeweging en deformaties tijdens radiotherapie worden gecorrigeerd. Dit maakt beeldgeleide radiotherapie mogelijk. Promotores: prof. dr. M.B. van Herk en prof. dr. C.C.E. Koning, Co-promotor: dr. A. Bel Tijd: 14.00 uur

derzocht hoe de arbeidsparticipatie van mensen met kanker kan worden geoptimaliseerd. Daartoe is een interventie ontwikkeld die is getoetst op toepasbaarheid en effectiviteit. De interventie blijkt goed uitvoerbaar in de psychosociale oncologische zorg. Patiënten en uitvoerders zijn tevreden. Bijna de helft van het aantal patiënten had na twaalf maanden volledig het werk hervat. Dit proefschrift bevestigt het belang van werk voor mensen met kanker. Verdere ontwikkeling van interventies die kankerpatiënten ondersteunen bij werkhervatting is noodzakelijk. Promotor: prof. dr. M.H.W. FringsDresen Co-promotores: dr. A.G.E.M. de Boer en dr. J.H.A.M. Verbeek Tijd: 10.00 uur 12 Promotie Hartritme­ stoornissen

Ahmad Shoaib Amin: ‘Phenotypic modifiers in inheritable arrhythmia syndromes. From bedside to cell’. De ontdekking dat genetische mutaties ten grondslag kunnen liggen aan levensbedreigende hartritmestoornissen heeft geleid tot de screening van veel individuen en hun familieleden op erfelijke hartritmestoornissen en het zonodig behandelen van deze mensen. Het besef groeit dat dragerschap van een mutatie vaak geen goede voorspeller is van de ernst van de ziekte. Veel mutatiedragers vertonen nooit symptomen, anderen overlijden jong aan een hartstilstand. Het is onduidelijk wat deze variabiliteit bepaalt. Dat maakt het moeilijk patiënten met het grootste risico op hartstilstand te identificeren. Dit proefschrift bespreekt de rol van genetische factoren (polymorfismen) en niet-genetische factoren (koorts en lichamelijke inspanning) die het ontstaan van hartritmestoornissen beïnvloeden en de grote variabiliteit in ziekte-ernst kunnen verklaren. Promotores: prof. dr. A.A.M. Wilde en prof. dr. Y.M. Pinto Co-promotor: dr. H.L. Tan Tijd: 10.00 uur 13 Promotie Hart- en vaatziek­

7 Promotie A angeboren ­h artaf wijkingen

8 Promotie Reïntegr atie

ten

Carla Zomer: ‘Facing the future of adults with congenital heart disease’. Dit proefschrift behandelt de noodzaak

­k ankerpatiënten

Jeroen de Munter: ‘Physical activity in a multi-ethnic population. Measurements and associations with cardiovascular

Sietske Tamminga: ‘Enhancing return to work of cancer patients’. Tamminga on-

2

AMC M aga zine juni 2012

health and contextual factors’. De Munter beschrijft fysieke activiteit en de relatie met hart- en vaatziekten in etnische groepen van HindoestaansSurinaamse, Afrikaans-Surinaamse en Europees-Nederlandse herkomst. Engelse en Nederlandse etnische groepen van Afrikaanse en Hindoestaanse (Indiase) herkomst lijken zich aan te passen aan het patroon van fysieke activiteit in de autochtone groepen. Maar hun niveau van fysieke activiteit is nog wel lager dan in de autochtone groepen. Alle groepen hebben baat bij meer fysieke activiteit om hun risico op hart- en vaatziekten te verkleinen, maar dit effect zal mogelijk sterker zijn in de Hindoestaans-Surinaamse en AfrikaansSurinaamse groepen omdat ze minder actief zijn. Promotor: prof. dr. K. Stronks Co-promotores: dr. C.O. Agyemang en dr. I.G. van Valkengoed Tijd: 10.00 uur 15 Promotie Miranda Kramer: ‘Dynamics of intracoronary thrombosis in STEMI and sudden death patients’. Kramer toont aan dat de afsluiting van de kransslagader bij veel patiënten met een hartinfarct het resultaat is van een serie vaatvernauwingen. Belangrijk hierbij is dat de aanwezigheid van oude bloedproppen voorspelt hoe de patiënt herstelt. De studies in dit proefschrift geven inzicht in welke moleculen belangrijk zijn bij de vaatvernauwing en laten zien dat de vorm van de onderliggende plaque van invloed is op het helingsproces van na een afsluiting van de kransslagader. Promotores: prof. dr. R.J. de Winter en prof. dr. R. Virmani (Vanderbilt University, VS) Co-promotores: dr. A.C. van der Wal en prof. dr. J.G.P. Tijssen Tijd: 10.00 uur 15 Promotie Neurobla stoom Fieke Lamers: ‘New therapeutic targets in the intrinsic apoptotic pathway in neuroblastoma’. Het neuroblastoom is een zeldzame, agressieve tumor bij kleine kinderen. Deze tumor ontstaat doordat de natuurlijke apoptose (geprogrammeerde celdood) is verstoord. De eiwitten BIRC5 en BCL2 remmen Zie verder pagina 13


2 Wetenschapskalender

4

20

Dotteren via de pols

minder k ans op bloedingen

Niet te moeilijk graag

infotainment betrekt henk en ingrid

6 Acute trauma’s

laveren tussen stromen en stollen

25 Cardiovasculaire ziekten

ander cholesterol al s gla zen bol

27

8

Berichten

Kunstmatige alvleesklier

insuline in balans

28 AMC Collectie

een fiere brenger van liefde en leed

10 Broers en zussen

boekhouding van een levenslange relatie

14

30

Pre- en probiotica in de babyvoeding

ademen met yoghurt

De Stelling

ouderdom: niet voor watjes

31

16

Colofon/Berichten

Koemelkallergie

kijk naar de witte bloedcel

18

32 Congreskalender

Diagnose Alzheimer

het is de functie, stupid!

inhoud

Foto omslag: Jim Sugar/Corbis

AMC magazine


d o t t e r e n

v i a

d e

p o l s

Dotteren, een techniek om een verstopte kransslagader te openen, gaat van oudsher via de lies. Maar het kan ook via de pols. Dat heeft een belangrijk voordeel: minder complicaties. Lang niet overal wordt het dotteren via de pols toegepast. Onterecht, meent Maarten Vink, die de techniek leerde in het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis in Amsterdam. ‘Het is een kwestie van training’, concludeert de cardioloog in opleiding in zijn proefschrift.

Iets lastiger, wel veiliger Maar ten Evenblij

Dotteren via de lies geldt, sinds de uitvinding ervan eind jaren zeventig, als de gouden standaard. Vooral bij een hartinfarct, waarbij elke minuut telt. Want hoe langer een kransslagader is afgesloten, hoe groter de kans op onherstelbare schade aan de hartspier. Via een naald in de liesslagader wordt een toevoerdraad en daarna een katheter in de richting van het hart geschoven en voor de vernauwde of verstopte kransslagader gelegd. Een ballonnetje verwijdt het bloedvat en meestal wordt ook een stent geplaatst om het vat open te houden. De liesslagader is een behoorlijk groot bloedvat met een diameter tot 1 centimeter, dus uitstekend geschikt voor de doorvoer van een katheter. Het hart en de kransslagaders zijn dan relatief gemakkelijk te bereiken met speciaal gekromde katheters. De techniek vereist enige oefening met draaien en trekken om op de juiste plek te komen, maar anders dan een elektricien die met een draadveer de juiste weg naar een contactdoos in het plafond zoekt, ziet de interventiecardioloog wat er gebeurt via een röntgenbeeld. Meestal duurt de procedure een half uur tot een uur, maar het kan soms ook in tien minuten. De successen zijn groot en de complicaties gering, dus een ideale techniek. Ja en nee, zegt Vink. ‘Dotteren heeft inderdaad de behandeling van een hartinfarct en vernauwde kransslagaders radicaal veranderd. Het succes van de techniek is zo groot geworden dat het voorkomen van complicaties steeds meer op de voorgrond is komen te staan. Een van de complicaties zijn bloedingen op de plek waar de katheter het bloedvat in is gegaan. De kans daarop en de ernst ervan zijn groter bij een groot vat zoals de liesslagader dan bij een kleiner, zoals de polsslagader. De diameter daarvan is ongeveer vier keer kleiner.’

4

AMC M aga zine juni 2012

Patiënten die zijn gedotterd vanwege angina pectoris (pijn op de borst door een vernauwde kransslagader) of een hartinfarct krijgen bloedverdunnende medicijnen, na een hartinfarct zelfs veel. Als het aangeprikte vat gaat bloeden, worden die bloedverdunners verminderd of gestopt. Dat verhoogt het risico op complicaties door bloedstolsels. Omdat de liesslagader groot is en relatief diep ligt, treden bloedingen eerder op en zijn ze moeilijker te stelpen dan bij de polsslagader. In een recente internationale studie met zevenduizend patiënten ontstond bij 4,5 procent van de dotterprocedures via de lies een forse bloeduitstorting of zelfs een ernstige bloeding, die een behandeling vereiste of de dood tot gevolg had. Bij de procedure via de pols geschiedde dat in 1,9 procent van de gevallen. ‘Het is dus duidelijk dat er minder bloedingscomplicaties zijn bij dotteren via de pols dan via de lies’, concludeert Vink, die weet dat de meeste cardiologen dat ook inzien. Maar er is een nadeel aan de polsmethode: de techniek is anders en wat ingewikkelder en duurt daardoor soms langer dan de standaardaanpak. ‘Cardiologen zijn daar bang voor. Niet wanneer er geen haast is bij het dotteren, zoals bij stabiele angina pectoris, wel als er sprake is van een hartinfarct. Dan willen ze geen minuut verliezen. Ik begrijp die angst, maar deze is onterecht, want een geoefend interventiecardioloog werkt net zo gemakkelijk en snel via de pols als via de lies.’ Vaardigheden opdoen

Zelf leerde Vink het dotteren via de pols in het OLVG van Ferdinand Kiemeneij, die als eerste ter wereld deze techniek toepaste in 1992. ‘Er is een leercurve. Ik heb 2.209 procedures voor de behandeling van een hartinfarct via de pols onderzocht die in het OLVG


zijn gedaan tussen 2001 en 2008. De hele procedure bleek succesvol in 94 procent van de gevallen, dat is gelijk aan wat de literatuur zegt over dotteren via de lies. Gemiddeld moest er in 3,8 procent van de gevallen worden overgegaan van de pols naar de lies, maar de laatste jaren gebeurde dat in slechts 1,5 procent van de gevallen. Gemiddeld duurde de procedure een half uur, vanaf het aanprikken tot het aanleggen van het kompres op de wond. Ook hier zien we een leercurve, want in 2001 was dat gemiddeld 38 minuten, in 2008 nog maar 24 minuten.’ In de eerder genoemde internationale studie bij zevenduizend patiënten duurde een dotterprocedure via de lies gemiddeld 34 minuten en via de pols 35 minuten. Vink, die zich na zijn opleiding tot cardioloog wil gaan specialiseren als interventiecardioloog, is onder de indruk van het succes van het dotteren via de pols, dat inmiddels opgeld doet in Europa en Azië, maar nog nauwelijks in de Verenigde Staten. In het AMC wordt zoveel mogelijk via de pols gewerkt, ongeveer in 85 procent van de gevallen. ‘Lang niet alle Nederlandse ziekenhuizen dotteren standaard via de pols terwijl de voordelen ervan evident zijn. Daar komt nog bij dat patiënten na een hartkatheterisatie via de pols enkele uren later naar huis kunnen, terwijl ze anders meestal een nacht moeten blijven. Maar het is moeilijk gevestigde praktijken in de zorg te veranderen. Het is waar dat een klein bloedvat lastiger te prikken is dan een

groot bloedvat, dat er soms spasmen in de polsslagader optreden, waardoor de katheter niet goed schuift en dat het maken van de bochten naar het hart toe en het neerleggen van de katheter wat lastiger zijn. Maar als je geleerd hebt hoe je die problemen het hoofd moet bieden, kunnen ervaren interventiecardiologen het in een paar minuten.’ Vr agen blijven stellen

Vink is niet van plan als een missionaris van de polskatheterisatie door de wereld te trekken. Hij hoopt wel dat zijn proefschrift, waarop hij 21 juni bij het AMC promoveert, zal bijdragen aan de invoering ervan. ‘De techniek wordt steeds meer toegepast en er komen steeds meer gegevens dat het beter is voor de patiënt.’ De promovendus onderzocht ook of het zinvol is om tijdens een dotterbehandeling het stolsel uit de kransslagader weg te zuigen. Dat wordt op grote schaal standaard gedaan om te voorkomen dat het stolsel elders in het lichaam opnieuw een bloedvat afsluit. Maar uit Vinks resultaten blijkt dat het wegzuigen geen voordelen met zich meebrengt. ‘Gevoelsmatig lijkt het logisch om te doen, maar ik zie er geen invloed van op de prognose van patiënten, als je het vergelijkt met een conventionele dotterbehandeling. Interessant toch? Ik houd ervan om vragen te blijven stellen bij bestaande medische procedures.’

AMC M aga zine juni 2012

5

Een patiënt wordt gedotterd. Foto: Xander Remkes


ac u t e

t r a u ma ’ s

Eerst de stolling repareren Traumapatiënten met ernstige bloedingen hebben een slechte stolling. Het AMC heeft onlangs een nieuw transfusieprotocol ingevoerd, waarbij deze patiënten – en ook andere patiënten met grote bloedingen – veel sneller dan voorheen bloedplasma en bloedplaatjes krijgen toegediend. Dat verbetert de stolling en daarmee de vooruitzichten van de patiënt.

Pieter L omans

Wanneer een ambulance met een ernstig gewonde traumapatiënt op weg is naar het AMC, is het bij de Spoedeisende Hulp (SEH) meteen alle hens aan dek. Dergelijke patiënten verkeren vaak in een kritieke toestand. In Nederland overlijden jaarlijks ruim vijfduizend mensen aan de gevolgen van een ernstig trauma. ‘In combinatie met massaal bloedverlies vormt zo’n traumatisch letsel helemaal een levensbedreigende situatie’, zegt traumachirurg Carel Goslings. ‘Deze patiënten dienen we de eerste vierentwintig uur vaak wel tien of meer zakken bloed toe. Dat is ongeveer even veel als het totale bloedvolume van de patiënt. Desondanks overlijdt gemiddeld een kwart tot de helft van deze ernstig gewonde én bloedende patiënten aan de gevolgen van hun trauma.’ De ideeën over het optimale transfusiebeleid bij deze patiënten zijn de laatste jaren aardig aan het schuiven geraakt. ‘Vooral de behandeling van ernstig gewonde soldaten in de oorlogen in Irak en Afghanistan heeft daaraan bijgedragen’, vertelt Goslings. ‘Daar bleek dat een veel agressievere en snellere behandeling met bloedplasma (dat onder andere stollingsfactoren bevat) en bloedplaatjes tot een betere overlevingskans leidt. In sommige wetenschappelijke onderzoeken wordt zelfs vermeld dat het overlijdensrisico door deze aanpak

6

AMC M aga zine juni 2012

daalt van zeventig naar twintig procent. Maar dat zijn gegevens uit kleine studies in oorlogssituaties. Beter onderzoek moet uitwijzen wat de werkelijke verschillen zijn.’ Het succes van de agressievere aanpak heeft in elk geval wel geleid tot een nieuw transfusieprotocol in het AMC. Goslings: ‘Op basis van nieuwe inzichten passen we dat protocol voortdurend aan. Nog niet zo lang geleden was de behandeling vooral gericht op extra rode bloedcellen, om zo de zuurstofvoorziening te verbeteren. Daarnaast werd vaak een paar liter vocht met fysiologisch zout toegediend, vooral bedoeld om de bloeddruk op peil te houden. Tot enkele jaren geleden was dat de officiële richtlijn van de Advanced Trauma Life Support of ATLS, die wereldwijd werd nagevolgd. Maar door dat vochtinfuus wordt het bloed nog dunner en stolt het nog moeilijker. Naar aanleiding van dierexperimenteel onderzoek en gegevens uit de kliniek is dat deel van de richtlijn inmiddels verlaten en zijn de ATLS-richtlijnen aangepast.’ Stollingskr acht

Intensivist Nicole Juffermans is nauw betrokken geweest bij het opstellen en invoeren van het nieuwe protocol: ‘Het belangrijkste verschil is nu, dat we ook al


in die eerste fase bloedplasma en bloedplaatjes toedienen. Op die manier krijgt de patiënt extra stollingsfactoren binnen. Het leidt tot een meer algemene aanpak, waarin niet uitsluitend de zuurstofvoorziening centraal staat, maar ook gewerkt wordt aan de reparatie van de “stollingskracht”.’ Goslings benadrukt ook het belang van de hele keten. ‘Bij deze patiënten moet alles vanaf het moment van de 112-melding goed op elkaar zijn afgestemd: de ambulance, de bloedbank die de bloedproducten levert, de traumachirurg, de anesthesist, de radioloog, de intensivist, op al die punten moet het goed gaan. Het nieuwe transfusieprotocol sluit hierop aan. Tot voor kort werd vaak per patiënt nagedacht over de beste combinatie van bloedproducten. Dat hebben we met het nieuwe protocol ondervangen. Pakket A in deze situatie, pakket B in die situatie. Dat voorkomt dat steeds opnieuw het wiel moet worden uitgevonden. Het zorgt bovendien voor een consistent beleid, en voor makkelijke keuzes in moeilijke situaties.’ Genetische make-up

Naast het nieuwe transfusieprotocol zijn Goslings en Juffermans ook betrokken bij een groot internationaal onderzoek naar bloedstolling, onder leiding van de

Engelse traumachirurg Karim Brohi. Het onderzoek is bedoeld om meer inzicht te krijgen in hoe de bloedstolling, net na een groot trauma, precies in elkaar zit. Goslings: ‘Traumapatiënten komen vaak al binnen met een slechte stolling. We hebben heel lang gedacht dat de omstandigheden daarvoor zorgen: patiënten hebben soms een tijdje buiten gelegen en zijn daardoor afgekoeld, ze hebben al behoorlijk wat bloed verloren, enzovoort. Maar inmiddels is duidelijk dat er meer aan de hand is. Als je bij patiënten op de plaats van het ongeval bloed afneemt, worden er al stollingsafwijkingen gevonden. Het lijkt meer en meer op een systemische reactie, die door het trauma zelf in gang wordt gezet. Er is niet alleen een tekort aan stollingsfactoren, ze functioneren bovendien ook niet goed.’ Samen met traumacentra in onder andere San Francisco, Londen, Oxford en Oslo gaat het AMC onderzoeken hoe dat stollingsproces na een trauma zich ontwikkelt. Welke factoren veranderen precies? Zijn die snel in het bloed te bepalen en is daarmee de transfusiebehandeling nog nauwkeuriger af te stemmen? Speelt in die reactie ook de genetische make-up van de patiënt een rol van betekenis? Om de verandering in stollingsprocessen na een trauma beter in beeld te krijgen, nemen de deelnemende centra bij hun patiënten direct bij binnenkomst wat bloed af. Dat herhalen ze na 24 en 72 uur, maar ook na een bepaald aantal bloedtransfusies. Juffermans: ‘De standaard testen die we daarvoor gebruiken, zijn niet optimaal. Eigenlijk wil je in één klap een beeld van alle belangrijke factoren die een rol spelen bij de bloedstolling, maar dat is nu nog niet mogelijk. In het onderzoek kijken we naar de waarde van trombo-elastografie, of deze test een beter totaalbeeld van de stollingsstatus kan geven. Maar hoe het hele proces precies in elkaar zit, welke immuun-modulerende factoren meespelen, welke rol de vaatwand in dit hele proces speelt, dat zijn vragen waar we een gedetailleerder antwoord op hopen te krijgen.’ Aan het internationale onderzoek zijn tegelijkertijd kleine deelonderzoeken gekoppeld. Juffermans: ‘Als IC-arts ben ik ook benieuwd naar het vervolg van de traumabehandeling. Is die levensreddend geweest, dan ontstaat op de IC soms orgaanfalen waaraan de patiënt alsnog overlijdt. Dat orgaanfalen kan ontstaan door het trauma zelf, maar óók door de toegediende bloedproducten. Te weinig bloedplasma is niet goed, dat weten we nu. Maar te veel is evenmin goed. Kennen we dat optimum op dit moment? Nee. Daar ligt de grote waarde van dit internationale onderzoek; dat we meer inzicht krijgen in de effecten van ons transfusiebeleid.’

AMC M aga zine juni 2012

7

Foto: Edith Gerritsma


k u n s t ma t i g e

a lv l e e s k l i e r

Diabetes beter geregeld Voor de ontwikkeling van een kunstmatige alvleesklier heeft Europa vier miljoen euro subsidie beschikbaar

beslissen wat de juiste hoeveelheid insuline is. Vier keer per dag, zijn hele leven lang. Dat is geen pretje, en het gaat lang niet altijd goed,’ zegt De Vries.

gesteld. Deze kunstalvleesklier houdt bij mensen met

Lekker automatisch

diabetes type 1 automatisch de bloedsuikerspiegel bij en grijpt op de juiste momenten in met insuline en glucagon. Het prototype kwam glansrijk door de eerste proef, ondanks dat hij het formaat heeft van een flinke aktetas. ‘Ik heb hem zelfs meegenomen naar de kroeg!’

A nne Koeleman

Mensen met diabetes type 1 schipperen hun hele leven lang tussen twee kwaden. Hun lichaam maakt geen insuline meer aan. Om dat te corrigeren, moeten ze insuline inspuiten om hun bloedsuikerspiegel te corrigeren. ‘Als ze te weinig insuline binnenkrijgen, stijgt de hoeveelheid glucose. Op langere termijn hebben zij een grotere kans op blindheid, zenuwschade, nierschade en hart- en vaatziekten,’ zegt internist Hans de Vries. Het op veilig spelen en wat extra insuline spuiten is geen optie. ‘Bij te veel insuline nemen de glucosewaarden in het bloed soms zo sterk af, dat patiënten epileptische aanvallen kunnen krijgen of in coma kunnen raken.’ Vier keer per dag staan mensen met diabetes type 1 daarom voor een moeilijke beslissing. ‘De patiënt moet zelf zijn glucosespiegel bepalen door bloed te prikken, hij moet nadenken over wat hij gaat doen het komende dagdeel, wat hij gaat eten, en op grond van ervaring

8

AMC M aga zine juni 2012

Het is dan ook geen wonder dat er gezocht wordt naar een automatische oplossing, een apparaat dat de glucosespiegels bijhoudt en ook corrigeert. Aan het eind van de vorige eeuw kwam dat doel dichterbij. ‘Sinds 1980 zijn er insulinepompen op de markt. Met een dun slangetje dat onderhuids eindigt, geven deze continu een beetje insuline af. Na een maaltijd geeft de gebruiker opdracht aan het pompje om een extra hoeveelheid insuline toe te dienen,’ zegt De Vries. ‘Men begon er toen al over na te denken om die pomp automatisch te besturen. Maar dat leek onmogelijk op grond van vier meetpunten per dag, of eigenlijk nog minder, want lang niet elke patiënt controleert vier keer per dag zijn glucosespiegels met bloedprikken.’ De oplossing kwam dichterbij toen in 1999 continuglucosemonitoren op de markt kwamen. ‘Je brengt één keer een sensor in, die vanaf dat moment elke vijf minuten een glucosewaarde geeft. Helaas zijn de monitoren nog niet erg precies en betrouwbaar.’ Onderzoekers stortten zich op het ontwikkelen van software die kan voorspellen hoeveel insuline gespoten moet worden. ‘Het terugkoppelingsmechanisme is namelijk traag’, legt De Vries uit. ‘Het zou handig zijn als je binnen tien minuten na het toedienen van insuline een verandering in de bloedsuikerspiegel zou zien, maar dat duurt ongeveer anderhalf uur. Het vereist ingewikkelde wiskundige modellen om het glucosebeloop te voorspellen. Als een voorspelling niet klopt en de dosis te hoog is, kun je het niet makkelijk corrigeren.’


Robert Ceelen liet bij wijze van grap foto’s van zichzelf maken met het prototype van de kunstmatige alvleesklier. Fotografie/concept: Ilias Bel Hach en Robert Ceelen

Onderzoekers van het AMC hebben zich in samenwerking met het bedrijf Inreda Diabetic daarom over een andere mogelijkheid gebogen. ‘Bij het ontwikkelen van een kunstmatige alvleesklier gebruiken we insuline om de hoge glucosewaardes omlaag te duwen, maar we gebruiken ook glucagon om de lage waardes omhoog te krijgen. Glucagon is een menselijk hormoon, waarvan de productie verloren gaat bij mensen die langdurig diabetes 1 hebben, en kan onderhuids worden toegediend, net als insuline, zegt De Vries. Een compleet nieuwe methode. ‘Tot nu toe dienden we glucagon eigenlijk alleen toe in noodsituaties, als een patiënt zo’n lage bloedsuikerwaarde heeft dat hij niet meer kan eten. We weten niet goed hoe glucagon in kleinere hoeveelheden werkt, en op lange termijn. Na een aantal voorbereidende testen in het ziekenhuis hebben we de volgende stap gezet.’ Drie patiënten werden bereid gevonden om de experimentele methode twee dagen lang in hun thuissituatie te testen. Ondeugende proefpersonen

Het was de eerste keer dat een dergelijke methode thuis werd uitgeprobeerd. ‘Er zijn veel researchers die zich op kunstmatige alvleesklieren richten, maar die testen ze over het algemeen in het ziekenhuis. Eén onderzoeksgroep deed een proef in een hotel naast het ziekenhuis, en een andere heeft in een soort diabeteskamp een test gedaan. Maar niemand heeft de thuissituatie bekeken’, vertelt De Vries. Dat leverde heel andere inzichten op dan in een klinische omgeving. ‘Mensen die in het ziekenhuis in een onderzoekssituatie zitten, gedragen zich vrijwel altijd netjes. Dat heet het Hawthorne effect. Tijdens ons onderzoek zagen we echter het omgekeerde. Thuis leken ze te denken: ‘Nu gaan we eens even uittesten of dit echt werkt’. Dus ze namen eens een extra ijsje, of gingen een eindje fietsen en namen tegelijkertijd twee biertjes. Daar kwamen we achter als we ze opbelden om te vragen waarom er ineens vreemde dingen met de bloedsuikerwaarden gebeurden. Die controleerden wij namelijk via internet. Zelf vonden we dat geëxperimenteer op eigen houtje best

eng, maar het geeft wel aan dat de waarde van onderzoek in het ziekenhuis toch beperkt is. Mensen leven thuis heel anders.’ Fotoshoot

Daar is diabeticus Robert Ceelen het mee eens. Hij is een veteraan in studies naar kunstmatige alvleesklieren. Dit was het derde onderzoek waaraan hij meedeed. ‘Het ritme in een ziekenhuis is voor mij onnatuurlijk. Dan lig je, of zit je. Ik ben zelf heel actief, en ik heb dit apparaat getest terwijl ik een gewoon dagritme aanhield. Het is dan wel een handicap, zo’n grote tas om mee te zeulen.’ Ceelen heeft het apparaat niet extra uitgetest. ‘Ik heb hetzelfde eetpatroon aangehouden als normaal. Wel heb ik een geintje uitgehaald, door een fotoshoot te maken met het apparaat op allerlei verschillende plekken, zoals de kroeg.’ Ceelen merkte bij het gebruik van de kunstmatige alvleesklier meteen verschil. ‘Ik ben een zeer moeilijk instelbaar diabeet, waarbij de reguliere middelen niet zomaar aanslaan. Toen ik dit apparaat probeerde constateerde ik meteen dat ik minder extreme waarden in mijn bloedsuikerspiegel had. Twee dagen is wel kort om hier iets over te zeggen, maar als het gaat werken is dat echt een megastap voorwaarts.’ Naast Ceelen zijn er meer mensen die dit een grote stap vooruit vinden. Het onderzoek won de publieksprijs van het Diabetes Fonds Nederland. Daarnaast heeft het project een grote Europese subsidie van vier miljoen euro binnengesleept. Alle research en ontwikkeling aan deze kunstmatige alvleesklier is tot nu toe zonder subsidie gedaan. ‘Het was allemaal liefdewerk oud papier, echt een soort vrijwilligerswerk’, zegt De Vries. Nu is er de mogelijkheid om de alvleesklier echt te ontwikkelen. ‘We gaan samenwerken met bedrijfjes die de kunstmatige alvleesklier kunnen maken. Het is de bedoeling om een kleine, handzame versie te ontwikkelen. Daarnaast werken we samen met centra uit Oostenrijk en Duitsland, om meer te weten te komen over de werking van glucagon en de toediening daarvan bij diabetes-1patiënten.’

AMC M aga zine juni 2012

9


b r o e r s

e n

z u s s e n

Onder een vergroot Je houdt van ze, ruziet met ze, verdedigt ze, concurreert met ze of bent loyaal aan ze. Broers en zussen hebben een bijzondere relatie, de langdurigste die een mens in zijn leven heeft. Ten minste eenderde van alle kinderen groeit op als broer of zus van een speciaal kind, en dat heeft in­ vloed op de ontwikkeling van beide bloedverwanten. Dat kan negatief zijn, maar ook positief, betoogt emeritus hoog­ leraar Kinderpsychiatrie Frits Boer. Op 9 mei ver­scheen zijn boek ‘Broers en zussen van speciale en gewone kinderen’.

Irene v an El z akker

Frits Boer is een expert op het gebied van de relatie tussen broers en zussen. Hij publiceert regelmatig over het onderwerp, en nu is er een tweede boek voor een groot publiek. Hierin heeft hij het ook over broers en zussen van speciale kinderen. Speciaal betekent hier: met een ontwikkelingsstoornis, een handicap, een psychische stoornis of met een chronische of levensbedreigende ziekte. Geen wetenschappelijke verhandeling, schrijft Boer, maar wel waar mogelijk wetenschappelijk onderbouwd. En uiterst leesbaar, vol herkenbare situaties. Waar komt die fascinatie vandaan voor de relatie tussen broers en zussen? ‘Na mijn opleiding tot kinderpsychiater stuitte ik regelmatig op het onderwerp. Maar dat bleef altijd beperkt tot twee dingen. Clichématig dachten vakgenoten meteen aan sibling rivalry: dat er altijd rivaliteit tussen broers en zussen is, wat voor problemen zorgt. En het andere wat er altijd bij gehaald werd, was de betekenis van de plaats die kinderen innemen in de rij van broers en zussen. Er werd iets geroepen over de jongste, oudste, middelste. Alsof we daar iets vanaf wisten. Bij deze twee zaken had ik mijn vraagtekens, maar niet meer dan dat. Toen kreeg ik begin jaren tachtig een artikel in handen uit Psychology Today over de Sibling

10

AMC M aga zine juni 2012

bond, de band tussen broers en zussen. Dat was meteen zo’n eye-opener. Het ging over veel meer dan alleen dat rivalry-verhaal. Ook over de positieve betekenis: de bijdrage die het levert aan je leven om een broer of zus te hebben. Naar aanleiding van dat artikel kwam ik op het idee om er mijn proefschrift aan te wijden en zo ben ik het onderwerp ingerold.’ Je stipte het net al even aan: de plaats in de rij. Is er nu meer over bekend of het echt invloed heeft of je de oudste of de jongste bent? ‘Het maakt wel degelijk uit of je het enige of het oudste meisje bent of dat je deel uitmaakt van een tweeling. Alleen laat zich dat niet vertalen in standaard regeltjes in de trant van: als je de oudste bent, dan krijg je later zo’n karakter. Relaties tussen broers en zussen zijn veel te dynamisch en te complex om te vertalen in een soort profiel. Je hebt van die boeken waarin je kunt opzoeken wat het betekent om de tweede te zijn van twee kinderen of een nakomertje. Ze lijken een beetje op boekjes over sterrenbeelden waarin je karaktertrekken worden opgesomd. Zo’n profiel is heel suggestief. Het is zo opgeschreven dat iedereen er wel iets uit kan halen. Pure pseudowetenschap.’ Waarom heb je ervoor gekozen om ook de relatie tussen speciale broers en zussen aan bod te laten komen? ‘Omdat het thema voor veel ouders belangrijk is. Hun grootste zorg is hoe zij hun speciale kind goed kunnen steunen, terwijl de andere kinderen niets tekortkomen en er geen last van hebben. Dat is een enorme puzzel. Daarom hoop ik ze wat mee te kunnen geven in het boek, als een soort service aan de ouders. Ook mijn ervaring bij kinderpsychiatrisch centrum de Bascule speelt een rol bij mijn keuze. Daar zag ik kinderen met autisme, ADHD, angststoornissen, en kreeg ik te maken met hun broertjes en zusjes. Je bent niet alleen maar de dokter voor dat ene kind met die problematiek, je wilt ook breder kijken. En dan zijn er nog de ervaringen van mijn collega’s in het Emma Kinderziekenhuis AMC, waar veel kinderen met kanker komen en waar speciale groepen zijn voor hun broers en zussen. Eerst was ik van plan om alleen een boek te schrijven


glas

AMC M aga zine juni 2012

11


over broers en zussen van speciale kinderen. Maar naarmate ik er meer indook, ontdekte ik dat het verschil tussen speciale en gewone kinderen eigenlijk slechts gradueel is. Je kunt niet altijd zeggen: jij hebt echt ADHD en jij beslist niet. Zo zwart-wit is het niet. Dingen die in een speciale broer/zus-relatie van toepassing zijn, spelen in ieder gezin. Waar altijd wel een kind moeilijker is dan het andere kind of meer aandacht nodig heeft. Daarom besloot ik de titel uit te breiden naar speciale én gewone kinderen. Mijn boodschap is: een speciaal kind is een vergrootglas. Je ziet dingen beter die ook in andere gezinnen spelen en dat kan je helpen om zaken goed in beeld te krijgen.’

Foto’s: Xander Remkes

Broers en zussen van speciale en gewone kinderen. Frits Boer LannooCampus 2012 ISBN: 978 90 209 7590 1 Prijs: €29,99

In het boek maak je aan de hand van talloze voorbeelden duidelijk dat de aanwezigheid van een speciaal kind in een gezin twee kanten heeft: het brengt risico’s met zich mee, maar broers en zussen kunnen ook profiteren van deze bijzondere ervaring. Vooral dat laatste vind ik zo interessant, want de meeste mensen denken alleen maar aan de negatieve aspecten. ‘Dat komt door het misverstand dat het goed is voor kinderen als ze zo weinig mogelijk nare dingen meemaken. Maar het is niet zo dat kinderen die totaal zonder stress opgroeien zich het beste ontwikkelen. Ik maak vaak de vergelijking met ziektekiemen. We weten allemaal dat enig contact met ziektekiemen je weerbaar maakt tegen allerlei infecties. Iets soortgelijks geldt voor nare ervaringen. Het is helemaal niet erg om ze mee te maken, mits ze niet te naar of te omvangrijk zijn. Je ontwikkelt dan weerstand en weerbaarheid en een sterk karakter. Kinderen die een broertje of zusje verloren door een ernstige ziekte, zeggen jaren later vaak: het heeft me ook iets gegeven. Ik ben minder oppervlakkig, ik zie beter wat belangrijk is in het leven. Je kunt een verantwoordelijker mens krijgen als die ook dingen meemaakt die niet leuk zijn.’ Wat zijn de belangrijkste risico’s als je een speciale broer of zus hebt? ‘Ouders moeten beducht zijn voor een aantal zaken. Allereerst moeten ze hun kinderen niet de boodschap geven dat wat ze voelen ten opzichte van hun speciale broer/zus goed of fout is. Gevoelens kun je niet sturen, wel wat een kind daarmee doet, het gedrag. Je ziet nog wel eens gebeuren, dat ouders zeggen: hoe kun je zo ondankbaar zijn, je bent zelf gezond, hoe kun je zulke lelijke gedachten hebben? Dan voed je een kind op tot een hypocriet, of je zadelt het op met een schuldgevoel.

12

AMC M aga zine juni 2012

Ten tweede maakt het alles uit hoe mensen hun jeugdervaringen verwerken. Daar kun je als ouders veel in betekenen. Door kinderen de kans te geven erover te praten. Zo kunnen ze de narigheid een plaats geven. Als dat niet lukt, dan blijven die ervaringen stoorzenders in de ontwikkeling. Dan gaan ze je later, bewust of onbewust, dwarszitten. Een ander, belangrijk probleem is dat in de meeste gezinnen waar kinderen door ziekte, beperkingen of psychische stoornissen speciaal zijn, de ouders erdoor in beslag worden genomen. Ze moeten er extra aandacht aan geven, liggen ervan wakker, moeten van alles regelen, gaan op pad voor second opinions en geven soms een hoop geld uit voor behandelingen. Dat gaat ten koste van wat er voor de gewone broers/zussen beschikbaar is. Die kunnen dat best hebben, als daar af en toe maar bij stilgestaan wordt. Als zij ook een keer speciaal zijn door een uitje of een cadeautje; dat ze even voelen dat ze gezien worden. Gebeurt dat niet, en ondergaan kinderen dat maar stilletjes, dan roepen ze later bij de therapeut: ik heb geen jeugd gehad en er was nooit aandacht voor mij. Een bekend gevaar is de wet van de dubbele bescherming: ouders zijn bang dingen met hun kind te bespreken uit angst zaken los te woelen die ze alleen maar moeilijk vinden. Op hun beurt beschermen de kinderen hun ouders omdat ze zien dat die het zwaar hebben en omdat ze denken dat het pijnlijk voor ze is om erover te praten. Doordat beide partijen niets zeggen, doen ze elkaar tekort en laten ze elkaar psychologisch en emotioneel in de steek.’ Naar verhouding gaan veel broers en zussen van speciale kinderen in de zorg werken, zeg je in het boek. ‘Als ik een voordracht houd voor mensen in de zorg die werken met verstandelijk gehandicapten dan vraag ik ze vaak om de vinger op te steken bij vragen over hun broers of zussen. Meer dan gemiddeld zitten daar oudste kinderen tussen, en meer dan gemiddeld hebben zij een broer of zus met een verstandelijke handicap. Daar kun je een paar redenen voor bedenken. Door de speciale gezinssituatie weet je dat er zoiets bestaat als zorg voor gehandicapten. Je bent mee geweest naar de speciale school en naar de instelling, er zijn hulpverleners thuis geweest. En zo ben je op het idee gekomen om zelf in die sector te gaan werken. Iets wat je kent, kun je in overweging nemen. Anderen willen wat betekenen voor gehandicapten. Het is een categorie die vaak maatschappelijk over het hoofd wordt gezien of minder belangrijk wordt gevonden. Vanuit die ervaring willen zij hulp bieden. Maar er zijn er ook die zich daar verre van houden. Ik heb een paar mensen in therapie gehad bij wie ik per toeval ontdekte dat ze een verstandelijk beperkt broertje of zusje hadden en die daar nooit over spraken. Een beetje à la Tom Cruise in de film Rain Man die aanvankelijk niet wil weten van het bestaan van zijn autistische broer en er ook niets mee te maken wil hebben.’


15 Promotie Honger Annet van Abeelen: ‘Undernutrition and chronic disease. The 1944-1945 Dutch famine’. Honger en chronische ziekten zijn belangrijke wereldwijde gezondheidsproblemen. Eerder onderzoek leverde aanwijzingen op dat deze problemen met elkaar samenhangen: kortdurende extreme honger tijdens belangrijke perioden van groei en ontwikkeling kan nadelige effecten op de gezondheid later in het leven hebben. Van Abeelen toonde aan dat vrouwen die verwekt zijn tijdens de Hongerwinter (1944-1945) eerder overlijden dan vrouwen die niet vóór hun geboorte aan de gevolgen van de Hongerwinter zijn blootgesteld. Daarnaast bleken vrouwen die ondervoed zijn geweest tijdens de kinderjaren een hoger risico te hebben op overgewicht, suikerziekte, hartziekte, COPD en astma. Honger lijkt dus niet alleen een acuut probleem te zijn, het heeft langdurige gevolgen. Promotores: prof. dr. P.M.M. Bossuyt en prof. dr. D.E. Grobbee (UMC Utrecht) Co-promotores: dr. T.J. Roseboom, dr. C.S.P.M. Uiterwaal en dr. S.G. Elias (laatste twee UMC Utrecht) 15 Or atie Ter gelegenheid van zijn benoeming tot parttime hoogleraar Mondziekten, Kaak- en Aangezichtschirurgie houdt prof. dr. Eddy Becking zijn oratie getiteld ‘MKA-chirurgie, gezichtsbepalend’. Tijd: 16.00 uur 19 Promotie Schildklier Grigoris Effraimidis: ‘Early stages of thyroid autoimmunity - follow-up

studies in the Amsterdam AITD cohort’. Bij patiënten met een auto-immuun schildklierziekte (AIZ) valt het eigen afweersysteem de schildklier aan. Effraimidis heeft gedurende vijf jaar een groep van 803 vrouwen onderzocht, die een familielid hebben met AIZ. Elk jaar werd de concentratie schildklierhormoon, de antilichamen tegen de schildklier en vitamine D gemeten en werden gegevens verzameld over roken, alcohol, stress, jodium en besmetting met de bacterie Yersinia Enterocolitica. De promovendus heeft de rol van deze factoren onderzocht bij het ontstaan van de ziekte. Promotores: prof. dr. W.M. Wiersinga en prof. dr. J.G.P Tijssen Tijd: 12.00 uur 20 Promotie Malaria tijdens z wangerschap

Machteld Boel: ‘Susceptibility to malaria with a focus on the postpartum period’. Malaria in het kraambed is een afspiegeling van het succes waarmee malaria tijdens de zwangerschap is behandeld. Op de Thais-Birmese grens is een zwangerschapscontrole opgezet met wekelijkse screening voor malaria. Dit heeft de afgelopen 25 jaar geleid tot een enorme afname in moedersterfte. Binnen dit systeem wordt falciparum malaria, de meeste ernstige vorm van de ziekte, effectief behandeld. De meer onschuldige vorm veroorzaakt door vivax-malariaparasieten is tijdens de zwangerschap niet te behandelen, wat leidt tot een verhoogd risico op vivax in het kraambed. Ook tijdens de bevalling brengt malaria risico’s met zich mee voor moeder en kind. Wereldwijd moeten preventie en behandeling van malaria in de zwangerschap worden aangescherpt. Promotores: prof. dr. P. A. Kager en prof. dr. F. Nosten (Mahidol University, Bangkok, Thailand) Co-promotor: dr. R. McGready (Mahidol University, Bangkok, Thailand) en dr. M. van Vugt Tijd: 10.00 uur 20 Promotie Pla sproblemen Robert Hakvoort: ‘Voiding dysfunction after vaginal prolapse surgery. Etiology, prevention and treatment.’ Niet goed kunnen plassen na een vaginale hersteloperatie doet zich voor bij veertien

procent van de patiënten. Hakvoort zag dat de ernst van de blaasverzakking van invloed is, maar ook de postoperatieve onrust bij de patiënt. Uit een enquête onder gynaecologen blijkt dat de wijze en de duur van behandeling van de complicatie enorm varieert. Uit twee gerandomiseerde studies blijkt dat de duur van de behandeling van de plasproblemen kan worden bekort. Dat kan het best door intermitterend katheteriseren. Promotor: prof. dr. M.P.M. Burger Co-promotores: dr. J.P.W.R. Roovers en dr. M.H. Emanuel Tijd: 13.00 uur 21 Promotie K waliteit van zorg Sabine van der Veer: ‘Systematic quality improvement in healthcare. Clinical performance measurement and registry-based feedback.’ Het devies ‘meten is weten’ heeft de gezondheidszorg al enige tijd in zijn greep. Maar zijn alle relevante aspecten van de zorg wel meetbaar? En hoe realiseren we dat meetinitiatieven leiden tot een verbetering van de kwaliteit van zorg? Van der Veer ontwikkelde een instrument om patiëntervaringen met dialysezorg te meten. Daarnaast deed ze een gerandomiseerde studie onder dertig Nederlandse intensivecare-afdelingen. Hierbij keek ze of instellingen die een uitgebreide, actieve vorm van performancefeedback ontvingen de uitkomsten van hun patiënten meer konden verbeteren dan zij die alleen een beperkte rapportage toegestuurd kregen. Promotor: prof. dr. A. Abu-Hanna Co-promotores: dr. K.J. Jager en dr. N.F. de Keizer Tijd: 12.00 uur 21 Promotie Dot teren hartin­ farct

Maarten Vink: ‘The merit of radial access, thrombus aspiration, and drugeluting stents in primary PCI. Controversies in the treatment of acute myocardial infarction.’ Promotores: prof. dr. R.J. de Winter en prof. dr. J.G.P. Tijssen Co-promotores: dr. G.J. Laarman (TweeSteden Ziekenhuis, Tilburg) en dr. M.T. Dirksen (OLVG, Amsterdam) Tijd: 14.00 uur Zie het artikel op pagina 4.

AMC M aga zine juni 2012

21 Or atie Ter gelegenheid van zijn benoeming tot bijzonder hoogleraar Epidemiologie en bestrijding van armoede-gerelateerde infectieziekten houdt prof. dr. Frank Cobelens zijn oratie getiteld ‘De langste dag’. De ziektelast door mondiaal belangrijke infectieziekten zoals hiv/ aids, tuberculose en malaria, wordt sterk bepaald door armoede. Gebrekkige huisvesting en voedingstoestand, economische noodzaak tot trekarbeid of prostitutie, en beperkte toegang tot adequate diagnostiek en behandeling maken de bestrijding van deze ziekten tot een longest day. De leerstoel richt zich op ontwikkeling en evaluatie van nieuwe interventies tegen armoedegerelateerde infectieziekten. Dit vereist inzicht in de invloeden van biologische, sociale en economische factoren op de overdracht, pathogenese en immunologie van deze ziekten, en op de effectiviteit van preventie, diagnostiek en behandeling. Bovendien moeten nieuwe interventies worden getoetst op hun uitvoerbaarheid en betaalbaarheid bij beperkte middelen. Tijd: 16.00 uur 22 Promotie Le verk anker Florie Borel: ‘RNAi-based gene therapy of hepatocellular carcinoma: targeting ABC transporters’. Patiënten met een hepatocellulair carcinoom (HCC, een vorm van leverkanker) hebben een slechte prognose: vijf jaar na het stellen van de diagnose is gemiddeld slechts vijf procent nog in leven. Een belangrijke oorzaak daarvoor is het ontstaan van resistentie tegen cytostatica, medicijnen gebruikt voor chemotherapie. Borel onderzocht de rol van ABC-transporters in HCC (membraaneiwitten betrokken bij transportprocessen van en naar het bloed) en ontwikkelde twee strategieën die het niet functioneren van ABC-transporters moeten compenseren. Die lijken veelbelovend hoewel nog problemen met onder andere toxiciteit moeten worden overwonnen voor ze daadwerkelijk gebruikt kunnen worden voor diagnose en therapie. Promotores: prof. dr. P.L.M. Jansen en prof. dr. S.J.H. van Deventer (LUMC) Co-promotor: dr. P. Konstantinova (AMT) Tijd: 10.00 uur Zie verder pagina 24

13

p r o m o t i e s e n o r at i e s j u n i

apoptose. Lamers ontdekte dat de genen die zorgen voor aanmaak van deze eiwitten in neuroblastoomcellen actiever waren dan in normaal weefsel. Door deze genen uit te schakelen, herstelde de apoptose, waardoor de tumorcellen doodgingen. Vervolgens onderzocht de promovendus medicijnen die BIRC5 en BCL2 remmen. In het laboratorium bleken deze zeer effectief en specifiek tegen neuroblastoomcellen. De volgende stap is om deze medicijnen klinisch te testen. Promotores: prof. dr. H.N. Caron en prof. dr. R. Versteeg Co-promotor: dr. J.J. Molenaar Tijd: 11.00 uur


p r e-

e n

p r o b i o t i ca

i n

d e

b a b y v o e d i n g

Bacteriën tegen eczeem Eczeem is bij jonge kinderen vaak een voorbode van astma. Recent onderzoek van het AMC heeft laten zien dat pre- en probiotica bij deze kinderen wellicht niet alleen het eczeem kunnen verlichten, maar soms zelfs astma kunnen tegenhouden. Hierop komt nu een vervolg: een consortium van ziekenhuizen, onderzoeksinstituten, industrie en TopInstituut Pharma gaat met een budget van 2,5 miljoen euro op zoek naar meer bewijs. Rob Buiter

Pro-, pre-, en synbiotica Al ruim vóór de ontdekking van het eerste antibioticum, door Flemming in 1928, bedacht de Russische microbioloog Eli Metchnikoff (1845 - 1916) dat er ook zoiets moest bestaan als probiotica, al noemde hij het toen niet zo. Uit onderzoek bij Bulgaarse grootgebruikers van yoghurt concludeerde hij dat er voeding moest bestaan met goede bacteriën die de gezondheid bevorderen. Voedingsvezels (specifieke suikerketens) die dergelijke goede bacteriën stimuleren, zijn in dezelfde terminologie inmiddels bekend geworden als prebiotica. De combinatie van pro- en prebiotica wordt synbiotica genoemd.

14

AMC M aga zine juni 2012

Het was eigenlijk meer dan waar de onderzoekers op hadden gehoopt. De SYNBAD-studie (SYNbiotica bij Baby’s met Atopische Dermatitis) was opgezet om de effecten te onderzoeken van een combinatie van probiotica en prebiotica op eczeem bij baby’s. Een positief effect bleek helaas niet spijkerhard aan te tonen. Dat veranderde toen de onderzoekers de negentig kinderen met eczeem uit de studie in twee groepen verdeelden: één met en één zonder een verhoogde hoeveelheid van de afweerstof IgE in het bloed. Toen werd wél een effect zichtbaar, vertelt kinderlongarts Aline Sprikkelman. Zij was in 2010 een van de co-promotores van arts-onderzoeker Leontien van der Aa die op de SYNBAD-studie promoveerde. IgE is een stof die je in grotere hoeveelhe-


den in het bloed ziet als er sprake is van een allergische reactie. ‘Bij de groep met een verhoogde hoeveelheid IgE leken pro- en prebiotica de ernst van het eczeem te verlichten’, vertelt Sprikkelman. ‘Bovendien leek het erop dat deze kinderen een jaar na de behandeling minder vaak last hadden van “piepen” of “zagen”, de voortekenen van astma. De verschillen waren significant, maar omdat de studie vooraf anders was opgezet, moet het onderzoek herhaald worden.’ Overigens kwamen de mogelijke effecten van pro- en prebiotica op eczeem en vervolgens op astma niet uit de lucht vallen, zegt Sprikkelman. ‘Het is bekend dat veertig procent van de baby’s met atopisch eczeem later astmatische klachten ontwikkelt. Dat wordt ook wel de allergische mars genoemd. Onder andere uit proefdieronderzoek is duidelijk geworden dat voeding met pro- en prebiotica een allergische reactie in zowel de huid als de longen kan verminderen. De vraag is nu of je met deze voeding misschien ook die allergische mars bij jonge kinderen kunt onderbreken.’ En dus leidde SYNBAD naar een nieuw onderzoek: SAINT (Synbiotic mixture on Atopic dermatitis in INfanTs). SAINT zal worden uitgevoerd door een consortium van onderzoekers. Naast het AMC doen de afdeling Immunofarmacologie van de Universiteit Utrecht, het Wilhelmina Kinderziekenhuis Utrecht, het VU medisch centrum en Danone Research (Baby Nutrition) mee. Het onderzoek wordt voor een deel betaald met subsidie van het TopInstituut Pharma. Speciale baby voeding

Arts-onderzoeker Lies Hulshof hoopt later dit jaar bij de vakgroep Kinderlongziekten en Allergie te starten met de dubbelblinde en gerandomiseerde SAINT-studie. ‘We willen 144 baby’s met een vroeg stadium van eczeem in het onderzoek opnemen, die een verhoogde hoeveelheid IgE in het bloed hebben. Hun ouders krijgen het advies om de zuigelingen zo lang mogelijk alleen borstvoeding te geven. Zodra ze helemaal of gedeeltelijk overstappen op flesvoeding, zijn de kinderen potentieel kandidaat voor ons onderzoek. Vervolgens krijgt een willekeurige helft gedurende zestien weken een dagelijkse dosis van 500 ml babyvoeding waaraan de bacterieBifidobacterium breve M-16V is toegevoegd naast een specifiek mengsel van voedingsvezels. De andere 72 kinderen krijgen babyvoeding zonder de pro- en prebiotica. Aan het begin en aan het eind van de studie zullen we eczeemscores opnemen, net als de bloedwaarden en bacteriemonsters uit de darm en uitstrijkjes van het neusslijmvlies. Daarnaast blijven we, liefst tot de kinderen de schoolgaande leeftijd hebben bereikt, in de gaten houden of er astmatische klachten optreden.’

De onderzoekers zijn vooral geïnteresseerd in de stof galectin-9, vertelt Sprikkelman. ‘Zowel in de SYNBADstudie als in proefdieronderzoek hebben we gezien dat de combinatie van de bacterie en de voedingsvezels een verhoging geeft van galectin-9 in het bloed. Deze stof moet de afweerreactie in goede banen leiden.’ Onderzoekers in het Wilhelmina Kinderziekenhuis zullen daarnaast specifiek gaan kijken naar de ­bacteriesamenstelling op de huid, in de keel- en neusholte, in het speeksel en in de ontlasting. Zo willen ze kijken of er een relatie is tussen de aanwezigheid van verschillende soorten bacteriën en de ernst van het eczeem. Samen met ontstekingsfactoren in het bloed van de kinderen zou die bacteriesamenstelling mogelijk een biomarker kunnen worden voor allergie en astma. yoghurts

Onderzoek met probiotica roept soms nog wisselende reacties op. Voor een deel wordt de term geassocieerd met een steeds groter wordende keur aan (drink) yoghurts en een nog veel bredere keur aan onduidelijke gezondheidsclaims die aan die producten worden gehangen. Na de dramatische afloop van een Utrechts onderzoek met probiotica bij ernstig zieke patiënten met een acute alvleesklierontsteking hebben deze bacteriën zelfs in de verdachtenbank gezeten. Maar voor AMC-onderzoekers Hulshof en Sprikkelman doen al die verhalen niets af aan de potentie van de door hen gebruikte middelen. ‘Het ene probioticum is het andere niet’, benadrukt Sprikkelman. ‘Wij doen onderzoek met deze specifieke combinatie van bacterie en voedingsvezels. Dat zegt niets over welke andere bacterie of vezel dan ook. Uit de onderzoeksliteratuur blijkt dat effecten van verschillende pre- en probiotica heel specifiek zijn. Met de ingrediënten die wij gaan testen, zijn al eerder veelbelovende resultaten behaald bij jonge kinderen.’ De onderzoekers willen niet al te veel speculeren over de mogelijke toepassingen van de probiotica, als hun hypothese over de rem op eczeem en astma zou blijken te kloppen. Hulshof: ‘Als deze ingrediënten in de babyvoeding bij kinderen met een verhoogd IgE inderdaad eczeem kunnen verhelpen en astma kunnen voorkomen, dan zou het misschien een soort therapie op basis van voeding kunnen worden. Of je het vervolgens ook preventief kunt geven, dus helemaal ter voorkoming van eczeem en astma, is weer een compleet andere vraag waar je een nieuw onderzoek voor zou moeten opzetten.’ Met de aangekondigde studie hoopt Hulshof zeer binnenkort te kunnen starten. De inclusie van de baby’s zal via kinderartsen, consultatiebureaus en huisartsenpraktijken in de regio Amsterdam verlopen.

AMC M aga zine juni 2012

15

Baby met eczeem op de rug. Foto: Laurent Belmonte/BSIP/Corbis


k o e m e l k a l l e r g i e

Dubbelblind provoceren

Jaarlijks krijgen een paar duizend baby’s en peuters klachten door koemelkallergie. Waarom groeien de meesten van hen daar vrij snel overheen, terwijl de rest allergisch blijft? En valt te voorspellen welke kinderen het meeste last houden? Het antwoord ligt besloten in hun witte bloedcellen, zo ontdekte promovendus Anders van Thuijl. A r thur v an Zu y len

In ons land is naar schatting twee tot vijf procent van alle zuigelingen allergisch voor koemelk. Anders gezegd: van de circa 180.000 baby’s die jaarlijks worden geboren lijden er tussen de 3600 en 9000 aan deze vorm van voedselallergie. Een behoorlijke range, beaamt kinderarts-in-opleiding Anders van Thuijl, die eind juni promoveert op dit onderwerp. ‘Het probleem is dat de symptomen zo aspecifiek zijn. Veel kleine kinderen hebben last van buikkrampjes, huiduitslag of diarree, maar zij zijn natuurlijk lang niet allemaal overgevoelig voor koemelk. Helaas bestaat er in Nederland nog geen gemeenschappelijke richtlijn om deze allergie vast te stellen – dat verklaart denk ik de grove schattingen.’ Het ziet er echter naar uit dat dit binnenkort gaat veranderen. Begin 2013 wil de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde een landelijke leidraad invoeren voor de diagnostiek van koemelkallergie bij pasgeborenen. Deze richtlijn werd de afgelopen jaren met subsidie van ZonMW ontwikkeld onder leiding van AMC-kinder(long)arts Aline Sprikkelman. Centraal daarin staat de dubbelblinde, placebogecontroleerde voedselprovocatietest, de gouden standaard om koemelkallergie vast te stellen. Het idee achter deze test is dat een baby of peuter de ene dag voeding krijgt waarin oplopende hoeveelheden melkeiwitten verstopt zitten, en de andere dag voeding zonder die eiwitten. Vervolgens kijkt men of – en wanneer – dit allergische reacties uitlokt. Noch de ouders, noch de artsen of verpleegkundigen weten wat er op welke dag wordt gege-

16

AMC M aga zine juni 2012


ven, zodat de uitkomst van de test daar niet door wordt beïnvloed. ‘Alleen dan kun je eventuele allergische symptomen met zekerheid toeschrijven aan koemelk. Daarom is het de bedoeling dat straks een groot aantal consultatiebureaus en ziekenhuizen deze voedselprovocatietest gaat toepassen wanneer ze een kindje verdenken van koemelkallergie’, vertelt Van Thuijl. Zelf gebruikte de promovendus de test tijdens zijn eigen onderzoek in het Emma Kinderziekenhuis AMC naar de immunologische achtergronden van koemelkallergie. Behalve door Sprikkelman werd hij daarbij onder andere begeleid door onderzoeker Esther de Jong van de afdeling Celbiologie en Histologie en hoogleraar Berent Prakken van de afdeling Kinderimmunologie en Reumatologie van het Wilhelmina Kinderziekenhuis van het UMC Utrecht. Ongelukkig

Net als bij andere allergieën ligt de oorzaak van de overgevoeligheid voor koemelk in een ongelukkige reactie van het afweersysteem, dat ten onrechte in actie komt tegen bepaalde lichaamsvreemde verbindingen. ‘Bij koemelkallergie gaat het om caseïnes en wei-eiwitten, de twee belangrijkste proteïnes in melk’, legt Van Thuijl uit. ‘Normaal gesproken weet ons lichaam daar wel raad mee, maar bij iemand met koemelkallergie gaat het mis. Meestal ontstaan dan acute reacties, zoals een jeukende rode huiduitslag, tegensputterende darmen of problemen met de luchtwegen. In zeldzame gevallen kan de afweer ook volledig van slag raken. Dan treedt een anafylactische shock op, een levensbedreigende allergische reactie waarbij de bloeddruk wegvalt.’ Lange tijd was het een raadsel waarom de afweer bij sommige mensen ontspoort door de melkeiwitten. Evenmin was bekend hoe het precies kan dat de meeste kinderen er overheen groeien – en na een paar jaar ‘tolerant’ worden voor koemelk – terwijl andere kinderen er last van blijven houden. Een derde raadsel was de zogeheten allergische mars: in hoeverre lopen kinderen met een blijvende koemelkallergie het risico om op latere leeftijd ook andere allergieën te ontwikkelen, en zou dat risico wellicht voorspeld kunnen worden? Om een antwoord op deze vragen te vinden, deed Van Thuijl de afgelopen jaren zowel computerstudies als klinisch onderzoek. ‘Daarbij heb ik gekeken naar een aantal stoffen die betrokken zijn bij de allergische reacties op koemelk’, vertelt de promovendus. ‘Mijn onderzoek richtte zich voornamelijk op witte bloedcellen, met name de T-afweercellen die heel specifiek sommige fragmenten (epitopen, red.) van koemelkeiwitten herkennen. Die T-cellen gaan vervolgens allerlei signaalstoffen uitscheiden – waaronder cytokines – die bij patiëntjes de allergische verschijnselen triggeren.’

Op basis van de computermodellen identificeerde Van Thuijl acht mogelijke epitopen in koemelkeiwit, waarna hij onderzocht hoe de T-cellen daarop reageren. ‘Helaas vonden we daarbij geen verschil tussen zuigelingen mét en zonder koemelkallergie. In tegenstelling tot wat we aanvankelijk hadden gehoopt, konden we dus geen eenvoudige bloedtest ontwikkelen om de allergie vast te stellen bij baby’s. Wél vonden we een verband tussen het cytokinepatroon en de ernst en hardnekkigheid van de allergie. Bij kinderen die niet over hun koemelkallergie heengroeien, blijken de T-cellen veel meer cytokines te produceren die een allergische reactie stimuleren dan bij kinderen die van hun allergie af komen. Dat wijst erop dat je onder andere het cytokineprofiel kunt gebruiken om zuigelingen te identificeren die een verhoogd risico hebben op lang aanhoudende koemelkallergie.’ Van Thuijl houdt hierbij wel een slag om de arm. Want hoewel de resultaten significant zijn, deed hij het onderzoek in een relatief kleine groep: in zijn trial werden 48 kinderen opgenomen die door consultatiebureaus waren verwezen naar het Emma Kinderziekenhuis AMC. ‘Om hardere conclusies te trekken, zal de studie nog herhaald moeten worden in een grotere patiëntengroep. De tijd zal dus leren in hoeverre onze vondst gebruikt kan worden in de kliniek.’ Toekomstmuziek

De diagnostiek mag dan verbeteren, bij de behandeling van koemelkallergie staan artsen tot nu toe nog bijna met lege handen. Een remedie is een strikt dieet zonder melkproducten, waardoor iemand met koemelkallergie niet langer wordt blootgesteld aan de melkeiwitten. Wanneer een moeder graag borstvoeding wil geven, moet zij een koemelkvrij dieet houden. Een alternatief is flesvoeding met gehydrolyseerde melk: dat zijn speciale melkvarianten, waarin de eiwitten door een chemisch proces geheel of gedeeltelijk in stukjes zijn geknipt. Dergelijke melk bevat minder – of zelfs geen – epitopen. ‘Daardoor hebben de T-cellen geen geschikt aangrijpingspunt meer om aan het melkeiwit te binden en kan er in principe geen allergische reactie worden uitgelokt’, legt Van Thuijl uit. ‘Op termijn zal de behandeling wellicht bestaan uit immuunmodulatie, waarbij de afweer van patiëntjes wordt beïnvloed. Het idee daarvan is om melkeiwitten zodanig aan te passen dat ze epitopen bevatten die de werking van bepaalde T-cellen verzwakken. Dat klinkt wellicht als toekomstmuziek, maar in de voedingsindustrie wordt hier al druk aan gewerkt.’ Foto: Frans Lemmens/ Hollandse Hoogte

AMC M aga zine juni 2012

17


d i a g n o s e

A l z h e i m e r

Hoogtechnologische schijn bedriegt Voor (bijna) alles bestaat een apparaat. Het stellen van de diagnose ‘ziekte van Alzheimer’ kan zelfs met diverse apparaten, de één nog geavanceerder (en duurder) dan de andere. De meerwaarde van al die techniek valt echter tegen. Bij patiënten ouder dan 75 jaar blijkt een diagnose op basis van alleen neuropsychologisch onderzoek even goed als een liquortest of PET-scan. Nu alleen nog de beroepsgroep overtuigen.

A ndrea Hijmans

‘Aanhoudend radeloos angstig’, zo typeerde neuroloog Aloïs Alzheimer de 52-jarige vrouw die in 1901 werd opgenomen in de psychiatrische kliniek waar hij werkte. Behalve bang was deze Auguste Deter ook verward en onrustig en kampte ze met steeds ernstiger geheugenproblemen. Ze leed aan wat bekend is geworden als de ziekte van Alzheimer. Na haar dood (in 1906) vond Alzheimer abnormale eiwitafzettingen in haar hersenen, zogeheten plaques en tangles. Tegenwoordig weten we dat die bestaan uit de eiwitten bèta-amyloïd en tau. Af braakproducten die normaal gesproken worden afgevoerd via onder andere het hersenvocht, de liquor (spreek uit: liekwor). Het ‘badwater waar de hersenen in drijven’, aldus hoogleraar Neurologie Pim van Gool. ‘Zo’n twintig jaar geleden vatte de gedachte post: als de hersenen vol zitten met amyloïd dan geldt dat waarschijnlijk ook voor dat badwater.’ Het idee voor een nieuwe diagnostische test was geboren. Daarbij wordt via een ruggenprik een klein beetje liquor afgenomen en geanalyseerd. Bij afwijkende concentraties bèta-amyloïd en tau – de zogeheten ‘Alzheimer-handtekening’ – gaan de seinen op rood. Maar hoe betrouwbaar is deze methode? En wanneer is zo’n ruggenprik zinvol? Niet-pluis-gevoel

Auguste Deter was, zo weten we nu, geen doorsnee Alzheimerpatiënt. De meeste mensen die deze vorm van dementie krijgen, zijn immers veel ouder. Alzheimer is

18

AMC M aga zine juni 2012

een typische ouderdomsziekte; de kans op de aandoening neemt sterk toe met de leeftijd. Tegenwoordig gaan wetenschappers er dan ook vanuit dat er waarschijnlijk twee vormen bestaan, zeg maar: Alzheimer type I (dat vooral mensen jonger dan 65 treft) en type II (de reguliere variant bij ouderen). Dat onderscheid heeft ook consequenties voor de diagnostiek, ontdekten onderzoekers van het AMC*. Zij gebruikten data uit het Alzheimer’s Disease Neuroimaging Initiative (ADNI), een samenwerkingsverband tussen zo’n zestig medische centra in de VS en Canada dat gegevens voor onderzoekers uit de hele wereld vrijelijk ter beschikking stelt. Belangrijkste vraag: zijn de diverse beschikbare diagnostische tests even betrouwbaar bij jongere als bij oudere Alzheimerpatiënten? Het antwoord is simpel: nee. Bij patiënten boven de 75 heeft het afnemen van liquor of beeldvorming met behulp van geavanceerde PET-scans geen toegevoegde waarde. Het levert geen betere diagnose op dan alleen klinisch onderzoek door de (huis)arts in combinatie met neuropsychologische tests en eventueel een MRI. ‘Bij “jongere” patiënten is de liquor wel vaak afwijkend’, zegt AMC-neuropsycholoog Ben Schmand, tevens hoogleraar Klinische Neuropsychologie aan de UvA, ‘maar meestal zie je al in de spreekkamer dat er waarschijnlijk iets aan de hand is. Ook dan kun je je dus afvragen of zoiets als een liquortest wel nodig is.’ Belangrijkste conclusie van het onderzoek: bij oudere mensen verliezen biochemische biomarkers, zoals de


Alzheimerhandtekening in de liquor, hun diagnostische waarde. Neuropsychologische tests daarentegen leveren een betrouwbare diagnose op, ongeacht de leeftijd van de patiënt. Dergelijke tests sluiten bovendien goed aan bij de praktijk, aldus Van Gool. ‘Waarom komt iemand bij de dokter? Omdat de patiënt of de familie het gevoel hebben dat er iets niet klopt. Dan moet je niet als eerste je toevlucht nemen tot technologische hoogstandjes.’ Zorgwekkende ont wikkeling

Het mooie van neuropsychologisch onderzoek, vindt Van Gool, is dat je daarmee specifiek naar hersenfuncties kijkt. ‘Naar datgene waar de hersenen voor gemaakt zijn. Hun taak is níet het produceren van liquoreiwitten of het genereren van plaatjes. Nee, de hersenen verwerken informatie. Hoe goed ze dat nog kunnen, is precies wat een neuropsycholoog onderzoekt.’ Schmand: ‘Helemaal mee eens natuurlijk, hoewel we ons ook richten op andere zaken, vaak nog storender voor patiënt en omgeving. Verlies van initiatief bijvoorbeeld, of de zogeheten instrumentele vaardigheden van het dagelijks leven: kan iemand thuis nog met apparaten omgaan? De afstandsbediening, de magnetron, de wasmachine...lukt het nog om die te gebruiken? En hoe zit het met het regelen van bankzaken, het innemen van medicijnen? Meestal kunnen we op basis van neuropsychologische tests en vragenlijsten niet alleen vaststellen dat er iets mis is, maar ook wat er mis is: gaat het om een dementiesyndroom, of bijvoorbeeld

een depressie?’ Pas bij twijfel komt aanvullende diagnostiek in beeld. Een MRI, bijvoorbeeld. Goed luisteren naar de patiënt en zijn familie en neuropsychologisch onderzoek zijn veel belangrijker dan al die hightech waar iedereen zo op kickt, vinden beide onderzoekers. Tegelijkertijd signaleren ze een zorgwekkende ontwikkeling. Steeds meer artsen – zeker in de VS – nemen hun toevlucht tot dure, hoogtechnologische onderzoeken. Hoe komt dat? Van Gool: ‘Misschien heeft het te maken met de zoektocht naar ogenschijnlijke objectiviteit in de gezondheidszorg. Wat doe je als dokter als er een patiënt binnenkomt die best wel eens Alzheimer zou kunnen hebben? Die stop je in een apparaat. Je prikt hem in z’n rug en dan komt er een briefje uit. Klaar is Kees – zo simpel is het. Denken ze.’ Schmand: ‘Ik heb de indruk dat het beproefde klinische werk – je patiënt gewoon goed nakijken – er steeds meer bij inschiet.’ Van Gool: ‘Het appeal van aanvullende diagnostiek bij Alzheimer? Wat uit een apparaat komt, lijkt veel betrouwbaarder dan wat uit een neuropsycholoog komt. Zeker als het apparaat elektrisch is. Of gebruik maakt van radioactiviteit – helemáál het summum. ’t Is een beetje de cultuur op dit moment: zoeken naar houvast in het kwantificeerbare.’ En dat kan soms tot rare dingen leiden. ‘Men heeft geconstateerd dat de uitkomsten van liquortests vaak niet stroken met die van klinisch onderzoek. Anders gezegd: mensen met een Alzheimerhandtekening in de liquor blijken niet dement en omgekeerd. Dus wat wordt nu door een bepaalde stroming gepropageerd: de definitie van Alzheimer aanpassen. Je zou die ziekte alleen nog maar hebben bij bepaalde liquorwaarden. Alsof je het doel groter maakt omdat je anders steeds naast schiet’, aldus Van Gool. Ja, hij vindt die ontwikkeling gevaarlijk. ‘Wat doe je met de mensen die wel geheugenproblemen hebben maar niet slagen voor hun liquorexamen? Wat hebben die? Zijn die dan niet ziek? Door zo met definities te goochelen ondermijn je het fundament van heel veel onderzoek.’ *Ben Schmand, Piet Eikelenboom, Willem A. van Gool: ‘Value of diagnostic tests to predict conversion to Alzheimer’s disease in young and old patients’. In: Journal of Alzheimer’s Disease 29 (3) April 2012.

AMC M aga zine juni 2012

19

Illustratie: Henk van Ruitenbeek


N i e t

t e

m o e i l i j k

g r aa g

‘Daar heeft Cohen gewoon aan mee te doen’ Max van Weezel is politicoloog en journalist. Hij won t weemaal de Anne Vondelingprijs en schrijft momenteel politieke commentaren voor Vrij Nederland. Zijn meest recente boek is ‘Haagse fluisteraars’ (Balans, Amsterdam 2011).

Tweeduizendtwaalf belooft geen topjaar te worden voor lief hebbers van zorgvuldige journalistiek. NRC Handelsblad, de krant die de geest wil scherpen, moest excuses aanbieden aan het Koninklijk Huis en de lezers vanwege de ontboezemingen van verslaggever Jannetje Koelewijn over de gezondheidstoestand van prins Friso. Een tweede NRC-redacteur, Cees Banning, erkende dat hij in een artikel over de oliehandel zonder bronvermelding uit de Volkskrant had geciteerd. Plagiaat dus. Maar ook de Volkskrant zelf ging niet vrijuit. Oudminister van Financiën Wouter Bos protesteerde tegen de manier waarop de kwaliteitskrant de bevindingen had samengevat van de Kamercommissie die onderzoek had gedaan naar de kredietcrisis (‘Bos heeft vreemde rol gespeeld’, luidde de kop). Commissievoorzitter Jan de Wit verklaarde dat hij het zo nooit tegen de verslaggever had gezegd. Bij de uitreiking van de prestigieuze prijs De Tegel was het oorlogsverslaggever Arnold Karskens die zijn Volkskrant-collega Nathalie Righton op luide toon van copycat-gedrag betichtte. Binnen een paar weken tijd deden zich veel van zulke incidenten voor. En dan betrof het nog alleen de kranten die zich trots de kwaliteitsmedia noemen. Rond dezelfde tijd was er het nodige te doen over politici die zich het slachtoffer voelden van verslaggevers die niet in de highbrow- maar in de lowbrow-sector werkzaam zijn: de wereld van het infotainment, het televisieen radioamusement, de overvalinterviews, de shock- en showjournalistiek. In februari kondigde PvdA-leider Job Cohen zijn afscheid van het Binnenhof aan. ‘Ik moet vaststellen dat ik er onvoldoende in ben geslaagd om in de politieke en mediawerkelijkheid van Den Haag de weg naar een fatsoenlijke samenleving geloofwaardig over het voetlicht te brengen’, verklaarde hij.

haatte het om op in zijn ogen banale persoonlijk getinte vragen in te gaan. Castricum vierde het vertrek van de PvdA-leider als een persoonlijke overwinning. Van een politicus mocht worden verwacht dat hij met de camera kon omgaan. Cohen kon dat niet, dus was hij op het Binnenhof niet op zijn plaats. ‘Wij maken op onze manier een nieuwsprogramma en daar heeft Cohen gewoon aan mee te doen,’ zei Castricum bloedarrogant. Kort daarop legde een tweede PvdA-parlementariër zijn functie neer: John Leerdam was zo dom geweest zijn medewerking te verlenen aan het spelletje ‘Gaat ie mee of zegt ie nee’ van popzender 3FM. Bij die gelegenheid was Leerdam serieus ingegaan op vragen over een niet bestaande moslimterrorist. Ineke van Gent van GroenLinks die niet wist dat oud-president Nixon al in 1994 was overleden, ontsprong op het nippertje de dans. Haar fractie viel er niet over dat ze er vrolijk op los had gefantaseerd. Cohens kritiek op de ‘politieke en mediawerkelijkheid van Den Haag’ maakte reacties los. Buitenhof-columniste Naema Tahir meende dat een fatsoenspolitie moest worden ingesteld om de hufters van het Binnenhof te weren. Haar echtgenoot, de rechtsfilosoof Andreas Kinneging, vond zelfs dat alle camera’s uit de Tweede Kamer moesten worden geweerd. Voorstellen die door de parlementaire pers werden afgewezen omdat ze rieken naar censuur. Toch roepen alle incidenten die zich hebben voorgedaan tussen de NRC en het Koninklijk Huis, de Volkskrant en Wouter Bos, Job Cohen en Rutger Castricum, John Leerdam en 3FM de nodige vragen op: gaan de media te kort door de bocht, legt serieuze informatie het langzamerhand af tegen amusement en entertainment? Kortom: zijn de media net als sommige politici populistisch geworden?

Bloedarrogant

De voormalige burgemeester van Amsterdam had het onderspit gedolven tegen het legertje interviewers van infotainment-programma’s dat tijdens het wekelijkse vragenuur op dinsdag de wandelgangen domineert. Interviewers als Rutger (‘Nog geneukt de laatste tijd?’) Castricum van PowNews en Jakhals Erik van De Wereld Draait Door. Cohen ging het om de inhoud. Hij

20

AMC M aga zine juni 2012

Overzichtelijke werkelijkheid

Om een antwoord op die vraag te formuleren, moeten we even terug in de tijd. Naar 1989, niet alleen het jaar van de val van de Muur maar ook het tijdstip waarop in Nederland de commerciële televisie opkwam. RTL 4 en later SBS 6 ontketenden een ware revolutie. Tot die tijd had Nederland een overzichtelijke ‘politieke en


In zijn geruchtmakende Waar zijn de intellectuelen? signaleerde de Engelse cultuursocioloog Frank Furedi een ‘dumbing down’ van onze cultuur. Politici, gezagsdragers, media en culturele instanties zouden zich met hun traditionele voorbeeldfunctie geen raad meer weten. Lijdt de samenleving aan acute verkleutering? In de serie ‘Niet te moeilijk graag’ wordt die vraag voorgelegd aan uiteenlopende wetenschappers en publicisten. Aflevering 10: Max van Weezel over de verstrengeling van politiek en

Verslaggever Rutger Castricum van

amusementsindustrie.

PowNed interviewt Uri Rosenthal in de Tweede Kamer. Foto: Joost van den Broek/Hollandse Hoogte

AMC M aga zine juni 2012

21


N i e t

Max van Weezel Foto: Xander Remkes

t e

m o e i l i j k

g r aa g

mediawerkelijkheid’ gekend. De traditionele volkspartijen CDA, PvdA en VVD beschikten in 1986 nog over 133 van de 150 Kamerzetels, een comfortabele meerderheid dus. Dagbladen en omroepen konden zeker zijn van hun marktaandeel. De kranten hadden zich in de loop van de jaren zestig en zeventig losgemaakt van de levensbeschouwelijke zuilen waartoe ze behoorden. Het ging ze economisch voor de wind. NOS en omroepverenigingen hadden het monopolie op de informatievoorziening via de audiovisuele media. Ze zorgden ervoor dat die niet al te lichtzinnig van karakter was. Binnen de Haagse pers bestond een strikt hiërarchische pikorde, met de commentatoren van NRC Handelsblad en de Volkskrant bovenaan. Radio- en televisieverslaggevers genoten stukken minder aanzien. Aan dat overzichtelijke landschap kwam begin jaren negentig een einde. Economen maken onderscheid tussen een aanbodgestuurd en een vraaggestuurd systeem. De introductie van de commerciële televisie dwong de mediawereld meer dan voorheen rekening te houden met de wensen van het grote publiek. Er ontstond concurrentie. Het zorgvuldig registreren van kijk- en luistercijfers nam een hoge vlucht. De actualiteitenprogramma’s van de commerciëlen (RTL Nieuws, Hart van Nederland) hanteerden een aanpak die aan de Amerikaanse televisiewereld was ontleend. Het NOS Journaal had altijd veel aandacht besteed aan wat je institutioneel nieuws zou kunnen noemen: koninklijke bezoeken, kabinetsbesluiten, CAO-onderhandelingen, de samenleving bekeken vanuit de bestuurlijke elite. In Amerika lag de nadruk op sensatie, misdaadbestrijding, huis-, tuin- en keukennieuws. De concurrentie van RTL en SBS dwong de publieke omroep meer aandacht te besteden aan de belevingswereld van de burger. Niet achterblijven

De Amerikaanse late night shows inspireerden RTL tot het dagelijkse praatprogramma Barend & Van Dorp, een mengeling van politiek, amusement en sport. De

22

AMC M aga zine juni 2012

publieke omroep kon niet achterblijven. Na Barend & Van Dorp kwamen Pauw & Witteman en De Wereld Draait Door. Technische ontwikkelingen maakten het mogelijk om zeven dagen per week, vierentwintig uur per dag in de lucht te zijn. Met grote gevolgen voor de informatievoorziening. Lag de nadruk bij de NOS in het verleden op de voorbereiding van het Achtuurjournaal, nu worden er meerdere journaals per etmaal uitgezonden. Televisienieuws is een non-stopbedrijf geworden. Iedereen heeft altijd haast. De grote sprong voorwaarts die de televisie maakte, liet de traditionele krantenwereld niet onberoerd. ‘De elektronische media hebben de gedrukte in grote mate verdrongen’, zoals Ger Groot opmerkte in AMC Magazine van september 2011. De kranten moesten opboksen tegen media die het nieuws veel sneller konden brengen dan zij: de tv maar daarna ook internet en twitter. Ze werden gedwongen zich tot de achtergronden van het nieuws te beperken, en konden zich niet meer veroorloven dédain te tonen voor de wereld van de Bekende Nederlanders en het entertainment. ‘Vernieuwing’, ‘verjonging’ en ‘hoe kunnen we het nieuws opleuken?’ werden veelgebruikte termen op redactievergaderingen. Met op het eerste gezicht weinig effect. Video killed the radio star, zongen The Buggles rond 1980. Televisie en internet hebben de ouderwetse krantenjournalistiek een gevoelige klap toegebracht, valt inmiddels te constateren. Een onderzoek onder VMBO-scholieren wees uit dat maar twee ‘Hagenaren’ grote bekendheid genieten: Geert Wilders (PVV) en Frits Wester (RTL 4). Op de HBO-opleidingen Journalistiek gelden Matthijs van Nieuwkerk en Jeroen Pauw als de grote voorbeelden, niet de auteurs van de hoofdredactionele commentaren in de NRC. De rangorde is grondig veranderd. Daarvan gaat ook invloed uit op het politieke bedrijf. Een oud-PvdAKamerlid vertelde me laatst wat voor vragen de kandidaatstellingscommissie die moet beslissen over de volgorde van de lijst hem voorlegde. Het draaide vooral om vragen als ‘wat doe je als je aan het eind van de middag door Pauw & Witteman wordt gebeld?’ Niet om: ‘hoe denk je het kabinet zo goed mogelijk te controleren’ of ‘welke wetgeving zou je graag op je naam schrijven’. Ook voor politici geldt: wie niet vaak genoeg op de tv komt, bestaat niet. Verdomming

Het is verleidelijk de theorie van de Engelse cultuursocioloog Frank Furedi (‘de cultuur is aan het infantiliseren’) toe te passen op de ‘politieke en mediawerkelijkheid’ waarover Job Cohen het had. Als het in Den Haag nog alleen draait om journalistieke hypes, sappige oneliners en persoonlijke ontboezemingen van politici, kan dat immers leiden tot verdomming. Toch wil ik voor die verleiding niet bezwijken. Het standpunt van Furedi heeft iets elitairs. Van de opruk-


kende infotainmentcultuur gaat ook een democratiserend effect uit. André van der Louw, NOS-voorzitter in de jaren negentig, informeerde me ooit vertrouwelijk over de sociologische achtergronden van de kijkers en luisteraars die de publieke omroep op dat moment had. Het waren vooral oudere, goedopgeleide blanke mannen. Ze lazen de Volkskrant, keken naar Buitenhof en luisterden naar Met het oog op morgen. Huisvrouwen, lager opgeleiden en migranten kwamen er nauwelijks aan te pas. De gebruikers van de publieke omroep vormden een gesloten circuit – of het nou om de VPRO of de EO ging. Ze behoorden tot de maatschappelijke bovenlaag. Mark Bovens en Anchrit Wille hebben in hun studie ‘Diplomademocratie’ overtuigend aangetoond dat de politieke partijen aan hetzelfde euvel lijden: in de partijbesturen en gemeenteraden zitten vooral de hoger opgeleiden. De zorgen van de lower middle class over de euro, de criminaliteit en de migratie komen te weinig aan bod, schrijven Bovens en Wille. Ook het Sociaal en Cultureel Planbureau constateert dat er een kloof bestaat tussen laag- en hoogopgeleiden: ‘Lageropgeleiden zijn pessimistischer over de samenleving, negatiever over de politiek en meer bezorgd over misdaad en materiële zaken.’ (‘De sociale staat van Nederland’, November 2011). Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat juist de lower middle class behoefte heeft aan celebrities om te vereren en aan human interest-journalistiek. Als media meer nadruk op infotainment leggen, kan dat ertoe bijdragen dat de kloof tussen hoger- en lageropgeleiden wordt gedicht. Wereld op zijn kop

Is het dus een goed teken dat de politiek verstrengeld raakt met de amusementsindustrie? Ook die conclusie is voorbarig. Want aan het oprukken van de infotainmentjournalistiek kleven eveneens bezwaren. Het eerste heeft te maken met wat het oud-PvdA-Kamerlid waarmee ik bevriend ben vertelde over de gesprekken met de headhunters van zijn partij. De Tweede Kamer heeft twee hoofdtaken: de regering controleren en wetten maken. Uiteraard komt daar het vertegenwoordigen van de achterban bij. Sinds de instorting van het verzuilde bestel verloopt dat contact met de kiezers steeds meer via de massamedia. Maar als kandidaatstellingscommissies exclusief de nadruk leggen op de mediaperformance van politici, zet dat de wereld op zijn kop. Als Kamerleden niet voor herverkiezing worden voorgedragen omdat ze te weinig op de tv zijn geweest, komen de wettelijk voorgeschreven taken van het parlement in het gedrang. Het tweede bezwaar is dat de massamedia niet alle ministers en Kamerleden op gelijke voet in de gelegenheid stellen zich met hun boodschap tot het grote publiek te richten. Dagbladjournalisten en televisieredacties maken hun eigen selectie. Daarbij wegen

criteria als ‘klinkt goed’, ‘komt goed uit zijn woorden’ en ‘heeft een leuke uitstraling’ zwaarder dan ‘weet veel van wetgeving’ en ‘kent zijn dossiers’. Een spannende soundbite wint het al snel van een doortimmerd maar te genuanceerd betoog. In zijn essay ‘Het einde van het compromis’ waarschuwt de Belgische journalist Bart Eeckhout dat de ‘vereenvoudiging en popularisering van mediadebatformules’ niet zonder politieke gevolgen blijft. Politici en partijen die de consensusdemocratie en het compromis verdedigen, trekken in zo’n constellatie al snel aan het kortste eind. Vertegenwoordigers van extreme standpunten doen er hun voordeel mee. ‘In de keuze tussen zwart en wit is grijs altijd de verliezer’, aldus Eeckhout. ‘Verbaal agressieve leidersfiguren met een talent voor tactiek en cynisch spel zijn genetisch bevoordeeld in dergelijke voorstellingen.’ Met andere woorden: populistische politici en populistische media weten elkaar te vinden en versterken elkaars positie. Fatsoenspolitie

Op die stelling valt het nodige af te dingen: goedgebekte middenpolitici als Femke Halsema en Alexander Pechtold slaagden er met regelmaat in tot de praatprogramma’s en late night shows door te dringen. Maar het is ontegenzeggelijk waar dat de gemiddelde tv-redacteur liever Wilders of Roemer aan het woord laat dan een CDA’er die alleen ‘enerzijds, anderzijds’ zegt. Met alle invloed op de electorale verhoudingen vandien. Adviesorganen van de overheid als de Raad voor het Openbaar Bestuur en de Raad voor de Maatschappelijke Ontwikkelingen maken zich al geruime tijd zorgen over wat ze de ‘mediacratie’ of de ‘medialogica’ noemen: niet de politici maar de journalisten geven de toon aan en dat leidt tot steeds meer mediahypes. Helaas zijn hun oplossingen (voer vaker een Kamerdebat over het functioneren van de media, stel een commissie van wijze mannen in) net zo weinig praktisch als de Taliban-achtige roep van Naema Tahir om de instelling van een fatsoenspolitie. Aan de vervlakking van de journalistiek liggen economische wetten ten grondslag als de overgang van een aanbod- naar een vraagmarkt. Dat laat zich niet één, twee, drie redresseren. Het enige waarvan ik heil verwacht, is een proces van zelfreflectie van de kant van de journalisten: hoe functioneert ons selectieproces, wie trekken we voor en wie wordt daarvan het slachtoffer, gaat het ons alleen om het spel of ook nog om de knikkers? Zonder zo’n proces van zelfreflectie dreigt de Haagse journalistiek te verworden tot een bedrijf waarin het nog voornamelijk draait om vragen als: ‘Waarom komt Job Cohen zo moeilijk uit zijn woorden?’, ‘Weet Ineke van Gent wie Nixon is?’ en ‘Gaat John Leerdam mee of zegt ie nee?’ Hyperiger en infantieler kan het niet.

AMC M aga zine juni 2012

23


p r o m o t i e s e n o r at i e s j u n i

22 Promotie Le verre sectie Lisette Hoekstra: ‘Towards safer liver resections’. Dit proefschrift beschrijft mogelijkheden om leverresecties (verwijdering van een deel van de lever) veiliger uit te voeren. Vena porta embolisatie (VPE) is een techniek waarbij de toekomstige restlever preoperatief kan worden vergroot in patiënten na een uitgebreide leverresectie. Door de vena porta (ader bij de lever) naar het aangedane deel van de lever af te sluiten, treedt een tekort op (atrofie). Dit tekort wil de toekomstige restlever compenseren. Het proefschrift beantwoordt klinische vraagstellingen omtrent VPE in een experimenteel konijn-model. Klinische studies zijn voornamelijk gericht op de kenmerken van leverregeneratie en de invloed van VPE op tumorgroei. Tumorprogressie na VPE werd aangetoond zowel in patiënten als in het experimenteel tumormodel. Promotor: prof. dr. T.M. van Gulik Tijd: 12.00 uur 22 Promotie Depre ssie Karin Wittkampf: ‘Suffering in silence. Studies on screening for major depressive disorder in primary care’. De herkenning van depressieve stoornissen (DS) door huisartsen is niet optimaal. Een screeningsprogramma gericht op patiënten met een verhoogd risico op depressie, zou de herkenning van DS in huisartsenpraktijken kunnen verbeteren. In dit proefschrift werden drie groepen patiënten met verhoogd risico op DS geselecteerd: patiënten die veelvuldig de huisarts bezoeken, patiënten met onverklaarde lichamelijke klachten en patiënten met psychosociale klachten. Uit de resultaten van dit screeningsonderzoek blijkt dat invoering van een screeningsprogramma voor DS niet wenselijk lijkt. DS komt in de geselecteerde patiëntengroep veel voor, maar te weinig patiënten met DS willen zich daarvoor laten behandelen. Promotores: prof. dr. A.H. Schene en prof. dr. H.C. van Weert Co-promotor: dr. J. Huyser (Arkin) Tijd: 13.00 uur 22 Afscheidscollege

Ter gelegenheid van zijn afscheid houdt prof. dr. ir. Kees Grimbergen, hoogleraar Medische Technologie, zijn afscheidsrede onder de titel ‘Geneeskunde en

Techniek: moet dat verder zo?’ Grimbergen gaat in op de belemmeringen en mogelijkheden in de multidisciplinaire samenwerking tussen fysici, technici en medici. In de ochtend vindt een symposium plaats vanwege het afscheid van Grimbergen. Zie ook de congreskalender. Plaats: Aula, Oude Lutherse Kerk, Spui Tijd: 15.00 uur 27 Promotie Schizofrenie Fabiana da Silva Alves: ‘Challenges of brain. Imaging in psychiatry. Understanding brain structure and function in schizophrenia’. Het onderzoek richtte zich op patiënten met schizofrenie en patiënten met het deletiesyndroom 22q11DS. Deze laatste groep heeft een verhoogd risico om schizofrenie te ontwikkelen. Door het gebruik van verschillende MRI-methodes werden hersenfuncties en hersenstructuren die cruciaal kunnen zijn voor het ontstaan van schizofrenie onderzocht. Da Silva Alves toont aan dat manipulatie met de neurotransmitter dopamine effect heeft op de beloningscircuits in de hersenen van patiënten met schizofrenie. Tevens blijkt dat het glutamaat- (een andere neurotransmitter) systeem afwijkingen vertoont in patiënten met 22q11DS en schizofrenie. Ook blijkt dat mensen met 22q11DS die schizofrenie hebben ontwikkeld, witte-stofafwijkingen hebben ten opzichte van patiënten met 22q11DS zonder schizofrenie. Promotores: prof. dr. D.H. Linszen en prof. dr. T.A.M.J. van Amelsvoort Co-promotor: dr. N. Schmitz Tijd: 12.00 uur 28 Promotie Koemelk allergie Anders van Thuijl: ‘Exploring immunological mechanisms in cow’s milk allergy’. Promotores: prof. dr. W.M.C. van Aalderen en prof. dr. B.J. Prakken Co-promotores: dr. A.B. Sprikkelman en dr. E.C. de Jong Tijd: 10.00 uur Zie het artikel op pagina 16. 28 Promotie Ziek te van Weil Ahmed Ahmed: ‘Molecular approaches in the detection and characterization of Leptospira’. De ziekte van Weil (leptospirose) wordt overgedragen van dieren op mensen en is niet eenvoudig

24

en tijdig vast te stellen met de huidige diagnostiek. Ahmed heeft een snelle DNA-test ontwikkeld (real-time PCR) om de ziekte in een vroeg stadium te ontdekken. Het voordeel hiervan is dat de behandeling met antibioticum kan beginnen in een fase dat deze het meest effectief is. Het typeren van leptospiren is belangrijk om te zien hoe de ziekte zich verspreidt. De promovendus heeft hiertoe nieuwe, eenvoudige methoden ontwikkeld en toegepast. Promotores: prof. dr. M.P. Grobusch en prof. dr. P.R. Klatser Co-promotor: dr. R.A. Hartskeerl Tijd: 12.00 uur

alle onderzochte diagnostica, inclusief microscopie, beperkingen hebben voor de diagnose van malaria tijdens de zwangerschap. Er is duidelijk behoefte aan nieuwe methoden. Ze beschrijft daarom de ontwikkeling van een nieuwe test. Meer studies zijn nodig of een infectie van de placenta daadwerkelijk wordt aangetoond door de alternatieve testen. Promotor: prof. dr. P.A. Kager Co-promotores: dr. P.F. Mens en dr. H.D.F.H. Schallig (beiden Koninklijk Instituut voor de Tropen) Tijd: 10.00 uur 29 Promotie Marfan Syndroom

28 Promotie Vroeggeboorte Arianne Lim: ‘Progesterone for the prevention of preterm birth’. In 2003 ontstond na de publicatie van positieve onderzoeksresultaten een hernieuwde internationale interesse voor progesteronbehandeling om vroeggeboorte te voorkomen. De studies die sindsdien bij verschillende risicogroepen zijn uitgevoerd, laten wisselende resultaten zien. Progesteron voorkomt mogelijk vroeggeboortes bij vrouwen met een tijdens de zwangerschap verkorte baarmoedermond, maar heeft geen effect bij meerlingzwangerschappen. Dit laatste werd in een grote Nederlandse studie aangetoond. De gunstige resultaten die in de eerste twee trials gezien werden bij vrouwen met een eerdere vroeggeboorte, konden in latere studies niet worden bevestigd. De effectiviteit van progesteron om vroeggeboorte te voorkomen, staat daarom ter discussie en moet verder worden onderzocht. Promotores: prof. dr. B.W.J. Mol en prof. dr. H.W. Bruinse (emeritus hoog­ leraar Universiteit Utrecht) Tijd: 14.00 uur 29 Promotie Malaria Eline Kattenberg: ‘Diagnosis of malaria in pregnancy. Evaluation, new developments and implications’. Vroegtijdige diagnose van malaria bij zwangere vrouwen is belangrijk om ernstige gevolgen voor moeder en kind te voorkomen. Dit proefschrift beschrijft een literatuurstudie van gepubliceerde evaluaties van diagnostische tests en vervolgens werden verschillende aspecten van bestaande testen onderzocht in Burkina Faso. De promovendus concludeert dat

AMC M aga zine juni 2012

Teodora Radonic: ‘Novel diagnostic and therapeutic targets in Marfan syndrome’. Het Marfan syndroom is een erfelijke aandoening van het bindweefsel met als belangrijkste kenmerk een verwijding van de aorta (hoofdslagader) die tot een plotse dood op jonge leeftijd kan leiden. De groeifactor TGF-β speelt daarbij een belangrijke rol. Radonic onderzocht of losartan, een medicijn tegen hoge bloeddruk dat de groeifactor TGF-β remt, effectief is bij Marfanpatiënten. Ze toonde aan dat slechts eenderde deel van de patiënten reageert op het medicijn. Promotores: prof. dr. A.H. Zwinderman en prof. dr. B.J.M. Mulder Co-promotor: dr. M. Groenink Tijd: 11.00 uur 29 Promotie Hartpomp

Annemarie Engström: ‘Percutaneous mechanical circulatory support for treatment and prevention of hemodynamic instability’. Als de hartfunctie plotseling sterk achteruitgaat, bijvoorbeeld door een groot hartinfarct (cardiogene shock), kan een klein apparaat de pompfunctie ondersteunen om de bloeddoorstroming naar het hart en andere organen te waarborgen. Ook kan een dergelijk apparaat complicaties voorkomen tijdens ‘hoogrisico’-dotterbehandelingen bij patiënten met een kwetsbaar hart. Engström bespreekt de behandeling met het Impella-systeem, een nieuw ontwikkelde hartpomp. Bij hoogrisico-dotterbehandelingen blijkt het systeem veilig en gemakkelijk. Voor patiënten met cardiogene shock zijn Zie verder pagina 26


C a r d i o va s c u l a i r e

z i e k t e n

Illustratie van bolletjes cholesterol in een bloedvat. Foto: Science Photo Library/ANP

Artsen kijken naar LDL-cholesterol om de kans op een hartinfarct te voorspellen. Zo staat het ook in de Amerikaanse richtlijnen. Uit een recente publicatie blijkt echter dat non-HDL-cholesterol een betere voorspeller is.

Betere voorspeller hartinfarct Jasper Enkl aar

‘De commissieleden die de nieuwe richtlijnen opstellen, hebben zich al per e-mail gemeld’, vertelt cardioloog Matthijs Boekholdt, eerste auteur van een artikel over de recent ontdekte voorspeller in het Journal of the American Medical Association (JAMA). ‘Al voor publicatie waren ze bijzonder geïnteresseerd in de resultaten van ons onderzoek.’ De Amerikaanse cholesterolrichtlijnen geven aan hoe je mensen met risico op hart- en vaatziekten moet behandelen. De meeste artsen baseren hun therapie hierop. In 2012 worden de tien jaar oude richtlijnen vervangen. ‘Het is nog te vroeg om te zeggen welke impact ons artikel gaat hebben, maar ik denk wel dat ze hier serieus naar gaan kijken.’ In de huidige richtlijnen staat LDL-cholesterol centraal. Dat is van oudsher de belangrijkste parameter voor slecht cholesterol, een sterke risicofactor voor hart- en vaatziekten. De behandeling – met statines – is erop gericht het LDL zoveel mogelijk te verlagen. ‘Maar de laatste jaren zijn er wel wat nieuwe inzichten gekomen’, vertelt Boekholdt. ‘Een daarvan is dat het spectrum van slecht cholesterol uitgebreider is dan alleen LDL. En dat uitgebreidere spectrum kun je waarschijnlijk beter meten met markers als non-HDL-cholesterol en apolipoproteine-B, het belangrijkste eiwit op cholesteroldeeltjes.’ Boekholdt verrichtte een meta-analyse naar juist deze twee, non-HDL en apo-B, als voorspeller naast LDL. Daarvoor baseerde hij zich op de grote studies die sinds begin jaren negentig op dit gebied zijn gedaan. Dankzij het uitgebreide netwerk van medeauteur John Kastelein

AMC M aga zine juni 2012

lukte het de originele data te verzamelen van de acht toonaangevende statine-trials, waarin de drie parameters LDL, non-HDL en apo-B gemeten zijn. ‘Dat kostte heel wat mails en overleggen. Dit zijn de grote trials waar de richtlijnen op zijn gebaseerd. Toch was het soms opmerkelijk dat de originele data zomaar ergens op een harde schijf staan, niemand weet eigenlijk meer waar, de verantwoordelijke is al lang met pensioen. Maar uiteindelijk is het allemaal gelukt.’ Zo kreeg Boekholdt een dataset van 38 duizend patiënten, volgens hem de meest volledige dataset die op dit moment wereldwijd beschikbaar is. De analyse van deze grote dataset leidde tot de conclusie waarin de samenstellers van de nieuwe richtlijn zo geïnteresseerd zijn. ‘Vroeger dachten we dat het voldoende inzicht gaf als je alleen naar LDL keek. Op basis van deze studie weten we nu dat non-HDL een betere en nauwkeuriger maat is voor het volledige spectrum slecht cholesterol. Op basis daarvan moet je het risico inschatten en de behandeling afstemmen.’ Dat is uiterst relevant voor mensen met overgewicht, diabetespatiënten of mensen met een metabool syndroom. Uit de studie bleek dat patiënten met een goede LDL-score, maar een te hoge non-HDL-score een dertig procent hoger risico lopen op een hart- of vaatziekte. ‘Volgens de huidige richtlijnen worden deze mensen onterecht onderbehandeld, terwijl je waarschijnlijk naar een sterkere cholesterolverlager moet grijpen om te zorgen dat het risico binnen de perken blijft.’

25


p r o m o t i e s e n o r at i e s j u n i , JU L I

twee versies van de pomp beschikbaar: de Impella 2.5 en de Impella 5.0. Bij de allerziekste patiënten lijkt de 5.0 geassocieerd met een lagere mortaliteit dan de 2.5. Deze observaties hebben geleid tot een protocol voor de behandeling van deze zieke patiënten. Promotores: prof. dr. J.J. Piek en prof. dr. B.A.J.M. de Mol Co-promotores: prof. dr. J.G.P. Tijssen en dr. J.P.S. Henriques Tijd: 12.00 uur 29 Promotie A angeboren hartaf wijking

Iris Kolder: ‘Genetic modifiers in familial cardiac rhythm disorders’. In dit proefschrift ligt de nadruk op het zoeken naar genen die van invloed zijn in families waar veel hartklachten voorkomen die kunnen leiden tot plotse hartdood. Kolder wilde de factoren opsporen die leiden tot genetische veranderingen. Ze wil verklaren waarom sommige leden van dezelfde familie met dezelfde genafwijking niet dezelfde ziektelast hebben. De promovendus ontdekte meerdere genen en daarmee samenhangende onderliggende systemen die te maken hebben met de hartslag en de geleiding van elektrische prikkels. Deze vormen de eerste kandidaten voor verdere studies. Promotores: prof. dr. A.A.M. Wilde en prof. dr. A.H. Zwinderman Co-promotor: dr. M.W.T. Tanck en dr. C.R. Bezzina Tijd: 13.00 uur 29 Promotie Pol sfr actuur

Geert A. Buijze: ‘Scaphoid fractures.

Anatomy, diagnosis and treatment’. Fracturen van het scaphoïd, het polsbotje onderaan de duim, zijn berucht om hun grote kans gemist te worden en pseudo-artrose te veroorzaken. Buijze presenteert een methode om de diagnostiek te verbeteren. Verder blijkt dat CT-onderzoek het meest nauwkeurig is om stand en stabiliteit van de fractuur na te gaan. Fracturen met een goede stand kunnen worden behandeld met gips of een operatie met een schroef. De wens van de patiënt staat daarin centraal. Als voor gips wordt gekozen, dan blijkt het beter de duim niet te gipsen. De promovendus verwacht dat de gipsbehandeling van scaphoïdfracturen wereldwijd wordt aangepast. Promotores: prof. dr. C.N. van Dijk en prof. dr. J.B. Jupiter (Harvard Medical School, Boston) Co-promotores: dr. D.C. Ring (Harvard Medical School, Boston) en prof. dr. J.C. Goslings Tijd: 14.00 uur Juli 3 Promotie Longontsteking

Arjan Hoogendijk: ‘Kinome activity profiling and kinase modulation of pulmonary inflammation’. Ondanks de hoge standaard van de moderne gezondheidszorg, blijven infectieuze ziekten een niet te onderschatten gevaar voor de gezondheid. De long wordt vaak aangedaan door dergelijke infecties. Hoewel de ontstekingsreactie onmisbaar is voor de immuunreactie, kan hyper-inflammatie schadelijk zijn en hiermee moet rekening worden gehouden. Kinase enzymen zijn betrok-

26

ken bij het signaleren van ontstekingen. Hoogendijk keek naar de werking van kinasen in experimentele longontstekingen veroorzaakt door veel voorkomende ziekteverwekkers. De promovendus constateert dat er met succes kan worden ingegrepen op het beloop van de ontstekingsreactie. Promotor: prof. dr. T. van der Poll Co-promotor: dr. C.W. Wieland Tijd: 10.00 uur 6 Promotie Hartinfarct

Kirsten Smeele: ‘The role of mitochondrial Hexokinase II in ischemiareperfusion damage’. Bij een hartinfarct bepaalt de hoeveelheid onherstelbaar beschadigde hartcellen de prognose van de patiënt. Daarom is het noodzakelijk de schade te beperken. In kankercellen is bekend dat ze moeilijk dood gaan door het eiwit hexokinase. Smeele heeft als eerste onderzocht of die beschermende werking bruikbaar kan zijn in het herstel na een hartinfarct. Het blijkt dat in hartspieren van muizen met minder hexokinase meer cellen dood gaan na zuurstoftekort; het eiwit blijkt cruciaal voor de levensvatbaarheid van hartcellen. Het ontrafelen van de onderliggende processen kan leiden tot nieuwe medicijnen die de schade na een hartinfarct door zuurstofgebrek beperken. Promotor: prof. dr. M.W. Hollmann Co-promotor: dr. C.J. Zuurbier, dr. O. Eerbeek Tijd: 10.00 uur 6 Promotie Reumatoïde ­artritis

Aleksander Grabiec: ‘Regulation of

AMC M aga zine juni 2012

inflammation by histone deacetylases in rheumatoid arthritis - beyond epigenetics’. Het proefschrift behandelt de vraag hoe het enzym histone deacetylase (HDAC) de ontsteking in de gewrichten reguleert bij reumatoïde artritis (RA). HDACs tasten eiwitten in cellen aan waardoor de celactiviteit en de genexpressie veranderen. Kattenberg heeft in het laboratorium onderzoek gedaan met cellen en weefsel van ontstoken membranen van RA-patiënten. Daaruit blijkt dat het uitschakelen van HDAC-activiteit de ontsteking remt die tot RA leidt. Dit onderzoek kan leiden tot een nieuwe behandeling van RA door de HDAC te remmen. Promotor: prof. dr. P.P. Tak Co-promotor: dr. K.A. Reedquist Tijd: 14.00 uur

Alle promoties van de faculteit Geneeskunde van de Universiteit van Amsterdam vinden plaats in de Agnietenkapel Oudezijds Voorburgwal 231 Amsterdam. Bij grote belangstelling in de aula van de universiteit Lutherse Kerk Singel 411 Amsterdam. Oraties vinden ook plaats in deze aula. Voor informatie op het gebied van promoties en oraties: AMC-wetenschapsvoorlichters Edith Gerritsma, Andrea Hijmans en Marc van den Broek, 020 566 29 29.


Met su bs i d i e na a r het ­b u i te n la nd Elsmarieke van de Giessen (Psychiatrie) en Marijke Maijenburg (Experimentele Immunologie) gaan met een Rubicon-subsidie van NWO onderzoekservaring opdoen in een vooraanstaand buitenlands instituut. Zij en 27 andere laureaten kregen begin april de financiering toegekend. Van de Giessen vertrekt naar het NY State Psychiatric Institute van de Columbia University in de VS. Daar wil zij hersenscans van schizofreniepatiënten bekijken. Bij schizofrenie is het namelijk zo dat in een bepaald hersengebied, het striatum, de boodschapperstof dopamine verhoogd is, waardoor psychoses kunnen ontstaan. Daarnaast hebben patiënten problemen met bijvoorbeeld motivatie en geheugen. Van de Giessen bekijkt met hersenscans of deze

laatste problemen worden veroorzaakt doordat in de cortex van de hersenen dopamine juist verlaagd is. Gedurende twee jaar gaat Marijke Maijenburg naar de University of Pennsylvania in de VS, waar zij onderzoek zal doen bij de department of Cell and Developmental Biology. Zij wil in kaart brengen hoe bloedvormende stamcellen ontstaan en uitrijpen tijdens de embryonale ontwikkeling. Deze stamcellen zijn de cruciale component van het beenmerg dat gebruikt wordt voor beenmergtransplantaties bij leukemiepatiënten. Het is altijd moeilijk om een geschikte donor te vinden. Daarom zou het ideaal zijn als je bloedvormende stamcellen kunt maken uit geherprogrammeerde stamcellen van de patiënt zelf. Met de Rubicon-subsidie kunnen de gehonoreerden tot 24 maanden onderzoek doen. NWO ontving in totaal 240 aanvragen, waarvan 12 procent gehonoreerd is.

person al ia Dr. D.P.M. Brandjes is op 1 mei 2012 benoemd tot bijzonder hoogleraar Vasculaire complicaties van infectieziekten vanwege de Stichting Amstol. Brandjes is internist en lid van de Raad van Bestuur van het Slotervaartziekenhuis te Amsterdam. Per 1 juni is dr. P.R. Roelfsema benoemd tot bijzonder hoogleraar Cognitive Neuroscience of brain stimulation vanwege de KNAW. Onderzoeker N. Fens van de afdeling Longziekten ontving 14 april de NRS Science Award voor het ontwikkelen van een elektronische neus die longziekten kan opsporen. De wetenschappelijke prijs van 10.000 euro wordt ieder jaar uitgereikt door de Netherlands Respiratory Society, die daarmee longonderzoek in Nederland wil stimuleren. De

elektronische neus moet in de toekomst in een vroeg stadium longziekten opsporen. Het gaat om een soort blaastest, waarna het apparaat de samenstelling meet van de uitgeademde lucht. Daaraan is te zien of iemand bijvoorbeeld astma heeft, een aandoening die bij kinderen erg moeilijk aan te tonen is. Met het prijzengeld wil Fens een website bouwen over ademanalyse en diagnose bij longziekten. Op 19 april ontving F.M. Vaz van het Laboratorium Genetische Metabole Ziekten de Jonge Onderzoekersprijs 2012 van de Nederlandse Vereniging voor Klinische Chemie en Laboratoriumgeneeskunde. Hij kreeg de onderscheiding voor zijn gehele onderzoeksoeuvre. Dr. M.R. Hardeman (71), gastmedewerker bij de afdeling Translationele Fysiologie, krijgt begin juli de Hemorheology and Microcirculation Award van de International Society for Clinical Hemorheology op het

Edam, Oorgat 12

Terug naar Amsterdam? Een uitgelezen kans voor de koop van een riant appartement van 136 m2 met eigen parkeerplaats aan het

wereldcongres in Istanbul. De prijs wordt eens in de drie jaar uitgereikt aan een wetenschapper die een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan het begrijpen van de rol van de eigenschappen en stroming van het bloed bij de microcirculatie.

N i et te mo ei l i j k g raag In het meinummer van AMC Magazine is in de essayreeks ‘Niet te moeilijk graag’ het verkeerde thema aangekondigd. De intro stelde dat het om de achtste aflevering ging, geschreven door René Cuperus. Maar er had moeten staan dat het om aflevering 9 gaat, een essay van Abram de Swaan over het uiteenvallen van de culturele piramide. De auteur die daarbij op de foto stond, is wel Abram de Swaan, hij is gefotografeerd op een bankje gemaakt door beeldhouwer Mathieu Nab.

€ 1.450.000,-- k.k. Bouwjaar: 1999 Inhoud: 1.113 m3 Perceeloppervlakte: 1.591 m2 Slaapkamers: 7 Badkamers: 2 Aanvaarding in overleg

Koningin Wilhelminapark Dit luxe en ruime drie kamer appartement beschikt over een grote woonkamer (45 m2), een 15 meter breed inpandig balkon op het westen; volledig geörienteerd op het Koningin Wilhelminapark en een fantastische mediterrane woonkeuken (25 m2) met kookeiland. De ruime badkamer is voorzien van een ligbad, een 2e toilet en aparte doucheruimte. De woning heeft veel bergruimte en er is een aparte fietsenberging. Dit appartement heeft een ideale ligging. Het Vondelpark bevindt zich op 5 minuten fietsen; opritten naar de A10 zijn in de nabije omgeving en op loopafstand ligt een trein- en metrostation. Tramlijnen 1, 2 en 17 brengen u naar het hart van Amsterdam.

Vrijstaande royale boerderijvilla onder de rook van Amsterdam. Op korte afstand van jachthaven met directe verbinding met het IJsselmeer. De ultieme kans!! In een omgeving van Rust, Ruimte, Groen en water, met dorpse allure en rijke hand gebouwd treft u deze zeer royale vrijstaande BOERDERIJVILLA aan. Gelegen onder de rook van Amsterdam en op korte afstand van de jachthaven met onmiddellijke verbinding naar het IJsselmeer! Parkeren met diverse auto’s op eigen erf! Indeling begane grond: Entree/ royale hal, grote slaapkamer c.q. werkkamer. Doorgang naar de zeer royale woonkamer v.v. veel daglicht, open haard en een vrij uitzicht over uw eigen grond. De woonkeuken is v.v. inbouwapparatuur: Onder de woning bevindt zich een riant soutterain welke prima functie kan hebben als kantoorruimte/ praktijkruimte. Indeling 1e verdieping: Overloop, 5 slaapkamers, wasruimte alsmede 2 badkamers voorzien van veel luxe. Indeling 2e verdieping: Slaapkamer.

Vraagprijs: € 395.000 Kijk op www. Koninginwilhelminapark.com

amc-schouten 120504.indd 1

Buitenruimte: Prachtige tuin rondom met veel groen, riant parkeerterrein. Bergruimte: Ja

amc-zegers 120507.indd 1 08-05-2012 15:39:10

AMC M aga zine juni 2012

27

Inlichtingen: Bernard Zegers cs.zegers@gmail.com 0299 - 36 99 18

08-05-2012 13:47:21


amc

c o l l e c t i e

Verdreven uit het paradijs T ineke Reijnder s

De menselijke gestalte is al bijna twintig jaar het onuitputtelijke onderwerp voor Johan Tahon. Hij is beeldhouwer en boetseert zijn figuren tot een bevroren hartekreet. Tahon ervaart een eindeloze afstand tussen de ene mens en de andere en tegen die gapende leegte wil hij zich wapenen. Zijn werken moeten bestaan om de existentiële kilte te overbruggen. De meeste beelden torenen hoog boven ons uit. Absurdistisch en ontoegankelijk zijn deze bouwsels van gips, tot ze op onverwachte momenten opeens hun kwetsbaarheid openbaren. Tahons sculpturen maakten grote indruk op de befaamde tentoonstelling ‘De Rode Poort’ in 1996, de proloog op het kort daarop door Jan Hoet gestichte S.M.A.K. (Stedelijk Museum voor Actuele Kunst) in Gent. Daar toonde de bekende tentoonstellingsmaker temidden van internationale kunstenaars voor het eerst een aantal Belgische talenten die er een flinke carrièrestart aan zouden danken. Johan Tahon in de eerste plaats. Zijn werk leek bij die eerste kennismaking af komstig uit een andere tijd. Het straalde een vreemd soort oerkracht uit. Dat doet het nog steeds, al werkt hij de laatste jaren ook veel in klei zoals te zien is in enkele Nederlandse galeries (Gerhard Hofland onder meer). Beelden uit de oven zijn noodgedwongen kleiner en ook minder rauw dan de klompen gips. Het witte glazuur waarmee ze deels overgoten zijn, is daarentegen een probaat middel om uitgesproken details als een hunkerende mond te verdoezelen en de raadselachtigheid te waarborgen. Zo treedt de fragiele conditie van de mens opnieuw aan de dag. Tahon kan zich meten met de vroeg twintigste-eeuwse sensitieve beeldhouwer Medardo Rosso. Rosso bedekte zijn koppen met een waslaag en droeg zo bij aan een mate van mysterie die ook voor Tahon van groot gewicht is. Zonder dat in woorden of vormen te preciseren, zoekt hij naar een aansluiting op het leven en op dat wat nog onuitsprekelijker is: het spirituele, het goddelijke. Zijn figuren zijn wel engelen genoemd, maar eerder zijn het strijders tegen onachtzaamheid. Met Auguste Rodin heeft Tahon dan weer gemeen dat de directheid van het lichamelijke op papier behouden blijft. De recent voor de AMC-collectie verworven prent is een droge-naaldets. Je kunt je voorstellen dat de weerstand van de staalharde etsnaald in de plaat een prettige voorwaarde is voor een beeldhouwer. Aan weerszijden van de ingekraste lijn ontstaat bij de droge-naaldets een braam, een miniem, klitterig opstaand randje waarin de inkt blijft hangen. Het effect daarvan is dat de lijnen na de drukgang zachtere contouren krijgen,

28

precies wat Tahon in de keramische werken bereikt met het laagje glazuur. Deze ets is in New York gedrukt. De titel is Mohawk; de kunstenaar refereert ongetwijfeld aan het volk dat in het gebied woonde waar later de stad New York verrees. Er woont nog steeds een minderheid van Mohawks in de metropool, maar het noemen van de naam klinkt als het oprakelen van het leed dat deze etnische groep is aangedaan door het westers imperialisme. Tahon heeft de typerende verentooi achterwege gelaten, de figuur is naakt en sleept iets wat op een kledingstuk lijkt met zich mee. Hij heeft de pas er flink in en doet daardoor denken aan de fameuze Adam zoals Massacio hem weergaf: door god verdreven uit het paradijs maakt hij zich met Eva uit het voeten (Florence, Santa Maria del Carmine 1427). Anders dan Adam gaat de Mohawk voorwaarts met opgeheven hoofd. Uit zijn borst ontspringt een krans van stralen, pijlen wellicht. Als je bedenkt dat een prent door de afdruk altijd het spiegelbeeld oplevert van wat de kunstenaar getekend heeft, dan zijn de stralen af komstig uit het hart. Alsof de man een spuitende fontein van liefde is. Tahon heeft wel gezegd dat zijn beelden wenen uit alle poriën. Hij zoekt in zijn werk naar troost, naar aansluiting op de warmte van het leven en naar het transcendentale. Zijn zoektocht heeft hem bij de figuur van Jezus gebracht, maar ook bij andere levensovertuigingen, zoals het soefisme. Sinds hij ook een atelier in Turkije bezit, bestudeert hij onder meer de uitingen van de Islamitische en Ottomaanse cultuur. Hij is een uitermate gedreven persoon met een enorme productie. Zijn beelden worden internationaal gewaardeerd en zijn ook te vinden in de collecties van verschillende Nederlandse musea. Voor het Haagse ministerie van Financiën maakte hij een paar jaar geleden een zeer grote sculptuur die door koningin Beatrix werd onthuld. Tahon was blij om haar het kleinere ontwerpmodel te kunnen schenken. Hij herkent in de majesteit zoals hij zei een getalenteerde collegabeeldhouwer. Beatrix nodigde bij die gelegenheid Tahon uit op haar atelier, hij kijkt er zeer naar uit. Gezien mijn agenda, had de koningin gezegd, zal het wel na mijn pensionering worden. Een paar jaar geleden zond Canvas een documentaire uit over Tahon. Tijdens het interview kruipt de imposante gestalte met het lange haar plotseling bovenop een sculptuur. ‘Is het een zetel?’, vraagt de interviewer. ‘Ja’, zegt Tahon toegeeflijk, ‘het is een zetel’, en hij leunt even achterover. Het korte fragment, te zien op YouTube, verraadt de fysieke band die hij met zijn sculpturen onderhoudt. Alles wat hij op de wereld zet, heeft hij moeten losmaken uit zijn armen. Onze Mohawk brengt behalve tranen ook een batterij aan liefde mee.

AMC M aga zine juni 2012


Johan Tahon Mohawk, 2010 droge-naaldets, 107 x 76 cm

AMC M aga zine juni 2012

29


telling de stelling de stelling de stelling de st

Zelfredzaam op de ziekenzaal ‘Het ziekenhuis is geen veilige plek voor zeventigplussers.’ Zevende stelling bij het proefschrift van geriater Diana Taekema (LUMC) over knijpkracht als determinant voor spier- en functionele vitaliteit bij hoogbejaarden. Nee, nu even niet over candid camera’s. Taekema’s bezorgdheid geldt het effect van gewone, bonafide ziekenzorg op oude mensen. ‘Uit Amerikaans onderzoek weten we dat dertig procent van de opgenomen zeventigplussers het ziekenhuis verlaat met nieuwe beperkingen. Beperkingen die los staan van de opname-indicatie. Dan moet je denken aan bijvoorbeeld mensen met een prima behandelbare longontsteking, die zich eenmaal thuis opeens niet meer zelf kunnen wassen en aankleden. Of die plotseling hulp nodig hebben bij het onder de douche gaan.’ Dat verlies aan zelfredzaamheid blijkt in de praktijk vaak het begin van het einde. Want de bejaarden in kwestie, leert weer ander onderzoek, lopen aanzienlijk meer kans dan vergelijkbaar gezonde leeftijdgenoten om binnen twee jaar na de opname in een verpleeghuis terecht te komen of te overlijden. Duidelijke zaak dus: met de gangbare ziekenhuiszorg redden we het niet bij zeventigplussers. Waarmee wel? De promovendus: ‘Ter voorkoming van problemen zouden verpleegkundigen tijdens de opname geregeld even de functies moeten controleren die met zelfredzaamheid samenhangen. En in principe hebben alle opgenomen zeventigplussers multidisciplinaire zorg nodig, met speciale aandacht voor zelfstandig eten, wassen, aankleden en geregeld even uit bed komen’. Dat misschien niet iedere in aanmerking komende bejaarde voor zo’n actief ziekenhuisverblijf zal voelen, tsja. Old age is no place for sissies, sprak filmdiva Bette Davis volgens de tiende stelling van mevrouw Taekema. Maar maakt al die extra aandacht de ziekenhuiszorg niet onmogelijk duur? Aan de andere kant van de lijn klinkt een schampere lach. ‘Alsof thuiszorg en verpleeghuizen geen geld kosten! Daar komt bij: adequate zorg bekort de herstelperiode en je voorkomt er nieuwe opnames mee. Mij persoonlijk zou het niet verbazen als het alleen op ziekenhuisniveau al kosteneffectief was.’ [SK]

30

AMC M aga zine juni 2012


b e r i c h t e n

2 8 m i lj oe n e uro va n E urop a Maar liefst vijf projecten, gecoördineerd door AMC-onderzoekers, krijgen elk een grote Europese subsidie van enkele miljoenen euro. Dat gebeurt via het Seventh Framework Programme for Research and Technological Development, afgekort als FP7, het voornaamste instrument voor de Europese Unie om research in Europa te financieren. De gesubsidieerde projecten variëren van onderzoek naar HIV tot kunstorganen en gezond oud worden. Dr. Bill Paxton (laboratorium voor Experimentele Virologie) leidt het project PathCO, een consortium van laboratoria uit vijf EU-lidstaten, China en de VS. Onderwerp van onderzoek zijn co-infecties, besmettingen die vaak samengaan, zoals de combinatie hiv, tuberculose, malaria en hepatitis C. Er zullen nieuwe onderzoekstechnieken en hulpmiddelen ontwikkeld worden om de interacties tussen deze ziekteverwekkers in de gastheer op moleculair en cellulair niveau te bestuderen. Gekeken wordt

welke gevolgen deze interacties hebben voor het beloop van de ziektes en de overdracht ervan. Het project kreeg een subsidie van zes miljoen euro. Mensen met hiv hebben, ondanks dat ze een combinatie van aidsremmers gebruiken, een verhoogd risico op allerlei aandoeningen die je normaal bij ouderen ziet: hart- en vaatziekten, chronische nier-, lever- en longaandoeningen, diabetes, botontkalking, neurocognitieve problemen. Het lijkt wel of ze versneld ouder worden. Gebruik makend van bestaande cohorten van hivpatiënten en niet-geïnfecteerde personen in Amsterdam en Londen, wil internist prof. dr. Peter Reiss (afdeling Global Health en afdeling Infectieziekten) in kaart brengen welke factoren aan dat verhoogde risico ten grondslag liggen. Daarnaast zal in een muis met een menselijke afweer onderscheid gemaakt kunnen worden tussen de rol die hiv-besmetting en de rol die aidsremmers spelen bij het ontstaan van de ouderdomsaandoeningen. Aan de hand van de onderliggende mechanismen die worden gevonden, wordt gezocht naar biomarkers die voorspellend zouden kunnen zijn voor deze

Colofon AMC Magazine is een uitgave van het Academisch Medisch Centrum. Het verschijnt 10 maal per jaar. Oplage: 15.400 exemplaren. AMC Magazine wordt toegezonden aan huisartsen, specialisten, gezondheidszorginstellingen in de regio Amsterdam, Het Gooi en Almere en aan (oud) medewerkers van het Academisch Medisch Centrum en de in het AMC gevestigde onderzoeksinstituten, alsmede aan studenten van de Faculteit Geneeskunde. Verder ontvangen alle Nederlandse ziekenhuizen en de landelijke advies- en beleidsorganen op het terrein van de gezondheidszorg het magazine, evenals de persmedia, de rijksoverheid en AMC-relaties in het bedrijfsleven. Redac tie Frank van den Bosch (hoofdredactie), Marc van den Broek, Jasper Enklaar, Edith Gerritsma, Simon J. Knepper, Andrea Hijmans en Irene van Elzakker (eindredactie). Mede w erk er s Hidde Boersma, Rob Buiter, John Ekkelboom, Maarten Evenblij, Tom Haartsen (fotografie werken AMC Collectie), Liesbeth Jongkind, Pieter

ouderdomsziekten. In het COBRA-project wordt onder andere samengewerkt door onderzoekers op het gebied van HIV en op het gebied van veroudering uit vijf EU-lidstaten. Hiervoor stelt de Europese Unie zes miljoen euro beschikbaar. Ouderdom speelt ook een rol bij het project van neurologen prof. dr. Pim van Gool en dr. Edo Richard. Zij werken onder meer samen met het Karolinska Instituut, de universiteiten van Cambridge, Toulouse en Oost-Finland en het bedrijfsleven. Hun project heet HATICE: Healthy Aging Through Internet Counselling of the Elderly. Ouderen met (risico’s op) meerdere hart- en vaataandoeningen lopen een grote kans op een slechte afloop: een hartinfarct, een beroerte, dementie en overlijden. Er zijn bewezen effectieve interventies voor deze groep, maar die worden vaak niet uitgevoerd. Als de betrokkenheid van deze ouderen vergroot wordt, zou dat tot grote verbeteringen in hun gezondheid leiden. Daarom zal een internetplatform ontwikkeld worden waar zij informatie en advies krijgen over dingen die zij kunnen doen of laten om zo gezond mogelijk te

blijven. De effectiviteit van het platform zal in een klinische trial getest worden. Hiervoor kregen de onderzoekers zes miljoen euro subsidie. Dr. Rob Chamuleau, verbonden aan het Tytgat Instituut voor leveronderzoek, gaat met een FP7-subsidie van zes miljoen euro het BALANCE-project coördineren. Het is een project van vijf internationale partners dat tot doel heeft om een in het AMC ontwikkelde kunstlever, gebaseerd op menselijke levercellen, binnen drie jaar aan het ziekbed te brengen. Deze bioartificiële lever (BAL) heeft een lange voorgeschiedenis. Eerst werd gewerkt met levercellen van varkens, die in een apparaat buiten het lichaam de functie van een haperende lever overnemen. Maar door een moratorium op xenotransplantatie mocht de AMC-kunstlever niet bij mensen in Nederland toegepast worden. Daarom werd gewerkt aan een BAL met menselijke levercellen. Het kweken daarvan stuitte op de nodige hindernissen, maar die zijn stilaan overwonnen.

Zie ook het artikel op pagina 8

Tot slot is de kunstmatige alvleesklier, een project van dr. Hans de Vries (Inwendige Geneeskunde) en het bedrijf

Lomans, Hans van Maanen, Annet Muijen, Len Munnik (illustratie De Stelling), Xander Remkes (fotografie), Tineke Reijnders, Angela Rijnen, Berber Rouwé, Henk van Ruitenbeek (illustraties), Sandra Smets , Arthur van Zuylen NFU Het AMC maakt deel uit van de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU). De NFU is een samenwerkingsverband van de acht universitair medische centra (UMC’s) in Nederland en heeft als algemene doelstelling het behartigen van de gezamenlijke belangen van de UMC’s. Andere UMC’s die deel uitmaken van de NFU zijn het AZM, Erasmus MC, LUMC, UMCG, UMC St Radboud, UMC Utrecht en VU medisch centrum. In totaal zijn 60.000 medewerkers verbonden aan de acht UMC’s. Redactie-adre s AMC afdeling Voorlichting C0-229, Postbus 22660, 1100 DD Amsterdam. +31 (20) 566 24 21 fax +31 (20) 696 78 99 E-mail: magazine@amc.nl

AMC M aga zine juni 2012

Inreda, beloond met een subsidie van vier miljoen euro. Er is een prototype, een apparaat met daaraan een slangetje dat onderhuids bij diabetici kan worden aangebracht. Het werkt volgens een nieuwe methode: niet alleen worden hoge glucosewaarden met insuline omlaag gebracht, lage waarden worden met glucagon omhooggeduwd. Met de subsidie zal de kunstalvleesklier worden doorontwikkeld tot een handzaam apparaat en zullen de effecten van glucagon nader bestudeerd worden.

31

A bonnementen Abonnementen-administratie: zie redactie-adres. Jaarabonnement € 22,00. A dv ertentie - e x ploitatie Van Vliet, Bureau voor Media-Advies, t 023 571 47 45 Ont w erp Grob|enzo, www.grobenzo.nl Druk Drukkerij Mart. Spruijt bv Copyright © AMC Magazine. ISSN: 1571-411x Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. Van werken van beeldende kunstenaars aangesloten bij een CISAC-organisatie zijn de publicatierechten geregeld met Pictoright te Amsterdam. © 2012 c/o Pictoright Amsterdam.


C o n g r e s se n e n c u r s u s s e n j u n i , j u li , au g u s t u s

5 Kennismark t Ouderengenee skunde

De ouderennetwerken van AMC en VUmc gaan samenwerken. Als eerste gezamenlijke activiteit organiseren zij een kennismarkt. Op de markt onder andere aandacht voor ICT in de zorg, innovatieve ideeën voor (kwetsbare) ouderen, ondersteunende technologie voor mensen met dementie en hun verzorgers en thuis wonen met domotica. Plaats: AMC, collegezaal 5 Tijd: 12.30 - 18.00 uur Inlichtingen: afdeling Ouderen­ geneeskunde, mw. M. Splinter, 020 566 5991

Plaats: AMC, collegezaal 4 en 5 Tijd: 9.30 - 12.45 uur Inlichtingen: 0348 420780 of info@crohn-colitis.nl Aanmeldingen via https://vragenlijst.dezorgvraag.nl/ ibd-dagamc 11 & 12 Congre s

Bijeenkomst over ‘IBD today and tomorrow. How progress and innovation will lead to succesful management.’ Plaats: AMC, collegezaal 5 Tijd: 9.00 - 18.00 uur (11/6) en 8.30 - 16.00 uur (12/6) Inlichtingen: EPGS, mw. J. Goedkoop 020 566 3926 of epgs@amc.nl

6-8 Na scholing metabole

12 Na scholing

ziek ten

Jeugdgezondheidszorg

Bijeenkomst over ‘Inherited metabolic diseases for the internist’. Plaats: AMC, Costerzaal G0-209 en het NH-hotel (8 juni) Tijd: 9.00 - 18.00 uur (6 & 7 juni), 8.30 - 13.45 uur (8 juni) Inlichtingen: Secretariaat Inwendige geneeskunde, mw. B. Ensing, 020 566 6071, b.m.ensing@amc.nl

Mw. mr. R.A. Otter (vice-president van de Rechtbank Haarlem) belicht het werk van de kinderrechter. Ze zal ingaan op onder andere ondertoezichtstelling, uithuisplaatsing, de rol van de Raad voor Kinderbescherming, de bijzonder curator en gezag en omgang. Daarna belicht mw. dr. S.N. Brilleslijper-Kater (Team Kindermishandeling AMC) ‘Communicatie over seksueel misbruik en seksueel gedrag als indicatie voor mogelijk misbruik bij peuters en kleuters’. Plaats: AMC, collegezaal 1 Tijd: 19.30 - 22.00 uur Inlichtingen: AMC Congresorganisatie, 020 566 8585, jgz@amc.nl

7 & 8 Symposium

Tweedaagse cursus Endoscopic Ultrasonography Live in Amsterdam (EUS 2012). Plaats: AMC, collegezaal 5 Tijd: 9.00 - 17.30 uur Inlichtingen: EPGS, mw. J. Goedkoop 020 566 3926 of epgs@amc.nl

19 Spinoz alezing

Onder de titel ‘Next generation sequencing, novel genetics and systems biology to uncover novel genes in cardiovascular diseases’ houdt Stuart Cook, professor of Clinical and Molecular Cardiology (Imperial College, Londen), de Spinozalezing. Gastheer is prof. dr. Yigal Pinto, hoogleraar Moleculaire biologie van hartfalen. Plaats: AMC, collegezaal 4 Tijd: 16.30 - 17.30 uur Inlichtingen: y.pinto@amc.nl 19 Symposium Malaria

Bijeenkomst over ‘Malaria, maternal and infant health; perspectives from Asia and Africa’. Op de bijeenkomst staan studies centraal over onderzoek naar malaria en zwangerschap en de gevolgen voor moeder en kind. Plaats: AMC, collegezaal 5 Tijd: 13.30 - 17.20 uur Inlichtingen: www.aighd.org

Bijeenkomst ‘Update on Colectoral Cancer’. Plaats: AMC, collegezaal 5 Tijd: 9.00 - 17.00 uur Inlichtingen: EPGS, mw. J. Goedkoop 020 566 3926 of epgs@amc.nl 26 Ruysch lezing

Deze lezing wordt gehouden door prof. dr. Eline Slagboom, wetenschappelijk directeur van het Netherlands Consortium for Healthy Ageing van het LUMC in Leiden. Zij leidt onderzoek naar de genetische achtergronden van gezonde veroudering in mensen. Plaats: AMC, collegezaal 1 Tijd: 17.00 - 18.00 uur Inlichtingen: mw. S. van Vliet, 020 566 7806, s.a.vanvliet@amc.uva.nl

afscheidssymposium

20 Medische carrièredag

Bijeenkomst ter gelegenheid van het afscheid van Marijke Krikke, verbonden aan de Zorglijn Vroege Psychose en het VIP-team (Vroegtijdige Interventie Psychose) over ‘Familie en psychose: luisteren is een werkwoord’. Plaats: AMC, collegezaal 1 Tijd: 9.00 - 17.00 uur Inlichtingen: Secretariaat Zorglijn Vroege Psychose, mw. A. Fransen, 020 891 3608, a.m.fransen@amc.nl of www.amcpsychiatrie-psychose.nl

De 35e Heijermanslezing staat in het teken van klinische arbeidstoxicologie. Deze bijeenkomst is tevens het afscheidssymposium van Gert van der Laan, nestor van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB). In zijn afscheidsrede ‘Van kleine deeltjes en dingen die voorbij gaan…’ stelt Van der Laan dat het belangrijk blijft om waakzaam te zijn op nieuwe bijwerkingen van werk. Het belang van arbovigilantie wordt geïllustreerd door de ervaringen in het veilig werken met synthetische nanodeeltjes. Plaats: AMC, collegezaal 1 Tijd: 13.00 - 16.30 uur Inlichtingen: mw. A. Mulder, 020 566 5387, a.a.mulder@amc.nl

De studentenvereniging MFAS organiseert een dag bedoeld voor co-assistenten en vierdejaars geneeskundestudenten waarop zij zich kunnen oriënteren op de vele mogelijkheden die hun artsenbul hen biedt. Plaats: AMC, collegezaal 1 Tijd: 9.00 - 18.00 uur Inlichtingen: www.mfas.net

32

25 & 26 Symposium

De AMC Graduate School reikt prijzen uit voor de beste publicaties van jonge wetenschappers en de beste promotie. Daarnaast worden beurzen toegekend aan excellente studenten en prijzen voor de beste docent en de beste maatschappelijke vertaling van onderzoek. Plaats: AMC, collegezaal 1 Tijd: 16.00 - 17.30 uur Inlichtingen: graduateschool@amc.nl

15 Heijermanslezing en

‘Crohn en colitis ulcerosa: aan de slag met de praktijk van alledag’ is het thema van de IBD-dag (Inflammatory Bowel Disease). In de verschillende lezingen wordt aandacht besteed aan onderwerpen als behandelingen, voeding en werk.

Borstk ankerscreening

Ter gelegenheid van het afscheid van prof. dr. ir. Kees Grimbergen, hoogleraar Medische Technologie, is er een symposium onder de titel ‘Technologie van Borstkankerscreening’. In de middag houdt Grimbergen in de Aula zijn afscheidsrede (zie de kalender met de promoties). Plaats: Doelenzaal, UvA, Singel 421- 427, Amsterdam Tijd: 9.30 - 13.15 uur, afscheidsrede: 15.00 uur Inlichtingen: mw. J. Stam, 020 566 5200, jetty.stam@amc.uva.nl

19 Award se ssions

8 Symposium

9 IBD-Patiëntendag

22 Symposium

20 Symposium Infectieziek ten

Bijeenkomst ter gelegenheid van de inauguratie van prof. dr. Frank Cobelens, bijzonder hoogleraar Epidemiologie en Bestrijding van armoede-gerelateerde infectieziekten op 21 juni (zie ook onder promoties en oraties) over ‘TB and hiv – breaking the vicious cycle’. Plaats: AMC, collegezaal 5 Tijd: 13.00 - 17.30 uur Inlichtingen: j.ijdema@aighd.org

AMC M aga zine juni 2012

28 Afscheidssymposium

Ter gelegenheid van het afscheid van prof. dr. Peter Jansen, hoogleraar Hepatologie, is er een afscheidssymposium. Het eerste deel bestaat uit bijdragen over de nieuwste wetenschappelijke inzichten bij het leveronderzoek. In het laatste deel houdt Jansen zijn rede ‘Wetenschap op de grens van laboratorium en kliniek’. Plaats: AMC, collegezaal 5 Tijd: 14.00 - 17.00 uur Inlichtingen: m.m.smitsvanoyen@amc.nl of 020 566 2878

Voor inlichtingen over congressen, symposia en cursussen: AMC Congresorganisatie, secretariaat 020 566 85 85.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.