hollandse meesters Ode aan de Nederlandse voetbalcoach
HUGO BORST I YOERI VAN DEN BUSKEN I JOHAN DERKSEN I WILBER HACK I FRANK HEINEN I HENK HOIJTINK I KEES JANSMA I SJOERD MOSSOU JAN MULDER I FRANS OOSTERWIJK I RENATE VERHOOFSTAD I MATTY VERKAMMAN I WILLEM VISSERS I BART VLIETSTRA I EDWIN WINKELS
92
de
Toen ze Željko Petrović eens vroegen hoe hij zijn rol als assistent van Ruud Gullit als trainer van Feyenoord voor zich zag, antwoordde hij: “Ik zou zo een nier voor hem afstaan.” Soms is het onduidelijk waar assistentschap overgaat in lotsverbondenheid. Ergens in het niemandsland tussen trainer en spelersgroep, in het slootje tussen gelijkwaardigheid en strikte hiërarchie, dobbert de assistent. De bakkenist van het topvoetbal: onmisbaar, al begrijpt lang niet iedereen waar die onmisbaarheid hem nu precies in zit.
assistent
‘COOKY’ IS EEN HORDE VOOR WIE HOOFDTRAINER WIL WORDEN DOOR FRANK HEINEN
Hollandse Meesters
93
HUN LIJVEN BEZATEN DE CHOREOGRAFISCHE VANZELFSPREKENDHEID DIE JE WEL AANTREFT BIJ KOPPELS DIE AL JAREN SAMEN WEDSTRIJDEN DANSEN. OP HUN BESTE DAGEN COACHTEN ZE SYNCHROON
94
Voor de assistent bestaat geen oeuvreprijs. Er is niet eens een speciale opleiding voor wie het wil leren. Dus wie het wil worden, moet om te beginnen zichzelf assisteren. Lang geleden, toen ik zelf nog voetbalde, op deplorabel niveau, bij een club aan de rand van het Naardermeer, ontmoette ik er voor het eerst één in het echt. Gert was een gezette veertiger die zelden buiten de kantine werd waargenomen, behalve wanneer hij op het veld nodig was. Gert sleepte doeltjes van de ene naar de andere kant van het trainingsveld, zette met gekleurde plastic hoedjes veldjes uit en stond vervolgens de rest van de training zwijgend langs de zijlijn, verzonken in contemplatie én een winterjack van de club. Op wedstrijddagen vulde hij de bidons. Soms gaf hij iemand uit het niets een draai om de oren. Of dat vriendschappelijk bedoeld was of als daad van agressie, bleef troebel. Wanneer je inviel, nam Gert je trainingsjack aan en overhandigde het aan de speler die het veld verliet. Gert assisteerde in stilte, maar niet zonder schwung. Hij deed wat de beste assistenten doen en liet je zijn eigen overbodigheid vergeten.
anderen vertrokken zelf, met slaande deuren of in goed overleg. Een enkeling verdween gewoon. Maar Gert bleef. Ik weet niet of ooit is getracht om hem uit te rangeren, ik vermoed van niet, maar als het is geprobeerd, dan was het een poging die gedoemd was te mislukken. Gert hoorde bij de club, of beter nog: de club hoorde bij hem. Het was waarschijnlijk eenvoudiger eigenhandig het hele sportpark naar de andere kant van het Naardermeer te slepen.
GERT ASSISTEERDE IN STILTE, MAAR NIET ZONDER SCHWUNG. HIJ DEED WAT DE BESTE ASSISTENTEN DOEN EN LIET JE ZIJN EIGEN OVERBODIGHEID VERGETEN
Ook Gert had zijn lot verbonden, zij het niet aan de man die hij geacht werd te assisteren. Hoofdtrainers kwamen en gingen. Sommigen werden ontslagen,
Hollandse Meesters
De eerste assistent die ik bewust observeerde, was Gerard van der Lem, in de tijd dat hij aan de zijde van Louis van Gaal van Ajax het beste team van de wereld maakte. Bobby Haarms was in die tijd Van Gaals andere assistent, maar hij was er al lang voor Van Gaal en Van der Lem kwamen en zou na hun vertrek tot zijn pensioen in dienst van de club blijven. In zijn afscheidsinterview met de Volkskrant zei hij: “Een hoofdtrainer moet op een zeker moment weg. Als assistent kun je blijven.” Dat wilde Haarms het liefst. Blijven. Net als Gert was hij gehecht aan de club, aan het stadion, aan de geur in de gangen, aan de stad en aan zijn eigen, onomstreden plek binnen dat geheel. Van der Lem bleef niet. Toen Van Gaal naar Barcelona vertrok, reisde hij hem achterna. Later zou hij op eigen houtje de wereld rondreizen als hoofdcoach. Hij
95
was redelijk succesvol, maar vergeleken met die van Ajax en Barcelona waren zijn successen bescheiden. Misschien komt het daardoor dat hij in mijn herinnering altijd een assistent gebleven is. Hoewel ze in het geheel niet op elkaar leken, waren Van Gaal en Van der Lem in hun Ajax-tijd vanaf de tribune nauwelijks van elkaar te onderscheiden. Meestal droegen ze hetzelfde clubkostuum, en
dezelfde regenjas. In hun ogen stond bovendien dezelfde geconcentreerde blik, een blik die altijd balanceerde op het randje van afkeuring – het kan tenslotte altijd beter. Het meest overeenkomstig was hun lichaamshouding: ietsje voorovergebogen, het bovenlichaam richting de zijlijn gekruld. Hun lijven bezaten de choreografische vanzelfsprekendheid die je wel aantreft bij koppels die al jaren samen wedstrijden dansen. Op hun beste dagen coachten ze synchroon:
96
hun armen beschreven ingewikkelde figuren in de lucht, op hun gezichten zette zich de wil om te winnen af die in het veld kennelijk ontbrak. Alleen op momenten van grote opwinding scheidden hun wegen: wanneer Van Gaal iets zag (of iets níet zag wat hij wel had willen zien), draaide hij zijn bovenlichaam een kwartslag richting zijn assistent. De hoofdtrainer riep en gebaarde dat het een aard had. Van der Lem bleef in die gevallen meestal stuurs voor zich uit kijken,
Hollandse Meesters
sigaar tussen de vingers, de ogen ietwat toegeknepen, alsof hij aan de andere kant van het veld een kennis ontwaarde. De situatie op de bank deed denken aan de auto scènes in de belegen sitcom Keeping Up Appearances, die de TROS destijds uitzond: de pretentieuze haaibaai Hyacinth Bucket naast haar chaufferende man Richard, hem wijzend op voetgangers op de stoep
97
en het gebruik van zijn richtingaanwijzer. In diezelfde periode zat Eddy Achterberg bij Roda JC aan de zijde van Huub Stevens. Elke driftaanval van Stevens liet Achterberg in stilte over zich heen komen. Alsof het allemaal zijn schuld was, met de lijdzame tronie van Richard Bucket. Een “afreageerpop” noemde Jan Mulder dat.
Het verschil tussen Richard Bucket en een goede assistent is: Richard gaf – soms – antwoord. Een goede assistent zwijgt. Zijn niet-spreken is een belangrijk onderdeel van een constructieve stilte in een dug-out. Ademend klankbord. Tegenspraak is ruis die je opspaart voor de evaluatie op maandagmorgen. Op wedstrijddagen doet de lotsverbondenheid meer denken aan de relatie van een bevriend stel dat tijdens een gezamenlijk etentje knallende ruzie krijgt. Plots zie je hoe de verhoudingen écht liggen, en dat is nooit een prettig gezicht. De assistent is de stille in de relatie. Het slachtoffer, bij tijd en wijle. Is de trainer een schoolmeester, dan is de assistent de conciërge die de laatkomers beboet. Is de trainer een dwangmatig grappenkanon, dan koopt de assistent een scheetkussen en betoont zich vervolgens zo verbaasd als maar mogelijk wanneer er vanaf zijn stoel in een
“EEN HOOFDTRAINER MOET OP EEN ZEKER MOMENT WEG. ALS ASSISTENT KUN JE BLIJVEN”
98
volle bestuurskamer een voor iedereen hoorbaar “PWEHH” opstijgt. Ook op die momenten is zwijgzaamheid een pre. Het zwijgen van de assistent is bij voorkeur ondoorgrondelijk. Johan Neeskens kon zwijgen dat de stukken eraf vlogen, Wim Jansen ook. Bij hen had je geen flauw idee wat er in hen omging, en óf er wat in hen omging. Willem van Hanegem zweeg ook, maar die keek er te ironisch bij. Onder de deken van zijn zwijgen staken de uiteinden van zijn eigen opvattingen duidelijk zichtbaar uit. Té duidelijk. De regel is: je mag er als assistent wel ideeën op nahouden, graag zelfs, maar het moeten geen principes worden. Lang verkeerde ik in de veronderstelling dat de beste assistenten dus zwijgzaam van aard waren. Later zag ik Achterberg eens in de perskamer van FC Twente en zat ik in een radioprogramma met Gerard van der Lem. In beide gevallen kwam ik er niet tussen. Met andere
GOEDE ASSISTENTEN ZIJN HELEMAAL GEEN ZWIJGERS, ZIJ WETEN WANNEER ZE HUN MOND MOETEN HOUDEN
Hollandse Meesters
99
woorden: goede assistenten zijn helemaal geen zwijgers, zij weten wanneer ze hun mond moeten houden. Zo kon je al ruim van tevoren zien aankomen dat Aron Winter en Roy Makaay uitstekende assistenten zouden worden. Jan Wouters: idem dito, alleen moest hij er eerst zelf even achter komen. Uitzondering op die regel is Michael Reiziger. Leek mij zijn hele loopbaan lang warm te lopen voor een tweede leven als assistent en dreigt nu een prima hoofdtrainer te worden.
Er zijn dus assistenten wier lotsverbondenheid de club geldt én je hebt er die zich aan een hoofdtrainer vastklampen als een koala aan een eucalyptusboom en hem nareizen tot in de diepste jungle. Cooky Voorn was zó allergisch voor verantwoordelijkheden, dat hij jarenlang alleen in het kielzog van Bert van Marwijk de wereld over reisde, tot aan de WK-finale aan toe. De paar keer dat hij als interim-trainer op de bank moest zitten, sliep hij de hele week niet. Later kregen Voorn en Van Marwijk grote ruzie, het kielzog
100
Hollandse Meesters
101
werd leeggeruimd en Bert en Cooky verdwenen uit elkaars leven. Jarenlang durfde Voorn niet zijn stamkroeg in Meerssen binnen te gaan, uit angst zijn voormalige beste vriend daar tegen het lijf te lopen, maar inmiddels is hij wel eindelijk hoofdtrainer, bij RKSV Bekkerveld in Heerlen. Zelf vermoed ik dat zijn (bij)naam niet heeft meegeholpen. ‘Cooky’ is een horde voor wie hoofdtrainer wil worden, zoals ‘Eddy’ of ‘Tonny’ dat ook is. Verkleinnamen stralen nu eenmaal onvoldoende gezag uit. Wie weet hoe de geschiedenis gelopen was als Voorn zich gewoon ‘Dick’ had laten noemen, en Achterberg ‘Ed’, en Bruins Slot ‘Ton’. Soms werkt het zelfs andersom: Ron de Groot, die al zijn hele leven Ron de Groot heet, wordt bij N.E.C. – waar hij al een kwarteeuw assistent is en waar zelfs een tribune naar hem is vernoemd, uitzonderlijk toch, voor een assistent – regelmatig ‘Ronnie’ genoemd.
Krüzen, een man die als voetballer van vergelijkbaar niveau was. Bosz iets succesvoller, Krüzen wat meer talent. Maar ook wanneer Krüzen vele malen beter was geweest dan-ie was, had hij toch de ideale assistent voor Bosz kunnen zijn. Al blijft het een koddig gezicht: Marco van Basten als assistent van Alex Pastoor. Dat duurde dan ook niet lang.
EEN ZEKERE BROEDERSCHAP IN DE VERHOUDING TUSSEN HOOFDTRAINER EN ASSISTENT IS WENSELIJK, MAAR ZODRA ZE DEZELFDE ACHTERNAAM KRIJGEN, WORDT HET TOCH IETWAT ONGEMAKKELIJK
Bert was een betere voetballer dan Cooky, zoals Advocaat beter was dan Pot en Cruijff het won van Rexach. Het is niet noodzakelijk dat een assistent een mindere voetballer was: Gullit, Rijkaard en Bergkamp zijn – met wisselend succes – ook assistent geweest. Over Bergkamp gesproken: diens voormalige baas Peter Bosz werkt al jaren intensief samen met Hendrie
Een zekere broederschap in de verhouding tussen hoofdtrainer en assistent is wenselijk, maar zodra ze dezelfde achternaam krijgen, wordt het toch ietwat ongemakkelijk: er gaat iets kapot in de gelijkwaardigheid wanneer twee broers samen een elftal leiden. Uit de tijd dat Ronald en Erwin Koeman samen aan het roer stonden bij Everton, herinner ik me foto’s waarop Ronald (de jongste) op de bank zit met een keurige clubpolo en in pantalon, terwijl Erwin een flodderig trainingsshirt en een korte broek draagt. Hoogstwaarschijnlijk ligt ergens in die foto’s de kern van het verschil tussen de assistent en de hoofdcoach, een zelfs binnen families onoverbrugbare karakterkloof, het onderscheid tussen ‘ten koste van veel’ en ‘ten koste van alles’. Bij het ontslag van een hoofdtrainer zal een assistent altijd aarzelen om zelf ook op te stappen, vanwege de loyaliteit. Sommigen doen het, anderen doen het
102
De wereld verandert, de assistent verandert mee. Clubmensen bestaan nog, maar zitten steeds minder op de bank. Alleen bij kleinere clubs – Roda JC, VVV-Venlo – zijn nog klassieke clubassistenten in dienst. Steeds vaker echter krijgen mensen die vroeger op basis van hun staat van dienst automatisch een assistentschap voor het leven kregen aangeboden, een fanshop of een teamleiderschap in de maag gesplitst. De nieuwe assistent is onderdeel van een team van trainers dat van club naar club trekt, als marktkooplui die overal ter wereld ervaring, methodes en teambuilding komen venten.
DAT IS DE KERN VAN HET VERSCHIL TUSSEN DE ASSISTENT EN DE HOOFDCOACH: HET ONDERSCHEID TUSSEN ‘TEN KOSTE VAN VEEL’ EN ‘TEN KOSTE VAN ALLES’
met tegenzin niet. Assistenten die het ontslag van hun hoofdtrainer als kans beschouwen, een beloning voor hun geld, zijn hoofdtrainers in het lichaam van een assistent. De hoofdtrainer is nu eenmaal anders gebakken. Wanneer na een zoveelste nederlaag een woedende menigte schreeuwt om zijn hoofd, zal hij eerst het hoofd van zijn assistent aanbieden. Neem dat maar. Veel lekkerder.
Hollandse Meesters
Ook de term ‘veldtrainer’ is in opkomst. Alfred Schreuder is een veldtrainer, Hennie Spijkerman, Pepijn Lijnders. René Meulensteen was bij Manchester United al veldtrainer nog voor de term überhaupt naar het Europese vasteland was overgewaaid. De veldtrainer zwijgt ook, maar alleen in het weekend. Doordeweeks is het de hoofdcoach die in stilte toekijkt. Maar uiteindelijk heeft ook de veldtrainer nood aan iemand naast zich. Een Gert. Iemand die zwijgt, die de jackies van inkomende spelers om de schouders van gewisselde spelers drapeert en die zijn organen niet aanbiedt alsof het blokjes Toblerone zijn.
103