discours jaargang 3 | nummer 2 | juni 2011
magazine voor de Onderwijs- en Opleidingsregio van het AMC
De Weg naar Succes volgens Els Borst 1 discours
juni 2011
-inhoud-
Discours, het magazine voor co-assistenten, arts-assistenten en opleiders in de Onderwijs- en Opleidingsregio van het Academisch Medisch Centrum -
pagina 3
Pagina 16
De Huismeester
De Succesformule
Toon Geertman en Veerle Struben, Spaarne Ziekenhuis Pagina 6
Tien tips van toppers Pagina 18
Co-plus
De promovendus doceert
Kiezen voor twee carrières Pagina 10
Terug naar de schoolbanken Pagina 21
Competentiegericht opleidingsplan
De eerste zij-instromers
Pluspunten en valkuilen Pagina 12
Binnen via de zijdeur Pagina 22
Anatomische les spelenderwijs
Simulatietraining
Introspectie met een magische spiegel Pagina 14
In de slachtofferrol
umc’s ontwikkelen digitale toets
Rubrieken
&
Leren redeneren -
Pagina 9 | Column | Onderwijsrot Pagina 23 | agenda | juni, juli, augustus Pagina 24 | u it de polder |
P. 6
P. 10
P. 14 Colofon Discours, juni 2011 Jaargang 3, nummer 2 Verschijning: drie keer per jaar Oplage: 4500 Uitgave: Discours is een uitgave van het Academisch Medisch Centrum (AMC), Amsterdam.
Marike Lemmers in Buenos Aires
P. 18 Redactie: Frank van den Bosch (hoofdredactie), Rick van den Doel (co-assistent), Jasper Enklaar (eindredactie), Maas Jan Heineman (voorzitter Onderwijsinstituut Medisch Specialistische Opleidingen), Simon Knepper, Mario Maas (voorzitter Onderwijsinstituut Geneeskunde), Philip de Reuver (arts-assistent Spaarne Ziekenhuis) en Stéphanie van Straaten (co-assistent). Bijdragen: Suzanne Bremmers, Anne Koeleman, Daniëlle Kraft, Annet Muijen, Catrien Spijkerman, Jan Stam en Tim Wong.
2 discours
Art Direction en Ontwerp: Van Lennep, Amsterdam Fotografie: Janus van den Eijnden, Jeroen Oerlemans, Sake Rijpkema Illustraties: Van Lennep
1105 AZ Amsterdam Telefoon: 020-5662822 Email: discours@amc.nl Website: www.amc.nl/discours Ideeën voor de volgende Discours uiterlijk inleveren 6 september 2011.
Zet- en drukwerk: drukkerij Slinger, Alkmaar Redactieadres: Afdeling Voorlichting Academisch Medisch Centrum Meibergdreef 9
juni 2011
Niets uit deze uitgave mag worden geproduceerd door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever.
-De Huismeester-
Toon Geertman en Veerle Struben, Spaarne Ziekenhuis ‘Een warm en vriendelijk nest’
3 discours
juni 2011
-De Huismeester-
Coördineren als duobaan
Spaarne Ziekenhuis vooral de meerwaarde van de combinatie jong/energiek en ouder/ervaren. ‘We vullen elkaar perfect aan’, zegt Toon. ‘En de co-assistenten profiteren daarvan’, zegt Veerle. ‘Uit alle evaluaties komt naar voren dat ze het Spaarne Ziekenhuis als een warm, leerzaam en co-vriendelijk nest ervaren.’ Stevige basis Toon Geertman was tot 2001 als orthopeed aan het Spaarne Ziekenhuis verbonden. ‘Na mijn pensionering werd mij gevraagd de onderwijscoördinatie te doen. Tot die tijd had een medisch specialist dat naast zijn gewone werk gedaan. Ik had een zee van tijd, dus ik kon rustig bouwen aan een stevige basis. Daarbij richtte ik me vooral op het goed informeren van de co-assistenten en op de evaluaties, om de kwaliteit van de co-schappen te bewaken en te verbeteren.’ In 2007 kwam die stevige basis goed van pas. Geertman: ‘Twee ontwikkelingen zorgden voor een stroomversnelling: onze voorgenomen aansluiting bij de Vereniging Samenwerkende Topklinische (opleidings)Ziekenhuizen (STZ) en de herstructurering van het geneeskundeonderwijs in het VUmc, waarmee wij van oudsher als affiliatieziekenhuis verbonden zijn. Het VUmc had in 2004 zijn nieuwe curriculum vastgesteld en startte in september 2005 met de studie Geneeskunde-nieuwe stijl. In 2008 zouden de affiliatieziekenhuizen de eerste juniorco’s krijgen. We hebben meteen gezegd dat we ze niet zomaar bij de specialisten op de afdelingen zouden droppen; die nieuwe co-schappen moesten bij het VUmc en bij ons gedegen worden voorbereid en begeleid, om de specialisten te ontlasten. Specialisten hebben het al druk genoeg en zijn ook niet per definitie goede docenten. Dat wilden we goed organiseren. Tegelijkertijd speelde dus onze mogelijke toetreding tot de STZ. Een van de voorwaarden die de STZ daarvoor stelt, is dat het ziekenhuis beschikt over een goed geoutilleerd leerhuis, waar onderwijs, (vervolg)opleidingen en wetenschappelijk onderzoek zijn gevestigd.’ Het Kennemer Gasthuis in Haarlem had met het oog op de komende onderwijsvernieuwingen ook plannen voor het inrichten van een leerhuis. ‘We hebben in 2008 besloten hierin samen op te trekken, wat heeft geresulteerd in de oprichting van het Linnaeusinstituut’, licht Geertman toe. Spaarne Ziekenhuis en Kennemer Gasthuis werken intussen nauw samen met het MCA in Alkmaar en het St. Lucas Andreas Ziekenhuis in Amsterdam, beide eveneens STZ-ziekenhuizen.
Tekst: Daniëlle Kraft Beeld: Janus van den Eijnden
Toon Geertman (73) en Veerle Struben (34) ‘doen’ met z’n tweeën de onderwijscoördinatie in het Spaarne Ziekenhuis in Hoofddorp. ‘We vullen elkaar perfect aan’, zeggen ze. De co-assistenten varen er wel bij.
De combinatie is verrassend. Toon Geertman, 73 jaar, gepensioneerd orthopeed, vergroeid met het Spaarne Ziekenhuis, een ervaren specialist met een groot netwerk, die als onderwijscoördinator met een tweede carrière bezig is. Zijn ‘sparringpartner’ Veerle Struben is 34, artsdocent, internationaal gevormd, gepromoveerd, vertrouwd met ICT, ambitieus en onbevangen. Hij is onlangs voor de vierde keer grootvader geworden, zij is net bevallen van haar tweede kind. Ze wonen bij elkaar om de hoek, in Heemstede, en ze kunnen lezen en schrijven met elkaar. ‘Ik heb de oude studie geneeskunde nog gedaan, dus daar kan ik met Toon gezellig over levellen’, vertelt Veerle. ‘Levellen’, het generatieverschil kan niet treffender worden uitgedrukt. Maar Toon Geertman en Veerle Struben bewijzen in hun duobaan als onderwijscoördinatoren van het
4 discours
Basis Het Linnaeusinstituut, inclusief docentenkorps en faciliteiten als leslokalen, computerruimtes, vergaderruimte, bibliotheek en skillslab, was er klaar voor toen in september 2008 de eerste juniorco’s uit het VUmc arriveerden. ‘Het leerhuis is in het eerste masterjaar de basis voor de juco’s. Van hieruit gaan ze onder begeleiding van hun docent het huis in, om in blokken van zes weken kennis te maken met Interne Geneeskunde, Heelkunde, Neurologie/Psychiatrie en Gynaecologie/Verloskunde/Kindergeneeskunde. Tussendoor werken ze in het leerhuis opdrachten uit of krijgen ze een casus van hun vakdocent’, vertelt Toon Geertman. Dat eerste masterjaar zijn dus vooral de docenten verantwoordelijk voor de vorderingen van de juniorco’s. De arts-docenten, die een cursus Basis Kwalificatie Onderwijs in het VUmc kunnen volgen, hebben ieder hun eigen vakgebied, waarin ze de juco’s begeleiden. Veerle Struben kwam begin 2009 als arts-docent Heelkunde het docententeam van het Spaarne Ziekenhuis versterken. Na haar studie geneeskunde in Rotterdam was ze met een opleiding tot KNO-specialist begonnen, promoveerde op een onderzoek naar nasaal stikstofoxide om daarna
juni 2011
-De Huismeester-
te besluiten zich breder te ontwikkelen. Ze volgde een master klinische epidemiologie aan het Netherlands Institute for Health Sciences en verkende haar toekomst in Amerika (Harvard University, School of Medicine Virginia) en Engeland (Oxford Brookes University). In 2007 vond ze – tijdelijk – rust op de afdeling Kwaliteit en Proces Innovatie van het AMC, waar ze gedurende twee jaar onderzoek deed naar verbetering van de patiëntgeoriënteerde logistiek en patiëntveiligheid. Wetenschappelijke stage De vakdocent Heelkunde raakte geïnteresseerd en betrokken bij de organisatie van het onderwijs in het Spaarne Ziekenhuis en werd vorig jaar toegevoegd aan de onderwijscoördinatie, als partner van Toon Geertman. In die functie specialiseerde Veerle Struben zich in de coördinatie van de wetenschappelijke stages, die de co-assistenten in hun laatste masterjaar doen. ‘We leren ze wat goed wetenschappelijk onderzoek inhoudt, hoe je zo’n onderzoek opzet en hoe je daarbij gebruik maakt van relevante literatuur. De student geeft zelf een voorkeursdiscipline aan en vervolgens ga ik vanuit het wetenschapsbureau van het Linnaeusinstituut voor hem of haar op zoek. Ik ronsel als het ware een interessant onderzoek voor ze, in ons eigen ziekenhuis of in het Kennemer Gasthuis. Vaak blijkt er bij de specialisten nog wel een leuk onderwerp op de plank te liggen. Vervolgens begeleid en coach ik de co-assistenten bij de opzet en uitvoering van hun onderzoek.’ Veerle houdt in voorkomende gevallen contact met de coördinator van de wetenschapsstages van het VUmc. Welkom Jaarlijks heeft het Spaarne Ziekenhuis zo’n vierhonderd masterstudenten in huis. De meesten – sowieso alle juco’s – komen van het VUmc; de
‘Er is hier veel ruimte voor eigen initiatief. We zijn dol op originele ideeën.’
seniorco’s van het AMC zijn vooral te vinden op de afdeling Gynaecologie. Maar de banden met het AMC worden nadrukkelijk aangehaald, zeggen Toon Geertman en Veerle Struben. ‘De masterstudenten van het AMC kunnen hun wetenschappelijke stage of hun semi-artsperiode in ons ziekenhuis doen, ze zijn van harte welkom’, aldus de twee onderwijscoördinatoren van het Spaarne Ziekenhuis. De structurele aanwezigheid in het ziekenhuis van honderden junior- en master co-assistenten vergt nogal wat organisatie en coördinatie, ook met betrekking tot de kwaliteitsbewaking, vertelt Geertman. Om de diverse studentenstromen in goede banen te leiden, zijn naast Toon en Veerle ook coördinatoren masterfase aangesteld, die onder meer de introductie van nieuwe studenten in het Spaarne Ziekenhuis voor hun rekening nemen. Zij zijn tevens betrokken bij de uitvoering van de (tussentijdse) evaluaties van de co-schappen. ‘De studenten worden intensief gevolgd via persoonlijke gesprekken, enquêtes en kennistoetsen. Met de juco’s bijvoorbeeld wordt elke zes weken, na elk stageblok dus, geëvalueerd. En tussendoor zijn er natuurlijk de informele gesprekken tussen studenten en vakdocenten en de observaties van de co’s op de afdelingen.’ Behalve de studenten worden ook de docenten en de vakgroepen bij kwaliteitsevaluaties betrokken. ‘We zitten er echt aan alle kanten bovenop’, aldus Veerle Struben. Empathie De attitude van de aankomend artsen vormt een belangrijk onderdeel in de stages en beoordelingen van de studenten, vertelt Geertman. Het is ook een beetje zijn persoonlijke thema. ‘Empathie is zó wezenlijk in ons vak. Als het maar even kan, wijs ik onze studenten daarop: toon je betrokkenheid, vraag de patiënt hoe het thuis gaat, als hij daar de vorige keer zo bezorgd over was. Maak van mijn part aantekeningen van je patiënten als je dat soort persoonlijke dingen niet allemaal kunt onthouden, maar laat zien dat de patiënt meer voor je is dan alleen zijn ziekte.’ De eerste juniorco’s die in 2008 het Spaarne Ziekenhuis binnenkwamen, studeren dit jaar af. Sommigen hebben ook hun seniorstage in het Spaarne Ziekenhuis gedaan, sommigen zullen zich hier straks gaan specialiseren. ‘Studenten komen hier graag terug, omdat de sfeer in ons ziekenhuis warm en stimulerend is’, zegt Toon Geertman. ‘En omdat er ruimte is voor eigen initiatief. We zijn hier dol op originele ideeën’, aldus Veerle Struben.
<
5 discours
juni 2011
Co-plus Tekst: Tim Wong Beeld: Janus van den Eijnden
De co-schappen zijn een veeleisende periode. Daar past geen loopbaan naast, zou je zeggen. Toch zijn er co’s die die daar anders over denken. Drie voorbeelden van bijzondere co’s die een keuze moesten maken…, en kozen voor twee carrières.
‘Ik wil de mens tonen, zonder opsmuk’ Ruben Terlou is net begonnen aan zijn co-schappen. Als fotograaf is hij onderscheiden met meerdere Zilveren Camera’s en de Canonprijs voor jong talent. Voor zijn werk is hij een aantal keer afgereisd naar Afghanistan. ‘Het eerste jaar heb ik veel college gevolgd, maar toen bleek dat ik tijd over had, heb ik de fotografie weer opgepakt. Ik heb veel thuis gestudeerd en was weinig in het AMC. Zeker in het tweede en derde jaar. Ik heb lang geworsteld met het gevoel dat ik een keuze moest maken. Je bent bang dat het ene ten koste gaat van het andere. Maar op een gegeven moment kwam ik erachter dat ik het allebei wilde doen. Tot nu toe lukt dat ook. Al is het erg zwaar, fysiek ook. Afghanisatan is een land in oorlog. Beslissingen die je neemt, zijn belangrijk, ook voor je eigen veiligheid. Op die manier heb je veel verantwoordelijkheid, net als een arts.
6 discours
juni 2011
Daarnaast zie je veel mensen die in moeilijke omstandigheden leven. Veel zieken. Daardoor leer je alles enorm te relativeren. Dan besef je ook hoe belangrijk goede gezondheidszorg is. Als fotograaf val je ontzettend op. Het moment dat je de camera tevoorschijn haalt en er doorheen kijkt… dat kun je niet verbergen. Je wordt veel zelfbewuster en maakt jezelf klein. Je kunt wel laten zien dat je geen kwaad in de zin hebt. Met een glimlach, een hand. Mensen geven zich niet snel bloot, en in mijn werk wil ik de mens tonen, zonder opsmuk. Er dreigt eigenlijk altijd gevaar. Of ik dat soms mis? Ja, ook wel. De blijdschap dat je nog leeft na een beschieting is onbeschrijflijk. Goed dus dat ik telkens weer een tijdje terug ben in een normaler leven. Eerst voelde dat heel dubbel, maar nu niet meer. Ik kan me voorstellen dat ik later een tijdje als arts in het buitenland zou werken, bijvoorbeeld in Afghanistan. Dat lijkt me erg mooi.’
‘Geen spijt. Geen seconde.’ Marije Smits is promovendus kindergastroenterologie. Haar andere passies zijn de 100 meter hardlopen en verspringen. Topsport dus, en dat is misschien nog meer afzien omdat ze een beenprothese heeft. Momenteel traint ze voor de Paralympische Spelen in 2012. ‘Ik ben in 2004 begonnen met geneeskunde. Al in de eerste maand moest ik weg, want toen waren de Paralympische Spelen in Athene. Ik heb vaak meerdere grote toernooien en trainingsstages, maar ik heb meestal wel wat kunnen regelen met studieadviseurs – wanneer ik in kon halen of het anders kon regelen. Na mijn masterdiploma besloot ik om mijn co-schappen uit te stellen, en mij vooral te richten op de sport. Gelukkig kreeg ik toen de kans om onderzoek te doen in het AMC. Echt fantastisch, want ik wil heel graag arts worden. Via via kwam ik bij Marc Benninga van Kindergeneeskunde,
die zelf op topniveau heeft gehockeyd en dus weet wat topsport inhoudt. Nu, een jaar later, is mijn onderzoek naar reflux – het terugstromen van voeding naar de slokdarm – een promotieplek. Het grootste probleem voor mij is dat ik goed wil zijn in sport én in onderzoek. En dat is lastig met de uren die ik maak. Het mooie is dat ik als topsporter ook voor anderen wat kan betekenen. Toen ik na 2008 de A-status van de NSCSF ontving, had ik een financiële zorg minder. Daardoor wordt het geld dat binnenkomt bij Stichting Marije Smits nu grotendeels gebruikt om jonge talenten te helpen. Maar nieuwe sponsors blijven welkom. Een prothese, bijvoorbeeld,
7 discours
juni 2011
kost soms wel 10.000 euro. Laatst hebben we een meisje van veertien een nieuwe rolstoel kunnen geven. Echt zó gaaf! Feestjes en vakanties heb ik wel moeten missen, maar aan de andere kant reis ik ook veel. Tuurlijk breng je offers, maar het is superleuk. Ik haal zo veel voldoening uit wat ik doe. Ik heb er zeker geen spijt van. Geen seconde.’
‘De weg ligt wagenwijd open’ Naast zijn co-schappen is Jonathan Bouman bezig met het ontwerpen van websites. Sinds 2006 heeft hij met zijn bedrijf Protozoan al vele projecten op zijn naam staan. Van Hotelkamerveiling.nl tot de muzieksite ListAndPlay.com en - dichter bij huis - de site van de CoRaad. ‘Eerlijk gezegd gaat werken en studeren gemakkelijk samen. Ik volg gewoon het reguliere studietraject, en heb misschien iets minder collegebanken gezien en iets meer uittreksels gelezen. Qua studie hoef ik ook niets te veranderen, want web development is erg flexibel. Als ik eens lunchtijd over heb, gebruik ik dat half uurtje om bijvoorbeeld een klant te mailen.
Bereikbaarheid is wel een probleem. Als ondernemer moet je 24 uur per dag bereikbaar zijn en voor mijn co-schappen heb ik dat op een laag pitje gezet. Deze keuze heeft me projecten gekost. Tja, je moet er wat voor over hebben om basisarts te worden. Op de OK kun je nu eenmaal niet de telefoon opnemen. Het is misschien gewoon een kwestie van mijn opties openhouden. Ik ben nog niet veel studenten geneeskunde tegengekomen die affiniteit hebben met IT. Met Cardiologie werk ik nu aan een iPhone-app voor ECGpedia.org, ik zorg er met de Clinical Research Unit voor dat onderzoekers via internet rapporten kunnen insturen in een HIV-trial. Eerder heb ik ook geholpen bij vaccinatiecampagnes van
8 discours
juni 2011
de GGD voor jongeren op Facebook. Mijn werk gaat dus steeds meer richting de zorg. Ik kijk vaak naar de webtechnische kant van het ziekenhuis. Hoe is alles georganiseerd, en wat kan beter? Door mijn werk weet ik meer over wat er allemaal achter de schermen speelt en kijk ik met een andere blik. Hoe ziet de zorg er over twintig jaar uit? Wat kunnen we nú automatiseren om de zorg houdbaar te houden? Met goede IT kan de zorg nog veel beter. Het staat allemaal nog in de kinderschoenen, maar de weg ligt wagenwijd open.’
-COLUMN-
Onderwijsrot
We moeten het even hebben over de misstanden in het hoger beroepsonderwijs. Wij kunnen daar, als studenten en docenten geneeskunde, namelijk veel van leren. Gebruikers van het hbo wisten al lang dat er van alles mis was. Maar nu is het de bestuurders niet meer gelukt de zaken onder de pet te houden en is het abces opengebarsten. Waardeloze diploma’s voor dure pretopleidingen, terwijl de bestuurders van deze monsterlijke instellingen dikke salarissen opstrijken. Hoe heeft het zover kunnen komen? Er zijn vele factoren aan te wijzen. De belangrijkste is schaalvergroting, en de daarbij horende hypertrofie van het management. Niet alleen verdienen al die managers veel geld, wat ten koste gaat van de docenten die het werk doen. Nog erger is dat ze zich bemoeien met het werk van de docenten. In hun eeuwige honger naar ‘meetbare gegevens’, ‘targets’, kwaliteitscycli, en hoe al die flauwekul ook mag heten, wordt er naar de vakmensen die dagelijks proberen ouderwetse kwaliteit te leveren niet geluisterd. Met ouderwetse kwaliteit bedoel ik iets wat niet te meten is, en wat dus voor managers niet bestaat. Het heeft te maken met liefde voor het vak, het vermogen dat over te brengen op studenten, maar ook met zaken als beroepseer en creativiteit. Goede docenten houden van hun vak, zijn er trots op, en zijn niet zelden eigenwijs. Daar houden managers niet van. Die hebben namelijk zelf meestal geen vak geleerd, of vinden het niet leuk meer. Om hun eigen armzalige bestaan - en dikke salaris - te rechtvaardigen zullen ze het belang van goed vakmanschap bagatelliseren. Behalve de managementplaag moet ook de rol van de onderwijskundigen niet worden onderschat. Zij zijn het namelijk die allerlei onzinnige veranderingen hebben doorgevoerd, vaak tegen de zin van de vakdocenten, en altijd gebracht als vernieuwingen. Vooral de ‘competenties’ hebben in het hbo een grote vlucht genomen. Het management vond dat prachtig, want competenties zoals communicatie en samenwerking hebben weinig met vakkennis te maken. Iedereen kan erover meepraten, en doet dat ook. Bovendien is het goedkoop: kletsen over communicatie kan iedereen, dus dat scheelt weer vakdocenten. Zelf bij onze buren, de hbo op het AMC-terrein, werd een paar jaar geleden veel van het onderwijs aan aanstaande verpleegkundigen gegeven door mensen die nog nooit iemand hadden verpleegd. Ik bedoel maatschappelijk werkers, andragogen - ja, die bestaan nog -, psychologen, en natuurlijk mensen met een diploma communicatie. De geneeskundestudie is tot nu ontsnapt aan een dergelijk debacle, omdat de vakmensen (de dokters) er nog de baas zijn. Toch moeten we oppassen. In de specialistenopleidingen neemt de invloed van onderwijskundigen toe. Het voornaamste effect is meer bureaucratie, en de eerste gevolgen daarvan worden al merkbaar. Tot voor kort was het bijvoorbeeld een eer te worden benoemd tot opleider van specialisten, voorbehouden aan de beste en meest ervaren collega’s. Nu hoor ik steeds vaker dat goede vakmensen voor die eer bedanken. Niet omdat ze het vak niet leuk vinden. Integendeel: juist omdat ze van hun vak houden, hebben ze geen zin in portfolio’s, persoonlijke ontwikkelplannen, zelfreflecties, en het ‘beschrijven van het onderwijsproces’ met leerdoelen per week. Geef hen maar patiënten en leergierige aios, dan gebeurt er iets dat helaas niet meetbaar is, maar alles heeft te maken met kwaliteit. Prof.dr. Jan Stam is opleider bij de specialisatie Neurologie van het AMC en coördinator van het blok zenuwstelsel bij de studie Geneeskunde.
9 discours
juni 2011
Competentiegericht opleidingsplan
Pluspunten en valkuilen Tekst: Annet Muijen Beeld: Jeroen Oerlemans
De ene hoogleraar heeft net afscheid genomen na een leven als opleider, de ander vervult die functie nog maar een paar jaar. Peter Speelman en Olivier Busch bespreken de veranderingen in de opleiding van arts-assistenten tot specialist: over meesters en gezellen, verscheurde statussen en het belang van competenties.
Bij het opleiden van medisch specialisten wordt anno 2011 weinig aan het toeval overgelaten. Dat was vroeger wel anders, weet Peter Speelman, tot voor kort hoogleraar Algemene Inwendige Geneeskunde in het AMC: ‘Mijn opleiders zeiden: “Als het niet goed is, hoor je het wel”. En dan hoorde je vijf jaar niets.’ Collega Olivier Busch, hoogleraar Chirurgie, typeert zijn opleidingstraject als ‘learning by humiliation’. Samen becommentariëren de hoogleraren het nieuwe competentiegerichte opleidingsplan; een eigentijds plan met vele pluspunten, zolang de bureaucratische valkuilen worden omzeild. In een tijdsspanne van enkele decennia is de opleiding van arts-assistenten tot specialist op revolutionaire wijze veranderd. In de jaren zeventig toen professor Speelman werd opgeleid had een opleider nauwelijks specifiek omschreven taken. Een arts-assistent draaide werkweken van 70 of zelfs 80 uur, keek nauwlettend de kunst af en trachtte zijn leermeester zo goed mogelijk te imiteren. Zelfs in 1990 toen professor Busch met zijn opleiding startte, was het adagium ’de kunst afkijken en al doende leren’ nog springlevend. ‘Doordat je lange dagen maakte’, zegt Busch, ‘zag je veel en daardoor leerde je veel. Als het niet goed ging, kreeg je ervan langs. Positieve feedback bestond niet. Assistenten maakten er onderling een sport van om een voortgangsgesprek één volle minuut te laten duren. In de regel stond je binnen 15 seconden weer buiten; even tekenen en weg wezen.’ ‘Opleiders’, zegt Speelman, ‘konden behoorlijk bot reageren. Er werd wel eens een status verscheurd: “Dit lijkt nergens naar.” Je werd ook echt opgeleid in een afhankelijke meester-gezel relatie, terwijl dat tegenwoordig veel meer door interactie in een team gebeurt.’
‘Vroeger werd je opgeleid in een afhankelijke meester-gezel relatie, tegenwoordig veel meer door interactie in een team’
10 discours
juni 2011
Bevlogen leerklimaat Hoewel ze soms op hun tandvlees liepen, hebben Speelman en Busch goede herinneringen aan hun opleidingstijd. De drang om een goede arts te worden zorgde voor een bevlogen leerklimaat waarin geen plaats was voor gemopper. Ondanks de minimale feedback werden er uitstekende specialisten afgeleverd. Maar de tijden veranderen, weet Speelman, zelf de afgelopen tien jaar een enthousiast opleider. In het nieuwe competentiegerichte opleidingsplan – in de wandelgangen bekend als het CanMEDSmodel (Canadian Medical Education Directions for Specialists) – staat gedetailleerd beschreven welke zeven competenties, subcompetenties en leerdoelen voor arts-assistenten gelden. Beoordelingen worden opgenomen in een portfolio dat voor opleiders en aios toegankelijk is. ‘Een specialistenopleiding’, zegt Speelman, ‘kost enorm veel geld. Daar gaat bijna één miljard per jaar in om en wie betaalt bepaalt. De minister dus. Sleuteltermen zijn transparantie en kwaliteit. We moeten aan tal van kwaliteitseisen voldoen en laten zien dat we assistenten gedegen opleiden en beoordelen. Opleiders dienen voortdurend feedback te geven en met de aios na te gaan hoe zwakke plekken verbeterd en goede eigenschappen versterkt kunnen worden. Vaak gebeurt dat in de vorm van een Korte Praktijk Beoordeling, kortweg KPB.’
Sociale vaardigheden In het competentiegerichte opleidingsplan wordt expliciet benadrukt dat toekomstige artsen behalve in medische kennis en vaardigheden ook moeten worden geschoold in zaken als communicatieve en organisatorische vaardigheden. ‘Dat alles past naadloos in deze tijd’, zegt Speelman. ‘We moeten alleen goed bedenken dat slechts zeven procent van de opleidingstijd aan het aanleren van dit soort sociale vaardigheden dient te worden besteed. We moeten - om professor Jan Stam te citeren [opleider bij de specialisatie Neurologie van het AMC - red.] - er voor zorgen dat we straks geen maatschappelijk werkers opleiden met een stethoscoop om hun nek.’ ‘Persoonlijk’, zegt Busch, sinds vier jaar opleider, ‘vind ik competenties zoals “maatschappelijk handelen” lastig. Dat impliceert dat een dokter rekening houdt met de maatschappelijke consequenties van zijn handelen, inclusief het kostenplaatje. Een belangrijk aandachtspunt, maar hoe moet ik als opleider bewerkstelligen dat een aios op dit terrein scoort?’ ‘Gelukkig hebben we een jaar of vijf de tijd voordat dit opleidingsplan volledig geïmplementeerd moet zijn’, reageert Speelman. ‘In die tijd kunnen we bedenken wat we wel en wat minder belangrijk vinden en hoe we daarop kunnen toetsen. Uiteraard blijft “medisch handelen” de belangrijkste competentie.’ ‘Ik hoop’, zegt Busch, ‘dat aios nu ook zelf een pregnantere rol gaan spelen en meedenken over hun opleiding. Te vaak is hun opstelling nogal reactief en laten ze zich braaf aan het handje nemen. Het zijn volwassen mensen die zelf kunnen bepalen hoe ze tijdens hun opleiding willen leren. Ik zou willen zeggen: wees daarin kritischer. Het gaat om je eigen toekomst.’ Opleiden is een ontzettend boeiend proces dat veel voldoening geeft, weten de hoogleraren. ‘Zes jaar lang’, zegt Speelman, ‘trek je met elkaar op. Je maakt samen een hoop lief en leed mee. Interne geneeskunde is aan het feminiseren. Inmiddels is meer dan zestig procent van de assistenten vrouw. Gemiddeld worden er twee kinderen tijdens de opleidingsperiode geboren. De combinatie moederschap-opleiding kan tot veel stress leiden. Een enkeling zegt: “Dit trek ik niet. Ik stop.” Maar de meeste aios slagen er uitstekend in om alle schoteltjes in de lucht te houden.’ Ook bij de afdeling Chirurgie zijn de vrouwen in opmars. Busch: ‘Bij ons bedraagt het percentage vrouwelijke assistenten veertig procent. Niemand verwacht dat, want we hebben nog altijd een macho-imago. Maar vrouwen kunnen ons vak evengoed uitvoeren als mannen.’ Pluspunten en valkuilen Aios van beide geslachten plukken de voordelen van de structurele feedback en het expliciet benoemen van competenties zoals neergelegd in het nieuwe opleidingsplan. Speelman en Busch onderschrijven die pluspunten, maar bespeuren ook valkuilen. ‘Het gevaar dreigt dat we het te schools en bureaucratisch maken’, zegt Speelman. ‘Dat we doorschieten en de hele dag beoordelingsformulieren invullen.’ Busch: ‘Neem zo’n portfolio. Dat is bedoeld om hiaten te traceren, zodat je daar extra energie in kunt stoppen. Het is een middel, maar het wordt nu aan alle kanten opgepoetst alsof het een doel op zich is.’ ‘Een tijdje geleden’, vult Speelman aan, ‘heb ik op verzoek van een academisch ziekenhuis een proefvisitatie gedaan. Ik kreeg een mailtje met een waarschuwing: “Druk niet zomaar op de printerknop, want ons opleidingsplan beslaat ruim 1000 pagina’s.” Ik dacht: ze hebben zich een nul vergist, maar nee hoor.’ Busch: ‘Opleidingen zijn geneigd om zichzelf te uitgebreid te etaleren. Dat wordt niet gelezen, terwijl het wel moet worden uitgevoerd. We moeten straks talloze handelingen van assistenten gaan beschrijven, toetsen en zo nodig bijsturen. Dat kost tijd en die tijd moet ergens vandaan komen. We moeten de juiste balans zien te vinden, want anders verdrinken we in onze administratie. Opleiden is veel te leuk om het door alle mogelijke rompslomp te laten bederven.’ <
11 discours
juni 2011
Introspectie met een magische spiegel
Anatomische les spelenderwijs Tekst: Suzanne Bremmers Beeld: Sake Rijpkema
Binnenkort staat er een magische spiegel in het AMC. Dankzij deze Magical Mirror krijgen studenten geneeskunde en arts-assistenten een uniek inkijkje in de binnenkant van hun lichaam en kunnen ze al gamend de menselijke anatomie leren.
12 discours
juni 2011
-AMC BY NIGHT-
‘Ken je de videoclip ‘Rock DJ’ van Robbie Williams, waarin hij eerst zijn kleren uittrekt, dan zijn huid en vervolgens ook nog zijn spieren’, vraagt chirurg Marlies Schijven. ‘Ook met de Magical Mirror kun je je eigen lichaam virtueel ‘afpellen’ door je huid, bloedvaten, botten en spieren uit te klikken.’ De Magical Mirror is een vorm van serious gaming. Degene die daar in het AMC het meest van weet, is Schijven. Zij is projectleider simulatie en serious gaming en heeft onlangs van SurfNet/Kennisnet* een subsidie gekregen om aan de slag te gaan met serious gaming in het AMC. ‘Serious gaming heeft verschillende vormen, waarvan augmented reality een belangrijke is’, vertelt Schijven. ‘Onder augmented reality - verrijkte realiteit - worden technologieën verstaan die extra informatie toevoegen aan de realiteit. Je legt als het ware een laag boven op de werkelijke omgeving. Zo breng je meer informatie naar voren dan je zonder game zou zien.’ Bij de Magical Mirror is die extra laag de binnenkant van het menselijk lichaam. Dat werkt als volgt: iemand gaat voor de spelcomputer Kinect staan. Dan wordt er een spiegel op het lichaam geprojecteerd. In de spiegel – of beter: op het beeldscherm voor je - zie je je eigen anatomie, althans zo lijkt het. De truc? De anatomische beelden komen uit een dataset van CT- en MRI-beelden, maar bewegen mee met je eigen bewegingen. Lastig en saai Samen met de universiteit van München gaat Schijven een onderwijstoepassing maken van de Magical Mirror. ‘Het enige wat je er nu mee kunt doen is heen en weer springen, waardoor het beeld verschuift en je andere delen van het lichaam ziet.’ Leuk, vindt Schijven, maar dat is nog te weinig. ‘De meerwaarde wordt pas duidelijk als studenten vragen kunnen beantwoorden over wat ze zien. Een voorbeeld: je krijgt een CTbeeld dat je kunt aanraken. Vervolgens kun je naar een bepaald deel van je lichaam navigeren en dan alleen de spieren of de vaten zien. Je kunt een antwoord krijgen op vragen als: hoe loopt die vene van je milt naar de vena porta? Waar loopt-ie voor- of achterlangs? En hoe verandert het beeld als ik beweeg?’
Er zijn allerlei methodes om ervoor te zorgen dat studenten dit heel graag gaan doen.’
‘Met een simulatie ben je in staat om negentig procent van de stof te onthouden’
De anatomie van het lichaam leren is, volgens Schijven, vrij lastig en saai. Woorden stampen voor dokters, noemt ze het. ‘Voorheen moest je de boeken in of naar de snijzaal. Er waren niet veel andere manieren om de kennis tot je te nemen. Jammer, want anatomische kennis is zeer belangrijk voor artsen. Als je niet goed weet hoe het lichaam in elkaar zit, wordt het lastig om bepaalde afwijkende processen in je lichaam te begrijpen.’ Binnenkort krijgen studenten de mogelijkheid om het lichaam op te delen in bijvoorbeeld alleen de spieren, zodat ze gestructureerd en gefaseerd kunnen leren waar het lichaam uit bestaat. Schijven: ‘Bovendien leren ze werken met CT-scans. Een vraag die we gaan stellen aan studenten is: waar kijk je nu naar? De grote toegevoegde waarde is dat je de anatomie kunt leren in samenhang met de radiologie. Daarnaast moet je zelf op zoek, bijvoorbeeld naar bepaalde arteriën. Met de magische spiegel ga je op jacht naar een onderdeel van jezelf.’ Je leert van je eigen lichaam en door de interactiviteit van het spel blijft de informatie beter hangen. Schijven: ‘Op het moment dat je met simulatie bezig bent, ben je in staat om negentig procent van de stof te onthouden. Dat is uit verschillende onderzoeken gebleken. Als je informatie uit een boek haalt, kun je het veel moeilijker onthouden.’ Nog een voordeel: Magical Mirror sluit aan op de vrijetijdsbesteding van veel studenten. Gamen is populair. ‘Je appelleert aan iets wat studenten al leuk vinden. Het is mogelijk om de toepassing in competitievorm te zetten, je kunt er een puntenscore aan verbinden, of je kunt ermee puzzelen.
13 discours
juni 2011
Snijzaal In vergelijking met de anatomie leren in de snijzaal - een onderdeel van het geneeskundig onderwijs waar het AMC trots op is – heeft de Magical Mirror een aantal voordelen. ‘Een anatomisch preparaat is duur en beperkt houdbaar. Met de Magical Mirror hoef je niet naar de snijzaal te gaan; je kunt thuis trainen en een opdracht herhalen zo vaak als je wilt zonder iets kapot te maken. Het enige dat je nodig hebt, is een Microsoft Kinect-spelcomputer. Bovendien wordt een stoffelijk overschot niet door alle studenten als gemakkelijk ervaren om mee te werken.’ Is dit dan het einde van het snijzaalonderwijs? ‘Nee’, zegt Schijven. ‘De magische spiegel is aanvullend, niet in plaats van. Bovendien gaan we eerst onderzoeken of studenten na gebruik van de Magical Mirror meer anatomische kennis hebben dan studenten die de informatie via de reguliere manier hebben vergaard.’ In november dit jaar moet het eerste prototype klaar zijn. Een aantal geneeskundestudenten mag met het spel ervaring opdoen tijdens blok 3.2, ‘De interactieve mens’. Daarna wordt de game verder uitgebouwd, waarbij ook de pathologie wordt geïntegreerd. Dan kunnen radiologen en chirurgen in opleiding het spel gaan spelen, maar ook personeel dat moet werken met CT’s en MRI’s. ‘Arts-assistenten kunnen leren hoe pathologie eruit ziet en waar die zich bevindt. Het is dezelfde leermethode, maar het gaat net een stapje verder dan de kennis van de student. Alles wat afwijkend is in beeldvorming kun je gebruiken. De mogelijkheden zijn eindeloos.’ <
*D e innovatieregeling van het SURFnet/Kennisnet Innovatieprogramma stimuleert kleinschalige, innovatieve experimenten met ICT die een onderwijskundig relevant probleem oplossen. De projecten – ook Magical Mirror – houden allemaal een weblog bij en zijn te volgen op http://www.innovatieregeling.nl/ mirracle/ of via Twitter #inno2011.
Leren rede~ neren umcâ&#x20AC;&#x2122;s ontwikkelen digitale toets Tekst: Simon Knepper Beeld: Sake Rijpkema
Met driehonderdduizend euro op zak ontwikkelen het AMC, het UMC Utrecht en het Erasmus MC gezamenlijk een objectieve, digitale toets voor het klinisch redeneren, de onbetwiste kern van elke geneeskundestudie. Geen wonder dat het project wereldwijd nauwlettend wordt gevolgd.
14 discours
juni 2011
Echt lekker bekken doet het natuurlijk niet, Digitaal toetsen van het klinisch redeneren binnen de medische opleiding. ‘De projectnaam was het eerste compromis’, lacht projectleider Nynke Bos. Maar onoverbrugbare verschillen van inzicht tussen het AMC, het UMC Utrecht en het Erasmus MC liggen allerminst in de verwachting. Daarvoor zijn de gemeenschappelijke belangen te groot. Bos, aan het AMC verbonden als coördinator Onderwijstechnologie: ‘Klinisch leren redeneren, van klacht naar diagnose dus, is in elk umc de basis van de medische opleiding. En we zitten allemaal te springen om een efficiënte, objectieve manier om de vaardigheid in dat redeneren te toetsen.’ In het AMC wordt het klinisch redeneren vooral getraind in het lijnonderwijs. ‘Vanaf dag één van het eerste studiejaar’, volgens Bos. De schoen wringt hem bij het beoordelen van de vorderingen. Want de huidige toetsmethode, een jaarlijks tentamen met korte, open vragen, is logistiek en organisatorisch een regelrechte ramp. ‘Alle vragen worden decentraal aangeleverd, per vak dus’, verklaart Bos. ‘Na de toets wordt de boel opgesplitst en ter beoordeling naar de verschillende afdelingen gestuurd, en ten slotte krijgen we al die papieren weer terug om ze in pakketjes te verzamelen. Letterlijk via rondjes om de tafel.’ Niet echt meer van deze tijd dus, zeker niet in het licht van de nog steeds groeiende studentenaantallen. Daar komt nog bij dat het AMC de vorderingen eigenlijk veel vaker, en vooral ook: meer evidence-based zou willen toetsen. De overgang naar de bachelor-masterstructuur heeft de kwestie alleen maar urgenter gemaakt. In het vierde studiejaar, binnenkort het eerste masterjaar, wordt het klinisch redeneren op dit moment helemaal niet getoetst. ‘Nu zijn het de opleiders die bij hun eigen co’s de vaardigheid in klinisch redeneren vaststellen’, zegt Bos, ‘met alle risico’s van dien, subjectiviteit voorop. Dat vinden we zorgelijk, net als de signalen die we uit het veld krijgen over hiaten in de basiskennis. Met een objectieve toets zou je die hiaten nauwkeurig kunnen vaststellen.’ Vragenbank Een tijdelijke aanstelling in het UMC Utrecht (‘betaald gluren bij de buren, zou je kunnen zeggen’) leerde haar vorig jaar dat collega’s uit de Domstad met soortgelijke problemen kampten. Zo ontstond het idee om samen een nieuwe, digitale toetsmethode te ontwikkelen, vooralsnog alleen voor de masterfase. Vanwege de ruime ervaring met ICT in het onderwijs besloten de twee het Erasmus MC als derde partner in het complot te vragen. Bij SURF, stimulator van ICT-vernieuwingen in het hoger onderwijs, werd een voorstel ingediend om te komen tot een format met bewezen effectieve, gesloten vragen op te slaan in een gezamenlijke ‘vragenbank’. ‘Bij die vragen willen we natuurlijk ruim gebruik maken van de nieuwe multimedia’, aldus Bos. ‘Video’s, patiëntsimulaties, wat je maar kunt bedenken.’ Prima plan, oordeelde SURF. Op voorwaarde dat de verworven kennis en de ontwikkelde faciliteiten breed beschikbaar zouden komen, kregen de drie partners vorig jaar drie ton aan subsidie toegekend. Inmiddels zijn de eerste stappen in het veelomvattende project gezet. Bos: ‘De inleidende fase bestond uit een gedegen literatuurstudie. Daardoor hebben
15 discours
‘De huidige toetsmethode is organisatorisch een regelrechte ramp’
we nu een goed beeld van het wereldwijde onderzoek naar de toetsing van klinisch redeneren.’ Die literatuurstudie bevestigde onder meer de validiteit van de MATCHtoets, een digitale multiple choice-test waar de opleiders van de AMCafdeling Kindergeneeskunde goede ervaringen mee hebben. Bij de MATCH moeten studenten ziektebeelden koppelen aan ‘ziektedomeinen’ zoals anamnese, lichamelijk onderzoek en therapie. Bos: ‘Voor de nieuwe toetsmethode denken we aan een combinatie van de MATCH en EMQvragen, meerkeuzevragen met antwoord-alternatieven die een grotere of minder grote waarschijnlijkheid hebben.’ Partnerziekenhuizen Met de ontwikkeling van die toetsvragen en de bouw van een database zijn de umc’s dezer dagen volop in de weer. Ook een bijpassende scholing voor docenten is in voorbereiding, want de docenten zullen het digitale format van input moeten voorzien. Medio volgend jaar moet de nieuwe toetsmethode gebruiksklaar zijn. Bos: ‘De eerste docentenscholingen staat geprogrammeerd voor september 2011, de eerste proeftoets wordt in januari 2012 afgenomen in het UMC Utrecht. In februari van dat jaar doen we een soortgelijke pilot in het AMC, maar op veel grotere schaal. Ook in onze partnerziekenhuizen willen we vervolgens graag pilots doen.’ Want een belangrijk voordeel van zo’n digitale toets is natuurlijk dat co-assistenten er straks niet meer voor naar het umc hoeven. ‘Als onze studenten in Den Helder of Middelburg aan het werk zijn, kunnen ze daar gewoon aan de pc gaan zitten. Wel in een gecontroleerde setting binnen het ziekenhuis natuurlijk, maar dat is een kwestie van even goed organiseren.’ IJs en weder dienende zullen de drie umc’s in april 2012 hun masterstudenten in het systeem gaan inwijden. Vanaf juni moet het lijnonderwijs in de masterfase met de nieuwe methode worden getoetst, bij voorkeur aanmerkelijk vaker dan tot nu toe gebruikelijk was. ‘Misschien wel om de paar weken’, denkt Bos. ‘Maar wat de beste frequentie is, zal de komende maanden moeten nog blijken, net als de ideale lengte.’ Als de toetsmethode in de masterfase aan de verwachtingen voldoet, moet ook de bachelorfase eraan geloven. Daarmee zouden de rondjes om de tafel en het eindeloze gehannes met papieren in de samenwerkende umc’s definitief tot het verleden behoren. ‘Voortaan is het dan een kwestie van regelmatig nieuwe vragen in het systeem stoppen’, zeg Bos. En reken maar dat ook de andere umc’s daarnaar uitkijken.
juni 2011
Tien tips van toppers
De bestuurlijke carrière van Marcel Levi (zowel hoogleraar Inwendige Geneeskunde als bestuursvoorzitter van het AMC), begon in 1983. Hij zat namens de MFAS in de faculteitsraad. Zijn uiterst succesvolle loopbaan als dokter en wetenschapper begon in diezelfde periode en verliep bepaald niet volgens een vooropgezet plan. ‘Ik deed veel naast mijn studie - daar word je volgens mij ook een betere dokter van - en er kwamen dingen op mijn pad. Toeval - en daar liet ik mij vaak door leiden.’ Maar toeval kan grillig zijn. ‘Een jaar naar het buitenland: graag! Waarheen? Nou, als het even kon natuurlijk Boston, of misschien Stanford, of onderzoek doen in New York’. Het wetenschappelijk epicentrum van ‘zijn’ onderwerp, de genetica van bloedstolling, lag echter niet aan de andere kant van de oceaan. ‘Dus werd het Leuven. Fantastische tijd gehad.’
De Succesformule Tekst: Jasper Enklaar Beeld: Janus van den Eijnden
Wat is de Gouden Formule voor Succes? Toppers Els Borst, Marcel Levi en Steven van de Vijver deden een boekje open op het lustrumcongres van de MFAS. ‘Wees niet bang voor het onverwachte.’
Succesformule De medische studentenvereniging van de UvA bestaat 115 jaar en vierde dat medio mei met een feestweek. Op het lustrumcongres ‘Op weg naar
16 discours
juni 2011
succes’ kregen toehoorders een inkijkje in het cv van succesvolle artsen, gelardeerd met ‘tips and tricks’. Marcel Levi was een van hen. Succes is een actueel onderwerp, zeker in deze tijd van ‘gaan voor je ambities’ en strijd tegen de zesjescultuur. Maar de MFAS, vertelde Viola Franke, voorzitter van de lustrumcommissie, had nóg een reden om voor het thema te kiezen. ‘Studenten maken zich zorgen over de langstudeerdersboete. Zitting nemen in een bestuur, is dat wel verstandig? Kan ik met goed fatsoen een cv presenteren zonder bestuurstaken of vrijwilligerswerk? Moet ik mijn carrière plannen? En hoe dan?’ Door een aantal artsen (letterlijk) hun succesverhaal te laten vertellen, hoopten de organisatoren over het voetlicht te brengen dat de weg naar een glanzende loopbaan soms slingert en vol omwegen zit. In de loop van de avond werd één ding in elk geval duidelijk: de Gouden Formule voor Succes zal niemand vinden. Hoewel spreker nummer twee, huisarts, tropendokter en schrijver Steven van de Vijver, een manmoedige poging waagde. Naast zijn werk als arts ging hij de afgelopen jaren op bezoek bij ‘helden’: mensen uit uiteenlopende beroepen, culturen en generaties die één ding gemeen hadden: succes. ‘Een topkok, diverse sporters, kunstenaars, verschillende artsen.... Allemaal met een andere verklaring voor hun eigen prestaties. Toch hadden ze wel degelijk dingen gemeen: het begint met inspiratie. Daarnaast heb je nodig een grote smile - lees: plezier in werk - en tijd om te leren. Ten slotte moet je kunnen uitleggen wat je fascineert, en waarom. Delen met anderen: een voorwaarde om effect te sorteren.’ Stuwmeer aan jonge dokters Eregast was Els Borst, oud-minister van Volksgezondheid, voormalig lijsttrekker van D’66 en niet te vergeten, arts. ‘Geneeskunde is een brede studie. Prima basis, ook voor een loopbaan buiten de medische wereld.’ Borst zelf zette de eerste schreden op het carrièrepad in de jaren vijftig. Werk was schaars - door de oorlog was er een stuwmeer aan jonge dokters ontstaan. Aanvankelijk hoopte ze kinderarts te worden, maar het roer ging noodgedwongen om toen ze zwanger werd. ‘Een vrouw met kinderen kon geen clinicus zijn’. Ze verruilde haar opleidingsplaats voor een functie bij het CLB (Centraal Laboratorium voor de Bloedtransfusie, de voorloper van het huidige Sanquin). Na de geboorte van haar jongste twee kinderen stopte ze een tijdje met werken. ‘Best leuk, huisvrouw en moeder zijn. Maar na een jaar of twee zei mijn man: “Je wordt zo saai! Ga de arbeidsmarkt maar weer op, iets interessants beleven”.’ Aldus geschiedde. Borst werd hoofd van de bloedbank van - toen nog - het AZU (tegenwoordig UMC Utrecht), en later medisch directeur van datzelfde ziekenhuis, bijzonder hoogleraar Evaluatie-onderzoek van het Klinisch Handelen in het AMC, vice-voorzitter van de Gezondheidsraad en politiek zwaargewicht. Ze had veel succes, maar weet dat uitstekend te relativeren. ‘We zijn geneigd succes gelijk te stellen aan publieke erkenning. Maar soms is succes nauwelijks zichtbaar. Denk bijvoorbeeld aan de plattelandsdokter die door zijn patiënten op handen wordt gedragen, of de geboren docent bij wie de studenten aan de lippen hangen’. Succes is dan ook volgens Borst niet
17 discours
‘Geneeskunde is een brede studie. Prima basis, ook voor een loopbaan buiten de medische wereld.’
per se het meest geschikte criterium. Het gaat volgens haar veel meer om de voldoening. Tips voor beginners Maar als haar dan toch ernaar gevraagd wordt, wil ze nog wel wat tips voor beginnende artsen geven: ‘De co-schappen vormen een oriëntatieperiode. Gebruik die goed, maar bedenk dat er meer is - een “onzichtbaar vak” als pathologie zit bijvoorbeeld niet in het programma. En wees niet bang voor het onverwachte. Een opleidingsplaats die eerder vrijkomt, een dokter die als rolmodel fungeert of een specialisme dat beter te combineren blijkt met een gezin: voor heel veel artsen is juist dat bepalend voor hun loopbaan. Ook zijpaden kunnen leiden naar succes.’ Want tegelijk benadrukt ze dat in de geneeskunde eigenlijk alles leuk is. ‘En wat je ook gaat doen, je zult het druk krijgen. Belangrijk is dan dat je je niet moet ‘overeten’. Je moet niet te veel willen doen en niet coute que coute willen vasthouden aan wat je voor ogen stond.’ Open staan voor kansen en nieuwe wegen zien, dat is volgens Borst een factor die de kans op succes beïnvloedt. ‘Ik heb zelf een paar keer een stap gemaakt die niet voor de hand lag. Nu is dat een bewijs van N=1, maar ook al heb je een bepaald pad voor ogen, dan moet je toch proberen je open te stellen voor alternatieven, daar kun je echt gelukkig door worden.’
Tien Tips voor Succes 1. Zeg op alles ja (Marcel Levi) 2. Begin breed, maar zorg na verloop van tijd voor voldoende focus (Steven van de Vijver) 3. Invloed is belangrijker dan geld (Els Borst) 4. Speel jezelf in the picture als co-assistent, durf vragen te stellen en te beantwoorden (Rick van den Doel*) 5. Zoek supporters en een coach (Marcel Levi) 6. Twijfel niet als je ergens voor gevraagd wordt. De mensen die je vragen, hebben waarschijnlijk een beter beeld van je capaciteiten dan jijzelf (Els Borst) 7. Inspiratie + plezier + tijd + goede communicatie = succes (de Succesformule van Steven van de Vijver) 8. Go where the action is (Marcel Levi) 9. Hou de verpleging te vriend. Niet stoer doen in je witte jas, maar gewoon zorgen dat je aan het einde van een coschap óók taart mag eten (Rick van den Doel) 10. Koers op voldoening, niet op succes (Els Borst) * Rick van den Doel is basisarts en in opleiding tot militair geneeskundige. Hij sprak over de co-schappen.
juni 2011
Promovendus tussen de pubers
18 discours
juni 2011
Arts-onderzoekers voor de klas
Arts-onderzoekers Ronak Delewi en Marije van der Paardt geven gastles op middelbare scholen. Ze willen leerlingen laten zien dat wetenschap alles behalve stoffig is. ‘Leerlingen zijn een hard, maar eerlijk publiek.’
Tekst: Catrien Spijkerman Beeld: Sake Rijpkema
‘Wie snapt hier iets van?’ Dertig paar ogen staren glazig naar het scherm waarop de Van Dale-definitie van ‘wetenschap’ is geprojecteerd. Het is het eerste lesuur van gymnasiumklas 3G van het Comenius College in Hilversum. Achterin de klas speelt een meisje stiekem met haar mobieltje. ‘Juist ja’, zegt Ronak Delewi (26). ‘Dit is natuurlijk hartstikke vaag. Bij wetenschap denken jullie waarschijnlijk dan ook aan saaie oude mannen in witte jassen.’ Geen reactie. ‘Maar wie van jullie kent dít?’, zegt ze terwijl actiefoto’s van de tv-programma’s Top Gear en Brainiac worden geprojecteerd. De jongens in de klas knikken, ze worden wakker. ‘Dit is óók wetenschap’, vervolgt Delewi. ‘Ik kom jullie vertellen dat wetenschap eigenlijk heel leuk is. Mijn baan is helemaal niet saai. Ik mag altijd kritisch zijn. Als mijn baas zegt: “het is zo”, dan mag ik daar tegenin gaan. Dat hoort bij wetenschap.’ Ze loopt door de klas alsof ze het al jaren doet, maar in het dagelijks leven is Delewi arts en doet ze promotieonderzoek naar stamcelbehandeling na een hartinfarct. Samen met promovenda Marije van der Paardt (30) geeft zij sinds april gastlessen op middelbare scholen. Het is vandaag de derde keer. De twee bestuursleden van promovendivereniging Aprove geven de lessen bij wijze van proef. Ze zijn van plan begin volgend jaar een dag te organiseren waarbij tweehonderd promovendi terugkeren naar hun middelbare school om daar een gastles te geven. Het doel: het imago van wetenschap opkrikken. Want ook jonge, vlotte mensen doen onderzoek. Poep! In hun gastlessen bespreken Delewi en Van der Paardt eerst de wetenschap in het algemeen, daarna komt hun eigen onderzoek aan bod. Van der Paardt vertelt klas 3E dat ze zich bezighoudt met dikkedarmkanker. ‘Om erachter te komen of een patiënt een gezwel heeft, gaan we met een klein cameraatje de anus binnen’, zegt ze. De klas giechelt. ‘Jammie!’, roept een jongen met puistjes. ‘Dat is natuurlijk een heel vervelend gevoel’, gaat Van der Paardt onverstoorbaar verder. ‘Daarom onderzoek ik of het ook op een andere manier kan, namelijk met een MRI-scan.’ Ze laat een foto van de MRI-scanner zien, gevolgd door een scan van de dikke darm. Ze wijst aan hoe je een gezwel kan ontdekken. ‘En wat je hier ziet is...’ ‘Poep!’, roept een jongen. Van der Paardt glimlacht. ‘Ja, dat kom je soms ook tegen. Maar dat ziet er anders uit, want de patiënten moeten van te voren iets drinken waardoor hun poep op de scan een andere kleur krijgt’, legt ze uit. ‘Ik wil natuurlijk weten of de scan even goed werkt als het cameraatje. Het mag niet zo zijn dat je met de scan gezwellen over het hoofd ziet die je met de cameramethode wél had gevonden’, zegt Van der Paardt. Ze laat een tabel zien met resultaten. Een jongen in een Adidasvestje steekt zijn vinger op. ‘En wat nou als de cameramethode toch beter is? Mag je dan niet meer promoveren?’ Van der Paardt schudt haar hoofd. ‘Jawel hoor. Dan is de uitkomst dat je de cameramethode niet moet vervangen voor de MRI. Ik zou het wel jammer vinden, maar dat is wetenschap. Een negatieve uitslag is ook een uitslag.’
19 discours
juni 2011
>
Marije van der Paardt...
...en Ronak Delewi geven een gastles aan 3 gym.
‘Zo’n klas houdt je een spiegel voor, je leert veel over je presentatievaardigheden’
>
Toetsen maken en punten halen Paradoxaal genoeg is wetenschap te weinig in de scholen aanwezig, vindt Marten Knip. Hij is medeoprichter van Stichting Wetenschapsoriëntatie Nederland (WON), waarmee Aprove samenwerkt. ‘Wetenschap vereist een onderzoekende houding, een kritische blik’, zegt Knip. ‘Kinderen hebben die houding van nature, dat zie je vaak nog in de brugklas. Daarna wordt het ze zo ongeveer afgeleerd, want reproductie loont: je moet toetsen maken en punten halen. De universiteiten klagen dat de meeste scholieren wanneer ze aan hun studie beginnen, geen flauw benul hebben van de cultuur op een universiteit.’ De stichting ontwikkelt daarom onderwijsprogramma’s om middelbare scholieren meer in contact te laten komen met wetenschap. Gastlessen door wetenschappers zijn hier een onderdeel van. De leerlingen zijn niet de enigen die wat opsteken van de gastlessen. ‘Als promovendus ben je de hele dag bezig met de kleine details van je onderzoek’, zegt Delewi. ‘Ik denk dat het heel goed is om af en toe aan een leek – een kind van 14 – uit te leggen waar je nou eigenlijk mee bezig bent. Het dwingt je terug te keren naar de basis. Waar draait het allemaal om? Dat moet je in algemene termen kunnen uitleggen.’ Van der Paardt knikt. ‘Zo’n klas houdt je een spiegel voor, je leert veel over je presentatievaardigheden’, zegt ze. ‘De leerlingen laten het meteen merken als ze het saai vinden. Op een congres overkomt je dat niet. Daar is iedereen te beleefd en zit men gewoon de tijd uit. Leerlingen zijn een hard, maar eerlijk publiek.’ Van der Paardt en Delewi zijn ervan overtuigd dat elke arts-onderzoeker een gastles zou kunnen verzorgen. ‘Als je maar enthousiast bent over je onderzoek’, zegt Van der Paardt. ‘Het verbaast me hoe makkelijk het gaat. Die scholieren zijn zó nieuwsgierig. Bovendien is het gewoon super leuk om te doen.’ De promovendi vinden dat het ook een beetje hoort bij hun maatschappelijke taak. Delewi: ‘Promoveren moet meer zijn dan een paar artikeltjes in wetenschappelijke tijdschriften publiceren. Je moet ook aan de buitenwereld kunnen vertellen wat je resultaten betekenen.’
20 discours
Achter de getallen In klas 3G laat Delewi een grafiekje zien over de sterfte in het ziekenhuis. ‘Een dalende lijn. Mogen we dus zeggen dat de sterfte is afgenomen?’ vraagt ze. De leerlingen denken van niet. ‘Als er meer mensen in het ziekenhuis liggen, gaan er ook meer dood’, probeert een jongen. Delewi knikt. ‘Dat klopt, maar dit zijn procenten. Dus jouw verklaring gaat niet op.’ Het is even stil. Vragend kijkt Delewi de klas rond. ‘Jullie moeten eerst weten wat er nog meer achter die getallen zit! Dat heeft niemand van jullie gevraagd! Misschien had dit ziekenhuis de laatste jaren minder geld, en werden de patiënten eerder uit het ziekenhuis ontslagen. Dan stierven ze alsnog thuis. Nooit zomaar de cijfers geloven. Altijd vragen stellen.’
Promoveren betekent ook aan de buitenwereld kunnen vertellen wat je resultaten betekenen.
juni 2011
Binnen via de zijdeur De eerste zij-instromers
B Z A Voordeur B Begin Master Z Zijdeur
A Een kleine groep geselecteerden begint na de zomer als zij-instromer aan het schakeljaar. Dat loodzware jaar moet ze klaarstomen voor de masterfase van de studie geneeskunde. Het is de eerste keer dat studenten via een zijdeur aan de master kunnen beginnen. Na de zomer beginnen ze - eigenlijk in de zomer al: de eerste groep zij-instromers bij geneeskunde in het AMC. Het zijn studenten die niet de reguliere weg van bachelor en master volgen, maar via een andere studie toch dokter hopen te worden. Het schakeljaar moet voor de aansluiting zorgen. Het is een kleine groep, rond de vijftien man en vrouw, die zijn geselecteerd uit de zestig kandidaten die zich hadden aangemeld. Ze staan voor een behoorlijke uitdaging, vertelt prof.dr. Jan Hindrik Ravesloot van het onderwijsinstituut Geneeskunde. ‘In dat ene schakeljaar moeten ze twee academische jaren volgen. Ze moeten dus twee keer zo hard werken en twee keer zoveel examens afleggen als in het reguliere systeem. Daarom laten we de zij-instromers zo snel mogelijk de eerste toetsen maken, al direct na de selectie.’ Hun jaar begint dus ruimschoots voor september. In juni is er zelfs al een summer school om ze te introduceren in de praktische zaken. Na het schakeljaar zullen de zij-instromers met de reguliere geneeskundestudenten de masterfase ingaan. Vanaf dan volgen ze het gewone programma. Ze krijgen geen bachelordiploma, omdat ze niet hetzelfde programma hebben gevolgd als de ‘klassieke’ geneeskundestudenten. In plaats van het diploma krijgen de zij-instromers een certificaat dat ze toegang geeft tot de AMC-master geneeskunde.
er is ook een verpleegkundige bij, en studenten vanuit University Colleges. Zelf een econoom dong mee naar een plaats. In de selectieprocedure zijn ze onder meer bevraagd op basale medische kennis - de stof van het eerste jaar geneeskunde wordt bekend verondersteld en die hebben ze zich door zelfstudie eigen moeten maken. Naast de vereiste medische kennis op het gebied van biochemie, fysiologie, pathologie, epidemiologie weegt ook het cv en de motivatie mee in het selectieproces. Die selectie was pittig, omdat er het komende jaar veel gevraagd zal worden. De zij-instromers zullen het aanvankelijk behoorlijk voor hun kiezen krijgen, verwacht Ravesloot. ‘Het is een enorme klus, maar daar zijn ze ook op geselecteerd. Ze hebben laten zien dat ze langdurig, nauwgezet kunnen werken. Bijvoorbeeld door een promotie binnen vier jaar af te ronden. Of door zware bestuurlijke activiteiten of intensieve sportbeoefening naast het succesvol volbrengen van een bachelor.’
Neusje van de zalm
Zelfstudie
Het AMC hoopt hiermee toptalent binnen te halen, ‘het neusje van de zalm’, volgens Ravesloot. Het bestaande lotingsysteem brengt nu eenmaal met zich mee dat zeer talentvolle mensen uitgeloot kunnen worden. Zelfs keer op keer. ‘De zij-instromers hebben er goed over nagedacht waar hun toekomst ligt. Ze hebben nu één kans op een vaak lang gekoesterde droom, een “fighting chance”, zoals de Amerikanen zeggen. Het is lastig, maar wel mogelijk. En wij steunen ze van alle kanten: een van onze beste docenten wordt hun begeleider. Er komt een speciale medewerker die zich alleen met het welzijn, en het reilen en zeilen van deze groep gaat bezighouden. Ze krijgen een warm welkom, en we zullen ze het hele jaar lang met intense belangstelling volgen. Want ze vormen - met de honoursstudenten en de 8-plussers - toch een beetje ons keurkorps.’
De achtergrond van de eerste groep zij-instromers loopt sterk uiteen. Biomedische getinte vooropleidingen zijn sterk vertegenwoordigd, maar
Tekst: Jasper Enklaar
21 discours
juni 2011
In de slachtofferrol Simulatietraining Tekst: Anne Koeleman Beeld: Sake Rijpkema
Wat gebeurt er als je aan de hartbewaking ligt en de stroom valt uit? Hoe zie je er uit als je zes uur lang in een gekaapte bus hebt gezeten? Hoe voelt het om een slagaderlijke bloeding te hebben? Alie van der Ploeg weet het allemaal. En ze weet ook hoe het is om door een co-assistent te worden behandeld.
Alie van der Ploeg komt graag even langs voor een bakje koffie. Ze kletst honderduit over suikerziekte, epilepsie en afgerukte lichaamsdelen. Al snel wordt een plakboek met krantenknipsels van rampen en catastrofes uit de tas gehaald. Alie van der Ploeg heeft in uitgebrande autowrakken gezeten en ademhalingsstoornissen gefingeerd. Niet omdat ze zo’n hypochonder is, maar omdat ze de afgelopen veertig jaar in alle mogelijke scenario’s patiënt heeft gespeeld, als coördinator van de lotuskring Kennemerland. LOTUS staat voor de Landelijke Opleiding Tot Uitbeelding van Slachtoffers. Lotuspatiënten beelden ongevalsletsels en -slachtoffers uit en ensceneren ongevallen. Om lotuspatiënt te worden, moet je een EHBO-diploma halen en vervolgens een tweejarige opleiding volgen. Daarna mag je meespelen in rampoefeningen. Sommige gespecialiseerde lotuspatiënten mogen helpen bij examens van ambulancepersoneel. Het moet er levensecht uitzien. ‘Wij grimeren zelf onze wonden en kunnen alles spelen’, vertelt Van der Ploeg, ‘van verwardheid, ademhalingsproblemen, tot hysterie. Het meeste is improvisatietoneel. Maar we hebben er ook medische kennis voor nodig. Tijdens onze opleiding worden we dan ook begeleid door een arts. We moeten weten hoe wonden er uit zien en vooral hoe we moeten reageren op bepaalde behandelingen en medicatie.’ Noodsituaties Van der Ploeg werkt onder andere als simulatiepatiënt bij een nieuwe cursus voor co-assistenten in het AMC. ‘Het zal je verbazen hoe weinig coassistenten en artsen basiskennis hebben van eerste hulp,’ zegt ze. ‘Ik ben zelf verpleegkundige geweest en heb jaren op de OK gewerkt. Daar hebben de artsen altijd alles bij de hand en hoeven ze alleen maar te roepen.’
22 discours
Daar komt hopelijk verandering in met behulp van de cursus. Er zijn tien bijeenkomsten met co-assistenten en verpleegkundigen. Daarbij behandelen de deelnemers verschillende casussen. ‘Het gaat erom hoe ze reageren in acute situaties’, zegt Van der Ploeg. ‘Wij letten erop hoe die mensen het doen, of ze vriendelijk zijn.’ Tot nu toe zijn de ervaringen met co-assistenten goed. ‘Als ze het niet goed doen zien ze dat terug op video. Enkelen schrikken ervan. “Ben ik zo? Dat had ik niet van mezelf verwacht.” Sommige co-assistenten zijn heel kortaf en zakelijk, totdat ze het terugzien. Op die manier leren ze iets over hoe ze met patiënten omgaan.’ Met succes, volgens Van der Ploeg. ‘De houding van artsen is de laatste jaren veranderd. Ik ben ook patiënt geweest, en merkte dat oudere artsen bitser zijn naar patiënten, en de beslissing voor je willen nemen. Ze zien je als een geval en niet als individu. Jongere artsen praten met je en voelen met je mee.’ Giechelen Studenten willen nog wel eens giechelig binnenkomen. ‘Een simulatie met onbekenden is anders dan met je studiegenoot. Maar na vier casussen zijn ze allemaal serieus bezig’, zegt Van der Ploeg. ‘Als ik in het ziekenhuis terecht kom, zou ik me zeker door een co-assistent laten helpen. Als ze goed zijn dan, natuurlijk.’ Af en toe lachen mag trouwens ook. ‘We zijn niet altijd serieus. Een lotuspatiënt mag niet echt behandeld worden, intuberen bijvoorbeeld mag niet. Maar ik heb wel eens met een arts afgesproken dat ik mijn adem in zou houden. Hij had een afgeknipte tube in zijn hand, en een echte naast zich liggen. Hij deed alsof hij de echte inbracht, maar liet die snel op de grond vallen en stak de korte in mijn mond. Wat waren die co-assistenten verbijsterd toen ik geen krimp gaf!’
juni 2011
ag en da
-agenda-
3-15 juli
6 september
6 oktober
Summer School Medische
Jonge gezellen en oude meesters.
Coach de co
Informatiekunde
Afscheidssymposium Freerk van
Module voor begeleiders van co-
‘The Amsterdam International
der Meulen ter gelegenheid van zijn
assistenten. Tijdens de training
Medical Summer School 2011’ over
afscheid als KNO-arts en Teach the
Coach de Co leren aios en anios
‘Bridging health care with IT’.
Teacher-trainer, ‘Jonge gezellen en
praktische vaardigheden waarmee
Plaats AMC
oude meesters, van eigen spraak
zij tijdens hun dagelijkse begelei-
Inlichtingen mw. J. Mulder,
naar samenspraak’
ding van coassistenten aan de slag
(020) 566 70 38 of www.amsu.edu
Plaats AMC, Collegezaal 5
kunnen.
4-13 juli
Tijd 12.30 – 17.00
Plaats Boerderij Langerlust
Inlichtingen www.amc.nl/ttt
www.langerlust.nl Inlichtingen www.amc.nl/ttt
BioBusiness Summer School Zomeruniversiteit waarin master-
21 september
studenten, promovendi en post-
Congres
15 oktober
docs kunnen kennismaken met
MMV-congres ‘Werk in uitvoering’,
Crisis en rampenbestrijding
life science-instituten, kennis-
KNMG-projectteam Modernisering
8e IFMSA-NL congres SOS: Crisis-
instellingen en biotechbedrijven.
Medische Vervolgopleidingen.
en Rampenbestrijding’. De IFMSA-
Plaats AMC
Concrete ondersteuning en effect-
NL, een wereldwijde organisatie
Inlichtingen
ieve tips om de modernisering van
voor medische studenten, organi-
www.biobusinessummerschool.nl,
medische vervolgopleidingen te
seert een congres over crisis- en
(020) 566 16 14 of bbss@amc.nl
bevorderen.
rampenbestrijding.
Plaats
Plaats Amsterdam
6 juli
Congrescentrum NBC, Nieuwegein.
Inlichtingen www.ifmsa.nl/congres
Ruyschlezing
Inlichtingen
Dr. Loren Field (Indiana University
modernisering@fed.knmg.nl
17 en 18 november NVMO Congres 2011
School of Medicine, Indiana, USA) spreekt over ‘Cardiac growth & re-
29 september
Jaarlijks congres van de Nederland-
generation’ Field onderzoekt in hoe-
Symposium
se Vereniging voor Medisch Onder-
verre hartspiercellen in staat zijn
Symposium ‘Incidenten in de
wijs. Thema: Interprofessionele
tot deling en/of stamcelactiviteit.
patiëntenzorg’
educatie.
Het uiteindelijke doel is strategieën
Plaats AMC, Collegezaal 5,
Plaats Hotel Zuiderduin in Egmond
te ontwikkelen om het beschadigde
Fonteynzaal, Vrijzaal
aan Zee.
hart te herstellen.
Inlichtingen
Inlichtingen www.nvmo.nl
Plaats AMC, collegezaal 5
AMC Congresorganisatie,
23-24 juni
Tijd 17.00 – 18.00 uur
(020) 566 85 85
Zomercursus
Inlichtingen mw. S. van Vliet, (020)
Negentiende Amsterdamse Zomer-
566 78 06, s.a.vanvliet@amc.nl
2 oktober Open Huis AMC
cursus Diagnostische pathologie over leverpathologie.
26 augustus
Oktober Kennismaand 2011. Het
Plaats: AMC, afdeling Pathologie,
Symposium
thema – Actie Reactie! - is geïnspi-
refereerzaal, M2-126.
Symposium ter gelegenheid van
reerd door het Internationale Jaar
Tijd 9.00 – 17.15 uur
het afscheid van prof. dr. P.P. Tak,
van de Chemie en 25 jaar internet.
Inlichtingen secretariaat Pathologie,
hoogleraar Reumatologie, met toon-
(020) 566 56 35,
aangevende sprekers uit binnen- en
4 oktober
a.c.brunsveld@amc.nl
buitenland.
Workshop solliciteren
Plaats AMC, collegezaal 5
Workshop Solliciteren voor co-
3 -29 juli
Tijd 9.00 – 17.00 uur
assistenten, georganiseerd door Het
Summer School Geneeskunde
Inlichtingen mw. R. van Aalst,
Loopbaanbureau i.s.m. KNMG en
‘The Amsterdam International
(020) 566 77 65, r.i.vanaalst@amc.nl
Touch, training & coaching. Kosten: 50 euro (KNMG-studentleden),
Medical Summer School 2011’ over
75 euro (niet-leden)
‘Molecular pathways in cancer
29-31 augustus
topics: initiation, maintenance and
AMEE 2011
Plaats Leiden,
therapy’.
Congres International Association
Tijd19.00 – 22.00
Plaats AMC
for Medical Education
Inlichtingen/inschrijven
Inlichtingen mw. J. Mulder,
Plaats Wenen
www.knmg.artsennet.nl
(020) 566 70 38 of www.amsu.edu
Inlichtingen www.amee.org
23 discours
juni 2011
-uit de polder-
De ingang van het Hospital de Clínicas.
Echt Argentijnse ‘locro’ (een goed gevulde soep) eten met huisgenoten op Veinticinco de Mayo (25 mei), de nationale feestdag in Argentinië.
Op de artsenkamer staat - ook overdag - de televisie aan. Voetbal...
De operatiekamer op de afdeling Verloskunde, waar alle keizersnedes worden gedaan.
De artsenkamer op de afdeling Verloskunde.
Veel chaos, weinig haast
Marike Lemmers (26) ging naar Argentinië om haar laatste co-schap in twee publieke ziekenhuizen te lopen.
‘Ik vertrok niet naar Argentinië voor de tango, de lange zwoele avonden, het vlees of de goede wijn. Eigenlijk wist ik helemaal niets van Argentinië, behalve dat er Spaans gesproken wordt. Ik kende de taal en wilde het spreken weer oefenen. Bovendien wilde ik zoveel mogelijk van mijn coschappen in het buitenland volgen, het liefst in een land waar ik nog nooit was geweest. Mijn dag begint hier ‘s ochtends om 8 uur. De eerste week kwam ik dan ook braaf op tijd het ziekenhuis binnenlopen. Het kostte even tijd om te beseffen dat 8 uur in Argentinië iets anders betekent dan bij ons. Vóór half 9 is er niemand van mijn begeleiders in het ziekenhuis. Trouwens, als ik om half 10 zou aankomen is het ook prima. Het tempo is onder andere zo laag omdat er in Argentinië veel verborgen werkeloosheid is. Er zijn meer mensen dan er werk is, en in het ziekenhuis zijn er te veel dokters om nog efficiënt te kunnen werken. De patiënten hier hebben andere problemen dan in Nederland. Het Hospital de Clínicas de San Martin en het Hospital Durand zijn publieke ziekenhuizen, waar vooral de armere mensen komen. De vrouwen zijn hier net zo zwanger als ze in Nederland zijn, maar ze komen veel vaker met een ongewenste zwangerschap of een tienerzwangerschap. In het ziekenhuis moeten we er rekening mee houden wat de mensen kunnen betalen. Welke behandeling je hier kunt krijgen, hangt af van je plek op de sociaal-economische ladder. De opleiding geneeskunde duurt in Argentinië zeven jaar, waarvan zes jaar
24 discours
puur theorie is. Er worden hoge eisen gesteld aan wat co-assistenten weten. Het laatste jaar van de studie is een praktijkjaar, maar dat bestaat eigenlijk alleen maar uit het meelopen met een dokter. Er lopen co-assistenten rond die nog nooit een bloeddruk hebben gemeten. Dat leren ze pas wanneer ze echt ergens aan het werk gaan. De Argentijnen zijn heel vriendelijk en gastvrij. Ze nodigen me spontaan uit om te komen eten en ze willen heel graag praten over het leven in Nederland. Ze vinden Europeanen echt briljant. Je kunt ook prima stappen hier. Ik heb de tango nog niet gedanst, maar dat staat wel op mijn verlanglijstje. Er zijn ook lekkere eethuisjes met vooral veel vlees op het menu. Ik weet dat het een vooroordeel is, maar het is echt waar: hier heb je het lekkerste vlees van de wereld! Ondanks de bruisende stad zou ik hier nooit voorgoed kunnen werken. Voor mij is het leven hier te ongestructureerd. De Argentijnen hebben er zelfs een woord voor voor: ‘quilombo’. Dat betekent zoiets als “één grote chaos”. Wanneer ik terug ben in Nederland ga ik eerst afstuderen, en dan ga ik in augustus in Zaandam beginnen als anios Gynaecologie. Maar volgend jaar wil ik wel weer een nieuw land verkennen!’
Tekst: Anne Koeleman Beeld: Marike Lemmers juni 2011