COACH
10E JAARGANG - NUMMER 1 - 2015
VAN COACHES - VOOR COACHES - DOOR COACHES
n COACH VAN HET JAAR
n RANA REIDER
OVER ZIJN GROOTMEESTERSCHAP VALT NU
“VOOR ELKE ATLEET SCHRIJF IK EEN EIGEN
EENMAAL NIET TE TWISTEN
PROGRAMMA UIT”
n MEINDERT VAN VEEN
n JEROEN BIJL
“GEEN ANTWOORD OP DE VRAAG WAAROM IK
“GEEN GELD, WEL STEUN NOC*NSF VOOR
BEN WEGGESTUURD”
REGIONALE TRAININGSCENTRA”
TJERK BOGTSTRA
“Onrust in opleiding tennistalent”
DÉ ORGANISATIE van, voor en door SPORTCOACHES
GRATIS aangifte inkomstenbelasting met Pro Lidmaatschap NLcoach Ben je in loondienst? • Gratis aangifte inkomstenbelasting Ben je ZZP’er? • Betaal € 450 exclusief BTW Dit is inclusief: • controleren financiële administratie • kwartaalaangifte omzetbelasting • digitale jaarrekening • indienen fiscale aangifte • telefonische helpdesk
MEER VOORDELEN VAN PRO LIDMAATSCHAP • Belangenbehartiging
• GRATIS aansprakelijkheidsverzekeringen • GRATIS ongevallenverzekering
• GRATIS regionaal congres • GRATIS cursus • GRATIS themabijeenkomst
• GRATIS financiële taxatie
• GRATIS juridisch advies
Meer info nlcoach.nl
@nlcoach
3
VOORWOORD
GROTE TOERNOOIEN ALS ETALAGE VAN TOPSPORT n
JOOP ALBERDA
@joopalberda
Directeur Richard Krajicek presenteert ons sportliefhebbers en coaches de komende week zijn ABN AMRO World Tennis Tournament. Een evenement dat zijn waarde voor het land en voor de sport heeft bewezen. Het is ook de eerste van een serie grote internationale wedstrijden en toernooien die Nederland in 2015 aandoet. Ik noem het WK beachvolleybal, de start van de Tour de France in Utrecht, de aankomst van de Volvo Ocean Race in Scheveningen en het EK volleybal voor vrouwen. Stuk voor stuk gebeurtenissen die Nederland weer even op de kaart zetten, als sportland en ook als land met het vermogen om dit soort toernooien breed uit te dragen en organisatorisch tot een goed einde te brengen. Laten we er niet te licht over denken, wat er voor komt kijken. Van dichtbij weet ik dat bijvoorbeeld de organisatie van het WK zwemmen (lange baan) al 70 miljoen euro kost, dat zijn bedragen die bijna niet meer zijn op te brengen. De wildgroei van toernooien heeft ertoe geleid dat de kosten en ook de eisen die aan het organiseren van mega-evenementen zijn verbonden, enorm zijn toegenomen en in elk geval niet meer voor iedereen zijn op te hoesten. Ik juich om die reden het besluit van Thomas Bach, voorzitter van het Internationaal Olympisch Comité, toe om maatregelen te nemen om dit excessief opgelopen eisenpakket te beteugelen, te beginnen bij de Olympische Spelen zelf. Maar bij de al jaren lopende discussie over de uitwassen in de evenementenkalender wil ik toch benadrukken dat de grote toernooien in eigen land van grote waarde zijn. Ze zijn – dicht bij huis – de etalage van de topsport; talent krijgt de kans, gestuurd door topcoaches, om op het mooiste moment in zijn carrière te schitteren. Daarnaast zet het land zichzelf op de kaart en is het uiteraard de bedoeling dat van de wapenschouw van internationale toppers een enorme boost op de breedtesport uitgaat. Nederland heeft inmiddels voldoende bewezen dat het de organisatie van grote toernooien aankan, er zijn genoeg momenten in het verleden geweest waarop dat is gebleken. Niettemin wordt het vanuit financieel oogpunt steeds moeilijker om een vaste plaats op de internationale evenementenkalender te krijgen. Nogmaals ik kijk uit naar de grote toernooien die dit jaar in ons land worden gehouden, in de eerste plaats omdat het goed is voor de coaches, hun toppers en de totale sportbeleving. Op de achtergrond blijft natuurlijk altijd de vraag meespelen of grote toernooien passen in het kader van onze olympische ambities. Met andere woorden: mogen we ons daarmee ook blijven mengen in een mogelijke kandidatuur van de Olympische Spelen in 2028? Ik ben ervan overtuigd dat die discussie – wel of geen Olympische Spelen – nooit meer zal verdwijnen uit de Nederlandse sport. Dat zaadje is geplant en zal altijd weer de kop opsteken. Gelukkig is dat niet erg, het past bij ons denken in kansen.
NLCOACH is een uitgave van NLcoach en Arko Sports Media in samenwerking met NOC*NSF. Het blad verschijnt vijf keer per jaar.
HOOFDREDACTIE Joop Alberda & Poul Annema 10e jaargang, nummer 1 februari 2015 AAN DIT NUMMER WERKTEN MEE Cors van den Brink Yves Brokken Jan-Cees Butter Guus van Holland Joost de Jong Mart Smeets Roelof Jan Vochteloo John Volkers Tessa de Wekker REDACTIEADRES Arko Sports Media NLCOACH Postbus 393, 3430 AJ Nieuwegein T. 030 - 707 30 00 F. 030 - 605 26 18 UITGEVER Michel van Troost E. michel.van.troost@sportsmedia.nl MARKETING Daniëlle de Jong E. marketing@sportsmedia.nl
LEZERSSERVICE Abonnementen/adreswijzigingen Arko Sports Media Postbus 393, 3430 AJ Nieuwegein T. 030 - 707 30 00 F. 030 - 605 26 18 E. info@sportsmedia.nl ABONNEMENTEN Regulier abonnement € 32,80 per jaar (excl. 6% btw). Studentenabonnement € 25,75 per jaar (excl. 6% btw). Voor verzendingen buiten Nederland wordt een jaarlijkse toeslag berekend van € 8,50 (incl. btw). Opzeggingen van het abonnement – uitsluitend schriftelijk – dienen uiterlijk zes weken voor afloop van de abonnementsperiode in het bezit te zijn van Arko Sports Media BV. ONTWERP EN OPMAAK Wielaard Media, Belfeld DRUKKER PreVision, Eindhoven COVERFOTO Bart Hoogveld
6 COACH VAN HET JAAR 2014: Het getuigde van een enorme kracht om op de ingeslagen weg voort te gaan
12 RANA REIDER “Dit is een geweldige kans om op een schitterende plaats te werken”
LIDMAATSCHAP NLCOACH Leden van NLcoach ontvangen automatisch vijf keer per jaar het blad NLCOACH. Meer informatie over het lidmaatschap is verkrijgbaar bij NLcoach. NLcoach Wattbaan 31-49 3439 ML Nieuwegein T. 030 - 751 38 20 F. 030 - 751 38 21 E. info@nlcoach.nl W. www.nlcoach.nl
REPRORECHT
22 MEINDERT VAN VEEN “Ik ben er altijd erg trots op geweest dat ik bondscoach mocht zijn”
Het verlenen van toestemming tot publicaties in dit tijdschrift houdt in dat de uitsluiting van ieder ander onherroepelijk door de auteur is gemachtigd de door derden verschuldigde vergoedingen voor kopiëren, als bedoeld in artikel 17 lid 2 van de Auteurswet 1912 en in het Koninklijk Besluit van 20 juni 1974 (Stb. 35) ex art. 16b van de Auteurswet 1912 te innen en/of daartoe in en buiten rechte treden.
©2015 NLCOACH/ARKO SPORTS MEDIA, NIEUWEGEIN Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, in fotokopie of anderszins gereproduceerd door middel van boekdruk, foto-offset, fotokopie, microfilm of welke andere methode dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. Lid van het Nederlands Uitgeversverbond (NUV), groep uitgevers. ISSN 1871-9813
30 CEES-REIN VAN DEN HOOGENBAND “Wij willen medische verzorging op korte afstand van de topsporter”
5
TJERK BOGTSTRA & AD LUTTIKHUIS
16
“OPLEIDEN VAN KAMPIOENEN IS PROCES DAT GEDULD EIST”
EN VERDER… 10. Coachmoment: “Trainersvak ervaringsvak”
39. De column van Joost de Jong
11. De column van John Volkers
40. Jeroen Bijl: NOC*NSF stimuleert regiotrainingen
15. Coachmoment: “Talent beginnersgeluk” 21. Richard Krajicek mentor van talent 26. Gert Vande Broek: Belgische volleybalcoach met EK-ambitie 34. Wie durft? Tjerk Bogtstra in zijn boek over zijn leven als tenniscoach 36. Joep Franke: Met ijshockeyvrouwen in mannencompetitie
42. Marjan Olyslager: Rotterdam voorbeeld van goede aanpak 45. Terugblik op Coach Congres 46. Gustavo Kuerten: Waar blijft zijn opvolger? 48. Max Koops: Een boek als levensdocument 50. De column van Mart Smeets
6
COACH VAN HET JAAR
Over smaak valt nog te twisten, over grootmeesterschap niet
LOUIS VAN GAAL, SPORTCOACH 2014
Aloysius Paulus Maria van Gaal (bekend als Louis) moet hebben geweten dat hij afgelopen december tot Sportcoach van het Jaar 2014 zou worden gekozen. Hij moet ergens in zijn brein vol alarmbellen en andere zintuiglijke indicatoren hebben gevoeld dat de vakjury niet om hem heen kon. Over smaak valt nog te twisten, over grootmeesterschap niet. Het zou toch niet zo zijn dat een forum van als vakbekwaam gekwalificeerde mensen hem na het meeslepende wereldkampioenschap voetbal in Brazilië de hoogste Nederlandse sportonderscheiding zou onthouden? n
DOOR: GUUS VAN HOLLAND
n
BEELD: SPORTFOTOGRAFIE.NL
Je voelt het Louis van Gaal denken, ’s nachts even draaiend in zijn bed na weer een beladen wedstrijd, om dan met een hervonden – op zelfvertrouwen gebaseerde – rustige hartslag in slaap te vallen. Ik ben toch de beste? Ja, ik ben de beste. Van allemaal. Zo zou hij ingeslapen kunnen zijn.
Als ‘topper’ dreig je al gauw naar beneden gehaald te worden, om welke reden ook Want aan iedereen die met voetbal is begaan, heeft hij immers getoond dat hij en zijn team van specialisten een groep jonge, min of meer internationaal beperkte voetballers naar het hoogste niveau kan brengen. Zelfs de wereldtitel behoorde tot de mogelijkheden. Want
Van Gaal en de zijnen hadden ook de Duitsers (de uiteindelijke wereldkampioenen, met hun al jarenlang ver doorgevoerde tactische en technische voorbereiding onder leiding van bondscoach Löw) kunnen verslaan.
Verbetering Wanneer het hoge doel wordt bereikt, is borstklopperij begrijpelijk en menselijk. Trots mag, trots is geen vies woord, trots is geen slechte eigenschap, trots is een bevestiging van het zelfvertrouwen. Wie met zijn hand op zijn hart timmert, is verguld van zichzelf. Wie dat niet doet (niet durft), is bang. Bang om zichzelf te zijn. Het ego mag best eens een schouderklopje krijgen na een succesvol verlopen uitdaging. Aan de top ben je gauw eenzaam. Zo beseft Van Gaal. Enerzijds word je aanbeden, anderzijds dreig je als ‘topper’ al gauw naar beneden gehaald te worden, om welke reden ook. Het getuigt daarom van een immense kracht door te gaan op het
gekozen pad. Niet eigenzinnig, maar vastbesloten. Op dat pad zoek je voortdurend naar verbetering, naar iets nieuws. Naar mensen die kunnen helpen, inspireren, vooral naar degenen die je op het andere been zetten. Je vijanden zijn ook je leermeesters. Anderen het vertrouwen geven, mensen die meer weten, hun eigen expertise hebben. Naar andere facetten van het leven en van coachen kijken (ook buiten de sport en buiten voetbal), en ze meenemen ter aanvulling op jouw perceptie. Louis van Gaal heeft zich er in de loop van zijn loopbaan als coach een meester in getoond.
Kwaliteiten Van Gaal heeft geleerd dat je niet alleen hoeft te staan. Alleen is maar alleen en maakt je kwetsbaar. Delen geeft je het gevoel sterker te zijn. Anderen zijn er om je te helpen. Die visie deelt hij ook met voetballers met wie hij samenwerkt.
7 Het WK voetbal in Brazilië, afgelopen jaar. Tijdens de kwartfinale tegen Costa Rica wisselde Louis van Gaal keeper Jasper Cillessen voor Tim Krul. Hij doorstond de strafschoppenserie glansrijk: Nederland ging door naar de halve finale.
onomstreden. Om Louis van Gaal kun je niet heen. Van Gaal laat niets aan het toeval over. Wat anders kan van een coach worden verwacht? Maar Van Gaal gaat vaak verder. Hij wil alles in zijn greep hebben. Het gras moet op maat zijn én vochtig genoeg om de balcirculatie vloeibaar te laten verlopen. Daarom moet ook de bal de gewenste hardheid hebben. Ballenjongens moeten alert en snel zijn. Hij vraagt de betrokken media eensgezind achter de ploeg te staan. Spelers dienen dankzij uitputtende trainingsherhalingen geconditioneerd gedrag te tonen. De looplijnen en bewegingen, uitgekristalliseerd door computeranalisten, moeten strikt gevolgd worden. Overbodige, onverwachte emoties dienen vermeden te worden.
Zo deed Phil Jackson, vaak de beste sportcoach van de laatste twintig jaar genoemd. Niet alleen omdat hij elfmaal kampioen werd van de NBA (zesmaal met de Chicago Bulls, vijfmaal met de LA Lakers). Jackson putte uit zijn zenboeddhistische leringen (van Shunryu Suzuki) en het boek Zen and the Art of Motorcycle Maintenance (van Robert Pirsig) en overtuigde basketballers met een groot ego als Michael Jordan, Kobe Bryant en Shaquille O’Neal ervan hoe zij naast hun eigen talenten konden profiteren van de kwaliteiten van hun teamgenoten. Samen spelen als de lamme met de blinde. Elkaar nodig hebben, steunen, aanvullen, waarderen. Een team is
beter dan één superster, we horen het Van Gaal vaak zeggen.
Toeval Van Gaal laat niet alles over zijn werkwijze los. Dat is jammer voor ons nieuwsgierige buitenstaanders, maar begrijpelijk in zijn wereld van competitie en naijver. De concurrentie zit ook niet stil. Veel van wat hij aan kennis heeft verworven, kan worden aangewend door concurrerende coaches, mensen die hetzelfde (de top) willen bereiken. Maar niet alle coaches is het gegeven zo gedisciplineerd en nieuwsgierig te werken. Juist Van Gaals talent is doorslaggevend voor herhaald succes. Fingerspitzengefühl. Zijn charisma is
Wanneer het hoge doel wordt bereikt, is borstklopperij begrijpelijk en menselijk Bedrijfsleven Mede daarom wordt het management van Louis van Gaal ten voorbeeld gesteld voor de zakenwereld. De consultants Jeroen Visscher en Jurgen Frumau schreven er een boek over: Louis van Gaal. Hoe smeed je wereldkampioenen? De
Š 2015 EYGM Limited. All Rights Reserved.
EY FELICITEERT COACH VAN HET JAAR LOUIS VAN GAAL.
Tijdens het NOS | NOC*NSF Sportgala is Louis van Gaal verkozen tot Coach van het Jaar 2014. We zijn oprecht trots op Louis als regisseur van het Nederlands Elftal met de onverwachte bronzen medaille op het WK voetbal. Want ook al is het werk van een coach niet altijd zichtbaar, het is wel van onschatbare waarde.
9
oud-economiejournalist van NRC Handelsblad en oud-hoofdredacteur van opinietijdschrift The Optimist, Max Christern, bracht onlangs het boek De keeperswissel; de 7 managementlessen van Louis van Gaal uit. Daarin zet hij uiteen wat managers uit het bedrijfsleven kunnen leren van de methode-Van Gaal. En dat is veel. Maar de zakenwereld is niet de sportwereld. Emoties horen bij sport. Zonder emoties is er geen sport, zonder sport geen emoties: geen hoop, verdriet en euforie. Mensenwerk dus. Dat is juist de charme van sport. Passie is een niet te versmaden factor. Vooral emoties kunnen een obstakel vormen voor een coach die perfectionisme nastreeft. Daarom worden al gauw een psycholoog of op zijn minst sportpsychologische inzichten ingeschakeld, Daarmee kunnen achtergronden en mogelijke angsten en trauma’s van een speler worden geanalyseerd en mogelijk omgebogen tot een krachtiger houding. Van Gaal ziet het als een prioriteit veel (als leraar en vooral vaderlijk) met spelers te praten, over hun drijfveer, afkomst, verleden, familie en leefsituatie. Hij wil ze begrijpen, hun mentale kracht doorgronden en daar met elkaar naar handelen.
Robots Hij wil de mens centraal stellen. Zoals hij zegt: “Heel de mens doorzien.” Wat kan de speler, wat kan hij niet? Onder welke omstandigheden voelt hij zich goed, wanneer niet? Bij Bayern München dienden spelers ’s morgens voor de training een checklist in te vullen met thema’s als slaapgedrag, eet- en drinkgewoonten, actuele gedachten en zielenroerselen, familiesituaties en zo verder. Dat werd gecombineerd met fysieke testen, waaraan de psychische gesteldheid kan worden afgelezen. De resultaten werden besproken met het team van specialisten. Zo kunnen hoofdcoach
en begeleidende specialisten bepalen hoe spelers in hun vel steken en trainingen indien nodig aanpassen. Zo weet de speler dat hij aandacht krijgt en dat rekening wordt gehouden met wat hij wil en niet wil, kan of niet kan. Ieder zijn kracht en zijn kwetsbaarheden. Het is alsof Van Gaal liefst robots (geprogrammeerd in de controlekamers) het veld in wil sturen. Gesteund door de technologie die tegelijk de emotie uit de sport verdrijft. Geprogrammeerd naar zijn wensen, voldoening gevend aan het altijd sluimerende verlangen de beste coach ter wereld te zijn. Een chip in het hoofd van de spelers, waar alle acties en (mogelijk) reacties staan opgeslagen. Het is een toekomstbeeld, met de ogenschijnlijk steeds groter wordende ambities in de sport. Van Gaal wekt de indruk nog steeds graag met ménsen samen te werken. Spelen dus. Als geboren liefhebber van het spel in het algemeen en voetbal in het bijzonder. Samen spelen om het hoogste te bereiken.
Keeperswissel Phil Jackson liet zijn spelers naar de The Wizard of Oz kijken, sprookjes lezen, in een ingewijde ruimte mediteren en altruïsme overdenken. Waarom zou Van Gaal dat niet doen? Vooralsnog richt hij zich op zijn eigen, voortdurende vernieuwende wijze. Hij staat open voor wat zich aandient in de psychologische, sociologische en medische wetenschap en voor visies van anderen die hun waarde hebben onderstreept. Wat in de media over hem, zijn gedrag en zienswijze wordt beweerd, laat hem vermoedelijk niet koud. Hij beseft na ruim twintig jaar (eigenzinnig) coaching in Nederland, Spanje, Duitsland en Engeland dat hij op de huid wordt gezeten. Soms draagt hij een harnas. Maar dat voelt niet goed. Hij wil toch een mens zijn, met een open hart en een
Emoties horen bij sport. Zonder emoties is er geen sport, zonder sport geen emoties
open geest. Laat ze maar komen, laat ze maar vragen, insinueren en tweedracht zaaien. Die keeperswissel, ja. Krul in plaats van Cillessen bij de strafschoppen. Tijdens de kwartfinale van het WK, nota bene. Zomaar ineens? Vast niet. Het had anders kunnen lopen. Maar op dat moment zag Van Gaal met zijn team wat er nodig was. Hij had een nieuw wapen gevonden. Wie weet, was dit de weg naar glorie. En ja, het was de weg. Durf opent deuren.
Achterkamertjes Wie is in staat zichzelf een algemeen aanvaarde houding te geven voor het front van microfoons en camera’s? De één verdwijnt in zichzelf, de ander groeit en gloeit van zelfverheerlijking. Zoals Louis van Gaal. Zoals hij daar stond met de prijs als beste Sportcoach van 2014, met een mengeling van trots en verlegenheid. Dat was bewonderenswaardig en vertederend tegelijk. Iedereen had gezien wat Oranje presteerde in Brazilië, velen leefden mee. Maar niemand had voorspeld wat de coach met zijn team had voorbereid in de achterkamertjes van Oranje. Zo snoerde hij criticasters de mond en onderstreepte hij vooral zijn meesterschap. Louis van Gaal is een bijzondere coach. Dat streelt hem. En dat mag.
10
COACH IN HET NIEUWS
BERICHTEN VAN DE LEESTAFEL WAAROP COACHES UIT TOP- EN BREEDTESPORT HUN VISIE, OPVATTINGEN EN MENINGEN HEBBEN NEERGELEGD
n
DOOR: POUL ANNEMA
n
BEELD: ANP PHOTO
JACQUES BRINKMAN: “TALENT SLECHTS BEGINNERSGELUK” De tijd die voetbaltrainers Frank de Boer, Phillip Cocu en Fred Rutten tijdens hun winters trainingskamp in de zon staken in jeugdige toptalenten in hun selecties, zette hockeycoach Jacques Brinkman aan tot de column – De Telegraaf – ‘Groeibriljantjes’. “Laten we niet te vroeg juichen”, concludeerde Brinkman, ook vader van jong hockey- en voetbaltalent. “Talent is slechts beginnersgeluk”, aldus Brinkman. “De weg naar de absolute top is namelijk lang en zwaar. Toppers hebben vanzelfsprekend technisch en tactisch talent, maar belangrijker zijn karakter, doorzettingsvermogen, veerkracht, totale toewijding en intrinsieke motivatie.”
Talent stond ook centraal bij de door NOC*NSF georganiseerde Talentendag, waar driehonderd jongeren op afkwamen, waarvan er honderd werden uitgenodigd voor een vervolgprogramma bij de bonden. Dat aantal verraste manager Topsport Jeroen Bijl min of meer. “Er is alleen naar fysieke kwaliteiten gekeken, nu moet nog blijken of deze geselecteerden ook op andere vlakken geschikt zijn voor een bepaalde sport.”
NOC*NSF gaat door met deze selectiedagen. In de zoektocht naar talent levert ook de Twentse bewegingswetenschapper en oud-tafeltennisster Irene Faber een bijdrage met haar promotieonderzoek. Zij meende dat zeker in haar eigen sport geen zuiver beeld bestaat over de motorische vaardigheid van het tafeltennissende kind. Te willekeurig, meende ze, en te vaak gebaseerd op toeval. In een meer wetenschappelijke
aanpak kwam zij tot een talentenselectie op basis van acht testen: sprint, behendigheid, springen, dribbelen, mikken, balvaardigheid, gooien en oog-handcoördinatie. In een interview met Sport Knowhow XL zegt Faber: “Het gaat hier puur om motorische vaardigheden, bij talentherkenning en talentontwikkeling richt je je op meer vlakken. Dan neem je ook mentale hardheid en doorzettingsvermogen mee.”
“Coach moet een roerganger zijn” In zijn column in De Telegraaf (9 januari 2015) stelt Ard Schenk vast dat er bij de schaatsploeg van Corendon in de aanloop naar de grote toernooien van deze winter duidelijk iets is misgegaan. Hij verwijst naar Jan Blokhuijsen die bij het Nederlands kampioenschap allround schaatsen in Groningen faalde en vervolgens min of meer besloot zijn ambities voor de rest van het seizoen te bevriezen. “Blokhuijsen lijkt me een eigenzinnige jongen die graag zijn eigen route bewandelt”, zegt Schenk om te vervolgen met: “Daar is weinig mis mee zolang er regie wordt gevoerd door de leiding of de technische staf. Bewegingsruimte voor atleten is alleen goed als die atleten er ook mee kunnen omgaan. Anders gezegd: er moet wel getraind worden. Ook buiten het gezichtsveld van de coach. Er zijn bitter weinig sporters die het zich kunnen veroorloven een beetje aan te rommelen.” Schenk verwijst naar zijn samenwerking destijds met Anton Huiskes als coach. “De beste man was voor mij een inspirator die ervoor zorgde dat ik alles uit mezelf probeerde te halen. Door het maken van plezier en het creëren van een gezellige sfeer, maar ook door keihard te werken. Zo hoort het. Een coach moet een roerganger zijn, een houvast voor de sporter.” Jillert Anema, coach van olympisch kampioen Jorrit Bergsma, wordt door Schenk “een mooi voorbeeld” genoemd. “Jorrit is een bescheiden vent, die de route volgt die Jillert voor hem heeft uitgestippeld. En Jillert weet die route Jacques Brinkman tijdens het WK
overtuigend en met flair te brengen. Bij de ploeg van Blokhuijsen is te weinig regie gevoerd. Het falen van de
hockey in het Kyocera Stadion in Den
schaatser valt daarom ook niet alleen hem aan te rekenen.”
Haag afgelopen jaar.
11
COLUMN
DE KOMPANEN VAN KOSTA Je zult coach van een Russische sportploeg zijn in de tijden dat de Russische sport vooral van dopinggebruik verdacht wordt. Kosta Poltavets, import-Heerenvener uit de Wulpstraat, serieuze man met een Oekraïens paspoort, weet hoe dat dan gaat. Langs de kant van het ijs voelt hij zich, als zijn Russische schaatsers voorbijkomen, ‘bekeken’. “Er wordt naar je gekeken, ik voel het wel. Ook in Nederland”, zegt hij, als het in schaatsstad Tsjeljabinsk over Rusland en de onvermijdelijke ARD-uitzending over doping in de Russische atletiek gaat. Hij heeft de buik vol van Nederlandse betweters die met een grote vinger naar Kosta en zijn kompanen wijzen. Eigenlijk wil hij er niks over zeggen: “Einde verhaal.” Dan komt hij door zijn nieuw verworven westerse vrijheid van meningsuiting met een dodelijke vergelijking. “Als de link wordt gelegd tussen de Russische atletiek en het Russische schaatsen, waarom dan ook niet de link tussen het Nederlandse wielrennen en het Nederlandse schaatsen? Die staan nog dichter bij elkaar, die zitten bij Lotto in één ploeg. Wij hebben hier geen huilende wielrenners, die bekenden, op de buis gehad.” Dan ferm: “Dus niet hypocriet zijn.” Je zult coach van een Russische sportploeg zijn in de tijden dat de Russische machthebbers de Krim inlijven en raketten leveren aan rebellen die daarmee mogelijk het MH17-drama in Oost-Oekraïne hebben veroorzaakt. Nog staat niets vast, maar wel wijst de hele wereld naar de Russen met hun Buk-raketten. Dan zeg je, als je Kosta Poltavets heet: “Einde verhaal.” Hij kan hier niets over verklaren, want hij moet als coach van de Russen, als man die al vijf jaar uit de Russische ruif eet, solidair zijn met de Russen, zijn sporters. Denk niet dat hem dat gemakkelijk afgaat, de mond houden en niet zeggen wat hij werkelijk denkt. Hij zegt: “Toch ga ik er niks over zeggen.” Je zult coach van een Russische sportploeg zijn in tijden dat een Nederlandse collega-coach weigert met een zeer kansrijke schaatser (Koen Verweij) naar Rusland te gaan. Jan van Veen schreef zijn eenpersoons boycot uit, niemand deed het hem na. Van Veen is dapper in een land waar je op dat gebied vrij bent, mag vinden wat je wilt en mag doen wat je vindt. Kosta Poltavets wilde om die vrijheid naar dit vrije land, naar Nederland. Hij kreeg er asiel in 1994 en vanaf 1996 kon hij in Friesland aan de slag om zijn Russische sportopleiding te gelde te maken. Maar Van Veen steunen, moreel, zeggen dat het best dapper is, doet Kosta Poltavets niet. De lieve Kosta, op handen gedragen door zijn Ieds (Ids Postma) en Jaan (Jan Bos), zegt dat Van Veen had moeten spreken, na de plaatsing van zijn schaatsers voor de EK allround in Tsjeljabinsk. Hij zegt dat het een afleidende actie is geweest, afleidend van de matige vorm van de schaatsers van Corendon. Hij zegt: “Maar dat is een veronderstelling. En niet meer.” Politiek en sport horen niet bij elkaar, meent Kosta Poltavets. Moeten wij daarmee al die rare uitspraken op een koude donderdagmiddag aan de rand van Siberië verklaren?
n
JOHN VOLKERS
John Volkers is 25 jaar sport verslaggever van de Volkskrant. Hij bezocht onder meer alle Olympische Zomerspelen sinds 1984 en vier EK’s en WK’s voetbal. Verder schreef hij boeken over volleybal (De Lange Mannen, 1995), voetbal (De Internationals, 1999) en zwemmen (Zwemmen in goud, 2008). In zijn vrije tijd lijdt hij pijn op de racefiets.
Langs de kant van het ijs voelt hij zich, als zijn Russische schaatsers voorbijkomen, ‘bekeken’
12
COACHTRANSFER
Gouden Amerikaanse atletiekcoach kiest voor Papendal
“TOVERDRANKJES ZIJN ER NIET IN DEZE SPORT”
Een ontspannen wandeling door Zürich, bij de Europese titelstrijd atletiek, maakte Charles van Commenée deze zomer duidelijk dat zijn hooggewaardeerde collega Rana Reider niet tevreden was in Groot-Brittannië. “Ik dacht: misschien is er wel plaats voor hem in Nederland.” n
DOOR: JOHN VOLKERS
n
BEELD: SPORTFOTOGRAFIE.NL
Rana Reider was in 2012 ‘atletiekcoach van het jaar’ in de Verenigde Staten. Het zegt alles over diens uitzonderlijke kwaliteiten. De Amerikaan werd vervolgens in datzelfde jaar door Van Commenée naar het Verenigd Koninkrijk gehaald. Ze werkten slechts één maand samen. Van Commenée, de technisch directeur die het contract met Reider had uitonderhandeld, vertrok uit het trainingscentrum van Loughborough, omdat hij niet aan zijn eigen olympische doelstelling (acht medailles) had beantwoord. De wegen van de prestatiemanager uit Amsterdam en de coach uit Florida kruisten zich vervolgens eerder dan gedacht. Na Zürich, een voor Nederland uitzonderlijk succesvol EK, begonnen de onderhandelingen. NOC*NSF en de Atletiekunie waren gretig. De ervaren Yankee, die in april 2014 Bart Bennema en zijn ruwe diamant Dafne
“Ik heb niet één magische aanpak voor iedereen en allemaal”
Schippers op een trainingskamp in Daytona Beach had ontvangen, liet zich licht paaien door de Nederlanders. Het leidde tot een sensationele transfer. Van Commenée: “Het is wel zoiets als Louis van Gaal die naar Swaziland gaat. Haha.”
Uitdaging Bij de overstap – hij had een opzegtermijn bij de Britten – ging het nauwelijks om geld (CvC: “Rana kan van weinig leven”) maar vooral om aantrekkingskracht. Er lagen briljantjes in de Nederlandse etalage die door Reider waren opgemerkt. Er was meer dat hem trok. “Papendal is, Nederlanders beseffen dat vaak niet, een geweldige trekker. Het trainingscentrum is van wereldstandaard. Buitenlanders willen er graag weer terugkeren, merk ik telkens. Ik ben er zelf ook graag. Het voelt er heel goed”, aldus Van Commenée, werkzaam als prestatiemanager in het High Performance Team van NOC*NSF. Reider, een nuchtere man van weinig opsmuk, liet zich niet weerhouden door de magere atletiekgeschiedenis van Nederland. Hij sprak het zelf uit bij zijn presentatie op Nationaal Sportcentrum Papendal. “Een klein
“Ik wil ze allereerst en vooral beter maken. Aan hun verwachtingen voldoen, waarom zij aan topsport doen” land vormt een uitdaging. Ik vind dat in het geheel geen probleem. Ik wil, waar dan ook, mensen helpen om op het internationale podium actief te zijn. Dat geeft me juist heel veel plezier. Ik ben hier, net als in Groot-Brittannië, beland door de bemoeienis van Charles van Commenée. Ik vind dit opnieuw een geweldige kans om op een schitterende plaats te gaan werken. Er zijn hier in Nederland goede atleten en goede coaches. En de faciliteiten op Papendal zijn ongelooflijk goed.”
Aanpak Reider werkte in het verleden met grote kampioenen als Dwight Phillips,
13
Dafne Schippers wist bij de EK atletiek in Zürich, afgelopen jaar, zowel de 100 als de 200 meter sprint op haar naam te zetten en werd daarmee de ‘sprintkoningin van Europa’. Hopelijk kan ze met de komst van Rana Reider deze ‘titel’ behouden.
14
COACHTRANSFER
de Amerikaanse verspringer die viermaal wereldkampioen werd. Die had zijn eigen carrière feitelijk opgegeven toen hij de Olympische Spelen van Peking (2008) miste door een spierscheuring. Hij kwam terug dankzij het strenge regime van zijn nieuwe coach, Rana Reider. Die gebood hem af te vallen met de opmerking: Fat doesn’t fly – vet vliegt niet. Phillips raakte tien kilo kwijt en veroverde bij de WK van 2009 prompt zijn derde wereldtitel. Zulke simpele recepten hanteert Reider. Hij zal er in zijn internationaal georiënteerde aanpak de Nederlandse atletiek van doordringen dat er geen magische manieren zijn om de top te halen. “Er is geen toverdrankje in deze sport. Ik werk individueel gericht met mijn atleten. Voor iedereen schrijf ik een eigen programma, afhankelijk van hun aanleg en hun vermogen. Ik heb niet één magische aanpak voor iedereen en allemaal. Ik stop al mijn vrije tijd in het schrijven van trainingsprogramma’s.’
Visie Helpen is het centrale woord in de aanpak van Reider. Hij komt naar Nederland om Nederlandse coaches en atleten te helpen. Van Commenée: “Daarvoor is Rana in de eerste plaats gekomen, om onze coaches te helpen. Ze hebben de basis, het fundament. Ik vind ze erg goed, ze werken ook steeds meer samen, maar hier en daar missen ze de kneepjes van het vak. Rana zal vooral de trainingsomgeving van Papendal vorm geven.”
“Dafne hoeft niet te kiezen, vind ik” Reider zelf: “Mijn bijdrage zal vooral zijn om het niveau van de Nederlandse atletiek op te krikken. Ik zal iedereen helpen die ik hier op Papendal om mij heen tref. Of het nu Bart Bennema is of Dafne Schippers. Ik zal ze parttime dan
wel fulltime bijscholen, bijleren. Ik wil ze allereerst en vooral beter maken. Aan hun verwachtingen voldoen, waarom zij aan topsport doen.” De nieuwe bondscoach van de Atletiekunie (voorheen de KNAU) deelt de visie van collega Van Commenée op atletiek. “Charles en ik denken hetzelfde over deze sport. Het is niet voor niets dat hij me destijds naar Groot-Brittannië heeft gehaald.” Er is nog een plus bij de komst van Reider naar Papendal. Hij brengt vijf atleten van wereldniveau mee. Hij prees in december vooral de toekomstige inbreng van Christian Taylor, de olympisch kampioen hinkstapsprong. “Taylor kan het niveau van de andere atleten, met wie hij werkt, serieus omhoog brengen. Hij is een professional met één focus: het winnen van wereldtitels en olympische medailles. Hij beschouwt atletiek als zijn business. Zo werkt hij ook. Hij krikt verwachtingen op. Mijn hele groep is zo. Hopelijk kunnen zij het niveau van de andere atleten op Papendal omhoog brengen.”
Trainingsgenoot Van Commenée wijst op Reiders pupil Tiffany Porter, de Europees kampioene op de 100 meter horden. Van Commenée wees haar in 2012 persoonlijk aan als captain van zijn olympisch atletiekteam. Dat leidde tot enorm rumoer in Groot-Brittannië. Ze werd een ‘plastic Brit’ genoemd. Porter was tot 2010 voor de VS uitgekomen, maar was in het bezit van twee paspoorten. Hoe dan ook, deze explosieve atlete zal Europees sprintkampioene Dafne Schippers beter kunnen maken, luidt de prognose. Zoals Van Commenée ook een interessante inbreng verwacht van Christian Taylor bij de ontwikkeling van Ignisious Gaisah, de Nederlandse verspringer met Afrikaanse wortels. “Eindelijk krijgt Gaisah een trainingsgenoot aan wie hij zich kan optrekken.” Reider is breed georiënteerd. Hij geldt als een allrounder, hij is meer dan de vakken explosief en sprong. Hij begon zelf al op jonge leeftijd met coachen. “Ik
hield van atletiek, maar ik was te vaak geblesseerd.” Hij kreeg zijn kennis van de befaamde Ted Banks. “Die nam mij onder zijn vleugels.” Sport was het gespreksonderwerp thuis. “Mijn vier oudere broers deden ook aan sport.” Zijn aanpak is gebaseerd op snelheid en kracht. “Ik bouw op power.”
Algemene aanpak Hij heeft een boekje vol contacten in de Amerikaanse sport, van de basketballers van Miami Heat tot tennissers in de IMG Academy. Het enorme land vol sporttalent verliest zijn beste atleten per traditie aan de NFL, de National Football League, een haast gewelddadige sport die veel spierkracht vereist. “In januari zwermen de jongens uit voor de kampen van de NFL-teams. Ze werken aan een snelle veertig meter. En doen hun drills. Daar gaat het om.” Reider heeft geen probleem met de algemene aanpak zoals Dafne Schippers en haar coach Bart Bennema momenteel aanhangen. Zij blijft zich voorbereiden als een meerkampster, terwijl ze het voorbije jaar scoorde op de 100 en 200 meter. Daar was in de zomer veel discussie over in de Nederlandse sportwereld. Beslist: “Dafne traint als atleet. Als ze alleen nog sprint, dan trapt ze in mijn ogen in een val. Dafne is meer atletisch aangelegd. Ze rent snel als meerkampster. Dat deed, als we even terug gaan in de geschiedenis, de door mij bewonderde Jackie Joyner-Kersee ook. Dafne hoeft niet te kiezen, vind ik.” Het oordeel van deze harde werker zal zwaar wegen in de aanloop naar Rio. Reider laat zich niet verleiden tot grote uitspraken over Nederlandse mogelijkheden op het zwaarst bezette atletiekevenement per vier jaar. Hij wil de persoonlijke records van Nederlandse atleten verbeterd zien, een goed EK (2016) in Amsterdam draaien, “maar verder sta ik er nog blanco in”. Waarna hij op Papendal een stilte liet vallen. Rana Reider staat niet voor grootspraak, dat is zeker.
15
COACH IN HET NIEUWS
COACHES ZIJN NIEUWSMAKERS. IN HUN VOORTDURENDE ZOEKTOCHT NAAR NIEUWE GRENZEN LEGGEN ZE OPVATTINGEN EN INDRUKKEN OP DE LEESTAFEL DIE DE MOEITE WAARD ZIJN OM TE HERLEZEN
n
DOOR: POUL ANNEMA
n
BEELD: ANP PHOTO
IS HET TRAINERSVAK EEN ERVARINGSVAK? “Nee”, zegt Raymond Verheijen in een interview met Voetbal International op de vraag of het trainersvak een ervaringsvak is. “Het wordt al gauw een ervaringsvak genoemd omdat dit de perfecte ontsnappingsmogelijkheid is voor aankomende trainers die te dom of te besodemieterd zijn om een cursus te volgen. Uiteraard word je door ervaring een steeds betere trainer. Maar dat wil niet zeggen dat je niet eerst een goede opleiding moet volgen. Stel je voor dat chirurgen of piloten hun vak ook primair als een ervaringsvak gaan beschouwen!”
Raymond Verheijen (rechts) en Luc van Agt arriveren op 15 december afgelopen jaar bij stadion Galgenwaard, waar het Nederlandse profvoetbal samenkomt. Tijdens een congres spreken alle Nederlandse betaaldvoetbalorganisaties over de verbeteringen voor het Nederlandse voetbal.
Uit de media “Ik pleit mezelf niet vrij, maar ik had alles overziende niet aan het WK moeten beginnen. Toen anderhalf jaar eerder duidelijk werd dat ik die optimale voorbereidingstijd niet zou krijgen, had ik daaraan mijn conclusies moeten verbinden. Dat verwijt ik mezelf. Ik heb wel gezegd dat ik er grote problemen mee had, maar ik werd omgeluld.” Paul van Ass, voormalig hockeybondscoach in het AD.
Verheijen richtte in 2009 de World Football Academy op met als doel voetbaltrainers naar een hoger niveau op te leiden. Sindsdien is Verheijen alom aanwezig om de wereld waarin hij, als bewegingswetenschapper, verdienstelijk werk heeft geleverd een grote spiegel voor te houden. In Voetbal International zegt hij: “Laatst las ik een interview met de trainer van FC Utrecht, Rob Alflen, waar de domheid van afspatte. Alflen vertelde doodleuk dat hij allerlei opdrachten in de cursus door een ander heeft laten maken. Dat betekent dus dat hij nog steeds een relatief ongeschoolde coach is.” Tijdens het groots opgezette
Voetbalsymposium van de KNVB ging Verheijen de strijd aan met Johan Cruijff, hetgeen hem overigens op veel kritiek kwam te staan. Cruijff stelde vast dat de matige resultaten van de Nederlandse clubs te maken had met een falende jeugdopleiding bij de clubs. “Lachwekkend”, noemde Verheijen de analyse van Cruijff omdat hij voorbij ging aan de leeftijdssamenstelling van de elftallen, die gemiddeld zomaar vijf jaar jonger zijn dan vroeger. “Als inderdaad de negentienjarige speler van nu minder is dan de negentienjarige speler van vijf jaar geleden, is er sprake van achteruitgang.” Die conclusie kun
“Ze willen in Qatar dat er vanuit het niets voetbal van Real Madrid-niveau wordt gespeeld. Dat kan helemaal niet. Bovendien: velen hebben hier alles al op jonge leeftijd, als nazaten van de sjeiks. Als je een mooie, snelle auto hebt en de hele wereld kunt afreizen, waarom zou je hier dan nog gaan voetballen?” Pieter in ’t Groen, jeugdtrainer Al-Arabi in Qatar in de Volkskrant.
je volgens Verheijen niet trekken. “Het zou zelfs kunnen dat er nu beter wordt opgeleid dan vijf jaar geleden.” Een ander probleem dat bij het KNVB-congres volgens Verheijen naar voren kwam, was het denkniveau van de voetbaltrainers. “Het objectief analyseren is een probleem in het voetbal.
In sporten die door studenten worden beoefend, zoals hockey en rugby, ligt het denkniveau hoger dan in het voetbal. Trainers hebben vaker een academische scholing. Het is echt lachwekkend hoe men in het voetbal subjectieve meningen en ervaringen als vertrekpunt van beleid neemt.”
16
COVERINTERVIEW
Tjerk Bogtstra en Ad Luttikhuis over de vertwijfeling in het Nederlandse tennis
“BIJ ZOVEEL ONRUST IS HET NIET RAAR DAT ER WEINIG TALENT DOORBREEKT” n
DOOR: POUL ANNEMA
n
BEELD: BART HOOGVELD
Het Nederlandse toptennis verbleekt en is inmiddels allang verdwenen uit de wereldtop. De bond zelf heeft zijn ledental in ruim tien jaar met bijna honderdduizend zien teruglopen. De glans lijkt eraf bij wat ooit een van Nederlands snelstgroeiende sporten was. Tjerk Bogtstra en Ad Luttikhuis, twee tennisschoolhouders met een rijk coachverleden, maken de balans op van een sport in vertwijfeling. Ze kennen elkaar door en door, hebben een rijk verleden als coach, wisselen hun opvattingen en ideeën uit, en maken ook samen deel uit van het overleg binnen de tennisbond KNLTB over de toekomst van de sport. De ontwikkeling van de tennisscholen in Nederland en het beroepsperspectief van de tennisleraar vragen hun voortdurende aandacht. Ze zijn kritisch en constructief.
Ervaringen
Ad Luttikhuis.
“Voordat een kind in tennis succesbeleving kent, moet hij al heel wat kunnen”
Beiden geven leiding aan hun eigen tennisschool. Tjerk Bogtstra runt, samen met oud-prof Tom Kempers, de Bogtstra en Kempers Tennis Academy in Doorn, Ad Luttikhuis is directeur/eigenaar van Tennisschool Approach in Enschede, een centrum waar talent en recreatieve tennisser elkaar niet in de weg zitten. Datzelfde geldt voor de hallen in Raalte, Emmeloord, Wierden en Eibergen die Approach in beheer heeft. Ze treffen elkaar in Doorn, het fraai gelegen tennisonderkomen van Bogtstra aan de rand van het trainingscentrum van de Koninklijke Marine. Het wordt een boeiend tweegesprek over de situatie van nu, waarin uiteraard de herinnering aan en de vergelijking met eerder ook weer wordt opgehaald. Tjerk Bogtstra geeft de aanzet met een verwijzing naar zijn
17
boek dat een dezer dagen verschijnt. “Het is nooit de bedoeling geweest om een boek over mezelf te schrijven, maar je komt er na verloop van tijd achter, na al mijn ervaringen met top- en talententennis, dat tennis toch wel een aparte plaats inneemt in de wereld van de sport.”
Financiën Als Luttikhuis om zijn constatering lacht, vervolgt Bogtstra: “Niemand realiseert zich wat het leven van een tennisser inhoudt. Mensen vergapen zich aan de Federers, Djokovicsen en Nadals van deze tijd, zien de geweldige bedragen die op hun niveau omgaan en stellen vast dat tennis een ongelooflijke geldsport is. Ik vecht daar tegen. Maar ik heb na jaren van coachen aan de top ook de ervaring met mijn eigen Tennis Academy, die we bijna vijf jaar geleden zijn begonnen.” “Ook daar maak ik weer dingen mee die me bijna dagelijks
“Iedereen noemt zich tennisschool en de ouders zien door de bomen het bos niet meer” versteld doen staan”, zegt Bogtstra. “En dan gaat het over de opleiding, over de mensen en de ouders die erom heen hangen, de permanente onrust die je tegenkomt. Het ongelooflijk belangrijk maken hoe een ventje of meisje van elf jaar tennist. Op zulke momenten denk ik vaak: ik heb 25 jaar ervaring in toptennis, waar gaat het om, wat willen jullie me nu vertellen?” Ad Luttikhuis tegen Bogtstra: “Waar jij de laatste vier jaar tegenaan bent gelopen, de dingen waarover jij je nu verbaast, daar verbaas ik me al meer dan twintig jaar over, dus wat dat betreft verandert er niet zoveel.” “Ik denk wel dat de situatie van nu extremer is dan ze was”, vervolgt Bogtstra. “Wij weten de weg naar de top, we weten
18
COVERINTERVIEW
“Er wordt nu veel eerder afgehaakt, er wordt meer gezeurd”
wat dáár echt belangrijk is. Als je dan ziet op hoeveel onrust je in het opleidingsgebied stuit, dan denk je wel eens dat het eigenlijk niet zo raar is dat er op dit moment niet meer tennissers doorbreken. Want juist in de opleiding gaat er heel veel fout, niet zozeer in de opleiding waarvoor wij staan, maar juist in de omgeving van de spelers.” Door het ongeduld van ouders bijvoorbeeld. “Dat is in tennis echt erger dan in andere sporten”, zegt Bogtstra. “Dat heeft ook weer met financiën te maken. Tennis is een dure sport. Als je lid wordt van een voetbal- of hockeyclub, koop je schoenen, betaal je contributie en je kunt spelen. Maar in tennis ligt dat even anders, vooral omdat het een moeilijke sport is. De techniek die je moet aanleren en ontwikkelen, daar gaat uren van training in zitten en inderdaad dat kost geld.”
Resultaat Luttikhuis: “Ik zie het om me heen, de jongetjes die gescout worden door een betaaldvoetbalclub worden met een busje van huis gehaald; training en school zijn geregeld. Bij tennis moet je alles zelf doen en zelf betalen. Daar komt veel onrust vandaan. Je ziet nu de tennisscholen als paddenstoelen uit
de grond rijzen, met als gevolg dat kinderen snel van de ene naar de andere tennisschool hoppen. Daar worden ze echt niet beter van.” “Geduld is er niet meer”, merkt Bogtstra op. “Ik zat hier een paar dagen geleden nog met een moeder die me aanspraak over de forehand van haar dochter van twaalf . Ik had haar ‘greep’ veranderd en dan kost het gewoon tijd voordat je daarvan resultaat ziet. Als je op maandag haar ‘greep’ verandert, kan ik je vooraf vertellen dat haar forehand op zaterdag in een toernooi nog niet ‘loopt’. Maar ouders raken in paniek, zien opeens dat hun kind verliest van een tegenstander van wie het een jaar eerder nog won en zeggen tegen mij: ‘Mijn kind gaat er niet op vooruit.’ Dat klopt, zeg ik dan, maar het zal er uiteindelijk veel beter van worden.” “Dat is in een notendop waar het bij opleiden om gaat. Je bent bezig met een proces waarin je probeert mensen beter te maken en dat proces heeft als gevolg dat het zo af en toe even wat minder gaat. Maar ouders en ook de kinderen zelf, die kijken naar de korte termijn. En dat is funest. Wij weten waar het kind op zijn achttiende of negentiende moet staan en welk niveau hij of zij dan moet hebben. Dat weet een kind van twaalf, dertien niet, net zo min als de ouders. Die betalen een fors bedrag en willen meteen resultaat zien, het liefst van dag tot dag.”
Loonlijst Luttikhuis: “Opleiden is ook bij ons een proces. Bij Tjerk gaan de deuren alleen open voor kinderen die getalenteerd zijn, hij geeft geen recreatieve trainingen. Wij zijn breder en
19
ontvangen iedereen. Maar de rust die wij als tennisleraren proberen uit te stralen, proberen we ook over te brengen op de omgeving, maar dat lukt haast niet.” Bogtstra: “Het is een continu gevecht. Er zijn ook zoveel tennisscholen. Toen ik met tennis begon, had je in Nederland vier of vijf tennisscholen waarvan je wist dat je er een goede opleiding kon krijgen. Tegenwoordig heb je er vijftig, honderd of misschien wel tweehonderd, iedereen noemt zich tennisschool en de ouders zien door de bomen het bos niet meer. Er zijn bovendien veel meer organisaties gekomen die tennisleraren wegzetten bij verenigingen, dat is ook geen goede ontwikkeling. Bij detachering heb je geen zicht op de kwaliteit van de trainers en de trainer heeft bovendien geen binding met de vereniging.” Luttikhuis: “Het is een ontwikkeling die is voortgekomen uit een situatie waarin verenigingen zelf niet meer het risico wilden nemen van een trainer op de loonlijst. Daar zijn de tennisscholen ingestapt. Ik heb zelf ook vier, vijf clubs waar we training geven. We zetten daar alleen trainers neer die de vereniging kunnen aanjagen. Gewoon om ervoor te zorgen dat kinderen aan de basis goed opgeleid worden, anders droogt het bovenin namelijk ook snel op. Dat lukt niet bij bureaus met soms wel honderd tennisleraren op de payroll, die kun je onmogelijk kwalitatief aansturen.”
Extreem moeilijk Met Approach heeft Luttikhuis vier centra waar hij de complete exploitatie doet en die zijn verdienmodel bepalen, maar hem ook de gelegenheid geven een Future voor beginnende profs en vier A-toernooien te organiseren. “Toptennis kost geld en kosten kun je niet alleen maar doorberekenen aan ouders, dat gaat gewoon niet. Dat betekent dat je ook op een andere manier moet proberen je centjes bij elkaar te krijgen”, meent Luttikhuis, die zelf geen last heeft van ledenverlies, maar wel via Kids-projecten zich extra inspant om kinderen aan zijn club te binden. “Maar je merkt ook dan weer dat tennis gewoon een moeilijke sport is. Voordat een kind in tennis succesbeleving kent, moet hij al heel wat kunnen.” Bogtstra: “Het is lastig uit te leggen voor niet-tennissers, maar tennis is, technisch, gewoon een extreem moeilijke sport. Je kunt kinderen van acht jaar moeilijk met zijn tweeën laten tennissen. Dus heb je altijd training nodig en die training kost geld. En tennis is geen teamsport, terwijl kinderen het vaak leuk vinden om met vriendjes of vriendinnetjes een sport te beoefenen. Dat geeft ook succesbeleving.” Luttikhuis: “Bovendien zijn all weather-banen waarop kinderen ook in de kou moeten trainen, desastreus. Kinderen kunnen zich nog niet warm tennissen en vluchten weg.”
“Er moet een eind komen aan de wildgroei en versnippering van talent”
Mist het Nederlandse tennis ook geen rolmodellen, mannen als in het verleden Richard Krajicek, Jan Siemerink, Paul Haarhuis, Jacco Eltingh, Sjeng Schalken en Raemon Sluiter, die er altijd wel voor zorgden dat er ook internationaal naar Nederlandse tennissers werd gekeken? “Natuurlijk missen we de namen van tennissers die bijna elke dag op Teletekst stonden. Jeugdspelers hebben zulke voorbeelden nodig, in elke sport.”
Waar is het dan mis gegaan? Bogtstra: “Dat is een gemakkelijke vraag waarop niet zomaar een antwoord is te geven. Ik heb weleens gezegd dat het een mentaliteitskwestie is, maar dat is ook maar een begrip. Dat is individueel ook zo verschillend. Wat je wel mist is wat de groep hiervoor wel had, spelers die elkaar continu op de hielen zaten en er constant voor wilden gaan. Er wordt nu veel eerder afgehaakt, er wordt meer gezeurd. Wil je in een sport als tennis goed worden, dan gaat het er niet om of je een goede forehand, goede backhand of goede service hebt, want die moet iedereen hebben om goed te worden. Het gaat er vooral om of je dat leven wilt en kunt leiden.” “In mijn boek laat ik een bij mij trainende beginnende prof aan het woord. Die vertelt hoe dat gaat: voor een toernooi
20
COVERINTERVIEW
in Kazachstan vijf keer heen en weer met de trein naar Den Haag voor een visumaanvraag bij iemand die geen woord Engels spreekt, vervolgens in je eentje in het vliegtuig naar Kazachstan, om daar in een baggerhotel je kleren te wassen met een eigen zeepje. Die jongens moeten echt door de shit, door de jungle en het kost alleen maar geld. Dat is niet te vergelijken met een beginnende voetbalprof voor wie alles is geregeld.” Luttikhuis: “Raemon Sluiter heeft vijf jaar bij me getraind en heeft zelfs enige tijd bij mij in huis gewoond. Ik heb van dichtbij meegemaakt wat het is om op die manier te overleven, te blijven investeren in jezelf en te blijven geloven in je kansen. Dat is echt onvoorstelbaar.” Bogtstra: “Natuurlijk, het is hun eigen keuze, dat weet ik ook wel. Maar je moet wel weten waarvoor je kiest en dat weten deze jongens en meisjes vaak niet. Je ontdekt het pas als je het meemaakt en daarom komen er ook maar zo weinig door. Het is zóóóó’n lange weg en dat heeft niet alleen met talent te maken. Talent is er genoeg, het gaat erom of je bereid bent er zoveel jaren vooruit te trekken en je in staat bent om veel kosten te maken om door deze jungle te gaan. Ik durf wel te zeggen dat het in deze sport extreem is.”
Jullie hebben als coaches veel ervaring op dit niveau, begrijpen jullie waarom onze top-100-spelers Robin Haase en Igor Sijsling zo vaak van trainer/coach wisselen? Bogtstra: “Dat heeft ook met financiën te maken. Als je ver van de echte top staat, verdien je als tennisser te weinig om een ervaren coach aan te trekken. Dat geld heb je gewoon niet, dus kom je gauw terecht in de categorie van aankomende coaches of bevriende A-spelers, die dat leven van 35 weken per jaar om de wereld reizen leuk vinden. Als je ziet voor welke kosten deze jongens staan, houd je gewoon niet genoeg over om een ervaren coach aan te trekken.” Zowel Bogtstra als Luttikhuis spreekt van een mega-ervaring uit hun jaren als coach, nu voelen ze zich meer opleider/trainer dan coach. “Ik probeer nu mijn spelers elke dag
beter te maken. Ik geef meer instructie dan dat ik coach”, zegt Bogtstra. “Maar uit mijn ervaring met Sluiter en de Roemeense Dragomir, ooit de nummer 15 van de wereld, die ik heb gecoached, heb ik wel geleerd hoe ik moet opleiden”, meent ook Luttikhuis.
De toekomst? Bogtstra: We zijn druk met de tennisbond om te praten over de komst van op toptennis ingestelde tennisscholen. Er moet een eind komen aan de wildgroei en versnippering van talent. Er moeten kwaliteitseisen komen voor de tennisscholen, dat willen wij niet alleen, daar is de bond zelf ook allang mee bezig.” Luttikhuis: “Er moet een certificering komen voor de tennisscholen en wij praten mee over de kwaliteitscriteria. Die worden niet van bovenaf door de KNLTB opgelegd, wij praten als vertegenwoordigers van de tennisscholen mee. We willen per regio de besten bij elkaar brengen, dat is waar we naartoe willen en er wordt serieus naar ons geluisterd.” Bogtstra: “Mijn doel, met mijn tennisschool, is altijd geweest om me te focussen op de nieuwe Sluiter of de nieuwe Siemerink, een soort van romantische naïviteit wellicht. De hoop dat als je dertig kinderen opleidt er één uitkomt die doorbreekt. Met die houding merk je bij jezelf dat elke dag weer passie boven het zakelijke komt. Mij wordt ook wel eens door anderen voorgehouden: denk ook eens aan jezelf en aan je boterham. ik word gedreven door het idee dat ik ooit weer een topper kan opleiden. Dan neem je het risico dat je ook wel eens op je snufferd kunt gaan. Tegelijk zeg ik niet dat we als Tennis Academie altijd zo zullen blijven werken, we zullen ons model ook eens goed tegen het licht moeten houden.”
“Deze jongens en meisjes weten vaak niet waar ze voor kiezen”
21
ROL ALS MENTOR
Richard Krajicek en zijn bijdragen aan de ontwikkeling van toptennis
“IK WIL HELPEN JONG TALENT WEG NAAR DE TOP TE WIJZEN” Hij is het boegbeeld van het ABN AMRO World Tennis Tournament in Rotterdam, dat met vijf toptienspelers van de wereld zeer sterk is bezet. Maar in de schaduw van de grote kanonnen presenteert toernooidirecteur Richard Krajicek samen met Esther Vergeer een nieuw talentenprogramma voor jonge Nederlandse talenten met de ambitie om de wereldtop te bereiken. Belofte bij de jeugd Thiemo de Bakker is het niet gelukt om vanuit de top-40 de stap te maken naar de
n
DOOR: POUL ANNEMA
n
top-20.
BEELD: ANP PHOTO
Zes jonge Nederlandse tenniskampioenen zullen de komende week, tijdens het ABN AMRO-toernooi in Rotterdam, aanschuiven bij Andy Murray, een van de trekpleisters van het evenement. Ze krijgen de kans de Brit te ondervragen over zijn ervaringen op weg naar de top. “Voor Murray is het ook niet altijd gemakkelijk geweest, zijn verhaal kan belangrijk zijn in de ontwikkeling die onze talenten doormaken”, zegt Richard Krajicek.
Handvaten De oud-Wimbledon-kampioen heeft zich als mentor verbonden aan het talentenprogramma dat onderdeel is van ABN AMRO’s sponsoringactiviteiten onder de naam van ‘Partner van de Toekomst’. Het is een plan dat moet helpen jong Nederlands talent de weg naar de top te wijzen. “Als aanvulling op de opleiding van de bond”, zegt Krajicek met nadruk. “Niet in plaats van een programma van de bond.” Want al stagneert de opmars van jonge Nederlandse tennistalenten naar de top-20 van de wereld, de oorzaak daarvan ligt volgens
Krajicek niet bij de bond. “De opleiding van de KNLTB is gewoon goed, dat blijkt ook wel uit het feit dat er elk jaar jonge Nederlanders op hun niveau meedraaien in het internationale circuit. Met de aanstelling van bijvoorbeeld Paul Haarhuis en Raemon Sluiter bewijst de bond ook dat het zelf niet achterover leunt.” Waar Richard Krajicek als mentor een rol wil en kan maken, is in de ontbolstering van jong tennistalent. “De vervolgstap naar de top van de wereld wordt al enkele jaren niet meer gemaakt. Daar gaan we ons op richten. Ik ga niet met ze op reis, ik ga ook niet aan de kant staan, maar ik ga vooral proberen ze handvaten aan te reiken. Door met ze te praten over zo veel mogelijk zaken die misschien niet hun eerste aandacht hebben, maar wel erg belangrijk zijn.”
Bijdrage Hij noemt voorbeelden: de instelling in een wedstrijd, maar ook de instelling in de training. “Misschien is je voorbereiding wel niet zoals die moet zijn”, denkt Krajicek hardop mee. Zijn veertienjarige zoon Alec Deckers,
Nederlands kampioen tot veertien jaar, is een van zes uitverkorenen in het talentenplan. “Het draait allemaal om ‘helpen’ en ‘praten’”, aldus opnieuw Krajicek. “Ik kan nergens over oordelen want ik ben er niet zelf bij geweest. Maar waarom is het Thiemo de Bakker, toch een belofte bij de jeugd, niet gelukt om vanuit de top-40 de stap te maken naar de top-20? Het zou kunnen omdat het wordt onderschat. Tennissen bij de junioren is wel even iets anders dan tennissen bij de profs.” “De mindset moet veranderen, daar wil ik graag mijn bijdrage aan leveren”, zegt Krajicek. “Dat wil ik doen door duidelijk te zijn. Het gemakkelijkste is om te zeggen dat ze er harder voor moeten werken en de mentaliteit moet veranderen. Misschien is het soms wel belangrijker om dingen te laten dan ze te doen. Soms denk ik bij pijn en blessures ook wel eens: neem nu even rust. Maar alleen door daarover vanuit gedeeld vertrouwen te praten, kun je winst boeken. Ik wil graag mijn bijdrage leveren aan de ontwikkeling van toptennis in Nederland. Zowel met mijn toernooi als met mijn mentorschap bij de jeugd.”
22
NA HET ONTSLAG
De pijn van basketbalcoach Meindert van Veen bij gedwongen vertrek
“DE WAAROMVRAAG IS NOG STEEDS NIET BEANTWOORD” Zijn vertrek als bondscoach van de basketbalvrouwen deed begin november een storm van kritiek oplaaien. NLCOACH toog naar Sporthallen Zuid in Amsterdam om met Meindert van Veen (64) te spreken over zijn ‘ontslag’ en lange staat van dienst. “Mijn speelsters helpen in hun ontwikkeling, dat is waar ik het altijd voor gedaan heb.” n
DOOR: ROELOEF JAN VOCHTELOO
n
BEELD: NEDERLANDSE BASKETBALL BOND
Nog steeds zit het Van Veen niet lekker dat hij sinds 1 januari bondscoach af is. “Het meest onbevredigende is dat ik geen antwoord heb gekregen op de vraag waarom ik weggestuurd ben. Normaal wordt een coach de laan uitgestuurd omdat de prestaties tegenvallen of omdat er geen klik is, maar daar was helemaal geen sprake van.”
“Dat zij toen opstapten beschouw ik als het dieptepunt in mijn carrière” Heftige reacties Toen hij hoorde dat de NBB hem volledig wil inzetten op het opleiden van de jeugdcoaches – iets wat hij al deed – was hij vooral teleurgesteld. Zijn
speelsters ontstaken in woede en in de media werd het conflict breed uitgemeten. “Die eerste dagen waren heel vervelend, maar de vele reacties en steunbetuigingen uit de basketbalwereld hebben me erg goed gedaan.” Enkele internationals gingen langs bij technisch directeur Wender, die in een interview zou aangeven dat de communicatie beter had gekund. Een poging om de onvrede bij haar oud-coach weg te nemen, deed ze echter niet meer. “Wender heeft aangegeven dat ze niet meer naar het verleden wil kijken en dat we onze blik op de toekomst moeten richten.” Want Van Veen mag dan bondscoach af zijn, zijn contract met de NBB is wel verlengd. Hij blijft als talentcoach betrokken bij het vrouwenbasketbalprogramma CTO Amsterdam en komende zomer begeleidt hij de coaches van de nationale jeugdploegen. Interesse van andere clubs en bonden legde hij naast zich neer.
“Nederlandse clubs kunnen me niet hetzelfde geld bieden en met mijn 64 jaar en twee studerende kinderen zit ik er ook niet om te springen om naar het buitenland te gaan.”
Vijftien landstitels Van Veens imposante coachcarrière begon toen hij als speler van Den Helder enkele zware knieblessures opliep. Hij nam zitting in het bestuur van de club en toen de juniorenmeisjes midden in het seizoen 1977/1978 zonder trainer kwamen te zitten, ging hij voor de groep staan, niet wetende dat hij de senioren van zijn club vijftien landstitels (dames veertien, heren één) zou bezorgen. Na zijn eerste kampioenschappen met de Helderse dames kreeg hij een telefoontje van de NBB en in augustus 1986 zat hij voor het eerst op de bank bij Oranje. Sinds Van Veen in 2011 een fulltime aanstelling bij de NBB heeft, kan hij
23
“Mijn banen zocht ik zo uit dat ik in de zomer de nationale ploeg kon doen. Alles heeft altijd in het teken van coachen gestaan”
Meindert van Veen Meindert van Veen woont in Den Helder met zijn vrouw Marion, die zes keer voor het Nederlands basketbalteam uitkwam. Dochter Janiek (20) doorloopt het basketbalprogramma van CTO Amsterdam en speelt in Jong Oranje. Zoon Niels (16) basketbalt bij Den Helder Kings Noordkop. Bondscoach dames
1986-1994 & 1999-2014 EK 1989, zesde plaats
Dames Den Helder
1980-1993 & 1995-2009 veertien keer landskampioen
Heren Den Helder
1981-1983 & 1993-1995 één keer landskampioen
Voor zijn verdiensten voor het basketbal werd Van Veen in 2009 onderscheiden tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.
24
NA HET ONTSLAG
leven van het basketbal. Dat kon hij ook toen hij tussen 1993 en 1995 coach was van de heren van Den Helder. “Verder heb ik er altijd bij moeten werken. Ik heb in de visafslag gestaan, in het magazijn gewerkt en ben vertegenwoordiger van sportartikelen geweest. Mijn banen zocht ik zo uit dat ik in de zomer de nationale ploeg kon doen. Alles heeft altijd in het teken van coachen gestaan.”
Kritiek
“Mijn speelsters helpen in hun ontwikkeling, dat is waar ik het altijd voor gedaan heb”
Als hij de vraag krijgt wat coachen zo mooi maakt, somt hij eerst de nadelen op. “Familie en vrienden komen op de tweede plek en coachen heeft me altijd geld gekost. Dan woon ik ook nog eens in een land waar men het je misgunt als je succesvol bent. In Amerika zou ik op handen gedragen worden, maar hier ben ik gek dat ik zoveel tijd in de sport stop.” Verder kreeg hij door zijn harde aanpak veel kritiek te verduren. “Niet van speelsters zelf, maar van mensen die niet zagen hoe wij met elkaar naar een resultaat toewerkten.” Eenmaal kreeg hij wel van zijn eigen meiden te horen dat hij te ver was gegaan. Nadat Van Veen zijn ploeg
op niet mis te verstane wijze duidelijk had gemaakt hoe hij dacht over hun optreden in de Europacup, gooiden vijf speelsters midden in het kampioensseizoen 1999/2000 het bijltje erbij neer. “Dat zij toen opstapten beschouw ik als het dieptepunt in mijn carrière.” Om er aan toe te voegen: “Zo hard en direct ben ik allang niet meer. Dat kan de huidige generatie ook helemaal niet aan.”
Ontwikkeling “En toch.” De nadelen zijn benoemd, het dieptepunt besproken. “Toch is er iets waardoor ik altijd voor die groep ben blijven staan.” Van Veen is trots op zijn successen, maar nog meer waarde hecht ‘de snor’ aan de relaties die hij met zijn speelsters heeft opgebouwd. “Bij Den Helder ben ik kampioen geworden met meiden die vroeger met een spandoekje langs de kant stonden. Mijn speelsters helpen in hun ontwikkeling, dat is waar ik het altijd voor gedaan heb.” “Ik hou van basketbal met veel snelheid en zoek in mijn systeem de mogelijkheden om het beste uit mijn speelsters te halen. Ik kan goed analyseren,
25
Esther Wender (technisch directeur NBB) “Met zijn kennis, expertise en enorme betrokkenheid heeft Meindert heel veel betekend voor het Nederlandse vrouwenbasketbal. Het is nooit leuk om zo iemand voor de groep weg te halen, maar met een nieuwe EK-kwalificatiereeks voor de deur vond ik dit het best mogelijke moment. Daarnaast ben ik ervan overtuigd dat Meindert in de rol van enorm verder kan helpen. Deze rol had hij al, maar
Tanya Bröring (aanvoerster Oranje)
ik wil hier een verdiepingsslag in maken. De kwa-
“Sommige mensen zien Meindert enkel
liteit van ons kader is namelijk cruciaal voor ons
als de man die soms tegen ons tekeer
topsportbeleid. Meindert en ik zullen ongetwijfeld
gaat op het veld, maar hij is zoveel meer
nog eens napraten over de voorbije roerige tijd,
dan dat. Je kunt altijd bij hem terecht
maar nu is het belangrijk om het vizier op de toekomst te richten.”
en alle speelsters lopen met hem weg.
coach van de coaches het vrouwenbasketbal
Toen ik naar het buitenland ging, ben ik hem steeds meer gaan waarderen, zowel op tactisch als op persoonlijk vlak. Over zijn ontslag: je kunt van hem vinden wat je wilt, maar zo ga je niet om met iemand die zich zo heeft ingezet voor het vrouwenbasketbal. De afgelopen jaren
wedstrijdsituaties haal ik moeiteloos terug.” Met het verstrijken van de jaren is Van Veen steeds meer een vaderfiguur voor zijn speelsters geworden. “Meiden klopten bij me aan als ze niet wisten voor welke club ze moesten kiezen, maar helaas is het gesprek ook wel eens over incest of abortus gegaan.”
Stijgende lijn Na het EK in 1989 lukte het Van Veen niet meer om zich met Oranje te plaatsen voor een groot toernooi. Nederland zag door het uiteenvallen van de SovjetUnie de concurrentie sterk toenemen, greep een paar keer net naast kwalificatie en gleed daarna langzaam af. “Om ons heen zijn ze professioneler hun sport gaan bedrijven, maar hier bleven de meeste clubs gewoon drie keer per week trainen.” In 2009 is met de oprichting van het vrouwenbasketbalprogramma CTO Amsterdam de stijgende lijn weer ingezet. “We hebben hier 22 meiden die tien keer per week trainen en ook de clubs zijn wat vaker gaan trainen.” De nationale jeugdselecties – waarin veel
CTO’ers zitten, komen inmiddels allemaal weer uit op het hoogste niveau.” Eind dit jaar start voor Oranje de EK 2017-kwalificatiereeks. “We moeten het EK kunnen halen, maar zoals altijd zijn we erg afhankelijk van de loting.”
was het dan zijn fulltime baan, maar daarvoor heeft hij het jarenlang voor bijna niets gedaan. Alleen al daarom had de bond hem richting het EK 2017 z’n eigen afscheid moeten laten regisseren. Dat hebben we aangegeven bij Wender, maar daar is niets mee gedaan.”
Ontwikkelen Gedwongen om enkele sportieve hoogtepunten te noemen, komt hij uit bij de kampioenschappen met Den Helder. “In het begin van mijn carrière was het fantastisch dat Oranje het EK haalde en in 2009 was het juist fantastisch dat we weer naar het hoogste niveau promoveerden. Zo’n cyclus met de beste speelsters van je land is verschrikkelijk leuk om te doen. Ik ben er altijd hartstikke trots op geweest bondscoach te zijn.” Of Van Veen na september bij de NBB blijft weet hij nog niet. “Ik ga alle mogelijkheden eens rustig op een rijtje zetten. Er is me al vaak gevraagd wanneer ik stop met coachen, maar zolang ik het leuk vind en me blijf ontwikkelen, ga ik door. Waarschijnlijk verdwijn ik pas van het basketbaltoneel als ik dood ga.”
26
BELGISCH PROJECT
Gert Vande Broek succesvolle bondscoach Belgische volleybalvrouwen
“ONZE MEERWAARDE SCHUILT IN DE MENTALE DRIVE VAN DE PLOEG”
Het Belgische vrouwenvolleybal bloeit opnieuw en daarin is de hand van bondscoach Gert Vande Broek nadrukkelijk zichtbaar. De Leuvenaar dokterde in 2008 een plan uit om de ‘Yellow Tigers’ naar succes te loodsen. Na een serie knappe overwinningen is het zijn grootste uitdaging een terugval te vermijden. n
DOOR: YVES BROKKEN
n
BEELD: ANP PHOTO
Sinds jouw aanstelling als bondscoach van de Belgische vrouwen in 2008 waait er een nieuwe wind door het vrouwenvolleybal in België. Welke maatregelen heb je daarvoor doorgevoerd? “Mijn eerste daad was het EK van onze junioren te volgen. Van die selectie, die toen als zevende eindigde, heb ik geprobeerd om een goed seniorenteam te maken. Van meet af zijn we heel opleidingsgericht gaan werken.
“Geduld hebben loont. Resultaat komt niet op bestelling”
We wilden iedere speelster individueel beter maken om daar als nationale ploeg resultaat mee te kunnen halen. We hebben vier jaar geïnvesteerd in een jonge ploeg, aangevuld met enkele ervaren speelsters die affiniteit voelden met ons project. De kernwaarden in het begin waren: hard trainen en mensen binden door hen te motiveren en ze te garanderen dat ze betere speelsters zouden worden. Ik heb het geluk gehad dat mijn club [Asterix Kieldrecht, red.] zich aan ons project heeft verbonden door als opleidingsclub te functioneren. Jongeren tussen de 18 en 21 konden na hun opleiding aan de topsportschool bij Asterix aansluiten om zich verder te ontwikkelen en mochten daarna, zo mogelijk, vrij vertrekken naar een buitenlandse
club om nog meer stappen te kunnen maken. Het succes is dus niet uit de lucht komen vallen. Dat we eerst vier jaar vreselijk hard hebben gewerkt om ons huidige niveau te bereiken, is een pleidooi voor iedereen die investeert in een project: geduld hebben loont. Resultaat komt niet op bestelling.” Welke processen zie je terug in die zes jaar? “Aanvankelijk was het louter investeren in een ploeg die zichzelf nog een identiteit moest aanmeten en waarbij speelsters van oudere generaties zich konden aansluiten. Na deze vormingsfase volgde een periode waarin prestaties werden geleverd. Een cruciaal kantelmoment was onze kwalificatie voor het EK in 2012 waarin we
27
nipt Frankrijk uitschakelden door na 3-1-verlies in Slovenië thuis met 3-0 te winnen. Het jaar erna speelden we de finale van de Europa League tegen Duitsland. En op het EK 2013 in Berlijn veroverden we een bronzen medaille.” Jullie namen vorig jaar in Italië voor het eerst aan het WK deel sinds 1978. Wat zijn jouw persoonlijke hoogtepunten? “Die bronzen EK-medaille van Berlijn staat in de geschiedenisboeken, dus rationeel gezien kan ik die niet negeren. Maar ik bekijk het iets breder. Naar mijn gevoel was de kwalificatie voor dat EK indrukwekkender. De WK-kwalificatie die we voor 15.000 toeschouwers in Polen afdwongen, schat ik eveneens hoog in. En tot slot was de ervaring om
de Final 6 te spelen een topmoment op zich. Succes stimuleert, en daar hebben we onze resultaten zeker voor een deel aan te danken. Het mes snijdt echter aan twee kanten. Ik ben op mijn hoede voor de terugslag, temeer omdat we er het maximale hebben uitgehaald.” Vrees je die terugval? “Zeker. Onze prestatiecurve gaat in een stijgende lijn, maar eigenlijk gaat
het iets te snel. We boekten in een jaar tijd de progressie die we normaal in twee of drie jaar zouden moeten verwezenlijken. We speelden voor het eerst Euro League en haalden daar meteen de finale. We namen voor het eerst deel aan de World Grand Prix, haalden ook daar de finale en mochten naar de Final 6 in Tokio, waar we vervolgens wel alle duels verloren. We staan nu dertiende in de wereld. De landen boven ons werken al langer aan
“Een team is zo goed als de som van de delen”
Gert Vande Broek met zijn Yellow Tigers afgelopen september tijdens het WK in Italië.
Bijscholingsaanbod Academie voor Sportkader & Veilig Sportklimaat
Er is meer te winnen: coachen op sociaal gedrag 4 dagdelen
Ontwikkel de vaardigheden om op trainingen en rondom wedstrijden een positief stimulerend sportklimaat te creĂŤren waarbinnen sporters zich met plezier in sportief en sociaal opzicht kunnen ontwikkelen. Leer tevens om te gaan met verstorend gedrag.
Themagericht trainen en coachen van pubers 3 dagdelen
Betrek jongeren bij de opzet van je training: benoemen van verbeterpunten, gezamenlijk doelen stellen, uitvoeren en daarop terugkijken. Motivatie en zelfwaargenomen competentie zijn sleutelbegrippen. Hierbij wordt gewerkt volgens de uitgangspunten van themagericht trainen & coachen.
Trainen en coachen van jongeren met autisme 1 dagdeel
Coach de coach 2 dagdelen + praktijkbezoek
Je leert hoe je als meer ervaren trainer/coach, of als lid van de technische commissie, nieuwe trainers en coaches kunt observeren en feedback kunt geven op hun feitelijk coachingsgedrag langs de lijn.
Herkennen en voorkomen van seksuele intimidatie 1 dagdeel
Je leert tijdig signalen van seksuele intimidatie te herkennen en je leert de betrokkenen daarop aan te spreken. Je leert de juiste gedragscode uit te dragen en preventieve procedures bespreekbaar te maken.
Trainen en coachen van jongeren met gedragsproblematiek 2 dagdelen
Als trainer-coach van sporters met gedragsproblematiek is het belangrijk om je eigen rol als trainer te herkennen en te erkennen. In deze bijscholing leer je dat jij als trainer-coach veel invloed hebt op het sturen of ombuigen van probleemgedrag bij sporters.
Leer gedragingen die voortkomen uit autisme te herkennen en te begrijpen. Leer vervolgens structuur aan te brengen in de tijd, de ruimte, de activiteit en je eigen gedrag bij trainingen en bij de coaching van wedstrijden. Zodoende creĂŤer je een veilig en stimulerend sportklimaat.
Weerbaarheid voor trainers & coaches 2 dagdelen
Je leert hoe je in situaties van oplopende spanning je eigen emoties tijdig onder controle kunt brengen, zodat je weer rationeel en welbewust kunt handelen. Vervolgens leer je hoe je een de-escalerende werking op sporters, toeschouwers en tegenstanders kunt hebben.
Themagericht trainen en coachen van 6- tot 12-jarigen 3 dagdelen
Leer je trainingen zo in te richten dat je een bijdrage levert aan de ontwikkeling van het zelfvertrouwen en een positief zelfbeeld van de jonge sporter. Hierbij wordt gewerkt volgens de uitgangspunten van themagericht trainen & coachen.
Kijk voor meer informatie en de mogelijkheid om in te schrijven op www.academievoorsportkader.nl!
29
hun project. Onze voorbije campagnes waren heel zwaar en we kunnen te weinig roteren, waardoor de mentale belasting behoorlijk groot is. Het zou al heel goed zijn als we onze huidige vorm kunnen aanhouden.” Hoe belangrijk zijn de individuele kwaliteit en vorm ten opzichte van de teamprestatie? “Een team is zo goed als de som van de delen. Onze filosofie is: als team beter worden door elke individuele speelster naar een hoger niveau te krijgen. Bij de topteams in de wereld staan op bepalende posities echter speelsters met meer ervaring en meer individuele kwaliteit. De meerwaarde creëren we dus door onze sterke mentale drive en door de organisatie en structuur binnen het team. Die factoren verantwoorden ook onze dertiende plaats in de wereld.” In welk opzicht is het een voordeel dat de meeste spelers bij een buitenlandse club spelen? “Wij proberen veertien- en vijftienjarigen te overtuigen naar de topsportschool te gaan. Als ze dat niveau ontgroeid zijn, nemen we ze op bij Asterix of een ander Belgisch team met twintig trainingsuren per week. Maar de Belgische competitie is niet sterk genoeg. Zodra ze voldoende
“Succes stimuleert, en daar hebben we onze resultaten zeker voor een deel aan te danken” vooruitgang tonen, stimuleren we hen om die overstap naar het buitenland te maken. In België kunnen de clubs hun speelsters geen professioneel statuur garanderen en in een buitenlandse competitie spelen ze sowieso op een hoger niveau. Dat zijn twee cruciale factoren.” Op welke manier en in welke mate zou je nog progressie kunnen boeken? En wat heb je daar precies voor nodig? “Enerzijds blijven we investeren in de individuele ontwikkeling van de huidige groep speelsters. Anderzijds moeten we inzetten op de jongere generaties, zodat uit elke leeftijdscategorie één of twee speelsters komen die voldoende potentieel tonen om een plaats in het nationale team af te kunnen dwingen. Maar, alles begint met het talent van de speelsters en met de ontwikkeling van dat talent. We moeten dus blijven werken aan de basis. Helaas is het Belgische volleybal te weinig professioneel en zijn er te weinig Belgische clubs
EK volleybal in Nederland Het Europees kampioenschap volleybal voor vrouwen wordt voor het eerst sinds 1995 weer in Nederland gehouden. Van 26 september tot en met 4 oktober wordt er gespeeld in Rotterdam, Apeldoorn en Eindhoven. Veel eerder vindt voor het eerst in de geschiedenis het WK beachvolleybal in Nederland (26 juni tot en met 5 juli) plaats. Daarvoor worden vier unieke locaties gecreëerd in Den Haag (Hofvijver), Amsterdam (de Dam), Apeldoorn (Marktplein) en Rotterdam (ss Rotterdam). Bij zowel de mannen als de vrouwen heeft Nederland titelkandidaten onder de deelnemers. Oud-internationaal Bas van de Goor treedt op als toernooidirecteur.
die twintig uur per week trainen onder kwalitatief ideale omstandigheden.” Jullie hebben een paar keer tegen Nederland gespeeld de voorbije maanden. Welke verschillen zie jij tussen beide teams? “Nederland is fysiek ijzersterk en heeft enorm veel potentieel; jeugdig talent. De balans tussen jeugd en ervaring kan hun grote troef worden. Het team heeft serverend, blokkerend en aanvallend veel kwaliteiten. Wij zijn dan weer defensief en receptioneel iets beter. Het grote voordeel van Nederland is dat ze kunnen putten uit verschillende generaties. Ik denk dat ze een van de grote outsiders worden voor de komende EK-titel.” Tot slot, wat verwacht je zelf van dat in Nederland te houden EK? “We hebben de kloof met Nederland de voorbije jaren al iets kunnen verkleinen en kunnen denk ik voor een uitschieter zorgen. Onze uitdaging is om fit en voltallig aan de poules te kunnen beginnen. Ik koester wel grote ambities, maar spreek ze liever niet uit. De eerste stap is de tweede ronde halen. Alles wat meer is dan top acht is een succes. Voor 2015 ligt de focus op kwalificatie voor de Olympische Spelen in Rio. Liever een fiasco op het EK dan geen deelname aan de Spelen. Boven alles verheven is echter de continuïteit van het project en dus staar ik me niet blind op de resultaten. Maar wees gerust, we zullen de kans niet laten liggen om op ook korte termijn resultaten te pakken.”
30
HIGH PERFORMANCE TEAM
Cees-Rein van den Hoogenband als chef arts dicht bij de sporter
“STEEDS MEER BEGRIP VOOR BEWEGEND GENEZEN” Cees-Rein van den Hoogenband (65) maakt sinds 2009 onderdeel uit van het High Performance Team van NOC*NSF. “Ik ben altijd geboeid geweest door de vraag: Hoe kan ik iemand zodanig behandelen dat hij weer snel op zijn voeten kan staan?” n
DOOR: JAN-CEES BUTTER
n
BEELD: SPORTFOTOGRAFIE.NL
31 U bent chef arts in het High Performance Team van NOC*NSF. Wat houdt uw functie precies in? “Het komt erop neer dat ik eindverantwoordelijk ben voor alle topsportmedische zaken binnen NOC*NSF. Maurits [Hendriks, red.] belde mij in 2009; net op het moment dat ik onenigheid had over het verlengen van mijn contract bij PSV [waar Van den Hoogenband 25 jaar clubarts was, red.]. Maurits kwam, bijna als een geschenk uit de hemel, naar me toe en zei: ‘Ik zoek een dokter die met mij de barricades op durft, want ik wil de zaak radicaal omgooien.’ Ik ben vervolgens aangesteld met twee opdrachten: het voorbereiden van de medische begeleiding voor de Olympische Spelen in Londen, Sotsji en nu ook Rio de Janeiro én om te trachten het klimaat van de topsportgeneeskunde te verbeteren en aan te pakken. Maurits had toen net op de jaarvergadering van de Vereniging voor Sportgeneeskunde (VSG) de knuppel in het hoenderhok gegooid door te roepen dat op grond van zijn ervaringen in het buitenland – en dan vooral in Spanje – er in Nederland eigenlijk geen topsportartsen werkzaam waren en topsportgeneeskunde niet bestond. Dat sloeg in als een bom. Maar Maurits had daar goede argumenten voor die ik – overigens als niet-sportarts, maar als chirurg en veel met topsport te maken hebbende – wel kon onderschrijven.”
“Als je knowhow, mankracht en organisatie op één plek brengt, heeft de sporter daar gewoon voordeel van” Wat wilde hij precies veranderen? “Wat Maurits constateerde, was dat er wel veel geneeskundige activiteiten plaatsvonden waar sporters naartoe konden, maar dat dat in zijn ogen te versnipperd was. Er was geen bundeling van expertise en krachten. Ten tweede had hij twijfels over de kwaliteit. Sportartsen die met topsporters te maken hebben, denken niet mee in de sfeer van: Hoe kan mijn sporter verbeteren? Maurits vroeg zich af of je sportgeneeskunde niet zo kon inrichten dat die sporter er ook beter van werd. Ik moest dat organiseren op grond van mijn anciënniteit, netwerk en ervaring in de sportgeneeskunde. Ik kreeg naast mij een jonge, ambitieuze sportarts, Maarten Moen. Hij kreeg de opdracht om die verbeterslag te maken. Wij vormen nu met z’n tweeën het medisch team binnen NOC*NSF.” Cees-Rein van den Hoogenband afgelopen augustus tijdens het EK zwemmen in Berlijn.
Als we terugkijken naar de afgelopen vijf jaar: Welke stappen zijn er op medisch gebied gemaakt binnen NOC*NSF? “Er zijn forse stappen gemaakt. We hadden in Nederland al de zogenaamde centra voor topsport en onderwijs, de CTO’s. Deze zijn uit de grond gestampt met twee gedachten; zorgen dat je de faciliteiten heel dicht bij de sporter hebt, zodat ze maximaal gefaciliteerd zijn, en daaraan gekoppeld onderwijs, dat zich aanpast aan het topsportniveau. Dat was al heel goed ontwikkeld in de vier centra; in Heerenveen, Amsterdam, Papendal en Eindhoven. Het was dan ook logisch dat ik mijn medische voorzieningen ook naar de sporter bracht. Wij wilden medische verzorging op een korte afstand van de sporter, zodat hij niet ver hoeft te reizen. Uiteraard gecombineerd met specialismen als strenghts and conditioning, voeding en niet te vergeten goede faciliteiten voor diagnostiek en behandeling.” Paul Wylleman noemde in ons vorige nummer centralisatie als sleutel van het succes op de Olympische Spelen. U ook? “Ik denk dat hij daar gelijk in heeft. Wij omarmen de door Maurits gepropageerde gedachte om alles centraal te hebben. Dat is niet omdat wij dat willen, maar omdat dat het beste is voor de sporter. Als je knowhow, mankracht en organisatie op één plek brengt, heeft de sporter daar gewoon voordeel van.” Hoe ziet een normal day af the office er voor u uit bij NOC*NSF? “Ik heb twee vaste dagen op Papendal. Dan is het contact met mijn collega’s van het High Performance Team. We overleggen, plannen vergaderingen en houden bijeenkomsten. De andere tijd verdeel ik door naar de vier centra’s te gaan. Ik rijd veertigduizend kilometer per jaar. Daarnaast zijn er natuurlijk dingen ad-hoc. Als een skiër in Frankrijk een hernia opgelopen heeft en acuut hulp vraagt, verleen ik hem via mijn netwerk de best mogelijke hulp.” Welke items gaan er straks spelen op de Olympische Spelen in Rio de Janeiro? “Het belangrijkste thema is nog steeds de waterverontreiniging. Daar moeten we een oplossing voor zien te vinden. Hygiënezaken zijn erg belangrijk. Maurits zei ooit treffend: ‘We hebben meer medailles verloren aan een simpel griepje
“We willen al in een vroege fase kunnen signaleren waar de risicofactoren liggen en wie at risk is”
Essentials
Lifestyle
• Multi • Multi Junior • Vitamine C 1000 mg • Trimare visolie • Vitamine D 600 IE
• Coënzym Q10 • D-ribose • L-carnitine
Wellness
Body-specials
• Coënzym Q-H active (Ubiquinol) • Hydrohyal hyaluronzuur (N-acetyl-D-glucosamine) • R-alfaliponzuur
• CLA-Clarinol • Magnesium met taurine • Vitamine B12 • Glucosamine • Vitamine K2 & D3 Nieuw!
Extra
Bio-specials
• N-acetylcysteïne • Astaxanthin-eco • Vitamine E 300 IE
• Yolac probiotica • Yolac 5+ pre- en probiotica • Erwten-Eiwit Poeder Nieuw!
Nieuw product Plantina Erwten-Eiwit Poeder
Voor professionals ga naar www.plantinaprofessional.nl
33 dan aan kruisbandletsel.’ Die uitspraak heb ik me ook aangetrokken. De Noren hebben een heel goed anti-infectieprotocol. Daar hebben we ons grondig in verdiept. We zijn tot een richtlijn gekomen om infecties te voorkomen, gebaseerd op heel simpele hygiënische maatregelen, gerichte vaccinaties en voedingssupplementen. Daarmee hebben we het infectiepercentage drastisch teruggeschroefd. In Rio zal hygiëne weer een belangrijk fenomeen worden. Ik ben recent met een aantal andere leden van het High Performance Team naar Rio geweest om me te verdiepen in de medische voorzieningen. We hebben besloten om een goede, in Brazilië werkende Nederlandse dokter, dokter Sutmöller, te vragen ons te helpen bij het neerzetten van de medische voorzieningen.” U bent gepromoveerd in 1982. Heeft uw vakgebied zich steeds meer verplaatst van blessurebehandeling naar blessurepreventie? “Dat klopt. Wij zijn er achter gekomen dat het wel aardig is om er een goede nieuwe voorste kruisband bij iemand in te zetten, maar dat het veel belangrijker is om te voorkomen dat iemand een kapotte kruisband krijgt. Daarom willen we ook een monitoringssysteem ontwikkelen voor de toekomst, zodat we al in een vroege fase kunnen signaleren waar de risicofactoren liggen en wie at risk is.” Beschouwt u de verplaatsing naar het voorkomen van blessures als belangrijkste ontwikkeling in de afgelopen dertig jaar? “Blessurepreventie is heel belangrijk geweest. Maar ik denk ook aan kijkoperaties. Ik kom nog uit de generatie waarin een knie open ging om er een nieuwe kruisband in te zetten. De revalidatieduur is ook aanmerkelijk korter geworden. Er is in de geneeskunde steeds meer begrip gekomen voor wat wij noemen ‘bewegend genezen’. Vroeger kreeg je bij een verzwikte enkel zes weken rust voorgeschreven, nu weten we dat dat niet helpt.” Wat trekt u zo aan in topsport? “In principe zijn het heel gemotiveerde mensen. Mensen die graag beter willen worden. In topsport heeft het ‘op die rand lopen’ mij altijd ongelooflijk geboeid. Ik weet ook, als vader van [oud-zwemmer Pieter van den Hoogenband, red.], hoeveel uitdagingen een sporter heeft. Ik wil graag een onderdeel van zijn begeleiding zijn.”
“Als je ergens heel goed in bent, je doet het veel en je vindt het leuk, dan word je daar ook beter in” Wat is het belangrijkste dat u hebt geleerd over uw vak? “Vooral het bewegend genezen. Ik ben in 1982 gepromoveerd op de behandeling van gescheurde enkelbanden. Tot die tijd werden gescheurde enkelbanden in het gips gegooid, al dan niet voorafgegaan door een operatie. Het snel op hun poten zetten van iemand met gekwetste enkelbanden was bij verre te prefereren boven andere methodes. Het bewegend genezen heeft mij altijd ontzettend gefrappeerd. Ik ben altijd geboeid geweest door de vraag: hoe kan ik iemand zodanig behandelen dat hij weer snel op zijn voeten kan staan? In de topsport heb ik geleerd dat je met hele gerichte oefenvormen dat proces ook nog eens kunt versnellen.”
Dit is het tweede deel uit een serie. In het eerste deel verscheen een interview met hoogleraar Sportpsychologie Paul Wylleman.
Cv Dr. Cees-Rein van den Hoogenband (geboren 1949) •
Chirurg/traumatoloog.
•
Gehuwd, drie kinderen (onder andere meervoudig olympisch zwemkampioen Pieter en waterpolo-international Robert).
•
Studie Geneeskunde Rijksuniversiteit Utrecht (diploma 1974).
•
Opleiding tot Huisarts, Eindhoven/Utrecht (diploma 1975). Opleider Dr. C.P. Schouwstra.
•
Opleiding tot chirurg aan het Academisch ziekenhuis Maastricht (diploma 1982). Opleider Prof. Dr. J.M. Greep.
•
In 1982 gepromoveerd op proefschrift Diagnostic and Therapeutic aspects
•
Van 1986-2010 verbonden als chirurg aan het St. Anna Ziekenhuis
of inversion trauma of the ankle joint. te Geldrop (sedert 2004 eveneens Medisch Manager van het Cluster Heelkundige Specialismen).
“Ik kan iets heel bijzonders, iets wat misschien maar twee of drie mensen ter wereld kunnen”, zei uw zoon ooit in NRC Handelsblad. Geldt dat ook voor uw professie? “Niet zo exclusief. Pieter zei dat in 2000 na de Olympische Spelen in Sydney. Hij zei: ‘Pap, ik heb er nog eens over nagedacht, maar ik beheers een truc, een kunstje, en er zijn er maar twee of drie die dat kunstje ook beheersen. Ik ga dat kunstje uit nutten.’ In zekere zin geldt dat ook voor dokters. Als je ergens heel goed in bent, je doet het veel en je vindt het leuk, dan word je daar ook beter in.”
•
Sedert 2008-2014 Medisch Directeur sportgeneeskundig centrum Topsupport van het St. Anna Ziekenhuis te Eindhoven/Geldrop.
•
1987-2011 Clubarts-Hoofd Medische staf Eindhovense voetbalvereniging PSV, heden Medisch adviseur.
•
Sinds 15-10-2010 Chef-arts NOC*NSF (Olympische Spelen van Londen 2012, Sotsji 2014).
•
Sinds 1-7-2014 Medisch adviseur Topsupport/St. Anna Ziekenhuis, Geldrop/Eindhoven.
•
Medisch adviseur Van Dort Letselschade, Maastricht.
•
Aandachtsgebieden: acute traumatologie met name diagnostiek en behandeling van sportletsels.
34
PRESENTATIE BOEK
Tjerk Bogtstra: Van toegevoegde waarde tot remmende factor
DE SPAGAAT VAN EEN TENNISCOACH Tijdens het ABN AMRO World Tennis Tournament in Rotterdam presenteert Tjerk Bogtstra zijn boek Wie durft? De spagaat van een tenniscoach. Hij laat de wereld van het tennis vanuit zijn kennis, kunde en betrokkenheid in breed perspectief voorbijkomen. Aandacht is er uiteraard voor zijn rol als coach in het algemeen en die – destijds – van het Nederlands Daviscupteam in het bijzonder. n
DOOR: POUL ANNEMA
n
BEELD: BART HOOGVELD
“Het begint altijd met kennis van het spel”, zegt Tjerk Bogtstra op de vraag hoe hij zichzelf als coach zou omschrijven. “Je moet weten waar je het over hebt. Ik denk van mezelf dat ik technisch-tactisch de dingen in het tennis goed zie. Maar minstens zo belangrijk in coaching is het werk op het menselijke vlak; je moet wel weten met wat voor type mens je werkt als coach. Als je dat niet weet, kun je de plank gemakkelijk misslaan.”
“Je moet als coach altijd binnen je eigen grenzen blijven werken, dat is essentieel”
Randgebeurtenissen Zes jaar was de oud-prof coach van het Nederlands Daviscupteam (mannen), drie jaar begeleidde hij het Nederlands Fed-team (vrouwen). Bovendien trok hij in een nauwe coach-spelerrelatie op met Jan Siemerink, Raemon Sluiter en Martin Verkerk. “In mijn houding langs de baan kan ik redelijk relaxed zijn, maar op de bank bij Daviscupwedstrijden heb ik ook wel eens duizend doden gestorven. In het algemeen ben ik goed in controle.” Eén keer lukte hem dat niet, dat was in de beslissende partij in de wedstrijd tegen Zwitserland, 2003 in de GelreDome. Martin Verkerk speelde bij een 2-2-stand tegen Michel Kratochvil. “Martin verloor, maar hij verloor ook zichzelf en ik ging als coach mee in die emotie. Ik was veel te veel bezig met mijn Zwitserse collega Marc Rosset, die heel vervelend deed en kreeg daardoor Verkerk ook niet op de rit. Ik denk
35
nog steeds dat ik daar als coach mijn slechtste prestatie ooit heb geleverd. Ik zeg niet dat Verkerk anders had gewonnen, maar ik had me nooit zo op randgebeurtenissen mogen richten. Dan merk je ook dat coachen met tienduizend mensen op de tribunes iets anders is dan coachen op een baan waar nauwelijks publiek is.”
“Coachen met tienduizend mensen op de tribunes is iets anders dan coachen op een baan waar nauwelijks publiek is”
Ontspanning Tjerk Bogtstra gaat in zijn breed opgezette boek op verhelderende wijze in op zijn rol als coach van een team met verschillende type spelers en persoonlijkheden. Hij maakt de vergelijking tussen Raemon Sluiter en Sjeng Schalken in de historische Daviscupwedstrijd tegen Spanje (2001, 4-1-winst Nederland). Bogtstra licht toe: “Sluiter speelde tegen Ferrero, ik voelde me totaal één met hem, als tennisser, als mens en ook qua beleving: het contact zoeken met het publiek, het enthousiast reageren op elk gewonnen punt. Dat is zoals ik het zelf zou doen. Op die manier coachen maakte het eigenlijk heel eenvoudig voor mij, het was als het ware alsof ik mezelf aan het coachen was.” “Ik voelde alles aan en alles wat ik tegen Raemon zei, was raak, kwam aan bij hem. En dat waren zelfs de dingen die niet meteen met de wedstrijd te maken hadden, de ogenblikken waar je bij zoveel spanning ontspanning zoekt. Op zo’n moment voel je bij een speler die zo in een flow zit dat je eigenlijk kunt coachen zonder na te denken. Op dat moment was coachen voor mij een automatisme, de ultieme vorm om volledig in de sport op te gaan. Echt fantastisch.”
Adrenaline Raemon Sluiter won in een heroïsche vijfsetter, die vier uur duurde, en waarin qua emotie alles zat wat maar denkbaar was. “In totale euforie ging ik naar de kleedkamer waar Sjeng Schalken zich in alle rust en optimaal geconcentreerd op de massagetafel voorbereidde op zijn partij tegen Carlos Moya. “Ik zat nog vol in mijn adrenaline en moest van het ene op het andere moment schakelen. Waar de rest van het team bleef feestvieren, moest ik me als coach richten op de volgende wedstrijd met een totaal andere type speler en, vooral, een totaal ander mens. Natuurlijk, ik kende Sjeng goed en ik wist ook wel hoe ik hem moest coachen, maar dat nam niet weg dat de overgang gigantisch was.”
met hem afgesproken. Ik zou hem pas verbaal gaan coachen als hij daar zelf om zou vragen. Als ik bij Sjeng had gecoacht zoals ik bij Raemon had gedaan en bij wijze van spreken bij elk punt enthousiast van mijn stoel was gesprongen, zou dat averechts hebben gewerkt.” “Voor hem en ook voor mij was het na die enerverende partij van Raemon van groot belang dat ik een rustpunt was, dat was mentaal en ook fysiek schakelen voor me. Ik moest van een gedreven man op de bank nu stiltes laten vallen. Ik vergelijk dat nu wel eens met Diego Simeone; de Argentijnse voetbaltrainer van Atlético Madrid. Die loopt vaak zo opgefokt langs de lijn dat je als toeschouwer denkt: doe nou eens rustig aan man. Als je Simeone zou vragen om eens vijf minuten rustig in de dug-out te gaan zitten, zou dat een volstrekt andere manier van coachen vragen. Ik zeg niet dat het één beter is dan het ander, maar je moet doen wat bij je speler en je team past, maar ook wat op dat moment het beste bij jouzelf past.”
Juiste informatie “Je moet als coach altijd binnen je eigen grenzen blijven werken, dat is essentieel. Waar het om gaat is dat je op het juiste moment met de juiste informatie komt. Dat is vooral in tennis op dit niveau belangrijk. Vergeet niet dat deze jongens 35 weken per jaar de wereld rondreizen en nooit een coach op een stoeltje naast de baan hebben omdat het niet mag. Ze moeten altijd alles zelf bedenken, zelf de strategie bepalen en dan opeens zit er bij de Daviscupwedstrijden een coach naast je die je gaat vertellen wat je moet doen. Dat kan voor de één heel inspirerend zijn, voor de ander een remmende factor.”
Averechts “Waar ik voor Raemon op vrijwel elk gebied een toegevoegde waarde was, moest ik voor Sjeng een rustpunt zijn. Sjeng is een speler die zijn wedstrijden zelf intens analyseert en daarin zo opgaat dat hij rust om zich heen moet hebben en niet afgeleid moet worden. Dan kan ongevraagd advies heel storend zijn. Laat zo iemand in zijn flow, in zijn concentratie, dat is vaak het allerbeste. Dat wist ik, en zo had ik het ook
Titel: Wie durft? De spagaat van een tenniscoach Auteur: Tjerk Bogtstra Samenstelling: Tjerk Bogtsta en Robèrt Misset Uitgever: Pharos Uitgevers Prijs: 17,90 euro ISBN: 978-9079-399-659
36
COACH EN PIONIERSGEEST
“Vrouwenhockey is veel tactischer dan mannenhockey”
Joep Franke via mannencompetitie naar het vrouwen WK ijshockey
GEDREVENHEID VAN SPEELSTERS GROOTSTE PRIKKEL VOOR BONDSCOACH
Nog geen 250 vrouwen en meisjes spelen in Nederland ijshockey. Toch heeft Oranje een goede kans om in april wereldkampioen te worden in divisie 1B (het derde niveau) en zich zo onder de beste veertien landen van de wereld te scharen. n
DOOR: TESSA DE WEKKER
37 “De groep is klein, maar heeft verschrikkelijk veel talent. Fantastisch om mee te werken”, zegt bondscoach van de Nederlandse ijshockeysters Joep Franke. Om zijn team optimaal voor te bereiden op het komende WK in Peking, bedacht hij iets nieuws: de Oranje-vrouwen spelen competitie in de nationale promotiedivisie, het derde niveau van Nederland. Tussen de mannen dus.
Ondergeschikt belang Dat was even wennen voor de oude rotten van Tilburg Trappers 3 en de talenten van Zoetermeer Panters. Tegen het nationale vrouwenteam mogen ze geen bodychecks uitdelen. Dat is verboden in het vrouwenijshockey. Maar voor de rest bleken de vrouwen prima in staat hun mannetje te staan en de mannen reageerden over het algemeen positief. De eerste wedstrijd in oktober werd zelfs gewonnen. “Dat had ik echt niet verwacht, maar dat was wel heel leuk natuurlijk”, zegt Franke. Niet dat het om overwinningen gaat in de competitie. Na dat eerste succes volgden ook louter nederlagen. Van ondergeschikt belang, weten Franke en zijn vrouwen. “Het gaat om het leren. We gaan daarom ook niet met z’n allen voor het doel hangen om doelpunten te voorkomen. Daar leren we niets van. We spelen nu elke week tegen teams die beter zijn dan wij, sterker, sneller. Straks op het WK spelen we tegen onze gelijken. Als het goed is, hebben we dan een groot voordeel.”
Crowdfunding Toch is de inschrijving in de mannencompetitie niet geboren uit luxe. Het was noodzakelijk kwaad. Toen Franke begin vorig seizoen bondscoach werd, speelden de meeste vrouwen geen competitie. Er is geen topcompetitie voor vrouwen in Nederland. De voorbereiding op het WK vorig jaar bestond alleen uit trainingen. “Dat was natuurlijk niet ideaal. We misten wedstrijdritme. We waren niet op elkaar ingespeeld.” Toch werd Oranje vierde, en het had maar weinig gescheeld of het team
De inschrijving in de mannencompetitie is niet geboren uit luxe. Het was noodzakelijk kwaad was met een medaille thuisgekomen. Franke: “Toen wist ik dat we met een goede voorbereiding echt wat zouden kunnen bereiken.” Hij schat in dat zijn team nu dertig tot veertig procent beter is dan vorig jaar. “We zijn vooral als team gegroeid. We spelen elke week samen.” Ook de handelingssnelheid is groter geworden, met name omdat de mannen tegen wie ze spelen de vrouwen de tijd niet geven om lang te denken over wat te doen met de puck. En de bereidheid om hard te werken, die is nog nooit zo groot geweest. “Het is fantastisch om te zien hoe graag de speelsters willen. Ze hebben er alles voor over, ook financieel. Ze moeten alles zelf betalen, want de bond heeft alleen geld om de accommodatie in Eindhoven ter beschikking te stellen en ondersteuning van NOC*NSF is er niet. Met crowdfunding proberen we een deel van de kosten voor het WK bij elkaar te krijgen.”
Omgang met vrouwen Als hij de gedrevenheid ziet, heeft Franke (49) geen spijt van zijn keuze. Tot vorig jaar was het vrouwenijshockey de voormalige prof en international onbekend. Omdat hij het coachvak na jaren weer wilde oppakken, volgde Franke een trainerscursus bij de bond, waar hij technisch directeur van de Nederlandse IJshockey Bond Theo van Gerwen tegenkwam. Die vroeg hem bondscoach te worden van de vrouwen. “Ik moest er wel even over nadenken. Vrouwenijshockey, dat kende ik niet.” Hij bekeek wedstrijden van het hoogste niveau, was onder de indruk en besloot de kans met beide handen aan te grijpen. “Vrouwenhockey is veel tactischer dan mannenhockey. De vrouwen spelen slim. Als ik zie hoe snel mijn vrouwen dingen oppikken, daar kan menig man een puntje aan zuigen. Ja, het spel is langzamer. Nou en? Mijn
speelsters zijn zo gedreven, zijn er altijd en hebben alles voor hun sport over. Ook de talenten van dertien, veertien jaar, die nu al met ons meetrainen. Wie ben ik dan om vrouwenhockey niet serieus te nemen?” Wel moest hij wennen aan het coachen van vrouwen. “Bij mannen is alles zwart-wit. Bij vrouwen is er een heel groot grijs gebied. Moet je streng zijn? Of juist lief? Dat vond ik lastig.” Hij had daarom af en toe contact met Max Caldas, tot vorig jaar bondscoach van de veldhockeysters. Van hem leerde hij veel over de omgang met vrouwen. “Het is essentieel dat er vrouwen in het begeleidingsteam zitten. Daarom is mijn assistent een vrouw en de teammanager en fysiotherapeuten ook.”
Potentie Inmiddels heeft Franke zijn draai tussen de vrouwen gevonden. Hij is minstens net zo ambitieus als zij. Wereldkampioen worden, dat is het doel in april in Peking. “Het kan echt. Ik vertel geen fabeltje. Deze groep heeft ongelooflijk veel talent.” Als Oranje straks goud wint, dan promoveert het team naar divisie 1A, een niveau onder de topdivisie met landen als Canada en de Verenigde Staten. Dan lonkt zelfs deelname aan de Olympische Spelen in 2018. Er zijn namelijk plannen om het aantal deelnemende landen bij de vrouwen uit te breiden van acht naar twaalf. Als Nederland de progressie, die het de afgelopen jaren heeft gemaakt doorzet, dan zou het team wel eens in aanmerking kunnen komen voor een van die laatste vier tickets. Franke: “De progressie is ongelooflijk. Vier jaar geleden werd Nederland wereldkampioen in divisie 2A. Met vijftien speelsters zijn ze naar Australië gegaan. De helft kon nauwelijks spelen. Nu zijn we semiprofs, niet in verdiensten, maar wel in wat we er voor doen en laten. En ik heb slechts vijf speelsters boven de twintig. De rest is jonger. De potentie is enorm.”
39
COLUMN
LAÍS’ OLYMPISCHE DROOM: LOPEN De kans is groot dat u nog nooit van Laís Souza gehoord heeft. Hier ligt dat anders. Laís, zoals ze kortweg genoemd wordt, is een van de meest geliefde sporters van Brazilië, maar helaas niet alleen om sportieve redenen. Als turnster – met sprong als specialiteit – kwam ze voor Brazilië uit op de Spelen van 2004 en 2008. In Athene maakte Laís deel uit van de Braziliaanse ploeg die negende werd in de teamwedstrijd. Vier jaar later in Peking eindigde ze met het team als achtste, de beste klassering in de Braziliaanse olympische turngeschiedenis. Nadat ze Londen 2012 miste door een gebroken hand, besloot Laís zich toe te leggen op freestyle skiën. Dat ging haar zo goed af, dat de voormalige olympische turnster Brazilië in Sotsji zou vertegenwoordigen op het onderdeel aerials. Tot het noodlot haar snoeihard trof. Tijdens haar olympische voorbereiding botste ze vorig jaar januari in Salt Lake City op een boom, waarbij ze zwaar rugletsel opliep en van haar schouders tot haar tenen verlamd raakte. Enige dagen balanceerde ze op het randje van de dood, maar ze overleefde. Aanvankelijk voorzagen de artsen niet meer dan een verder leven als kasplantje, aan bed gekluisterd en ademend via machines. Maar na een serie operaties en een experimentele stamceltherapie in de Verenigde Staten, waar ze na het ongeluk elf maanden werd behandeld, heeft ze inmiddels weer wat gevoel in haar schouders en voeten en kan ze zelf ademen. Dagelijks werkt ze met een vaste fysiotherapeut aan haar herstel. Haar ontwapenende glimlach, ongebreidelde levenslust, wilskracht en optimisme hebben Brazilië doen smelten voor Laís. Collega-topsporters, artiesten, tv-sterren, het grote publiek, iedereen leeft met haar mee. Bij de kliniek in Miami werden honderden brieven, kaarten, knuffelberen en andere cadeautjes bezorgd om haar een hart onder de riem te steken. Toen de Braziliaanse voetbalploeg in Florida een oefenwedstrijd speelde, ging aanvoerder Neymar bij haar op bezoek. De man die tijdens het WK zelf een rugblessure opliep, was zichtbaar geëmotioneerd toen hij oog in oog stond met Laís in haar rolstoel. “Jij bent onze inspiratie. Ik heb geluk gehad, met mij had het net zo slecht kunnen aflopen”, sprak hij. Op 13 december vorig jaar, haar 26ste verjaardag, keerde Laís terug naar Brazilië. Drie dagen later was ze in Rio de Janeiro eregaste bij de Prêmio Brasil Olímpico, zeg maar het Braziliaanse sportgala en kreeg ze een staande ovatie. Een maand later bekrachtigde de Braziliaanse president Dilma een wet die Laís haar verdere leven een maandelijkse toelage geeft van zo’n 1.400 euro. “Vanwege haar verdiensten voor het vaderland en onze solidariteit met een groot sporter die een voorbeeld van hoop is in onze samenleving”, aldus de president. “Ik heb andere doelen dan toen ik topsporter was, maar ook die zal ik bereiken”, zei Laís een paar dagen na haar terugkeer in Brazilië. “Ik wil weer lopen en over anderhalf jaar zonder rolstoel als supporter op de Spelen van Rio zijn. Dit is de zwaarste wedstrijd uit mijn leven.” Op haar arm heeft ze bij haar olympische tatoeages van 2004 en 2008 een poppetje laten zetten, dat opstaat uit een rolstoel. Let straks in Rio op of u Laís Souza ziet. Ze is er vast bij. Zonder rolstoel.
n
JOOST DE JONG
Joost de Jong is freelance journalist en woont en werkt in Rio de Janeiro. Hij schrijft onder meer voor het AD, 90 Minutes en NLCOACH. Twitter @holandes26.
Haar ontwapenende glimlach, ongebreidelde levenslust, wilskracht en optimisme hebben Brazilië doen smelten voor Laís
40
KWALITEITSIMPULS
Jeroen Bijl (NOC*NSF) bepleit brede aanpak van Regionale Trainingscentra
“AAN DE ONDERKANT STAP ZETTEN OM KLOOF NAAR TOP TE DICHTEN” Steeds meer sportbonden proberen de kloof te dichten tussen het niveau van de trainingen bij verenigingen en de nationale programma’s van de toptalenten en topselecties. Regionale Trainingscentra (RTC’s) voorzien in die behoefte. NOC*NSF trekt hier beperkt geld voor uit. Niettemin bepleit Jeroen Bijl, manager Topsport, dat de kwaliteit van het trainingsaanbod van de RTC’s op hoog niveau komt. n
DOOR: CORS VAN DEN BRINK
n
BEELD: DREAMSTIME.COM
Ad Roskam, technisch directeur van de Atletiekunie, lichtte in de vorige uitgave van dit blad het concept toe dat zijn bond vorig jaar heeft ingevoerd. Atleten kenden jarenlang in de winterperiode een aanbod van – meestal wekelijkse – regio nale trainingen voor sporters die bij de verenigingen boven het maaiveld uitsteken. Vaak bleek echter dat de stap van die selecties naar de nationale trainingsgroepen en het internationale wedstrijdniveau veel te groot is. De RTC’s binnen de atletiek moeten talenten vanaf ongeveer veertien jaar daarom een steviger trainingsprogramma gaan aanbieden. In Rotterdam wordt, zo vertelt Marjan Olyslager elders in deze uitgave, al enkele jaren ervaring opgedaan met dit model.
“Het is aan ons en met name aan de bonden om overheden enthousiast te maken voor de RTC-plannen”
Aanvullend programma Jeroen Bijl ziet bij veel andere bonden een vergelijkbare situatie en dezelfde ontwikkeling. “Als NOC*NSF bieden wij al zes, zeven jaar een infrastructuur aan die is gebaseerd op onze visie op centralisering. Wij willen bij de CTO’s (Centra voor Topsport en Onderwijs) en bij de Nationale Topsport Centra (NTC’s) de expertise van de beste trainers en de beste sporters bij elkaar brengen in de beste trainingsprogramma’s. Tegelijk merken we bij de instroom van nieuwe talenten dat er vaak een flinke kloof is tussen trainingsprogramma’s bij verenigingen en de omvang en de kwaliteit van de trainingen bij CTO’s en NTC’s.” “Sporters hebben daardoor vaak één tot twee jaar nodig voor de gewenning en dat is eigenlijk zonde van de tijd. Aan de onderkant zullen we een slag moeten maken om die kloof te verkleinen”, meent Bijl. “We hebben de bonden uitgedaagd om daarin stappen te gaan zetten. Hoe ze dat doen, verschilt sterk per sport. De omvang van het aantal talenten bepaalt bijvoorbeeld het aantal RTC’s dat je kunt inrichten.” “In de ene sport stappen de talenten helemaal over naar het RTC, in de andere sport – en dan gaat het vaak om teamsporten – blijven ze trainen en spelen bij hun eigen vereniging en bieden de RTC’s een aanvullend programma. Maar om tot
41
de befaamde tienduizend uur training te komen die gemiddeld nodig zijn voordat een sporter de internationale top bereikt, moeten deze talenten op een verantwoorde wijze gemiddeld vijf keer per week kunnen trainen. De leeftijd waarop je jonge talenten laat instromen, is overigens niet overal gelijk. In het turnen doe je dat bijvoorbeeld eerder dan in het roeien.”
Kennis uitwisselen Bijl laat wel een waarschuwing horen. “Ik zeg het bewust een beetje chargerend, maar met twee keer per week een extra training voor jonge sporters die dat wel leuk vinden, ben je er niet. Dan heb je geen RTC gevormd. Wij vragen de bonden om zelf de regie te voeren en toe te zien op enerzijds de kwaliteit van de sporters en anderzijds op die van de trainers en van het programma. En we zien dat er best goede dingen gebeuren. De bewustwording is groot.” Een achttal bonden beschikt ook al over het profiel waarin duidelijk is vastgelegd aan welke kwaliteitseisen de jonge sporters – over het algemeen vanaf hun veertiende jaar, maar dat kan dus per sport wat verschillen – moeten voldoen om in aanmerking te komen voor een plaats in het RTC. “We zien ook graag een duidelijke link met de programma’s bij het CTO of NTC. Dat betekent bijvoorbeeld dat je de coaches met elkaar in contact brengt en dat je ze kennis laat uitwisselen over bijvoorbeeld de krachttraining, waarmee je op deze leeftijd een begin kunt gaan maken. Bij de KNSB is dat goed uitgewerkt en daar werken ze met certificering van de RTC’s. Dat is geen vereiste, maar het maakt wel duidelijk hoe serieus ze daar de kwaliteit nemen.”
Middelen Een voorbeeld van de aansluiting van RTC’s en CTO’s en NTC’s zijn de “doorlopende leerlijnen”, zegt Bijl. “Daar zijn we als NOC*NSF zelf mee bezig, bijvoorbeeld op het terrein van voeding en van doping. We bekijken welke informatie jonge talenten vanaf twaalf jaar zouden moeten krijgen over gezonde voeding en over het antidopingbeleid en hoe je die informatie in de loop der jaren kunt uitbreiden. Ook ‘prestatiegedrag’, wat we vroeger ‘mentale begeleiding’ noemden, is zo’n onderdeel van het programma dat een RTC al kan aanbieden. Bij CTO’s en NTC’s stellen we vaak de vraag hoe de jonge sporters hun leven inrichten en welke plaats sport en onderwijs daarin krijgen. Dat zou ook op een RTC al moeten gebeuren. Daar moet je al met de jonge talenten en hun ouders praten over hoe je de train- en leefomgeving optimaal op elkaar af kunt stemmen.” De noodzaak van een kwantitatief en kwalitatief hoogstaand trainingsaanbod op regionaal niveau mag dan duidelijk zijn, er is geen ruimte om er vanuit NOC*NSF of de bonden – bijvoorbeeld uit de Lotto-gelden – flink in te investeren. “Het bestedingsplan kent geen specifieke middelen voor RTC’s”, zegt Bijl en dat heeft alles te maken met de focus op de senioren en wat in talentenland ‘senioren-1’ heet: de high potentials die al bijna op het hoogste niveau zitten. Voor de jongere leeftijdsgroep zal er lokaal en regionaal naar middelen gezocht moeten worden. Bijl: “Veel grotere gemeenten zijn bereid om geld te steken in talentontwikkeling en ook een deel van de provincies heeft subsidiemogelijkheden op dat gebied. Het is aan ons en met name aan de bonden om die overheden te benaderen en enthousiast te maken voor de RTC-plannen.”
Jeroen Bijl: “Bij CTO’s en NTC’s stellen we vaak de vraag hoe de jonge sporters hun leven inrichten en welke plaats sport en onderwijs daarin krijgen.”
42
TALENT IN DE REGIO
Verenigingstalent komt samen bij hoogopgeleide trainers
ATLETIEK TRAININGSCENTRUM BIEDT EEN AANVULLEND PROGRAMMA Wat kun je jonge talenten in de atletiek bieden bovenop het trainingsaanbod van hun vereniging? Het Atletiek Trainingscentrum Rotterdam (ATR) ontwikkelde in de afgelopen jaren voor vijf disciplines een aanvullend programma. Zo’n tachtig sporters tussen de veertien en negentien jaar uit de hele regio profiteren ervan. n
DOOR: CORS VAN DEN BRINK
n
BEELD: ERWIN SUVAAL
Talentrijke junioren in de atletiek hebben het vaak lastig. Met wat geluk vinden ze bij hun eigen vereniging een trainer die de kennis én de tijd heeft om hen intensief te begeleiden. Maar de meeste verenigingen zijn niet in staat op alle onderdelen van de atletiek zelf de expertise in huis te halen en daarmee een trainingsprogramma aan te bieden om hun talenten naar de top te brengen. Twee grote verenigingen in de Maasstad bundelden enkele jaren geleden de krachten en stichtten het ATR. Dat centrum biedt aanvullende trainingen in vijf disciplines: sprint, horden, kogel/discus, speerwerpen en midden en lange afstand. Sinds afgelopen zomer is daar de ‘speedgroep’ aan toegevoegd. Die bestaat uit iets jongere atleten die uitblinken in de explosieve onderdelen, maar nog geen keuze voor een van de disciplines willen of hoeven te maken. Voor elk van die groepen zijn hoogopgeleide trainers beschikbaar. De trainingen vinden plaats op de accommodaties van de beide atletiekverenigingen. Rotterdam Topsport investeerde de afgelopen jaren flink
“We werken vraaggestuurd. De atleet moet centraal staan” JOOP VAN LEERSUM
in de atletiektalenten, die zelf jaarlijks 375 euro extra contributie moeten bijdragen. Vanwege gemeentelijke bezuinigingen op de sport moet het ATR-bestuur creatief naar aanvullende inkomsten zoeken, maar vooralsnog blijft het programma overeind. Wat kunnen jonge atleten van dit RTC verwachten? Marjan Olyslager, trainer van de hordengroep: “Het uitgangspunt is dat junioren gemiddeld drie keer per week bij hun eigen vereniging kunnen trainen en dat wij twee extra trainingen aanbieden. Bij de vereniging draaien ze veelal een basisprogramma, wij zorgen voor de specifiekere oefenstof voor hun eigen discipline. Dat vergt natuurlijk een goede afstemming en daarom overleggen we altijd met de trainers van de verenigingen. Bij de oudere talenten zie je het soms verschuiven: dan komt de regie meer bij ons te liggen. We denken wel na over een vijfdaags programma bij ons, maar niet iedereen woont hier om de hoek.” Het ATR heeft inmiddels naam gemaakt in Rotterdam en wijde omgeving, zegt voorzitter Joop van Leersum. “Vroeger moesten we de boer op om talenten te werven. Inmiddels komen ze uit zichzelf naar de testdagen die we organiseren.” “Onze atleten wonnen afgelopen zomer 28 medailles bij de diverse NK’s en dat spreekt aan. Trainen bij ATR werpt z’n vruchten af. We werken vraaggestuurd. De atleet moet centraal staan en dan zien we vanzelf wat er nodig is en hoe we langzaam verder kunnen groeien.”
43
Hoe verloopt de screening? Olyslager: “De plaats op de ranglijst zegt niet zoveel, we kijken vooral naar ontwikkelingsmogelijkheden. Je hebt iele meisjes en jongensachtige jongetjes die in prestatie achterblijven bij hun leeftijdsgenoten, maar in houding en motivatie hun talenten laten zien. Leergierigheid en nieuwsgierigheid zijn belangrijk. Ze moeten bij opdrachten de mist in durven gaan en het toch steeds weer proberen. En ze moeten laten zien dat ze iets kunnen met de aanwijzingen die trainers geven.” “Afgelopen zomer hebben we twintig kandidaten voor de ‘speedgroep’ fysiek getest en een vragenlijst voorgelegd. De helft viel af, maar we hebben die afvallers in de kerstvakantie uitgenodigd om nog eens een aantal keren te komen trainen, om te zien hoe ze zich hadden ontwikkeld. Met pubers moet je coulant zijn en de tijd nemen.” Van Leersum: “In de gesprekken met de atleten en hun ouders hebben we duidelijk gemaakt dat de keuze voor het ATR offers vraagt. Het betekent onder meer dat het zwaartepunt in de keuze voor sport en onderwijs gaat verschuiven: beide zijn even belangrijk en als ze ouder worden en echt naar de top willen, zal de sport een nog grotere plaats gaan innemen. Dat vergt van de atleten ook dat ze goed kunnen plannen.” Olyslager: “Als trainers houden we absentielijsten bij en daar confronteren we de atleten mee. Een eerste vereiste is dat je je leven zó inricht dat je aanwezig bent bij de trainingen, tenzij het een keer echt niet kan.” “Je moet het tijdens de trainingen laten zien, ook als je pas veertien bent. Natuurlijk mag je genieten van de gezelligheid van een trainingsgroep.
“Ze moeten bij opdrachten de mist in durven gaan en het toch steeds weer proberen” MARJAN OLYSLAGER
En uiteraard heeft de één een persoonlijkheid om altijd naar een tien te streven, terwijl een ander een zeven wel goed vindt. Maar als de trainer je vijf opdrachten geeft, moet je ze alle vijf goed uitvoeren en als iets niet lukt, dat nog eens over doen. Die motivatie willen we hier zien. Het gaat er niet alleen om dat je sporten en bewegen leuk vindt of nodig hebt om een teveel aan energie te kanaliseren.” Maakt het trainingsprogramma van een RTC als in Rotterdam de kloof met het CTO voor de atletiek op Papendal kleiner? Olyslager: “Onze atleten kunnen daar niet zomaar aanschuiven. Ik heb het gevoel dat de afstand groot gehouden wordt om de exclusiviteit van Papendal te benadrukken. Wij mogen er soms met een atleet op kennismaking, maar Papendal gaat zelf nooit de deur uit. Terwijl je toch twee partijen nodig hebt om een drempelloze overgang mogelijk te maken.” Van Leersum: “Ik vind het onbegrijpelijk dat de Atletiekunie niet wil investeren in de regio. Als je echt doorstroming van onderaf wilt, moet je daar toch geld voor over hebben? Ik zie dat nu alles onveranderlijk via diepe tramrails loopt. Maar als je helemaal overnieuw zou beginnen: Welke keuzes zou je dan maken?”
DE LEVENSLOOP VAN EEN PROFESSIONAL VEREIST EEN ANDERE TOEKOMSTVISIE ABN AMRO Sport & Entertainment Desk Met toewijding en professionaliteit hebt u zich naar de top gewerkt en duizenden toeschouwers genieten van uw vaardigheden op het veld of op het podium. U staat vaak onder enorme druk om te presteren. En daarom laat u uw belangen behartigen door een team dat u vertrouwt. Wij willen graag een aanvulling op dit team zijn. Daarom bieden wij u een dienstverlening op maat voor financiële vraagstukken die spelen tijdens en na uw professionele carrière als ook in uw priveleven. Neem dus nu contact met ons op voor een vrijblijvend gesprek en bezoek onze speciale site. Wij komen graag met u in contact. Kijk op abnamro.nl/sed of bel: +31 (0)20 - 628 10 47
45
COACH CONGRES
Thema van Nationaal Coach Congres boeit groot publiek
COACH EN DIRIGENT: HET DRAAIT OM VERTROUWEN Op de muziek van het Gelders Orkest trilde Sportcentrum Papendal bij het Nationaal Coach Congres van opwinding. Bijna vierhonderd coaches kwamen op het evenement af en ze vertegenwoordigden liefst 46 verschillende sporten, stelde NLcoach-directeur Bert Bouwer niet zonder trots vast in zijn aanzet naar een dag waarin alle facetten van het vak in de meest brede zin van het woord werden belicht. n
DOOR: POUL ANNEMA
De grote opkomst en de belangstelling voor de workshops onderstreepten het belang van de bijeenkomst, waarin topsportcoaches een belangrijk aandeel hadden door zich – tijdens het diner – te mengen in de discussies en de vragen over de toenemende rol van de coaches. Dat debat sloot aan bij het thema van het Coach Congres ‘De coach als dirigent’. Antony Hermus van het Gelders Orkest maakte in de sfeervolle ambiance van Papendals congrescentrum duidelijk wat er van hem als leider van een groep muzikanten werd verwacht en zag daarin de parallel met het werk van de coach.
Leiderschap “Het gaat bij ons, zowel in sport als in muziek, altijd om mensen. Op mijn niveau zijn dat mensen voor wie net als in de sport passie en visie de sleutelwoorden zijn”, zo zei Hermus. “Het ultieme doel van de sportcoach is wedstrijden winnen; muzikanten zijn kunstenaars die uit zijn op het applaus van hun publiek en dus de emotie van hun toehoorders moeten raken. Dat vraagt een harmonie waarvoor ik als dirigent verantwoordelijk ben.” Leiderschap staat voor hem net als voor de sportcoach centraal. “In mijn opleiding zei men dat mijn werk voor twintig procent ambacht is en voor tachtig procent psychologie, ik denk
na al die jaren dat het tien procent ambacht is en negentig procent psychologie. Het gaat om het vertrouwen dat je geeft. Ik wil dat mijn muzikanten hun twijfels loslaten en fouten durven te maken om het beste uit zichzelf te halen. Ik ben de man-van-het stokje, zij zijn verantwoordelijk voor de muziek.” Opvallend was dat in het tweegesprek dat orkestleider Eric van Thijn daarna had met Francesco Wessels, bij NOC*NSF de coach van de coaches, zich in dezelfde woorden uitsprak. Wessels: “Coachen gaat over mensen die de ruimte moeten krijgen om iets toe te voegen en weten dat ze op het juiste moment het beste van zichzelf moeten laten zien.”
Erevoorzitter In de epiloog van deze geslaagde dag verraste NLcoach-voorzitter Cees Vervoorn zijn voorganger, en mede-grondlegger van NLcoach, Joop Alberda met zijn benoeming tot erevoorzitter. Directeur Bert Bouwer overhandigde hem na een bevlogen speech ‘de Gouden Plaat’ voor zijn inspanningen in negen jaar voorzitterschap waarin hij ruim honderd congressen, 150 cursussen en 150 themaavonden organiseerde. Bovendien bracht hij als hoofdredacteur vijftig edities van dit blad uit.
“Coachen gaat over mensen die de ruimte moeten krijgen om iets toe te voegen”
46
SUCCES ZONDER EFFECT
Braziliaans tennis-in-crisis verwacht veel van olympische stimulans
WAAR BLIJFT DE OPVOLGER VAN ‘GUGA’?
Een twintigjarige Braziliaanse krullenbol van wie niemand ooit nog had gehoord, won in mei 1997 het grandslamtoernooi van Roland Garros. Gustavo Kuerten was geen eendagsvlieg. In 2000 en 2001 won hij ‘Parijs’ opnieuw en hij was zelfs 43 weken de nummer één van de wereld. Maar een opvolger heeft ‘Guga’ in Brazilië nooit gekregen. n
DOOR: JOOST DE JONG
n
BEELD: ANP PHOTO
Bijna klaar is het, het centre court van het Centro Olímpico de Tênis in het Olympisch Park in Rio de Janeiro. Nog een paar maanden en dan wordt het tennisstadion, dat plaats gaat bieden aan tienduizend toeschouwers en het visitekaartje is van het zestien banen tellende olympische tenniscomplex, opgeleverd. Precies op tijd voor de eerste testwedstrijden, gepland voor december dit jaar.
Opvolger Het nieuwe tennisstadion van Rio moet niet alleen tijdens de Olympische Spelen van volgend jaar, maar vooral ook daarna zijn waarde bewijzen. “Na de Spelen moet het olympisch tenniscentrum een vernieuwend nationaal trainingscentrum worden. Het zal een enorme aantrekkingskracht hebben op de jeugd. Zowel op het gebied van uitstraling als wat infrastructuur en trainingsfaciliteiten betreft is het een blijvende stimulans voor ons tennis, waardoor we met onze sport flinke stappen vooruit kunnen zetten”, zegt Gustavo Kuerten (38), de Braziliaanse tennisheld die in 1997, 2000 en 2001 Roland Garros won en tussen 2000-2001 43 weken de nummer één van de wereld was. Die stappen vooruit zijn ook wel nodig voor het Braziliaanse tennis. Nadat Guga, zoals Kuerten in zijn vaderland liefkozend wordt genoemd, in 2008 stopte, heeft zich nimmer een opvolger aangediend in de mondiale top. Waar buurland Argentinië bijvoorbeeld met zes spelers is vertegenwoordigd in de top-100, heeft Brazilië met Thomaz Bellucci slechts één tennisser bij de beste honderd. Bij de vrouwen zelfs geen
enkele. En dat een Braziliaanse ooit nog in de buurt komt van de legendarische Maria Esther Bueno, die tussen 1959 en 1966 drie keer Wimbledon en vier keer de US Open won, is vrijwel uitgesloten.
Guga-effect Het succes van Kuerten is dus nimmer verzilverd. Dat ziet hij zelf ook. “Misschien zelfs wel andersom”, zegt hij in een boekhandel in Rio de Janeiro tijdens een promotietour voor zijn eind vorig jaar gelanceerde biografie Guga, een Braziliaan. Nog steeds is hij diezelfde goedlachse krullenbol als de jongen die in 1997 op twintigjarige leeftijd ‘vanuit het niets’ het Franse grandslamtoernooi won. “Misschien heeft mijn succes de ontwikkeling van het tennis juist wel tegengewerkt. Niemand kende mij, dat ik ooit een toernooi zou winnen, had ik nooit durven dromen. Laat staan Roland Garros.” “Het was ook een soort toeval”, zegt Kuerten. “Als er dat jaar nog duizend keer een Roland Garros zou worden gespeeld, had ik er echt geen één meer gewonnen. Mijn titel in 1997 veroorzaakte daarom ineens een soort massahysterie in Brazilië. Het ‘Guga-effect’ was enorm, van de ene op de andere dag wilde iedereen lid worden van een tennisschool. Maar daarvoor was helemaal geen organisatie, geen structuur. Er waren te veel leerlingen en te weinig leraren. Veel jongeren stopten er daarom ook al weer binnen een paar maanden mee. Dat is natuurlijk doodzonde geweest. Het is jammer dat er niet meer Guga’s zijn opgestaan. Dat maakt me soms wel eens verdrietig.”
47 Inhaalslag
“Het is jammer dat er niet meer Guga’s zijn opgestaan. Dat maakt me soms wel eens verdrietig”
João Zwetsch, de huidige Braziliaanse Daviscupcaptain, is het met Kuerten eens. “We zijn de laatste jaren aan een soort inhaalslag bezig. Dus zorgen voor meer banen, meer scholen, meer leraren. Alles draait om de basis. Er is heus wel jong tennistalent in Brazilië, hoor. De tijd dat kinderen alleen maar kozen voor voetbal of volleybal is echt voorbij. We merken dat het vaak misgaat bij de overgang van de jeugd naar de profs. Jongens die als junior alles wonnen, hebben moeite aan te haken in het profcircuit. Daar werken we sinds een paar jaar aan met intensievere trainingsprogramma’s en meer internationale toernooi-ervaring. Zoiets heeft tijd nodig”, aldus de oud-prof, die ooit nog dubbelde met Kuerten en na een weinig glorieuze spelerscarrière als coach onder meer Flávio Saretta naar de top-50 bracht en Bellucci – die hij sinds kort ook weer begeleidt – op de rand van de top-20.
Wereldgroep Bellucci is met zijn zege in Gstaad in 2012 de laatste Braziliaanse toernooiwinnaar in de ATP-tour. Tegenwoordig bivakkerend rond de 65ste plaats op de ATP-ranking, was hij in september voor even de held van de natie, toen hij met twee overwinningen zijn land ten koste van Spanje terugbracht in de Wereldgroep van de Davis Cup. De Spanjaarden kwamen weliswaar zonder de erkende toppers Rafael Nadal en David Ferrer naar São Paulo, maar de zege mocht er zijn. Het derde punt kwam van het dubbel Marcelo Melo/Bruno Soares, twee gerenommeerde dubbelaars. Melo is de nummer zeven van de wereld en boekte al dertien toernooizeges, Soares staat drie plaatsen lager en kwam al tot achttien titels. Van 6-8 maart ontmoeten de Brazilianen op het gravel van Buenos Aires in de eerste ronde Argentinië. “Ik geloof ook niet dat we er zo slecht voorstaan”, zegt Kuerten. “Je kunt niet spreken van een crisis in ons tennis. Bellucci is nog steeds een goeie speler en ons dubbel is een van de beste in de wereld. Melo en Soares maken volgend jaar in Rio kans op een medaille en dat zou een unicum zijn voor het Braziliaanse tennis want er won nog nooit een Braziliaan een tennismedaille. Vergeet niet dat ik de curve van onze sport in Brazilië eenmalig enorm omhoog heb laten schieten. Maar ik ben ook weer niet de maatstaf.” Roland Garros, juni 2000: Gustavo Kuerten viert de overwinning op de Zweed Magnus Norman. Kuerten won met 6-2, 6-3, 2-6, 7-6 (8-6).
48
BOEK MAX KOOPS
Eerbetoon aan al lang gepensioneerde speldocent
LESSEN VAN MAX KOOPS WORTELEN ZICH DIEP IN NEDERLANDSE SPORT “Eén ding beloof ik u: nadat u het boek heeft gelezen, bent u een betere trainer en begrijpt u meer van sport”, zegt Cees Vervoorn, lector topsport en onderwijs en voorzitter van NLcoach, in zijn voorwoord van Goed gespeeld is leuk, hoe goed is leuk
gespeeld?; het boek dat hij tijdens het Nationaal Coach Congres overhandigde aan Max Koops, die als speldocent aan de Academie voor Lichamelijke Oefening in Amsterdam vele latere toptrainers enthousiast maakte voor het vak. n
DOOR: POUL ANNEMA
“Rinus Michels was een groot voorbeeld voor me, maar als ik één leermeester moet noemen dan is het wel Max Koops.” Louis van Gaal, Coach van het Jaar 2014, heeft zijn waardering voor zijn speldocent op de Academie voor Lichamelijke Opvoeding nooit onder stoelen of banken gestoken. “Alles wat ik toen van hem heb geleerd, pas ik nog steeds toe”, zegt hij als een van de geïnterviewde oud-leerlingen in het net verschenen boek.
“Koops is zijn tijd ver vooruit geweest en heeft veel mensen geïnstrueerd en geïnspireerd”
Schoolsituatie Goed gespeeld is leuk, hoe goed is leuk gespeeld? is een boeiend boek, niet alleen omdat de in 1990 afgezwaaide speldocent – die ook langdurig als hockeycoach werkzaam was – in lijvige hoofdstukken zijn ideeën over techniek, tactiek, didactiek, methodiek, teambuilding en trainingsvormen in kaart brengt, maar ook omdat de theorie van de leermeester wordt geplaatst tegenover de praktijk van zijn tot in de top doorgegroeide oud-leerlingen als Roelant Oltmans, Jacques Brinkman, Andries Jonker, Ton Boot, Bert
Bouwer, Hans Jorritsma, Gido Vermeulen, Charles Urbanus, René Wormhoudt, Jos Geijsel en Charles van Commenée. In zijn verantwoording zegt Max Koops: “Al de verschillende balsporten die we kennen, kunnen niet meer weggedacht worden uit ons cultuurpatroon. Daarom is het van groot belang dat we iedereen en vooral jonge kinderen op een verantwoorde en deskundige manier kennis laten nemen van een aantal balspelen. Een en ander heeft consequenties voor de invulling en vormgeving van training bij
de clubs en van onderwijs op de scholen.” Koops vervolgt: “Binnen de schoolsituatie zal de lesgever kiezen voor een breed aanbod van spelen om een brede kennismaking mogelijk te maken. Elk spel heeft namelijk boeiende aspecten en verrassende momenten. Ook al lijkt het ene spel op het andere, toch heeft elk spel iets eigens. Buiten de schoolsituatie willen trainers met instructies en training degenen bereiken die voor een bepaalde sport hebben gekozen. Hopelijk kiezen die trainers in hun programma ook voor een breder bewegingsaanbod dan alleen maar specifiek gerichte technische oefeningen met een bal.”
Achteloos “Max Koops beschouw ik als de beste docent die ik ooit heb gehad omdat hij op een heel fundamentele wijze zijn manier van lesgeven had vormgegeven. Methodisch, didactisch, stap voor stap, de heel mooie opbouw naar weerstand van de eerste, tweede en derde orde”, zegt Hans Jorritsma, oud-hockeyinternational en bondscoach. “Koops is zijn tijd ver
49
Max Koops (links) Cees Vervoorn tijdens de presentatie van Koops’ boek.
Koops’ boek bevat vijftien eerder door hemzelf geschreven publicaties. Over de rol van de trainer en de speler zegt hij: “In elke leersituatie, het gecompliceerde proces van leren en instrueren, hebben leraren/trainers hun eigen specifieke rol. Leraren en trainers hebben als functie te zorgen voor optimale leersituaties waarbij zij in gevarieerde rollen actief zijn (als didacticus, pedagoog, methodicus, organisator, instructeur, et cetera). Leerlingen en spelers moeten zich bedoelde acties en vaardigheden eigen maken. Dat gebeurt in een aantal leerfases waarin het leren telkens anders geaccentueerd is.” Jos Geijsel, topsportfysioloog, omschrijft Koops als een inspirerende man met de kwaliteit om in een paar minuten te doorgronden op
welke positie iemand het beste tot zijn recht komt. Over ‘motorisch leren’, Koops’ alom hoog aangeslagen vaardigheid, zegt Geijsel: “Je moet bewegingen leren waar je later wat mee kunt. Het is niet zo vreemd dat veel voetbal- en hockeytrainers zeggen dat kinderen veel leren van straatvoetbal en -hockey. Het ‘pielen’ met de bal schoolt de techniek enorm. Het kind gaat, voor het gaat voetballen of hockeyen, ook niet eerst allerlei looptrainingen doen. Meteen spelen is de beste leervorm. Onderzoek heeft uitgewezen dat alles wat je met de bal doet, veel meer schoolt dan alles wat je doet zonder bal. Tijd en energie steken in oefeningen met de bal is veel effectiever.”
component van falen zit: het mislukt maar al te vaak. Iedereen ziet dat omdat de focus altijd ligt op degene die de bal krijgt. Zoiets kan slecht zijn voor het zelfvertrouwen. Dat betekent voor de trainer dat hij ervoor moet zorgen dat kinderen zo veel mogelijk succesvol zijn in een veilige situatie.” De lessen van Max Koops hebben zich, zo blijkt via die hem bewonderende en zelf succesvolle topcoaches, diepgeworteld in de Nederlandse (top)sport. Zijn boek zal ertoe bijdragen dat zijn rol ook op dat niveau nog lang niet is uitgespeeld.
Max Koops (1936) ademt sport. We kennen hem als speldocent van de Academie voor Lichamelijke Opvoeding (ALO) te Amsterdam. Met enkele jaren onderbreking in de negentiger jaren, was hij daar van 1961 tot 2001 werkzaam, om vanaf 1974 het hockey te omarmen als jeugdtrainer/coach. Eerst drie jaar in Amersfoort en daarna, tot op heden, bij hockeyclub Pinoké te Amsterdam. Van 1976 tot en met 2002 verzorgde hij meerdere trainerscursussen.
Goed gespeeld is leuk, hoe goed is leuk gespeeld? is een verzameling van vijftien publicaties die Max gedurende zijn lange carrière heeft geschreven. Het boek eindigt met de rede die hij tijdens het speciaal voor hem georganiseerde symposium voor zijn afscheid van de ALO, op 2 oktober 1990 in de Meervaart te Amsterdam, heeft uitgesproken. Naast Bert Bouwer en René Wormhoudt heeft Max een aantal van zijn oud-leerlingen bereid gevonden hun eigen praktijkervaringen te reflecteren op de afzonderlijke publicaties. René heeft met Max veelvuldig gespard over zijn boek Athletic Skills Model en Max heeft Bert gevraagd mee te doen als voormalig topcoach in het handbal. Het is een verzamelwerk geworden waar theorie en praktijk elkaar tegenkomen en elkaar aanvullen. Techniek, tactiek, didactiek, methodiek, communicatie, verschillen in leeftijd en hoe daarop te anticiperen, fysiologie, trainingsmethoden, conditioneren, gecategoriseerde weerstanden, hoe ben je of word je in een team complementair aan elkaar zijn onderwerpen die aan bod komen. Welke keuzes maak je in het spel? Hoe maak je ze? En vooral: Waarom? Wat ging er niet goed en hoe kan je dat verbeteren? Maar ook: Hoe kan je het beste een situatie analyseren en ‘buiten de situatie treden’? Dit boek bevat zeer veel waardevolle informatie die voor de lezer wellicht nieuw is, die veel herkenning oproept en die ongetwijfeld aanleiding geeft tot reflectie of discussie.
MAX KOOPS
Meteen spelen
“Dat betekent dat in het spel ook een component van falen zit: het mislukt maar al te vaak”
GOED GESPEELD IS LEUK, HOE GOED IS LEUK GESPEELD?
vooruit geweest en heeft veel mensen geïnstrueerd en geïnspireerd. Als beginnend trainer of docent, in welke discipline ook, heb je de neiging veel te groot te denken. Je komt langzamerhand steeds dichter bij de eenvoud. Het heeft mij ontzettend geholpen om met iemand als Max Koops te leren denken over sport en over het lesgeven.” Het eerbetoon aan de speldocent Max Koops wordt in het boek breed gedragen. Charles van Commenée: “Het beeld dat ik van Max Koops heb, is van een man die altijd schijnbaar achteloos les gaf. Ik herinner me hem als een virtuoos lesgever die de indruk gaf alsof het hem geen enkele moeite kostte. Hij beschikte over een enorme dosis oefenstof, waarmee hij oneindig kon variëren. Daarom was verslappen er niet bij. Hij was vooral taakgericht. Methodisch denken heb ik op de academie geleerd en hij heeft daar een grote bijdrage aan geleverd.”
GOED GESPEELD IS LEUK, HOE GOED IS LEUK GESPEELD? BALSPORTEN: ANALYSES, SELECTIES EN LEERACCENTEN
MAX KOOPS
3962.1004 Balsporten | Max Koops_Omslag_V3.indd All Pages
Zelfvertrouwen Succes is in spel en sport is de beste stimulans om gemotiveerd door te gaan, weet Max Koops. “Goed gespeeld geeft een lekker gevoel. Er is sprake van voldoening. Naarmate het spel beter lukt, wordt het leuker. Goed gespeeld is dus leuk.” “De omgang met falen en succes is essentieel voor het plezier houden in het spelletje”, zegt ook honkbalcoach en Koops’-adept Charles Urbanus. “Het is erg moeilijk om een aangegooide bal te raken. Dat betekent dat in het spel ook een
20-11-14 13:29
Titel: Goed gespeeld is leuk, hoe goed is leuk gespeeld? Auteur: Max Koops Samenstelling: Cees Vervoorn en Nick van Sinderen (interviews) Uitgever: Arko Sports Media Prijs: 29,95 euro, exclusief btw en verzend- en administratiekosten ISBN: 978-905472-301-1 Omvang: 336 pagina’s Bestellen kan via www.sportsmedia.nl/ coaching-en-officials/goed-gespeeldis-leuk-hoe-goed-is-leuk-gespeeld
50
COLUMN
TENNIS COACHES n
MART SMEETS
Mart Smeets is vanaf 1967 werkzaam in de (sport) journalistiek, waarvan sinds 1974 bij Studio Sport als pre sentator, documentairemaker en anchorman. Hij volgde talloze Olympische Zomer- en Winterspelen en vele internati onale toernooien en bivakkeert jaarlijks een maand in Frankrijk
Het is januari 2015 en heel langzaam komt de tenniswereld in beweging. Dat gebeurt ver van ons vandaan, zeg maar aan de andere kant van de wereld: Down Under. Over het algemeen verheug ik me op de voorbereidingstoernooien voor de Australian Open. Dat zijn wedstrijdjes in Brisbane, Hobart of Auckland die zo exotisch klinken dat ze het bijna ook zijn. Er zit een heerlijk aspect aan die partijen: ze worden op de televisie vertoond in onze nacht (via kleine betaalzenders) en zijn dus een prima remedie tegen slapeloosheid. Ik zag een partij vanuit Nieuw-Zeeland; verder weg kan niet. De spelers aldaar waren een boomlange Zuid-Afrikaan, Kevin Anderson, en de iets kleinere Duitser Jan-Lennard Struff. Toegegeven: geen groots affiche, maar kom, het seizoen was nog jong, dus keek ik belangstellend toe. De uitzending begon met een grappige nouveauté: de twee coaches kwamen eerst in beeld. Ze zaten, op hun gemak, aan de zijkant van de baan, hadden een koptelefoon op en werden bevraagd over de specialiteiten van hun spelers en het speelplan. Beide mannen, de tanige Zuid-Afrikaan Neville Godwin (ooit prof) en de grappig ogende Christoph Reichert begrepen dat deze vorm van journalistiek vrij nieuw was en reageerden enigszins op hun hoede.
om de Tour de France te volgen. Daarnaast schrijft hij voor het Haarlems Dagblad en de VARAgids en is hij auteur van meerdere bestsellers.
Het leerde me dat de toptennissers van tegenwoordig goed voorbereid de baan opstappen
Moesten ze nou werkelijk vertellen wat het speelplan was: de vijand kon immers meeluisteren, nietwaar? Dus hielden ze zich redelijk in. Was daarmee het probeersel meteen mislukt? Neen. Het was nieuw, het was anders en het leerde me dat de toptennissers van tegenwoordig (uiteraard) goed voorbereid de baan opstappen en allen wel weten hoe er gespeeld gaat worden. Kijk, tenniscoaches doen hun werk vooral tijdens de trainingen van hun pupillen. Hun aanwezigheid tijdens wedstrijden lijkt zich te beperken tot het knikken of schudden met het hoofd, het snaaks doorgeven van ingestudeerde geheimtekens of opzichtig aan de baard krabben op momenten dat ze in beeld komen. Tenniscoaches mogen (met uitzondering van Daviscuptennis) nooit ostentatief hun aanwijzingen schreeuwen of duidelijk maken; daar is ooit een afspraak over gemaakt en dat alles is in regels vervat. En we hebben ze allen op ons huisschermpje gezien, die mannen (of vrouwen) die traag klappend of licht hoofdschuddend, maar wel altijd zwijgend, in beeld werden genomen. Je zag hoe moeilijk sommigen het hadden met zich in te houden, en je kon je verbazen over de stoïcijnse blikken van de Edbergen, Lendls, Beckers en Roches. Neen, ze mochten niets, ze mochten niet roepen of briesen, ze dienden allen eigenlijk de vorm van een licht bewegende mummie aan te nemen; zitten, kijken, zwijgen en geheimtaal doorgeven. Vooral bij lange vijfsetters op gravel was dat een hondenbaan; zelfs een plaspauze was nauwelijks toegestaan. Elke mimiek werd immers gevangen door camera’s. Wat me trof in beelden van die Heineken Open van Auckland was dat de coaches die deelnamen aan deze nieuwe vorm van tennisjournalistiek (ik had het althans niet eerder zo gezien en gehoord) flink op hun hoede waren en zich snel verstopten achter verbale platitudes en gebruiken die je overal elders in de sport tegenkomt. Jammer, dacht ik nog, want in de basis is deze vorm van introductie een prettige aanwinst om tennis voor de televisie her uit te vinden. Een coach die mij, voor de wedstrijd, op weg kan helpen het spel van zijn of haar pupil, enigszins te duiden, werkt mee aan het anders kijken naar een tennispartij. De opmerking: “Hij moet lange rally’s vermijden”, klonk evenwel als “de bal is rond”. Duhhhhh, dacht ik en schonk nog een kop thee in.
www.topsportlease.nl
TopSportLease particulier, zakelijk en sportief de beste autodeal
uniek autoleaseconcept
TopSportLease, specialist in autolease met exibele looptijden. Persoonlijk advies: passend bij uw situatie. Merk, model en opties naar keuze. Altijd de beste deal voor elke particuliere, zakelijke en sportende autoleaser. Door het NOS*NSF erkend als ofďŹ cieel leverancier voor de georganiseerde sport.
SPEEL LOTTO VOOR DE SPORT! ÉN NATUURLIJK VOOR DE JACKPOT.
Met Lotto maak je elke week kans om de Jackpot van minimaal â‚Ź 7,5 miljoen te winnen. Maar wist je dat je ook automatisch de Nederlandse sport steunt? Dankzij de jaarlijkse miljoenenbijdrage van Lotto aan de sport worden sportverenigingen en topamateursporters ondersteund, wordt talent ontwikkeld en worden lokale clubhuizen en trainingsfaciliteiten verbeterd. Dus als je van sport houdt, speel je Lotto! Ga naar lotto.nl, of speel mee in de winkel!