Typering kernranden

Page 1

FREELANdSCHAP

TOOLKIT KERNRANDZONES

Inspiratiegids voor ruimtelijke kwaliteit en ontwikkelingsmogelijkheden van kernrandzones in de provincie Utrecht

1



TOOLKIT KERNRANDZONES Provincie Utrecht

FREELANdSCHAP ir. Marc Nolden

17 juli 2014

3



INHOUD

1.

Inleiding

blz 21

4.

De kernen en hun families

blz 63

Inleiding en doel Afbakening en methodiek

blz 23 blz 25

2.

Theoretisch fundament

blz 27

Kernrandzones in historisch perspectief Woerden en de wandelende kernrand Kernrandzone als landschappelijke bijkeuken Bouwstenen voor een goede bijkeuken

blz 29 blz 31 blz 33 blz 35

3.

Het landschap

blz 37

De 5 Utrechtse landschappen Groene Hart, essentie en deelgebieden Heuvelrug, essentie en deelgebieden Rivierengebied, essentie en deelgebieden Eemland, essentie en deelgebieden Vallei, essentie en deelgebieden

blz 41 blz 43 blz 47 blz 51 blz 55 blz 59

Groene Hart - Kleine Rivierkernen Groene Hart - Stroomrugkernen Groene Hart - Lekzonekernen Groene Hart - Veenweidelintkernen Groene Hart - Droogmakerijkernen Heuvelrug - Boskernen Heuvelrug - Zuidflankkernen Heuvelrug - Achterflankkernen Rivierengebied - Kromme Rijnkernen Eemland - Open polderkernen Eemland - Eemzonekernen Vallei - MozaiĂŤk-wegkernen Weeskernen 5 dorpen 3 steden

blz 67 blz 75 blz 83 blz 91 blz 99 blz 107 blz 115 blz 123 blz 131 blz 139 blz 147 blz 155 blz 163 blz 165 blz 167

5.

Tot besluit

blz 175

Nabeschouwing 10 gouden regels

blz 177 blz 179

5



“Breng mij naar uw rand en ik zeg wat voor stad u bent.”

(Guy Debord)

7


De Utrechtse kernrandzones


9



11



13



15



17



19



1 INLEIDING context en leeswijzer

21


Kernrandzone als rommelige ‘stortplaats’

buitengebied

kernrandzone

woonkern


Inleiding en doel Voor u ligt een inspiratiegids voor ruimtelijke kwaliteit in kernrandzones. Het is een verdiepingslag van de Kwaliteitsgids Utrechtse Landschappen, specifiek gericht op dit onderwerp.

Overgangsgebied tussen stad en land, een dynamische en constant bewegende ruimte: the urban fringe

Kernrandzones zijn bijzondere gebied: het zijn de overgangszones tussen stad en land. Kernrandzones zijn per definitie dynamische plekken met een multifunctioneel karakter. Naast landbouw en verspreid wonen bevinden zich hier stedelijk gelieerde functies, waaronder recreatieve voorzieningen, begraafplaatsen, rioolwaterzuiveringen, kwekerijen/ tuincentra en caravanstallingen. De vorm en omvang van de kernrandzone verschilt per kern, evenals het type functies en de gebruiksactiviteiten. Alles is altijd in beweging. Er wordt wel eens gezegd dat kernrandzones in een permanente staat van ‘onafheid’ verkeren: dynamiek en tijdelijkheid domineren. Dat moet je niet willen fixeren of ‘bevriezen’. Daarmee gooi je het kind met het badwater weg. Wel kun je als gemeente, op bepaalde plekke, goede kaders bieden, waarbinnen de dynamiek gestalte kan krijgen. Een goed landschappelijk raamwerk is de sleutel tot ruimtelijke kwaliteit, niet de focus en controle op individuele initiatieven. Kernrandzones ontberen momenteel een integrale beleidsaanpak en worden (nog) niet als geheel en als zodanig beoordeeld. Daardoor worden ze vaak als

rommelig en onsamenhangend ervaren. Dit vraagt om een herziening van de bestaande kernranden en hun invloedsgebieden, wat kan resulteren in nieuw passend beleid voor deze gebieden. Kernrandzones vormen een urgente ontwerpopgave, waar passende ruimtelijke concepten en recepten voor moeten worden ontwikkeld. Kernrandzones zijn de visitekaartjes van zowel kern als landschap. Soms betekent dat actief behoud van bestaande randen en overgangen. Soms betekent dat actief ingrijpen en het creëeren van nieuwe kaders, condities of structuren waarbinnen nieuwe (al dan niet tijdelijke) functies desgewenst hun plek kunnen krijgen - bijvoorbeeld stadslandbouw of waterberging. Deze inspiratiegids biedt u handvatten voor de aanpak van deze gebieden, en om de ruimtelijke kwaliteit ervan te stimuleren. De Provincie nodigt gemeenten uit om een ruimtelijke visie voor hun kernrandzones te ontwikkelen. Binnen deze visie staat ruimtelijke kwaliteit voorop. De provincie biedt ruimte voor kleinschalige bouwinitiatieven, mits deze bijdragen aan het borgen of vergroten van de kwaliteit van de kernrandzones. De ambitie is om de kernrandzones te ontwikkelen tot waardevolle betekenisvolle overgangsgebieden, met een goede (recreatieve) dooradering, waarbij rood een middel is, en geen doel.

23


kernrandzone 1

kernrandzone 2

kernrandzone 4

= projectgebied

kern

?

Model ter verduidelijking van de opgave voor kernrandzones: Niet elke kernrandzone behoeft een aanpak. Ontwikkeling is alleen gewenst daar waar de kwaliteit van de rand of de randzone onder de maat is, en/of daar waar kansen zijn om meerdere opgaven en belangen te verenigen tot een nieuw aansprekend landschap. kernrandzone 3


Afbakening en methodiek De definitie van kernrandzones behoeft uitleg, mede als aanvulling op de tekst in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS). Kernrandzones zijn in de eerste plaats fenomenen, geen projectgebieden - althans nog niet. Elke kern (of agglomeraat) is omgeven door een landschap. Het overgangsgebied tussen kern en buitengebied IS kernrandzone. Niet elke kernrand(zone) behoeft een transformatie. Gemeenten hebben de keuze om bepaalde randen en overgangsgebieden te behouden (daar waar de kwaliteit goed is, en hoe je dat kunt behouden) en andere randzones (van mindere kwaliteit) te ontwikkelen tot aansprekende gebieden met kwaliteit en een mix van functies. Zie schema links. Kaart met rode contouren om dorpen en steden in de provincie Utrecht

Kernrandzones zijn onlosmakelijk verbonden met het rode contourenbeleid. Rode contouren zijn grenzen die sinds het begin van deze eeuw om dorpen en kernen heen zijn getrokken om verdere verstedelijking van het landschap tegen te gaan. Maar dat lijdt niet vanzelfsprekend tot ruimtelijke kwaliteit. Soms volgen de lijnen indivuele kavels en gebouwen, of ze liggen ver van de bebouwing af, waardoor er onlogische randen, hoeken en restruimtes ontstaan, waar verrommeling op de loer ligt. De kwaliteit van kernrandzones staat of valt met goede ruimtelijke begrenzingen, bij voorkeur gebaseerd op (landschappelijke) stucturen, zoals bebouwing, wegen, lanen, bos of water. Ze vormen een raamwerk. Het

nieuwe beleid voor kernrandzones biedt kansen om sommige grillige bebouwingsranden te herzien en om te vormen tot vanzelfsprekende overgangen tussen kern en landschap. Duidelijk moet zijn dat we van gemeenten vragen om niet vanuit programma te denken (waar kunnen we een manege plaatsen?), maar vanuit de kernrandzones zelf (wat is de ruimtelijke kwaliteit van onze overgangsgebieden, en hoe kunnen we die - al dan niet met programma - verbeteren?). Deze inspiratiegids biedt handvatten voor de waardebepaling van kernrandzones en schetst kaders voor de ontwikkeling van deze bijzondere gebieden. Omdat het niet mogelijk is voor elke kern specifiek uitspraken te doen, zijn de 115 kernen ondergebracht in families - clusters van kernen in een gemeenschappelijk landschap. Voor elke familie bieden we handreikingen voor het maken van analyses, kernrandtyperingen, de te maken keuzes (behoud of ontwikkelen) en bieden we kaders en gereedschappen voor gebiedsontwikkeling. Qua opbouw en onderverdeling is een duidelijke link met de Kwaliteitsgids Utrechtse landschappen gelegd. De families van kernen komen direct voort uit de gedefinieerde landschappelijke eenheden.

25



2 THEORETISCH FUNDAMENT een kleine geschiedenis en een werkbare metafoor

27


Gezicht op Haarlem met bleekvelden, Jacob van Ruysdael, 1670


Gezicht op Utrecht vanuit het westen, 1740

Kernrandzones in historisch perspectief Zijn kernrandzones nieuw? Nee. Zolang er steden zijn, zijn er kernrandzones. Dit bewijst bijvoorbeeld het schilderij van Jacob van Ruysdael: ‘gezicht op Haarlem met bleekvelden’ uit de Gouden Eeuw. Lange stroken wit linnen liggen hier te bleken in de zon. In de omgeving van Haarlem waren veel van zulke blekerijen, die gebruikmaakten van het zuivere water uit de duinen. De locatie, de omstandigheden en de bodemgesteldheid gaven aanleiding voor deze activiteiten in deze kernrandzone. Dit gaat niet over mooi of lelijk. Ruimtelijke kwaliteit gaat, zeker in kernrandzones, vooral over logica en locatiespecifieke activiteiten, passend bij de dynamiek van de plek.

Kortom: kernrandzones zijn per definitie veranderlijke materie. Wat gister was, is morgen niet meer, of op een andere plek. Een groeiende stad stuwt voortdurend haar kernrandzones voor zich uit, als een boeggolf. Dit levert niet alleen binnenstedelijke relicten op, zoals het raamwerk rond de Croeselaan of het Zocherpark (de voormalige grens en wal) in Utrecht, het zorgt er ook voor dat dorpen en steden vandaag de dag - als gevolg van verschillende groeispurten - een zeer gevarieerde en samengestelde rand hebben. In elke kernrand(zone) schuilt een schat aan informatie over de identiteit en de historie van de kern, die handvatten bieden voor de ontwikkeling van kernranden en hun zones.

Een ander voorbeeld is het tuinbouwgebied ten westen van de stad Utrecht, omstreeks 1740. Ook hier tal van activiteiten en reuring in de kernrandzone, op de vruchtbare gronden van het voormalige stroomgebied van de Rijn. Later werd een ruimtelijk raamwerk over het tuingebied gelegd, in de vorm van Moesgrachten (o.a. Croeselaan), waarmee enerzijds de wildgroei aan functies aan banden werd gelegd, anderzijds leidde dit tot een beter vormgegeven en afgebakend gebied met een betere ontsluiting, dat weer nieuwe functies aantrok en het gebied verder ontwikkelde. Interessant om te zien hoe deze kernrandzone is ingekapseld, getransformeerd en onderdeel is geworden van het hedendaagse stedelijk weefsel. Bijna 300 jaar na dato is nog steeds het raamwerk te lezen en fungeert het nog steeds in de ruimtelijke zonering van functies en sferen.

29


1900

1950

1980

de oude stad, wallen, water en muren: de defensieve rand

singelparken, buitens, jaren 30 tuinwijken: de parkrand

jaren 70 bloemkoolwijken, omzoomde woonerven: de groene rand


ter illustratie

Woerden en de wandelende kernrand 1995

2012 In de ontwikkeling van Woerden is te zien dat de kernrand een dynamisch verschijnsel is en telkens opschuift als gevolg van uitbreidingen. Of scherper: elke keer ontstaat een nieuwe rand, die te beschouwen is als een daad en product van een tijdgeest. De betekenis van de grens(zone) verandert met de jaren: van aanvankelijk gesloten en defensief rond 1900, naar open en parkachtig in de jaren 30, van formeel en marginaal na de oorlog, breed en groen in de jaren 70, en weer hard en naakt in de jaren 90. Een tijdmachine op zich. Dit levert vandaag de dag een zeer genuanceerde rand op. Dé kernrand(zone) bestaat niet. Elke kern heeft, op basis van locatie en omstandigheden een unieke set aan kernranden voortgebracht. In de provincie zijn talloze typen kernranden en zones, die qua samenstelling, leeftijd en ruimtelijke configuratie allemaal verschillen.

jaren 90, vinex, thema’s, volle kavels: de ‘naakte’ rand

laat-vinex, randjes, verdichting, individualiteit: de rafelrand

Belangrijk is dus de vraag: hoe gaan we om met de kernrand(zone) als relict/erfgoed? Welke ideeën en idealen gingen daarachter schuil? En hoe kunnen we daarop voortborduren? En: welke betekenis/vorm geven we aan de hedendaagse kernrand(zone)? Wat is de actuele waarde van het overgangsgebied tussen stad en land? Esthetisch? Agrarisch? Recreatief? Elke gemeente vult dit naar eigen inzicht in.

31


SMALL size: rond het huis

Opgave: maak een landschappelijke bijkeuken

bijkeuken als ordenende structuur

LARGE size: rond de kern

losse spullen bij de achterdeur

goed opbergsysteem voor de spullen

? losse functi es in de kernrandzone

bijkeuken als richti nggevende ruimte

goede ordening voor diverse functi es


Kernrandzone als landschappelijke bijkeuken Vanuit antropologisch perspecti ef - met afstand en abstracti e - zijn kernrandzones te vergelijken met de plekken bij de achterdeuren van onze huizen. In dat kleine stukje achtertuin net naast het stoepje zett en we vaak de afvalcontainers, de klompen, de bezems, oud glas, (ti jdelijk) afval en andere spullen neer: net even uit het zicht, maar wel binnen handbereik. In de kernrandzone, net buiten de stad, is dat niet anders, zij het op een andere schaal. Daar vind je sportvelden, begraafplaatsen, tankstati ons, crossbanen, vuilnisbelten: ook spullen en voorzieningen, die zeer nutti g zijn, maar die we geen vaste plek geven in onze dorpen en steden; daarvoor is de grond vaak te duur en de functi es te ti jdelijk. We zett en deze spullen liever bij de achterdeuren van onze dorpen en steden: net even uit het zicht, maar wel binnen handbereik. De basis-bijkeuken: een schakelruimte tussen huis en tuin (of kern en landschap) met een duidelijke begrenzing (randen), een vrije looproute (dooradering), ramen (visueel contact met buiten), een eigen uitstraling (de rand/ wand zelf), waar een bonte verzameling spullen (functi es, gebruik) in moet passen, ‘gevangen’ in een slim opbergsysteem (ordeningsprincipe).

Als je kernrandzones op deze manier bekijkt, kun je concluderen dat het geen schande is dat we ze hebben. Rafelranden en rommelzones horen nu eenmaal bij steden en dorpen, zoals we ook alti jd wel wat spullen bij de achterdeur zullen zett en. Dit gaat voorbij aan mooi of lelijk. Het is logisch, en verklaarbaar. De vraag is alleen: Hoe houd je het in toom? Ruimtelijke kwaliteit heeft immers wel een ondergrens. Wat we in de landschapsarchitectuur zoeken, is in de bouwkunde al bedacht: een bijkeuken. De bijkeuken is, in de basis, een bouwwerk aan de achterzijde van het huis, dat in de loop der eeuwen is ontstaan en ruimte biedt en structuur geeft aan de verschillende

spullen die zich hier kunnen ‘ophopen’. De bijkeuken vormt een nutti ge overgangszone tussen huis en tuin, waar binnen een helder kader een vorm van vrijheid en chaos heerst. Je vindt er de wasmachine, de cvketel, het wasrek, jassen, laarzen, tassen, strooizout, voedselvoorraden, oud papier, glas - alles naast elkaar. De bijkeuken als gebouw heeft een uitstraling die is afgestemd op de gevel en de tuin. Een goede bijkeuken heeft een goed opbergsysteem (kastenwanden, planken, stapels), waar bovendien een systeem in zit (soort bij soort, op houdbaarheid, op bereikbaarheid). Kenmerkend is de vrije looproute tussen bijkeukendeur en achterdeur. Verder is elke bijkeuken anders; elk huishouden heeft andere spullen om te bergen, waardoor elke inrichti ng en sfeer anders is. Je kunt bijkeukens zelfs gebruiken om je fi ets te repareren en je kinderen er te laten spelen - zodat je zou kunnen spreken van recreati ef medegebruik. Wat er nodig is in kernrandzones zijn goede landschappelijke bijkeukens: robuuste groene raamwerken, waarin verschillende functi es (agrarisch, recreati ef, wonen, afval, energie), al dan niet ti jdelijk, een plek kunnen krijgen. De kwaliteit schuilt in de structuur, niet in de vormgeving van functi es en bouwvormen op kavelniveau. De bijkeuken is een frame waarbinnen vrijheid van bewegen mogelijk is. De vraag is: hoe maak je een goede ‘groene’ bijkeuken? Hoe ziet deze er uit? Waaruit bestaat die?

33


locatie / oriëntatie / begrenzing type randen / /overgangen routing locatiekeuze / oriëntatie locatiekeuze / oriëntatie locatiekeuze afmeting / oriëntatie /afmeting begrenzing locatiekeuze afmeting / oriëntatie begrenzing afmeting type randen / begrenzing / overgangen typeafmeting randen / /overgangen begrenzing type randen routing overgangen / entreestype routing randen / entrees / overgangen routing functies / entrees / ordening functies routing //ordening /entrees entrees functies zichtlijnen / ordening / aanzicht zichtlijnen functies/

De bijkeuken plaats je daar waar dynamiek is, of waar je die verwacht. Waar liggen de opgaven en kansen om huidige en toekomstige vraagstukken en ontwikkelingen aan elkaar te koppelen? Waar kan de bijkeuken bijdragen aan het behouden/ versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving?

De bijkeuken is de intermediar tussen huis en tuin, en kern en landschap. De afmeting van de bijkeuken/kernrandzone moeten zich verhouden ten opzichte van de kern en het landschap. Maat en schaal hangt af van de situatie en het ‘laadvermogen’ van het landschap/de omgeving. Klein als het kan, groot als het moet.

De bijkeuken is een kamer in het landschap en heeft heldere wanden/randen. Het landschap geeft daar vaak aanleiding voor: dijken, wegen, waterlopen, bomenrijen, etc. Nieuwe randen kun je maken met dijken, wallen, bomen, water, etc. Er zijn in Nederland vele voorbeelden van fraaie groene overgangen.

De bijkeuken is een ‘doorwaadbare’ ruimte en heeft ten minste 1 logische route van binnen naar buiten. Dit kan een bestaande weg zijn of een nieuwe. De route dooradert de bijkeuken en maakt hem bereikbaar, zowel van binnenuit als van buitenaf. De entrees zijn cruciale plekken, en vormen desgewenst heldere bakens.


/ entrees

functies zichtlijnen aanzicht routing / entrees functies// ordening ordening functies / ordening zichtlijnen / aanzicht zichtlijnen// aanzicht

Bouwstenen voor een goede bijkeuken Het overzicht hiernaast biedt inspiratie en houvast voor het komen tot een goede basisuitrusting voor de inrichting van kernrandzones, wanneer deze actief ontwikkeld dienen te worden. Het is niet zo dat elke kernrandzone ontwikkeld (getransformeerd) moet worden. Niet overal hoeven ‘bijkeukens’ te worden gebouwd. Kernrandzones die qua kwaliteit prima scoren en waar geen aanleiding is om iets te veranderen, blijven behouden - of worden op punten (routing, verblijf) geoptimaliseerd. De bijkeuken is per definitie een ruimte dat plaats biedt aan vele verschillende functies. Omdat de functies veriëren is het belang van een robuust opberg/ordeningssysteem voor al deze ‘spullen’ te maken. Bestaande kavel- en landschapsstructuren kunnen aanleiding zijn, maar ook nieuwe (rationele, conceptuele) systemen zijn denkbaar.

De bijkeuken verbindt binnen met buiten. Zichtrelaties en het visuele contact tussen kern en buitengebied zijn daarbij cruciaal. Er zijn vele manieren en vormen om zichtrelaties tot stand te brengen. Het landschap geeft daar vaak zelf al aanleiding voor: open velden, zicht op kerktorens, doorkijkjes tussen de bomen door, etc.

Geen enkele bijkeuken is uiteindelijk hetzelfde. De invulling, sfeer en systematiek verschilt per landschap, en per regio. De basisuitrusting van elke kernrandzone wordt ingevuld vanuit de specifieke landschappelijke ligging, situatie, omstandigheden en behoeften. Zo onstaan regiospecifieke raamwerken rond de kernen, waar ruimte is voor specifieke functies en sferen.

35



3 HET LANDSCHAP als basis en vertrekpunt voor de ontwikkeling van kernrandzones

37


Topografische kaart, 2013


39


Q:

Groene Hart

Heuvelrug

Rivierengebied

1. openheid 2. (veen)weidekarakter 3. landschappelijke diversiteit 4. rust en stilte

1. robuuste eenheid 2. reliĂŤfbeleving 3. extreme historische gelaagdheid

1. schaalcontrast van zeer open naar besloten 2. ensemble van rivier-uiterwaard-oerverwal-kom 3. ensemble van stuwwal-flank-kwelzone-oeverwal-rivier 4. de kromme rijn als vesting en vestiging


Eemland

Vallei

De 5 Utrechtse landschappen

1. extreme openheid 2. slagenverkaveling 3. (veen)weidekarakter 4. historie van de zuiderzee

1. rijk gevarieerde kleinschaligheid 2. stelsel van beken, griften en kanalen 3. overgang van vallei naar stuwwal 4. grebbelinie

De provincie Utrecht kent 5 hoofdlandschappen, namelijk: het Groene Hart, de Utrechtse Heuvelrug, het Rivierengebied, Eemland en de Gelderse Vallei. Deze onderverdeling is overgnomen uit de Kwaliteitsgids Utrechtse Landschappen, en vormt het vertrekpunt voor de kernrandtyperingen. Voor elk landschap is hier het ruimtelijk schema weergegeven en zijn de kernkwaliteiten benoemd. Het vormt de context voor de kernrandzones. Doel is om vanuit deze bepalingen verder door te redereneren. Op de volgende pagina’s wordt per landschap de essentie en de deelgebieden beschreven en benoemd, bij wijze van samenvatting van de Kwaliteitsgids, waarmee we systematisch - van groot naar klein en van buiten naar binnen - in de buurt van de kernrandzones komen.

41


Topografie 2013

Topografie 1920

ReliĂŤf

Bodem

Water

Infrastructuur

Bebouwing

Dynamiek


Groene Hart Beschrijving Het Utrechtse deel van het Groene Hart is in de basis een veenweidelandschap, waar rust en openheid de belangrijkste dragers zijn. Maar het Groene Hart is meer dan dat. Op de hoger gelegen stroomruggen heeft de dynamiek de overhand. Hier hebben de aanvankelijk oude transportassen - rivieren en oevers - moderne opvolgers gekregen: snelwegen, spoorlijnen, kanalen - die op hun beurt weer nieuwe impulsen aan het landschap hebben gegeven. Verder heeft de aanleg van buitenplaatsen, in bijvoorbeeld de Vechtzone, geleid tot het ontstaan van landschappen met monumentale bebouwing en oude parkbossen, die intiem en besloten zijn. Dat geldt ook voor grote delen van Plassengebied en het petgatenlandschap. Er zijn vele boerderijenlinten, gehuchten, dorpen en steden zoals Woerden en Mijdrecht, van oud tot jong, die de dynamiek in het Groene Hart aantonen.

de rol van het Groene Hart als uitloopgebied voor de vele bewoners, maakt het dat dit landschapstype zo facinerend is: rust en reuring gaan samen.

essentie

De overgangen tussen de verschillende landschappen zijn vaak eeuwenoud: soms hard en scherp, soms zacht en geleidelijk. Dat geldt ook voor de hedendaagse overgangen tussen stad en land en de manieren waarop snelwegen en de (groene) omgeving in elkaar grijpen. De ambitie is om de diversiteit op het schaalniveau van de landschappen en de deelgebieden te vergroten. Daarbij worden de kernkwaliteiten gerespecteerd. De focus ligt op het behouden en versterken van de deelgebieden en het contrast tussen: 1. openheid en intimiteit 2. rust en reuring 3. oude en nieuwe overgangen

Het Groene Hart is uniek vanwege de centrale ligging ten opzichte van de grotere stedelijke agglomeraties in de omgeving - de Randstad. Dat spanningsveld, de interactie met het stedelijk gebied en

43


Deelgebieden zones

Rivierlinten

Stroomruggen

velden

Lekzone

Open polder

dynamiek

Blokontginningen

Opstrekkend veen

Droogmakerijen

Waarden

essentie

Smalle zone rond een kleine rivier, met wegen, erven en beplantingen aan weerszijden. Het ligt verhoogd in het open weidelandschap, met grastaluds op de overgang.

Brede zone rond een meanderende rivier, met een moza誰ek van landgebruik. Veel opgaand groen, dorpen langs de rivier en slingerende wegen met geleidelijke overgangen naar het omliggende landschap. Nabijheid van harde infrastructuur.

Open zone rond een brede rivier, ingekaderd door dijken, waarlangs bebouwingslinten en moza誰ek van landgebruik. Buitendijks is open en onder invloed de rivierdynamiek. De binnendijkse zone gaat geleidelijk over in open weidelandschap.

Open ruimte van weideland. Sloten met hoge waterstanden geven richting aan het grasvlak. Randen van de open ruimte worden scherp begrensd door rivierlinten. Het gebruik van het weiland gebeurt vanuit die linten.

Uitgestrekt open weidelandschap met strokenverkaveling en hoge waterstanden. Ontginningsassen en bebouwingslinten staan haaks op elkaar, achterkaden zijn beplant. Maat en schaal komt voort uit de copeontginningen.

Uitgestrekt open weidelandschap met opstrekkende verkaveling en hoge waterstanden. Rechte en gekromde bebouwingslinten lopen haaks op de verkaveling en begrenzen de ruimte naar de horizon. Er zijn drie varianten: opstrekkend veen, petgaten en plassen.

Open weidelandschap met orthogonale opzet. Open boerderijlinten langs strakke wegen met bomenrijen doorsnijden de ruimte. Hoge grasdijken bakenen de droogmakerij af van het omliggende landschap.

Open weidelandschap met strokenverkaveling. Open ruimten worden begrensd door lange dichte bebouwingslinten en parallelle beplante achterkaden. Het landschap heeft een sterke lengterichting (XL). De diepte van de ruimte heeft zijn basis in de copeontginning.

opgave

Rivierlinten verbinden de stad met het buitengebied en moeten ruimte bieden voor verblijfsrecreatie en landelijk wonen. Van belang is aan te sluiten bij de maat en schaal van dit deelgebied. Kleinschaligheid staat dus voorop.

Op de stroomrug blijft de dynamiek bepalend. Ruimte voor golfterreinen en groen voor de bewoners, in combinatie met rood, is hier mogelijk. Behoud van doorzichten naar de velden, behoud van afzonderlijke kernen, behouden logica van voor- en achterkanten van kernen.

In de Lekzone overheerst openheid en rust. Binnendijks, aan de voet van de dijk, is door bebouwing, erfbeplantingen en boomgaarden veel dynamiek. Opgave: versterken van het doorgaande karakter van rivierensemble met behoud van contrast tussen buitendijks en binnendijks.

In de basis: uiterst zorgvuldige omgang met de lege ruimte. Contrasten versterken met besloten linten en stroomruggen.

Grote terughoudendheid in het toevoegen van elementen die de ragfijne lijnvoering te boven gaan. Geen inbreuk doen op de karakteristieke indeling in kamers, en op de overheersende leegte daarbinnen.

Extra aandacht voor het beleven van de openheid vanaf de dwarsverbindingen.

De civieltechnische ratio De linten en de van de negentiende eeuw achterkaden blijven de moet herkenbaar blijven. hoofdrichting van de openheid bepalen. De randen van de waarden vragen een meer genuanceerde benadering.


Groene Hart Uitgangspunten voor kernrandzones Op basis van het overzicht van deelgebieden en de geschetste opgaven kun je stellen dat in de zones - dus de rivierlinten, stroomruggen en lekzon - relatief veel dynamiek in de kernrandzones toelaatbaar is, en dat juist in de velden - in de open veenweidelandschappen - gepleit wordt voor een genuanceerde en zo terughoudend mogelijke omgang met de kernrandzones.

deelgebieden en opgaven

In geen landschap is de dynamiek gelijk. Dat heeft verschillende consequenties voor kernrandzones. Bij de rivierlinten en de stroomruggen, en de kernrandzones ter plaatse, is de dynamiek gebaseerd op de nabijheid van infrastructuur, bij de droogmakerijen is dat mede ingegeven door een combinatie van de landschappelijke schaal en beleid (bedrijventerreinen). In de basis geldt: daar waar dynamiek is kan op worden voortborduurd: daar zijn enerzijds kansen om aan te haken op de hoogdynamische processen, en anderszijds om deze ontwikkelingen zo goed mogelijk te ‘vangen’ en te verankeren in het (‘tragere’ en laagdynamische) landschap. Dat vraagt om goede landschappelijk raamwerken, waarbinnen een bepaalde vrijheid van functies kan bestaan. Waar weinig tot geen dynamiek is, kan het beste worden geconsolideerd en worden ingezet op een zo smal mogelijke overgangszone.

45


Topografie 2013

Topografie 1920

ReliĂŤf

Bodem

Water

Infrastructuur

Bebouwing

Dynamiek


Heuvelrug Beschrijving De Utrechtse Heuvelrug manifesteert zich als een landschappelijke eenheid. Deze wordt bepaald door het doorlopende reliëf, wat zich sterk manifesteert ten opzichte van de omliggende vlakkere en meer open landschappen. Het grondgebruik is gevarieerd. Het dominante voorkomen van bos geeft de Utrechtse Heuvelrug een sort bosdeken. Deze wordt afgewisseld met heide, vennen en stuifzand, waardoor de Utrechtse Heuvelrug een robuuste schakel is voor het natuurnetwerk in de provincie Utrecht. Open plekken op de Utrechtse Heuvelrug zijn aan het bos gerelateerd en niet aan de wegen. Dorpen en kernen liggen voornamelijk aan de zuidflank, langs de provinciale weg. De dynamiek concentreert zich dan ook langs deze zone, en langs de provinciale weg tussen Utrecht en Amersfoort.

Heuvelrug te behouden, en daar waar mogelijk, te versterken. Het gaat om:

essentie

• in stand houden van het reliëf; • in stand houden van het samenhangend boscomplex. De provincie zet in op het versterken van de diversiteit in de landschappen en deelgebieden, en richt zich op drie zaken: 1. Reliëf en doorsteken: de heuveltoppen en wegen 2. Zonering gebruik: wonen - werken recreatie 3. Bijzondere aandacht voor drie gebieden (z.o.z.)

De ambitie is om de ruimtelijke en verhalende kernkwaliteiten van de Utrechtse

47


Deelgebieden

dynamiek

beboste toppen

zuidflank

achterflank

laagten

essentie

Besloten boslandschap, op een langgerekte reliĂŤfrijke zandrug, met verspreid liggende open plekken. Gemengd loof- en naaldhout, lanen en hakhout. Doorgaande wegen voeren haaks over de rug. Een uitgebreid netwerk van paden dooradert het gebied. Bebouwing beperkt zich tot enkele concentraties.

Overgangslandschap op de rand van de stuwwal, Ingeklemd tussen besloten bos op de heuvelrug en de meer open graslanden van het rivierengebied. Een doorgaande weg voert door het gebied en rijgt de vele kernen, landgoederen en buitenplaatsen aaneen. De kernen zijn van elkaar gescheiden door bos.

Overgangslandschap aan de noordoostzijde, tussen de beboste stuwwalrug en het lager gelegen halfopen landschap van de Gelderse vallei. Deze zijde kent geen doorgaande structuren parallel aan het reliĂŤf. De hoeveelheid bebouwing is beperkt. Luwte overheerst.

Bebost gebied met drie heuvels omgeven door laagten. Bebouwingskernen liggen tegen en op de heuvels. Langs de randen van de laagten liggen landgoederen en buitenplaatsen met grachten en waterpartijen. In de laagten liggen langgerekte, open ruimten van grasland: een verveend gebied waar twee flanken samenkomen.

opgave

Vergroten van het verschil tussen de besloten beboste toppen en de meer (half)open flanken. Laat de bostoppen het ecologische hart van de heuvelrug zijn. Geen extra bebouwing op de hoge rug, alleen op de flanken. Niet vergraven van het reliĂŤf, maar het accentueren ervan.

Blijft een intensief gebied met vele gebruiksvormen. Eventuele uitbreidingen van kernen zijn kleinschalig te zijn, en liggen ten noorden of ten zuiden van de kernen. Permanente recreatie zijn hier op op hun plaats. Locatie en inrichting van de terreinen moeten een bijdrage leveren aan de versterking van de identiteit van de zuidflank.

Blijft de luwe flank. Enkele woonkernen liggen als losse eilandjes langs de helling. Geen uitbreidingsmogelijkheden voor kernen. In de achterflank is tijdelijke recreatie (zoals kampeerterreinen) op hun plaats, dicht bij wegen die vanaf de Utrechtse Heuvelrug komen.

Consolideren. Uitbreidingsmogelijkheden buiten de kernen zijn zeer gering. Intensief wonen en recreatie bij voorkeur op de zuidflank, extensieve vormen op de achterflank.


Heuvelrug Uitgangspunten voor kernrandzones Op basis van het overzicht van deelgebieden en de geschetste opgaven kun je stellen dat de zuidflank het meest dynamische deelgebied van de Heuvelrug is, en zich om die reden het beste leent voor eventuele nieuwe ontwikkelingen in de kernrandzones. Het laadvermogen van deze zone is groter dan in de andere deelgebieden. Bovendien gelden de beboste toppen primair als natuurgebied waar luwte en rust kwaliteiten zijn en worden nagestreefd.

deelgebieden en opgaven

Voorwaarde bij eventuele ontwikkelingen in de flank is dat de kernen als kralensnoer langs de weg blijven bestaan, en de tussenliggende ruimte onbebouwd blijft. Eventuele nieuwe ontwikkelingen in de kernrandzones kunnen ten noorden of ten zuiden van de kernen een plek krijgen. De mogelijkheden zijn dan relatief groot. Functies kunnen variĂŤren en mogen intensief en permanent van karakter zijn. Middelgrote gebouwen kunnen hier bijvoorbeeld een plek krijgen. In het betreffende hoofdstuk over ‘Flankdorpen’ lees je over een specifieke aanpak voor de kernrandzones.

49


Topografie 2013

Topografie 1920

ReliĂŤf

Bodem

Water

Infrastructuur

Bebouwing

Dynamiek


Rivierengebied Beschrijving Het Rivierengebied is een landschap met een langgerekte opbouw. Door de fysieke ondergrond en het menselijk gebruik daarvan, zijn verschillende deelgebieden ontstaan. Elk deelgebied heeft zich ontwikkeld rondom een centrale ruggengraat. Rond deze ruggengraat is de eigen identiteit van elk deelgebied het sterkste te ervaren. De overgangen tussen deelgebieden zijn vrijwel overal geleidelijk, zonder scherpe grenzen. De verschillen tussen de deelgebieden zijn goed te beleven door routes dwars op de ruggengraat en kenmerkende vergezichten. De plekken waar ruggengraten beginnen, eindigen of elkaar ontmoeten verdienen extra aandacht. Hier komen ruimtelijke kenmerken en verhalen bij elkaar. Dit zijn de focuspunten van het Rivierengebied. Enkele zijn als aandachtsgebied aangewezen, omdat er veel dynamiek is of omdat behoud extra inzet vraagt. De kernkwaliteiten staan hier onder druk.

Flank, Langbroek, Kromme Rijn, Nederrijn/Lek en Schalkwijk (zie volgende pagina), waarbij de karakteristieke kenmerken langs de centrale ruggengraat het best tot uiting komen en de deelgebieden aan de randen geleidelijk overgaan in andere deelgebieden.

essentie

De provincie ondersteunt het unieke karakter van het gebied door de ambities te richten op de meest onderscheidende kenmerken ten opzichte van de andere Utrechtse landschappen. Dit betekent dat de provincie haar ambitie met betrekking tot de kernkwaliteiten van het Rivierengebied toespitst op twee zaken: 1. Versterken van de gebiedsidentiteit rond de vijf ruggengraten 2. Bijzondere aandacht voor gebieden waar ruggengraten beginnen, eindigen of elkaar ontmoeten

Centraal staat het waarborgen, versterken en ontwikkelen van de eigen identiteiten van de vijf deelgebieden:

51


Deelgebieden

dynamiek

flank

langbroek

kromme rijn

schalkwijk

nederrijn/lek

essentie

Bosrijk gebied rond de oude weg van Utrecht naar Keulen, met statige landhuizen, tabaksschuren, een kralensnoer van dorpen en talrijke lanen en zichtrelaties de helling af.

Nat vlak gebied rond een weg en wetering in een asymmetrisch profiel, met een lint van ridderhofsteden en boerderijen en aan weerszijden een opstrekkende verkaveling met een ritmische afwisseling van bosjes, kavelbeplanting en velden.

Slingerend landschap met Kromme Rijn en provinciale weg als belangrijkste lijnen, voerend langs dorpen, boomgaarden, weilanden en akkers, met een grote variatie aan dwarsrelaties. Rivier en weg zijn in de geschiedenis vele malen verlegd, wat herkenbaar is aan diverse oude rivierlopen en oude wegen met bebouwingslinten.

Open weidegebied rond een wetering met vele dwarssloten. Oostelijk wordt de wetering begeleid door een weg en lintbebouwing, westelijk splitsen weg en lintbebouwing zich van de wetering af.

Open landschap rond de rivier en parallelle dijken, met weiden en vloedbosjes, steenfabrieken en veerhuizen aan dwarskades, boerderijlint langs de dijk en panoramische uitzichten over de omgeving.

opgave

Ontwikkelen van zichtlijnen van de stuwwal richting de Kromme Rijn. Het versterken van het beplante profiel en het doorgaande zicht over de provinciale weg. Behouden en versterken van een duidelijke afwisseling van losse kernen en ruime groengebieden rond de weg (= ruggengraat).

Behoud van het profiel van de Langbroekerwetering met doorkijkjes van en naar de ridderhofsteden. Behoud van de karakteristieke copeverkaveling met de afwisseling van open smalle, langgerekte ruimten en opstrekkende boskavels, grienden, houtsingels en lanen. Recreatieve routes dwars door langbroek, van Kromme rijn tot stuwwal, zodat de dwarsdoorsnede door de verschillende deelgebieden beter beleefbaar wordt.

Zichtbaar maken van de Kromme rijn als rivier, ook vanaf de provinciale weg. Vergroten van de beleving van fruitteelt langs weg en water. Een betere visuele relatie tussen de dorpen, rivier en weg door middel van gebiedseigen landmarks (kerktorens en molens).

Behoud van copeverkaveling in de open kom. Infrastructuur is te gast in het landschap en dus onbeplant (behalve ARkanaal en A27). Behoud van zicht op en vanaf het ‘eiland’. Ontwikkelingen met behoud van lintstructuren i.c.m. de weteringen. Vergroten toegankelijkheid en beleefbaarheid. NHW kan aanleiding zijn voor andere vormen van recreatie.

Behoud visueel contact met rivier vanaf de dijk; aaneengesloten ooibossen zijn hier niet op hun plaats. Verbeteren van de zichtbaarheid van dijken, wielen, vergravingen en civiele werken. Benadrukken van de dijk tussen Amerongen en Wijk bij Duurstede, als markante dijklichaam en ontginningsbasis van de binnen- ĂŠn buitendijkse gronden. Behoud en versterken van de geleidelijke overgang tussen Lekdijk en Langbroek.


Rivierengebied Uitgangspunten voor kernrandzones Op basis van het overzicht van deelgebieden en de geschetste opgaven kun je stellen dat veel van de gestelde landschappelijke doelen ten dele behaald kunnen worden door een goede ontwikkeling vanuit de kernrandzones. De link tussen kern en landschap, en de recreatieve verbindingen, kunnen hier het beste tot hun recht komen.

deelgebieden en opgaven

Bijvoorbeeld het voor een groot publiek en aanwonenden beleefbaar maken van de Kromme Rijn, dat als een blauwe ader vlak langs de kernen in het rivierengebied meandert. Met kleine ingrepen in de kernrandzones kan de kern in kwestie een front aan deze rivier krijgen. Omdat door het Rivierengebied ook een provinciale weg voert, nagenoeg parallel aan de rivier, is er dubbele dynamiek en zijn meerdere opgaven met elkaar te combineren. De overgang tussen Rivierengebied en Heuvelrug - de Flank - is eveneens een boeiend en dynamisch gebied, waar momenteel al veel gebeurd en waar veel ontwikkelingen in de lucht hangen. Een goede kernrandontwikkeling kan het verschil maken. Dit landschapsensemble wordt nader uitgewerkt in het hoofdstuk over ‘Flankdorpen’ behorende bij de Heuvelrug.

53


Topografie 2013

Topografie 1920

ReliĂŤf

Bodem

Water

Infrastructuur

Bebouwing

Dynamiek


Eemland Beschrijving Arkemheen-Eemland is een weids en open weidegebied. De openheid wordt begrensd door duidelijk herkenbare randen. Op afstand lijken ze strak en eenduidig, van dichtbij variĂŤren de randen van plek tot plek.

de beleving van het open gebied. Van dichtbij geven de lage dijken en open linten een geleding in de openheid. Gezien van een afstand worden ze onderdeel van een grotere open ruimte.

Het contrast tussen de weidse open ruimte, waar de lucht 360Ëš rond zichtbaar is en de wind vrij spel heeft, en de geborgen beschutte ruimte op de erven en achter de randen, is cruciaal in de beleving van Arkemheen-Eemland.

De ambitie voor Eemland richt zich op:

Op het oog lijkt Eemland eenduidig, maar in gebruik en in functies is het meervoudig met een samenspel van voornamelijk agrarische, ecologische en recreatieve functies. Bebouwing ligt achter de randen of als eilanden in open linten in de weidse ruimte. Subtiele verschillen in de openheid, door beheer van het grasland, lijnen in het maaiveld en lage grasdijken, verrijken

essentie

1. Versterken van de openheid in het algemeen. 2. Bijzondere aandacht voor de randen en stad-land overgangen (Heuvelrug, Bunschoten, Amersfoort, Veluwemeer) 3. Aandacht voor specifieke gebieden: A1, spoor Baarn-Soest, Wespentaille

55


Deelgebieden

dynamiek

eempolder

eemzone

overgangen

essentie

Een open grastapijt met rechte lijnen. Rechte sloten en wegen doorkruisen het in slagen verkavelde weidelandschap. Boerenerven liggen als beplante eilandjes in losse linten in de open ruimte. De weidsheid wordt benadrukt door de meer besloten randen eromheen.

Vlak grasland met rechte en meanderende lijnen tussen beide dijken van de Eem. Het gebied bestaat uit een open veenweidelandschap met lijnen haaks op de rivier. Binnendijks ligt langs de dijk een open lint van bebouwing. Buitendijks liggen erven op terpen.

Grasland met rechte en geknikte lijnen met meer of minder beplanting langs kavelranden. De overgang van de open polders naar deze flanken wordt gekenmerkt door het toenemen van opgaande beplanting en bebouwing. De besloten randen benadrukken de extreme openheid van de polders.

opgave

Behouden van het open land en het veenweidekarakter. Voorkomen van nieuwe bebouwing in het open gebied. Voorkom dichtslibben van de boerderijlinten: behoud doorzichten. Eventuele andere bebouwingsvormen, zoals maneges, zo veel mogelijk in de randzones vestigen. Eventuele nieuwbouw of andere functies bij voorkeur in de dorpen, achter de randen van de openheid.

Herkenbaar houden van de Eemzone, als deelgebied met eigen ruimtelijke karakteristieken. Behouden van de continue open ruimte langs de eem, van randmeer tot Amersfoort. Wanneer zich ontwikkelingen voordoen, deze aangrijpen om de openheid te versterken door verplaatsing van bebouwing, begroeiing of andere opgaande elementen.

Ruimte voor ontwikkeling; wonen, recreatie, bedrijvigheid. Funcites opgenomen binnen (aangezette) beplantingsstructuren.


Eemland Uitgangspunten voor kernrandzones Op basis van het overzicht van deelgebieden en de geschetste opgaven kun je stellen dat er zowel in de open polder als in het stroomgebied van de Eem weinig ruimte is voor (grootschaloige) ontwikkelingen in de kernrandzones. Er wordt met name aangestuurd op een smalle gestileerde overgang van kern naar landschap: kernen zijn kleine eilanden in een groene zee. Dat betekent niet dat er niks mag. Nieuwe functies kunnen bijdragen aan het nuanceren van een rand, of deze aanhalen. Groen kan zo betaald worden uit rood. Als de ruimtelijke kwaliteit van de kernrandzone maar voorop wordt gesteld.

deelgebieden en opgaven

Langs de randen van Eemland, in de zogenaamde ‘overgangen’, is meer dynamiek - mede ingegeven door de nabijheid van het (uitbreidende) Amersfoort, en de agrarischrecreatieve ontwikkelingen langs de dijk bij Eemnes. Omdat er niet meerdere kernen in dit landschapsensemble bevinden (geen kernenfamilie), is hier geen apart hoofdstuk aan gewijd. De algemene bepalingen uit de Kwaliteitsgids zijn hier van kracht.

57


Topografie 2013

Topografie 1920

ReliĂŤf

Bodem

Water

Infrastructuur

Bebouwing

Dynamiek


Vallei Beschrijving In het voornamelijk agrarische landschap van de Gelderse Vallei is het lastig om je te oriĂŤnteren. Alleen de Heuvelrug geeft enige oriĂŤntatie aan het gebied - vooral in het Binnenveld. De Vallei is rijk gevarieerd door afwisseling van bebouwing, bosjes, lanen, agrarische percelen met houtwallen en -singels op de kavelgrenzen. De open ruimten verschillen van maat en schaal. Verborgen in de Vallei liggen lijnstructuren als beken, kanalen, griften, de Grebbelinie en de Ponlijn. Ook landgoederen, kastelen en forten liggen min of meer verscholen in het landschap. Soms zijn deze verborgen elementen ineens zichtbaar, maar meestal zijn ze niet herkenbaar. Dit maakt ze tot bijzondere lijnen en punten in het landschap. Vroeger was het landschap vele malen kleinschaliger. De ruimten zijn groter geworden doordat veel landschapelementen zijn verdwenen. De kleinschaligheid, die dit landschap juist zo aantrekkelijk maakt, dreigt hierdoor verloren te gaan.

In de Vallei zijn 3 deelgebieden te onderscheiden: MozaĂŻek, Stroken en Binnenveld (zie ook volgende pagina). Elk gebied heeft haar eigen sfeer en identiteit.

essentie

De provincie zet in op het waarborgen en versterken van de contrasten tussen de deelgebieden. De verborgen structuren moeten behouden blijven en bijzondere aandacht krijgen door ze plaatselijk te accentueren. De ambitie is om het onderscheidend vermogen van de Vallei ten opzichte van de andere Utrechtse landschappen te vegroten. Dit betekent dat de provincie inzet op drie zaken: 1. Versterken van de gebiedsidentiteit in de drie deelgebieden 2. Het behouden van de verborgen structuren 3. Bijzondere aandacht voor 3 gebieden

59


Deelgebieden

dynamiek

mozaïek

stroken

binnenveld

essentie

Halfopen coulisselandschap met grote diversiteit beplantingselementen. In maat en vorm variërende landschapskamers vormen een mozaïek. Bomenrijen, lanen, bospercelen, houtwallen en boomgroepen omkaderen akkers, weilanden, tuinbouwpercelen en kwekerijen. Wegen en verscholen beken slingeren door het gebied. Dorpen en erven liggen door elkaar en zijn verscholen tussen het groen.

Halfopen landschap van langgerekte ruimten, omzoomd door beplante wegen en kavelgrenzen. Een mix van lanen, rijen knotbomen, houtsingels, bospercelen, grasland en maïsakkers. Beplante wegen en griften lopen met geknikte rechtstanden door het landschap. Erven met oude en nieuwe gebouwen liggen door elkaar in open linten, verscholen tussen het groen.

Overgangslandschap van de heuvelrug naar het open weidegebied rond de Grift. Continu zicht op de hoge beboste heuvelrug en de laaggelegen open ruimte. De strokenverkaveling ligt haaks op de heuvelrug, met lange wegen die loodrecht op de verkaveling lopen. Weg- en kavelrandbeplanting in het noordelijk deel verdwijnt in het zuidelijk deel; evenals de agrarische lintbebouwing. Het gemengde landgebruik in het noorden gaat over in nat grasland in het zuiden.

opgave

Het intact houden van de onregelmatige mozaïekverkaveling. Verdichting van het landschappelijk raamwerk: wegen en perceelgrenzen (eiken). Stimuleren van afwisselend landgebruik van weilanden, akkers, en bospercelen en landgoederen. Aanzetten tot compacte dorpen of verspreide bebouwing langs wegen (voornamelijk op dekzandruggen).

Instand houden van de langgerekte percelen. Verdichten van het landschappelijk raamwerk: wegen en perceelgrenzen (houtsingels of wilgen). Stimuleren van afwisselend landgebruik van weilanden, akkers, en bospercelen en landgoederen. Aanzetten tot compacte dorpen of open linten langs wegen. Eventuele bedrijfsvergroting binnen maat en schaal van het landschap. Versterken van grotere langgerekte ruimten in het landbouwontwikkelingsgebied.

Instand houden van langgerekte percelen en de bijzondere verkaveling van de Meent. Behoud van slotenpatroon. Verdichten van het landschappelijk raamwerk comform bestaande landschappelijke gradienten (oost besloten, west open): geldt voor wegen en perceelgrenzen. Behoud van afwisselend landgebruik in het westen naar weilanden in het oosten. Stimuleren van nieuwe landgoederen tegen de heuvelrug. Behoud van zichtlijnen dwars op de heuvelrug en zichten over de velden.


Vallei Uitgangspunten voor kernrandzones Op basis van het overzicht van deelgebieden en de geschetste opgaven kun je stellen dat in het mozaïeklandschap, waar naast vele erven diverse dorpen langs doorgaande (oude) wegen en lanen liggen, en dat daar de meeste dynamiek is - en dus de opgaven voor de kernrandzones hier het meest naar voren komen. De overgangsgebieden in de ‘stroken’ en het binnenveld zijn vooral agrarisch, met veel verspreide erven, maar weinig kernen.

deelgebieden en opgaven

De ambitie om in het mozaïek de onregelmatige verkaveling in tact te houden en het landschappelijke raamwerk te verdichten kan direct gekoppeld worden aan de opgaven voor kernrandzones. Dat geldt ook voor het aanzetten tot compacte dorpen of verspreide bebouwing langs wegen. Daar waar de randen rafelig en diffuus zijn, kunnen ontwikkelingen bijdragen aan de landschappelijke herstelopgave. In het hoofdstuk ‘Mozaïek-wegkernen’ wordt hier verder op ingegaan.

61



4 DE KERNEN EN HUN FAMILIES en de overeenkomstige aanpak voor kernrandzones

63


De Utrechtse families van dorpen


Groene Hart

Stroomrugkernen

Lekzonekernen

Boskernen

Zuidflankkernen

Achterflankkernen

Veenweidelintkernen

Droogmakerijkernen

Rivierengebied

Heuvelrug

Kleine rivierkernen

Eemland

Kromme Rijnkernen

Eemzonekernen

Vallei

Open polderkernen

Moza誰ek-wegkernen

65



GROENE HART Kleine rivierkernen

67


Baambrugge

Oudewater

Amstelhoek

Abcoude

Nieuwer ter Aa

Vreeland

De Hoef

Nigtevecht

Hekendorp

Linschoten

Loenersloot


Groene Hart

1 Kleine rivierkernen Kleine rivierkernen zijn kernen in een smalle landschapszone rond een kleine rivier (zoals de Vecht, Angstel, Waver en Gein), met wegen, erven en beplantingen aan weerszijden. In de buurt liggen relatief grootschalige infrastructuur. De kernen zijn kleinschalig en agrarisch van aard. De kernen hebben een matige groei meegemaakt en zijn daardoor compact van opzet. In de kernrandzone gebeurt weinig. De overgang van kern naar landschap is relatief smal en abrupt, wat in deze specfieke situatie als een kwaliteit wordt gezien.

KLEINE RIVIERKERNEN STROOMRUGKERNEN LEKDIJKKERNEN VEENWEIDELINTKERNEN DROOGEMAKERIJKERNEN

DNA kleine rivierdorpen: overeenkomsten en kenmerken

Overeenkomsten en kenmerken

smalle verhoogde zonne in open landschap: = structuurdrager

hoofdzakelijk veeteelt in het omliggende landschap

boerenerven en wegbeplanting op en langs het lint

ligging van nabije infrastructuur brengt stedelijke dynamiek

historische kern is klein en nog steeds herkenbaaan aan het water

gelijkmatige stedenbouwkundige groei, geen dominante groeifasen

kleinschalige verspreide functies in de kernrandzone

69


1900

Observaties

2013

1990

1970

Opvallend bij de kleine rivierdorpen is de grote diversiteit aan (bebouwings)randen rondom de kern. Elke groeifase van de kern is vertegenwoordigd, waarmee de historische groei van de kern in de rand is af te lezen. Je treft er de oude linten, bij de entrees, jaren 50 blokken, jaren 70 blokken omzoomd met groen, en recente nieuwbouw. Dit is een kwaliteit op zich, en is een rondgang waard. De staat en kwaliteit van de randen verschilt wel erg. Soms is een rand fraai gesti lleerd (zoals de jaren 50 rand, met een wilgendijkje als intermediair tussen kern en landschap), soms is een rand hard en bot (zoals bij recente nieuwbouw). Door verschillende oriĂŤntati es van de woningen, zowel naar binnen als naar buiten gekeerd, ontstaan achterkanten en voorkanten, en dus kansen en opgaven voor een kwaliteitsslag. De kleine rivier is lange ti jd structuurdrager geweest, de kern was alti jd gericht op het water, maar sinds de jaren 70 is dit ordenend principe grotendeels verlaten, en wordt er meer vlaksgewijs de polder in ontwikkeld. Dit is een valkuil. Blijf zoeken naar een manier om het water weer meer als structuurdrager voor ontwikkelingen in te zett en, zodat deze kernen specifi ek, en binnen hun identi teit blijven.


Kernrandtypering Baambrugge als representatieve kern

Groene Hart

KLEINE RIVIERKERNEN STROOMRUGKERNEN LEKDIJKKERNEN VEENWEIDELINTKERNEN DROOGMAKERIJKERNEN

afwisselend grondgebruik kleinschaligheid, zichten

kleine sobere blokken volwassen tuinen

brede groenzoom: intermediar tussen veenweide en kern

volgebouwde kavel naakt in landschap

= OK

= OK

= OK

= KANS/OPGAVE 71


Keuzemogelijkheden en recepten voor kwaliteitverbetering

dijklinten

jaren 50 rand

jaren 70 rand

jaren 90-00 rand

uitgangssituatie

BEHOUD +

versterken wegbeplanting behoud doorkijken vergroenen achterkanten

ONTWIKKELING

nvt

behoud groene rand evt. zone verbreden delen toegankelijk maken

nvt

behoud groene (tuinen)zoom deels toegankelijk maken klompenpad / uitzichtpunt

realiseren van groene zoom parkzone of ‘overtuinen’ variatie bomen

nvt

KANS: nieuw gebied met mix van functies binnen groen raamwerk


Groene Hart

Opgave en gereedschappen bij ontwikkeling Voorbeeld

Opgave Ontwikkelingen in de kernrandzones zijn qua maat en schaal beperkt. Kleinschalige ontwikkelingen zijn mogelijk, mits ze bijdragen aan het herstel van de (genuanceerde) dorpsrand. Dat kan met klein programma, dat een afwisselend beeld van rood en groen oplevert. Gebouwen hebben een kleine korrel. Essentieel is voort te borduren op de ruimtelijke karakterstieken van het gebied: ontwikkelingen zijn bij voorkeur gebaseerd op de structuurdrager (of een afgeleide daarvan): een waterlint. Belangrijke ruimtelijke aspecten en ensembles in de kernrandzone zijn het dorpssilhouette (aanzicht), de dorpsentree (aankomst), de dorpsrand (vorm en staat) en de uitzichten over het polderland.

KLEINE RIVIERKERNEN STROOMRUGKERNEN LEKDIJKKERNEN VEENWEIDELINTKERNEN DROOGMAKERIJKERNEN

In het voorbeeld hierboven is een 2e waterloop gegraven aan de oostrand van de kern (daar waar de kwaliteit matig is). Langs het water zijn woonkavels gesitueerd met een jaag- en wandelpad met wilgen erlangs. In de ruimte ertussen zijn huidige (en eventuele toekomstige) randfuncties ingebed (sport, kleinschalig, groen, lokaal), die in de loop der tijd kunnen transformeren naar bijvoorbeeld permanentere woonfuncties.

Ontwerpgereedschappen

73



GROENE HART Stroomrugkernen

75


Breukelen

Harmelen

IJsselstein

Montfoort

Woerden


Groene Hart

2 Stroomrugkernen Stroomrugkernen zijn middelgrote plaatsen in een brede landschapszone rond een meanderende rivier. De zone ligt verhoogd in het landschap, en de stedelijke dynamiek is, mede door de nabijheid van infrastructuur(bundels), relati ef groot. De kernrandzones parallel aan de stroomrug vormen aan weerszijden een geleidelijke overgang naar het open landschap. Daar vind je akkers, weiden, bossages en boomgaarden, waarna het landschap over gaat in open veenweiden met strokenverkaveling. De nieuwe infrastructuur is grootschalig en ligt parallel aan de oude rivier en de stroomrug. Hierdoor is op bepaalde plekken de geleidelijke overgang veranderd in een scherpe grens.

KLEINE RIVIERKERNEN STROOMRUGKERNEN LEKDIJKKERNEN VEENWEIDELINTKERNEN DROOGMAKERIJKERNEN

DNA stroomrugkernen en omgeving

Overeenkomsten en kenmerken

brede semi-besloten zone met mix van grondgebruik

open veenweidelandschap rondom stroomrug en kern

kernranden raken vaak oude linten

sterk gegroeide kernen (’70) met uitbreiding de polder in

invloed nabije infrastructuur/ bundels parallel aan stroomrug

industrieterreinen rond de kern op stroomrug, bij dorpsentrees

verspreide middelgrote functies (sport en groencomplexen)

77


1900 1950 1980 2013

Observaties Opvallend is dat er in de afgelopen decennia een semiindustriĂŤle verstedelijkingsband is ontstaan op de stroomrug (tussen rivier en dijk/weg), met een uitbreidingsklont de polder in. Dit zijn voornamelijk woningen uit de jaren 70, met een randje van woningen uit de jaren 90. Deze uitbreidingen lijken te zijn gericht op de regionale infrastructuur. Het contrast met de open polders in de omgeving blijft behouden, ookal schurken sommige stroomrugkernen tegen andere landschapsstructuren aan, zoals veenweidelinten. Vergeleken met rivierlinten vertellen de randen in veel mindere mate de historische gelaagdheid van de kern: monotoner: grote groei in de jaren 70 (de polder in, van de stroomrug af). Doorgaande dijkwegen zijn in de loop der jaren geasfalteerd en N-wegen geworden, die bedrijventerreinen hebben aangetrokken - en de nieuwe dorpsentrees vormen. Kernranden raken soms de oude dijken en kleinschalige linten in de waarden, en de nieuwe bedrijventerreinen met hun grote korrel interfereren met de fi jnzinnige structuur van de oude dijklinten. De zichten op de omliggende waarden vanaf de stroomrug en de kernranden zijn een kwaliteit, maar hele harde randen - zoals bij recente nieuwbouw - ondermijnt deze kwaliteit. Beter is te zoeken naar nuancering van deze overgang. De grootste opgave ligt bij het verzachten van de overgang bij zowel de bedrijventerreinen als bij de recente nieuwbouw, die naakt in het landschap liggen.


Kernrandtypering Montfoort als representatieve kern

Groene Hart

KLEINE RIVIERKERNEN STROOMRUGKERNEN LEKDIJKKERNEN VEENWEIDELINTKERNEN DROOGMAKERIJKERNEN

afwisselend grondgebruik kleinschaligheid, zichten

forse loodsen langs weg, achter wetering en bomenrij

brede groenzoom: intermediar tussen veenweide en kern

volgebouwde kavel naakt in landschap

= OK

= REDELIJK

= OK

= KANS/OPGAVE 79


Keuzemogelijkheden en recepten voor kwaliteitverbetering

dijklinten

bedrijvenrand

jaren 70 rand

jaren 90-00 rand

uitgangssituatie

BEHOUD +

versterken wegbeplanting behoud doorkijken vergroenen achterkanten

ONTWIKKELING

nvt

aanleg groenblauwe oever aanzetten haakse landschapsstructuur afwisselende zichten op veenweiden

nvt

behoud groene (tuinen)zoom deels toegankelijk maken klompenpad / uitzichtpunt

realiseren van groene zoom parkzone of ‘overtuinen’ variatie bomen

nvt

KANS: nieuw gebied met mix van functies binnen groen raamwerk


Groene Hart

Opgave en gereedschappen bij ontwikkeling Voorbeeld

Opgave Houd de kern op de stroomrug. Ontwikkeling in deze kernrandzones kunnen/mogen qua maat en schaal (relatief) groot zijn. De stroomrug is een brede robuuste structuur. Doel is vooral om met eventuele nieuwe ontwikkelingen bij te dragen aan het herstel van de dorpsrand, met name in de polder - waar de jaren 70 en 90 uitbreidingen een dominant beeld in de openheid opeisen. Dat kan door bijvoorbeeld over de hele lengte een nieuwe groenstructuur met programma te realiseren. Liever nog vinden ontwikkelingen plaats op de stroomrug zelf: de structuurdrager van kernen in deze landschapszone - waarmee deze ontwikkelingen kunnen bijdragen aan het verstevigen van de identiteit van deze kernen.

KLEINE RIVIERKERNEN STROOMRUGKERNEN LEKDIJKKERNEN VEENWEIDELINTKERNEN DROOGMAKERIJKERNEN

In het voorbeeld hierboven is langs de oostelijke rand een landgoed getekend, om de rafelige nieuwbouwrand van een robuuste zoom te voorzien, met mogelijkheden voor woonclusters en andere (recreatieve, tijdelijke) functies. Tegelijkertijd vormt het landgoed, met een lange singel, een heldere groene grens met het open veenweidelandschap. Gekoppeld aan deze structuur zou een ontwikkeling op de stroomrug een bijdrage kunnen leveren aan een meer representatieve entree, met een duidelijk connectie met het water en gebruik van ‘stroomrugse’ beplanting.

Ontwerpgereedschappen

81



GROENE HART Lekzonekernen

83


Tull en ‘t Waal

Jaarsveld

Uitweg

Wijk bij Duurstede

Lopikerkapel

Vianen

Hagestein

Everdingen


Groene Hart

3 Lekzonekernen Lekzonekernen zijn, met uitzonderlijk van Vianen en Wijk bij Duurstede, relatief kleine woonkernen in het invloedsgebied van de Lek. De zone binnendijks is relatief besloten, met daarin de kernen, de bebouwingslinten en een mozaïek van landgebruik en boomgaarden. Het open gebied buitendijks is extensiever en onderdeel van de dynamiek van de rivier. De intieme binnendijkse zone gaat geleidelijk over in het open weidelandschap. De dijken met daaraan en langs zijn fors en lopen parallel aan de rivier. Bijna elke kern heeft een kerk, een kerkpleintje en is in meer of mindere mate gegroeid vanuit een lintstructuur.

KLEINE RIVIERKERNEN STROOMRUGKERNEN LEKZONEKERNEN VEENWEIDELINTKERNEN DROOGMAKERIJKERNEN

+ Tull aan ‘t Waal (rivierengebied) + wijk bij Duurstede (rivierengebied)

Overeenkomsten en kenmerken

85


1900 1950

Observaties Opvallend is de wijze waarop de Lekzonekernen vanaf de jaren 70 vlaksgewijs zijn gegroeid. Daarvoor ontwikkelden de kernen zich voornamelijk langs de dijk en binnen de oeverwal - als natuurlijke structuurdrager voor bebouwing. Net als bij de kleine rivierlinten zijn deze dijkdorpen binnen enkele decennia van linten naar ‘klonten’ getransformeerd. Hierdoor zijn de charmante rafelranden van het historische lint onzichtbaar geworden, en gaan nu schuil achter de nieuwe randen van de jaren 70 en 90 bebouwing, die min of meer naakt in het landschap liggen en zich op de komgronden oriënteren.

2013

1980

Vanaf de Lekdijk ervaar je nog wel steeds de historische lintbebouwing, de kerk en enkele monumentale boerderijen. Zolang de dijk de doorgaande weg blijft, is dit een belangrijke kwaliteit. Verspreid in de omgeving, op de komgronden, zijn enkele sportcomplexen en kleine groene recreatieve functies gesitueerd. Deze zijn soms verweven met historische relicten. Vanaf de jaren 90 zie je de uiterwaarden (vanuit de gedachte van Plan Ooievaar) veranderen in waterrijke natuurgebieden, als onderdeel van de gehele rivierendynamiek. Hiermee is de nadruk op de dijk/ oeverwal als drager voor ‘verstedelijking’ vergroot, en daarmee ook het contrast tussen binnen (in het dorp) en buiten (het rivierenlandschap).


Kernrandtypering

Everdingen als representatieve kern

Groene Hart

KLEINE RIVIERKERNEN STROOMRUGKERNEN LEKZONEKERNEN VEENWEIDELINTKERNEN DROOGMAKERIJKERNEN

continu dijklichaam met boerenerven en dijkwoningen = OK

concentratie historische bebouwing langs de dijk = OK

vlaksgewijze woningbouw met groen ingepakt = REDELIJK

losse voorzieningen achter oude lint en naast weg/entree = KANS/OPGAVE 87


Keuzemogelijkheden en recepten voor kwaliteitverbetering

erven a/d dijk

oude kern a/d dijk

jaren 70/90 rand

oude rand met achterkavels

uitgangssituatie

BEHOUD +

aanzetten erfbeplanting behoud openheid en zichten eventueel extra paden buitendijks

ONTWIKKELING

nvt

versterken besloten sfeer, vergroenen behoud zichten naar de Lek eventueel extra paden buitendijks

nvt

aanzetten tuinenrand, diversiteit openbaar pad, zichten op kom mogelijkheden voor ommetjes

behoud ontsluiting vanaf dijk/lint groen raamwerk als overgang naar kom behoud kleinschaligheid

nvt

KANS: nieuw oeverwallandschap, focus op dijk; groen raamwerk van fruitbomen, plek voor wonen en sport


Groene Hart

Opgave en gereedschappen bij ontwikkeling Voorbeeld

Opgave KLEINE RIVIERKERNEN

Houd de kern op de overwal. Vermijd groei de kommen in. Ontwikkeling in de kernrandzones zijn geĂśrienteerd op de Lekdijk. Het ensemble van dijk en oeverwal is de belangrijkste structuurdrager. Achterkavels kunnen benut worden, mits ze ontsloten worden vanaf de dijk. Hiermee wordt de logica van de lekdijkdorpen in tact gehouden. Ontwikkelingen zijn qua maat en schaal gering en dienen zich te verhouden tot de korrel van bebouwing langs de dijk. Gebruik van een landschapsstructuren haaks op de dijk bieden houvast voor het creĂŤeren van een robuust raamwerk. Deze coulissenwerking draagt bij aan de het behouden en versterken van de geleidelijke overgang van de besloten oeverwal naar de open komgronden.

STROOMRUGKERNEN LEKZONEKERNEN VEENWEIDELINTKERNEN DROOGMAKERIJKERNEN

In het voorbeeld hierboven is langs de westelijke kernrand een landgoed getekend met woningen en sportvelden. Een laan vanaf de dijk de oeverwal in wordt begeleid met een strip van fruitbomen. De waaiervorm van beplantingsstroken en open plekken vormt vanaf de dijk een ritme. Samen met andere bomenrijen, hagen, en paden vormt dit een raamwerk voor ontwikkelingen.

Ontwerpgereedschappen

89



GROENE HART Veenweidelintkernen

91


Zegveld

Kokengen

Kanis

Kamerik

Tienhoven

Westbroek

Hollandse Rading

Maartensdijk

Groenekan

Polsbroek

Cabauw

Benschop

Schalkwijk

Lopik

Zijderveld


Groene Hart

4 Veenweidelintkernen Veenweidelintkernen zijn woonkernen in het extreem open landschap van de veenweiden. Ze zijn ontstaan vanuit de ontginningsassen, vaak bij een kruising met een weg, en zo haaks de polder in. De open ruimten rond de kernen worden vaak begrensd door verderop gelegen rechte/gekromde bebouwingslinten, dijken, rivierlinten en bospercelen. Maat en schaal is enorm. Leegte en de wolkenluchten bepalen het beeld. Het landschap heeft een strokenverkaveling met langgerekte percelen en smalle sloten. De kernen zelf zijn relatief klein en hebben een bescheiden groei meegemaakt. In de kernen ligt het accent op het agrarische leven. De dynamiek is betrekkelijk.

KLEINE RIVIERKERNEN STROOMRUGKERNEN LEKDIJKKERNEN VEENWEIDELINTKERNEN DROOGMAKERIJKERNEN

+ Schalkwijk (rivierengebied)

Overeenkomsten en kenmerken

93


1900 1950 1980 2013

Observaties Bijn alle veenweidelintdorpen hebben in de jaren 50 en 70 een groeispurt meegemaakt. De oorspronkelijke agrarische linten zijn verdicht en vaak zijn uitbreidingen van dit lint af gekomen, de waarden en komgronden in. Dit resulteert in kernranden, waarvan de bebouwing min of meer naakt in het landschap staan. Je ziet ook mooiere voorbeelden, waarbij tuinen een zoom vormen en daarmee een fraaie intermediair tussen kern en landschap. Ontwikkelingen uit de jaren 90 en recente uitbreidingen zijn seriematig, waarbij de kavels veel voller zijn bebouwd, en nog naakter in het landschap staan. Hier is de ruimtelijke kwaliteit van de overgangszone matig. Opvallend is ook hoe spaarzaam de doorkijken vanaf het lint de polder in nog zijn. Door verdichting van het lint, en de verlenging daarvan de afgelopen jaren, is er vanaf de weg steeds minder contact met het ommeland. Resterende doorkijken zijn waardevol. Diverse functies (sport, waterzuivering, tuinen) liggen verspreid rond de kern. Soms zijn deze plekken landschappelijk ingepast, soms totaal niet. Opvallend is wel dat de maat en schaal van deze nieuwe (haakse) structuren - dwars door de polder - soms zo groot is, dat deze bijna twee ontginngingsassen met elkaar verbindt. Hierdoor worden soms cruciale open ruimten gehalveerd.


Kernrandtypering

Benschop als representatieve kern

Groene Hart

KLEINE RIVIERKERNEN STROOMRUGKERNEN LEKDIJKKERNEN VEENWEIDELINTKERNEN DROOGMAKERIJKERNEN

compact en gevarieerd lint met doorkijken op de polders = OK

tuinenzoom als intermediar tussen kern en landschap = OK

recente nieuwbouw, volle kavels, pal aan landschap = KANS/OPGAVE

div functies in openheid, tussen 2 ontginningsassen = REDELIJK 95


Keuzemogelijkheden en recepten voor kwaliteitverbetering

oude lint/basis

jaren 70 rand

jaren 90-00 rand

tussenland

uitgangssituatie

BEHOUD +

stimuleren diversiteit voortuinen behoud zichten over de weiden eventueel extra paden het land in

ONTWIKKELING

nvt

behoud groene (tuinen)zoom deels toegankelijk maken klompenpad / uitzichtpunt

realiseren groene zoom parkzone of ‘overtuinen’ groene intermediair

nvt

streven naar ‘platte’ randzone terugbrengen beplanting/bebouwing vlakke functies: sportvelden etc

nvt

nieuwe haakse woonlinten groen raamwerk van singels ruimte voor groene functies icm wonen


Groene Hart

Opgave en gereedschappen bij ontwikkeling Voorbeeld

Opgave KLEINE RIVIERKERNEN

Houd de kern zo smal mogelijk en gericht op de oude ontginningsas. Voorkom verdere ‘verstening’ van de kommen en de waarden. De opgave ligt in het zoeken naar het maximale laadvermogen van het oude lint. Soms betekent dat verdichten van het lint, soms betekent dat het creeëren van structuren haaks op het lint. Belangrijk is het behoud van zichten op de open weiden vanaf het lint. Daarvoor zijn mogelijk ‘panorama-percelen’ nodig, die aangekocht kunnen worden. Dit zouden tegelijk aanleidingen kunnen zijn voor een weg naar achteren, waarlangs woningen gepositioneerd zouden kunnen worden. Belangrijk is om de ruimte tussen de bestaande kernrand (met recente ‘naakte’ nieuwbouw) en een nieuwe ontwikkeling open te laten.

STROOMRUGKERNEN LEKDIJKKERNEN VEENWEIDELINTKERNEN DROOGMAKERIJKERNEN

In het voorbeeld hierboven zijn langs de westelijke kernrand 2 haakse woonlinten getekend, die bestaande beplante perceelgrenzen volgen. De ruimte tussen de bestaande kernrand (met recente nieuwbouw) en zo’n woonlint is bewust open gelaten, om zichten over de weiden te kunnen garanderen. In deze ruimte kunnen ‘platte’ functies, zoals sportvelden en begraafplaatsen een plek krijgen.

Ontwerpgereedschappen

97



GROENE HART Droogmakerijkernen

99


(nieuw) Mijdrecht

(nieuw) Vinkeveen

Waverveen

(nieuw) Wilnis


Groene Hart

5 Droogmakerijkernen Droogmakerijkernen zijn kernen op nieuw land, dat is aangewonnen na drooglegging van veenmeren. De kernen zijn veelal uitbreidingen van oudere dijkdorpen die aanvankelijk aan het meer lagen. Het gaat om woonbebouwing en bedrijventerreinen. Ze liggen in nieuwe open weidelandschap en zijn ingepast in de orthogonale opzet van de droogmakerij. Je vind er naast de kernen ook vele open boerderijlinten. Rechtlijnige wegen met bomenrijen doorsnijden de ruimte. Hoge grasdijken bakenen de droogmakerij af van de omliggende landschappen.

KLEINE RIVIERKERNEN STROOMRUGKERNEN LEKDIJKKERNEN VEENWEIDELINTKERNEN DROOGMAKERIJKERNEN

Overeenkomsten en kenmerken

101


1880

Observaties

2000

1980

1950

Opvallend in de ontwikkeling van de droogmakerijkernen is dat zij vanaf de jaren 50 een enorme groeispurt hebben meegemaakt, en het nieuwe land hebben gekoloniseerd. Deze ontwikkeling zijn grootschalig geweest, waarbij vlaksgewijs, binnen de moduulmaat van de polder, woningbouw is gepleegd. Hierbij is het lint, als eeuwenoude structuurdrager verlaten. In zekere zin is dit nieuwe landschap met zijn orthogonale structuur de nieuwe basis voor ontwikkelingen. De rationaliteit van de wegen, beplanting en bebouwing is een kwaliteit op zich. De snelheid waarmee de afgelopen decennia is gebouwd roept wel vraagtekens op. Het lijkt alsof er weinig tijd was voor een goede landschappelijke inpassing. De jaren 70 wijken zijn, vergeleken met andere locaties, vrij sober, waarbij de bebouwingsrand - op een dunne tuinenzoom na - vrijwel naakt in het landschap ligt. Voor de recente nieuwbouw uit de jaren ‘90 en ‘00 geldt hetzelfde. Hier is de ruimtelijke kwaliteit matig. Diverse parkjes, groentjes, golfbaantjes en sport- en speelveldjes voor deze ‘linie’ zijn geprojecteerd, wat een (voor droogmakerij-begrippen) rommelig beeld oplevert.. De grootschalige bedrijventerrein vormen door hun maat en schaal eigen gebieden, die misschien niet uitnodigen voor verblijf, maar wel degelijk goed zijn ingepast in de structuur van de droogmakerij. Aandachtspunt zijn de entrees en de doorgaande wegen erlangs, die weinig van de kernen zelf laat zien. In de kernrandzone van de droogmakerij-kernen vind je ook met regelmaat glastuinbouw, wat in de open polder opvallende elementen zijn.


Kernrandtypering

Mijdrecht als representatieve kern

Groene Hart

KLEINE RIVIERKERNEN STROOMRUGKERNEN LEKDIJKKERNEN VEENWEIDELINTKERNEN DROOGMAKERIJKERNEN

compact en gevarieerd lint met doorkijken op de weiden = OK

vaak tuinenzoom als schakel tussen kern en landschap = OK

recente nieuwbouw, volle kavels, naakt in landschap = KANS/OPGAVE

omvangrijke hallen en loodsen, zichtbaar vanuit polder = REDELIJK 103


Keuzemogelijkheden en recepten voor kwaliteitverbetering

oude lint

jaren 70 rand

jaren 90-00 rand

bedrijvenrand

uitgangssituatie

BEHOUD +

behoud intieme sfeer, variatie, groen behoud zichten naar de polder bescheiden erfbeplanting, achter

ONTWIKKELING

nvt

behoud groene (tuinen)zoom deels toegankelijk maken klompenpad / uitzichtpunt

realiseren groene zoom parkzone of ‘overtuinen’ groene intermediair

nvt

verzachten harde hard groen-blauwe berm langs weg daar waar kan beplanting bij hallen

nvt

KANS: nieuw polderlandschap, zo ‘vlak’ mogelijk, binnen eenheid van droogmakerij combinatie van functies, wonen en sport


Groene Hart

Opgave en gereedschappen bij ontwikkeling Voorbeeld

Opgave Eventuele nieuwe ontwikkelingen in de kernrandzones zijn zo veel mogelijk gebaseerd op de modulmaat en orthogonale structuur van de droogmakerij. Het is mogelijk om binnen een eenheid van de droogmakerij een andere invulling te kiezen, bijvoorbeeld water, of moerasnatuur - waarbinnen nieuwe functies ingepast kunnen worden. Benut eerst de nog onbenutten ruimte binnen de rode contour. Maak heldere entrees. Daar waar dat niet is, zijn aanleidingen om het beter te doen. Vaak is dat bij recente (kleinschalige) woningbouw, die als kleine rommelblokjes voor de bebouwingsrand liggen. Om dat de kernen dicht bij elkaar liggen, is er reden voor gemeenten om samen plannen te maken in het gezamenlijke tussengebied.

KLEINE RIVIERKERNEN STROOMRUGKERNEN LEKDIJKKERNEN VEENWEIDELINTKERNEN DROOGMAKERIJKERNEN

In het voorbeeld hierboven is binnen een moduulmaat van de droogmakerij een watervlak met multifunctionele eilanden getekend. Aanleiding was een nieuwebouwblok bij de oostelijke entree van de kern, dat als ‘ruis’ voor de bebouwingsrand ligt. De ingreep introduceert een robuuste structuur waarbinnen een ritme van clusters liggen. De boerenerven aan het lint zijn geïntegreerd. De eilanden bieden plaats voor woningen, sportvelden en andere lokale functies, die op termijn weer te transformeren zijn.

Ontwerpgereedschappen

105



HEUVELRUG Boskernen

107


Den Dolder

Soesterberg

Austerlitz

Lage Vuursche


Heuvelrug

1 Boskernen Boskernen zijn kleine tot middelgrote kernen in een voornamelijk aaneengeschakeld besloten boslandschap. De kernen en de bossen liggen bovenop een langgerekte, reliëfrijke zandrug, met verspreid liggende open plekken en zandverstuivingen. Tussen de kernen vind je een diversiteit aan loof- en naaldhout, lanen en hakhout. Doorgaande wegen voeren haaks over het reliëf, door de dorpen, terwijl een uitgebreid netwerk van paden parallel aan het bosmassief loopt. De kernen en hun bebouwing zijn helder afgebakende (‘open’) plekken in het bosmassief.

BOSKERNEN ZUIDFLANKKERNEN ACHTERFLANKKERNEN

Overeenkomsten en kenmerken:

109


1900

Observaties

2000

1980

1950

Bosdorpen zijn van oudsher kernen die zijn ontstaan op de kruising van (zand)wegen op de heuvelrug. De invloed van het spoor is groot geweest op de groei en ontwikkeling van deze kernen, en op de bedrijvigheid. Toch zijn de kernen altijd bescheiden van omvang gebleven. Na de oorlog zijn er vele woonblokken bij gekomen, met name in de jaren 50, 60 en 70. Dat geldt ook voor de toename van bedrijventerreintjes. De meesten woningen uit die perioden zijn geörienteerd op de naar buiten voerende wegen en vormen groene woonlinten door het bos, terwijl recente woningen (woonclusters) vlaksgewijs zijn ontwikkeld en min of meer een hap uit het bos hebben genomen. Rondom de kern, in het bos, bevinden zich enkele ‘satellieten’ van het dorp: inrichtingen, sportparken, bedrijventerreintjes. De randen en overgangen zijn grillig. Woonwijken en bebouwingsconcentraties zijn als rode vingers die naar buiten wijzen. Evengoed prikt het omliggende bosmassief met haar groene vingers naar binnen. Het valt op dat het laadvermogen van het bos groot is: het visuele effect van nieuwe bebouwing of andere functies in de kernrand is van veraf niet te zien, alleen van dichtbij. Dit maakt veel mogelijk, maar is geen vrijbrief voor voortgaande verstedelijking van het bos. In het (aaneengesloten) bos zijn de natuurwaarden het grootste goed. De woonlinten vormen geschikte manieren om rood en groen met elkaar te vervlechten. Er zijn geen prominente entrees of poorten. Dorpen openen zich ineens.


Kernrandtypering

Den Dolder als representatieve kern

Heuvelrug

BOSKERNEN ZUIDFLANKKERNEN ACHTERFLANKKERNEN

chique woonlinten door het bos, besloten, afwisselend

grootschalige gekleurde loodsen en panden tegen bosrand

weelderige groenzone met 2-onder-1kappers aan bos

chique projectmatige woonclusters, ‘hapjes’ uit het bos

= OK

= KANS/OPGAVE

= OK

= REDELIJK 111


Keuzemogelijkheden en recepten voor kwaliteitverbetering

woonlinten

bedrijvenrand

jaren 50-70 rand

recente woonclusters

uitgangssituatie

BEHOUD +

minder dominante wegbeplanting wegbeeld bepaald door (bos)tuinen bij entrees openingen maken

ONTWIKKELING

minder hekken, meer natuur: greppels, wallen, struweel, berken paden naar/door bos (pauzerondje)

nvt

KANS: nieuwe woonlinten maken verlevendigen bedrijfsrand evt. nieuwe plek in bos

minder hekken / erfgrenzen maar natuurelementen: greppels, wallen, struweel

aanplant bomen/heesters op terrein geleidelijke overgang naar bos minder verharding, meer gras, zand

nvt

nvt


Heuvelrug

Opgave en gereedschappen bij ontwikkeling Voorbeeld

Opgave BOSKERNEN

Houd de kern compact. Kernrandzones dienen met terughoudendheid aangepakt te worden. De nabijheid van het bos is een kwaliteit. Het gevaar bestaat dat woningbouw of andere ontwikkelingen aan de bestaande rand geplakt worden, en steeds meer van het bos afsnoept en het bos niet alleen fysiek maar ook mentaal steeds verder weg komt te liggen. Beter is, wanneer men besluit een bepaalde kernrandzone te transformeren, om voort te borduren op het principe van de woonlinten. Maak nieuwe linten door het bos die naar een bestaande of nieuwe plek voeren. Dit zijn de structuurdragers voor nieuwe ontwikkelingen.

ZUIDFLANKKERNEN ACHTERFLANKKERNEN

In het voorbeeld hierboven is ter plekke van het bedrijventerrein, buiten de rode contour, een tweetal woonlinten voorgesteld die het omliggende bos inslingeren. Aan dit lint zijn woningen gesitueerd met tuinen die doorlopen het bos in. Elke lint voert naar een reeds bestaande of een nieuwe plek; in dit geval voormalig vliegveld Soesterberg. Hier kunnen nieuwe functies (al dan niet tijdelijk, agrarisch, gericht op sport, etc) een plek krijgen.

Ontwerpgereedschappen

113



HEUVELRUG Zuidflankkernen

115


De Bilt / Bilthoven

Zeist

Driebergen

Doorn

Leersum

Amerongen

Remmerden

Elst

Rhenen


Heuvelrug

2 Zuidflankkernen Zuidflankkernen zijn kernen in het overgangslandschap tussen de beboste stuwwal en de meer open natte graslanden van het rivierengebied ten zuiden ervan. Kenmerkend is de doorgaande weg over de gehele lengte van de flank die de kernen aaneen rijgt, en richting geeft aan de structuur en ontwikkeling van de kernen. Er liggen vele landgoederen en buitenplaatsen rondom en tussen de kernen. De kernen op de zuidflank zijn duidelijk van elkaar gescheiden. Door aanpassingen in de wegverlichting buiten de bebouwde kom, zijn de woonkernen ook ’s nachts van elkaar gescheiden. De ruimte tussen de kernen is voornamelijk ‘landschap’ en bos.

BOSKERNEN ZUIDFLANKKERNEN ACHTERFLANKKERNEN

Overeenkomsten en kenmerken

117


1900 1950

Flankkernen zijn gemiddeld grote (soms grote) kernen op de flank van de heuvelrug, tussen bossen en enken, en polders en landgoederen. Lange tijd zijn deze kernen compact gebleven, en is er weinig groei geweest. Tot na de oorlog, waar vanaf de jaren 50 tot de jaren 80 gelijkmatig maar stelselmatig nieuwe woningen zijn gebouwd - eerst langs de doorgaande weg, toen langs de wegen haaks (en kruislings) op de weg, later zijn deze tussenruimten opgevuld.

2013

1980

Observaties

Er is een duidelijk onderscheid in woontypologie en sfeer tussen de noord en zuidrand van deze kernen. In het noorden is het bos constant voelbaar, zijn er groene straten en boslanen, en is de overgang naar de heuvelrug geleidelijk. Ten zuiden van de kern is het minder groen, en heb je vanaf de straten zicht op het lager gelegen open polderlandschap. De woningen zijn hier goedkoper, en hier vindt je ook de meeste voorzieningen en (tijdelijke) functies binnen of vlak buiten de kernrand. De structuur van het landschap en de lamellenwerking die uitgaat van de beplanting van perceelranden is kenmerkend. De grootste opgave in de kernrandzones rondom de flankdorpen ligt in het behouden van de twee verschillende sferen tussen noord en zuid. Met name aan de zuidkant zijn er kansen om de soms naakt liggende bebouwing en functies beter te integreren in de structuur van het (polder)landschap, met behoud van zichten en zonder een front te maken.


Kernrandtypering

Leersum als representatieve kern

Heuvelrug

BOSKERNEN ZUIDFLANKKERNEN ACHTERFLANKKERNEN

boslanen als intermediair tussen kern en bos, gevarieerd = OK

oude weg/lint met verspreide huizen en winkels, entree = OK

woonblokken en rijwoningen met tuinen aan open enk = OK

harde onlogische overgang tussen kern en polder = KANS/OPGAVE 119


Keuzemogelijkheden en recepten voor kwaliteitverbetering

jaren 50-70 bosrand

oude weg / lint

jaren 50-70 enk-rand

polderrand

uitgangssituatie

BEHOUD +

minder hekken en harde erfgrenzen meer natuurlijk: wallen, greppels toegankelijkheid bos met paden

ONTWIKKELING

nvt

aanzetten wegbeplanting eventueel verdichten noordzijde behoud zichten naar zuiden

nvt

zware tuinen als groene enk-rand publieke bereikbaarheid rand eventueel pad over akker

verzachten van de overgang aanzetten (haakse) erfbeplanting versterken zichten en groenstructuren

nvt

KANS: nuanceren rand: coulissen maken natuurontwikkeling met recreatie en/of landgoed met woonclusters


Heuvelrug

Opgave en gereedschappen bij ontwikkeling Voorbeeld

Opgave BOSKERNEN

Maak van de zuidelijke kernrandzone een geleidelijke overgang naar het strookverkavelde polderlandschap en de Langbroekerwetering. Kenmerkend zijn daar de afwisseling in bosstroken en open land: coulissen. Je vindt er naast agrarische bedrijven, ook landgoederen. Een combinatie van een landgoed met agrarische erven en eventuele (tijdelijke) sport- of cultuurfuncties kan haalbaar zijn voor de gewenste transformatie. Van belang is om qua maat en schaal aan te sluiten op het landschap. Programma dient lokaal en groen te zijn, met het accent sport en voedsel.

ZUIDFLANKKERNEN ACHTERFLANKKERNEN

In het voorbeeld hierboven is een landgoed getekend dat is ingepast in de verkaveling van de polder. Groenstructuren (singels en sloten) die haaks op de heuvelrug staan zijn aangezet. In combinatie met de bestaande erven, enkele bosstroken, open land en dit landgoed onstaat een afwisselende rand, en daarmee een geleidelijke overgang naar het landschap. Op het landgoed kunnen meerdere zones/functies bestaan, met elk een andere invulling: van agrarisch, cultureel, sport en wonen - of combinaties.

Ontwerpgereedschappen

121



HEUVELRUG Achterflankkernen

123


Maarn

Maarsbergen

Overberg

Achterberg


Heuvelrug

3 Achterflankkernen Achterflankkernen zijn kernen in het overgangslandschap tussen de beboste stuwwal en het lagergelegen moza誰eklandschap van de Gelderse Vallei. Kenmerkend zijn de langgerekte bospercelen, afgewisseld met akkers, weilanden en boerenerven, die doorlopen tot aan de woonkernen en de kernranden, en soms ook verder. De noordflank van de Heuvelrug is luwer dan de zuidzijde en kent geen doorgaande (weg)structuur parallel aan het relief. Wel voert de A12 over de Heuvelrug en schampt, samen met het spoor, de kernen Maarn en Maarsbergen. De overige wegen zijn kleinschaliger en volgen een meer willekeurig patroon. De kernen op de achterflank zijn voornamelijk agrarisch van aard. De hoeveelheid bebouwing is beperkt. De kleine woonkernen en landgoederen liggen als losse eilandjes langs de helling.

BOSKERNEN ZUIDFLANKKERNEN ACHTERFLANKKERNEN

Overeenkomsten en kenmerken

PM

125


1900 1950 1980 2013

Observaties Kernen op de achterfl ank zijn klein en compact. Van oudsher waren dit agrarische gehuchten, op de grens van stuwwal en vallei. Nog steeds tref je er monumentale boerderijen. De rol van het spoor, en later de autowegen, is mede bepalend geweest voor de groei van de kernen. Er verrezen begin jaren 20 speciale arbeiderswijken. De groei is echter niet explosief geweest. Hoewel de invloed van de jaren 70 goed zichtbaar is, zijn de meeste kernen klein en agrarisch gebleven. In Maarn heeft de jaren 70 een iets zwaardere stempel gedrukt op de ontwikkeling van de kern, als ook op de kernrandenzones. Traditi onele rijtjeswoningen staan hier soms pal aan het coulisselandschap. Het coulisselandschap aan de oostkant van de kernen kent nog vele gave singels, houtwallen en eikenlanen. Er zijn langgerekte landschapskamers met verschillend agrarisch gebruik, dat in combinati e met enkele historische boerderijen een afwisselend beeld oplevert. De entrees van sommige kernen zijn door invloed van infrastructuur en mobiliteit getransformeerd tot hybrideruimten waar oude boerderijen, tankstati ons, jaren 50-woningen en andere gebouwen naast elkaar staan. Dit levert niet alti jd een fraai en representati ef beeld van de kern op. De kernranden tegen de bosranden zijn meer uniform en besloten, met enkele nuances in bouwtypologie. Je treft er woningen uit de jaren 20 en 30, maar ook hedendaagse villa’s. Het laadvermogen van deze kernrandzones is relati ef groot.


Kernrandtypering

Maarn als representatieve kern

Heuvelrug

BOSKERNEN ZUIDFLANKKERNEN ACHTERFLANKKERNEN

besloten bosranden, gevarieerde bebouwing = OK

singels en lanen met boerenerven en kamers = OK

uniforme woonblokken, minimale groene rand

intern gerichte ‘eilanden’, autonome campingstrip

= REDELIJK

= KANS/OPGAVE 127


Keuzemogelijkheden en recepten voor kwaliteitverbetering

massieve bosrand

oude coulisserand

jaren 70 rand

nieuwbouw en leisure

uitgangssituatie

BEHOUD +

minder hekken en harde erfgrenzen meer natuurlijk: wallen, greppels toegankelijkheid bos met paden

ONTWIKKELING

nvt

behoud lange structuren, doorkijken meer ‘grensgroen’, intermediair contrast tussen bosstroken en singels evt. verbreden sloot, oevers, riet meer klompenpaden, dooradering nieuwe routes langs/door landschap

nvt

verzwaren groene omzoming gebruik/dooradering ‘inpakgroen’ contrast met open kamerstructuur

nvt

KANS: ontwikkeling coulissestructuur aanzetten landschapsstrook, coulisse XL ruimte voor div programma en routes


Heuvelrug

Opgave en gereedschappen bij ontwikkeling Voorbeeld

Opgave Voorkom verrommeling van de oostelijke kernrandzone en zet in op een robuust halfopen strokenlandschap, als overgangsgebied naar de meer open vallei, en versterk daarmee het contrast met de besloten bosranden aan de zuidwest kant van de kern. Gebruik bestaande landschapspatronen om ‘boslamellen’ te maken, die samen met de open kamers een aangenaam ritme vormen en een afwisselend beeld oplevert. Binnen de besloten bospercelen ontstaat ruimte voor diverse ontwikkelingen en functies. Van belang is om qua maat en schaal aan te sluiten op het landschap. Programma dient lokaal en groen te zijn, met het accent sport en voedsel.

BOSKERNEN ZUIDFLANKKERNEN ACHTERFLANKKERNEN

In het voorbeeld hierboven is binnen een van de boslamellen een voorzieningenstrook getekend, die langs de doorgaande weg van het centrum tot de Vallei ligt. Op deze manier wordt de lengterichting van het landschap benadrukt. Binnen deze strook is een combinatie van wonen, recreatie, sport en natuur mogelijk. De strook is omringd met watergangen en wandelpaden. Haaks op de strook is eveneens een pad getekent, die verschillende groene plekken (van camping naar golfbaan) in het landschap aaneen rijgt.

Ontwerpgereedschappen

129



RIVIERENGEBIED Kromme Rijnkernen

131


Bunnik

Odijk

Werkhoven

‘t Goy

Cothen


Rivierengebied

1 Kromme Rijnkernen Kromme Rijnkernen zijn kernen in een relatief kleinschalig en slingerend landschap van de Kromme Rijn. De rivier en de provinciale weg zijn de belangrijkste continue doorgaande lijnen in het gebied, waaraan de kernen liggen. De kernen liggen vaak een 1 zijde (bocht) van de Kromme rijn, en hebben (zeker vanaf de jaren 70) een behoorlijke groei doorgemaakt. Toch vormen de kernen rustige woongemeenschappen. In de omgeving zijn boomgaarden, weilanden en akkers te vinden, met een grote variatie aan dwarsrelaties vanaf de weg. De Kromme Rijn en de weg zijn in de loop der eeuwen diverse malen verlegd, wat herkenbaar is aan oude rivierlopen en wegen met bebouwingslinten.

KROMME RIJNKERNEN

Overeenkomsten en kenmerken

133


1900 1950

Observaties Opvallend is de wijze waarop de kernen in slechts 30 jaar in omvang zijn verdubbeld. De meeste Kromme Rijnkernen hebben de rivier of de oude wegen als ordenende structuur verlaten. Woonblokken en wijken kruipen vlaksgewijs de polder in. De invloed van infrastructuur is groot, veel uitbreidingen volgen nieuwe grote infrastructuur in en door de kernen: radialen, singels en rondwegen. De randen die daarmee ontstaan zijn generiek en inwisselbaar. De oude stad (met brink en kerk) gaat hierachter schuil en is nauwelijks meer van buitenaf te ervaren.

2013

1980

Recente woningbouwprojecten, met de nadruk op vrijstaande woningen (vaak zonder tuin of ‘buffer’ tussen woning en landschap) levert een naakte rand en een onrustig beeld vanuit het landschap op. De randen zijn vaak niet openbaar toegankelijk. Rondom de kern tref je veel kleinschalige groene recreatieve functies, zoals parkjes, voetbalvelden, tennisvelden, golfbanen etc - die in de restruimten tussen de rode contour/bebouwingsrand en de rivier of weg terecht zijn gekomen. Dit lijkt een slimme benutting van overhoekjes, maar de optelsom van deze plekken is geen uitnodigende representatieve rand - metname bij entrees.


Kernrandtypering

Odijk als representatieve kern

Rivierengebied

KROMME RIJNKERNEN

... als representatieve kern

weelderige tuinen langs Kromme Rijn met uitzicht = OK

parkweg: 1 kant huizen/tuinen, andere kant onbepaalde ruimte = KANS/OPGAVE

zwaar beplante weg met redelijk zicht op kern = OK

ingepakt blokje nieuwbouw, groen, maar intern geรถrienteerd = REDELIJK 135


Keuzemogelijkheden en recepten voor kwaliteitverbetering

watertuinenzoom

parkweg

provinciale weg

jaren 90-00 rand

uitgangssituatie

BEHOUD +

meer gevarieerde beplanting aanplant meer fruitbomen jaag/wandelpad overkant

ONTWIKKELING

nuanceren/stileren parkweg toevoegen hagen en bloemvakken behoud zichten op Kromme Rijn

nvt

meer variatie beplantingswal eventueel aanplant 2-zijdig gebruik van fruitbomen

nvt

KANS: nieuw oeverlandschap, ‘voorkant’ tijdelijk en permanent programma groen-blauw raamwerk met routes

verstevigen groene rand als zoom meer gevarieerde beplanting meer fruitbomen

nvt


Rivierengebied

Opgave en gereedschappen bij ontwikkeling Voorbeeld

Opgave Maak van de kernrandzone een nieuw oeverlandschap. Maak voorkanten. Gebruik de Kromme Rijn als structuurdrager en basis voor ruimtelijke kwaliteit. Maak van de onbepaalde restruimtes wezenlijke plekken aan het water (al dan niet programma) er verbindt ze door paden haaks op het water en aan weerszijden van de Kromme Rijn aan te leggen. Zo ontstaat een raamwerk. Gezien het relatief hoge laadvermogen van het Kromme Rijn gebied (halfopen landschap en coulissen van akkers en boomgaarden) kan er qua programma, maat/schaal en korrelgrootte van bebouwing vrij veel. Programma dient gericht te zijn op lokale behoeften (sport, cultuur, voedsel); geen regionale functies.

KROMME RIJNKERNEN

In het voorbeeld hierboven is een oeverpark of ringpark voorgesteld langs de Kromme Rijn, waarin verschillende plekken, velden en zones liggen, die door een netwerk van paden aaneen geschakeld zijn. Belangrijk is de toegankelijkheid, zowel vanaf het land als het water. Programma kan variĂŤren: wonen, sport, cultuur, natuur - gebaseerd op specifieke kwaliteiten van de plek.

Ontwerpgereedschappen

137



EEMLAND Open polderkernen

139


Bunschoten-Spakenburg

Eemnes


Eemland

1 Open polderkernen Open polderkernen zijn kernen die als compacte eilanden in een groene open zee liggen. Kenmerkend zijn de orthogonale structuren en rechte lijnen van de kavels en sloten - die hun oorsprong hebben in de opstrekkende ontginning. Rechte sloten en wegen doorkruisen het in slagen verkavelde groene gras. De weidsheid van het landschap bestaat bij de gratie van goede landschappelijke begrenzingen - en dus ook van goede gesloten kernranden. Die overgangen zijn smal en de randen zijn compact en worden voornamelijk gevormd door een zoom van opgaande beplanting en bebouwing.

OPEN POLDERKERNEN EEMZONEKERNEN

Overeenkomsten en kenmerken:

141


1900

Observaties

1980

1950

Opvallend is de manier waarop de kernen van kleinschalige lintbebouwingen in enkele decennia zijn uitgegroeid tot forse woonkernen met een haast vierkante opgezet. Met name de ontwikkelingen in de jaren 70, met een vlaksgewijze invulling van de ruimte in een poldergrid, hebben daartoe bijgedragen. De type woningen en stedenbouwkundige patronen die dat met zich meebrachten hebben de beleving van de kernen vanuit de polder drastisch veranderd. De bouwblokken keren zich naar binnen, naar het woonerf, waardoor aan de achterkant (de kant van het landschap) een zoom van tuinen is ontstaan die weliswaar een aangename intermediair vormt tussen kern en landschap, maar die weinig gebruikswaarde heeft en niet toegankelijk is voor publiek. Bij de dorpsentrees zijn veel bedrijventerreinen ontstaan, en de verschillende vormen en kleuren van de hallen en panden zijn van ver te zien.

2013

Bij recente nieuwbouw vanaf de jaren 90 zie je dat, vergeleken met de jaren 70 blokken, de kavels veel voller zijn bebouwd en er weinig ruimte is voor tuinen. Hoewel deze huizen wel gericht zijn op het landschap, en dus een voorkant vormen, is de monotone strip aan huizen vanuit de polder een doorn in het oog.


Kernrandtypering

Bunschoten-Spakenburg als representatieve kern

Eemland

OPEN POLDERKERNEN EEMZONEKERNEN

open lanschap rijkt tot oude lint en bebouwing = OK

tuinenzoom als intermediair tussen polder en woonerf = OK

onbepaalde ruimte tussen bebouwingsrand en dijk/lint = KANS/OPGAVE

forse loodsen en gebouwen achter lage groene berm = REDELIJK 143


Keuzemogelijkheden en recepten voor kwaliteitverbetering

oude lint

jaren 70 rand

tussenland

bedrijvenrand

uitgangssituatie

BEHOUD +

versterken lint als structuur aanzetten wegbeplanting behoud contrast/zicht op polder

ONTWIKKELING

nvt

verduurzamen sortiment tuinen maken doorsteek, toegang rand pad langs sloot aan overkant

kaderen / ‘framen’ tussenland: toevoegen wal, hagen, bomen behoud zichten op lint/dijk

nvt

verzachten rand, camoufleren aanleg groen-blauwe oevers wal, sloot, bomenrij

nvt

nieuwe landschapsstrip, ‘voorkant’ tijdelijk of permanent programma, routes maken van groen-blauw raamwerk


Eemland

Opgave en gereedschappen bij ontwikkeling Voorbeeld

Opgave OPEN POLDERKERNEN

Hou de kernrandzone compact. Dat willen zeggen: streef naar een smalle overgangszone. Ontwikkelingen zijn mogelijk binnen een landschappelijk raamwerk dat gebaseerd is op het orthogonale grid van de Eempolder. Dit is de structuurdrager. Deze structuur moet danwel verstevigd, danwel gemaakt worden. Dit kan door middel van wegen, sloten en wegbeplanting. De openheid van de Eempolder is een kwaliteit/ervaring die dichtbij moet zijn. Bestaande groengebiedjes en sportfuncties worden op deze manier verankerd in het grid, en nieuwe functies kunnen binnen dit systeem een plek krijgen. Belangrijk is het behoud van zichtlijnen en openheid richting de polder.

EEMZONEKERNEN

In het voorbeeld hierboven is aan de oostrand het orthogonale verkavelingssysteem van de Eempolder aangezet en verstevigd. Het kadert bestaande ontwikkeling en vormt de basis voor eventuele nieuwe (gebouwde) ontwikkelingen. De bestaande bebouwingsrand valt binnen dit grid en wordt aangezet met een groene zoom en wegbeplanting. In de open ruimte worden gebouwen voorgesteld (in lijn met het landschap) met daartussen open plekken voor diverse functies.

Ontwerpgereedschappen

145



EEMLAND Eemzonekernen

147


Eemdijk

Eembrugge


Eemland

2 Eemzonekernen Eemzonekernen zijn kernen die gerelateerd zijn aan het stroomgebied van de Eem. De dorpen liggen op of aan de dijken en zijn omsloten door open veenweidelandschap met lijnen haaks op de rivier. In feite zijn het kerkdorpen, die de afgelopen jaren niet tot nauwelijks zijn gegroeid. De dynamiek rond de A1 is wel te zien, in de vorm van bedrijventerreinen. Binnendijks, langs de dijken, ligt een open lint van bebouwing. Buitendijks liggen erven op terpen. De extreme openheid is een kwaliteit, die doorloopt tot aan de randen van de dorpen.

OPEN POLDERKERNEN EEMZONEKERNEN

Overeenkomsten en kenmerken:

149


1900

Observaties

2013

1980

1950

Opvallend in de ontwikkeling van deze kernen is de wijze waarop, met name recentelijk, de loop van de rivier wordt aangepast aan de behoeften van de tijd. In de jaren 90 zie je bijvoorbeeld bij Eembrugge dat er een bocht wordt afgesneden, en er een nieuwe luwe oever langs de Eem ontstaat. Verder zijn de Eemzonekernen in de basis kleine kernen die in de afgelopen decennia amper zijn gegroeid. Tenminste qua woonbebouwing. De toename van bedrijventerrein, in de buurt van de snelweg, is aanzienlijk. Hier zie je dat het aanvankelijke dijkdorpje geheel omsloten en ingekapseld is door bedrijventerreinen en industrie, gericht op de provinciale weg, maar die een achterkant naar de rivier oplevert. Hoogdynamische processen hebben grip gekregen op het (laagdynamische) landschapssysteem. Hier is de ruimtelijke kwaliteit ver te zoeken. Het contrast tussen de besloten sfeer in de kern, en de openheid van het omliggende landschap is groot: een kwaliteit. Het aangezicht van het dorp vanuit het landschap verdient extra aandacht.


Kernrandtypering

Eemdijk als representatieve kern

Eemland

OPEN POLDERKERNEN EEMZONEKERNEN

geleidelijke verdichting tot aan historische kern = OK

agrarische erven langs dijk vormen losse elementen = OK

industrie en havens domineren rivieroever = KANS/OPGAVE

loodsen langs weg, bij entree, achter lage groene berm = REDELIJK 151


Keuzemogelijkheden en recepten voor kwaliteitverbetering

oude dijk / lint

ervenrand

industrie-oever

bedrijvenrand

uitgangssituatie

BEHOUD +

accentueren kaal dijklichaam behoud contrast besloten dijkdorpen versterken zichten over weiden

ONTWIKKELING

nvt

behoud losse structuur erven geen hoge, maar lage erfbeplanting versterken zichten over weiden

daar waar mogelijk: rietkragen nadruk op zichten andere kant wandelpad langs oever

nvt

aanleg groen-blauwe berm gebruik van wallen en singels bomen planten daar waar kan

nvt

op zoek naar dijk als structuurdrager buitendijks kansen voor natte natuur mogelijke woningbouw langs dijk


Eemland

Opgave en gereedschappen bij ontwikkeling

Voorbeeld

Opgave OPEN POLDERKERNEN

Hou de kernrandzone compact. Volg ten aller tijden de dijk als structuurdrager. Kansen zijn er vooral buitendijk - het gebied tussen de dijken van het stroomgebied van de Eem. Hier kunnen natuurlijkontwikkeling en recreatie nieuwe economische mogelijkheden bieden, eventueel aangevuld met nieuwe bebouwing aan de dijk. Belangrijke ruimtelijke aspecten in deze kernrandzone zijn: het dijklint en daarmee het dorpssilhouette (een huizenplukje op de dijk omring door een groene zee), de dorpsentree (zo veel mogelijk zicht op polder en eem) en de dorpsrand zelf (voorkanten, kleine korrel, tuinen, rietkragen).

EEMZONEKERNEN

In het voorbeeld hierboven is een extra waterloop gegraven, in lijn met de vergravingen van enkele jaren geleden. Dit brengt de Eem, de rivier, het water, het riet zo dicht mogelijk bij de dijk en de weg. Passanten ervaren zo zoveel mogelijk de Eem en diens natuur. Dit kan versterkt worden door de oevers aan te zetten met rietkragen. Hiermee wordt de industrie meer naar de achtergrond gedrukt. Langs de dijk kunnen, in lijn met de andere erven, nieuwe woonkavels worden gesitueerd.

Ontwerpgereedschappen

153



VALLEI Moza誰ek-wegkernen

155


Achterveld

Woudenberg

Renswoude


Vallei

1 Moza誰ek-wegkernen Moza誰ek-wegkernen zijn middelgrote kernen op de kruising van wegen in een halfopen coulissenlandschap. De kernen vinden vaak hun oorsprong als kIein gehucht bestaande uit een cluster boerderijen en enkele voorzieningen. In de omgeving van de kernen is een grote diversiteit aan beplantingselementen, die steeds in maat en vorm vari谷ren, en zo een moza誰ek van landschapskamers vormen. Bomenrijen, eikenlanen, bospercelen, houtwallen en boomgroepen omkaderen akkers, weilanden, tuinbouwpercelen en kwekerijen. Wegen van en naar de kernen zijn beplant. De dorpen en vele boerenerven liggen verscholen in het groen.

MOZAIEK-WEGKERNEN

Overeenkomsten en kenmerken:

157


1900

Observaties

2013

1980

1950

Opvallend in de ontwikkeling van deze kernen is dat ze tot de jaren 60 vrij eenvoudige agrarische wegdorpen waren en in nog geen 50 jaar zijn uitgegroeid tot forse dorpen, waar steeds meer vraag is naar nieuwe woonmilieus. Dit legt niet alleen een druk op de voorzieningen, ook op de ruimte in de kernrandzones. Het landschap is vergeleken met de situatie rond 1900 minder kleinschalig. Door schaalvergroting in de landbouw en de ruilverkavelingen in de jaren 50 en 60 is het aanvankelijke coulissenlandschap opener geworden. Het areaal landbouwgrond is min of meer gelijk gebleven, maar het aantal boeren is drastisch teruggenomen. Tegelijkertijd is de recreatieve druk op het landschap groot. Rond de kernen zie je campings, B&B’s, recreatieplassen en bungelowparken. De uitbreidingen van de kernen vanaf de jaren 70 hebben relatief harde grenzen opgeleverd naar het landschap. Toch valt op dat het coulisselandschap, door zijn kamersstructuur dit goed kan hebben. Dit geldt voornamelijk voor de kleinschalige plannen. Recente seriematige nieuwbouw voegt zich minder makkelijk in het landschap. Wel worden natuurlijke begrenzingen gezocht voor de woningbouwprojecten, zoals bosranden en andere in het coulisselandschap aanwezige elementen. Door de groei van de kernen neemt ook de druk op het verkeer toe. Rond sommige kernen is al een rondweg aangelegd, bij anderen hangt het in de lucht. Hier en daar zijn bedrijventerrein erg groot uitgevallen en overstijgen de schaal van het landschap.


Kernrandtypering

Renswoude als representatieve kern

Vallei

MOZAIEK-WEGKERNEN

gevarieerde bebouwing, intieme sfeer, zicht op kamers = OK

hallen en loodsen bij entree en langs oevers van beek = REDELIJK

bouwblokken verscholen achter tuinen en bospercelen = OK

recente nieuwbouw, vlakken, niet in lijn met landschap = KANS/OPGAVE 159


Keuzemogelijkheden en recepten voor kwaliteitverbetering

oude weg

bedrijvenrand/oever

jaren 50-70 rand

jaren 90-00 rand

uitgangssituatie

BEHOUD +

versterken zichten op kamers vergroten entree-ervaring evt afwaarderen doorgaande weg

ONTWIKKELING

nvt

aanplanten beek, riet, wilg versterken kamerstructuur evt. pad via brug naar overkant

nvt

stimuleren stijlimpuls tuinen minder wilgroei/onderbeplanting openbare route buitenkant

aanleg groene zoom versterken kamerstructuur routes langs randen

nvt

gebruik/benutting landschapskamer programma aan de randen, reuring lage/platte functies in de ruimte


Vallei

Opgave en gereedschappen bij ontwikkeling Voorbeeld

Opgave Ontwikkelingen in de kernrandzone dienen zo veel mogelijk gepaard te gaan met landschapsbouw en -herstel. Het coulissenlandschap, zoals zich dat rond 1900 manifesteerde, vormt een belangrijke inspiratiebron en basis voor ontwikkeling en inrichting. Kansen liggen daar waar het landschap al kleinschalig en besloten is - zodat daar op ingespeeld kan worden, of daar waar dit (nog) niet zo is, en er kansen zijn om de transformatie in gang te zetten. De harde monotone (langgerekte) bebouwingsrand van recente nieuwbouw vormt een directe aanleiding om deze te nuanceren en beter te vervlechten in de structuur van het landschap. De weg als karakteristiek element in dit landschap kan een richtsnoer zijn om functies en ontwikkelingen aan te koppelen.

MOZAIEK-WEGKERNEN

In het voorbeeld hierboven is een harde langgerekte bebouwingsrand van recente nieuwbouw aangepakt, en haaks daarop - vanuit de kern - een weg/laan getekend met erven erlangs. De laan met eiken is gebaseerd op een oude lijn in het landschap, en vormt de aanzet van een nieuw raamwerk van lanen en singels, beken en sloten. Hierbinnen onstaan nieuwe landschapskamers, die geschikt zijn voor diverse functies. Afwisseling en variatie zijn uitgangspunten bij de invulling.

Ontwerpgereedschappen

161



WEESKERNEN Losstaande dorpen en steden

163


Houten

Baarn

Soest

Leusden

Langbroek


Weeskernen 2

5 dorpen

3

In een systematiek waarin de vele kernen van de provincie worden ondergebracht in families van kernen in een gemeenschappelijk landschapsensemble, zijn er altijd kernen die niet binnen deze families te vangen zijn, en op zichzelf staan. Omdat er gezien de eigenheid van deze kernen niet 1:1 naar andere (aangrenzende) kernen, en hun bepalingen, verwezen kan worden, is het van belang om het stappenplan te doorlopen, dat als basis dient voor de andere kernrandtyperingen:

4

1

5

1 1

2

3 4 5

Houten is een groeikern uit de jaren 70 en de enige kern op de Houtense vlakte. Houten ligt technisch gezien in het Rivierengebied, maar de kern voegt zich niet bij de Kromme Rijnkernen als de Schalkwijkse kern(en). Baarn is een kern, dat landschappelijk gezien in ‘t Gooi ligt, bij Blaricum en Laren, in het hoge boslandschap. Baarn ligt tussen de Heuvelrug en Eemland in. Soest ligt als enige kern in de laagte tussen de hoge bossen van ‘t Gooi en die van de Heuvelrug en grenst aan Eemland. Leusden is een groeikern uit de jaren 70, tegen Amersfoort aan, en ligt in het overgangsgebied tussen de Heuvelrug en de Vallei. Langbroek is eveneens een kern in het Rivieregebied, maar uitzondelijk door zijn ligging in de landgoederenzone rondom de Langbroekerwetering. Langbroek ligt tussen de flank van de Heuvelrug en de Kromme Rijn.

2

3

5 DORPEN 3 STEDEN

Maak een historische (morfologische) analyse van de kern, en bepaal de landschappelijke onderlegger en de structuurdrager van de kern, alsmede de plekken met de meeste dynamiek en de invloed van infrastructuur. Typeer de verschillende (bebouwings)randen van de kern en de relatie met het aangrenzende landschap. Beoordeel de ruimtelijke kwaliteit van zowel de rand als de kernrandzone en bepaal welke randen aan kwaliteit kunnen winnen en welke randen behouden kunnen blijven - en formuleer voor beide de opgave. Zoek voor elke kernrandzone naar aanleidingen voor het versterken van het landschappelijke raamwerk, en vul deze aan met gebiedseigen elementen. Introduceer desgewenst geschikte functies die de identiteit van de kern(rand) versterken, en vat het geheel samen tot een samenhangend ruimtelijk ontwerp.

165


Utrecht

Amersfoort

Veenendaal


Weeskernen 3 steden De provincie Utrecht kent drie grote steden: Utrecht, Amersfoort en Veenendaal. Deze gebieden laten zich moeilijk vangen in de systematiek van de families van kernen. De steden overstijgen het landschap waarin ze liggen: het zijn landschappen op zich geworden, met een eigen dynamiek, historie en identiteit. Dat vraagt om een eigen aanpak, om maatwerk.

5 DORPEN 3 STEDEN

Omdat de kernen omvangrijk zijn grenzen ze vaak niet aan ÊÊn, maar aan meerdere landschappen. Vanwege deze verschillende aangezichten, wordt er voor het bepalen van de koers voor deze specifieke randzones verwezen naar de kernrandtyperingen uit de vorige hoofdstukken. Op de volgende pagina’s wordt per stad en per rand nadere uitleg gegeven.

167


Veenweidelintkernen

Stroomrugkernen

Zuidflank-kernen

Veenweidelintkernen

Kromme Rijnkernen

Lekzonekernen


Weeskernen

1 Utrecht

5 DORPEN

Utrecht grenst aan 4 grote landschappen, en heeft daarmee 4 basistypen kernrandzones. Voor elke zone verwijzen we naar de landschappen en de kernrandtyperingen in de vorige hoofdstukken.

3 STEDEN

De westrand De stad grenst met Leidsche Rijn aan het Groene Hart. Zie voor de omgang met deze kernrandzone grenzend aan de open veenweiden en de brede stroomruggen de hoofdstukken Veenweidelintkernen en Stroomrugkernen. De noordrand De stad grenst ook hier aan het Groene Hart, maar dan aan de opstrekkende veenontginningen rond Westbroek en Groenekan. Zie voor de omgang met deze kernrandzone grenzend aan het open landschap het hoofdstuk over Veenweidelintkernen. De oostrand De stad grenst met de Uithof aan de Heuvelrug en het Kromme Rijngebied. Zie voor de omgang met deze kernrandzone grenzend aan de bossen en het halfopen rivierenlandschap, de hoofdstukken Zuidflank-kernen en Kromme Rijnkernen. De zuidrand De stad grenst, met inbegrip van Nieuwegein en Vreeswijk (maar zonder IJsselstein), aan de Lekzone. Zie voor de omgang met de kernrandzone grenzend aan de Lek, het hoofdstuk over Lekzonekernen. 169


Open polderkernen

Moza誰ek-wegkernen

Eemzonekernen

Boskernen


Weeskernen

2 Amersfoort

5 DORPEN

Amersfoort grenst aan 3 grote landschappen, en heeft daarmee 3 basistypen kernrandzones. Voor elke zone verwijzen we naar de landschappen en de kernrandtyperingen in de vorige hoofdstukken.

3 STEDEN

De noordrand De stad grenst hier aan Eemland en Arkemheen. Tussen Amersfoort en Bunschoten is nog een smalle strook landschap. Zie voor de omgang met deze kernrandzone grenzend aan de open veenweiden de hoofdstukken Eemzonekernen en Open polderkernen. De zuidwestrand De stad grenst hier aan de bossen van de Heuvelrug. Zie voor de omgang met deze kernrandzone het hoofdstuk over Boskernen. De zuidoostrand De stad grenst hier aan de Vallei. Zie voor de omgang met deze kernrandzone grenzend aan het kleinschalige coulisselandschap van akkers, velden, lanen en wegen het hoofdstuk Moza誰ek-wegkernen.

171


Moza誰ek-wegkernen

Boskernen Noordflank-kernen


Weeskernen

3 Veenendaal

5 DORPEN

Veenendaal grenst aan 2 grote landschappen, en heeft daarmee 2 basistypen kernrandzones. Voor elke zone verwijzen we naar de landschappen en de kernrandtyperingen in de vorige hoofdstukken.

3 STEDEN

De oostrand De stad grenst hier aan de Vallei. Zie voor de omgang met deze kernrandzone grenzend aan het halfopen coulisselandschap en het luwe binnenveld, de hoofdstukken Moza誰ek-wegkernen en de Achterflankkernen. De zuidwestrand De stad grenst hier aan de Heuvelrug. Zie voor de omgang met deze kernrandzone grenzend aan de beboste stuwwal en de luwe flank van de Heuvelrug, de hoofdstukken Boskernen en Achterflankkernen.

173



5 TOT BESLUIT nabeschouwing en de 10 ‘gouden regels’

175



Nabeschouwing De Provincie Utrecht kent vele typen landschappen. De diversiteit is hoog. De steden, dorpen en kernen zijn eveneens divers. Van de in totaal 115 woonkernen is het merendeel klein en compact. Veel van de historische kernranden zijn nog in tact en beleefbaar. Met uitzondering van Mijdrecht en enkele kernen op de oude stroomruggen valt de groei van industrie- en bedrijventerreinen in het landschap mee. Kortom: het Utrechtse landschap, en daarmee ook de kernrandzones zijn tamelijk groen en landelijk. Dat moet worden gehandhaafd. Voorkom urban sprawl. Redeneer vanuit het landschap, niet vanuit programma. Elk landschap, en dus ook een kernrandzone, heeft een bepaald ‘laadvermogen’. Dat betekent dat een gebied vanuit landschappelijk oogpunt een bepaalde hoeveelheid (rode) ontwikkelingen kan hebben. In het ene landschap is dat meer dan in de ander. Het laadvermogen van bijvoorbeeld de kernrandzones in de besloten bossen van de Heuvelrug is groter dan de open dorpsflanken in de veenweiden, vanwege het visuele effect. In halfopen landschappen, zoals het coulisselandschap van de Vallei, biedt de kamerstructuur en het netwerk van wegen eveneens een aardig ‘opvangnet’, waar mogelijkheden zijn voor ontwikkelingen, mits deze zich voegen in het kleinschalige mozaïeklandschap. Het overschrijden van het laadvermogen van een landschap heeft desastreuse gevolgen en is onomkeerbaar.

Kernrandzones zijn onlosmakelijk verbonden met het rode contourenbeleid. Rode contouren zijn grenzen die sinds het begin van deze eeuw om dorpen en kernen heen zijn getrokken om verdere verstedelijking van het landschap tegen te gaan. Maar dat lijdt niet altijd tot ruimtelijke kwaliteit. Soms volgen lijnen indivuele kavels en gebouwen of liggen ver van de bebouwing af, waardoor er onlogische randen, hoeken en restruimtes ontstaan. Verrommeling ligt dan op de loer. De kwaliteit van kernrandzones staat of valt met goede ruimtelijke begrenzingen, gebaseerd op stucturen, zoals bebouwing, wegen, lanen, bos of water. Het nieuwe beleid voor kernrandzones biedt kansen om deze rafelranden om te vormen tot vanzelfsprekende overgangen tussen kern en landschap. De grootschalige woningbouw van de jaren 70 heeft een grote stempel gedrukt op de omvang en uitstraling van de woonkernen in Utrecht. Veel kernen zijn in die tijd verdubbeld en van hun oorspronkelijke structuurdrager afgegroeid. Hiermee is soms de karakteristieke relatie met het landschap verloren gegaan. De bebouwingsranden van de jaren 70 blokken zijn niet zelden monotoon, grauw en hebben een negatieve invloed op de kwaliteit van de aangrenzende kernrandzone. Soms zijn deze woonwijken echter omzoomd met fraaie groenstructuren of

177


tuinzones, welke goede intermediairs vormen tussen kern en landschap – met name in de open veenweidelandschappen. Opgave is hier vooral om deze kernrandzones qua functie, gebruik en dooradering een kwaliteitsslag te geven. De grootschalige woningbouw van de jaren 90 (VINEX), heeft eveneens een grote impact op het landschap gehad. Die bouwperiode kenmerkt zich door een seriematige en hyperefficiente benadering van het bouwen: kavels werden maximaal benut, waardoor er weinig tuin of openbare ruimte overbleef. Gevolg is dat de woonblokken vaak naakt in het landschap liggen. In de periode vlak na de eeuwwisseling zie je dat er op kleinere schaal wordt (door)gebouwd en er per kavel wordt ontwikkeld. Dit levert soms een welkome variatie van de rand op, maar soms ook zie je dat er rare blokjes en hoekjes ontstaan, die een onsamenhangende rand oplevert. Soms keren de woningen zich zelfs af van het landschap en ontstaan er achterkanten. De ruimte die het kernrandzonebeleid biedt kan gebruikt worden om deze randen te herstellen. Er voeren veel spoor-, water- en auto(snel)wegen door de provincie. Daar waar snelwegen en afslagen zijn, ontstaan ‘hete gronden’ of acceleratiegebieden. Dit zijn plekken waar de hoogdynamische processen van vervoer en mobiliteit grip krijgen op het (laagdynamische) landschap met haar natuurlijke

systemen. Bijvoorbeeld bij Woerden, in de ruimte tussen snelweg en dorp, waar diverse autogarages, stallingen, moestuinen en verenigingsgebouwen liggen. Hier loert het gevaar van verrommeling en het verlies van landschappelijke kwaliteit. Dit vraagt om aandacht en een kwaliteitsimpuls door middel van het aanzetten van landschappelijke structuren. Rode ontwikkelingen in de kernrandzone kunnen hier een positieve rol in spelen. Bouwen in het landschap, en het creëren van waarde, kan een impuls voor het landschap betekenen, mits de ontwikkelingen geënt zijn op de landschappelijke onderlegger en het DNA van de kern. Wegbeleving speelt een belangrijke rol bij de inrichting en vormgeving van kernrandzones. De ruimtelijke ervaring vanaf de weg, die langs of door de kernrandzone voert, is cruciaal. Ontwerp niet vanaf boven, vanaf de kaart, maar vanuit het veld, vanaf de paden. Organiseer een schouw met de betrokken partijen in het gebied, en bepaal de ruimtelijke kwaliteit aan de hand van vragen als: Hoe nader je de kern vanuit het landschap? Hoe onderscheidt zich de kern? Hoe opent zich de kernrandzone. Hoe makkelijk vind ik mijn weg daarin? Wanneer ben ik in de kern? Belangrijke ruimtelijke eenheden die in de visie en het ontwerp kunnen terugkomen zijn: het aanzicht (van veraf), het dorpssilhouette en de entree (van dichtbij).


10 gouden regels

1 2 3

Kernrandzones zijn geen randen of grenzen, maar bredere landschappelijke zones waarin het spanningsveld tussen kern en landschap zichtbaar wordt. Benader kernrandzones daarom altijd op een hoger schaalniveau, niet alleen op het niveau van de rand.

Kernrandzones zijn gebieden die bij uitstek gekenmerkt worden door dynamiek en verandering. Kernrandzones zijn nooit hetzelfde en altijd in beweging. Plan dat niet dood. Omarm de vrijheid. Durf los te laten.

Kernrandzones zijn niet nieuw. Zo lang er steden bestaan, zijn er kernrandzones. Kernrandactiviteiten schuiven op zodra een dorp of stad uitbreidt, als een boeggolf. Weet dat er na een transformatie van een kernrandzone nieuwe kernrandactiviteiten kunnen ontstaan in de nieuwe kernrandzone. Heb niet de illusie dat het ‘klaar’ is.

179


4 5 6 7

Kernrandzones vragen niet om een conventioneel masterplan of totaalvisie waarin alles is vastgelegd, maar om een open verhaal - een uitnodiging. Schets een speelveld met aantrekkelijke voorwaarden. Zet in op uitnodigingsplanologie. Zoek de spelers, speel het spel.

Kernrandzones zijn geen ‘stortplaatsen’ voor functies die je toevallig even kwijt moet. Kernrandzones zijn de visitekaartjes van dorpen en steden, het eerste wat men ziet. Wees er trots op. Maak ze aantrekkelijk. Maak ze representatief.

Kernrandzones zijn er in vele soort en maten. Geen enkele kernrandzone is gelijk. Ontdek het unieke van je ‘eigen’ kernrandzone. Ontdek het locatiespecifieke. Stel dat centraal. Draag dat uit. Buit het uit.

Niet elke kernrandzone behoeft een ontwikkeling. Ontwikkel alleen daar waar de landschappelijke kwaliteit onder de maat is, of waar kansen zijn om een nieuw landschap te maken. Behoud de gebieden waar de kwaliteit goed is of waar weinig urgentie is. Koppel kans aan opgave, niet mogelijkheid aan programma.


8 9 10

Denk bij de ontwikkeling van een kernrandzone aan het bouwen van een bijkeuken (een ruimte tussen huis en tuin, waar - net als tussen kern en landschap - verschillende spullen bij elkaar kunnen staan). Investeer in een goed landschappelijk raamwerk, waarin verschillende spullen (functies) een plek kunnen krijgen. Borg de kwaliteit van de structuur, niet van de afzonderlijke plekken.

Ga als gemeente niet alleen aan de slag. Zoek samenwerking met eventuele buurgemeenten. Ontdek het gezamenlijke landschap waarin de kernen liggen. Vind elkaars belangen. Formuleer samen kwaliteiten en ambities voor het gebied en benoem kansen en opgaven. Daarna volgt maatwerk.

Schoenmaker, blijft bij je leest. Laat je in de fase van inventarisatie en visievorming begeleiden door een erkend landschapsarchitect of ruimtelijke strateeg. Weet wat je niet weet. Laat je adviseren, laat je inspireren. Landschap vraagt om vakmanschap; geef het.

181


Bronnen en leestips • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •

Kwaliteitsgids Utrechtse Landschappen, Provincie Utrecht, 2001 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013 - 2028, Provincie Utrecht, 2012 Publicatie stadsranden, Architectuurcentrum Aorta, Utrecht, 2012 Rafels, randen en routes, atelier Overijssel, 2008 Elk dorp zijn eigen kleur, atelier Overijssel, 2008 Tekenen en rekenen aan contouren van kleine kernen, BGSV, 2001 Op de smalle grens van stad naar land, afstudeerscriptie Gijs Breeman, WUR, 2011 Geef kwaliteit aan de kernrandzone, afstudeerscriptie Niels Dijkstra, Hogeschool Utrecht, 2012 Kernrandvisie Montfoort, afstudeerscriptie Rachel Bakbier, WUR, 2014 Stadsrandenatlas van de Zuidvleugel, LOLA, Eric Luiten, 2011 Dorp als daad, bouwstenen voor dorpen in het oosten, Buro Zijaanzicht, 2004 Dorps-DNA Noord-Holland, La4Sale, 2009 Kleine Kernen Kookboek Noord-Holland, La4Sale, 2002 Vechts Bouwen, studie naar bouwontwikkeling in plassengebied Utrecht, La4Sale, 2002 Visie stadsranden Netwerkstad Twente, Strootman, 2011 De Onbebouwde Kom, advies Provinciaal bouwmeester Zuid-Holland, Eric Luiten, 2011 Handreiking dorpseigen uitbreiden, Projectbureau Belvedere, 2008 Verstedelijking in de stadsrandzone, Planbureau voor de leefomgeving, 2009 Staat van de stadsrand, interview David Hamers, Stadswerk, 2011 Tussenland, Planbureau voor de leefomgeving, David Hamers, 2004 Advies Kernrandzones, Provinciaal Adviseur Utrecht, Ingeborg Thoral, 2014 Kernrandvisie De Bilt West, Nieuwe Gracht, Terra Incognita, 2013


FREELANdSCHAP

Copyright © 2014, FREELANdSCHAP, Utrecht. Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen, verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur. FREELANdSCHAP | Marc Nolden Postadres: Coornhertstraat 49 3521 XG Utrecht 06-29193153 marc@freelandschap.nl

183



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.