“Wat van ver komt…” Saxofonist-componist Joris Posthumus bewijst met zijn Tokyo’s Bad Boys dat het spreekwoord klopt. Hij timmert flink aan de weg, zowel in Japan als in Nederland. Tekst: Angelique van Os | Foto’s: Hanayo Aibara
Joris Posthumus
“Met een saxofoonsectie kun je dichte clusters arrangeren”
Interview
H
et is al lang geen project meer, eerder een eigenzinnig septet. Saxofonist Joris Posthumus (1973) hecht grote waarde aan de band die hij heeft opgebouwd met de Japanse musici Shunichi Yanagi (piano), Satoshi Tokuda (bas), Gaku Hasegawa (drums), Yuki Nakae (tenorsaxofoon) en Yuichiro Tokuda (altsaxofoon), met wie hij zijn Tokyo’s Bad Boys vormt en het gelijknamige album uitbracht. De postbopplaat staat vol eigen composities, geïnspireerd door de tijdgeest van iconen als John Coltrane. De plaat is goed opgepikt en zorgde voor een uitgebreide tournee door Japan en Nederland.
Dreamteam Het avontuur begon met saxofonist Yuichiro Tokuda, die Posthumus ontmoette in 2011 tijdens een tournee in China met de groep State of Monc. “We zaten in hetzelfde hotel en raakten aan de praat. Ik ging naar zijn concerten en samen bezochten en speelden we op jamsessies. Het klikte vanwege de aanstekelijke energie en het goede spel. Ik maakte een afspraak met Yuichiro: hij zou naar Nederland komen en ik naar Japan”, vertelt de Brabander terugblikkend. Eenmaal thuis onderhield Posthumus contact met de Japanner via Facebook en lukte het hem met hard netwerken in eigen land een tourtje op te zetten. Omgedraaid zette Yuichiro een tour op in Japan, waar ze in verschillende steden met uiteenlopende muzikanten speelden. Tijdens deze tournee ontstond het dreamteam met de drie saxofonisten. Een ongewone combinatie. “Met een saxofoonsectie kun je dichte clusters arrangeren zodat er een rijke klankkleur ontstaat.” Het was ook een uitdaging, want Posthumus had tenorsaxofonist Yuki Nakae nog nooit horen spelen, behalve op YouTube. “Ik ontmoette hem pas vlak voor de vier concerten en de daaropvolgende studio-opnamen, maar vertrouwde op het oordeel van bassist Satoshi, die hem had voorgesteld. Het was een goede keuze!” De plaat is in slechts twee dagen opgenomen. De blaasarrangementen van de negen stukken moesten er in één dag op staan, omdat Satoshi vertrok voor een tour naar India. Het ging gelukkig goed, vooral omdat alles in de studio tot in de puntjes was georganiseerd. Posthumus: “Ja, het is geweldig wanneer alles zo goed is verzorgd en het scheelt een hoop tijd. De studiobaas zat achter de knoppen en er waren twee assistenten die de hele dag voor ons renden. Voor mij waren de speelcondities vrij pittig vanwege de hitte en aanhoudende regen. Verder ging het vanzelf; we hebben vrijwel alleen eerste takes gebruikt. Japanners zijn echt uitvoerders.”
Zelfvertrouwen Het best bijzonder dat Posthumus deze stappen heeft kunnen zetten. De saxofonist had in zijn jonge jaren last van faalangst en voelde zich onwennig op het Conservatorium van Rotterdam. Hij stopte vroegtijdig met de opleiding, maakte nauwelijks muziek en had allerlei rotbaantjes. Pas op zijn dertigste had hij voldoende zelfvertrouwen en waagde een nieuwe poging op het toenmalig Brabants Conservatorium. Vervolgens speelde een chronische handblessure hem twee jaar parten. Toch hield hij vol en vond zijn weg door onder andere fijn samenspel met Jeroen van Vliet, Pascal Vermeer en Jacob Bedaux en een succesvolle tournee rondom de Zeelandsuite.
Posthumus had tenorsaxofonist Yuki Nakae nog nooit horen spelen, behalve op YouTube Zes jaar na zijn debuutalbum The Abbys, volgt nu dan het tweede album Tokyo’s Bad Boys. “Deze tweede plaat volgt na alle ellende die ik heb doorstaan. Mede daardoor zit er voor mij meer diepgang in. De handen op de cover van de nieuwe plaat verwijzen symbolisch naar die moeilijke tijd die achter me ligt. Het is ook meer een conceptalbum, omdat het repertoire geschreven is met mijn Japanse reiservaringen in het achterhoofd.” Zo verwijst de song Mazerunner naar het doolhof van straatjes in het hart van de metropool Tokio en ademt de plaat Japanse mystiek.
Netwerken Tokyo’s Bad Boys vormt slechts een startpunt, want Posthumus werkt al aan een vervolg: de opzet van een Aziatische tournee waarbij hij met een grotere bezetting een livealbum wil opnemen. Inmiddels weet hij de weg in Japan op eigen houtje te vinden. “Dankzij de netwerken van de Japanse muzikanten heb ik nu goed contact met zo’n 25 clubs. Daar ben ik erg dankbaar voor. Het is lastig om een ingang te vinden bij de meeste podia, vooral vanwege het gebrekkige Engels. De jongens van mijn band kunnen elke dag spelen, hoewel ze veelal in kleinere clubs staan (veertig tot zestig man publiek), met lagere gages dan in Nederland. Toch levert dat aardig wat op, met dankbaar publiek. Jazz in Japan vormt meer een lifestyle, het leeft onder jong en oud. Ik hoop Tokyo’s Bad Boys om te zetten tot Tokyo’s Bad Machine, want met zó veel enthousiast talent moet daar iets moois uit voortkomen.”
J UL I / AUG US T US 2017 225