36
Jazz On Stage Natuurlijk zagen we het al langer aankomen. Hans Dulfer, befaamd, bejaard, maar nog altijd springlevend jazzsaxofonist, trad van meet af aan overal op waar maar met planken een podium in elkaar geflanst was en liet horen dat Coltrane en Slayer niet eens zover uit elkaar lagen. En zijn gestyleerde eigentijdse evenknie Benjamin Herman trok met zijn New Cool Collective al een scherp spoor door de grenzen van de jazz en popmuziek en daarmee de locaties waar deze ten tonele worden gevoerd, de jazz- en poppodia. Waarmee de conclusie gerechtvaardigd lijkt dat de recente zegetocht van Kyteman langs vrijwel alle vaderlandse jazz- en popclubs en dito festivals, van Pinkpop en Lowlands tot North Sea Jazz, niet anders wilde zeggen dan: het is muziek. Of we het nou pop of jazz noemen, het is muziek die op allerlei plekken door liefhebbers wordt geaaid, geproefd en genoten. Deze ‘trend’, al veel langer organisch ingezet, is groeiende. Het wemelt op dit moment juist in dit kruisvlak aan stijlen van acts die zich aan hun oorspronkelijk jazz-idioom onttrekken en daarmee, hun eigenheid behoudend, ook de poppodia aandoen. Niet voor niets luistert de prominente trompettist Eric Vloeimans met zijn groep Gatecrash deze editie van Noorderslag 2010, toch de ultieme showcase voor popmuzikaal Nederland, op met zijn spannende jazzpopklanken. En
Merlijn Doomernik www.doomernik.com
is de nieuwe cd van de jonge trompettist Rob van de Wouw die daarop samenwerkt met hippe danceproducer Mark de CliveLowe, nou jazz of pop? Een vraag die we ons al veel langer stelden bij Jamie Cullum, Amy Winehouse en Duffy, die allen wel op het prominente North Sea Jazz Festival optraden. Waar ze allemaal ook staan: we zien hier de toekomst van waar het in de muziek om gaat. Pure passie, overtuigingskracht, ambachtelijkheid, uitstraling, kenmerken die iedere grote artiest eigen zijn en die hij/ zij op een podium demonstreert. Vandaar deze special: Jazz On Stage, eendrachtig geproduceerd door popblad OOR en zusterblad Jazz Magazine. Om te illustreren dat er steeds meer overstroming vanuit beide ‘kampen’ plaatsvindt, zocht de initiator van dit project, Muziek Centrum Nederland, in samenwerking met de stichting Jazz Impuls in de twee muziektijdschriften de juiste partners om dit gedachtegoed eenduidig te ventileren. Dit is eruit voortgekomen: 24 pagina’s vol bekende en onbekende muzikanten, maar met allemaal dezelfde doelstelling: muziek maken die ertoe doet, voor een zo breed mogelijk publiek: jazz, pop en alles ertussenin. Paul Evers Uitgever OOR & Jazz Magazine
37
Noorderslag heeft de reputatie een belangrijk startpunt te zijn en deuren te openen voor nieuwe bands naar grotere podia en festivals. Behalve voor uiteenlopende popstijlen is er sinds een aantal jaren ook ruimte voor jazzy bands en artiesten. Zo zullen tijdens de komende editie trompettist Eric Vloeimans met Gatecrash en Benjamin Herman Quartet te zien zijn. In 2009 gingen Lavalu en Wicked Jazz Sounds Band hen voor. Hoe kijken zij terug op die aftrap in het hoge Noorden en waar staan ze nu? TEKST: Angelique van Os Ze herinneren het zich nog goed. Een optreden op Noorderslag vergeet je niet zomaar. De gezellige drukte. Divers publiek, van jong tot oud. Programmeurs, boekers en zogenaamde vips, heel de muziekindustrie loopt er rond. Voor singer-songwriter en pianiste Lavalu alias Mariëlle Woltring, gitarist Laurens Priem en singer-songwriter Renske Taminiau van Wicked Jazz Sounds Band vormde het optreden op Noorderslag een goed begin van het nieuwe jaar. Alleen waren de omstandigheden niet optimaal. Priem verwijst naar het late tijdstip (rond twee uur ’s nachts konden ze pas het podium betreden), een relatief kleine bühne voor een energieke elfkoppige band en de locatie, een zijzaaltje. Toch bleek er volop publiek aanwezig en waren de reacties positief. ‘Er waren mensen speciaal voor ons gekomen, die ons gelukkig wisten te vinden. Het was echt een feestje! Inmiddels staan we bekend als swingende afsluiter, dus dat heeft positief uitgepakt’, vertelt Priem terugblikkend. De excentrieke Lavalu kwam met haar band uit een extase van rust en concentratie – vanwege studio-opnamen voor haar huidige debuutalbum, Hope Or Liquid Courage – terecht in drukte en hectiek. Dat was even omschakelen. ‘Ik wilde al jaren op dat podium
38
staan, maar moest door de drukke planning even wennen. Voor mijn gevoel hebben we een fijne set gespeeld. De zaal was lekker vol en mensen bleven aandachtig luisteren.’ In hoeverre het optreden op het festival de bands echt iets concreets heeft opgeleverd, vinden ze moeilijk te zeggen, maar duidelijk is wel dat het effect heeft. Renske Taminiau (inmiddels niet meer als vocalist bij de Wicked Jazz Sounds Band betrokken, wel als songwriter): ‘We hebben op ontzettend veel festivals gestaan. Als ik terugblik, dan vermoed ik dat Noorderslag daar wel een belangrijke rol in heeft gespeeld. Het is immers een gewild evenement. Ik denk dat boekers en programmeurs een bepaalde kwaliteit verbinden aan bands die op Noorderslag hebben opgetreden.’ Voor haar eigen, meer jazzgeoriënteerde band kan Taminiau iets moeilijker inschatten wat het ‘Noorderslageffect’ is geweest. Wel merkt ze dat programmeurs gemakkelijker contact met haar opnemen omdat ze haar van de Wicked Jazz Sounds Band kennen. ‘Volgens mij krijg je dan gemakkelijker een voet tussen de festivaldeur, zeker op popgebied. Mensen willen je een kans geven. Dat is erg belangrijk.’ Bandlid Priem vond de media-aandacht wat
Renske Taminiau
Droomdebuut voor
Lavalu en Wicked Jazz Sounds Band Jazzy bands winnen Terrein op Noorderslag 39
LINDA WAAL
‘Toen wij [Dox Records/Stroom] in 2003 met Benny Sings begonnen, was de markt totaal anders dan nu. Het was destijds heel lastig om met een niet-doorsnee gitaarbandje optredens op de poppodia te krijgen. Dat is wel veranderd. Mede door het succes van de Amy Winehouses en Adeles van deze wereld is de programmering breder geworden. Het crossover genre pop/jazz krijgt tegenwoordig ook meer aandacht bij de radiostations. Artiesten als Wouter Hamel, Room Eleven zijn bekender geworden omdat ze airplay kregen. Zo bereikten wij met Wouter Hamel via de radio een grotere groep mensen, waarna de poppodia overstag gingen. De crossover tussen jazz en pop heeft aan populariteit gewonnen bij het grote publiek, maar voor de echte instrumentale improvisatiejazz geldt dat niet. Echte instrumentale jazz speelt zich nog steeds af in dezelfde clubs en cafés als voorheen. Steeds meer artiesten maken echter een mix tussen pop en jazz. Artiesten als New Cool Collective en Zuco 103 kunnen door hun crossover diverse markten bedienen en op zowel jazz- als poppodia spelen. Zo worden er de nodige nieuwe zieltjes gewonnen, ook onder jongeren. Je hoopt dat zij daardoor naar alle soorten jazz gaan luisteren. Het is trouwens niet voor elke artiest weggelegd om op een poppodium spelen. Je moet als artiest nadenken wat je wilt, waar je heen wilt en welk publiek je wilt bereiken. Iemand die in het Bimhuis komt, behoort over het algemeen tot een totaal verschillende doelgroep dan iemand die naar de Melkweg gaat. Als ik in het Bimhuis kom, is een groot deel van de bezoekers toch wat ouder, echt jazzpubliek. Het poppubliek is doorgaans jonger. Je kan met je improvisatiejazzband wel op een poppodium willen spelen, maar dat betekent ook dat je je best moet willen doen om dat publiek te bereiken. Je speelt meestal voor staand publiek dat erdoorheen praat en naar de bar loopt voor een biertje. Geen ellenlange solo’s spelen dus, maar mensen meteen pakken, anders gaan ze erdoorheen kletsen. JASPER VAN VUGT
40
wicked jazz sounds band (laurens Priem Links)
tegenvallen. Bijna alle journalisten schreven over dezelfde paar bands en grote namen. Veel aandacht ging bijvoorbeeld uit naar Kyteman. ‘Geheel terecht aangezien ze een te gekke liveshow hebben en iets nieuws brengen, alleen viel het me tegen dat de media weinig belangstelling hadden voor veel andere te gekke bands die er die avond ook waren. 3voor12 wist ons wel te vinden, wat zeker een opsteker was richting popfestivals en gerelateerde podia.’
VREEMDE EEND
Lavalu voegt toe dat ze de indruk heeft dat veel festivalprogrammeurs er als de kippen bij moeten zijn wanneer ze op Noorderslag een goede band zien, want in hun beginnende fase zijn ze nog te betalen. ‘Ik denk dat we afgelopen zomer met ons busje langs veel festivals hebben kunnen toeren, omdat we zijn gespot in het noorden. Dergelijke evenementen hebben volgens mij wel een langetermijneffect. In 2006 stond ik op Oerol en na anderhalf jaar kwamen daar nog steeds boekingen uit voort. Het is natuurlijk een combi van factoren, zoals een goed management, veel pr-aandacht en de kwaliteit van het samenspel tussen de musici. Als die dingen samenkomen, gaat het balletje rollen.’ Een grote en aangename verrassing was dat de avontuurlijke groep, die bekend staat vanwege haar mix tussen jazz, klassiek en pop, uitgenodigd werd om op het prestigieuze Montreux Jazz Festival te spelen. Manager Annieta van Valkengoed had een sampler en informatie gestuurd en op het laatste moment mocht de band naar Zwitserland afreizen. ‘Ja, geweldig! We hadden nog nooit in het buitenland
Ik heb het idee dat ik slechts op veertig procent van mijn kunnen zit (lavalu) gespeeld en dan sta je plots op zo’n festival. Dat is heel speciaal. Er was ook iemand van Montreux aanwezig op Noorderslag, maar die heeft ons daar niet gezien. Desondanks heeft het misschien toch een rol gespeeld.’ De musici hebben in 2009 zowel veel pop- als jazzfestivals en podia voorbij zien komen. De scheiding tussen die werelden lijkt steeds kleiner te worden. Het publiek kan wel verschillen; de muzikanten merken dat bij jazzpodia de mensen niet zo visueel ingesteld zijn. Het draait minder om het entertainmentgehalte, terwijl dat in popzalen meer op de voorgrond lijkt te liggen. Taminiau: ‘Op The Hague Jazz Festival merk je bijvoorbeeld dat het publiek bereid is diepgaander te luisteren. Je kunt meer experimenteren en soleren. Tegelijkertijd hangt het van het podium zelf af. Soms moet ik mijn setlijst erop aanpassen en energieker spelen om de aandacht van het publiek vast te houden. Op andere plekken, zoals in Paradiso, maakt het weinig uit. Daar komt zeer divers publiek.’ Voor de Wicked Jazz Sounds Band zijn de verschillen kleiner, de groep heeft een duidelijke functie: knallen maar met die mix van dansbare beats, pop en jazz! Gitarist Priem vertelt dat er uiteenlopend publiek op de band afkomt: van jongeren, studenten, muzikanten tot liefhebbers. ‘De reden is volgens mij dat jazzfestivals steeds breder programmeren. In de popwereld zijn we
YURI HONING
Speer
soms nog een vreemde eend in de bijt. De mensen zijn wat afwachtender, maar na twee nummers gaat het dak eraf.’
PUZZEL
Een jaar verder is er veel gebeurd en hebben Lavalu, Priem en Taminiau zich erg ontwikkeld. Hoe kijken ze terug? ‘Ik ben heel blij en dankbaar met de resultaten van afgelopen jaar, maar eigenlijk voelt het een beetje dubbel’, aldus Lavalu. ‘Het is nog te kort geleden voor me om terug te blikken. Ik zit midden in allerlei ontwikkelingen die voortvloeien uit het afgelopen jaar. Zoals het debuutalbum. Daarnaast wil ik altijd meer. Het kan altijd beter. We zijn erg gegroeid als groep en ik heb hard aan mijn stemgeluid en techniek gewerkt. Met mijn muzikanten heb ik veel potentie om te groeien. Ik heb het idee dat ik slechts op veertig procent van mijn kunnen zit. Natuurlijk zijn we een stuk verder, maar ik blijf mezelf graag uitdagen en ben daarom niet snel tevreden.’ De wensen van Renske Taminiau zijn afgelopen jaar alle in vervulling gegaan. Ze droomde ervan om in Paradiso, het Concertgebouw en op het North Sea Jazz Festival te staan; het overkwam haar allemaal in 2009. Natuurlijk zijn er nu nieuwe uitdagingen, zoals een plekje op Oerol, de Parade en misschien zelfs Lowlands, maar het was een fantastisch jaar. ‘Ik ben dik tevreden. Met zowel de Wicked Jazz Sounds Band als mijn eigen groep, die meer improvisatie bevat, heb ik ontzettend veel positieve media-aandacht ontvangen. Van De Wereld Draait Door tot jazzbladen en kranten. Ik heb een soort fanbase weten op te bouwen en kijk uit naar de toekomst. Het is een spannend proces
voor mij als componist om een tweede cd te schrijven die aansluit bij de voorganger. Zowel voor mijzelf als de bijdragen voor de Wicked Jazz Sounds Band. Ik hoop dat ik aan alle verwachtingen kan voldoen; het kan deels vallen of staan met het resultaat van de komende albums. Het wordt vast een interessante puzzel.’ Laurens Priem had geen concrete verwachtingen aan het begin van 2009. Wel was hij zich ervan bewust dat de prille band een bijzonder clubje vormde. Ze waren met hun debuutalbum The Biggest Sin zelfs een van de laatste drie genomineerden voor de Jazzism Edison Jazz Publieksprijs. Hij is dan ook zeer tevreden en heeft meerdere hoogtepunten beleefd, zoals vijf à zes bezoeken aan Radio 3FM, een plek op het hoofdpodium van het Amsterdamse Bevrijdingsfestival, waarmee een massapubliek werd bereikt, een dansende menigte op het Amersfoort Jazz Festival en hun eigen albumpresentatie in Trouw in Amsterdam. ‘Het was echt een bizar jaar. In mei en juni hadden we gemiddeld tien optredens per maand. Het is te gek dat poppodia ons terugvragen. De verdeling tussen jazz en pop is fifty-fifty. Voor mijn gevoel zijn we snel gegroeid, maar het is geen hype geworden. Wij blijven overal optreden en werken aan ons nieuwe album, dat volgend jaar uitkomt. Onze liveshows worden nog steeds door programmeurs opgepikt. Ik geloof dat we iets bijzonders doen. We hebben jarenlange dance-ervaring in zowel pop als jazz. Dat hoor en zie je. De komende tour wordt heel vet, met bijdragen van Boris. Ik hoop dat we nog een keer op Noorderslag mogen terugkomen, hopelijk dan wel op een van de hoofdpodia.’
‘Ik denk dat het belangrijk is op te merken dat je meer en meer instrumentale muziek op de podia ziet. Jazz is in principe instrumentale muziek en binnen de pop is dat buitengewoon ongebruikelijk. Dat lijkt nu het grootste verschil te zijn tussen jazzmuziek en pop. Het komt nu naar elkaar toe. Ik heb het idee dat instrumentale muziek nu beter wordt opgepikt door jongeren. Ze hebben veel meer oor voor cult- en undergroundbewegingen. Zelfstandige initiatieven die losstaan van de grote platenmaatschappijen. Je ziet dat jazzmusici meer en meer met popmuzikanten aan de slag gaan en andersom. Ze proberen van elkaar te leren. Ik werk zelf met twee gitaristen die bij Anouk gespeeld hebben. Ik denk dat internet verantwoordelijk is voor de toenadering van de verschillende genres. Muziek is zo massaal verkrijgbaar en op zoveel verschillende manieren. Je ziet aan conservatoriumstudenten dat ze alles door elkaar luisteren. De scheidslijnen verdwijnen en dat zie ik als een positieve ontwikkeling. Sommige popmuzikanten zouden van jazzmusici instrumentbeheersing kunnen leren en andersom bijvoorbeeld het bedenken van een concept en hoe je iets duidelijk en helder kunt communiceren naar je publiek. Popmuziek is al een tijdje heel erg interessant, er gebeuren heel veel goede dingen. Als je actueel wilt blijven als musicus, probeer je daar toch van te lenen. Zelf maak ik het onderscheid tussen genres niet. Sommige te gekke muziek bestaat uit drie akkoorden, andere uit drieduizend. Het is maar net wat je nodig hebt om tot uiting te brengen wat je wilt uitdrukken. (…) Jazz is in principe een elitesport, je speelt voor een elitepubliek. Nu sta ik ook op een groot plein in Den Haag te spelen voor een breed publiek en dat gaat ook goed. Ik geniet enorm dat ik veel meer op reguliere podia sta dan een tijd terug. Het is een verschijnsel dat je buiten Nederland al jaren hebt. Ik toer al vijftien jaar de wereld over en daar sta je voor Jan en alleman te spelen en ook veel jongeren, maar in Nederland was er altijd een scherpe verzuiling tussen stijlen, podia en publiek. Dat begint nu toch een beetje te rammelen. Daar ben ik heel blij om.’ JASPER VAN VUGT
41
Als componist en producer van het duo Pete Philly & Perquisite mengde Pieter ‘Perquisite’ Perquin jazz met hiphop. Niet om het combineren, maar omdat goede muziek hokjes overstijgt. Perquisite deed het al voordat hij Pete Philly leerde kennen en blijft het doen nu hij solo verder gaat. Hiphop was de basis, jazz kwam daarna en vele stijlen volgden. ‘Je moet onafhankelijk blijven, openstaan voor nieuwe muziek en de dingen doen die je leuk vindt om te doen.’ TEKST: Alex van der Hulst Twee keer stonden Pete Philly & Perquisite op North Sea Jazz, drie keer stonden ze op Lowlands. Niet dat Pieter Perquin dit bijzonder vindt. Hij is het vanaf zijn puberteit al gewend om verschillende muziekstijlen met elkaar te mengen. En dan komen vanzelf de mensen en de festivals op je pad waar hetzelfde gebeurt. Perquin, die als Perquisite de helft van Pete Philly & Perquisite vormde (het duo heeft inmiddels een punt gezet achter de samenwerking), begon op zijn veertiende met het maken van beats. Een klasgenoot stelde voor dat hij eens iets samen moest doen met haar oom. Die oom was Benjamin Herman. En zo kwam het dat de achttienjarige Perquisite samen met Herman de Outta Nowhere EP maakte. Perquisite: ‘Benjamin is toen één keer, twee uur lang, bij me langs geweest. Toen heeft hij enkele beats, die ik had gemaakt, volgeblazen. Onvoorbereid, zonder ze vooraf te beluisteren. Dat houdt het fris, precies zoals ik ‘t wil. Voor elke track had ik ongeveer zes takes. Daarna ben ik een half jaar bezig geweest om vanuit die verschillende takes de uiteindelijke solo’s samen te stellen die je op de plaat terughoort. Het leuke van Benjamin is dat hij op basis van de muziek besluit of hij meedoet aan het project. Dan maakt het hem niet uit of het bedacht is door een jongen van achttien die compleet onbekend is of door een gerenommeerde pianist. Ik vind dat een goede eigenschap voor een muzikant. Je moet onafhankelijk blijven, openstaan voor nieuwe muziek en de dingen doen die je leuk vindt om te doen.’ Zijn tweede EP maakt Perquisite met klarinettist en saxofonist David Kweksilber. Als hij op de EP Expressions samenwerkt met vocalisten, leert Perquisite Pete Philly kennen, waarna de twee een succesvol duo vormen en twee studioalbums maken. Onlangs maakte Perquisite de soundtrack voor de film Carmen Van Het Noorden; op het moment is hij bezig met een nieuw soloalbum, waarop veel gastvocalisten te horen zullen zijn.
Strakke Drums
Jazz werd er vroeger niet veel gedraaid in huize Perquin. ‘Mijn ouders draaiden klassieke muziek en bands uit de sixties, zoals The Beatles, Simon & Garfunkel en The Beach Boys. Via mijn oppas leerde ik soul kennen: Marvin Gaye, Tammi Terrell en Dionne Warwick. Ik luisterde zelf veel naar de radio en daar maakte ik tapes van. Ik kwam er later achter dat ik destijds ook een nummer van A Tribe Called Quest had opgenomen. Maar op die leeftijd ben je helemaal niet bezig met namen van artiesten. Voor mijn achtste
42
verjaardag kreeg ik een cello. In het begin vond ik er niks aan. Pas toen ik na twee jaar beter werd, begon ik het leuker te vinden. Op mijn veertiende ben ik beats gaan maken, maar dat was een gescheiden wereld van de cello. Pas bij de derde plaat die ik uitbracht, ben ik cello gaan combineren met de beats. Ik gebruik de cello maar af en toe. Als ik een strijkersarrangement nodig heb, kan ik het zelf inspelen. Het beeld in de media is een beetje scheefgegroeid. Ik sta bij sommige mensen bekend als die cellist in een hiphopgroep. Ik ben eerder een componist en producer die daarnaast cello speelt, dan een cellist.’ Zoals bij zoveel muziek zit er niet een rationele gedachte achter de muziek die Perquisite maakt. ‘Ik heb niet de keuze gemaakt voor jazz en hiphop. Ik houd van De La Soul, A Tribe Called Quest, Camp Lo, The Roots en Pharcyde. Die hiphopsound van eind jaren negentig vind ik heel tof en dat is nou net door jazz geïnspireerde hiphop. Door die artiesten ben ik met jazz in aanraking gekomen. Ik ben daarna veel jazzplaten gaan luisteren van Miles Davis, Herbie Hancock, McCoy Tyner, John Coltrane, Joe Henderson en Ron Carter.’ Het grote verschil tussen jazz en hiphop zit vaak in de drums. De losse jazzdrummer versus de strakke beat uit de machine. ‘Ik houd van drummers die strak spelen’, aldus Perquisite. ‘Op onze theatertour hebben we met drummer Bram Hakkens gespeeld. Hij speelde eerst in de hiphopgroep Illicit. Hij begrijpt dat je als drummer bij onze band in een break niet met honderd toms aan moet komen zetten. De muzikanten met wie ik werk, of het nu jazzmuzikanten zijn of anderen, hebben een open state of mind. Het maakt niet uit welke stijl we spelen, zolang we elkaar maar kunnen inspireren. In Amsterdam is er nu een scene die genres overstijgt. Ik werk met Tjeerd Bomhof van Voicst en met Benjamin Herman. Die twee kennen elkaar ook. Ik heb met Jesse van Ruller gewerkt en hij werkt bijvoorbeeld weer samen met Eric Vaarzon Morel, een flamenco-gitarist. Eric werkt weer met een flamenco-zangeres met wie Pete en ik ooit iets hebben samengedaan. Zo komt het allemaal bij elkaar. Al deze mensen willen gewoon muziek maken en beperken zich niet tot hun eigen hokje.’
Nog breder
De cello neemt Perquisite slechts af en toe ter hand. De theoretische achtergrond, die hij leerde via pianolessen, kan hij vaker gebruiken. ‘Als ik componeer op de computer ben ik intuïtief bezig. Het grootste deel van de tijd weet ik niet
in welke toonsoort ik zit. Vervolgens kan ik wel achter de piano gaan zitten en uitzoeken wat ik eigenlijk heb gedaan. Daardoor kan ik makkelijk zelf de strijkarrangementen bij mijn muziek maken of nieuwe akkoordprogressies bedenken op de piano. In samenwerkingen benoem ik mijn wensen niet theoretisch. Als ik zeg dat ik een hunkerende sfeer wil, dan weet een goede saxofonist wel wat hij moet blazen. En ik ben altijd erg benieuwd waar de ander uit zichzelf mee komt.’ ‘De muziek die ik maak, wordt breder. Het is begonnen met pure hiphop. Sindsdien ben ik meer en andere muziek gaan luisteren, dat hoor je terug in wat ik produceer. Op Mystery Repeats, ons tweede album, hoor je dat al. Daar zitten ook flamenco-invloeden in en een nummer dat ik heb laten beginnen als een soort pianosonate. Op mijn nieuwe soloalbum wordt het nog breder. Dat komt omdat ik intussen weer veel nieuwe muziek heb leren kennen. De laatste tijd heb ik bijvoorbeeld veel geluisterd naar Afrikaanse muziek en ook naar groepen als Radiohead, Coldplay en Kings Of Convenience. Samen met Pete heb ik ons publiek zien veranderen. Zoals onze muziek eerst vooral hiphop was, zo was ons publiek dat in het begin ook. Zodra de muziek breder werd, breidde het publiek zich ook uit. De hiphopkern bleef, maar er kwamen mensen bij die nooit naar hiphop luisterden maar onze muziek wel tof vonden. We hebben daar nooit bewust op aangestuurd. Dat onze muziek, ons publiek en de plekken waar we speelden alsmaar breder werden, is geheel organisch totstandgekomen.’ ‘Ik heb nog wel een voorbeeld om aan te geven hoe muziek kan inspireren. Ik ging ooit naar het Concertgebouw voor een uitvoering van Brahms. Ik hoorde in de muziek een wending waar ik net naar op zoek was. Dat heb ik vervolgens gebruikt voor een track van Pete Philly & Perquisite. Niemand zal Brahms herkennen in dat nummer, maar het gaf mij de inspiratie om een overgang in dat nummer goed op te lossen. Als je ervoor openstaat, kan verschillende muziek op allerlei manieren inspireren.’
De hiphopkern bleef, maar er kwamen mensen bij die nooit naar hiphop luisterden
Perquisite Terug op eigen benen Ik sta bij sommige mensen bekend als die cellist in een hiphopgroep
Fred van Diem
43
We gaan vanuit de popmuziek kijken wat er allemaal mogelijk is
Jazz On Stage
Stille revolutie in het clubcircuit
44
De nieuwe vorstin in Hilversum
BENJAMIN HERMAN Wouter Hamel, New Cool Collective, The Ploctones, Michiel Borstlap en vanzelfsprekend Hans Dulfer. Jazz op poppodia is geen nieuw fenomeen. Maar er is nog een heel publiek te winnen als het gaat om jazzacts in popzalen. Daarom komt de stichting Jazz Impuls in samenwerking met Buma Cultuur, Muziek Centrum Nederland, Vereniging Nederlandse Poppodia en -Festivals en Bureau Promotie Bureaukunsten met het grootschalige initiatief Jazz On Stage. Directrice Friederike Darius legt uit. Zestien Nederlandse podia doen mee. Daartoe behoren Luxor Live in Arnhem en De Vorstin in Hilversum. TEKST: RENÉ MEGENS FOTO’S: HANS SPEEKENBRINK ‘We zijn als het om jazz gaat altijd op zoek naar een nieuw publiek’, stelt directrice Friederike Darius van Jazz Impuls, een in Amsterdam gevestigde stichting ter promotie van jazzconcerten. En nu is zij een van de drijvende krachten achter Jazz On Stage, een initiatief dat een vruchtbare symbiose van jazz en Nederlandse poppodia nastreeft. ‘Jazz is uitermate interessante muziek waarin entertainment en kunst elkaar ontmoeten. Er is een groot publiek voor, maar jazz zit alleen vaak in een underdogsfeer. Daardoor voelen mensen zich heel vaak niet aangesproken door jazz. De mate van populariteit verschilt natuurlijk per subgenre. Je hebt bijvoorbeeld jazz die tegen pop aanhangt. Die trekt wel veel publiek, maar het grote deel van jazz die zich ergens tussen poppy jazz en heel moderne jazz bevindt, heeft het toch moeilijk. Waar die underdogpositie vandaan komt? Uit een heel groot publieksonderzoek bleek dat jazz als een moeilijke muzieksoort gezien wordt. Hoe dat komt? Bepaalde jazz was ook moeilijk. Diverse soorten jazz, zoals de free jazz, hebben publiek afgestoten. En je moet ook niet vergeten dat de jazz heel vroeger de popmuziek van zijn tijd was. De huidige popmuziek heeft het publiek van de jazz weggehaald. Als je YouTubefilmpjes van Lionel Hampton bekijkt, dan weet je niet wat je ziet. Dan zie je krijsende dames en ik denk dat jazz al lang niet meer krijsende dames heeft gehad.’
MARKETINGBIJDRAGE
Jazz On Stage moet bewerkstelligen dat meer dan nu het geval is jazzmusici hun muziek kunnen brengen op poppodia. Darius: ‘Een aantal jazzgroepen speelt tegenwoordig al in het popcircuit. Je hebt het dan over heel veel groepen die bij Stroom en Dox vandaan komen, over Wouter Hamel, New Cool Collective, The Ploctones, Rob van de Wouw, de hele Dutch Nu Jazz Movement, Michiel Borstlap, Saskia Laroo en natuurlijk Hans Dulfer.’ Wat jazz en poppodia betreft vindt Jazz On Stage niet het wiel nog eens uit, aldus Darius. ‘Er is een aantal podia dat sowieso al jazz boekt, zoals het Burgerweeshuis in Deventer en het allerbeste voorbeeld is natuurlijk De Boerderij in Zoetermeer. Zij hebben al een traditie opgebouwd. Vaak staat en valt zoiets met een persoon. Het is eigenlijk onvoorstelbaar dat in De Boerderij beroemde musici als Jimmy Haslip staan.’
Jazz On Stage moet ervoor zorgen dat jazz, ook van minder aansprekende namen als Carlo de Wijs en Liquid Spirits, voor het grote publiek hoorbaar en zichtbaar wordt. ‘We hebben nu al meer dan een jaar met een aantal poppodia gesproken. We hebben netwerkbijeenkomsten georganiseerd en hebben musici en popprogrammeurs bij elkaar gebracht. Zo was er een netwerkavond met een Groove Night. Het publiek had een fijne avond en ondertussen speelde er dus gewoon jazzmuzikant Jesse van Ruller. Dat was heel erg goed. De poppodia hadden het gevoel: we willen hier iets mee, maar we hebben te maken met een marketingprobleem, we kunnen het niet goed zichtbaar maken naar het publiek… Toen hebben wij aan hen gevraagd: Als wij jullie een marketingbijdrage leveren, zijn jullie dan bereid om mee te doen? Die marketingbijdrage hebben we gedeeltelijk gevonden bij particuliere fondsen.’
SPREIDING
Er is nog een heel publiek te winnen als je ziet hoeveel mensen er op grote jazzfestivals afkomen, stelt Darius. ‘Die komen natuurlijk voor dat specifieke event, maar je kunt op den duur zelf ook een soort event opbouwen. De podia hebben zelf aangegeven in welke groepen zij interesse hebben. Ik heb van sommige poppodiumprogrammeurs gehoord dat ze veel zin hebben om echt goede muziek te boeken. Vaak moeten ze popmuziek neerzetten die goed verkoopt, maar die ze niet leuk vinden.’ Op het wensenlijstje van de deelnemende popzalen staan wat Nederlandse jazzacts betreft onder meer Renske Taminiau, Boi Akih (Burgerweeshuis, Deventer), Rik Mol Band, Yuri Honing (LVC, Leiden), State Of Monc, Susanne Alt (De Gigant, Apeldoorn), Monsieur Dubois, Auratones (De Kelder, Amersfoort), Rob van de Wouw en Lavalu (Poppodium Brogum, Zierikzee). Zestien podia hebben zich aan de pop- en jazzplannen van Jazz On Stage gecommitteerd, aldus Darius. ‘Het loopt van Zeeland tot Limburg, van het oosten van het land tot Groningen. Het is heel leuk. De regionale spreiding is belangrijk. In grote steden als Amsterdam en Rotterdam kennen ze de jazz wel en weten de mensen waar ze moeten zijn. Maar in kleinere plaatsen in de provincie kun je nog de nodige interesse wekken bij het publiek
Hans speekenbrink
‘Met New Cool Collective zijn we zestien jaar geleden begonnen met het spelen op poppodia. We hadden het voornemen te spelen op de plekken waar we zelf uitgingen. Dat was in tenten als Paradiso en de Melkweg, dus was het doel daar te spelen voor leeftijdsgenoten, vrienden en mensen die we tof vinden. Dat was de plek waar we zelf ook concerten gingen kijken, ik kom er al sinds mijn twaalfde. Het gaat er simpelweg om dat je een goeie groep mensen bij elkaar hebt en een beeld hebt van waar je wilt spelen. Het was niet zo dat we heel bewust dingen anders gingen aanpakken of zieltjes wilden winnen voor ‘de jazz’ door missionariswerk te verrichten. Het ging vanuit de muziek zelf, vanuit wat we zelf wilden doen. Het is normaal dat soort dingen te doen en zo is het altijd geweest. We zijn destijds begonnen in de Soul Kitchen [in Amsterdam] en hebben een jaar lang elke zondag gespeeld tot vier uur ’s nachts voor een habbekrats en een zooi consumptiebonnen. Toen we de big band oprichtten, speelden we elke maandag voor de deuropbrengst in de Meander. We hebben ook op Roskilde en Sziget gestaan. We doen popfestivals en jazzfestivals, alles door elkaar. Het is voor ons normaal om ook in en met popbands te spelen. Zo speelde [trompettist] David Rockefeller vroeger bij Marco Borsato, speelt [drummer] Joost Kroon ook bij Kane en spelen we met New Cool Collective nu met Typhoon. Ik heb zelf veel met Paul Weller samengewerkt. Op jazzpodia hebben we juist heel weinig gespeeld, al zouden we dat hartstikke graag willen. Daarvoor is de band te groot en zijn de technische mogelijkheden niet toereikend. Met mijn kleinere formaties speel ik juist meer in jazzclubs en experimentelere dingen, zoals Hypochristmastreefuzz [zijn in 2008 verschenen plaat]. Al heb ik daar vorig jaar ook mee op poppodia gestaan en dat ging prima. Ik heb nooit de bedoeling gehad mensen iets onverteerbaars door de strot duwen, wij zetten met repertoire van Misha Mengelberg de kroeg op de hoek ook op z’n kop als het moet (...) Ik vind het te gek dat er initiatieven zijn om jazzmuziek te promoten, maar het moet wel vanuit de band zelf komen. Het is een kwestie van hard werken en investeren. Al die popbands investeren hun eigen geld in optredens. Ze spelen overal voor een paar honderd euro en doen er allerlei baantjes naast om alles draaiende te houden. Dat doen ze een paar jaar en als ze mazzel hebben krijgen ze een poot aan de grond. Het is een lang traject, dat moet je zelf willen. Bands als Voicst en C-mon & Kypski zorgen er zelf voor dat de boel draaiende blijft, de live-gigs spectaculair zijn en er nieuwe muziek komt. Zorg dat je goed wordt, dan komen de mensen vanzelf wel. Het moet gaan om de muziek.’ JASPER VAN VUGT
45
MAARTEN ORNSTEIn
Hans Speekenbrink
‘Ik speel al mijn hele leven op poppodia. Het grootste verschil met een jazzpodium is dat er in een popzaal niet gezeten wordt, maar gestaan. De concentratie van het publiek is daardoor anders, vaak vluchtiger. Wat je ervan zou kunnen leren is dat je sneller je punt moet maken in de muziek. Uiteindelijk heeft elke omgeving wel enige invloed op je presentatie. De truc is om onder wisselende omstandigheden steeds jezelf te blijven. Ik maak de muziek die ik maak, en pas me niet aan een podium of publiek aan. Het publiek zou kunnen leren luisteren naar muziek waar de spanningsbogen langer zijn dan in popmuziek, en zou de muzikale horizon enigszins kunnen verbreden. Eigenlijk is het denken in jazz- en poppodia sowieso raar en typerend voor Nederland, waar alles in hokjes en vakken moet. Dat geldt niet alleen voor podia, maar net zo goed voor festivals, fondsen en cultureel beleid. Wat we nodig hebben zijn muziekpodia. Het enige onderscheid dat wat mij betreft te maken valt, is tussen wél en niet-akoestische muziek. Klassieke muziek heeft natuurlijk een ander soort zaal nodig dan pop, maar veel jazz- en rockmuziek kan prima op hetzelfde podium worden gespeeld. In de praktijk zie je niet erg veel popbands op jazzpodia, al merk ik dat er nu meer muziek is waar duidelijk jazzinvloeden in terug te horen zijn. Is jazz an sich populairder? Nee, dat idee heb ik niet. Volgens mij worden er bijvoorbeeld niet meer Coltrane-platen verkocht.’ JASPER VAN VUGT
46
en mensen verbaasd laten staan.’ ‘Apeldoorn bijvoorbeeld heeft geen jazzclub, wel De Gigant, een breed podium. Die staat echt open voor jazz. Zo gauw je ook een jazzclub in je stad hebt, heb je weliswaar al een potentieel publiek, maar je moet in dat geval natuurlijk goed opletten. Want je kunt in elkaars vaarwater komen te zitten. In Hilversum is qua optredens op jazzgebied helemaal niets te beleven. Er wonen echter heel veel musici en mediamensen. Het zou het einde zijn als er in het poppodium De Vorstin een keer in de week een jazzavond zou zijn. De poppodia zijn tegenwoordig geweldig. Ze zien er prachtig uit en zijn prima geoutilleerd en er hangt een goede sfeer. De popzalen zijn dermate chic geworden dat je er publiek kunt aantrekken dat ouder is dan 35 jaar. De podia zijn niet ranzig meer.’ Jazz is in de optiek van Darius zó interessant dat het gewoonweg bekender moet worden. ‘Ik merk door de jazzclubconcerten die we met Jazz Impuls in de schouwburgen hebben, dat we daarin een missionarisfunctie hebben. In het digitale gastenboek van die optredens lees je dingen als: Ik kwam bij toeval terecht in de schouwburg. Ik wist niet wat ik hoorde en ik wist niet dat jazz zo leuk was. Dat is het geval in negentig procent van de reacties.’
LUXOR LIVE
‘We hebben bij Luxor Live al redelijk wat jazz op het programma gehad, Wicked Jazz Sounds Band, New Cool Collective, Sabrina Starke, Hans Teeuwen Zingt en Giovanca’, zegt programmeur Bert Dondorff van Luxor Live, een prachtige muziekaccommodatie in het centrum van Arnhem. Luxor Live is een van de zalen die meedoet aan Jazz On Stage. Na een
Je moet niet vergeten dat de jazz heel vroeger de popmuziek van zijn tijd was. De huidige popmuziek heeft het publiek van de jazz weggehaald restauratie is Luxor sinds september 2008 weer open. Dondorff: ‘Luxor is een oude bioscoop uit 1915 die is omgebouwd en helemaal gerestaureerd. Qua ambiance is het een ontzettend mooie zaal, met een barok plafond met lampjes. Het is een mooie, monumentale popzaal, die heel sfeervol is. In onze grote zaal kunnen zo’n 700 mensen terecht.’ ‘Wat we binnenkort ook willen gaan doen, is het programmeren van kleinere jazzbands in onze kleine zaal waarin 150 mensen terecht kunnen. Dat wil ik doen in samenwerking met het orkest van het conservatorium van Arnhem. In Musis Sacrum staan ook jazzmusici. Die concerten worden door de Stichting Jazz Arnhem georganiseerd. Hoe we met het publiek communiceren dat we ook jazz hebben? Dat gaat via onze normale publiciteit. Je moet natuurlijk wel goed kijken naar specifieke plekken waar je je flyers neerlegt en je posters ophangt. We bekijken per genre waar we ons publiek het best kunnen bereiken.’ ‘Of we in Arnhem met de aan pop gerelateerde jazz een gat in de markt vullen? Ja. Grote namen als Giovanca en New Cool Collective, dat verkoopt goed.
een aantal bestaande buitenfestivals.’ Het programma van De Vorstin gaat meer omvatten dan dat van Tagrijn destijds. ‘Dat komt omdat we met De Vorstin een breder publiek willen bereiken dan Tagrijn deed. Tagrijn had een vrij alternatief programma, dat rockgeoriënteerd was. We willen een breder programma, omdat je niet een huiskamer bent voor een bepaald genre. De Vorstin wil een podium zijn voor het hele Gooi en dan heb je het niet alleen over rock en pop. We gaan vanuit de popmuziek kijken wat er allemaal mogelijk is. Daarom hebben we de keuze gemaakt om met wereldmuziek en jazz aan de slag te gaan.’ Van den Wildenberg: ‘We doen mee aan het programma van Jazz On Stage, omdat we denken dat jazz op poppodia al voor een deel heeft laten zien dat het werkt. Een artiest als Wouter Hamel zou tien jaar geleden nooit de kans hebben gekregen om op een poppodium op te treden. Hamel heeft nu een plek op de poppodia. Dat komt omdat het publiek dat die zalen bezoekt, diverser is geworden. Het toont ook een bredere interesse en is meer bereid om te komen kijken naar muziek die het niet kent. Aan jazz gerelateerde acts zijn bovendien bereid om op andere plekken te spelen dan schouwburgen. Dat is een heel leuke ontwikkeling.’ Luxor Live in Arnhem
Dan is onze grote zaal vol. Optredens van Wicked Jazz Sounds Band met daar achteraan de zogenoemde Wicked Jazz Dance avonden trekken ongeveer 250 mensen. Dit moet zich nog wat ontwikkelen. Komend jaar gaan we meer doen met nu jazz in samenwerking met Jazz On Stage’, stelt Dondorff. ‘Waarom het programmeren van jazz op poppodia belangrijk is? Ik denk niet dat de poppodia de plekken zijn voor de standaard improvisatiejazz en dat soort dingen, maar er zijn heel veel stromingen van aan pop gerelateerde jazz die op poppodia kunnen staan. Wouter Hamel, New Cool Collective, dergelijke musici horen gewoon bij het aanbod van een poppodium. Wij programmeren heel ruim en daar valt de nu jazz onder. Wij pakken alle genres.’
DE VORSTIN
Een andere zaal die participeert in het Jazz On Stage-initiatief is zo nieuw dat hij op dit moment nog niet open is. Mocht Beatrix dit jaar aftreden, dan hebben we in Nederland in ieder geval nog een vorstin, want de nieuwe muziekaccommodatie aan de Noorderweg in Hilversum heet De Vorstin. ‘We gaan in het voorjaar open’, zegt artistiek directeur Marcia van den Wildenberg van De Vorstin. ‘We zitten op de locatie waarop Tagrijn ooit gestaan heeft. Dat pand is gesloopt, omdat het in meerdere aspecten niet meer voldeed aan de eisen van nu. Het was ook uitgeleefd. De afgelopen tijd hadden we als De Vorstin geen permanente tijdelijke accommodatie om activiteiten te ontplooien. We hebben wel met locale horecagelegenheden afspraken gemaakt wat kleinschalige optredens betreft. Ook hebben we onderdeel uit gemaakt van
UITSTAPJES
Wat Jazz On Stage betreft, is het volgens Van den Wildenberg goed om jazz te programmeren vanuit een gezamenlijk oogpunt. ‘We hebben in Nederland een aantal acts dat goed past bij de poppodia. Als we die op de een of andere manier collectief in de markt kunnen zetten, dan versterk je je publieksbereik. Wanneer het publiek dat soort jazzacts op verschillende plekken tegenkomt, is dat goed voor het totaalplaatje, omdat je als poppodia met een relatief nieuw genre aan de gang gaat.’ Van den Wildenberg kan nog niet zeggen hoe groot het aandeel van jazz zal worden in het aanbod van De Vorstin. ‘Welke jazz ik in 2010 programmeer? Je moet dan denken aan namen als Wicked Jazz Sounds Band, Wouter Hamel, Benjamin Herman en het Susanne Alt Quartet. Die zullen optreden in onze grote zaal. Die heeft een standaardsetting met een capaciteit van 750 mensen. We hebben ook een muziekcafé waarin 250 mensen terecht kunnen. Ook daar zullen we jazzgerelateerde optredens neerzetten. Dan heb je het over lokale en regionale bands, over jonge muzikanten die heel toegankelijke jazzmuziek maken. Een mooi voorbeeld in dit verband is Janne Schra [van Room Eleven].’ Jazz is in het Gooi in zijn algemeenheid een geliefd genre, stelt Van den Wildenberg. ‘In 2007 hebben we in het Gooi een heel uitgebreid marktonderzoek gehouden. Daaruit bleek dat jazz ook in de muziekbeleving van jonge mensen in deze regio een heel grote rol speelt. Dat wijkt af van de rest van Nederland. Dat komt misschien omdat jazz hier altijd een populaire stroming is geweest. In Hilversum heb je geen specifieke jazzclubs. We kunnen ons wat jazz in ons aanbod betreft goed profileren. We willen laten zien dat je vanuit de popmuziek interessante uitstapjes kunt maken naar andere genres.’
Rob van de Wouw
Jos kottmann
‘Mijn hele band is ontstaan op een poppodium, zo’n jaar of zes geleden. Ik had toen eens per maand een vaste avond in Rotown, de Urban Jazz Sessions. De release van mijn nieuwste album Tunnelvision heb ik bewust in Paradiso gedaan. Mijn muziek is goed op z’n plek in zo’n zaal. Het is geen akoestische jazz, het is elektrische jazz. Ik maakte altijd al een soort crossovermuziek. Mijn vorige plaat had veel soul-, funk- en r&b-invloeden. Deze nieuwe heeft meer dance-invloeden. Het is altijd jazzmuziek geweest, maar met de invloeden waarmee ik ben opgegroeid. Ik wil geen gedateerde muziek maken, maar het juist in een nieuw jasje steken. Die grenzen zijn aan het oprekken. Dat vind ik belangrijk. Zulke muziek past beter op een groter podium met een harder volume, goed licht en grote geluidsinstallatie. Het is behoorlijk professioneel in die poppodia, ze hebben lichtmensen, geluidsmensen, je wordt goed ontvangen. Het is hartstikke goed geregeld en uitgerust, het is echt ingericht op veel concerten draaien. Ik heb het idee dat er meer interactie is met het publiek bij een poppodium. Het is leuk als er wordt gedanst. Op een jazzpodium is de aankleding toch anders; de mensen zitten, er is een ander publiek en de sfeer is er anders. Dat is voor sommige muziek juist weer een betere omgeving. Dan gaat het meer om het luisteren en kan je veel meer dynamiek gebruiken. Ik heb zelf ook een theatertournee gedaan en dat vond ik best eng gezien mijn muziek. Toch ging dat ook heel goed en dat was leuk. Het is allebei tof! Ik vind het altijd zo vreemd dat er aparte podia zijn voor aparte muzieksoorten. Het is toch gewoon een muziekhuis? Ik vind het altijd leuk om muziek te spelen op de beste locatie die er is. Ik zie steeds meer jonge gezichten bij optredens, ik heb wel het idee dat ik een nieuw publiek aanboor. Als je in popzalen speelt, komt er voor een gedeelte publiek dat sowieso wel zou komen, ongeacht de locatie waar je speelt. Er komen echter ook mensen die nu wel komen omdat zo’n locatie laagdrempeliger is. Die zal je niet zo snel in het Bimhuis zien.’ JASPER VAN VUGT
47
De nieuwe wegen van de
DUTCH
NU JAZZ
MOVEMENT Jazzpodia worden steeds schaarser, waardoor het aantal optredens voor jazzmuzikanten danig afneemt. Muzikanten uit de ‘nu jazz’-scene maken gebruik van elementen als beats, dancegrooves en elektronica, die naadloos bij de popcultuur aansluiten. Is er voor de vertegenwoordigers uit dit relatief jonge segment van de jazz plaats op de Nederlandse poppodia? TEKST EN FOTO’S: ANDRÉ DADI
De Dutch Nu Jazz Movement werd begin 2006 opgericht door de bands Monsieur Dubois en State Of Monc met als doelstelling de Nederlandse nu jazz op de kaart te zetten, te versterken en te expanderen. Later sloten de Flowriders en The Jazzinvaders zich bij deze beweging aan. Onder het motto ‘samen staan we sterk’ bundelden ze hun krachten, met als dagelijkse taak het aanboren van nieuw publiek in binnen- en buitenland. Zo hebben zij een gezamenlijke database en voeren ook samen hun promotie, zodat er een groter geheel in beweging komt dan de som van de bands afzonderlijk. Daarnaast floreert er een bijzonder vruchtbare creatieve uitwisseling binnen de Dutch Nu Jazz Movement. Ze remixen elkaars tracks, wat te horen zal zijn op een in februari te verschijnen cd, gebruiken elkaars studio’s en doen regelmatig sessies met elkaar. Dat deze overkoepelende organisatie haar vruchten afwerpt blijkt uit de showcases die de Dutch Nu Jazz Movement vorig jaar in Berlijn en Hamburg heeft gedaan. Bovendien is het gebleken dat de samenwerking met instanties als Jazz Impuls en Muziek Centrum Nederland een stuk makkelijker wordt. Tijd voor een rondetafelgesprek. De Dutch Nu Jazz Movement stuurde een delegatie waaronder Monsieur Dubois-toetsenist Maarten Meddens, State Of Monc-programmeur Hielke Praagman, The Jazzinvaders-drummer/
48
producer Phil Martin en bestuurslid Erik van der Liet naar het Rotterdamse poppodium Rotown, waar zij werden verwelkomd door programmeur Joey Ruchtie, die niet alleen daar, maar ook over de agenda’s van WATT en Noorderslag de scepter zwaait. Inzet van het gesprek was of er plaats is voor jazz op de Nederlandse poppodia.
INTERESSE
Waarom is er zoveel interesse vanuit de jazzhoek om op poppodia te spelen? Hielke: ‘Zowel jazz- als popbands willen graag zo vaak mogelijk spelen. Er is een soort mainstream jazzstroming gekomen die ervoor heeft gezorgd dat er opeens meer belangstelling voor jazz is. Al was het alleen maar door Jamie Cullum en Wouter Hamel. En dat noemen mensen dan jazz, maar voor mijn gevoel is het gewoon pop.’ Maarten: ‘Het is echt een enorme liefhebberij om een jazzclub levend te houden. Een groot aantal van die clubs is de afgelopen jaren verdwenen. Je moet spelen, dus noodgedwongen kom je bij de poppodia terecht.’ Phil: ‘Het is een jong publiek dat naar poppodia en festivals gaat. Ik denk dat het belangrijk is dat wij dat publiek bereiken, omdat wij dat kunnen met onze muziek. Onze muziek is meer dan luistermuziek, het is
Met de klok mee: Phil Martin (met groen shirt, Jazzinvaders), Hielke Praagman (State Of Monc), Erik van der Liet (bestuurslid DNJM), Maarten Meddens (Monsieur Dubois), André Dadi (uw verteller) en Joey Ruchtie (programmeur Rotown, Watt en Noorderslag).
Jamie Cullum en Wouter Hamel hebben ervoor gezorgd dat er opeens meer belangstelling voor jazz is. Maar voor mijn gevoel is het gewoon pop (Hielke Praagman)
ook dansbare muziek. Het is niet alleen jazz, maar ook funk, groove en elektronica. Al die elementen komen ook in popmuziek voor. Wij gebruiken dat weer op een jazzbenadering. Dat sluit heel erg aan bij de popcultuur.’ Joey: ‘Een poppodium bestaat voor popcultuur. De benadering van muziek beleven is totaal anders binnen de popcultuur dan in het klassieke jazzsegment. Er zijn artiesten die heel anders in een Blue Note-club zouden spelen dan in een goor jeugdhonk. Wel dezelfde muziek, maar een compleet andere benadering van het publiek.’ Hielke: ‘Genoeg podia, zoals Paradiso, de Melkweg en de Effenaar, programmeren al jaren jazz. Ik denk dat een poppodium
programmeert waar vraag naar is. Natuurlijk heeft een programmeur invloed op waar vraag naar is, maar het publiek bepaalt door zijn koopgedrag of zijn gedrag op internet wat er op de poppodia komt te spelen. Als mensen zijn geïnteresseerd in jazz of jazzgerelateerde muziek, dan komt dat dus ook op een poppodium terecht.’ Joey: ‘Daar zit een kern van waarheid in. Het aantal beschikbare speelplekken voor jazzgerelateerde artiesten loopt terug. De popcultuur is grensoverschrijdend en zoekt altijd een grijs gebied op. Waar liggen de grenzen van de popbeleving? Ik denk dat sommige artiesten in beide werelden thuishoren. New Cool Collective is daar een
goed voorbeeld van en The Jazzinvaders ook. Ik moet wel zeggen dat het voor mij anders werken is met jazzartiesten dan met popartiesten. Jazzartiesten komen uit een meer gesubsidieerde cultuur. Ik was bezig met Five Corners Quintet voor Rotown en zij wilden heel graag voor een rockpubliek spelen, maar de offers die ik daarvoor moest doen waren niet in verhouding tot wat ze waard waren. De agent zei dat ze er nog niet aan toe zijn, want ze zijn gewend aan een gesubsidieerd circuit waar ze 250 à 300 euro per persoon kunnen aftikken.’ Hielke: ‘Een paar maanden geleden hebben wij een discussie gevoerd bij een Jazz Impuls-overleg waar een groot aantal
49
ANTON GOUDSMIT
Govert Driessen
‘Met Ploctones staan we dit weekend in het Burgerweeshuis [in Deventer]. We zijn flink bezig met het spelen in het clubcircuit. Die zalen nodigen ons nu zo’n jaartje of drie uit en er wordt ruchtbaarheid aan gegeven. Dat is mooi. Het aantal jazzpodia in Nederland is flink geslonken sinds het opblazen van de Stichting Jazz in Nederland. Het is niet verbeterd maar ingestort. Nu is het fantastisch dat het wordt aangevuld met poppodia. Het enthousiasme van de medewerkers in popzalen is te gek. Er heerst een heel erg rock & roll-gevoel met volle ijskasten met bier. Dat maakt het tof om daar te spelen. Het zou sowieso mooi zijn als er meerdere speelplekken komen. Of er in de popzalen ook animo is voor jazz-jazz vraag ik me af. Wel is het zo dat de grenzen vervagen, een mooi tijdsverschijnsel. Ploctones is puur een jazzbandje dat de grenzen met funk opzoekt. We zijn van de patatgeneratie, dus ook erg geïnteresseerd in andere dingen. Als we op een poppodium staan spelen we ook anders dan in een jazz-zaal. Bij die eerste doen we één set, bij de tweede twee sets. De akoestiek in een popzaal is vaak gemaakt om te kunnen knallen en daardoor speel je anders. Bovendien heb je vaak te maken met een staand publiek en dat geeft een andere sfeer. Er wordt meer doorheen gepraat. Je set is ook anders opgebouwd, het is meer een streep. Natuurlijk ben ik blij met deze ontwikkeling. Het is nu leuker. Al is het niet zo dat er een heel ander publiek komt. We bereiken wel meer jongeren, en dat is heel erg leuk.’ JASPER VAN VUGT
50
popprogrammeurs aanwezig was. Mede om die reden heb je nu het subsidieplan waarbij het Fonds voor de Podiumkunsten bijlegt op het moment dat een poppodium een jazzband boekt, omdat de bedragen gewoon lager zijn in de popwereld. Toen ging het er ook over dat heel veel jazzbands bestaan uit scharrelmuzikanten die in heel veel verschillende bands tegelijk spelen. Voor alle bands van de Dutch Nu Jazz Movement is dat gewoon niet aan de hand. Er wisselt wel eens iemand, maar het is niet zo dat we met constant wisselende bezettingen spelen.’ Joey: ‘Ik denk dat een punkband of een rockband er nog niet eens kaas van heeft gegeten om over subsidies te gaan praten. In de popwereld is het zo dat je waard bent wat je waard bent. Als je drie- à vierhonderd man trekt, ben je meer waard dan wanneer je vijftig man trekt. Dat is gewoon marktwerking.’ Phil: ‘Maar poppodia hebben toch ook subsidieregelingen?’ Joey: ‘Maar die zijn om verliezen op de exploitatie te dichten. Het is een groot verschil wat we hier bij Rotown doen en wat ze hier om de hoek bij [jazzpodium] Lantaren/Venster doen.’ Phil: ‘Met de Dutch Nu Jazz Movement is het de bedoeling dat we veel sterker staan met z’n allen. Dat we iets waar kunnen maken. Tot nu toe zijn het allemaal selfmade bands. Allemaal gasten die hun eigen muziek willen creëren. De commitment van al deze bands en waar ze voor staan is bijzonder groot. Groter dan bij de gemiddelde jazzband. De commitment voor het bandgevoel is er absoluut.’ Joey: ‘Dat is bij jullie anders dan in het traditionele circuit. Er zijn legio voorbeelden van artiesten bij wie het absoluut zou kunnen werken, maar die toch wel een elitaire hoog- en laagcultuur koesteren. Popmuziek is laagcultuur en wat de schouwburgen en muziekcentra programmeren is hoogcultuur. Het zal nooit uitgesproken worden, maar het is wel zo.’
POPULAIRDER
Je hoort al jaren dat jazz steeds populairder wordt, maar is dat wel zo? Of komt dat doordat jazz, zeker de laatste tijd, steeds meer een verzamelnaam is geworden voor soul, funk, urban, singer-songwriter, blues en wereldmuziek? Hielke: ‘Er is de laatste tijd een aantal artiesten dat zijn publiek bindt aan jazz en erin geslaagd is om grip op die gimmick te krijgen. Jamie Cullum is daar een goed voorbeeld van. Die speelt gewoon standards die eigenlijk elke barpianist elke avond zit te spelen, en hij heeft het voor elkaar gekregen om er een soort gimmick van te maken. Zo iemand zorgt ervoor dat Joep Meloen zegt dat het heel erg goed gaat met de jazz in de wereld.’ Maarten: ‘Men gaat aan de haal met het label ‘jazz’, maar inhoudelijk gezien heeft wat er vanaf de jaren tachtig in de hiphop is gebeurd veel meer met jazz te maken. Die gingen er veel creatiever en dieper mee om dan hoe er nu mee wordt omgesprongen. Nu heeft het meer met lifestyle te maken.’ Phil: ‘Ik denk dat je moet kijken wat jazz de
afgelopen eeuw heeft gedaan. Improvisatie is iets wat in popmuziek veel minder voorkomt. Het gebeurt wel, maar heel veel popacts zijn gewoon ingestudeerde acts. Ik zie Sabrina Starke niet improviseren. Dat zegt overigens niets over de kwaliteit.’ Hielke: ‘Misschien speelt de saxofonist van de band wel een geïmproviseerde solo. Dan heb je net zoveel improvisatie als Jamie Cullum.’ Phil: ‘Maar Jamie Cullum gebruikt meer ingrediënten uit de jazz.’ Hielke: ‘Dan vind ik het weer lastiger dat alles met improvisatie te maken heeft. Het is voor mij heel moeilijk vast te stellen wat nou eigenlijk jazz is.’ Phil: ‘Ik vind jazz altijd vergelijkbaar met een spijkerbroek, het is nooit echt uit. Het kan altijd. Jazz is altijd bij een bepaalde groep populair. Nu zijn het de jonge mensen. Dertig jaar geleden was de dixieland populair bij de veertigers.’ Maarten: ‘Ik denk dat je het politiek moet bekijken. De schrik is weg wanneer je tegen mensen zegt dat je van jazz houdt. Dat maakt het makkelijker om mensen naar een hele nieuwe bak met muziek te laten luisteren. Het begint misschien met Jamie Cullum of iets anders, maar op een gegeven moment ga je naar de rest luisteren.’ Joey: ‘Vanavond gaan er dertienhonderd mensen naar De Dijk in WATT. Ik denk dat geen van die mensen ooit een bandje in Rotown zullen zien, omdat dat veel te diep voor hun is. Als je echt geïnteresseerd bent in popmuziek dan ga je verder. Het staat net zoveel voor lifestyle als jazz. Het gaat filosofisch wel heel diep, maar het heeft te maken met identiteit, wie je bent en hoe je je voelt. Je hebt meisjes op de middelbare school die de ene dag punk zijn en de volgende dag gabber. Het zijn bepaalde factoren die ook met jazz te maken hebben. Die stereotiepe dingen zijn heel erg vercommercialiseerd door radiostations en reclamebureaus.’
DE GRENS
Jazz op de poppodia, waar ligt de grens? Wat moet er wel op en wat moet er niet op? Joey: ‘Je kunt geen jazz-jazz programmeren, je moet een crossover hebben. Het moet een bepaalde dynamiek hebben. Als je traditionele jazz-jazz gaat neerzetten, dan klopt dat gewoon niet. Qua publieke belangstelling, beleving en het is gewoon misplaatst. Daar is het nog veel te vroeg voor. Als je Benjamin hier aan het werk ziet of in De Doelen, dan is het een soort Dr. Jekyll en Mr. Hyde.’ Phil: ‘Pop is een constant bewegende cultuur met trends. Het is belangrijk dat de jazz die op poppodia komt dat ook in zich heeft. Je
Het is helemaal niet erg dat bands teruggaan in de tijd, maar je moet het wel naar nu brengen (Phil Martin)
hebt heel veel traditionele jazz, maar dat is meer teruggaan in de tijd. Het is helemaal niet erg dat bands teruggaan in de tijd, maar je moet het wel naar nu brengen. New Cool Collective is vrij traditioneel, maar ze combineren jazz met afrobeat, latin en funk. Daar zitten veel crossovers bij die in de jaren zestig nog niet zijn gedaan. Het moet jazz zijn die in beweging is en niet jazz die stilstaat.’ Erik: ‘Het moet iets contemporains in zich hebben. Het moet een weerspiegeling zijn van deze tijd. Met die oude jazz heb ik dat niet en vind ik daar ook niet thuishoren. Uiteindelijk gaat het wel om het publiek en hoe breng je het publiek in beweging? Dat zie ik bij de bands van de Dutch Nu Jazz Movement heel vaak gebeuren.’ The Jazzinvaders
ZITPLAATSEN
Is de afwezigheid van zitplaatsen een goed criterium? Hielke: ‘Op een poppodium kunnen we makkelijker hard spelen en met meer dynamiek. In een theater ga je toch een soort luistervariant spelen.’ Maarten: ‘Als we hier zouden staan of op een festival, ga je veel meer op de dancevibe spelen.’ Hielke: ‘Alle muziek van State Of Monc is instrumentaal en het is natuurlijk heel moeilijk om instrumentale muziek op een poppodium te presenteren. Het is heel anders wanneer je een frontman hebt met wie je de teksten kunt meezingen.’ Joey: ‘Voor heel veel mensen is het moeilijk om instrumentale muziek te volgen. Je hebt het gevaar dat mensen snel afgeleid zijn en door je show heen lopen te ouwehoeren, bier bestellen of de zaal verlaten, omdat ze zo nodig moeten pissen. Het vergt een andere state of mind. Het is een ander publiek dan dat wat om kwart over acht in hun stoeltjes gaat zitten, drie kwartier later een kopje koffie in de pauze nuttigt en om half elf weer thuis is. De beleving is heel anders.’
NOORDERSLAG
Op Noorderslag staan Eric Vloeimans’ Gatecrash en Benjamin Herman Quartet geboekt. Beiden ambassadeurs van de Nederlandse jazz, maar daarentegen ook weer zeer voor de hand liggende namen. Waarom? Joey, zogezegd verantwoordelijke voor de programmering van de Nederlandse bands op Noorderslag: ‘Eric Vloeimans’ Gatecrash is een voorbeeld van iemand die het heel erg graag wil. Hij sluit aan bij de hoogcultuur, maar hij wil zelf heel graag openstaan voor de popcultuur. Bij Noorderslag is het echt wel investeren om jezelf te presenteren, want het kost alleen maar geld om daar je ding te doen.’ Hielke: ‘Als je het hebt over de drive om dingen te doen... Eric Vloeimans draait natuurlijk al heel erg lang mee. Gatecrash ligt heel erg in het verlengde van State Of Monc, alleen State Of Monc heeft geen trompettist die regelmatig te gast is bij De Wereld Draait Door en muziek kan spelen voor Martin Bril als die is overleden. Waarmee ik wil zeggen
dat het een soort persoonlijkheidsding is.’ Joey: ‘Noorderslag geeft een actueel overzicht van de stand van zaken in de Nederlandse popmuziek. Het is geen jazzfestival, dus je kunt alleen maar het topje van de ijsberg laten zien.’ Hielke: ‘Ik vind het een heel goed argument, dat het een popfestival is. Als je er dan een aantal jazzartiesten naartoe haalt, zou je ervoor kunnen kiezen om niet de gevestigde orde te kiezen. Terwijl je op popgebied juist probeert om niet alleen maar de mensen te laten spelen die zichzelf al bewezen hebben’. Joey: ‘Ze kunnen ook juist de vaandeldragers zijn.’ Phil: ‘Waar ik een beetje mee zit is... Het is al heel snel Hans Dulfer, Candy Dulfer, New Cool Collective, Yuri Honing en Eric Vloeimans. Ik denk bij Noorderslag aan de nieuwe dingen. Dat hoeven niet zozeer wij te zijn, maar er is nog veel meer aan de hand. Rob van de Wouw komt ook met een fantastische plaat. Waarom staat Rob van de Wouw er niet in plaats van Eric Vloeimans?’ Joey: ‘Noorderslag geeft de actuele stand van zaken weer in de popmuziek, maar er is nog meer dan Amsterdam, Rotterdam en Utrecht. Er zijn ook poppodia in Friesland, in Limburg die helemaal niet gewend zijn om over popmuziek na te denken. In popmuziek heb je een hoop geijkte namen. Als je mijn moeder naar drie popbands vraagt, komt ze met The Beatles, The Rolling Stones en U2. Dat is precies hetzelfde. Popcultuur is vrij hard. Alles op alles, het gaat zoveel om momentum en urgentie. Soms is het heel erg kortetermijngericht. Dat staat haaks op waar jullie voor staan.’ Hielke: ‘We maken niet ieder jaar een plaat. Bij State Of Monc is een plaat echt een groot ding. Iets waar je lang over nadenkt, dat zich moet vormen. Het is heel moeilijk om een urgentie te creëren en het momentum vast te houden. Dat is bij dit soort bands gewoon veel ingewikkelder. Ik denk dat The Jazzinvaders en Flowriders daar redelijk goed in zijn geslaagd, omdat ze ook in het buitenland hebben gescoord.’ Phil: ‘Nederland is eigenlijk te klein voor deze muziek.’
DE BANDS VAN DE DUTCH NU JAZZ MOVEMENT
FLOWRIDERS Flowriders is de band van producer, beatmaker, toetsenist Vincent Helbers. De band combineert hedendaagse akoestische jazz met hiphop, broken beat en elektronica. Vette grooves, listige arrangementen en jazzwise solospel zorgen ervoor dat de band zowel rauw als geraffineerd klinkt. THE JAZZINVADERS Vanaf het moment dat hun debuut Up & Out een instant clubhit werd, hebben The Jazzinvaders de harten van vele muziekliefhebbers geraakt. Phil Martin is het creatieve brein achter deze verzameling topmuzikanten en jazzsolisten. Met de computer als extra bandlid heeft hun muziek een onderscheidend en uniek clubgeluid. MONSIEUR DUBOIS In de loop der jaren heeft Monsieur Dubois een stevige live-reputatie opgebouwd met hun aantrekkelijke mix van junglebeats, souljazz, funk en afrogrooves. Hun stijl heeft zich geëvolueerd tot een unieke crossover die zowel catchy als geraffineerd klinkt en hecht samenspel op hoog niveau laat horen. Honderden optredens in Nederland en in het buitenland leverden een brede fanbase op en bezorgden Monsieur Dubois de status van leidende Dutch Nu Jazz-act. STATE OF MONC Op het scherp van de snede tussen dance, complexe breakbeats en traditionele jazz brengt het State Of Monc-septet rond trompettist Arthur Flink en programmeur Hielke Praagman een uniek geluid. Niet alleen de pers maar ook hun publiek bevestigt dat zij hun muziek hebben getild naar een nieuwe stijl die zich moeilijk laat omschrijven. State Of Monc heeft een muzikaal verhaal te vertellen en dat doen zij met een verbazingwekkende vaart en variatie. Het resultaat is een dynamische sound met de vernuftigheid en soul van jazz, opgepompt met de energie van moderne elektronische muziek.
51
Wij vullen het grijze gebied tussen jazz en pop
Angelique van os
&
Jazzvrouwen in de popwereld
Saskia Susanne Laroo Alt Ze doen alles zelf. Hebben hun eigen label, verzorgen de publiciteit en boeken zelf hun optredens. Het gaat goed met saxofoniste Susanne Alt en trompettiste Saskia Laroo. Ze toeren veel in het buitenland en zijn vanwege hun diversiteit en crossover met popstijlen niet alleen op jazzpodia en festivals te vinden, maar ook regelmatig in het popcircuit. Hoe doen ze dat? In gesprek met twee onafhankelijke powervrouwen. TEKST: Angelique van Os
52
Saskia Laroo draait al heel wat jaartjes mee en is vooral in het buitenland – van Azië en de VS tot Polen – een grote naam op het gebied van jazzfunk, wat ze versmelt met hiphopelementen. Haar muziek is vooral hip en dansbaar, maar ‘Lady Miles’ heeft ook een meer sophisticated en traditionele kant. Laroo is zoveel op tournee dat het haar zeven jaar kostte om haar laatste album, Really Jazzy, uit te brengen. De negentien jaar jongere Susanne Alt is geen onbekende in Europa en in thuishaven Duitsland heeft ze haar eigen fanbase. Als tiener volgde ze een klassieke opleiding, switchte later naar jazz en studeerde in Nederland en Berlijn. Ze won diverse wedstrijden en was met haar Quartet in 2004 finalist van de befaamde Dutch Jazz Competition. Nederland leert Alt pas echt goed kennen door haar derde album, On Track. Dames, het gaat goed met jullie. Allebei spelen jullie veel op zowel poppodia als in jazzclubs en hetzelfde geldt voor het festivalcircuit. In hoeverre is het moeilijker om als jazzmuzikant een plekje te veroveren bij de poppodia? Alt: ‘Ik zie geen verschil.’
knelpunten. De jazzafdeling van Muziek Centrum Nederland doet daartoe bijvoorbeeld een beroep op universitaire onderzoeken en scripties. Het gesubsidieerde systeem dat vanaf de jaren zeventig actief was, is grotendeels verdwenen. De laatste jaren zijn jazzmusici steeds meer op zichzelf – middels eigen ondernemingschap – en de praktijk aangewezen. Dus die tendens verandert, ja. Er is tevens een aantal kleine jazzclubs en cafés dat niet serieus wordt genomen in het officiële circuit, maar zichzelf wel al jaren weet te bedruipen. Een voorbeeld hiervan is Jazzclub Langs De Lijn in Bussum. Een heel toegewijd clubje, waar ook Nederlandse toppers als Tineke Postma optreden. Vroeger was het not done om in dergelijke clubs te spelen, want je moest minimaal een paar honderd euro verdienen en als zo’n club je dat niet kon bieden, dan verpestte je de markt voor anderen. Dat riepen voornamelijk de gezelschappen die subsidiegeld ontvingen. Tegenwoordig ben je als muzikant blij dat je kunt spelen, of het nu een pop- of jazzpodium betreft.’ De reden dat jullie veel op poppodia te vinden
Je moet je constant aanpassen aan de situatie Laroo: ‘Ze vinden het juist leuk dat je als jazzmuzikant op poppodia wilt spelen. Programmeurs moeten toch een bepaalde variatie aanbrengen in hun aanbod.’ Alt: ‘Ik pas me wel aan als ik met de band op een poppodium speel. De bezetting is meer funkgeoriënteerd, soms aangevuld met een dj. Je komt de programmeurs wat tegemoet door het voor hen aantrekkelijk te maken.’ Laroo: ‘Ik pas me ook aan, maar soms willen ze ook wel authentieke jazz, hoor. Ik vraag altijd wat een programmeur wil.’ Alt: ‘Wanneer ik weet op wat voor soort festival ik speel, pas ik vaak mijn repertoire aan op het publiek. Op poppodia en festivals moet je knallen, weinig ballades spelen. Neem het Grachtenfestival in Den Haag. Daar staan allerlei groepen geprogrammeerd die op bootjes een concert geven. Dat is een feest en dan moet je geen luistermuziek gaan spelen. Hetzelfde geldt eigenlijk voor jazzfestivals. Vorig jaar stond ik op het hoofdpodium van Jazz In Duketown in Den Bosch, ook daar kun je geen luistermuziek gaan spelen. Je staat niet in een club waar mensen zitten, maar op een openluchtpodium waar het publiek beweegt. Dan moet je knallen! Daarom zie ik eigenlijk geen verschil tussen het jazz- en popcircuit. Je moet je constant aanpassen aan de situatie.’
Diversiteit
Vinden jullie dat er de afgelopen jaren sprake is van een tendens tussen jazz en pop, met meer crossoverstijlen? Alt: ‘Ja, ik denk vooral dat het een modeverschijnsel is.’ Laroo: ‘Er zijn steeds minder jazzpodia, terwijl het aanbod van musici blijft groeien. Die muzikanten verbreden hun speelmogelijkheden. Daarnaast merken de jazzgeoriënteerde instellingen dat uiteraard ook en onderzoeken nieuwe mogelijkheden en
zijn is de diversiteit van de muziek, die een breed publiek aanspreekt. Hoe kijken jullie daar zelf tegenaan? Alt: ‘Mijn band biedt inderdaad een breed palet van stijlen: van ska tot souljazz en rhythm & blues. Ik heb gemerkt dat het veel studenten aanspreekt. Wij vullen het grijze gebied tussen jazz en pop. Er komen veel hoogopgeleiden naar mijn concerten. Dat hoor ik na afloop, en via de e-mails die ik krijg. Er zitten vaak mensen tussen die zelf op redelijk hoog niveau een instrument bespelen. Of mensen die regelmatig naar het theater gaan.‘ Saskia, in hoeverre heb jij het gevoel dat poppodia jouw muziek aantrekkelijk vinden omdat het dansbaar is en je met rappers werkt? Laroo: ‘Het maakt helemaal niets uit of ik met een meer classy jazzbezetting kom of met rappers. Als de rappers niet mee zijn, rap of zing ik soms zelf en weet ik de aandacht ook vast te houden. Zolang ik het maar op de popmanier benader. Vroeger heb ik veel ervaring opgedaan bij Hans Dulfer en Rosa King. Dat scheelt enorm’ Alt: ‘Dat geldt voor mij eveneens. Rosa leerde me hoe je een publiek enthousiasmeert. Het geheim is, denk ik, dat je ook een beetje zingt. Daardoor is er sneller contact. Hans doet dat al jaren. Hij roept en zingt een lijntje door de microfoon van zijn sax, waardoor hij de tent op zijn kop zet. Dat moet ik ook meer doen. Als instrumentalist help je het publiek jouw muziek beter te begrijpen wanneer je ‘t vocaal ondersteunt. Het wordt persoonlijker. De oren van jazzluisteraars zijn meer ontwikkeld dan die van het poppubliek. Eerstgenoemde heeft die vocale trigger misschien niet meer nodig.’
Op Eigen Kracht
Susanne, in een interview van een aantal jaren geleden zei je dat je eigenlijk niet te
commerciële muziek wilt maken, uit angst dat je te snel met Candy Dulfer wordt vergeleken omdat je ook saxofoon speelt. Is zo’n stukje commercialiteit niet noodzakelijk als je op poppodia wilt spelen? Alt: ‘Nou, mijn mening is wel wat bijgedraaid. Ik geloof in het bereiken van succes op eigen kracht. Muziek moet goed zijn. Ook commerciële muziek kan voldoende kwaliteit hebben. Het voorbeeld van daarnet, over ondersteuning met zang, kan een breder publiek aanspreken. Een jazzpurist kan dit direct bestempelen als commercieel. Ik vind het prima om mijn publiek daarbij te helpen, dat maakt me – omdat ik sax speel en meer entertain – geen nieuwe Candy Dulfer. Ik heb mijn eigen stijl. Zolang commerciële muziek puur en eigenzinnig blijft, zoals Kyteman bijvoorbeeld, vind ik daar weinig mis mee.’ In hoeverre zijn de poppodia bereid jazzmuzikanten te programmeren? Laroo: ‘Nou, ik vind de programmeurs best flexibel. Ze zijn weliswaar niet geïnteresseerd in elke jazzstijl, toch is de interesse vrij breed. Uit tijdgebrek lukt het me niet om al die programmeurs actief te benaderen. Gelukkig weten ze mij vaak te vinden, en weten ze wat ze in huis halen.’ Alt: ‘Popprogrammeurs lopen trouwens voor op hun jazzcollega’s. Ze zijn actiever, kunnen beter met de moderne internetmogelijkheden omgaan. Zoeken actiever op YouTube, willen meer ontdekken. Ze zijn beter op de hoogte van wat er speelt. Ik heb het gevoel dat jazzprogrammeurs veelal hetzelfde rondje maken en dezelfde musici uitnodigen. Er zijn overigens bands die ik echt niet op een poppodium zie staan. Die heel ingetogen spelen of totaal geen interactie hebben met het publiek. Tenzij ze een grote schare fans hebben opgebouwd. Binnen de popwereld zijn er immers voldoende groepen die zwaarmoedig, serieus of ingetogen klinken en toch veel optreden. Het zou trouwens leuk zijn als er meer kruisbestuivingen tussen jazzmusici en popmuzikanten plaatsvonden, zoals een tijd geleden Pat Metheny optrad met Ilse DeLange. Of Christina Aguilera met Herbie Hancock samen op een podium. Als dit vaker gebeurt, krijgen mensen misschien beter door dat het om muziek gaat en niet om genres.’ Wie zouden er volgens jullie uit de jazzscene op de poppodia moeten staan? Laroo: ‘Rita Reys en Hans Dulfer! Dulfer speelt nog steeds als een jonge hond de boel plat.’ Alt: ‘Ja, Dulfer krijgt het zelfs met zijn 69 jaar voor elkaar dat een hele tent of een plein staat te swingen, terwijl jonge musici vaak te veel bezig zijn met bladmuziek en snelle nootjes. Op de Dulfer-manier heeft een kruisbestuiving zin. Wel vind ik het jammer dat programmeurs erg achter elkaar aan lopen. Er is veel vriendjespolitiek. Dat vind ik te makkelijk en jammer voor het talent dat verdient om zowel op jazzfestivals als op poppodia te staan.’ Beiden: ‘Wij redden ons wel en kunnen zonder arrogantie zeggen dat we alles op orde hebben, waar of voor wie we ook optreden.’
53
54
Kyteman
&Vloeimans
Conversatie voor twee trompetten Valt er makkelijk een brug te slaan tussen jazz en pop? Zijn jazzoptredens voor een poppubliek een stuk aantrekkelijker dan menigeen denkt? Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen beide genres? Wie kunnen we dit onderwerp beter voorleggen dan de succesvolste trompettisten die Nederland rijk is. De ĂŠĂŠn, de jeugdige Kyteman alias Colin Benders, beweegt zich met zijn Hiphop Orkest in popkringen. De ander, Eric Vloeimans, wordt tegen wil en dank in de jazz ondergebracht, ook met zijn soms stevig rockende groep Gatecrash. Tussen beide heren bestaat een connectie, deze wordt gaandeweg het verhaal wel duidelijk. Een ontmoeting tussen Kyteman en Vloeimans. TEKST: TOM ENGELSHOVEN BEELD: GOVERT DRIESSEN
55
Kyteman begint met een verklaring: ‘Mijn muziek is een fusie van de vrijheid van jazz en de ongepolijstheid van hiphop. Om die twee kernelementen vlechten we de muziek. Een strikt jazzgeluid is bij ons vaak ver te zoeken, ik doel vooral op het improvisatiegedeelte en het onvoorspelbare van de jazz.’ Je hebt bij popbands als Voicst en Relax gespeeld. Heb je ook met jazzmuzikanten gespeeld? ‘Jawel. Ik heb wel jazz gedaan. Ik zat bij The New Dutch Jazz All Stars Big Band. Dat was in Den Haag en ik was twaalf of dertien jaar oud. Hartstikke leuk. Samen met allemaal klasgenoten van me. Ik zat toen net op het conservatorium en we deden een show op North Sea Jazz, in de entreehal. Heel tof. Vooral omdat de jamsessie die volgde een van de leukste was die ik ooit heb meegemaakt. Roy Hargrove en Herbie Hancock deden mee, Wynton Marsalis kwam uit zijn kleedkamer gerold om iets te zingen. Tijdens die slotjam in het Bel Air Hotel kruipt echt iedereen het podium op. Soms kropen wij het podium weer af, uit respect voor wat daar gebeurde. Maar soms spring je er gewoon bij. Voor de rest heb ik niet met jazzformaties meegespeeld. Ik ging op zoek naar een ander geluid. Ik zocht een andere invalshoek om muziek te benaderen. Dat werd hiphop.’ Zag je jazz als iets voor oude mensen? ‘Nee, zeer zeker niet. Jazz heb ik altijd gezien als mijn grondwet voor muziek. Vanwege de ultieme vrijheid die erin zit. Het was Eric Vloeimans die mij aan het eind van mijn studie leerde dat de jazz niet ligt in het geluid, maar vooral in de hele mentaliteit die eromheen hangt.’ Eric vloeimans, jij hebt ook een popverleden. Jij hebt in I’ve Got The Bullits gezeten en bij Doe Maar gespeeld. Vloeimans: ‘Doe Maar nodigde mij uit bij hun concerten in De Kuip [10 en 12 juli 2008]. Daar heb ik als solist meegedaan. Erg leuk. Ze gaven me alle ruimte. Tijdens een solo mocht ik op een catwalk van vijftig meter lopen. Lang, man! Dan sta je daar tussen het publiek en doe je met je trompet woew. En dan zie je dat hele stadion met 35.000 man woew meevoelen. Ik weet nog dat ik extra langzaam gelopen heb. Ik wilde er ten volle van genieten. Dat is continu klaarkomen.’
EIGEN CULTUUR
Uitvergrote persoonsverheerlijking past goed in de popwereld, terwijl de jazz nog steeds wordt geassocieerd met rokerige kroegjes, waar elke noot die je speelt op de vierkante millimeter intellectueel wordt bestudeerd. Vloeimans: ‘Nee, dat beeld is achterhaald. Ik ben nou 46. Toen ik twintig jaar geleden begon, zaten er alleen maar pijprokende mannen van middelbare leeftijd in de zaal. Het clichébeeld. Toen was er geen lekkere meid te bekennen. Tegenwoordig wel, en ik ben daar heel blij mee. Maar ik heb wel de discussie aan mijn staart hangen of ik eigenlijk wel jazz speel. Ik zeg altijd: noem mij alsjeblieft maar geen jazz-trompettist. Het interesseert mij niets of mijn muziek met Gatecrash nu jazz is of niet. Ik wil gewoon mooie muziek maken. Er zitten jazz- en popelementen in. Hoe die muziek heet, ik weet het niet. Het moet altijd
56
worden gecategoriseerd. Met name, excusez, door de journalistiek. Die heeft dat nodig. Dat geeft niet, dat snap ik ook wel. Maar ik denk: laat andere mensen mijn muziek maar categoriseren, ik heb er geen zin in.’ In de popwereld beheersen acts vaak een kunstje. Andere acts proberen dat kunstje dan weer te overtreffen. De eenduidigheid is bij popbands doorgaans groot. Terwijl een ‘jazz-trompettist’ als Eric Vloeimans wel twintig projecten tegelijk doet, en allemaal anders. Kyteman: ‘Dat is een heel groot verschil tussen deze twee werelden. Bij pop is het vaak een soort King Of The Hill-spelletje. Het gaat meer om de competitie dan om de muziek. Muziek als sport: wie is de coolste in een bepaald subgenre? Je hebt bijvoorbeeld de kernelementen van punk: wie heeft de grootste hanenkam, wie heeft het minste inhoud in z’n teksten, wie ragt het hardst en dan is het: welke band is toffer? Wie mag zich koning van de berg noemen? Bij de jazz is het juist: laat die hele berg maar zitten, wij gaan het weiland in. En daar gaan ze dan alle hoeken verkennen.’
Vloeimans: ‘Nou, er is ook een heleboel competitie in de jazzwereld. Maar dat is nou precies de jazz die ik níet speel. Even een stukje geschiedenis: Jazzmuziek komt uit Amerika, daar is iedereen het wel over eens. Vervolgens heeft de Amerikaanse jazz zich decennia lang verspreid over de hele wereld. Op een gegeven moment is iedereen daar vanuit zijn eigen invloeden dingen mee gaan doen. Dat is heel erg leuk. Iedereen heeft wel iets met z’n eigen cultuur en dat kun je loslaten op jazz. In Europa is het bekendste verschijnsel denk ik wel het ECM-label. Het label is van Manfred Eicher, een Duitser woonachtig in München. Het is gewoon een stijl op zich geworden, dat ECM. Klassieke invloeden, ruimtelijke improvisatie met een specifiek soort galm van dertig seconden. Beetje pretentieus, ook vaak langzaam en traag. Heel mooie dingen! Ik voel me daar wel toe aangetrokken. Met jazzmuziek kan je dus andere muziekculturen onderzoeken. Als ik met flamencogitarist Eric Vaarzon Morel samen improviseer, vervul ik met mijn trompet de rol van de flamencozanger.
Helemaal niks en tegelijkertijd alles. Dat is het geniale: met een paar noten heel veel bereiken (eric vloeimans) Speel ik met Ramon Valle uit Cuba, dan neemt hij zijn hele Cubaanse geschiedenis mee. Allemaal akkoorden en melodieën die je lekker met jazzmuziek kan vermengen. Het vermengt zich zo ongelofelijk met elkaar dat ik ook niet kan zeggen dat ik flamenco speel of Cubaanse muziek, het is allemaal een mengvorm. Ik weet wel dat ik geen bebop of hard bop speel. Ik speel dus helemaal geen jazz, zoals de jazzmuziek in Amerika oorspronkelijk bedoeld was. Ik was laatst in New York op het Font Festival, Festival Of New Trumpet. Ik stond samen met [de Canadese trompettiste] Ingrid Jensen op het podium en ik vraag: Wat zullen we spelen? Ze zegt: Eric, let’s do our
own thing, it’s 2009, it’s not 1955 anymore! Ja, inderdaad, het is nu. Inmiddels is jazz is een woord an sich geworden, dat van alles kan betekenen. Jazzfestivals zijn halve popfestivals geworden. Prima. Als de mensen eerst naar een grote popact gaan kijken en ze komen daarna mijn zaal binnen, dan kan ik ze pakken. Anders hadden ze mijn muziek misschien niet eens gezien. De overstap andersom, jazzacts programmeren op popfestivals, gaat minder makkelijk. Maar met Gatecrash kan het best. Dat weet ik uit ervaring. Ik heb een paar keer met Spinvis gespeeld. Ferry Rosenboom van Excelsior nodigde me uit op een rockfestival in Utrecht. Daar zie ik dat mensen die naar nieuwe popmuziek luisteren mijn muziek ook leuk vinden. Er is een soort raakvlak.’
CHANSON
Colin, jij hebt op het conservatorium les gekregen van Eric, wat heb je van hem geleerd? Kyteman: ‘We hebben veel gesprekken gehad over muziek. Vaak was het meer praten dan spelen, eigenlijk. Daar was ik
destijds erg aan toe. Ik weet nog de eerste les, toen ik binnen stapte. Hij zei: Alle loopjes en lijntjes die je hebt geleerd, kun je allemaal vergeten, want we gaan opnieuw beginnen. Vervolgens ging het over gevoel. Bijvoorbeeld dat melancholisch spelen zoveel meer is dan alleen maar een droevig liedje spelen.’ Ik hoor wel overeenkomsten in jullie trompetgeluid, een nummer als Sorry van Kyteman heeft een warm emotioneel geluid dat je ook bij Eric terughoort. Kyteman: ‘Als er een overeenkomst is in geluid, dan is dat voor mij een grote eer, en tegelijkertijd een signaal dat ik nog even verder moet werken. Ik vind het trompetgeluid dat Eric neerzet echt fenomenaal. Maar: dat is Erics geluid. En ik moet mijn eigen geluid hebben. En dat moet ik niet doen door Eric te imiteren.’ Vloeimans: ‘De overeenkomst zit ‘m niet in het feitelijke geluid. Colin en ik worden ineens vaak aan elkaar gekoppeld. Dat is niet voor niets. Ik bedoel dit niet arrogant, maar het had in mijn capaciteit kunnen liggen om zo’n stuk als Sorry te schrijven. Zoals het in Colins capaciteit ligt om een stuk van mij te schrijven. We delen een bepaalde state of mind. Ik zou je mijn stuk Orbit [te vinden op het recente Gatecrashalbum Heavensabove] wel eens willen laten horen. Toen ik het had opgenomen zei mijn producer: Het is eigenlijk helemaal niks en tegelijkertijd is het alles. En dat is Sorry ook. Er is bijna niks aan informatie, en dat is juist het geniale van dat nummer: met een paar noten heel veel bereiken. En ik weet: ik kan dat ook, met heel weinig noten iets schrijven. Ik schrijf gewoon een paar noten op en ik heb ineens een – van de week nog gedaan – soort Franse chanson geschreven. Ik zou het zo aan Wende Snijders kunnen geven.’ Ik moest bij jullie allebei ook denken aan de oer-Hollandse trompetgeschiedenis van De Gebroeders Brouwer [trompetduo uit de jaren zestig en zeventig uit de stal van Pierre Kartner]. Vloeimans: ‘Dat had ik nou gehoopt dat je dat niet zou zeggen.’ Sorry is toch ook een oer-Hollandse tranentrekker? Vloeimans: ‘Sorry, ik vind Sorry… we praten wel over een niveauverschil. Je kunt ook Vader Abraham en de Smurfen op trompet spelen en vervolgens in tertsen gaan zetten. Maar ik vind dat iets anders dan Sorry. Ik heb niks tegen De Gebroeders Brouwer. Maar het is alleen mijn ding niet, net zo goed als Jantje Smit mijn ding niet is. De enige overeenkomst is dat De Gebroeders Brouwer ook trompet speelden. Maar ik schaam me niet voor drama, ik schaam me niet voor mooi, ook niet voor geilheid, ik schaam me niet voor ranzigheid. Ik denk gewoon dat trompet daar een heel mooi instrument voor is. Je kunt er enorm geil op spelen, maar ook keiharde hardrock. En je kunt er kleine meisjes mee laten huilen.’
57
CHANGEZ!
Ik dacht dat Gatecrash een jazzrockproject was, om het rockpubliek omver te blazen. Maar het blijkt dat je laatste plaat Heavensabove vooral heel spiritueel is. Vloeimans: ‘Er zitten spirituele kanten aan. Maar we hebben ook rocknummers. Pedal To The Medal rockt hard, hoor. Ik vind: een plaat is een soort symfonie, die verloopt ook niet de hele tijd in hetzelfde tempo. Er hoort wat rubato in en dan gaat het ergens naar een climax toe et cetera. Zo ben ik een beetje aan het schilderen met klanken en kleuren. Dat hoor je dus door de hele plaat heen. Er is niks wat ik zo dodelijk vind als jazzmuziek op de automatische piloot. Vijftien jaar geleden speelde ik ergens in België. Er was een dame aan het dansen, een tikje tipsy. Ik was net iets te lang met een stuk bezig en toen riep zij: Changez! Dat raakt exact de kern voor mij. Je moet weten hoe lang iets moet duren. Maar ik zoek ook in al die verschillende sferen een eenheid van geluid. We doen niet even een rocksoundje en dan eens wat spiritueels. Alles moet bij elkaar passen.’ De functie van het album is in de jazz anders dan in de pop. De intentie van de maker lijkt anders. Kyteman: ‘Ik wilde met mijn plaat The Hermit Sessions periodes proberen vast te leggen. En mijn gevoel in die periodes. Ik heb dat gedaan met de middelen die ik op dat moment had. Die waren dusdanig beperkt dat ik er niet meer kon uithalen dan wat de software toeliet. De reden dat die plaat niet is wat we nu live doen is simpel: als je niet eens geld hebt om rijst te eten, dan heb je al helemaal geen geld om een orkest in te huren. Zodoende kwam ik uit op een plaat gebaseerd op plastic, maar
met alles wat ik er als mens emotioneel aan toe kon voegen. Het is waar dat het tien keer meer een popplaat is dan dat het een jazzplaat zou kunnen zijn, al is het maar omdat elke noot op mijn plaat vastligt. Alles is voor honderd procent uitgedacht, zelfs de toevalsmomenten. Als ik een jazzplaat zou opnemen, had ik lang niet alle controle op die manier willen vasthouden.’ Er lijken twee dingen simultaan aan de hand. In de jazzwereld wil men graag een poppubliek bereiken. En de popwereld gaat gebukt onder een overmaat van regeltjes en verwachtingspatronen die artistiek avontuur tegenwerken. Kyteman rebelleert terecht tegen die hokjesgeest. Kyteman: ‘Als popmuzikant wordt van je verwacht dat je de mensen brengt wat ze van je verwachten. Daar zit bijna geen ruimte voor verrassing. The Killers hebben een hard rockende plaat gemaakt. Dus moeten ze dat op het podium ook precies zo brengen, inclusief de gitaarsolo op die plek in dat liedje, zodat iedereen de handen tegelijk de lucht in kan doen. Marktcontrole! Het draait om het feest der herkenning. Als jazzmuzikant heb je als voordeel dat de luisteraars verrast willen worden. Ze willen juist niet exact die solo horen. Ze willen het moment meemaken waarop je jezelf overstijgt. In popzalen moet je het publiek bijna opvoeden. Zodat ze niet al gaan schreeuwen drie seconden voor je nummer is afgelopen. Ik vind applaudisseren een compleet loze dierlijke uiting. Je speelt een stuk, iedereen houdt zijn adem in en dan is het afgelopen en het eerste wat er uit het publiek komt is: WRAA! Het complete spiegelbeeld van wat de muzikanten net daarvoor hebben gedaan. De grootste eer die
Ik zeg altijd: noem mij alsjeblieft maar geen jazz-trompettist (Eric Vloeimans) ik met spelen heb gevonden is als mensen aan het eind van een nummer op z’n minst nog drie seconden stil blijven voor ze iets van geluid durven maken.’
UITSTRALING
Het jazzpubliek is ook geconditioneerd: dat eeuwige beleefde geklap na een solo, en niks mogen zeggen tegen een medebezoeker wanneer er gespeeld wordt. Vloeimans: ‘Door de muziek heen praten vind ik zeer storend. Waar dat gebeurt, wil ik bij voorkeur niet spelen. Dizzy Jazzcafé in Rotterdam is een bende van keihard pratende mensen. Wat moet ik daar? Dan kan ik beter iets anders gaan doen.’ Denk je dan niet: ik ga die gasten eens even ondersteboven beuken met mijn muziek? ‘Nee, ik weiger tegen mensen op te spelen. Dat geeft namelijk agressie: ik ram alles ondersteboven. Nee, ik doe gewoon mijn ding en dat doe ik zo intens mogelijk. En meer niet. Dan spelen wij lekker met de band voor onszelf. Ik heb dan geen zin om mijn energie uit mijn lijf te persen om dat soort mensen toch te boeien. Dat is louter paarlen voor de zwijnen.’ Heb jij met Gatecrash of een van je andere jazzprojecten ooit in Paradiso gespeeld? ‘Nee.’ Het is toch raar dat Eric Vloeimans nooit in poptempel Paradiso heeft gestaan. ‘Zou je zeggen, hè? Misschien heb ik me nog onvoldoende in die richting gepresenteerd. Ik ben niet zo goed in marketing. Ik voel wel dat het die kant opgaat, maar Colin is veel duidelijker. Jij noemt je band een hiphoporkest, er staan mensen te rappen, jullie staan al met hippe petjes op, dat heeft een bepaalde uitstraling. Dat is precies waarom je zo’n band boekt. Buiten de inhoudelijke kwaliteit dan natuurlijk, hé! Ik heb mezelf al gepresenteerd als jazztrompettist. Dus wordt mijn muziek door sommige mensen nog voor moeilijk versleten. Maar als ik mijn moeder op een gegeven moment voor het podium zie dansen, dan denk ik: nou volgens mij gaat het wel goed. Die staat op haar tweeënzeventigste met haar kont te wiebelen, weet je wel.’ Hebben jullie wel eens samengespeeld? Kyteman: ‘In de les. Maar nooit op een podium.’
WEDSTRIJD
Vloeimans: ‘Ik moet even terugschakelen. Het conservatorium is een vrij geconditioneerde gemeenschap waar een grote politiemacht – de jazzpolitie noemen we die – in de gaten houdt hoe alles zou moeten. Die houdt zichzelf in stand en heeft geen moer te maken met de werkelijkheid.
58
Kijk voor complete concertagenda, artiesteninfo en allerlei acties op www.jazzonstage.nl.
Deze podia hebben hun interesse getoond voor het initiatief Jazz On Stage: 013, Tilburg Burgerweeshuis, Deventer De Gigant, Apeldoorn De Kelder, Amersfoort De Vorstin, Hilversum Luxor Live, Arnhem LVC, Leiden Mezz, Breda Nieuwe Nor, Heerlen Paard, Den Haag Perron 55, Venlo Poppodium Brogum, Zierikzee P60, Amstelveen Simplon, Groningen Sugar Factory, Amsterdam Watt, Rotterdam
Colofon
Colin kon zich daar niet aan conformeren. Ik kan dat ook moeilijk. Colin was uiterst ongedisciplineerd. Maar misschien had dat wel een reden. Hij was toen al bezig met Relax en vrij succesvol. Ik voelde heel erg dat het met Colin ergens anders naartoe ging. Ik denk dat ik louter inzichten gegeven heb, maar in feite heb je het jezelf geleerd. Als autoriteit op het conservatorium dacht ik wel: deze jongen moet ruimte hebben om iets anders te doen en ik moet hem duidelijk maken dat het conservatorium voor hem ook niet meer is dan een soort supermarkt, waar je goedkoop kunt studeren. Volgens mij moet je gewoon van het conservatorium af! Want daar ligt jouw waarheid niet. Jij bent een jongen die het gewoon op de straat moet leren, met alles wat je daar tegenkomt. Daar kom je informatie tegen die jij nodig hebt om te leren in het leven. Ik ging door met lesgeven en verloor Colin uit het oog. Een paar jaar later, hoorde ik van een zekere Kyteman. Ik wist helemaal niet dat het om jou ging. Dat hoorde ik pas weer later. Ik dacht: wat goed zeg! Ik werd zo blij, alsof ik een cadeau had gekregen. Verdomme, hij heeft het gewoon geflikt, geweldig! Nee, ik vind het helemaal niet erg om aan Colin gelinkt te worden. Wij zijn al een keer gevraagd door De Wereld Draait Door. Alleen dat vond ik een verkeerde insteek. Ze wilden ons voor zo’n ‘wedstrijd’ zoals Han Bennink en Cesar Zuiderwijk hebben gedaan. Matthijs van Nieuwkerk gaat dan met een fluitje zitten en dan moet jij eerst spelen en dan de ander. Vervolgens wordt beoordeeld wie de beste is en die krijgt dan wat. Ik zei: Ik wil best met Colin spelen, maar niet tegen hem. Toen begonnen ze
over leraar en leerling en toen had ik iets van: Dat gaat mis met dat programma, dat gaat gewoon niet goed. Het gaf mij geen goed gevoel.’ Kyteman: ‘Ik heb een ander plan. Het komende jaar gaan we met de groep een onderzoeksperiode in. Ik wil met mijn groep heel erg gaan onderzoeken wat muziek als conversatie nu eigenlijk is. Het spreken via je instrument, met elkaar, tegen elkaar en door elkaar. Ik wil vragen of je daar een keer mee wilt komen doen, om met de groep te klooien. Kijken of je ze daar een hoek in kan sturen.’ Vloeimans: ‘Wat leuk, man. Cool! Maar voor Jazz In Duketown wilden ze ons ook al heel erg graag aan elkaar koppelen. Op een groot podium! Ik kan me voorstellen dat ik jou bij Gatecrash uitnodig, met een rapper erbij van je band. Maar het kan ook zo zijn dat ik bij jou wordt uitgenodigd. Dat ligt bij mij open.’
Eric Vloeimans’ Gatecrash live:
4 jan: Chassé Theater, Breda 1 1 5 jan: De Doelen, Rotterdam 1 6 jan: Theater De Lawei, Drachten 1 6 jan: Noorderslag, Oosterpoort, Groningen, 2 1 jan: Theater De Regentes, Den Haag 2 2 jan: De Kolk, Assen 2 3 jan: Theater Het Klooster, Woerden 2 8 jan: Theater De Hanzehof, Zutphen 5 feb: Theater De Junushof, Wageningen 6 feb: Theater Korzo, Den Haag 1 9 feb: Oosterpoort, Groningen 1 1 feb: Kennemer Theater, Beverwijk 1 2 feb: Paradox, Tilburg
Jazz On Stage is een initiatief van Jazz Impuls, Buma Cultuur, Muziek Centrum Nederland, Vereniging Nederlandse Poppodia en -Festivals en Bureau Promotie Podiumkunsten.
Uitgever/Hoofdredactie Paul Evers Eindredactie Koen Poolman Vormgeving/lithografie Susan Leliveld, Houke Media Medewerkers André Dadi, Tom Engelshoven, Alex van der Hulst, René Megens, Angelique van Os, Jasper van Vugt Fotografie Merlijn Doomernik, Govert Driessen, Jos Kottmann, Angelique van Os, RVDA, Hans Speekenbrink, Speer, Fred van Diem Met dank aan:
© Copyright 2010. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of welke andere wijze dan ook zonder vooraf schriftelijke toestemming van de uitgever.
59