20 minute read
Permanente Ontwikkeling aangepast en verbeterd: Wat verandert er?
Wat verandert er? Permanente Ontwikkeling aangepast en verbeterd
Permanente Ontwikkeling voor tennisleraren – het was best een ingrijpende verandering toen het in 2016 werd geïntroduceerd. De rol van de tennisleraar is belangrijk, essentieel zelfs in het Nederlandse tennislandschap en op de vereniging, besefte de KNLTB, en dus is het van belang dat de leraren in Nederland van goed niveau zijn en zich bovendien steeds blijven ontwikkelen. Vanaf dat moment moesten leraren in twee jaar 24 bijscholingspunten halen om hun licentie te kunnen verlengen. De omschakeling naar een nieuw systeem was lang niet voor iedereen even makkelijk, maar in vijf jaar is er veel gebeurd. Het bijscholingsaanbod is beter, groter en toegankelijker geworden en steeds meer leraren zien de waarde van Permanente Ontwikkeling (kortweg PO), voor zichzelf en voor tennis en padel in het algemeen. Want sinds kort geldt PO ook voor padelleraren. Het is zelfs de reden dat het systeem sinds 1 september op enkele punten is aangepast.
@ Door: Robert Barreveld
uben Neyens, Coördinator Leraren bij de KNLTB, zag de laatste jaren hoe Permanente Ontwikkeling steeds beter en vanzelfsprekender werd in het Nederlandse tennis. Hoewel hij zelf pas in 2019 aantrad bij de bond, weet hij goed hoe hard er gewerkt is om te komen tot waar PO nu staat. “En de tijd is natuurlijk een belangrijke factor geweest. Vernieuwing levert zelden alleen maar positieve reacties op, mensen moeten eraan wennen, er vertrouwd mee raken. En de stem van een kritische minderheid kan heel luid zijn. Er was echter zeker werk aan de winkel voor de KNLTB. Het ‘product’ PO en het idee erachter waren ook toen al goed, denk ik, maar we moesten vooral werken aan draagvlak en aan onze communicatie. Hoe wij de leraren meenamen in de veranderingen, was aan het begin nog niet ideaal.”
– Ruben Neyens
Meer en toegankelijker aanbod
In die communicatie is de visie van de KNLTB op de positie van de leraar van groot belang. Leraren brengen mensen niet alleen de technische kneepjes bij, waardoor zij meer plezier aan de sport beleven, maar vervullen in veel breder opzicht een belangrijke rol. Een goede leraar is een waar uithangbord van de vereniging, een gezicht dat iedereen kent, een verbinder, een enthousiaste aanjager, betrokken bij evenementen en activiteiten. Zo is de leraar ook een belangrijke factor bij ledenwerving en -behoud. Dat besef is steeds vaster verankerd in het beleid van de KNLTB en onderstreept het belang van waarborging van kwaliteit en doorlopende ontwikkeling van leraren.
Vraag je van leraren een bepaald aantal POpunten om de licentie te kunnen verlengen, dan is het wel zaak voldoende opties te bieden om punten te verzamelen, weet Neyens. “Op dat vlak hebben we de laatste jaren flinke stappen gemaakt. Het aanbod aan scholing – en dus mogelijkheden om PO-punten te halen – is snel gegroeid en is toegankelijker geworden. Corona heeft daarop op een gekke manier een positieve invloed gehad. Zowel de leraren als de KNLTB werden gedwongen zich digitale mogelijkheden eigen te maken en daar plukken we nu de vruchten van. We organiseren veel webinars en sessies op afstand.” Die ontwikkeling heeft alleen maar
bijgedragen aan het creëren van groter aanbod en dus meer mogelijkheden om punten te halen.
Ook komen leraren op regionaal niveau vaker samen dan in de eerste jaren van PO. “We hebben het aanbod, zeker bijeenkomsten, meer gedecentraliseerd, er zijn meer regionale fora naast het landelijk congres. Die behoefte was er bij de leraren. En ten slotte is simpelweg de kwaliteit van de bijscholingen vooruitgegaan. Zo zijn wij bijvoorbeeld veel praktijkgerichter geworden, we staan veel vaker op de baan. Bovendien is de kwaliteit toegenomen door de mensen die de sessies geven en dat beïnvloedt ook weer de populariteit. Geeft performance manager en adviseur Simon Wheatley een sessie, dan komen daar sowieso veel mensen op af, zo werkt het nu eenmaal.”
PO voor padelleraren, aanpassing systeem
Inmiddels zijn er ruim 2.150 gelicenseerde tennisleraren en bijna 300 padelleraren in Nederland. Het bewijst onomstotelijk dat het lukt om steeds meer gelicenseerde leraren op de Nederlandse banen te krijgen. En nu padel in Nederland eveneens onder de vlag van de KNLTB valt, behoren tot het totale aantal leraren dat de KNLTB bedient en ondersteunt ook 280 padelleraren. Om die reden werd het PO-systeem in september op enkele punten aangepast. Vanaf nu verzamelen naast de tennisleraren ook de padelleraren PO-punten om hun licentie te kunnen verlengen en geldt PO dus voor twee typen leraren. “En eigenlijk heb je het zelfs over drie typen,” zegt Neyens, “want er zijn ook leraren die lesgeven in tennis én in padel. Daarom zijn er nu drie soorten bijscholingen.”
Daarbij gaat het om bijscholing voor de tennisleraar, bijscholing voor de padelleraar en een algemeen deel, geschikt voor beide leraren. Het vormt de basis voor de wijzigingen in het puntensysteem, die voor tennisleraren in de praktijk weinig gevolgen zullen hebben. Zij moeten nog steeds 24 punten verzamelen om na twee jaar hun licentie te behouden, maar zijn vanaf nu wel verplicht minimaal acht punten te halen op basis van tennisspecifieke bijscholing. Voor padelleraren geldt hetzelfde: 24 punten in totaal en minimaal acht padelspecifiek. “Voor de huidige padelleraren is PO sowieso nieuw, dus is de wijziging in het puntensysteem niet zozeer iets waar zij aan moeten wennen. Ze moeten vertrouwd raken met het licentiesysteem op zich, maar veel padelleraren staan daar heel open in. En voor tennisleraren betekent het inderdaad dat zij minimaal acht punten op tennisspecifieke bijscholing moeten halen.”
– Ruben Neyens
De belangrijkste veranderingen in het PO-systeem gelden voor de leraren die lesgeven in zowel tennis als padel. Zij moeten vanaf nu voor licentiebehoud elke twee jaar 32 punten behalen, waarvan minimaal acht tennisspecifiek en minimaal acht padelspecifiek. Neyens: “Met het PO-systeem willen we dat mensen zich vooral ontwikkelen in hún beroep. Vanuit dat idee hebben we goed moeten nadenken over de leraren die tennis- én padelles geven. Want wil je dat mensen zich goed bekwamen in hun beroep, dan zouden deze leraren dus eigenlijk 48 punten moeten behalen. Dat moeten we echter niet willen, al was het maar omdat een leraar in sommige opzichten ook gewoon leraar is. Sommige stof is voor elke trainer toepasbaar, ongeacht de discipline. Van iemand die twee beroepen uitoefent, mogen we echter wel een extra inspanning verwachten. Dus zijn we uitgekomen op 32 punten.”
– Ruben Neyens
Waar in 2016 nog heel regelmatig sceptische geluiden te horen waren over PO, lijkt nu de overgrote meerderheid van de leraren het belang ervan te onderkennen en er positief tegenover te staan. Neyens: “Ook daar hebben we stappen in gemaakt. Maar we zijn er nog niet; zoiets als PO moet je blijven uitleggen, je moet blijven luisteren naar de sceptische minderheid. Dat vraagt een persoonlijke benadering, mensen face-to-face spreken. Natuurlijk kan ik ze niet allemaal persoonlijk spreken, maar het is wel belangrijk. Los van PO vind ik ook dat onze bereikbaarheid als afdeling Leraren nog beter moet. Leraren moeten ons makkelijker kunnen vinden, dus er is nog ruimte voor verbetering. We hebben in de afgelopen jaren veel bereikt, maar dat moet geen reden zijn om onszelf op de schouder te kloppen. Elke dag beter, dat is het uitgangspunt.”
Met dat streven in het achterhoofd is de vraag hoe de toekomst van PO eruitziet. “PO bestaat nu vijf jaar, we zitten nog vol in een overgangsfase. Dat de één meer gevoel heeft bij PO dan de ander, dat zal nog wel even zo blijven. Een overgangsperiode kost tijd en het gaat al best snel. Dit jaar beginnen weer 150 studenten aan de lerarenopleiding en zij raken vanaf het begin vertrouwd met PO, ze weten niet beter. Binnen tien à twaalf jaar zijn wij een van de weinige Europese landen waar het vanzelfsprekend is dat alle leraren een licentie hebben. Dat is een bescherming van het beroep én de mensen blijven zich constant ontwikkelen. Dan worden heel veel landen jaloers op ons, dat voel je nu al. Overigens kan iedereen terugvinden of een leraar een geldige licentie heeft in ons lerarenregister op Centrecourt.nl/lerarenregister."
Meetbaar effect
Als het aan Neyens ligt, is een belangrijke stap in de verdere ontwikkeling van PO vooral het verkrijgen van meer inzichten in het effect van bijscholingen. “Hoe landt onze informatie bij de leraren? En wat doen ze ermee? Dat zijn belangrijke vragen, maar dat kunnen we momenteel eigenlijk niet meten. We hebben daar geen tool voor, geen parameters. Het aantal leden is momenteel eigenlijk de enige graadmeter voor het effect van de kennisoverdracht naar de leraren. Maar dat is er slechts één en die wordt niet alleen beïnvloed door de rol van de leraar. We doen natuurlijk onderzoek onder leden via de ledenmonitor, misschien moeten we daarin meer vragen naar de rol van de leraar of moeten we nadenken over een lerarenmonitor aansluitend op PO. Als we willen weten hoe onze kennis landt bij leraren, is dat overigens geen controle of leraren wel hebben opgelet. Het gaat dan om de kwaliteit van ons werk, om wat wij goed doen en wat beter moet. Ik doe zelf ook veel sessies en vind het leuk als er veel mensen komen, maar veel belangrijker vind ik wat ze met de gedeelde kennis doen. Dat meten is echt een grote uitdaging, er is eigenlijk nog geen bond of federatie die dat goed kan. Dat betekent overigens niet dat ik denk dat onze informatie nu niet landt. Ik denk van wel, maar dat is een gevoel. Ik kan het nog niet staven met cijfers.”
Ruben Neyens
De KNLTB Leraren App
Elke leraar met een geldige licentie kan gebruikmaken van de KNLTB Leraren App. De app, die in 2019 werd gelanceerd, toont de leraar in één oogopslag de actuele status aangaande PO-punten en licentie en stuurt automatisch berichten, bijvoorbeeld bij nieuw behaalde PO-punten en een naderende deadline om de licentie te verlengen. Bovendien kun je je in de app eenvoudig aanmelden voor bijscholingen en is er de module Deel & Inspireer. Daarin is alle nuttige informatie, zoals leuke instructieclips, documentatie en belangrijk nieuws, voor leraren verzameld.
“Inmiddels hebben zeker 1.800 leraren de app gedownload”, weet Neyens. “Dat is een mooi resultaat en nu zetten we er vooral op in dat die leraren hem steeds meer gaan gebruiken. Je kunt je vak zeker uitoefenen zonder de app, maar dan mis je wel veel. Het bijhouden van je punten, de voortgang richting je licentie, alle informatie en inspiratie, het is wel zonde dat niet te gebruiken. Bovendien toont de app ook direct je status als leraar. Heb je de app, dan ben je een gelicenseerde leraar.”
Gregory Sedoc:
Tomeloze energie, liefde voor sport en duidelijke ideeën over de Nederlandse samenleving en in het bijzonder de rol die sport en bewegen daarin kunnen hebben – het zijn slechts enkele trefwoorden die Gregory Sedoc kenmerken. De voormalig topatleet praat makkelijk. Niet voor niets treedt hij regelmatig op als analyticus voor de NOS tijdens atletiektoernooien en presenteerde hij vorig jaar het tv-programma Knappe Koppen, waarin kijkers prangende vragen konden stellen aan gerenommeerde wetenschappers. Het blijft zeker niet bij makkelijk praten alleen. Sport en wetenschap boeien hem zeer, net als zijn parttimebaan als politieagent in de Haagse Schilderswijk. Op basis van de theorie en de praktijk samen heeft hij een heldere mening over de rol van sport en sportverenigingen in onze maatschappij, nu en in de toekomst. “Wij onderschatten hoe belangrijk de vereniging voor veel mensen is.”
@ Door: Robert Barreveld David Meulenbeld Fotografie
– Gregory Sedoc
Het is inmiddels veertien jaar geleden dat Sedoc (40) met het veroveren van de Europese indoortitel op de 60 meter horden het hoogtepunt van zijn sportieve loopbaan bereikte. De topsportdagen zijn voorbij, maar de gedrevenheid is gebleven, in alles wat hij doet. Dat blijkt ook als hij praat over de plek die sport en bewegen inmiddels innemen op de politieke agenda. “Er zijn, mede door corona, verschillende discussies op gang gekomen over onze fysieke en mentale gezondheid, vitaliteit, de balans tussen werk en privé, zeker in een tijd van thuiswerken, en een fitte, weerbare samenleving. Ik heb wel het gevoel dat wij in dat opzicht wakker zijn geworden. We beseffen meer dan ooit het belang van een gezonde leefstijl. Dat besef moeten we vasthouden. Ik zag het oud-kickbokser Remy Bonjasky laatst nog op tv zeggen: er is een vaccin, maar dat moet geen reden zijn om achterover te gaan zitten. Nu is de tijd om in actie te komen, te werken aan onze gezondheid. Dat leeft ook in de politiek en dat is echt winst.”
Meer aanbod voor jeugd
Als kleuter liep Sedoc al vrijwel dagelijks rond op de baan van atletiekvereniging AAC in Amsterdam. Hij is er tot op de dag van vandaag lid. Dat is bijzonder, zo realiseert hij zich, maar dat elk kind al van jongs af aan volop de mogelijkheid moet hebben om te bewegen, staat wat hem betreft als een paal boven water. “Dat begint bij goed aanbod en niet alleen op de vereniging, maar in het algemeen. Ik woon in Zoetermeer en mijn zoon heeft daar eigenlijk geen mogelijkheden om buiten te spelen. Dat is op veel meer plekken het geval. In de Schilderswijk, waar ik werk, zie je op steeds meer locaties pleintjes verschijnen, zoals Cruyff Courts en Krajicek Playgrounds. Dat moet op nog veel meer plekken gebeuren! Pas als je voldoende faciliteiten beschikbaar hebt, kun je sport en bewegen onder de jeugd optimaal stimuleren. Dan bewerkstellig je, simpel gezegd, dat kinderen minder op de iPad zitten en meer gaan bewegen, wat bijdraagt aan de gezondheid.”
Scholen kunnen daar ook een belangrijke rol in vervullen, weet Sedoc. “Hoe gaan we precies om met de gymles? Krijgen kinderen voldoende gymles en door wie wordt de les gegeven? Er komen inmiddels meer vakdocenten voor gym, maar hier in Nederland wordt gymles er toch vaak nog bij gedaan door de leerkracht van groep 3. Daarmee lopen we echt achter op een flink aantal landen.”
Allesbepalend
Het ligt voor de hand dat ook sportverenigingen een belangrijke rol kunnen hebben bij het in beweging krijgen en houden van jeugd. “Ik zie om mij heen dat verenigingen dat in het algemeen steeds beter doen, dat ze nadenken over wat zij jeugd kunnen bieden. Ik vind echter wel dat de ondersteuning vanuit de gemeente daarbij vaak nog wat beperkt is. Jammer, want dat kan zeker helpen bij het creeren van de juiste infrastructuur, waardoor jeugd die plezier heeft in bewegen, ook makkelijk bij de vereniging uitkomt.”
Zijn jeugdleden eenmaal op de vereniging, dan wil je ze daar ook houden. Dan is het vooral een kwestie van de sport zo leuk en aantrekkelijk mogelijk maken en binding creëren, zoals tennisverenigingen onder andere beogen met Tenniskids en Tennis Alles-in-1. “Dat is de manier, want vinden kinderen de sport direct leuk, dan komen ze terug. Dan wordt eens per week tweemaal per week en daarna misschien nog meer. Wat je wilt bereiken, is dat kinderen niet alleen op de club komen om een potje te tennissen, maar vooral graag op de vereniging willen zijn, ook competitie gaan spelen en aan het feit dat ze een team vertegenwoordigen een zekere trots ontlenen. In atletiek speelde dat altijd heel erg: je was trots dat je in wedstrijden uitkwam voor jóuw club en het clubtenue droeg. Zelf ging ik na verloop van tijd bovengemiddeld presteren en toen ging het sportieve bestaan er anders uitzien, maar voor mij was de vereniging allesbepalend. Mijn vrienden, familie, mijn trainer natuurlijk, iedereen was daar, op de vereniging was ik thuis. Een groot deel van mijn leven speelde zich daar af.”
Vreugde en enthousiasme
Hij is genoemd: de trainer. Dat een leraar een essentiële rol vervult op de vereniging en dat zowel de persoon als de inhoud van trainingen van groot belang is om leden te binden, is wat Sedoc betreft vanzelfsprekend. De leraar moet goed en kundig zijn. Dat tennis- en padelleraren zich blijven ontwikkelen in hun vak met Permanente Ontwikkeling, maakt dan ook indruk op hem. “Dat klinkt echt als een geweldig systeem, zoiets hebben we in atletiek niet. De rol van de trainer of leraar is inderdaad cruciaal om sport leuk en aantrekkelijk te houden voor leden, zeker voor de jeugd, en is dus ook cruciaal voor de vereniging. Als je als trainer maar wat doet, er niet goed over nadenkt, dan haakt jeugd af, zijn ze weg. In atletiek zie ik het bij verenigingen nog wel eens gebeuren: kinderen die in de regen in een rij staan te wachten totdat ze een keer mogen verspringen en na hun beurt weer achteraan aansluiten. Er is geen vreugde, geen enthousiasme. Dan denk ik: Dat moet echt anders, dat gaan deze kinderen niet volhouden. Wil je die leden behouden en wil je dat ouders ze blijven brengen – want daar gaat het vaak ook om –, dan moet het leuker en
– Gregory Sedoc
aantrekkelijker. Ik begrijp wel dat ouders na verloop van tijd zeggen: we zoeken een sport waar kinderen zich in een uurtje echt kunnen uitleven. Jeugd wil vooral lekker actief bezig zijn. In mijn sport willen kinderen die voor het eerst op een vereniging komen, vooral rennen. Dat vinden ze leuk, daarom hebben ze een atletiekvereniging gezocht. En wedstrijdjes, competitie-elementen, zijn heel effectief, dan zien kinderen progressie en dat motiveert. Stel bijvoorbeeld bij een werpnummer een afstand als doel en verleg dat doel elke training. Kinderen moeten uitgedaagd worden. Ik zie op de atletiekbaan vaak oefeningen waarbij kinderen passen moeten maken tussen uitgezette dopjes. Dat kan allemaal belangrijk zijn, maar dat moet je in de warming-up doen. Alleen de puur technische aspecten, daar red je het in een training niet mee. Dat zal voor tennis niet anders zijn.”
VOG-campagne
Als we willen dat zo veel mogelijk mensen sporten en bewegen, dan moeten ze dat in ieder geval volledig onbezorgd en veilig kunnen doen. Eigenlijk is dat de basis, beseft Sedoc. Juist op die vereniging, de plek waar hij opgroeide en volop genoot van sport, moet de veiligheid niet in het geding zijn. Het is de reden dat hij zich onlangs als ambassadeur verbond aan de campagne ‘Heb jij ’m al?’, om te stimuleren dat zo veel mogelijk verenigingsvrijwilligers een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) in bezit hebben. Een VOG biedt meer zekerheid dat een persoon in het verleden niet betrokken is geweest bij (strafbare) incidenten die nu een risico kunnen vormen bij de uitvoering van vrijwilligerstaken. Sedoc: “Zeker bij kinderen en kwetsbare groepen hebben vrijwilligers zoals begeleiders of teamleiders een bepaald aanzien, leden vertrouwen hen. Als die persoon intimiderend, manipulatief of zelfs agressief te werk gaat, valt de basis weg. Dan zijn mensen niet veilig en is de vereniging geen plek waar je wilt zijn.” Sedoc snapt echter goed hoe moeilijk het voor sportverenigingen en dus ook tennis- en padelverenigingen is om grensoverschrijdend gedrag volledig te voorkomen. “Juist verenigingen moeten het hebben van vrijwilligers. Mensen met een baan, een eigen leven, die na het avondeten met het gezin naar
– Gregory Sedoc
de vereniging gaan om zich belangeloos in te zetten. Soms is het een ouder van een jeugdlid, zijn de banden misschien net iets nauwer, maar dan nog weet je niet alles van die persoon. Juist daarom is het belangrijk om van een bepaalde screening op de club beleid te maken, zonder aanziens des persoons. Dat kan door van vrijwilligers een VOG te vragen, dan bouw je toch enige zekerheid in. Vrijwilligers, vooral wanneer ze werken met kwetsbare groepen, moeten een VOG hebben. Daar moeten we niet te lang over discussiëren.”
Een VOG aanvragen is niet ingewikkeld. Sportverenigingen kunnen zich aanmelden voor de regeling Gratis VOG (zie Gratisvog.nl). Wordt de aanvraag goedgekeurd, dan kunnen vrijwilligers de VOG gratis in bezit krijgen.
Vereniging als ontmoetingsplek
Hoe groot de betekenis van de vereniging in het Nederlandse sportlandschap ook is, de opkomst van het ongebonden sporten, zonder lidmaatschap of bijkomende verplichtingen, valt niet te ontkennen. Sedoc: “Ik werk ook aan mijn conditie bij een sportschool en dat is prima, ook daar kun je bewegen. Maar na een uurtje zeg ik gedag en ben ik weg. Dat kun je eigenlijk niet vergelijken met de vereniging, die in het leven van veel mensen een belangrijke sociale functie heeft. De sportvereniging zoals wij die in Nederland kennen, móet blijven en dat zeg ik niet omdat ik van de oude stempel ben. Ik volg de wetenschap vrij goed, onder andere via enkele wetenschappelijke tijdschriften, en dan lees ik dat voor velen de echte klap van de coronacrisis nog komt; dat toenemende eenzaamheid grote, vooral psychische gevolgen gaat hebben. Dat onderschatten we nu nog, denk ik. Dan zijn juist plekken waar mensen samenkomen, anderen ontmoeten en spreken en houvast vinden, zoals de sportvereniging, heel belangrijk.”
Dat de Nederlandse sportinfrastructuur met de vele verenigingen uniek is in de wereld, zag Sedoc tijdens zijn topsportloopbaan. “Het verschilt van land tot land. In West-Europa zijn best enkele landen die een verenigingscultuur kennen, maar kijk je naar een land als Spanje, dan heeft de sport alweer een veel commerciëler karakter. Ik heb tijdens mijn loopbaan ook enkele jaren in de Verenigde Staten getraind. Sport op de universiteiten is daar heel groot, maar een verenigingsleven kennen ze eigenlijk niet. Nederland is in dit opzicht echt onvergelijkbaar. Neem nu alleenstaande ouderen. Velen van hen gaan een uurtje sporten en doen daarna op de club een kop koffie, spreken anderen, ze vinden er gezelligheid. Dat geldt voor vijftigers, maar loopt door tot hoge leeftijd. En kijk ik naar mijn vereniging AAC in Osdorp, dan is het echt de clubcultuur die de mensen bindt. De club is onmisbaar in de lokale samenleving, een ontmoetingsplek, voor alle mensen met verschillende culturele achtergronden die daar wonen. Naar mijn mening moeten sportverenigingen – of je het nu hebt over een tennis-, een voetbal- of een atletiekvereniging – zich naast het sportieve aspect nog veel meer richten op die maatschappelijke functie, de rol in de wijk. Daar kunnen ze van onschatbare waarde zijn.”
Fair Play
Ongewenst of niet-integer gedrag past niet binnen de sport en dus ook niet binnen de tennis- en padelsport. Dat is het duidelijke standpunt van de KNLTB. Op en naast de tennis- en padelbaan dient iedereen – van pure recreant tot topspeler, leraar, scheidsrechter, toeschouwer, ouder of bestuurder/vrijwilliger – zich eerlijk en sportief te gedragen. Met het project Fair Play, dat de KNLTB in 2015 startte, wil de bond bereiken dat de tennis- en padelsport sportief, veilig en respectvol blijft, wat van groot belang is voor een plezierige sportbeoefening. Meer informatie over Fair Play vind je op Centrecourt.nl/fairplay. Ook daar komt de VOG uitgebreid aan de orde.
Verenigingen vinden alles over de regeling Gratis VOG op Gratisvog.nl.
– Gregory Sedoc