Jazz02 hansdulfer [p]

Page 1

Het grote interview met Hans Dulfer

Vrij spel

Zijn uitspraken zijn altijd scherp en hij heeft altijd gelijk, dat staat voorop. Toch heeft de man met de grote mond - en toeter - een klein hart. Het Nederlandse en Japanse publiek omarmt dat hart al jarenlang, want een optreden van Hans Dulfer is altijd een feest. Bovendien produceerde hij een aantal memorabele platen. Zelf viert hij op 28 mei in De Melkweg een dubbel jubileum: hij zit zestig jaar in het vak en wordt die dag 75 jaar. “Ik quote nog steeds lijnen van mijn vroegere helden.” TEKST: ANGELIQUE VAN OS

Dertig jaar lang kon hij zijn eigen muziek niet verdragen

FOTO’S: JOKE SCHOT PHOTOGRAPHY

Zijn huis staat vol met muziek. Niet alleen omdat hij het mooi vindt, ook omdat hij zichzelf als tiener saxofoon leerde spelen door naar platen te luisteren van onder andere Charlie Parker, Gerry Mulligan, Art Blakey en Benny Golson. Tenorhelden Coleman Hawkins, Ike Quebec, Tina Brooks, Sonny Rollins en Archie Shepp kwamen daar later bij. Hans Dulfer heeft echter weinig met zijn eigen albums. Als het dan toch moet, luistert hij het liefst naar liveopnamen zoals Live In Tokyo. Daarop hoor je hoe het werkelijk klonk, zonder de invloed van een producer of platenlabel, die bepaalde ideeën opdringen. Lekker rauw en uitbundig, met joelend publiek op de achtergrond. Veelal met tegenzin maakte de Amsterdamse saxofonist albums. Omdat

de platenmaatschappij het nodig vond of doordat het anders lastig werd om een nieuwe buitenlandse tournee op te zetten. Mede daarom zitten er soms gaten van tien jaar tussen platen als El Saxofon (1972), I Didnt Ask (1981) en Big Boy (1994). Dertig jaar lang kon hij zijn eigen muziek niet verdragen. Nu hij zestig jaar in het vak zit en terugkijkt op zijn oeuvre realiseert hij zich dat hij in verschillende opzichten geschiedenis heeft geschre­ven. In het Bimhuis - het podium waarmee hij al jaren een haat-liefde­verhou­ding heeft vertelt hij op ons verzoek heerlijk chaotisch, maar uitgebreid over zijn carrière.


Interview

De bijna 75-jarige Dulfer poseert voor Jazzism in het Bimhuis.


“Het is grappig om te lezen wat ik gedaan zou hebben voor Surinaamse en Antilliaanse integratie”

F re e ja zz “Ik kon niet luisteren naar de eerste platen die in het doosje zitten van The Formative Years 19681998 (EMI, 2010). Er zijn weinig opnames waar ik echt trots op ben. Het grappige is dat die jongens van New Cool Collective nu tegen me zeggen: ‘Hans, als we onderweg zijn draaien we altijd die oude elpees van jou. Wat was dat goed, man!’ Ook zijn er mensen die ontdekken dat ik de eerste was die met allochtone muzikanten speelde. Dat klopt wel, maar niet omdat ik dacht dat ik die zielige jongens moest helpen. Zij waren gewoon de besten voor mijn muziek en met hen wilde ik spelen. Achteraf is daar veel waardering voor gekomen. Ik heb zelfs een hoge koninklijke onderscheiding gekregen. Het is grappig om te lezen wat ik gedaan zou hebben voor Surinaamse en Antilliaanse integratie. Ik was daar niet mee bezig, het ging mij om de inhoud. Ik hou van vrij spel, van freejazz. Dan trek je gelijk een vies gezicht, maar denk aan vrijheid zonder akkoorden, zonder afspraken. Gewoon die sax in je mond steken en spelen wat in je opkomt. Wanneer ik geen nieuwe ideeën meer heb, laat ik herinneringen op me inwerken. Sonny Rollins, voor mij de grootste saxofonist aller tijden, refereert in solo’s nog steeds aan tunes uit zijn jeugd. Omdat ik graag jazzgeschiedenis bestudeer, herken ik die muziek. Voor mij is dat een manier van vrij spel. Dat wil niet zeggen dat je een hele band de vrijheid kan geven, dat geeft te veel misverstanden. In mijn beginperiode, eind jaren zestig, liepen mensen veelal gillend weg als ik met musici als Willem Breuker freejazz speelde. We waren het muzikaal niet altijd met elkaar eens, maar we hadden daar geen ruzie over. We hadden andere ideeën over muziek en dus gingen we ieder onze eigen weg. Op een gegeven moment kwam ik in contact met percussiemuzikanten uit de band van Max Woiski jr., die zichzelf Ritmo Natural noemden. Zij brachten een waanzinnig ritme waarover ik heerlijk vrij kon improviseren. Bovendien bracht het mensen aan het dansen. Ik vind het leuk als mensen reageren en helemaal wanneer ze gaan dansen. Het was voor mij een openbaring.”

C ita ten mu ziek “In mijn Paradiso-tijd, waar ik van ‘68 tot ‘73 jazzavonden programmeerde, speelde ik in eerste instantie een soort freebop avant la lettre met onder andere trombonist Willem van Manen en drummer Han Bennink, onder de naam Heavy Soul Inc. Dat vonden mensen te gek. We gierden en scheurden, dat kun je op de elpee Live in Paradiso (1969) horen. Ik vond dat er in Paradiso ruimte moest zijn voor alle soorten jazz en nieuwe ontdekkingen. Bij het Bimhuis was dat in het begin net zo, maar dat veranderde omdat de toenmalige avant-garde vond 122 M A A RT / A P R I L 2 0 1 5

www.jazzism.nl

dat alleen zij bestaansrecht hadden. Daar was en ben ik het niet mee eens, dus trok ik me terug. Nog steeds voel ik me er niet helemaal thuis: het is niet aan mij besteed, dat zittende publiek. Mensen dansen nauwelijks en ze kennen mijn model van spelen niet. Ik heb er weinig te zoeken. In Paradiso was de sfeer anders. Daar heb ik Ike Quebec groot gemaakt door iedere avond een gigantische foto van hem op de muur te projecteren. Heel psychadelic, met gekke kleuren en zo… Iedereen vroeg: ‘wie is dat?’, want niemand kende die man. Zijn geluid is zo gruwelijk mooi! Weet je, wat goed is uit het verleden moet je niet eren door het na te doen. Je moet je afvragen: hoe verhoudt zich dat in hun tijd? Nou, de tenorsaxofonisten die ik adoreerde, waren populair en hadden een heel breed geluid, waardoor ze weinig noten hoefden te spelen. Het gaat namelijk om hoe je ze speelt. Ik quote nog steeds lijnen van mijn helden, daar probeer ik iets van mezelf aan toe te voegen. Ik heb dat gecultiveerd. Miles Davis deed niets anders en Archie Shepp was er een meester in door met een oud geluid moderne muziek te maken. Jazz is vaak ‘citatenmuziek’, je citeert iets van je voorbeelden en je voegt er je eigen sausje aan toe. In de jaren zestig wilde ik winnen van de opkomende popmuziek. Ik vond The Beatles maar niks. The Stones gingen dan nog wel, maar ritmisch ging het terug naar het stenen tijdperk. Nu kijk ik er anders naar, want op sociaal vlak was het een vooruitgang: muzikanten kleedden zich beter, ze uitten hun eigen mening en zetten zich af tegen alle regels. En ik vond het leuk om aangestaard te worden door jonge, hippe meisjes, haha. Ik bereikte iets met weinig middelen, waardoor ik nooit tijd heb gehad om een goede saxofonist te worden. Ook had ik er een drukke baan bij als autoverkoper. Ik liep altijd strak in het pak, soms uit noodzaak omdat er geen tijd was om me om te kleden. Ik begrijp er nu eigenlijk niets van dat ik zo lang een dubbele baan heb gehad. Ik weet alleen dat ik niet meer dan drie à vier uur slaap per nacht kreeg.”

Sigurd R ascher “Als ik oude opnamen terugluister, is er weinig veranderd aan mijn sound. Op de eerste drie platen speelde ik volgens de ‘oude tenorentraditie’, van Hawkins en Rollins. Met vibrato spelen was eigenlijk not done bij de toenmalige avant-gardisten. Op latere platen als Big Boy en Skin Deep lijkt het alsof ik veel scherper speel, maar dat heeft met opnametechniek te maken. Ik speel altijd knetterhard, wat in de studio vaak niet goed tot zijn recht komt. Ja, die hoge flageolettonen, die zijn misschien mijn handelsmerk geworden. Ik ben me erin gaan verdiepen met een theorie van de Duitse saxofonist Sigurd Rascher. Hij speelde alle noten


HANS DULFER IN JAARTALLEN: 1940: Geboren 28 mei, Amsterdam 1957: Speelt beroepsmatig en richt diverse groepen op 1967: Gemoederen lopen hoog op tijdens een saxbattle tussen Dulfer en Willem Breuker 1968: Speelt op Montreux Jazz Festival; is in jaren zestig correspondent voor Down Beat. Oprichting Heavy Soul Inc. 1969: Winnaar Wessel Ilcken Prijs; geboorte dochter Candy, programmeert voor Paradiso en speelt met Theo Loevendie onder andere op Juan les Pins Jazz festival 1974: Medeoprichter en bestuurslid van BIM, runt beginperiode van het Bimhuis 1976: Schrijft voor Jazzwereld 1982: Stevige freefunk met Reflud 1983: Staat met Herman Brood op NSJ-festival 1990: Directeur Paradiso vertrekt na jaar vanwege ruzie 1993: Ontvangt Bird Award 1994: Scoort internationaal met danceplaat Big Boy, top tien-notering voor single Streetbeats 1995: Vergroot sterstatus in Japan met album Hyperbeat, waarvoor hij de Japanse Golden Disc Award ontvangt. Hyberbeat is de best verkochte instrumentale plaat van dat jaar 1996: Tweede Japanse tournee, opnieuw internationaal succes met Dig! 2002: Ontvangt koninklijke onderscheiding tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Grote tournee in Azië en Amerika met dochter Candy in kader van hun duetalbum 2013: Dulfer ontvangt uit handen van Candy en ­acteur Pierre Bokma in P60 een platina-cd voor de cd Big Boy

“Gewoon die sax in je mond steken en spelen wat in je opkomt”


zonder de kleppen van z’n sax te gebruiken. Puur embouchure (lipspanning op het mondstuk), door overtonen te blazen en daarmee toonafstanden te oefenen. Ti-ta–toe…Je moet aan de noot denken en in je hoofd horen. Ik doe al m’n kleppen dicht en blaas dan keihard, dan komt die boventoon vanzelf te voorschijn. De goede noot pak ik zonder dat ik precies weet wat ik doe. Dat is een basis geworden van mijn spel. Zet Streetbeats maar eens lekker hard op. Luister naar die solo…Weet je hoe dat thema tot stand kwam? Leuk verhaal: in de studio waren ze aan het klooien met kabels. Terwijl ik stond te wachten, probeerde ik wat van die Raschers

overblaastechniek uit, tatatie, tatatie.. Ik dacht: ik maak ze goed gek, dan kunnen we stoppen en naar huis. Maar nee, ze zeiden plots dat ze iets hadden bedacht door dat thema wat ik aan het ‘repeteren’ was. Grappig want, Streetbeats werd later mijn internationale hit.”

Em ancipat ie “Op die platen uit de jaren negentig gebruik ik veel samples. Ik wilde bijvoorbeeld op Front Runnin’ een bigbandsound creëren uit de jaren twintig. Alles wat ik ooit gesampled heb, is van muzikanten waar ik iets mee heb. Art Pepper was de grootste boef aller tijden en tegelijkertijd een fantastische altsaxofonist. Nou ja, zo’n man, een underdog die op vele manieren geschiedenis schreef, sample ik graag. Of de sound van de Count Basie-band! Check eens dat filmpje op YouTube van zijn optreden uit 1939 in een groot honkbalstadium – daar ontstond eigenlijk een van de eerste danceparty’s. Dat is historie en inspiratie! Ik zie mensen graag reageren op mijn muziek. Als er geen reactie komt, loop ik al spelend de zaal in. Dat is bloedlink, want als er een idioot is die per ongeluk tegen mijn tanden stoot, ben ik de lul. Soms komen mensen moeizaam op gang, dan zoek ik ze op. Want ze zullen dansen! Wat ik tegenwoordig trouwens fantastisch vind als ik ergens speel, is dat vrouwen de overhand hebben. Vroeger zaten meisjes aan de kant te wachten totdat ze door mannen gevraagd werden om te dansen, nu zijn de rollen omgedraaid. Soms komt er een halfdronken kerel naar het podium die de aandacht opeist. Dat laten de dames dan even toe, om die gast vervolgens vast te grijpen en aan de kant te zetten. Dat is de grootste verandering die ik heb meegemaakt tijdens optredens. Vrouwen van nu hebben vrijheid gecreëerd en nemen de touwtjes in handen.”

Micky Mout h

Dulfer is dit jaar de hoofdprogrammeur voor het derde Amsterdam Jazz Festival op 7 juni, dat weer gehouden zal worden in de zalen en op het hoofdveld van Amsterdam ArenA in A’dam Zuid-Oost. 124 M A A RT / A P R I L 2 0 1 5

www.jazzism.nl

“In Japan is het publiek een stuk uitbundiger. Pak die cd Live In Japan (1998) er eens bij. Luister hoe de mensen reageren. Let op m’n flageoletnoten… Ze gaan uit hun dak. Dat is toch het leukste wat je kunt hebben in je leven als saxofonist?! Het is muzikaal misschien niet om aan te horen dit optreden, maar het is een groot stadion vol met uitbundige mensen die dansen, springen en joelen. Ja, daar krijg ik een kick van! Afgelopen november heb ik voor het eerst sinds tien jaar weer in Japan gespeeld, samen met Candy’s band. Ik heb toen iets geks meegemaakt: toen ik mijn hitje Micky Mouth speelde sprongen mensen meteen bovenop de stoelen en zongen mee! Ook jong publiek. Dat had ik nooit verwacht. We kregen de dag na het optreden meteen bericht dat we dit jaar weer moeten komen. Het is fantastisch om na al die tijd zo te worden


ontvangen! Waarom ik pas in 2002 een plaat met Candy heb gemaakt? Tja, eerst was ze ‘de dochter van’ en later werd ik ‘de vader van’ en waren de rollen omgedraaid. Candy kon al vroeg platen opnemen en als je van iemand moet verliezen, dan het liefst van je eigen kind. Toen Big Boy zo’n succes werd, hoorde ik regelmatig dat dit kwam omdat Candy het zo goed deed. Zij had ook de arrangementen gemaakt. Het was destijds een gezeur met platenmaatschappijen. Nu gaat het om de combinatie, dat vinden mensen leuk. Ik heb haar ook wel wat beïnvloed; Candy speelt eigenlijk tenor op haar alt. Ze is supermuzikaal, veel meer dan ik. Al voor haar geboorte was er muziek om haar heen. Toen ze begon met spelen, wist ze al hoe een saxofoon moet klinken. We spelen graag samen. Het is alleen lastig vanwege drukke agenda’s en omdat we ieder een eigen band hebben. We combineren het soms met een dj.”

Ko p ië r e n “In het digitale tijdperk heb ik als eerste in Nederland, in 2006, een album op een USB-stick uitgebracht. Ik heb daar toen een hoop gezeur met Buma/Stemra over gehad: dat het een geluidsdrager was en ik daar rechten over moest betalen. Dat vertikte ik. Nou ja, grappig verhaal is toen ik in Vietnam toerde en daar in een winkeltje mijn eigen

gekopieerde cd’s voor één dollar in het schap zag liggen! Dat is toch fantastisch, dat iemand in Vietnam de moeite neemt om mijn cd te kopiëren en te verkopen?! Ik zei tegen de verkoper: “I want this one, that’s me!” Die man voelde zich betrapt, haha. Toen heb ik hem vijftig dollar gegeven, waarvoor hij vijftig exemplaren voor me heeft gekopieerd. Die cd’s heb ik tijdens mijn concerten daar voor vijftien dollar per stuk verkocht. Dat leverde 1250 dollar cash op. Dat heb ik later wel vaker gedaan en ook gezegd in het tv-programma Barend & Van Dorp. Ik dacht: morgen hangt de directeur van EMI en de Buma/Stemra aan de lijn, maar ik heb er nooit iets van gehoord. Ik denk praktisch en zakelijk. Ik weet niet of er nog een nieuwe Dulfer-plaat komt. Het is tegenwoordig alleen een visitekaartje. Dat hoeft van mij niet meer. Nu weet ik langzamerhand wel dat sommige dingen die ik heb gedaan, zoals Candy Clouds (1969), revolutionair waren destijds. Schrijver Rudy Koopmans noemde m’n muziek toen voor het eerst wereldmuziek en daar ben ik nog steeds trots op. Ik vind The Formative Years wel een mooi overzicht van die tijd, met al die foto’s en een memorabel boekje. De box is alleen helaas door de platenmaatschappij uit de handel genomen. Laat ze dat nog een keer uitbrengen. Alhoewel, ik sta het liefst toch op een podium!” www.jazzism.nl

“Ik weet niet of er nog een nieuwe Dulfer-plaat komt”

M AART / AP R I L 2015 125


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.