De Tien van Nu #4
Benjamin
Herman
De man van duizend lijstjes
10 jaar Jaar in jaar uit zorgt zijn brede smaak voor een rijk palet aan projecten. Saxofonist en frontman van New Cool Collective Benjamin Herman is een van de meest productieve jazzmusici die ons land rijk is. Hij laat zich veelal inspireren door vergeten of minder bekende helden en zoekt naar verrassende combinaties waarmee hij zijn eigen geschiedenis creëert. Tekst: Angelique van Os | Foto: Carolien Sikkenk/Photoline Wat kenmerkt je werk? “Ik vind veel verschillende muziek leuk. Het is heel leerzaam om te kijken hoe ik m’n sax een plek kan geven in uiteenlopende projecten en bands zoals Chef'Special, The Kik en Typhoon. Mijn brede smaak zorgt ervoor dat ik me verdiep in artiesten en diens platen. Ik ben bijvoorbeeld geïntrigeerd door het album Histoire De Melodie Nelson van Serge Gainsbourg. Hierop is mijn plaat Deal (2012) gebaseerd. Als ik een mooi album hoor, denk ik: zoiets wil ik ook doen! Mijn productiviteit is, denk ik, kenmerkend en dat moet wel als je zichtbaar wil blijven.”
Wat waren markante momenten in de afgelopen tien jaar? “Het was een jongensdroom die uitkwam om met Stan Tracey, de godfather van de Britse jazz, te werken (The London Session, 2006). Het is moeilijk kiezen, maar mijn persoonlijke favoriete eigen albums zijn Campert (2007) en Deal (2012). Van NCC vind ik de opnamen met Tony Allen en verder Electric Monkey (2013) en Sugar Protocol (2009) het beste gelukt. Laatstgenoemde was een bijzondere (studio) trip: we hebben Mapacha Africa in de sloppenwijken van Nairobi ontmoet en later met hen in Nederland opgenomen, en ook met de Cubaanse rumberos, Los Papines. Die twee opnamen zijn verwerkt in Sugar Protocol.” Welke artistieke keuzes heb je de afgelopen tien jaar willen of moeten maken? “Ik heb elke dag ideeën. Ik maak lijstjes, zodat ik bewust moet kiezen wat ik wel en niet wil doen. Ik vind het absoluut niet tof om dingen te doen die op mijn pad komen, maar die inhoudelijk niet bij mij passen. Voor NCC hebben veel mensen ons de afgelopen jaren gebeld voor een samenwerking. De combinatie met Guus Meeuwis had niemand zien aankomen, en dat was juist te gek. Het werkte.” In welke zin ben je muzikaal gegroeid? “Mijn spel is meer to the point. Ik heb een betere frasering, de laatste jaren luister ik nog meer naar oude stijlen, zoals Lester Young. Ik probeer het geluid van mijn saxofoon te ontwikkelen, want het niveau van al die jonge gasten is zo krankzinnig hoog. Mijn sound en timing zijn het enige waarmee ik me kan onderscheiden.”
Waarin of waarmee wil je je onderscheiden? “Veel artiesten houden vast aan een specifiek stijltje. Ik probeer liever een goede jazzsaxofonist te worden in de breedste zin van het woord. Een van mijn voorbeelden is de Franse tenorsaxofonist Barney Wilen (1937-1996). Jong begonnen als bebopper en opgepikt door Miles Davis. In de decennia daarna experimenteert hij met nieuwe stromingen, van freejazz, psychedelische funk, afrojazz tot elektropop in de jaren tachtig.”
Dus het zit wel goed met de toekomst van de Nederlandse jazz? “Jongens als Maarten Hogenhuis, Ben van Gelder en Joris Roelofs doen het fantastisch. Het niveau is heel anders dan toen ik op het conservatorium zat. Het heeft ook met internet te maken: iedereen kan overal bij, geen smoesjes mogelijk. De ontwikkeling gaat veel sneller. Ik run al tien jaar sessies in De Kring (Amsterdam), waar jaarlijks nieuw talent erbij komt dat elke sessie beter wordt.”
Wat wil je communiceren met je publiek? “Mijn vader was rabbijn. Als hij een dienst leidde, dan wilde hij mensen op hun gemak stellen. Ik herken dat in mezelf. Ik hou van een informele sfeer tijdens mijn optredens. Daarom speel ik ook graag in de kroeg. Ik vind het prima dat iedereen er doorheen kletst, zolang er goed gespeeld wordt.”
En welke ontwikkelingen zie je in het huidige jazzklimaat? “Iedereen is met onregelmatige maatsoorten bezig. Sommigen hebben zich er helemaal in gespecialiseerd. Dizzy Gillespie schreef in zijn boek To Be Or Not To Bop dat de toekomst van jazz zit in het mixen van stijlen. Dat introduceerde hij door Cubaanse muziek met bebop te mengen. Sindsdien ligt om de zoveel tijd een ander continent in het vizier, zoals nu Oost-Europa en MiddenOosten. Dizzy heeft nog steeds gelijk.”
Wat is de rode draad in je carrière? “Fire & skill, een uitspraak van Paul Weller. Het vuur moet aan zijn, je moet goed kunnen communiceren en je vaardigheden moeten kloppen.” Heb je het gevoel dat je in een traditie staat? “Ja, de basis vind ik belangrijk. Dat mijn spel qua zinsbouw, frasering en melodie refereert aan al die duizenden platen die ik heb beluisterd. Zoals Dexter Gordon. Er is niemand die klinkt zoals hij, terwijl de hele jazzgeschiedenis voorbijkomt in zijn spel.”
Welke ambities heb je zelf voor de komende jaren? “Er staan twee opnamen gepland, onder andere een met Reinier Baas, Peter Peyskens (Jungle By Night) en punkdrummer Olav van den Berg. Met NCC hebben we een plaat opgenomen met de Senegalese saxofonist Thierno Koite. Er komt iets aan met onder meer Han Bennink, en ik speel gipsyjazz met Robin Nolan… Begrijp je nu al die lijstjes?”
DECEMBE R 2016 / J AN UAR I 2017 51