3 minute read

Predatie: Van de sluwe vos tot het kleine patrijskuiken

Wanneer je aan predatoren denkt, denk je waarschijnlijk meteen aan soorten zoals vossen en kraaien. Soorten als de koolmees, de patrijs, de grutto of de groene kikker, komen misschien niet meteen in je op. Nochtans zijn deze soorten ook predatoren van insecten en andere ongewervelden. Predatoren zijn over het algemeen dieren die actief op andere dieren actief jagen voor voedsel. De meeste predatoren vallen trouwens zelf ten prooi aan soorten die hoger staan in de voedselketen.

Advertisement

Ieder beestje zijn eigen stekje?

Verder kunnen predatoren opgedeeld worden in generalisten en specialisten. Specialisten hebben zich toegespitst op één enkele prooisoort of groep en hun populatie volgt dan ook de populatietrend van hun prooi. Generalisten daarentegen zijn soorten die eten wat ze kunnen vangen en zijn dus in staat ook te leven van andere voedingsbronnen zoals wilde bessen of achtergelaten afval van mensen.

Veel predatoren zoals vossen, steenmarters en insectenetende vogels hebben een territorium dat ze op zijn minst verdedigen tegen soortgenoten. De grootte van dit territorium hangt meestal af van het voedselaanbod in dat gebied. Zo wees onderzoek uit dat het territorium van bv. stadsvossen in Bristol ongeveer 30 ha bedraagt, dat van vossen in landbouwgebied in Midden-Engeland tussen de 100 en 200 ha en dat van vossen in het kale hoogland van Noord-Engeland maar liefst 1.000 ha! Eens de territoria in een gebied zijn ingenomen, is ook het maximaal aantal van predators bereikt voor dat gebied. Nieuwe jongen worden daardoor verplicht om weg te trekken om hun eigen territorium te zoeken.

Zwarte kraaien en sommige andere soorten zijn sociale dieren en hebben zich volledig aangepast aan de mens. Zij eten naast hun prooien ook van gewassen en menselijk afval. Hun aantal hangt enkel en alleen af van het voedselaanbod.

Een apart geval zijn huiskatten en verwilderde katten – niet te verwarren met de combinatie zijn door intensifiëring van de landbouw zo goed als verdwenen. De combinatie van deze types vegetatie is zeer belangrijk voor de patrijs omdat ieder type vegetatie een andere functie heeft.

De haag dient bijvoorbeeld als schuilgelegenheid tegen predatoren. De verruigde vegetatie langs de heg wordt gebruikt om te broeden en eveneens om te schuilen voor predatoren. De kruiden- en bloemrijke vegetatie zijn nodig voor de kuikens om er naar insecten te zoeken. Kuikens van patrijzen moeten direct na het uitkomen zelf op zoek naar voedsel. Ontbreekt er één van deze vegetatietypes of is deze maar in beperkte mate aanwezig, dan zullen de patrijzenkuikens het moeilijk hebben om voldoende voedsel te vinden of zich te verstoppen voor predatoren. Zo is het broedsucces in akkerranden van minder dan 10 meter breed zeer laag omdat alle nesten gevonden worden door grondpredatoren. De predatoren lijken dan wel de oorzaak voor dit lage broedsucces, maar de echte oorzaak is de lage habitatkwaliteit die te weinig beschutting biedt voor het nest. Wanneer de broedrand echter breder is dan 12m, stijgt de kuikenoverleving met 64%!

Predatie kan bijdragen aan de achteruitgang van een soort, maar het grootste probleem is bijna altijd een te lage habitatkwaliteit. Om echt iets te veranderen in de goede richting, zal er dus op veel plaatsen sterk moeten worden ingezet op het verbeteren van de habitat!

inheemse Europese wilde kat. De wilde kat heeft in de natuur een territorium van 1,5 à 2km2, maar op 1km2 leven gemiddeld 70 huiskatten (zonder verwilderde katten te rekenen). Elke huiskat vangt per jaar gemiddeld 40 prooien. Dit komt per 1km2 overeen met 2.800 prooien per jaar en voor heel België zelfs met 84 miljoen prooien! De reden hiervoor is natuurlijk dat huiskatten thuis gevoerd worden door hun baasjes. Het vangen van prooien is voor hen dus eerder een tijdverdrijf. De impact op de biodiversiteit is evenwel groot.

Het belang van goede verstopplekken en genoeg voedsel

Predatoren krijgen vaak de schuld van de achteruitgang van vele soorten. Denk hierbij aan de patrijs en de weidevogels of de kievit en de grutto. Er zijn naast predatie echter ook andere factoren die invloed hebben op het voortbestaan van soorten. Habitatkwaliteit heeft bijvoorbeeld zelfs een grotere directe en indirecte impact op de achteruitgang van soorten. Eenvoudig gezegd gaat het bij habitatkwaliteit vooral om voedselaanwezigheid en schuilplekken voor een soort. Deze twee elementen zijn nu net een groot probleem in Vlaanderen.

Neem nu bijvoorbeeld de patrijs. De populatie van deze typische akkervogel is de laatste jaren sterk achteruit gegaan door zijn nood aan een kleinschalig, gesloten agrarisch landschap met veel hagen en een ruige vegetatie onmiddellijk erlangs, verloren hoekjes en een grote gewasdiversiteit met veel kruiden. Deze types vegetatie en zeker de optimale

Artikel door Frederik Lembreght, vzw Bosgroep IJzer en Leie vzw

This article is from: