NLCOACH NR 4 - 2013

Page 1

8e jaaRGanG - nummeR 4 - 2013

COACH vaN coacheS - voor coacheS - door coacheS

BaRt BENNEMa “COaCHES HEBBEN aLLEMaaL HuN EGO” GEORGE DE JONG “HEB HEt LEF HEt aNDERS tE DOEN” GIJS RONNES “IK BEN VEELEISEND”

MaRCEL WOuDa “aLS COaCH BEN JE aLtIJD IN ONtWIKKELING”

Thema

coach eN opleidiNg

Arjen Boonstoppel | Jan Minkhorst | Johan Cruyff Institute for Sport Studies



voorwoord joop alberda

‘Winnen doe je niet alleen’, dat telt in de atletiek!

@joopalberda

Het was een bijzondere en inspirerende ervaring om, in mijn tijdelijke baan als technisch directeur van de Atletiekunie, de wereldkampioenschappen in Moskou van dichtbij mee te maken. In alle opzichten trouwens. Bij wedstrijden waar de besten van de wereld elkaar opjoegen tot fenomenale sport en dito prestaties, maar ook in de catacomben waar we als relatief kleine Nederlandse kolonie logistiek onze eigen weg moesten vinden in onze vanzelfsprekende drang om te scoren. Dan is het buitengewoon fijn om uiteindelijk met een zilveren – voor verspringer Ignisious Gaisah – en een bronzen medaille – voor zevenkamper Dafne Schippers – thuis te komen. Die prijzen bepalen tenslotte je gezicht op het wereldtoneel, maar ze bewijzen vooral dat je in eigen land goed bezig bent. Waar je als voormalig coach in zo’n ruime week van topsportprestaties niet aan ontkomt is om de vergelijking te maken tussen de team- en individuele sporters. Wat me dan in de eerste plaats opvalt is dat je in de teamsporten een ontwikkeling waarneemt van steeds meer begeleiders bij en rond een ploeg. Onlangs werd daar nog melding van gemaakt bij het EK voetbal voor elftallen onder de 23 jaar in Israël, waar werd gesproken van een begeleidingsstaf die getalsmatig net zo groot was als de selectie. Elk specialisme lijkt onderhand wel aan een team te zijn toegevoegd, zonder dat het teamgevoel er door is gegroeid. Teamsporters zijn daardoor naar mijn idee ook in toenemende mate als individu aan het sporten. Het omgekeerde heb ik bij de afgelopen WK in Moskou gezien bij de atleten, waar niet alleen sprake was van een selectievere begeleidingsstaf, maar waar ook atleten steeds meer als een hecht team optraden. Het motto ‘Winnen doe je niet alleen’ is standaard geworden in de atletiek; coaches en atleten beseffen dat ze elkaar bij grote prestatiedruk nodig hebben, ze vormen een multidisciplinair team waarin iedereen er op voorhand van overtuigd is dat ze samen alles moeten geven om hun kunstje te kunnen doen. Door als team te opereren komt er bij de individuele atleet energie vrij om te kunnen presteren. Het is waar twee werelden elkaar moeten kunnen vinden. Datzelfde geldt dan voor wat ik maar gemakshalve ‘het bouwen van de sporters’ noem. Ik heb in Moskou met voldoening en bewondering gekeken hoe atleten, de tien- en zevenkampers voorop, met behulp van de bouwstenen van fysieke en mentale training de grens van hun atletisch kunnen hebben bereikt. Ze presteren stuk voor stuk op de rand van hun mogelijkheden en zijn daartoe in staat door heel geconditioneerd, geproportioneerd en gedisciplineerd hun route naar succes uit te stippelen. Dat vraagt een voortdurende balans in lichamelijk en geestelijk doen en laten. De individueel ingestelde atleten in Moskou hebben mij ervan overtuigd dat als er voor de teamsporters nog een mogelijkheid zou zijn om prestatieve winst te boeken, die vooral moet worden gezocht in een nog gerichtere en bredere scholing van het atletisch vermogen. ‘Bouwen van sporters’, ik heb er in Moskou van genoten.

nummer 4 - 2013

COACH

3


uitgelicht

Nieuwe visie met resultaat Nooit eerder in de Nederlandse geschiedenis slaagde een ‘Holland Vier’ erin goud te winnen bij de WK. In het ZuidKoreaanse Chungju braken Boaz Meylink, Mechiel Versluis, Kaj Hendriks en Robert Lücken met dat verleden. Op imponerende wijze triomfeerden zij onder leiding van coach Mark Emke in dit sterk bezette veld. Het was ook 22 jaar geleden dat Nederland bij de WK goud veroverde in een olympische klasse. Goud was er in Chungju ook voor de lichte vrouwendubbelvier. Met brons voor Rogier Blink en Mitchel Steenman was het Oranje-succes compleet. Dat resultaat van de roeiers komt na de zeer teleurstellend verlopen Olympische Spelen in Londen. “We hebben een opfriscursus ondergaan”, zei technisch directeur Hessel Evertse “De nieuwe visie werpt nu al zijn vruchten af.” FOTO’S: ANP PHOTO



NLCOACH is een uitgave van NLcoach en Arko Sports Media in samenwerking met NOC*NSF. Het blad verschijnt vijf keer per jaar.

Hoofdredactie Joop Alberda & Poul Annema 8e jaargang, nummer 4 oktober 2013 Aan dit nummer werkten mee Cors van den Brink Mariëlle van Bussel Mark van den Heuvel Kirsten van der Kolk Mart Smeets John Volkers Tesse de Wekker Rob Willemse Redactieadres Arko Sports Media NLCOACH Postbus 393, 3430 AJ Nieuwegein T. 030 - 707 30 00 F. 030 - 605 26 18 Uitgever Michel van Troost E. michel.van.troost@sportsmedia.nl Marketing Daniëlle de Jong E. marketing@sportsmedia.nl Lidmaatschap NLcoach Leden van NLcoach ontvangen automatisch vijf keer per jaar het blad NLCOACH. Meer informatie over het lidmaatschap is verkrijgbaar bij NLcoach.

NLcoach Wattbaan 31-49 3439 ML Nieuwegein T. 030 - 751 38 20 F. 030 - 751 38 21 E. info@nlcoach.nl W. www.nlcoach.nl Lezersservice Abonnementen/adreswijzigingen Arko Sports Media Postbus 393, 3430 AJ Nieuwegein T. 030 - 707 30 00 F. 030 - 605 26 18 E. info@sportsmedia.nl Abonnementen Regulier abonnement € 28,30 per jaar (excl. 6% btw). Studentenabonnement € 21,70 per jaar (excl. 6% btw). Voor verzendingen buiten Nederland wordt een jaarlijkse toeslag berekend van € 8,50 (incl. btw). Opzeggingen van het abonnement – uitsluitend schriftelijk – dienen uiterlijk zes weken voor afloop van de abonnementsperiode in het bezit te zijn van Arko Sports Media BV. Ontwerp en opmaak Wielaard Studio, Belfeld Drukker PreVision, Eindhoven Coverfoto KNZB

Inhoud Marcel Wouda: “Als coach ben je altijd in ontwikkeling” 14 Bart Bennema: “Coaches hebben allemaal hun ego” 10

George de Jong: “Heb het lef het anders te doen” 18

Reprorecht Het verlenen van toestemming tot publicaties in dit tijdschrift houdt in dat de uitsluiting van ieder ander onherroepelijk door de auteur is gemachtigd de door derden verschuldigde vergoedingen voor kopiëren, als bedoeld in artikel 17 lid 2 van de Auteurswet 1912 en in het Koninklijk Besluit van 20 juni 1974 (Stb. 35) ex art. 16b van de Auteurswet 1912 te innen en/of daartoe in en buiten rechte treden.

©2013 NLcoach/Arko Sports Media, Nieuwegein Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, in fotokopie of anderszins gereproduceerd door middel van boekdruk, foto-offset, fotokopie, microfilm of welke andere methode dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.

44

Lid van het Nederlands Uitgeversverbond (NUV), groep uitgevers. ISSN 1871-9813

6

COACH

Gijs Ronnes: “Ik ben veeleisend”

nummer 4 - 2013


Coach en opleiding

Thema

Inleiding NOC*NSF heeft de bonden in hun trainer/coachopleiding op één lijn

23 24

Arjen Boonstoppel: “Opleidingsstructuur smal, maar goed” Jan Minkhorst: “5.000 gediplomeerden via ROC’s” Johan Cruyff Institute for Sport Studies: “Alles in de geest van Johan Cruijff”

28

En verder… Holland Vier haalt goud binnen

4

Servicepagina NLcoach

9

De column van John Volkers

13

De column van Joost de Jong

21

SportCoachNL: het eerste boek van NLcoach Roeicoach Eelco Meenhorst: “Ik heb nooit bewust gekozen voor een coachcarrière” Top en flop: Foppe de Haan Teun de Nooijer: “Hockey is meer dan een hobby” Sportkader Nederland: Wint generalist van specialist? Toon van Helfteren: “Wie hard wil werken, wil ik beter maken” Nationaal Coach Congres dit jaar anders dan anders De column van Mart Smeets

nummer 4 - 2013

COACH

30 32 35 36 41 42 48 50 7



SERVICEPAGINA

SportCoachNL eerste boek NLcoach!

NLcoach lanceert eigen kledinglijn!

Nick van Sinderen en Cees Vervoorn zijn de schrijvers van het nieuwe boek SportCoachNL - Gildemeester, Wetenschapper of Visionair? Vanaf 25 september 2013 is het boek verkrijgbaar via de website van NLcoach. Het boek kost slechts 12,50 euro, exclusief verzendkosten. Vanuit de nieuwsgierige vraagstelling van een outsider geven 22 coaches, sporters en betrokkenen, een visie op coachen in de (top)sport. Ieder met zijn of haar eigen carrière als uitgangspunt. Met de kennis en ervaring van een insider zijn vervolgens thema’s uit de interviews met een persoonlijke noot toegelicht. Voor de (ervaren) coach, atleet of goed ingevoerde buitenstaander biedt het vele herkenningspunten die uitnodigen tot reflectie op eigen ervaringen. Voor de niet-sporter met interesse voor persoonlijke achtergronden en drijfveren is het een kijkje in de keuken van deze experts. Verschillend van achtergrond. Identiek voor wat betreft de passie voor sport, is het coachen in al haar verschillende hoedanigheden belicht.

NLcoach introduceert op 1 oktober een kledinglijn voor trainers en coaches. De prachtige kledinglijn bestaat uit een coachjas, trainingspak, sweater, polo, short en regenjack. Ga voor meer informatie naar www.nlcoach.nl.

Congressen 2e helft 2013 Wat

Waar

Wanneer

AFAS Coach Congres

AFAS Theater in Leusden

17 oktober

‘Winst’ boeken; ontwikkel jezelf als trainer-coach

Assen

1 november

De praktische toepasbaarheid van mentale begeleiding

Academie voor Lichamelijke opvoeding in Den Haag

8 november

Congres in samenwerking met de VML

omgeving Utrecht

16 november

Congres in samenwerking met CIOS Goes en Sport Zeeland

CIOS Goes in Goes

28 november

Nationaal Coach Congres

Landstede in Zwolle

13 december

Wat

Docent(en)

Locatie

Basisvaardigheden Mental Coaching (Start cursus: 30 september)

Rogier Hoorn

Haarlem

Plannen, periodiseren, pieken – hoe doe ik dat? (Start cursus: 1 oktober)

Henk Kraaijenhof

Amersfoort

Regeneratie- en hersteltraining (Start cursus: 3 oktober)

Henk Kraaijenhof

Amsterdam

Coachen op concentratie (Start leergang: 4 oktober)

Jan Huijbers

Nieuwegein

Verhoog de coach- en trainbaarheid van jouw sporters met de Action Type benadering! (Start leergang: 11 oktober)

Peter Murphy en Bennie Douwes

Erp

Team in Beweging (Start leergang: 18 oktober)

Peter Murphy, Bennie Douwes en Joop Alberda

Erp

Snelheid (Start cursus: 29 oktober)

Henk Kraaijenhof

Den Bosch

Mentale Wedstrijdvoorbereiding en Visualisatie” (Start cursus: 12 november)

Rogier Hoorn

Rotterdam

Mental Coaching van jeugdteams in het voetbal! (Start cursus: 14 november)

Sandra van Essen

Zeist

FLOW; bereiken van de ideale prestatietoestand, gezien vanuit de werking van het brein! (Start cursus: 18 november)

Patrick van der Molen

Nieuwegein

Presteren onder druk! (Start cursus: 25 november)

Rogier Hoorn

Den Bosch

Cursussen 2e helft 2013

nummer 4 - 2013

COACH

9


talentcoaches

Nederlandse atletiek groeit stilaan naar mondiaal niveau “Hoge doelen, maar wel over een periode van tien jaar” Voor het eerst sinds 2005 won Nederland twee medailles bij de WK atletiek en voor de eerste keer stond er een vrouw op het podium. Veelzeggender is dat er relatief veel atleten tot finales en halve finales wisten door te dringen. Het topsportbeleid begint vruchten af te werpen. Maar hoe staat het met de talenten?

Door: Cors van den Brink Foto’s: Erik van Leeuwen

10

COACH

nummer 4 - 2013

G

rete Koens (midden- en lange afstand) en Bart Bennema (meerkamp) zijn twee talentcoaches van de Atletiekunie. Zij begeleiden niet alleen hun eigen atleten, die op Papendal trainen, maar zien ook wat hun collega’s elders in het land doen om beloftevolle sporters te bieden wat nodig is. Bovendien weten ze wat talenten moeten doen om de mondiale top te bereiken. Een voorbeeld van zo’n jonge atlete is Maureen Koster, die bij de WK in Moskou de halve finale van de 1.500 meter bereikte. Het was een ware ontdekkingsreis voor de 21-jarige loopster, die voor het eerst aan den lijve ondervond hoe hard het er aan de top van haar discipline aan toegaat. Niet alleen qua pure snelheid, maar ook in het duwen en trekken om de beste posities tijdens een race. “Maureen heeft hier twee keer een tijd van 4.08 gelopen en dat is voor haar een prima prestatie, want ze had tot nu toe maar één keer 4.06,50 gelopen”, zegt Grete Koens. “Als ze écht mee wil doen, zal ze net als de andere WK-finalisten een pr van 4.04 moeten hebben en binnen enkele dagen drie keer een race in 4.06 kunnen lopen.”

“De meeste Nederlandse atleten hebben geen flauw idee wat ervoor nodig is om zo’n stap te maken”, zegt Koens. “Ik begin daarom vaak met dit soort cijfertjes. Op basis van de logboeken van en andere informatie over atleten als Bram Som, Gert-Jan Liefers en Ellen van Langen weet ik wat het aan training vergt om op mondiaal niveau te acteren en dat kan ik dus aan de talenten van nu vrij nauwkeurig laten zien. En ik vertel hen welke lifestyle daarbij nodig is. Een topsportcarrière vergt een bepaalde mindset. Jongeren moeten hoge doelen stellen, maar ik wil ze wel confronteren met het feit dat een topsportcarrière meestal tien jaar in beslag neemt.” Bart Bennema, coach van de winnares van het brons in Moskou Dafne Schippers: “Voor de meerkamp zijn die gegevens ook beschikbaar. We weten wat wereldtoppers presteerden in hun juniorentijd. Maar wat ik bij Nederlandse talenten vaak mis, is een goede belastbaarheid. Vandaar dat er zoveel jongeren vanwege blessures afhaken. De algemene atletische vorming en het basisduurvermogen


“Een topsportcarrière vergt een bepaalde mindset” [Koens] zijn te weinig ontwikkeld. We moeten weer leren om de simpele dingen goed te doen. Zorgen voor sterke voeten, de bil goed kunnen strekken, een andere lichaamshouding dan het gebogen zitten over je smartphone.” “Een sprint is niets anders dan zo snel mogelijk van A naar B zien te komen en met een paar simpele technische aanpassingen kun je veel verbeteren: rechtop lopen, knie goed naar voren, geen grote pendel naar achter. Ga daar nou eerst eens aan werken.” Maar kunnen jongeren van zestien, zeventien jaar dat overzien, of dromen ze alleen van die Olympische Spelen? Bennema: “Natuurlijk liggen die Spelen ver weg, dus je moet denken in stapjes. Dan krijgt het allemaal wel z’n plaats.” Koens: “Ik ga vragen stellen. Hoe ver woon je van school en hoe ver van de baan waar je traint? Hoeveel reistijd ben je kwijt en hoeveel rust kun je per dag nemen? Dan komen ze meestal zelf wel met ideeën over wat ze moeten veranderen.” Bennema: “Ik ben wat directer. Ik schets wat we op Papendal te bieden hebben. Daar kun je elke dag onder optimale omstandigheden trainen en daar trainden de meesten van de meerkampers die nu succesvol zijn. Thuis lukt je dat niet, zeg ik dan. Hier trainen we om 15.00 uur en lig je na het eten en je huiswerk op tijd in bed. Op de vereniging is de trainer op z’n vroegst om 18.00 uur beschikbaar. Al moet je ook niet alles voor ze willen regelen. Het is heel wat voor een zestienjarige om op Papendal te gaan wonen en zelf te zorgen voor je huiswerk en je kleding en voor van alles en nog wat. Maar daar leren ze van.” Koens: “Ze worden snel zelfstandig

en dat is een van de eigenschappen waarover een topsporter moet beschikken. Er moet gewoon een verschrikkelijk goede kop op zitten. Ze zijn soms moeilijk en bijna altijd eigenwijs, maar dat zijn wel de mensen die het heel graag willen en er alles voor over hebben.”

Is succes op mondiaal niveau maakbaar? Bennema: “We begonnen vijf jaar geleden met een tiental atleten, die toen in onze ogen allemaal toppers zouden kunnen worden. Natuurlijk zijn er afvallers, maar er stond ook een aantal in Moskou op de WK. Garanties zijn er nooit, maar we leren wel steeds beter inzien wie potentie hebben en wat we moeten doen om die potentie tot ontwikkeling te brengen.” Koens: “Op mijn terrein zijn we ons bijvoorbeeld beter gaan realiseren dat talenten voor de 800 meter over andere eigenschappen beschikken dan atleten die beter voor langere afstanden kunnen kiezen. De ontwikkelingscurve verloopt veel steiler. Dus als jonge junioren wél heel snel zijn op de 800 meter, maar daarna weinig progressie laten zien, kun je ze zich beter op andere afstanden laten richten.” De capaciteit van Papendal is niet onbeperkt en bovendien krijgt de Atletiekunie voor enkele trainingsprogramma’s, waaronder de midden- en lange afstand, geen financiering meer van NOC*NSF. Toch is een voorwaarde voor mondiaal succes dat de kweekvijver aan talenten voldoende groot is. Koens: “Daar is synergie voor nodig. Ik wil adviseren, motiveren en inspireren. Ik laat de talenten die niet op Papendal zitten elke week een keer samen trainen. Dat stimuleert hen geweldig. Als ik er niet ben, organiseren

Bart Bennema met Dafne Schippers in Moskou.

Grete Koens met atlete Maureen Koster.

ze zelf wel wat. Daarnaast breng ik de ouders regelmatig bij elkaar, omdat zij moeten bijdragen aan de lifestyle die nodig is. En ik overleg heel regelmatig met de coaches. Die werken niet allemaal zoals ik het zou doen, maar dat hoeft ook niet. Als je maar bereid bent om van elkaar te leren. En als je ziet hoeveel jonge lopers zich hadden gekwalificeerd voor het EYOF, weet je dat er heel veel talent is.” Bennema: “In de meerkamp is dat net zo. Wij kunnen atleten uitnodigen om naar Papendal te komen, maar we kunnen daarnaast coaches die in de regio werken bewust maken van wat er nodig is om op wereldniveau te presteren. Coaches zijn ambitieus en hebben allemaal hun ego, maar dat neemt niet weg dat je open kunt communiceren over wat voor een talent de beste weg is naar de top. Ze zullen in ieder geval fulltime moeten kunnen en willen trainen.”

nummer 4 - 2013

COACH

11



Eerst doen, dan oogsten Het tegenwoordige denken in geld en budget, als onmisbaar onderdeel van die lastige weg naar topsportsucces, is deze zomer onder vuur komen te liggen. Joop Alberda zei na de WK atletiek dat hij een hekel heeft aan sporters die naar bond dan wel NOC*NSF wijzen en de hand ophouden. Ga aan de slag, volg je ambitie, beleef je passie, doe waar je goed in bent. Als dat met nul centen begint, dan moet dat maar. Alberda, interim technisch directeur van de Atletiekunie,verklaarde zich verkneukeld te hebben om atleten als neo-Nederlander Ignisious Gaisah en de Friese hoogspringer Douwe Amels. De eerste koos voor een verspringloopbaan, ver weg van vrouw en kind. De tweede werd Europees kampioen fosburyflop met nul komma nul ondersteuning. Dat zijn de mensen van wie de Nederlandse topsport anno 2013, het eerste jaar van de mindere geldstromen, het zou moeten hebben. Eerst doen, dan oogsten, qua medailles en misschien ook op de jaaropgave voor de inkomstenbelasting. Alberda in NRC Handelsblad: “Je moet zelf willen, zelf je verantwoordelijkheid nemen. Als anderen dat zien, sluiten ze wel aan. Zo moet het, niet andersom.” Die pittige post-WK-uitspraken kwamen in de week dat ik twee verhalen tegenkwam die daarbij aansloten. Het eerste “Je moet zelf willen, zelf je was de story van turncoach Rob Stout. Het kwam uit een oud artikel, net na de WK van Gent in 2001 gepubliceerd. Alberda verantwoordelijkheid nemen” was juist aan zijn tweede termijn als technisch directeur van NOC*NSF begonnen had nog niet besloten de turners extra ondersteuning te geven. Eerst laten zien, dan pas bijspringen, was zijn adagium. Bondscoach Ruud Jacobs had in Gent de handdoek geworpen, omdat hij zijn aanstelling gehalveerd zag. Daar traden Gerard Speerstra en Rob Stout aan als nieuwe bondscoaches. Stout werkte vierenhalve dag als leraar lichamelijke opvoeding,daarnaast werkte hij sinds 1980 als bondstrainer. Negen maanden per jaar, voor zestien uur per week. In de praktijk was dat vrijwel een voltijdbaan. Het operationele budget was in 2001 7.000 euro (15.000 gulden). Stout zag mogelijkheden. “Mij krijgen ze niet klein, zelfs niet met die schamele 15.000 gulden die de KNGU per jaar voor de turnmannen uittrekt”, sprak de Sliedrechter destijds strijdlustig. Er was talent: Yuri van Gelder, Jeffrey Wammes en de toen vijftienjarige Epke Zonderland. Stout en Speerstra kregen gelijk. Elf jaar later, Daniël Knibbeler was de hoofdcoach in een staf van tien vakmensen, won Zonderland olympisch goud. Van Gelder was zeven jaar eerder al wereldkampioen geworden. Nog zo’n verhaal over klein beginnen, weinig eisen en groots presteren. Olympisch zwemkampioen Pieter van den Hoogenband vertelde erover in NUsport. Na twee vierde plaatsen bij de Olympische Spelen van 1996 (Atlanta) werd er door NOC-voorzitter Huibregtsen aan VdH en zijn coach Jacco Verhaeren gevraagd wat er nodig was het begeerde tweetal in Nederland te houden. Pieter: “Wij zeiden: ‘We hebben 75.000 gulden nodig, meneer Huibregtsen.’ Daarmee konden we alles doen wat we wensten.” Joop Alberda was de technisch directeur die de cheque kwam brengen. Vier jaar later werd Van den Hoogenband in Sydney olympisch kampioen op de 100 en 200 meter vrije slag.

nummer 4 - 2013

COACH

column john volkers

John Volkers is ruim twintig jaar sportverslaggever van de Volkskrant. Hij bezocht onder meer alle Olympische Zomerspelen sinds 1984 en vier EK’s en WK’s voetbal. Verder schreef hij boeken over volleybal (De Lange Mannen, 1995), voetbal (De Internationals, 1999) en zwemmen (Zwemmen in goud, 2008). In zijn vrije tijd lijdt hij pijn op de racefiets.

13


COVErinterview

Marcel Wouda blijft als coach altijd in ontwikkeling

“Goede keuzes maken, dat is ook een talent”

Zwemtrainer Marcel Wouda (41) is de opvolger van succescoach Jacco Verhaeren. Hij staat in Eindhoven aan de rand van het bad voor toppers als olympisch kampioenen Ranomi Kromowidjojo en Femke Heemskerk. Wouda is de man van ‘het proces’, niet van het verwachtingspatroon. Door: John Volkers

Het vak van zwemcoach is sommigen met de paplepel ingegeven. De eigen actieve zwemjaren leveren kennis en ervaring die later zeer bruikbaar blijken te zijn. Marcel Wouda, wereldkampioen 200 meter wisselslag in 1998, gaf zijn ogen altijd de kost. Hij keek als zwemmer scherp om zich heen, leerde wat hij moest leren en zag wat hij moest zien. Dat ging als vanzelf. Wouda, een kalme reus, verhaalt van het gouden olympische jaar 2000 toen hij alles op alles zette om bij de Spelen van Sydney die lang verbeide medaille van de mooiste soort te halen. “Het was in een trainingskamp in Canet, in Zuid-Frankrijk. Ik trainde al wat jaren met Pieter van den Hoogenband. Vanaf het begin wist ik dat hij een hele goede kon worden. Een supertalent, vooral op zijn snelheid in het water. Maar ook het talent moet zich bewijzen.” “Ik trainde die dag in Canet samen met Pieter. Een set, zo hard, dat ik dacht: hier zwemt een olympisch kampioen. Het was echt een markant moment. Het was mij toen opeens helder dat in mijn baan een olympisch kampioen zwom. Ik voelde dat. Ik was ervan overtuigd. We hebben dat gek genoeg niet eens zo uitgesproken. De trainer was Jacco Verhaeren. Het was een algemeen gevoel dat het zo was.”

14

COACH

nummer 4 - 2013

Ontwikkeling Wie zulk een timmermansoog bezit, gaat er iets mee doen in zijn leven. Wouda werd haast automatisch coach, na een lang en uiterst vruchtbaar zwemleven. Eventjes was hij manager van de nationale zwemploeg, bij de WK van 2001 in Fukuoka. Dat had met zijn Amerikaanse opleiding te maken. “Ik zwom voor de University of Michigan in de Verenigde Staten, bij de befaamde Jon Urbanchek. Ik deed er als studie general management. Een opeenhoping van wiskunde, natuurkunde, informatica en economie. In drie jaar heb ik daar mijn brevet gehaald. Ik was general manager. Mijn opleiding als coach heb ik later in Nederland gedaan. Bij de KNZB heb ik de opleiding topcoach gevolgd. “Als coach ben je altijd in ontwikkeling. Het is nooit klaar. Dat is ook het mooie. Dat ik een andere coach ben dan tien jaar geleden, ook een andere dan die ik een jaar geleden was. Dat zit natuurlijk een beetje in de persoon die je bent, welke kansen je ziet.” “Dat door blijven ontwikkelen, dat moet ook. De wereld is continu in beweging. Starheid is uit den boze. Stilzitten en dichttimmeren zijn niet aan de orde. Ik werk op het Nationaal Trainingscentrum van


FOTO: ANP PHOTO

Eindhoven met een multidisciplinair begeleidingsteam. Het is constant informatie delen. Dat geeft een enorme versnelling van kennis en ontwikkeling.” Specialisten De tijd dat die specialisten op afstand werden gehouden, omdat de grote coach toch alles al wist en beheerste, is voorbij. “Ik heb nu echt veel mensen om me heen, met wie ik voortdurend in gesprek ben. Dat is een verschil met enkele jaren geleden. Die mensen waren er toen ook, maar die zaten veel verder af van de ploeg, van de training, van de dagelijkse gang van zaken.” “Nu heb ik die specialisten sinds een jaar of twee hier op de werkvloer. Er is elke dag een fysiotherapeut aanwezig, niet de hele dag, maar wel een groot deel van de dag. De voedingsdeskundige is twee keer per week in het zwembad. De dokter, Reinier de Groot, komt vier ochtenden per week. Scott Dickinson, de krachttrainer, zien we drie keer per week. Die mensen zijn zo betrokken en zitten zo dicht op het programma. Er is een enorme samenwerking, daardoor krijg je een hele ontwikkeling.” “Het zal de mensen verrassen, maar een deel van de veranderingen die ik na de overname van Jacco

Verharen hier heb doorgevoerd heeft met dat omringende team te maken. Ik heb het ontwikkelen van de start uit handen gegeven. Dat deel van het werk is nu aan Sander Schreven en Roald van der Vliet van het InnoSportLab in ons zwemstadion. Voor sporters is het heel fijn dat andere mensen daar eens naar kijken, mensen die heel veel kennis van zaken hebben. Van de Vliet is bovendien zwemtrainer. Ik knip dat los.” “Ik bekijk de beelden van de starttraining met Sander en Roald. We schrijven aandachtspunten. De uitvoering daarvan leg ik bij hen neer. We bespreken het wel na, maar ik geef ze alle ruimte in de uitvoering. Je kunt zo’n start zo klein knippen als je wilt. De afbuiging na de duik, de eerste beenslag, de bloktijd, de onderwaterfase. Het moet wel behapbaar zijn voor de zwemmers. Ranomi [Kromowidjojo, JV] heeft de snelste start van de wereld, daar zitten we weer heel dicht tegenaan. Dat is mooi in een naolympisch jaar.”

Marcel Wouda met Ranomi Kromowidjojo. “Ze kan onnoemlijk goed zwemmen.”

Erfenis De erfenis van Jacco Verhaeren is een zware. Marcel Wouda is een adept van de Verhaerenschool. Dat kan niet anders. Hij leerde het vak van Verhaeren, geeft hij onomwonden toe. “Als zwemmer ben ik in 2000

nummer 4 - 2013

COACH

15


COVErinterview

geëindigd bij Jacco Verhaeren. Dat is vervolgens ook mijn startpunt geweest in mijn ontwikkeling van coach. Ik was een rijpe zwemmer, dan neem je ook meer op.” Hij stond als coach al vele jaren in Eindhoven in hetzelfde bad als Verhaeren. Wouda werd befaamd als de man die Maarten van der Weijden in 2008 naar het olympisch goud op de 10 kilometer (open water) coachte. Hij keek naar Verhaeren, hij voelde zich comfortabel in de schaduw van de succescoach die wegens zijn tien keer olympisch goud altijd alle schijnwerpers op zich gericht wist. “In die jaren werkte ik naast Jacco die de toppers in het water had. Op dat moment lift je als coach mee met de mogelijkheden en de faciliteiten die daaruit voortkomen. Nu zit ik zelf in die hoofdpositie. Ik kan de route bepalen. Maar dat doe ik in nauw overleg met Jacco. Hij zit daar op grote lijnen achter.”

Het fluitje “Ja, ik heb net zo’n hard en doordringend fluitje op de tong als Jacco Verhaeren. Sommige zwemmers horen het niet. Bij Job Kienhuis deed ik het bij zijn 1.500 meters pas op 300 meter van het eind. Anders werd hij gek. Het is aanmoedigen richting finish. Er zit geen betekenis achter. Het is ook niet tactisch bedoeld. Voor jezelf is het de spanning van je afblazen. Zulke races zijn spannend, maar dan wel op een heel mooie manier.”

Olbrecht “Ik overleg veel, als ik een bepaalde kant op wil. Ik denk er eerst zelf over na. Dan wil ik de visie van Jacco in zo’n kwestie weten. Ja, die vind ik belangrijk. Ik zeg niet dat ik altijd Jacco’s visie overneem of zijn kant opga, maar ik vind het van belang gebruik te maken van de kennis en ervaring die er bij hem bestaan. Dat doet collega Martin Truijens in Amsterdam ook zo.” De aanpak van Verhaeren met zijn toppers was gebaseerd op de wetenschappelijke kennis van Jan Olbrecht, de Belgische inspanningsfysioloog. Op die weg is Wouda naadloos verder gegaan. “Olbrecht is de basis van ons programma. Het is trainingssturing op basis van wetenschap. Het is testgericht. Het gaat over de ontwikkeling van sporters op meetbare parameters, zoals hun capaciteiten.” “Wat we doen is: je hebt een trainingsblok en aan het einde van dat blok kijk je hoe de sporter ervoor staat op basis van lactaatmeting. Dat is dan weer de basis

16

COACH

nummer 4 - 2013

FOTO: SPORTFOTOGRAFIE.NL

Marcel Wouda (links), adept van de Verhaerenschool.

voor het volgende trainingblok. Dat doen we om de vier tot zes weken, acht keer per jaar. Het is een standaard waar we niet van afwijken. Olbrecht heeft een bepaalde gedachte en visie hoe je een fysiologisch systeem ontwikkelt. En daar staan wij achter.” Kwaliteit-kwantiteit Opvallend is dat Wouda zich in zijn werk als trainer en coach niet tot nauwelijks laat leiden door zijn belevenissen uit de Verenigde Staten, de jaren 1992-1995 met coach Jon Urbanchek. Die schreef voor, de pupil gehoorzaamde. Het waren vele meters, het was stampen en stoempen. Wie niet mee kon, viel af. Volgende graag. “Bij Urbanchek heb ik drie jaar gezwommen. Jon was van de kwantiteit. Ik zeg: je moet zwemmers bieden wat ze nodig hebben. Als dat kwaliteit is, dan is dat kwaliteit. Is het kwantiteit, dan is het kwantiteit. Ik heb zwemmers voor de langere afstanden onder mijn hoede gehad, Maarten van der Weijden [olympisch kampioen 2008, JV], Linsy Heister, Job Kienhuis. Nu is dat Ferry Weertman voor wie ik de schema’s schrijf. Ik noem mezelf de architect van zijn zwemmen.” “Zulke zwemmers zitten qua trainingsomvang een stuk verder dan wat ik bij de 50, de 100 en 200 meter zwemmers doe. Die doen veel meer. Maar dat gaat bij mij niet volgens de filosofie van Jon Urbanchek. Dat is vooral veel en hard. En daardoor, door dat vele en harde, wordt alles middelmatig. Bij mij is dat heel bewust gestoeld op een bepaalde filosofie. Je moet trainen wat je racet. Voor de 10 kilometer open water, wat bij ons Ferry Weertman doet, ontwikkel ik een


De mooiste

FOTO: ANP PHOTO

“Het mooiste uit mijn coachloopbaan waren de laatste 20 meters van Maarten van der Weijden in Peking. Ik wist: het olympische goud is binnen. Je ziet mij op de video in een gele regencape. Ik fietste mee. Het is de laatste 100 meter voor Marcel Wouda feliciteert Maarten van der Weijden met het goud de tribune. Het regende, op de Olympische Spelen 2008. vandaar die cape. Je ziet mij juichen. Ik wist zeker dat Maarten ging winnen. Het was een gelukzalig moment. Het was het meer dan waard. Sowieso was het een hele mooie job om met Maarten te werken.”

zwemmer die twee uur lang 1.08 gemiddeld per 100 meter kan zwemmen. Plus een sprint kan trekken voor in de finale. Dat is wat ik wil. Zo simpel is het. Ze zwemmen natuurlijk niet alleen maar 1.08. Je probeert via allerlei opdrachten dat niveau omhoog te krijgen en dat controleer je dan met lactaatmetingen.” Inbreng Dat is de trainer Wouda, maar hoe staat het met de coach, vragen wij in die drukke dagen van de WK in Barcelona waar Ranomi Kromowidjojo op de slotdag met de wereldtitel op de 50 meter vrije slag het imago van een hele zwemploeg meters opkrikt. Wat is coachen in zwemmen, waar de coaches op de tribune moeten staan en de longen uit het lijf blazen om hun fluitje tot de oren van de zwemmer te laten reiken? “Wat je kunt inbrengen is vooral inlevingsvermogen. Als een wedstrijd begint, is het werk eigenlijk al gedaan. Natuurlijk zit er coaching vast aan de wedstrijd, maar de coaching zit voornamelijk in wat je elke dag doet. Mensen een spiegel voorhouden, mensen helpen zichzelf te ontwikkelen. Daar zit de dagelijkse coaching in. Voor de een gaat dat op een heel confronterende manier, voor de andere op iets mildere wijze. Bij weer een ander gaat het met een omweg.” “Mijn filosofie is wel – daarin heb ik mezelf de laatste maanden sterker ontwikkeld – wanneer je iets constateert, moet je het direct aanpakken. Als je ziet dat sporters iets laten liggen, dan moet je daar iets mee doen. Soms hebben je zwemmers een mindere dag,

dat kan gebeuren. Maar ook dan moet je ze ermee confronteren, vind ik. Het blijft niet ongezegd. Je moet het benoemen.” “Uiteindelijk help je jouw zwemmers daarmee. Zij zijn het die hard willen zwemmen. Als zij dan iets laten liggen op een keerpunt, dan ontwikkel je een zwak keerpunt. Heus niet elke meter hoeft perfect te zijn, maar de dingen moeten wel met aandacht en focus gebeuren. Dat vind ik belangrijk. Aan de andere kant is het soms weer goed even de focus los te laten. Dat kan ook. Dat is dan ook een bewuste keuze. Iemand kan niet 24 uur per dag de boog gespannen houden. Daar geloof ik niet in.” Met zijn geoefende oog, wat zijn dan toch de factoren die een olympisch kampioen als Kromowidjojo zo extra goed maken? Moet je alles hebben om olympisch kampioen te worden? “Ik denk dat Ranomi, net als Maarten van der Weijden voorheen, kampioen is in keuzes maken. Zij heeft een heel duidelijke keuze voor topsport gemaakt en daar leeft zij naar. Voor de volle honderd procent. Daarin doet zij geen concessies.” Zou zij het in haar eentje kunnen? “Nee, dat niet. Ranomi is wel iemand die mensen om zich heen nodig heeft. Begeleiders, collega’s. Zij houdt van de omgang met mensen. Dat is haar talent. Ze kan onnoemelijk goed zwemmen, ze is explosief. Ze kan racen. Maar ze maakt ook de goede keuzes, dat is ook een talent.”

“Ranomi is kampioen in keuzes maken” nummer 4 - 2013

COACH

17


innosportnl

George de Jong bij zijn afscheid als directeur van InnoSportNL

“Sportinnovatie hoort bij de opleiding van de coach” George de Jong heeft zijn werkzaamheden als directeur van InnoSportNL en kwartiermaker van NISSI beëindigd. Of het stil wordt? Hij gelooft het niet. De sport blijft trekken, net als de onweerstaanbare zucht om grenzen te verleggen die hij ook coaches meegeeft. “Durf echt stappen te maken en heb het lef het anders en vooral beter te doen.”

Door: Poul Annema

18

COACH

nummer 4 - 2013

De drang om grenzen te verleggen zat er altijd al in bij George de Jong. Als volleyballer, als coach en ook aan het hoofd van de Koninklijke Nederlandse Hippische Sportbond werd hij voortgestuwd door het idee dat hard werken alleen niet genoeg is om succes te hebben. Wat dat betreft zat hij, de afgelopen vijf jaar, als directeur van InnoSportNL op zijn plaats. Ook bij zijn afscheid weet hij zeker dat hij in de schaduw van een lange topsportcarrière blijft zoeken naar nieuwe wegen. “Alleen niet op de voorgrond en zeker niet als de trekker van iets”, zegt hij vastbesloten.

sluit en zich via zijn eigen bv – SportMinded – gaat richten op advies en begeleiding in de sport zegt hij: “Wij staan nog altijd aan het begin. Daarom heb ik onszelf, als InnoSportNL, ook steeds gezien als pioniers met een duidelijke opdracht: veel op gang brengen, veel stimuleren, trachten om ook kortetermijnsuccessen te realiseren en grensverleggend denken te zien als integraal onderdeel van sportontwikkeling. Want wil je echt succesvol zijn, dan moet je trachten zo veel mogelijk elementen die je kunt beïnvloeden ook daadwerkelijk te verbeteren.”

Succesvol ‘Trekker’ was hij wel toen hij in 2008 werd aangesteld als directeur van InnoSportNL. Hij moest de piepjonge organisatie op de kaart zetten als gangmaker van innovatie in de Nederlandse (top)sport. “Een generalist met een topsportachtergrond, die de beste mensen moest zoeken en de sport moest laten samenwerken met kennisinstellingen en bedrijfsleven”, zei hij toen over zichzelf en zijn verwachtingen. Vanuit zijn overtuiging dat de Nederlandse toptienambitie alleen kans van slagen had wanneer op sportinnovatief terrein stappen zouden worden gemaakt. Nu hij de deuren achter zich

Innovatief denken George de Jong (60) staat voor een kraakheldere visie op topsport en innovatief denken. Terugkijkend: “InnoSportNL heeft gewerkt in de driehoek sport-bedrijfsleven-wetenschap om zaken duurzaam en kwalitatief hoogwaardig te ontwikkelen, maar ik heb daarbij steeds ingebracht dat sport met zijn systematiek, manier van werken en teamgedachte centraal moet staan. Alleen, wil je nieuwe wegen in de sport zoeken dan moet je daarbij topexpertise uit bedrijfsleven en wetenschap betrekken. Dát is voor mij het moderne coachen: een optimaal rendement halen uit betere sportbegeleiding. In een relatief


“Wil je echt succesvol zijn, dan moet je trachten zo veel mogelijk elementen die je kunt beïnvloeden ook daadwerkelijk te verbeteren”

klein land als Nederland is dat cruciaal.” Sport als kernwaarde van innovatief denken. “De vraag van de sport is voor mij leidend bij de discussie over innovatie van sport. Dat die startelementen ook waarde hebben voor wetenschappelijk onderzoek en voor het bedrijfsleven spreekt haast vanzelf. Wij hebben het imago dat we vooral in topsport innoveren, dat komt doordat elementen rond topsport duidelijk en meetbaar zijn en vaak kortetermijnsucces opleveren. In de breedtesport duurt dat langer en is succes afhankelijk van de vraag of er een bedrijf is die dat kan wegzetten in de sport.” Grensverleggend Op de vraag wat hij als de belangrijkste winst van InnoSportNL beschouwt in de afgelopen vijf jaar, wacht De Jong in de levendige Arnhemhal op Papendal even met zijn antwoord. Ten slotte: “De overheid heeft InnoSportNL tot en met dit jaar mogelijk gemaakt door er in totaal 15 miljoen subsidiegeld in te steken. Ons is gevraagd die 15 miljoen van de overheid te matchen met geld van derden.

Onderzoeksbureau Technopolis Group, dat samenwerkt met diverse ministeries, heeft onze werkzaamheden in opdracht van VWS geëvalueerd en geconcludeerd dat InnoSportNL een voorbeeld is voor andere nichesectoren hoe je met innovatie moet omgaan. Mooi dus, net als het door onze klanten gegeven waarderingscijfer van een 7.8.” ‘Beter worden dan de rest’ was als topsporter, coach en manager de belangrijkste drijfveer van De Jong. Doug Beal, de voormalige Amerikaanse volleybalcoach en huidige directeur van de Amerikaanse volleybalbond, zijn grote voorbeeld. “Ik heb in mijn Amerikaanse jaren [hij studeerde daar sportmanagement, red.] bij hem in de keuken mogen kijken en hij heeft me laten zien hoe je grensverleggend kunt denken”, zegt George de Jong. Beal bezat de ultieme competitiegedachte. ‘Meer’, ‘anders’ en ‘beter’ waren zijn trefwoorden. “Durf echt stappen te maken, trek anderen daarin mee en heb het lef het anders en beter te doen. Dat is wat er in Nederland nog vaak aan ontbreekt”, is zowel De Jongs les als boodschap.

NISSI Hij geeft het voorbeeld van de Angelsaksische landen waar universiteitssport een integraal onderdeel is van de universiteiten. “We hebben in Nederland een goede sportinfrastructuur, maar hebben er tegelijk moeite mee wetenschappelijke kennis naar de sport te brengen. Dat vraagt iets van de sport, maar ook van de wetenschap waar niet iedereen in staat is die koppeling te maken. Vanuit die gedachte hebben we samen met NOC*NSF winst geboekt met de invoering van de zogenoemde embedded scientist, mensen die wetenschappelijk zijn opgeleid en de taal van de coach of technische staf spreken om de verbinding te maken. Wat nu nodig is, is dat coaches die niet wetenschappelijk zijn opgeleid leren omgaan met de kennis die vanuit andere geledingen op hen afkomt. Die samenwerking moet in NISSI gestalte krijgen.” “Ik ga niet generaliseren, maar er is nu eenmaal een groep van coaches die gefaciliteerd moet worden en in begrijpelijke taal moet worden geholpen. Alles vanuit de gedachte dat sportwetenschap een toegevoegde waarde voor ze heeft”, zegt De Jong. Hijzelf was kwartiermaker van NISSI – Netherlands Institute for Sport Science – en heeft er een rotsvast vertrouwen in dat deze nieuwe, in samenwerking met de universitaire wereld, ontworpen netwerkorganisatie nieuwe wegen zal openen. “Dit wordt de plaats waar we juiste vertaalslag van wetenschap naar sport kunnen maken en onze vragen kunnen stellen.”

nummer 4 - 2013

COACH

19


innosportnl

“Dát is voor mij het moderne coachen: een optimaal rendement halen uit betere sportbegeleiding”

Noodzaak “Een mooi voorbeeld van hoe het kan, vind ik de geschiedenis van Jacco Verhaeren, die met zijn CIOS-opleiding als achtergrond, zwemtrainer werd met de mededeling: “Ik heb wel wat vragen, wie kan mij daarbij helpen?” Nu is hij de man die via InnoSportLab-manager Roald van der Vliet van De Tongelreep wetenschappers uitdaagt de zwemsport vooruit te helpen en met nieuwe ideeën te komen. Anderen zeggen: ‘Vervelend, al die wetenschappers om me heen.’ ‘Nee’, zeg ik dan, ‘je bepaalt zelf wat je doet, de coach heeft de taak om deze zaken goed te managen.’” Over de meerwaarde van NISSI is De Jong duidelijk. “We beschikken in het kleine Nederland over topexpertise op vele gebieden en bij verschillende universiteiten en hogescholen. NISSI is geen onderzoeksinstituut, maar een netwerkorganisatie waar we de beste thema’s en de beste ontwikkelaars, uit wetenschap en bedrijfsleven, samenbrengen en naar de sport brengen. Het weinig beschikbare geld voor de Nederlandse sport moet optimaal besteed worden aan vragen op onderzoeks-, wetenschappelijk- of innovatief gebied. Uit mijn contacten met de Colleges van Bestuur van de universiteiten, waar sport een nichethema is, blijkt dat ook daar de noodzaak wordt gezien om krachten te bundelen om gezamenlijk hoogwaardige onderzoeksprojecten

20

COACH

nummer 4 - 2013

te ontwikkelen voor de sport. Alleen dan is het mogelijk gezamenlijk geld te genereren dat nu, mede door de versnippering, niet vrijkomt.” Cultuur Naast het versterken van sportwetenschappelijk onderzoek en onderwijs blijft, in het verlengde van InnoSportNL, NISSI zich richten op concrete sportinnovatieve projecten. “Er zal alleen een nog betere afstemming moeten komen tussen sportwetenschappelijk onderzoek en innovatie. Uit dat gezamenlijk opereren moeten consortia worden gevormd om met nieuwe publiek-private gelden onderzoek en innovatie in sport naar een hoger niveau te brengen. Want let wel”, zegt De Jong: “Sportinnovatie is een proces van jaren en draagt bij aan betere optimale begeleiding, coaching, training en ontwikkeling van sporters.” “Sportinnovatie hoort als integraal onderdeel bij een topsportcarrière. Je kunt niet zeggen: ‘Nu ben ik goed en ga ik nadenken over nieuwe ontwikkelingen.’ Sportinnovatie hoort bij de manier van denken van coaches en sporters om de besten van de wereld te worden. Door te doen wat je tegenstanders ook al doen, word je niet beter. Arie Selinger was als volleybalcoach een dictator, maar met zijn Bankrasmodel ontwikkelde hij wel een mentaliteit van: We gaan het nu eens anders en vooral beter doen!

Die cultuur is belangrijk, ook voor de toekomst.” Betaalbaar “Ik ben het met chef de mission Maurits Hendriks eens dat sportinnovatie over tien jaar nog belangrijker zal zijn dan nu. De vraag is wel of het dan ook nog betaalbaar is. Als wij erin slagen ook het bedrijfsleven te overtuigen van de specifieke mogelijkheden om samen te innoveren in sport, wordt het een uitdaging die nieuwe financieringskansen biedt.” Essentieel is of sportorganisaties in hun beleid ruimte maken voor sportinnovatie. “Sport en coach staan voorop. Begin met een visie, kies je beleid en vraag je af wat je doet met de bemensing. Verwijt de coach niet dat hij niet innovatief is ingesteld als zijn bond er geen ruimte voor maakt.” George de Jong gaat niet uitrusten. Hij is bestuurslid van de Stichting Waarborgfonds Sport, commissaris bij het schaatsteam van Jac Orie en wordt bestuurslid van NLcoach, hij gaat plannen en ideeën ontwikkelen met zijn voetballende zoons Siem (Ajax) en Luuk (Borussia Mönchengladbach) en zal zich via zijn eigen bureau blijven inzetten om de randvoorwaarden in de sport te verbeteren. “Ik heb professionele passie voor sport en ik geloof in de professionaliteit van sport. Ook op afstand wil ik kijken wat mogelijk is.”


Sportgek, maar niet gek Wij van de pers vatten de wereld graag in clichés. Zo van: Brazilië, het land van samba, de Copacabana en mooie vrouwen. Voetbal ook, en alle Brazilianen zijn er gek op. Lekker overzichtelijk en helemaal wáár, dus je kunt je er geen buil aan vallen. De laatste jaren kwam daar nog iets bij: de machtige Zuid-Amerikaanse gastheer van het WK voetbal volgend jaar en de Olympische Spelen in 2016 is het economische wonder van de 21ste eeuw, de groei is enorm en het volk heeft het tegenwoordig meer dan goed. Sinds het toernooi om de Confederations Cup, deze zomer, weten we dat dat laatste in elk geval enige nuance behoeft. Het had het prachtige visitekaartje moeten worden van drie jaar lang prachtbeelden van en verhalen over het schitterende Brazilië, de ongecompliceerde feesten, de diverse cultuur en natuur, schitterende stranden, groei en bloei, gecombineerd met kanariegele sportdominantie. Het liep anders. Zeker, Brazilië haalde volop de tv-journaals en voorpagina’s, maar dan door de gewelddadige bestorming van overheidsgebouwen, straatgevechten en miljoenenmassa’s die protesteerden tegen de gigantische uitgaven voor het WK en het verwaarlozen van publieke voorzieningen. Want ja, het gaat de laatste jaren goed in Brazilië. Nauwkeuriger: iets beter. En ja, Brazilië ís het land van samba, de CopaRustig en vreedzaam, maar cabana en mooie vrouwen. En ja, Brazilianen zíjn voetbalgek, sportgek zelfs. Maar ze zijn niet gek. Ze kunnen tegenwoorwel met gebalde vuist dig bijna allemaal lezen, hebben kranten en internet en zo weten ze dat hun land ruim 10 miljard euro uitgeeft om gastheer te zijn van het WK, waarvan zo’n 3 miljard aan de stadions in de twaalf speelsteden. Maar ze lezen ook dat in een ziekenhuis in het noordelijk gelegen Belém in de eerste twaalf dagen van juni 25 baby’s stierven. En ze weten uit eigen ervaring dat medische zorg lang op zich laat wachten, scholing nog niet op het niveau is dat van een modern, welvarend land verwacht mag worden, het openbaar vervoer te wensen overlaat en salarissen, uitkeringen en pensioenen nog altijd onder de maat zijn. “Heb jij eigenlijk een speciaal soort verzekering of zo”, vroeg mijn Braziliaanse vriendin en aanstaande echtgenote niet lang geleden, toen ik – nog in Nederland – na een medisch probleem binnen een dag bij de dokter kon langskomen en vervolgens een uur later in het ziekenhuis lag. “Nee hoor, schat”, was mijn antwoord. “Zo werkt dat in Nederland gewoon. Als je ziek bent, bel je de dokter.” Zoals zij, zijn er tien-, misschien wel honderdduizenden Brazilianen inmiddels. Goed opgeleid en door de wereld reizend – want ja, het gaat een bepaalde groep Brazilianen inderdaad een stuk beter, zodat die dat kunnen doen – waardoor ze zien hoe het leven in andere landen in elkaar zit. Dat vertellen ze door, face-to-face en via internet en zo mobiliseren ze elkaar. Zo stond op een avond in juni ineens ook de zeventigjarige oma van mijn vriendin, die al maanden wacht op een oogoperatie die ze zelf moet betalen, op een plein in een kleine stad in de Braziliaanse binnenlanden. Rustig en vreedzaam, maar wel met gebalde vuist. Omdat het anders moet in het land en anders zal gaan. Het klinkt misschien gek, maar de schitterende sport die ons vanuit Brazilië te wachten staat, zal daarbij helpen.

nummer 4 - 2013

COACH

column joost de jong

Joost de Jong is freelancejournalist en woont en werkt in Rio de Janeiro. Hij schrijft onder meer voor het Algemeen Dagblad, The Sports Editions en NLCOACH.

21


 FITHEIDSTESTEN VOOR DE JEUGD

In dit boek wordt een overzicht gegeven van diverse veldtesten en testbatterijen voor het meten van antropometrie, kracht, uithoudingsvermogen, snelheid en vaardigheid bij gezonde kinderen van 4 tot en met 18 jaar. Er worden vier antropometrische metingen besproken, negen krachttesten, één test voor het meten van lenigheid, vier testen voor het meten van uithoudingsvermogen, één test voor het meten van snelheid, twee testen voor het meten van

vaardigheid en drie testbatterijen. Per test wordt ingegaan op de grondmotorische eigenschap die getest wordt, de leeftijdsgroep, de afnameduur, de wijze van afname, de betrouwbaarheid en de validiteit van de testgegevens en de beschikbaarheid van Europese of Nederlandse referentiewaarden. Dit boek betreft een herziene uitgave van de TNO-publicatie Fitheidstesten voor de jeugd uit 2007 van Susan Vrijkotte, Sanne de Vries en Tinus Jongert.

24,95 incl. btw

ISBN: 978-90-72335-61-6 Te bestellen via www.janluitingfonds.nl

 In samenwerking met Arko Sports Media

LIVE SESSIE - SLAAP EN SPORTPRESTATIES HOE KAN MENTAAL EN FYSIEK HERSTEL DOOR SLAAP BIJDRAGEN AAN SPORTIEVE PRESTATIES? Op donderdag 14 november organiseert het Nationale Sportinnovatie Platform een Live Sessie over Slaap en Sportprestaties, in samenwerking met de Radboud Universiteit Nijmegen. Slaap is één van de belangrijkste herstelmechanismen van het menselijk lichaam en daarmee essentieel voor adaptatie en het leveren en verbeteren van topprestaties. Het idee is dat hoe beter sporters slapen, hoe beter de prestaties zijn.

Tijdens de Live Sessie geven een aantal vooraanstaande, internationale experts presentaties waarna er met een panel van deskundigen vanuit sport, wetenschap en bedrijfsleven wordt gediscussieerd. De keynotes zijn Dr. Arne Nieuwenhuys (Radboud Universiteit Nijmegen), Prof. Torbjorn Akerstedt (Stockholm University), Dr. Ysbrand van der Werf (VUmc) en Dr. Shona Halson (Australian Institute of Sport).

GA VOOR MEER INFORMATIE EN DE MOGELIJKHEID OM IN TE SCHRIJVEN NAAR WWW.SPORTINNOVATIEPLATFORM.NL/SLAAP

Datum : donderdag 14 november 2013 Tijd : 12.00 – 17.30 uur Locatie : Bilderberg Hotel Klein Zwitserland te Heelsum Prijs : 79,95 excl. btw per persoon. Dit bedrag is inclusief een broodjeslunch en factsheet over slaap en herstel.


Thema

COACH en g opleidin

Het probleem: gebrek aan beroepsperspectief

Het is al vaak gezegd: de Nederlandse sportinfrastructuur is uniek in de wereld. Waar kun je zoals hier, op bijna elke hoek van de straat wel een sportvereniging vinden, die je de mogelijkheid biedt om al op je vijfde lid te worden en tot je dood lid te blijven? “Dat bestaat nergens anders in de wereld”, zegt Jan Minkhorst, hoofd van de Academie voor Sportkader van NOC*NSF. Sporten doen ze in veel landen voornamelijk op school. Ben je goed, dan mag je mee blijven doen, ben je heel erg goed dan lonkt de oogverblindende wereld van de topsport. Ben je minder goed, dan is het vooral aan jezelf wat je na school nog met je sportambitie doet, in elk geval is er in die buitenlanden doorgaans geen club zoals die in Nederland bestaat om ‘een leven lang sporten’ mogelijk te maken. Een logisch gevolg van de gang van zaken in het buitenland is dat er in die landen ook een opleiding tot trainer/coach kan worden gevolgd in het onderwijs zoals die in Nederland bestaan op de ALO (Academie voor Lichamelijke Opvoeding) of de mbo-opleidingen Sport en Bewegen/CIOS. “Dat is dus de keerzijde van de Nederlandse sportinfrastructuur”, zegt Arjen Boonstoppel van NOC*NSF. “Als je als sport-

coach je beroepsperspectief in een opleiding zoekt, kom je uit op ALO- of mbo-niveau. Met uiteindelijk meestal een baan in het onderwijs, het sociaal-maatschappelijk werk of het bedrijfsleven; het beroep van trainer/coach is over het algemeen een bijbaan, sporadisch een fulltime baan.” Maar ondanks de bedenkingen stelt Jan Minkhorst vast dat de bonden in samenwerking met NOC*NSF met de gerichte trainer-coachopleidingen van dit moment binnen de Nederlandse sportinfrastructuur “de zaak redelijk op orde heeft.” “Het ideaal ligt achter de horizon, maar we komen steeds dichter bij het goede plaatje. Zeker vijftig van de zeventig sportbonden bieden nu al een gekwalificeerde opleiding voor trainer/coaches aan. Het mooie is dat die bonden dezelfde opleiding kennen, sportspecifiek weliswaar onderscheidend, maar wel met dezelfde competenties en dezelfde examens. Of je nu niveau 3 hockeycoach of volleybalcoach bent, achter de opleiding schuilt hetzelfde opleidingstraject en dezelfde vakbekwaamheid. Het gevolg daarvan is dat bonden steeds meer zijn gaan samenwerken, hun kennis delen, maar ook vrij zijn in de aanlooproute naar het examen waar voor iedereen dezelfde eisen gelden.”

inhoud thema Arjen Boonstoppel (NOC*NSF): “Opleidingsstructuur smal, maar goed”. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 Jan Minkhorst (NOC*NSF): “5.000 gediplomeerden via ROC’s”. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24

Johan Cruyff Institute for Sport Studies: “Alles in de geest van Johan Cruijff”. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28

nummer 4 - 2013

COACH

23


THEMA

COACH debat EN opleiding

NOC*NSF heeft de bonden in hun trainer/coachopleiding op één lijn

“De route is minder relevant, als je er bij de eindstreep maar staat” Het merendeel van de Nederlandse sportbonden biedt een uniforme trainersopleiding aan, van niveau 1 tot niveau 4. Dat betekent dat een trainer/ coach in elke tak van sport over dezelfde competenties moet beschikken en hetzelfde examen aflegt. Maar voor elk team een coach, dat is voorlopig nog een utopie.

I

n de sterkte-zwakteanalyse van het vak grijpt Arjen Boonstoppel naar het voorbeeld in zijn eigen woonplaats. Waar, zo zegt hij, kinderen in de sportieve naschoolse opvang op een sportaccommodatie te maken krijgen met begeleiders die moeten voldoen aan allerlei kwaliteitsvoorwaarden en -criteria. Komen ze later die middag, met één sprong over het hek, bij de voetbalclub, dan treffen ze een omgeving waar bij wijze van spreken elke Jan Doedel training kan geven. Schrijnender kan volgens hem niet worden aangegeven dat het vak van trainer/coach op sportverenigingsniveau nog niet serieus wordt genomen. “Ik ben niet voor overheidssturing”, zegt Arjen Boonstoppel van NOC*NSF “maar op dit punt vind ik de overheid ambivalent. Wat in de onderwijssetting pedagogisch/didactisch onverantwoord wordt genoemd, wordt in de sport bij precies dezelfde kinderen toegestaan. Gelukkig doen bonden en clubs zelf daar met gerichte opleidingen en programma’s wat aan.”

Lange adem

Door: Poul Annema

Foto’s: Shutterstock.com

24

COACH

nummer 4 - 2013

Druk van bovenaf zou helpen, weet Arjen Boonstoppel. “Want als sport willen we dat het jongetje of meisje bij de sportvereniging door kwalitatief goede begeleiders wordt gestimuleerd, getraind en gecoacht. Dat is wat we nastreven, maar dat is moeilijk te realiseren als we weinig steun krijgen.” Met de nationale en ook internationale aandacht voor dit onderwerp denkt Jan Minkhorst, hoofd

van de Academie voor Sportkader van NOC*NSF, dat de tijden wel eens kunnen gaan veranderen. “Het is bij dit soort processen een kwestie van de lange adem. Dat heeft te maken met cultuur, met de grootte van de organisatie, het is net als met een tanker op volle zee, die verandert ook niet snel van koers, maar als je maar lang genoeg één kant blijft opduwen gaat-ie uiteindelijk toch wel. Maar het begint met te erkennen dat trainer/coach in de sport een echt vak is. Die vraag zijn we inmiddels voorbij, nu zijn we aan het verkennen hoe het beter kan”, aldus Minkhorst. In Nederland is de druk voor erkenning van het coachvak groter dan in de rest van Europa. De reden: de maatschappelijke rol die sportclubs in Nederland wordt toegedicht en het streven van clubs naar een veilig sportklimaat. Minkhorst: “Als de politiek en ook de Europese Commissie zeggen dat er in dit vakgebied meer professionaliteit verwacht mag worden en er meer goedopgeleide trainers en coaches voor de groepen moeten staan, komen daar ook middelen voor. Het zal tijd vragen voordat ons ideaalbeeld – voor elke sporter en team een gekwalificeerde trainer/coach – is gerealiseerd, maar ik ben ervan overtuigd dat we de komende jaren slagen gaan maken.”

Winst

Arjen Boonstoppel en Jan Minkhorst vullen elkaar, onder het dak van NOC*NSF, aan bij de coachprogramma’s van de


nationale sportkoepel. Gezeten in het restaurant van de Arnhemhal op Papendal zegt Boonstoppel: “ Ik houd me met name bezig met de ontwikkeling van leeren ontwikkelprogramma’s voor bondscoaches, talentcoaches en technisch directeuren. Dat is een kleine, maar niet onbelangrijke doelgroep. Daarbuiten ben ik belast met de inhoud en organisatie van de TopCoach 5-opleiding, vooral in een adviserende en monitorende rol.” Het rechtstreekse contact dat Arjen Boonstoppel heeft met bonds- en talentcoaches heeft Jan Minkhorst vanuit zijn Academie voor Sportkader niet. “Arjen ontwikkelt de programma’s en houdt ze draaiende. Wij zijn veel meer de kwaliteitsbewaker van de opleidingen bij de bonden, die hun eigen verantwoordelijkheid hebben voor het opleiden van trainer/coaches. Wat we nu wel voor elkaar hebben, en dat is pure winst, is dat sinds een aantal jaren bij al die bonden iedereen aan dezelfde kwalificaties moet voldoen. Of je nu niveau 1, 2, 3 of 4 volgt, je doet als trainer/coach bij elke bond hetzelfde examen en je hebt aan het einde van de rit, los van het sportspecifieke deel, dezelfde competenties.”

“Wat in de onderwijssetting pedagogisch/ didactisch onverantwoord wordt genoemd, wordt in de sport bij precies dezelfde kinderen toegestaan” [Boonstoppel] Route

Bonden zijn vrij in de route die ze naar de finish van de trainer/coachopleiding volgen. “Alleen het examen staat vast”, zegt Boonstoppel. “We hebben gezegd: ‘Dit zijn de kwalificaties en dit zijn de eisen waaraan je moet voldoen.’ Kortom: de route is niet zo relevant, als je er bij de eindstreep maar staat en aantoont over de kwaliteiten te beschikken die wij op elk niveau vragen. Er zijn autodidacten die bewijzen dat ze op hun eigen manier ook kunnen slagen, maar in de praktijk is het zo dat 90 tot 95 procent, en misschien nog wel meer, van de geëxamineerden de hele opleidingsstructuur van de bonden doorloopt.” “We spreken aan het eind van de

opleiding van proeven van bekwaamheid”, vult Minkhorst aan. “Die bestaan uit een portfoliodeel van een aantal uit te voeren opdrachten en een praktijkdeel, de stage bij de vereniging.” Op de vraag of de succesvolle coach met deze opleidingsstructuur maakbaar is, zegt Boonstoppel: “Dat zeg ik niet, er is een andere route of een gedeeltelijk ander route mogelijk om succesvol te zijn. Ik zeg alleen wel: hoe hoger het niveau, hoe lastiger het wordt om het zonder scholing te doen. Als je zelf jarenlang op hoog niveau je sport hebt bedreven en hebt gewerkt met gekwalificeerde trainers en je ook nog een methodisch/ didactische achtergrond hebt, kun je best succesvol als coach zijn. Alleen op

nummer 4 - 2013

COACH

25


THEMA

COACH debat EN opleiding

“Het is net als met een tanker op volle zee, als je maar lang genoeg één kant blijft opduwen gaat-ie uiteindelijk om” [Minkhorst]

NLcoach voor sporttak overstijgend aanbod “We willen kennis brengen en kennis delen en we zijn er voor alle coaches. Vandaar dat NLcoach zich in zijn opleidingen heeft gericht op het zogenoemde sporttak overstijgende aanbod van bijscholingen op onder meer mentaal en fysiek gebied, maar ook in de talentontwikkeling”, zegt Henk-Jan Geelen, adjunctdirecteur van NLcoach. De trainer-coachopleiding, van niveaus 1 tot en met 4, is in handen van de bonden en NOC*NSF. “Wij willen coaches meer bieden dan dat, zonder ons te verbinden aan een bepaald niveau. Vandaar dat we spreken van een overstijgend cursusaanbod dat de belangstelling heeft en geschikt moet zijn voor iedereen die als trainer/coach aan het werk is”, zegt Geelen. In de praktijk blijkt dat coaches op niveaus 1 en 2 weinig belangstelling hebben voor het surplus dat NLcoach biedt op de gangbare trainersopleiding. Pas vanaf niveau 3 ontstaat de behoefte om de opleiding te verdiepen met heel specifieke kennis op de verschillende terreinen. “Vanaf dat moment zie je de belangstelling snel stijgen. Of zoals wij steeds zeggen: ‘Je moet in dit vak van alles weten, maar je kunt niet alles weten.’ Maar het is altijd de moeite waard om je aan de hand van de door NLcoach aangestelde docenten wegwijs te laten maken in deze wereld.”

26

COACH

nummer 4 - 2013

niveau 4 en 5 wordt het lastig zonder de fundamentele scholing op fysiologisch, biomechanisch en mentaal gebied. Daar zijn de processen op dat niveau vaak iets te complex voor.”

Eigen criteria

Het omgekeerde is ook niet waar, meent Minkhorst. “Je kunt niet zeggen dat iedere coach die de niveaus 1 tot en met 5 heeft doorlopen een goede coach is. Want wanneer ben je een goede leraar? Je kunt alle kennis hebben, alles aangeleerd hebben, maar uiteindelijk moet je er wel staan en moet je het wel doen. En dan is de rol van de coach nog lastiger dan die van de leraar die in een redelijk veilige omgeving kan opereren. Zeker in topsport gebeurt er zoveel rondom de coach dat die omgeving veel dynamischer is, meer spanning geeft. Met de opleidingsstructuur van nu heb je een goede basis om te slagen als coach, maar je hebt geen garanties.” Boonstoppel ter aanvulling: “Met het behalen van je kwalificaties op het hoogste niveau zeggen we altijd: ‘Je bent startbekwaam voor de functie waarvoor je bent opgeleid. Vervolgens gaat het erom wat je zelf doet om door te ontwikkelen , wat je aan ervaring opdoet en waar je je kennis toepast.’” De sporten mogen verschillen, de bonden leiden hun trainer/coaches op vergelijkbare wijze op voor het examen over dezelfde competenties. Minkhorst: “Altijd uitgaande van het verschil in niveau, maar de coach is de coach, en we leiden op van coach 1 tot en met coach 5. Ruwweg zeggen wij: ‘Niveau 1 leidt op tot begeleider, niveau 2 tot leider, en is vooral assistent en niveau 3 is de trainer die zelfstandig trainingen verzorgt. Elke bond heeft weer eigen regels, maar over het algemeen gelden voor niveau 1 en 2 geen drempels, voor niveau 3 komt er een dosis eigen vaardigheid aan te pas en wordt er ook achtergrondkennis gevraagd. Maar elke bond bepaalt zijn eigen criteria.”

Smalle opleidingsstructuur

Nochtans biedt die uitwisseling van bonden onderling een grote meerwaarde vindt Minkhorst. “Je ziet dat een aantal bonden elkaar heeft gevonden in modules voor generieke onderwerpen, als doping, seksuele intimidatie, com-


municatie, marketing en belasting en belastbaarheid. Die komen niet altijd op dezelfde wijze en op hetzelfde niveau terug, maar wel in alle opleidingen en na- en bijscholingen.” NOC*NSF beheert de kwalificaties, samen overigens met het Ministerie van VWS, werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers en representanten van de bonden die in een begeleidingscommissie zijn samengebracht. “Gegeven onze sportinfrastructuur is dit een goede opleidingsstructuur waarbij je niet mag vergeten dat bonden geen onderwijs- en opleidingsinstellingen zijn”, zegt Arjen Boonstoppel. “Kijkend naar wat van trainer/coaches wordt gevraagd om het beste uit sporters te halen of ze plezier te laten beleven, is dit een tamelijk smalle opleidingsstructuur. Smal omdat de aandacht zich richt op het scholen van vrijwilligers en niet primair, uitzonderingen daargelaten, op het scholen van professionals. Voor het merendeel van onze coaches is hun functie niet hun echte baan.”

Twee-eenheid

Jan Minkhorst is zes jaar werkzaam in zijn huidige functie en heeft veel zien veranderen. “Door de veranderde maatschappij, die steeds meer kwaliteit eist, ook van verenigingen met hun maatschappelijke taken. Omdat hun klanten daardoor ook steeds meer eisen gaan stellen zijn verenigingen gedwongen steeds meer aan opleidingen te doen. Ongeveer 5.000 studenten in Nederland krijgen tegenwoordig hun trainersdiploma via de ROC’s. Versmalde opleidingen die via het onderwijs worden aangeboden. In de samenwerkingssfeer tussen sport en onderwijs kunnen we meer winst boeken. Om die reden beginnen we binnenkort een nieuwe pilot voor niveau 4 in de regio.” De noodzaak daarvoor heeft volgens beiden te maken met de relatie die in Nederland is tussen Sport en Onderwijs. “Die afstand is relatief groot. In veel andere landen vormen Sport en Onderwijs een natuurlijke twee-eenheid, in Nederland is Sport binnen de overheid ondergebracht bij Volksgezondheid en Welzijn”, zegt Boonstoppel. “Dat betekent ook dat de opleidingen van onderwijs naar sport dáár gemakkelijker verlopen dan bij ons.” Minkhorst: “Winst is er

“Dat maar zo weinigen zo’n opleiding verzegelen met een diploma deugt niet. Dat percentage moet omhoog” [Boonstoppel] wel omdat de trainer-coachniveaus 1 tot en met 4, mbo-niveaus 1 tot en met 4 zijn geworden. Dat betekent ook dat er steeds hogere eisen aan de kwalificatie van de trainer/coach worden gesteld. Je ziet dat bijvoorbeeld in het turnen, waar gewoon als regel geldt dat daar ingezette trainer/coaches minimaal niveau 3 moeten hebben, anders wordt er niet geturnd.”

Winst

Winst is ook noodzakelijk in deTopCoach 5-opleiding. Boonstoppel: “Het aantal coaches dat de eindstreep haalt

is te laag. Misschien zelfs maar 20 tot 25 procent. Vooral omdat de zware studie moeilijk is te combineren met een dagelijkse baan of een activiteit als coach. Dat maar zo weinigen zo’n opleiding, met de beste docenten en zoveel inhoud, verzegelen met een diploma deugt niet. Dat percentage moet omhoog. En natuurlijk, we gaan ze niet achter de broek zitten, dat is niet zoals we willen dat het werkt. Maar we willen wel dat, met een strakkere begeleiding, vaker wordt gezegd: ‘Daar zitten de knoppen, draai er nu ook eens aan.’”

nummer 4 - 2013

COACH

27


THEMA

COACH debat EN opleiding

De geest van Johan Cruijff bepalend voor de master in Coaching

“De nadruk op zelfkennis en zelfontwikkeling”

Het Johan Cruyff Institute for Sport Studies in Amsterdam biedt de master in Coaching aan. De opleiding start in september, eindigt in juni en bestaat uit 24 opleidingsdagen met begeleiding van een persoonlijke coach. “Een opleiding voor ervaren sportcoaches die ook open staat voor managers uit het bedrijfsleven”, zegt manager Niels Meijer.

Door: Poul Annema

28

COACH

nummer 4 - 2013

M

et zijn meesterschap, ervaring en intuïtie legde Johan Cruijff de basis voor de master in Coaching. Zijn gedachtegoed is ondergebracht in zijn instituut, gehuisvest in de schaduw van het Olympisch Stadion; de geest van zijn filosofie wordt verwoord door manager Niels Meijer. “Coachen is voor ons een persoonlijk ontwikkelingstraject”, aldus Meijer. “Cruijff zegt dat je pas anderen kunt coachen als je jezelf kunt coachen.” Op de vraag van potentiële cursisten waar de opleiding over gaat, heeft Meijer een kant-en-klaar antwoord. “Het gaat vooral over jou”, zegt hij dan. En met nadruk: “We willen hier niet de nieuwe Johan Cruijffs of Louis van Gaals produceren, klonen van aansprekende voorgangers. We hebben maar één doel: authentieke coaches voortbrengen. We laten verschillende coachingstijlen langskomen, maar uiteindelijk bepaalt de cursist zelf welke stijl het beste bij hem of haar past. De nadruk ligt op zelfkennis en zelfontwikkeling.” Niels Meijer heeft als basketballer een topsportverleden, bij het Cruyff Institute is hij als manager verantwoordelijk voor de twee masteropleidingen (naast Coaching ook Sportmanagement) en is hij netwerkmanager van de verschillende takken van de organisatie in Nederland, waaronder de Johan Cruyff University op hbo-niveau, waarvan er twee zijn in Nederland (Amsterdam en Tilburg) en vijf Johan Cruyff Colleges op mbo-niveau.

“Vijftig procent van mijn tijd gaat op aan het managen van ons kantoor, waar de Coaching- en Sportmanagement-opleiding de pijlers zijn.”

Belangstelling

Met in totaal achttien opleidingsplaatsen is de master in Coaching dit jaar vroegtijdig volgeboekt. De gemiddelde leeftijd van de cursisten bedraagt 41 jaar. “Dat bewijst dat we ons richten op de meer ervaren coaches die de behoefte hebben om zich verder te ontwikkelen. Maar het afgelopen jaar volgden ook nog een politiechef en enkele managers uit het bedrijfsleven met een passie voor sport het studieprogramma. Die combinatie van achtergronden maakt de opleiding extra levendig en boeiend.” De Master in Coaching van het Johan Cruyff Institute for Sport Studies in Nederland is niet erkend als officiële master, maar is wel geaccrediteerd door een internationaal bureau (IACET) dat, omdat de opleiding voldoet aan internationale uren en normen, toestemming heeft verleend de titel ‘master’ te voeren. “We zijn een private instelling en de kosten voor de opleidingen zijn relatief hoger dan bij publieke instellingen, maar omdat de opleidingen zichzelf inmiddels hebben bewezen komen er elk jaar veel meer aanmeldingen dan de achttien die we kunnen plaatsen”, zegt Meijer. “Een aan alle kanten doorontwikkeld programma waarvoor Cruijff de basis heeft gelegd”, noemt Meijer de huidige


FOTO: SPORTFOTOGRAFIE.NL

opleiding. “Een met praktische ervaring aangevulde filosofie waarbij Cruijff in de eerste jaren in de uitwerking van het programma steun heeft gehad van handbalcoach Henk Groener. Diens plaats is later ingenomen door hockeycoach Maarten van Heeswijk. Omdat ik vond dat er daardoor weer een te grote nadruk op één coach kwam te liggen, heb ik de hoofddocenten er vanaf gehaald en vervangen door een docentengroep die geregeld samenkomt.”

Opbouw

Niels Meijer heeft vanuit zijn eigen topsportverleden veel ervaring opgedaan met het werken met verschillende coaches. Hij kan zich verplaatsen in de behoeften van coaches om zich te ontwikkelen en prijst daarom de metaforische wedstrijddag die geldt als blauwdruk van de opleiding. “Je bent coach, je staat ’s ochtends op en je hebt ’s avonds een belangrijke wedstrijd. Dan laten we die hele dag langskomen in vier blokken. Hoe en met welke gedachten ben je bij je wedstrijd als je ’s ochtends opstaat? Dat is het eerste blok: Wat wil je, wat drijft je en waarom doe je wat je doet? We houden je kortom een spiegel voor. Dat is heel persoonlijk, emotioneel en confronterend. Maar dat alles in een veilige omgeving.” In het tweede blok komt het team erbij. “Maar dan gaat het ook nog steeds over de coach”, verduidelijkt Meijer. “Dan behandelen we onderwerpen als: Hoe presenteer ik mezelf, hoe kijken andere mensen naar me en is de manier waarop ik overkom de juiste of moet en kan ik het anders doen? In het derde blok, de wedstrijd, gaat het vooral over presteren onder druk. Hoe beïnvloed ik mijn spelers, hoe doe ik het gesprek in de

1992. Barcelona-coach Johan Cruijff tijdens de wedstrijd tegen Madrid. 1992 zou voor het ‘Dream Team’ een geweldig jaar worden, met het winnen de Europacup I (tegenwoordig Champions League) als hoogtepunt.

kleedkamer, hoe voer ik coachgesprekken, kan ik objectief luisteren zonder mijn eigen mening daarin meteen te geven? En als de kleedkamerdeur weer open gaat, besteden we aandacht aan de rol van bijvoorbeeld media, ouders, management et cetera.”

Persoonlijk verslag

“Wij geloven erin dat topcoaches en topsporters het meeste leren door het zelf te ervaren, de praktische scholing dus”, zegt Meijer. “Maar omdat je niet per se een goede coach bent als je een goede sporter bent geweest, koppelen wij ook een persoonlijke coach aan iedere cursist. Dat zijn ervaren coaches uit de sport of het bedrijfsleven, die de kunst verstaan om coaches in hun opleiding niet alleen wegwijs te maken, maar ook aan het denken te zetten. Bij de laatste diploma-uitreiking zei de Belgische voetbaltrainer Henk Mariman mij: “Iedereen tussen de dertig en veertig jaar zou deze opleiding moeten volgen, omdat het

“We willen hier niet de nieuwe Johan Cruijffs of Louis van Gaals produceren” [Meijer]

zo nadrukkelijk over jezelf gaat en je gedwongen wordt weer even op je eigen reset-knop te drukken.” Zelf heeft hij nooit zo de behoefte gehad om na zijn topsportcarrière als coach aan de slag te gaan. Nu hij er zo dicht op zit bekruipt Niels Meijer ook wel eens de gedachte dat deze opleiding zijn leven had kunnen verrijken. “Omdat hij zo op jezelf is gericht. De omgeving met coaches uit verschillende sporten en het bedrijfsleven is zo divers is dat je steeds weer wordt gedwongen jezelf voortdurend een spiegel voor te houden en op allerlei niveaus beslissingen te nemen.” “De cursisten schrijven aan het eind van het jaar hun eigen report of journey, een persoonlijk verslag dat ze op de laatste dag presenteren. Daarnaast krijgen ze een groepsopdracht vanuit het idee: als je als coach een team wilt coachen, moet je ook weten hoe het is als team te fungeren. Afsluitend word je beoordeeld op het voeren van coachgesprekken. Elementen die praktisch en adequaat zijn en in de geest van Johan Cruijff, die zelf nooit de mogelijkheid heeft gehad te studeren, maar vindt dat sportorganisaties moeten worden geleid door mensen uit de sport. Mensen die met hun eigen ervaring en studie iets kunnen betekenen voor de sport.”

nummer 4 - 2013

COACH

29


SPORTCOACHNL

Nick van Sinderen interviewt coaches over leven, cultuur, wetenschap en visie

Spirit en drive van de coach gebundeld in SportCoachNL Zijn verleden in de lokale

politiek van Venray zette voormalig tafeltenniscoach Nick van Sinderen in 2011 aan tot het schrijven van De Carrousel. Het leverde hem naast waardering en voldoening ook de inspiratie op voor het schrijven van een tweede boek: SportCoachNL – Gildemeester, Wetenschapper of Visionair?

COACH

Nestor Zijn weg om deuren in die voor hem zo intrigerende wereld te openen verliep via Cees Vervoorn, lector topsport aan de Hogeschool van Amsterdam en zelf oud-olympiër. “Cees was meteen enthousiast nadat ik hem mijn idee had voorgelegd. Hij wilde me wel helpen. Ik mocht zijn naam gebruiken als entree naar personen die ik voor mijn interviews wilde benaderen en we spraken af dat hij elk thema

dat ik in mijn boek wilde behandelen zou voorzien van een door hem geschreven analyse.” Het boek, dat in augustus onder de titel SportCoachNL – Gildemeester, Wetenschapper of Visionair? van de persen rolde, geeft in een fraaie uitvoering in beeld en druk een even verhelderend als sprekend beeld over het leven en werken van de coach, vroeger en nu, maar ook in de verschillende segmenten van de sport. Van Sinderen opent zijn serie interviews met een gesprek met nestor Max Koops, voormalig ALOdocent en hockeycoach, die in heldere taal uitlegt dat het zijn hobby was om “het kind naar de sport te brengen en andersom”. Kortom de interactie van praktijk naar theorie. “Als je elkaar beter wilt maken, moet je weten hoe communicatie werkt”, zegt Koops. “Leren luisteren, leren vragen stellen, elkaar uit laten praten. Eigenlijk heel basaal.” Prestatiecultuur Het is ook hetgeen waar Joop Alberda, voorzitter van NLcoach, zijn voorwoord in het boek op

“Als je elkaar beter wilt maken, moet je weten hoe communicatie werkt”

Door: Poul Annema

30

Na zijn politieke ervaringen ontdekte Nick van Sinderen vooral bij het schrijven van zijn eerste boek hoe het spel precies gespeeld werd. Vanuit die vaststelling en fascinatie dook hij in de belevingswereld van de sportcoach. “Meteen weer met het idee om er een boek over te schrijven. Ik wilde op zoek naar de drive van de coach die met zoveel passie en toewijding het beste in zijn atleet of team naar boven probeert te halen. Als coach op zeer bescheiden niveau was dat, op afstand, voor mij altijd een van de boeiendste aspecten van topsport geweest.”

[Koops] nummer 4 - 2013


Cees Vervoorn in een van zijn analyses

De coach vroeger en nu

ers als eer aan ?

die op unt. termet

het arin-

aarhet

drijf-

port, den

In het verleden kwamen de trainers vooral uit de lerarenhoek. Dat betekende dat wat de trainer zei ook gebeurde. Totdat de gemiddelde leeftijd van de sporter omhoog ging. De autoritaire stijl ‘ik ben de trainer en bepaal wat goed voor je is’ is aan het verdwijnen. Dat heeft ook te maken met de toenemende mondigheid van sporters en het opleidingsniveau. Met de autoritaire instelling ‘ik bepaal’ zijn de trainers in de loop der jaren steeds minder weggekomen. Ze moeten zich meer gaan scholen en verantwoorden voor wat ze doen. Ze gaan samen met de sporter het avontuur aan. Er moet een grote mate van vertrouwen zijn. Er is een ontwikkeling in de stijl en in de rol van de deskundigheid van de coach. Je kunt dat van 1.0 naar 2.0 noemen, maar er is gewoon sprake van maatwerk waar deskundigheid voor nodig is. Dat maakt je ook kwetsbaar. De discussie verschuift van de coach die het allemaal weet naar de coach die regelt, faciliteert, met de deskundigheden die nodig zijn rondom een succesvol trainingsprogramma. De moderne coach spreekt de talen van alle experts die bij een begeleidingsteam van de atleet betrokken zijn. Van degene die het allemaal weet tot degene die het allemaal ergens weet te halen en weet hoe het toegepast moet worden. Goede trainers hebben zich door de jaren heen altijd laten adviseren door deskundigen. Mensen die durfden toe te geven dat ze bepaalde onderdelen van het vak niet beheersten. Nu zijn coaches beter opgeleid en weten daardoor bijvoorbeeld iets van bewegingswetenschappen en doen daar wat mee in hun programma op een wijze die bij hen past. Ze kunnen het gesprek aan, de deskundigheid toepassen en doorgeven aan hun sporter. Ze zijn geworden tot manager van een heel complex proces dat leidt tot een topprestatie. 7/29/13 4:01 PM

baseert: “De coaches van mijn generatie zijn opgegroeid in een tijd toen er nog vrijwel niets was. Sportonderwijs was aanwezig, maar werd niet gezien als prestatiemiddel, hooguit gedoogd vanaf de zijlijn. Er waren toen belangrijkere dingen in het leven dan een prestatie neerzetten. Toen het herenvolleybalteam in 1996 olympisch kampioen werd, werd ik gefeliciteerd met de woorden: ‘Wat leuk dat u gewonnen heeft mijnheer Alberda, maar wat doet u eigenlijk voor de kost?’ Het is goed om te zien dat het nu anders is.” Bij de langzame groei naar nieuwe ambities veranderde, ook in Nederland, de prestatiecultuur en de rol van coaches daarin. “De bereidheid ontstond om te investeren en om succesvol te zijn”, zegt Alberda in het lezenswaardige boek. “Niets was zelfs meer onmogelijk op een gegeven moment. Mijn definitie van topsport blijft: simpele dingen extreem goed doen. Daarom blijft het belangrijk dat de coach ook in de toekomst het Gildemeesterschap niet uit het oog verliest. De kern blijft een fors aantal uren trainen in een gestandaardiseerde omgeving waarbij je veel herhalingen toepast. Het is een van de grootste uitdagingen van de coach: dicht bij de kern blijven.”

SportCoachNL is uitgegeven door NLcoach en kost 12,50 euro (excl. verzendkosten), 14,95 euro (incl. verzendkosten). Meer info: www.sportcoachnl.nl.

“Mijn definitie van topsport blijft: simpele dingen extreem goed doen” [Alberda] Gedrevenheid De Gildemeester is in de ogen van Alberda “degene die het vak beheerst en met hamer en beitel een prachtig meubelstuk kan maken. Vertaald naar het coachen leert een coach iemand het vak, de sport, te beheersen.” De Wetenschapper analyseert de sport en de Visionair ziet het spel van de toekomst. De Wetenschapper en de Visionair komen allebei voorbij in het boek van Van Sinderen. Het zijn coaches met een opvatting, met inzicht en visie en een beeld van de toekomst. Uit alle geledingen van de sport. “Omdat mijn eigen verleden in het tafeltennis ligt heb ik zoveel plezier beleefd aan mijn interview met Bettine Vriesekoop en daarmee doe ik de anderen echt niet tekort. Want de verzameling van

interviews leerde me vooral dat de bereidheid van de geïnterviewden groot was om openhartig te spreken over het vak, hun gedrevenheid en de passie.” De schrijver had in zijn serie graag een interview met Ajax-trainer Frank de Boer opgenomen, maar van de persvoorlichter van de club kreeg hij te horen dat deze met een overvloed aan interviewaanvragen geen kans zag gehoor te geven aan de uitnodiging van Van Sinderen. Samen met persvoorlichter Eefje Schep kwam hij op het idee om vanuit de communicatie de insteek naar het coachen te maken en hij interviewde haar over de begeleiding van spelers richting pers, communicatie en de voorbeeldfunctie die spelers naar de buitenwereld vervullen.

nummer 4 - 2013

COACH

31


COACHDEBUUT

Eelco Meenhorst is sinds een klein jaar coach van roeier Roel Braas (foto). Eelco: “Ik kon mij niet voorstellen dat je je dienstbaar opstelt voor anderen.”

FOTO: ANP PHOTO

Eelco Meenhorst bij toeval coach van skiffeur Roel Braas

“Echt coachen ben ik pas in het bedrijfsleven gaan doen” Bij een nieuw avontuur

hoort een nieuwe coach. Dus toen roeier Roel Braas in september uit de Holland Acht stapte en aan zijn tweede leven in de skiff begon, vroeg hij Eelco Meenhorst (39) als coach. Door: Kirsten van der Kolk

32

COACH

nummer 4 - 2013

Eelco Meenhorst is, als coach van Roel Braas, een nieuw gezicht in de internationale roeiwereld, maar heeft al wel de benodigde coachervaring op zak. Voor hem zijn, ook op zijn nieuwe werkplek, vooral zijn ervaringen als ondernemer zeer waardevol. Wat heb je in het bedrijfsleven geleerd? “Eigenlijk ben ik per toeval ondernemer geworden. Een paar jongens uit mijn roeiploeg vroegen mij mee te helpen bij een bedrijfje dat zij hadden opgestart. Dat was

ontzettend leerzaam, we maakten alle klassieke beginnersfouten. Gelukkig is dat niet ten koste van het bedrijf gegaan. Sindsdien ben ik blijven ondernemen. Het geeft mij de vrijheid in korte tijd iets neer te zetten. Ik heb veel verschillende ondernemingen opgezet, vaak IT-gerelateerd. De uitdaging was iets op te zetten, gezond te krijgen en het vervolgens stabiel te laten lopen. Na enige tijd stapte ik er dan meestal uit.” “Binnen zo’n bedrijf is het de kunst een omgeving te creëren waarin iedereen optimaal kan presteren.


Werknemers moeten plezier hebben, uitgedaagd worden en gemotiveerd zijn. Dat bereikte ik door ze vrijheid en verantwoordelijkheid te geven, bijvoorbeeld door iedereen zijn eigen werktijden te laten bepalen. Ik hou er niet van om hiërarchisch te werken; we deelden alle informatie met iedereen, heel transparant. Daarnaast zorgde ik ervoor dat er drempels werden weggenomen om je mening te geven. Dat creëert betrokkenheid.” “Ik geef mensen vertrouwen in

“Ik hou er niet van om hiërarchisch te werken” hun rol, maar spreek ze ook aan op hun verantwoordelijkheden. Daar moet je wel tegen kunnen. In het bedrijfsleven heb ik geleerd de persoon en de persoonlijkheid snel te doorgronden. Ik selecteerde mensen op hun competenties. Ervaring is dan belangrijk, maar ook gevoel. Net als in het coachen.” Hoe ben je in het roeien het coachvak ingerold? “Toen ik ging studeren ben ik bij roeivereniging Okeanos terechtgekomen. In 1996 roeide ik in de eerstejaars lichte acht van Okeanos. Tot en met 2000 heb ik wedstrijd geroeid. Destijds heb ik er geen seconde aan gedacht zelf te gaan coachen. Ik begreep niet dat mensen dat leuk vonden. Als roeier was ik puur egoïstisch, volledig op mijzelf gefocust. Ik kon mij niet voorstellen dat je je dienstbaar opstelt voor anderen. Tijdens de introductieperiode coachte ik wel altijd een ploegje, maar dat was meer een vorm van training geven dan coachen. Echt coachen ben ik pas in het bedrijfsleven gaan doen.” “Tussendoor heb ik een skiffeuse gecoacht, maar ik kwam er al snel

achter dat de combinatie hard werken en coachen niet succesvol was en dat ik alleen een atleet wilde coachen die er helemaal voor zou gaan. Vervolgens had ik het zeven jaar lang te druk met mijn eigen ondernemingen om weer te gaan coachen. In 2010 heb ik eindelijk toegegeven aan een herhaaldelijk verzoek van een vriend uit mijn eerstejaars acht of ik een keer mee wilde fietsen met zijn ploeg. Die ploeg maakte in twee weken zó’n sprong… dat gaf een kick. Het jaar erop ben ik doorgegaan met coachen. De betrokkenheid bij mijn laatste bedrijf heb ik afgerond en ik ben verder gegaan als zelfstandig ondernemer. Dat gaf mij de ruimte intensief te gaan coachen. Ik heb nooit bewust gekozen voor een coachcarrière. Ik bekijk het per jaar, maar ik vind het wel ontzettend leuk.”

ja gezegd op zijn coachverzoek. Dat is mijn manier van werken. Ik heb gekeken waar ik van meerwaarde ben en waar niet. De eindconclusie was dat ik dacht dat ik kon helpen. Het compromisloze sprak mij aan.”

Hoe is je samenwerking met Roel Braas ontstaan? “Het bestuur van Okeanos vroeg mij een ploeg te maken voor de Amstelbeker in september 2012. Roel was meteen enthousiast. Ik kende hem eigenlijk nog niet, maar het klikte zo goed dat Roel na afloop vroeg of ik iets voor hem kon betekenen. Hij zei: ‘Ik wil skiffen en kijken of ik de beste kan zijn en daarin investeren.’ Het inspireert mij als een sporter zo’n duidelijke ambitie heeft. Dan kijk ik of er kansen zijn. Ik doe dit niet als tijdverdrijf maar omdat ik er zelf ook wat in zie. Over het verzoek moest ik even nadenken en met het thuisfront overleggen.” “Dit paste eigenlijk beter bij mijn situatie dan het coachen van studenten. Die trainen aan het einde van de dag en dan wil ik juist bij mijn gezin zijn. Roel heeft ook een gezin thuis. Maar het moest ook te organiseren zijn; ik heb bijvoorbeeld een extra nanny in dienst genomen. Voordat ik definitief toezegde, ben ik naar zijn huis gegaan om te kijken hoe hij leeft en of zijn thuisfront achter zijn keuzes staat. Daar hebben we een gesprek gehad. Pas daarna heb ik definitief

“Je moet leren winnen”

Hoe is de samenwerking met de andere coaches? “Op het trainingskamp in de winter heb ik veel met Nico Rienks gecoacht. We delen heel open onze mening over onze ploeg en proberen elkaar te helpen. Nog steeds fietsen we af en toe met elkaar mee. Ik vraag hem ook vaak hoe hij iets in het verleden heeft gedaan, je kunt veel leren van iemand die succesvol is geweest. Zo werk ik het liefst. Ik zoek het ook op. Met andere coaches probeer ik ook zo’n band op te bouwen, maar met de een gaat het nu eenmaal makkelijker dan met de ander.”

Wat was je grootste uitdaging tot nu toe? “De grootste uitdaging was om het vertrouwen op te bouwen en dat je niet afwijkt van je plan als het even anders loopt dan je verwacht. In ons plan staan simpele dingen als plezier krijgen in het roeien en het leuk vinden om kleine(re) wedstrijden te varen, zoals langeafstandswedstrijden. Die ervaring is waardevol, dat kun je niet in een training nabootsen. Je moet leren winnen. Er is altijd een soort druk: je moet presteren. Je moet racehardheid ontwikkelen. Dat was waardevol. Maar ook op technisch en fysiek vlak waren er voldoende uitdagingen. De eerste maanden heb ik Roel bijvoorbeeld monomaan gecoacht op het plaatsen van het blad. Hij werd er helemaal gek van, maar het werkte wel. Coachen is een leuk subtiel spel van inschatten hoe iemand is en zich voelt en daarop inspelen. Via kleine stapjes geef ik vertrouwen en dan zet hij de volgende stap.”

nummer 4 - 2013

COACH

33


BERGMAN C

L

I

N

I

C

S

BEWEGINGSZORG

Ivo Hagendoorn – Makelaar en hockeyer

“Zelfs voor de koploper ga ik niet meer door de knieën”

Niet alleen Ivo kan zich verzekerd laten behandelen bij een gespecialiseerde kliniek. Bij Bergman Clinics brengen we hoogwaardige, gespecialiseerde

daarom vrijwel geen wachtlijsten. En, alle voorzieningen voor uw

medische zorg binnen bereik van iedereen. In een prettige omgeving,

behandeling gemakkelijk onder één dak. Inclusief de MRI-scanner.

met bijzondere aandacht voor úw wensen. Als bijvoorbeeld uw

Bovendien kunt u na de ingreep rekenen op een persoonlijk advies

voorste kruisband gescheurd is, begrijpen wij als geen ander dat u

van onze gespecialiseerde fysiotherapeut. Zo kunt u weer helemaal

zo snel mogelijk geholpen wilt worden. Om van de pijn af te zijn,

opgaan in het spel. Bel 0900 - 8099 of ga naar www.bergmanclinics.nl

maar ook om straks weer sneller in het veld te staan. Wij hebben

Aandacht. Daar worden mensen beter van.


TOP EN FLOP

FOPPE DE HAAN

De beste en slechtste beslissing van:

Coach van sc Heerenveen (1985-1988/1992-2004) en van Jong Oranje (2004-2009). Foppe de Haan is nu gepensioneerd en zeventig jaar oud.

“In 2004 ben ik bij Heerenveen gestopt. Dat werd een fantastisch afscheid op een prima moment, en met een voorgeschiedenis. Vanaf 2000 hadden we héle aardige resultaten geboekt, met het Champions Leaguejaar als hoogtepunt. Maar 2002-2003 begon heel slecht. In de winter stonden we tweede of derde van onderen. Zo beroerd had ik ’t nog nooit meegemaakt en ik besloot daarom dat ik na dat seizoen zou stoppen. Ik had er de buik van vol. Tijdens ons wintertrainingskamp in Turkije heb ik dat de technische staf en Riemer [van der Velde, destijds voorzitter, red.] meegedeeld. Riemer zei: ‘Alles goed en wel, maar dat is niet het moment waarop jij kunt stoppen. Na dit slechte begin gaan we in de tweede seizoenshelft ábsoluut de lijn omhoog inzetten. En het jaar daarna wordt het nog beter.’

“Ik was vergeten mijn eigen gevoel te volgen” Hij heeft gelijk gekregen. We zijn mede door de komst van Gerald Sibon opgeklommen naar de zevende plek en kwamen maar één doelpuntje te kort om ons voor Europees voetbal te kwalificeren. En het jaar daarop was het helemaal voor elkaar, werden we vierde en haalden we Europees voetbal. Daarbij werd ook mijn afscheid zelf een gewéldig mooi feest. En ook het begin van nieuwe, mooie ervaringen. Bij de KNVB mocht ik als man van begin zestig eerst het WK onder 20 doen. Heel bijzonder

FOTO: ANP PHOTO

Door: Rob Willemse

Foppe de Haan tijdens zijn afscheid bij Heerenveen in 2004.

om met zulke jonge jongens te werken. En het was ook een geweldige les, waar ik als coach van Jong Oranje veel aan gehad heb tijdens de EK’s van 2006 en 2007. Wie had bij mijn afscheid van Heerenveen kunnen bevroeden dat ik nog tweemaal Europees kampioen zou mogen worden? Riemer en ik hebben het nooit meer gehad over dat gesprek in Turkije waarin hij mij heeft overgehaald nog een seizoen te blijven. Bij ons hoeft zoiets niet. We weten ’t zo ook wel.” Slechtste “In 1997 speelden we de bekerfinale tegen Roda. Het werd een hectische wedstrijd, waaraan wij als favoriet begonnen, maar die we met 4-2 verloren. Vier jaar eerder hadden we, tegen Ajax en als club uit de eerste divisie, de finale ook gehaald. Toen zijn we op de wedstrijddag vertrokken,

onderweg naar Rotterdam in een hotel gaan zitten en hebben we daar al die Heerenveensupporters, verkleed en wel, op weg naar De Kuip voorbij zien komen. Dat was één groot feest om naar te kijken; voor de spelers en voor mij. En dat heeft ons ook echt een kick gegeven. In 1997 zijn we op zaterdag in een hotel op een industrieterrein in de buurt van Spijkenisse beland. Zo dood als een pier was ’t daar, totaal geen sfeer, niets te beleven. Met dat hotel zelf was niks mis. Maar zondag op weg naar De Kuip zag ik dat de beleving bij de spelers ontbrak en wist ik: we hadden het hetzelfde moeten doen als in 1993. Ik denk ook dat we dan hadden gewonnen. Ik ben een aanhanger van ‘normaal doen’. Maar toen heb ik naar te veel mensen geluisterd en was ik vergeten mijn eigen gevoel te volgen.”

nummer 4 - 2013

COACH

35


SPORTEN & COACHEN

Recordinternational Teun de Nooijer begint zijn trainerscarrière bewust aan de basis

“Ik ben rete-ambitieus, maar doe wel alles stap voor stap” Recordinternational Teun de Nooijer (37) heeft er bewust voor gekozen zijn trainerscarrière van onderaf op te bouwen. Daarnaast bestiert DeNooijer, de ‘Johan Cruijff van de hockeysport’, zijn eigen Academy, net als de echte Cruijff. “Het was voor coaches lastig om echt contact met mij te krijgen.”

Door: Mark van den Heuvel Foto’s: Maurits van Hout

36

COACH

nummer 4 - 2013

De hockeyer Teun de Nooijer Afkomstig uit Egmond en begonnen met hockey in Alkmaar, werd het onverzadigbare talent van de jonge Teun de Nooijer al snel opgemerkt door hockeybolwerk Bloemendaal. “Mijn ouders hockeyden, net als mijn oudere broers, Mertijn en Jeroen. Ik was de jongste, dus had ook eerder dan andere kinderen zo’n stickie in m’n handen. Maar ga er maar aan staan, tegen zoveel fysiek geweld. Ik had meteen goede tegenstand. Dan moet je het al snel van je snelheid en techniek hebben. Ik werd uitgedaagd en was vanaf het begin af aan wel een beetje een zogenoemd talent.”

Bescheidenheid typeert De Nooijer, waarschijnlijk zal de hockeysport nooit meer een vergelijkbaar talent voortbrengen. Twee keer olympisch kampioen, één keer wereldkampioen, zes overwinningen in de Champions Trophy, nog een paar EK’s en 453 (!) interlands; veel groter kun je als sportman niet groeien. Op de vraag of hij zelf, als kind, goed coachbaar was, moet De Nooijer het antwoord schuldig blijven. “Aan de ene kant was ik makkelijk coachbaar, denk ik. Aan de andere kant was het voor coaches lastig echt contact met mij te krijgen. Mij werd altijd ruimte gelaten om mijn acties te maken, want pas op latere leeftijd, vanaf m’n veertiende , werd me

“Van Ass is mijn voorbeeld. Hij zit als persoonlijkheid anders in elkaar dan ik. Maar zijn werkwijze vond ik wel interessant”


geleerd dat je als linksbuiten ook moet meeverdedigen.” “Ik stond daar wel voor open, maar mijn sterrenbeeld is Ram dus er zat ook altijd iets van koppigheid in me. Soms, als er een aanwijzing werd gegeven tijdens een wedstrijd en ik was het er niet meer eens, liet ik duidelijk blijken dat ik het anders zag. Was het niet verbaal, dan wel met een gezichtsuitdrukking van: hè, dit begrijp ik niet helemaal.” Met de ene coach had de hockeyer De Nooijer een betere verstandhouding dan met de andere.“Van iedereen neem je iets mee. Soms, als een coach zich qua persoonlijkheid helemaal aan de andere kant van jouw belevingswereld bevindt, denk je: wow, inderdaad, zo had ik er nog niet naar gekeken. Dat kan het ook heel interessant maken, terwijl het niks zegt over de onderlinge klik.” Voorbeelden? “Bondscoach Paul van Ass”, zegt De Nooijer. “Hij zit als persoonlijkheid anders in elkaar dan ik. Maar zijn werkwijze vond ik wel interessant. Van Ass kwam gewoon met een sterk verhaal, legde goed uit wat-ie wilde en waarom. Dat had ik eigenlijk maar één keer eerder meegemaakt, met Terry Walsh. Of je het er nou mee eens was of niet, zij kunnen hun ideeën over hockey als geen ander presenteren.” “De visie van Paul van Ass heeft mij echt geïnspireerd. We gaan terug naar de Hollandse School, zei hij, en daar stond ik helemaal achter. Op techniek, op snelheid en met mooi combinatiespel meer goals maken dan de tegenstander, dat vond ik mooi. Daar ging ik echt harder van trainen, harder van lopen zelfs. In ieder geval ging ik beter mijn best doen.” Vijf jaar geleden startte Teun de Nooijer zijn eigen bedrijf, de Teun de Nooijer Academy (TDNA), dat zich er op richt ‘mensen het

“Ik ben een Ram dus er zat altijd iets van koppigheid in me” maximale uit zichzelf te laten halen’. “Wij coachen en faciliteren individuen en groepen uit het bedrijfsleven. Dat boeit me enorm. Waar staan we over vijf jaar? Hoe gaan we daar komen? En wat gaan we daar nu dan aan doen? Dat zijn de kernvragen die we stellen. Als hockeyer heb ik mijn hele leven eigenlijk niets anders gedaan.” Een jaar of drie geleden, De Nooijer was zelf nog actief als speler van Bloemendaal 1, begon hij het team van zijn oudste dochter te trainen en te coachen. “Dat vond ik eigenlijk net zo leuk. Bovendien zijn er ongelooflijk veel raakvlakken. Nu ik ben gestopt met mijn actieve hockeycarrière, voel ik me eigenlijk alleen maar meer betrokken, adviseer ik het jeugdplan bij Bloemendaal en blijf ik doorgaan met het trainen en begeleiden van een jeugdteam.” De coach Teun de Nooijer De meiden van Bloemendaal C1 (12 tot en met 14 jaar) hangen deze ochtend aan zijn lippen, alsof ze begrijpen dat ze iets bijzonders meemaken. Alsof ze weten dat ze moeten opletten omdat ze worden onderwezen door de beste

Teun de Nooijer tijdens de training van de meiden van Bloemendaal C1.

hockeyer ooit: Teun de Nooijer. “Ga niet stilstaan”, instrueert De Nooijer de meisjes, zonder stemverheffing. “Om ervoor te zorgen dat wij het initiatief hebben, zullen we zonder bal altijd in beweging moeten blijven. Maak het jezelf simpel.” Zijn trainersdiploma’s wil Teun de Nooijer snel gaan halen, al zijn er in het hockey nog altijd coaches zonder trainerspapieren actief, zelfs bondscoach Paul van Ass. “Ik doe alles stap voor stap”, zegt De Nooijer. “Ik heb voor een geleidelijke opbouw gekozen. De opleiding voor ex-internationals vanuit de hockeybond ga ik zeker volgen. Gewoon doen, waarom niet? Er is altijd wat te leren. Al was het alleen maar om te kijken wat de oefenstof is, hoe ze dat uitleggen en of ik het daar mee eens ben. Als dat niet zo is, dan levert dat weer een discussie op en daar leer je ook weer van. Het hoort er gewoon bij, zo’n papiertje.” Waar de coach Teun de Nooijer zal eindigen weet hij niet. “Hockey is meer dan een hobby, het is een passie. De sport blijft me fascineren. Wat er ooit van komt weet ik niet. Ik ben dit seizoen in ieder

nummer 4 - 2013

COACH

37


Infostrada Sports offers innovative and unique services to the sports industry.

SPORTS DATA MANAGEMENT 300+ sports covered worldwide Historical results of major events & competitions Biographies of more than 50.000 athletes Continuous updates & ORIS-based reports

MEDIA & EVENT SERVICES Prep-kits & Media Guides Facts & Figures Service Live Information Service Games News Service & INFO Systems

SPORTS ANALYTIC TOOLS PODIUM, the Performance Manager Review performance data and monitor athletes Identification tool for talented athletes Valuation models for return on sport investment

ADDITIONAL SERVICES Host Broadcasting & Video Production Archiving Solutions & Asset Management Content Distribution Services Website & Mobile Platform Development

www.infostradasports.com twitter.com/infostradalive


“Hockey is meer dan een hobby” geval rete-ambitieus om iets met Bloemendaal C1 neer te zetten. Dit wordt mijn vierde jaar als coach en elk jaar ga ik er weer voor. Niet eens zozeer om kampioen te worden. Zolang het elftal maar aanwijsbaar beter wordt en speelsters zich persoonlijk ontwikkelen, vind ik het prima. Ik probeer een training zó in te richten, dat de kinderen zo veel mogelijk aan de bal zijn. Daar leren ze het meeste van.” Wat hem typeert, als coach? “Als ik vroeger zelf aan het trainen was, dan was ik ook echt aan het trainen. Dan was ik bezig om het zo goed mogelijk te doen. Of het nou een aanname was of een simpel balletje breed, alle ballen moesten perfect zijn. Dus als ik met die meiden aan het trainen ben, dan hoop ik dat ze dat met dezelfde instelling doen. Dat ze echt hun best doen. Hebben we dan geen plezier met elkaar? Ja, natuurlijk wel. Alleen als we trainen, moet er een knop om. Zo heb ik het als speler altijd benaderd en ik merk dat ik er als coach ook zo over denk.” Hij wil een ‘klik’ houden met alle speelsters in zijn team, zegt De Nooijer. “Dat is razend ingewikkeld, ook op dit niveau. Er is altijd een grote lijn, maar daaromheen moet je alle karaktertjes op het individuele vlak bij je halen om ze te motiveren. Dat vind ik een hartstikke leuk proces. Iedereen raakt weer gemotiveerd door iets anders. Ieder kind vraagt een andere benadering. Zo zal ik dus alle meiden van Bloemendaal C1 persoonlijk moeten leren kennen, om op de juiste knoppen te kunnen

drukken, waardoor ze beter gaan hockeyen. Dat vind ik een prachtige uitdaging.”

team. Ik zeg dat ik mezelf wil ontwikkelen tot een betere coach. En dat doe ik op deze manier.”

De Nooijer heeft zichzelf tijd gegund om te ontdekken of er een toekomstige (top)coach in hem schuilgaat. “Ik heb er bewust voor gekozen onderaan te beginnen. Dat is voor mij ook het moeilijkste. De taal van de internationale top spreek ik. Maar dit is veel lastiger. Alle Engelse termen die ik voorheen gebruikte, begrijpen die meisjes niet. Dan is het net alsof ik Chinees praat. Ik zal het simpel moeten houden. De taal spreken die zij spreken. En dat is voor mij even schakelen. Voor mijn opleiding is het beter om hiermee te beginnen en niet als assistent bij een eerste elftal.” “Ik ben pas 37 jaar. In het ideale plaatje blijft mijn Academy de komende jaren groeien en heb ik daarnaast genoeg speelruimte om mezelf te ontwikkelen als coach. Ik ga niet zeggen dat ik over tien jaar coach van heren 1 bij Bloemendaal ben of coach van het nationale

De Nooijer propagandeert de Hollandse School, zegt hij. “Dat zit nou eenmaal in ons karakter, als land. We willen aanvallen, het publiek vermaken op basis van een hoge balcirculatie, combinatiespel en veel techniek. Bij Oranje en ook Bloemendaal hebben we de laatste jaren niets anders gedaan. Ik vind het Pakistaanse en Indiase hockey ook schitterend om naar te kijken, als liefhebber. Dat is een beetje het tikki-takka van het internationale hockey, die jongens zijn ontzettend snel met hun handen. Spreekt mij persoonlijk veel meer aan dan fysiek en verdedigend gedisciplineerd spel. Ik vind het moeilijk om genoegen te nemen met titels als ‘smaakmaker van het toernooi’, wanneer je tweede bent geworden. Dan denk ik: dat is niks voor mij. De sportman in mij zegt dan eigenlijk meteen dat we het in de finale verkeerd hebben aangepakt. Voor mij staat daarom winnen voorop.”

“Op techniek, op snelheid en met mooi combinatiespel meer goals maken dan de tegenstander, dat vond ik mooi” nummer 4 - 2013

COACH

39


“Wij krijgen de medailles, maar we zijn met z’n drieën.” Rogier Blink en Mitchel Steenman Twee zonder

“Onze coach Titus Weijschedé maakt tachtig procent van onze kilometers ook, op de fiets. Toen we vorig jaar begonnen, was dat voor ons alle drie een gok. Maar we geloofden erin en dat geloof wordt steeds groter. Als het moet, roeit het gewoon heel hard. Hoe we tegen die boot aanduwen, hoe we aan die riemen hangen, daarin doen we dus iets heel goed samen. Het klikt. Alles gaat in overleg, maar Titus bepaalt de richting. We hebben al twee jaar achter elkaar een EK-medaille gewonnen en nu ook brons op de wereldkampioenschappen. Ons doel is een plak winnen in Rio. Nog drie jaar keihard doortrainen, tweehonderd kilometer per week. Titus zal flinke kuitspieren krijgen.” Aegon is hoofdsponsor van het Nederlandse roeien en ondersteunt sporters bij het realiseren van hun doelen.

Bedenk je toekomst.


ADVERTORIAL

Bij afspiegelingsbeginsel: Wint generalist van specialist? In deze rubriek gaan mr. Peter van der Aart en mr. Caroline Beekes, juristen bij stichting Sportkader Nederland, in op allerhande juridisch sportgerelateerde onderwerpen voor trainers en coaches. Voor nadere informatie kunt u terecht op www.sportservicenoordholland.nl/ personeelszaken.

SPORTKADER NEDERLAND Voor meer informatie kan contact worden opgenomen met Sportkader Nederland

Postbus 338 2000 AH Haarlem T. 023-531 94 75 E. info@sportservicenoordholland.nl

Het huidige economische klimaat brengt met zich mee dat werkgevers soms geen financiële middelen meer hebben om (alle) werknemers in dienst te houden. Als werknemers ontslagen moeten worden, komt het afspiegelingsbeginsel om de hoek kijken teneinde te bepalen wie ontslagen dient te worden. Voor het bepalen van de ontslagvolgorde bij ontslag om bedrijfseconomische reden gaat het om de vraag wie als eerste voor ontslag moet worden voorgedragen. Een werkgever mag dus niet zelf bepalen wie hij voor ontslag voordraagt. Eerst wordt bepaald wat de zogenaamde uitwisselbare functies binnen het bedrijf zijn. Dit zijn functies die naar functie-inhoud, vereiste kennis, competenties en vaardigheden vergelijkbaar en naar niveau en beloning gelijkwaardig zijn. Het gaat hierbij om de uitwisselbaarheid van functie, niet om uitwisselbaarheid van werknemer. Alle werknemers binnen uitwisselbare functies moeten ingedeeld worden in vijf leeftijdsgroepen. Te weten: 15 tot 25 jaar, 25 tot 35 jaar, 35 tot 45 jaar, 45 tot 55 jaar en 55 jaar en ouder. Vervolgens moeten de ontslagen zodanig plaatsvinden dat de leeftijdsopbouw binnen de uitwisselbare functie vòòr en ná het ontslag zo veel mogelijk gelijk blijft. Binnen elke leeftijdsgroep wordt de werknemer met het kortste dienstverband als eerste voor ontslag voorgedragen. Voorbeeld I Bij een sportorganisatie werken zes trainers van wie één trainer ontslagen moet worden. De uitwisselbare functies worden bekleed door één trainer van 25 tot 35 jaar,

nummer 4 - 2013

drie trainers van 35 tot 45 jaar en twee trainers van 45 tot 55 jaar. De trainer in de leeftijdsgroep 35 tot 45 jaar met het kortste dienstverband wordt voorgedragen voor ontslag, want die leeftijdsgroep heeft de meeste trainers. Van uitwisselbare functies is eveneens sprake als een werknemer na een redelijke overdrachtsperiode, de tijd die nodig is om een werknemer in te werken, vrijwel direct inzetbaar is in een andere functie. Is de verwachting dat deze overdrachtsperiode langer dan drie tot zes maanden is, dan is de functie niet uitwisselbaar. Voorbeeld II De subsidie voor de afdeling voetbal bij een (omni)sportvereniging wordt ingetrokken, in tegenstelling tot de afdeling handbal bij diezelfde vereniging. De voetbaltrainer moet worden ontslagen. Indien deze voetbaltrainer in het bezit is van een ALO-diploma kan gesproken worden van een uitwisselbare functie met een handbaltrainer (de handbalbond stelt geen licentie-eis. Hij kan immers zonder extra opleiding deze functie verrichten. Indien deze voetbaltrainer alleen een voetbalspecifieke (bonds)opleiding heeft, zal niet sprake zijn van een uitwisselbare functie, daar de overdrachtsperiode, een sportspecifieke bondsopleiding, gemiddeld twee tot drie jaar duurt. Geconcludeerd kan worden dat in het kader van het afspiegelingsbeginsel de inzetbaarheid van de generalist, de trainer met de meest brede opleiding, het wint van de specialist, namelijk de trainer met een sportspecifieke opleiding.

COACH

41


dubbelfunctie

Toon van Helfteren wil na forse kritiek op basketbalbond zijn steentje bijdragen

“Ook een kleine kans blijft een echte kans” De clubcoach van landskampioen Leiden werd ook bondscoach. Zijn grootste tegenstander, zegt Toon van Helfteren, is het amateurisme van de bond. Op weg naar het EK van 2015 begon hij overtuigend, maar inmiddels is hij door een organisatorische blunder de winstpunten al weer kwijt.

Door: Tessa de Wekker

42

COACH

nummer 4 - 2013

Toon van Helfteren moet grijnzen bij de vraag of hij het vrijwillig doet, bondscoach van de basketballers zijn. “Zoveel budget is er niet, dus ja.” De vraag is: Waarom? Zijn antwoord is simpel: “Ik wil weer wat positiefs brengen bij het Nederlandse basketbal. En als je hard roept en kritiek hebt, dan moet je ook wat doen om te helpen, vind ik.” Lachertje En hard roepen deed Van Helfteren (62) tien maanden geleden. Basketbalbond NBB maakte in november bekend voor twee jaar het nationale mannenteam en de onder-20-ploeg te schrappen. De bond zat (en zit) in financiële problemen en wilde met de maatregel financieel orde op zaken stellen. Het besluit schoot bij veel basketballers, onder wie bij Van Helfteren, in het verkeerde keelgat. De coach van eredivisieclub Leiden noemde het stopzetten van de Oranjeteams “een dieptepunt in meer dan 40 jaar NBB”. “De bond zal zo langzamerhand het lachertje van sportend Nederland zijn, er deugt organisatorisch helemaal niets van.” Van Helfteren, die eerder bondscoach was tussen 1993 en 1997, als speler recordinternational is (207 caps) en tevens erelid van de NBB: “Het klopt niet bij de bond. Er

komen steeds nieuwe lijken uit de kast. Er moet een fatsoenlijke organisatie komen.” Genaturaliseerd Nadat de bond de stekker uit de twee Oranjeprogramma’s had getrokken, besloot de Federatie Eredivisie Basketball (FEB) samen met Sport1 het Nederlands team voor ten minste twee jaar over te nemen. Dat team had afgelopen zomer de kans zich te plaatsen voor het EK van 2015 in Kiev. Dat mislukte op zure wijze. Hoewel Oranje drie van de vier poulewedstrijden won, mocht het niet door naar de halve finales van het kwalificatietoernooi. Van Helfteren zou namelijk in de eerste twee wedstrijden twee genaturaliseerde spelers hebben opgesteld (Mohamed Kherrazi en Sean Cunningham), terwijl er volgens internationale regels maar één is toegestaan. Voor de internationale basketbalbond FIBA is iemand genaturaliseerd als hij na zijn zestiende een paspoort van het land waar hij voor uit komt heeft gekregen. Volgens de Nederlandse bond en Van Helfteren is Cunningham echter al vanaf zijn geboorte Nederlander, omdat zijn moeder Nederlandse is. Toch kwam hij met een sterretje achter zijn naam (van genaturaliseerde speler) op het (bindende)


FOTO: SPORTFOTOGRAFIE.NL

“Het klopt niet bij de bond. Er komen steeds nieuwe lijken uit de kast”

wedstrijdformulier te staan. Een amateuristische fout, juist in een tijd dat Van Helfteren en zijn team het programma van Oranje eindelijk een professionele invulling gaven. Filosofie Van Helfteren werd in maart gevraagd als bondscoach. Hij zei ja, om de sport waar hij zo van houdt te helpen. “Ik ben niet iemand om te vergaderen. Ik ga dus ook niet in een bestuur zitten. Wat ik wel kan, is coachen. Zo wil ik mijn steentje bijdragen.” Zijn club Leiden, regerend landskampioen, en de overige clubs verenigd in de FEB gaven hun fiat. “Beide functies zijn te combineren”, aldus Van Helfteren. Zijn eigen club levert vier internationals en bovendien speelde Arvin Slagter tot en met vorig seizoen voor Leiden. Zijn de andere spelers niet bang dat Van Helfteren ‘zijn’ spelers voortrekt? “Daar heb ik nog niets van gemerkt. De andere spelers kennen mij ook. Ik behandel iedereen hetzelfde. Wie hard wil werken, wil ik beter maken.” Is hij dan niet bang dat hij de spelers van andere clubs te goed maakt? “Haha, nee. Dat is alleen maar goed voor het basketbal in Nederland. Mijn assistent bij Oranje is coach van Den Bosch. Iedereen in het

nationale basketbal kent elkaars sterktes en zwaktes door en door.” Toch begrijpt Van Helfteren, die ook nog een paar ochtenden in de week gymdocent is op een middelbare school in Dordrecht, de vragen. Botsende belangen liggen op de loer. Zo is het gedurende het clubseizoen zijn belang de beste spelers op te stellen. Dat zijn vaak de Amerikanen van het team, terwijl hij als bondscoach wellicht liever jonge Nederlandse spelers zou opstellen om ze ervaring op te laten doen. Van Helfteren weerlegt die stelling. “Bij Leiden hebben we vorig jaar met twee dragende Amerikaanse spelers gespeeld. De rest van het team was Nederlander. We hebben bij Leiden vanaf het begin de filosofie zo veel mogelijk met Nederlanders te spelen. Jonge spelers krijgen bij mij als clubcoach kansen, laat maar zien wat je kunt, werk hard en dan kom je er misschien.” Verdedigend Hard werken is het motto van de bondscoach. Hij verwacht honderd procent inzet van zijn spelers. Van Helfteren geeft zichzelf immers ook volledig. Het viel hem dan ook vies tegen dat vier spelers hun zomervakantie belangrijker vonden dan Oranje. “Ze hadden al geboekt en wilden wel één of

twee weken later aansluiten. Dat kan dus niet. Het gekke is dat niemand mij of de FEB heeft gebeld om te vragen wanneer de trainingen zouden beginnen, zodat ze er rekening mee konden houden. Terwijl in december al duidelijk was dat het Nederlands team zou blijven bestaan. Dat snap ik dus niet. We doen het zonder deze spelers, want ik wil mensen die er echt voor gaan. Daar wil ik mijn tijd in steken.” Inmiddels is bij Oranje de hand van Van Helfteren al zichtbaar. De ploeg speelt zoals Leiden. Verdedigend dus. Volgens de bondscoach is dat essentieel wil Nederland internationaal wat gaan bereiken. “Wij hebben niet drie, vier spelers die zomaar twintig punten scoren. We mogen blij zijn als we er één hebben. Daarom moeten we tegenstanders kapot verdedigen.” De 70-puntengrens is bijna heilig bij Leiden en nu ook bij Oranje. “Als je een tegenstander onder de 70 punten houdt, heb je kans te winnen. Misschien is het voor het publiek niet het grootste spektakel, maar het enthousiasme zal snel afnemen als je steeds met 100-105 verliest.” Hels karwei Hoewel de speelstijl deze zomer succesvol was, zal het een hels karwei worden naar het EK van 2015 te kunnen. Volgende zomer volgt een tweede kwalificatietoernooi, met sterkere landen. Met de afvallers van het EK van dit jaar strijdt Oranje om de overgebleven plaatsen. “We hebben een kleine kans. Maar ook dat is een kans. En als sportman wil ik er alles aan doen om die kans te pakken. Ik geloof dat we met het Nederlandse basketbal echt betere tijden tegemoet kunnen gaan. Anders was ik er niet aan begonnen.”

nummer 4 - 2013

COACH

43


alles of niets

Gijs Ronnes snapt nu, als bondscoach, wel dat hij hard moet werken om te presteren

“Als je niet kunt uitleggen wat je doet, ben je een dramatrainer” Nadat hij stopte als beachvolleyballer, was hij er ook helemaal klaar mee. De recherche zou de volgende halte zijn in zijn loopbaan, maar het werd uiteindelijk het bondscoachschap van de beachvolleyballers. Met succes, in juli werd Ronnes met Alexander Brouwer en Robert Meeuwsen wereldkampioen.

Door: Mariëlle van Bussel

44

COACH

nummer 4 - 2013

Eigenlijk dacht Gijs Ronnes (36) altijd dat een baan als volleybaltrainer niet serieus te nemen was. Hij had rechten gestudeerd en vond dat hij daar iets mee moest doen. Totdat een vriend hem zei: “Als jij een topcoach wordt, is het echt wel een serieuze baan.” Dus toen hij in 2009 van de Nevobo het aanbod kreeg talentcoach te worden van de beachvolleybal heren, ging hij daar op in. Nu, vier jaar later, is hij alweer twee jaar bondscoach van diezelfde heren en won zijn team afgelopen juli het WK in Polen. Hij neemt zijn sport nu uitermate serieus, geeft hij lachend toe. Dat was tijdens zijn carrière als zaalvolleyballer wel anders. Zelf was Ronnes als volleybalspeler actief op het hoogste niveau, net zoals later als beachvolleyballer. Hij was in Nederland dan ook de eerste beachvolleyballer die zijn sport op professioneel niveau uitvoerde. Met

zijn kompaan Jochem de Gruyter haalde hij de zilveren plak tijdens het EK in 2006. Ambtenaar “Ik was zeker geen rasechte topsporter. Ik heb er altijd moeite mee gehad mijn hele leven op te offeren voor de topsport. Biertjes drinken met vrienden vond ik ook leuk, zeker tijdens mijn studie. Ik heb het nationale volleybalteam niet gehaald, terwijl dat er wel in had gezeten. Daar is dus iets flink misgegaan. Toen ik in 2008 stopte, was ik er helemaal klaar mee. Trainer? Nooit aan gedacht.” Wel kwam hij terecht bij de gemeente, waar hij als jurist een project van drie maanden uit moest voeren. Binnen drie weken had hij het af. “Ze keken me aan alsof ik dwaas was. Door mijn leven als topsporter was ik gewend om me een paar uur achter elkaar te focussen.

“Ik heb er altijd moeite mee gehad mijn hele leven op te offeren voor de topsport”


FOTO: RONALD HOOGENDOORN

Op dat kantoor focuste ik me dus acht uur achter elkaar en was ik aan het eind van de dag doodmoe. De rest van die drie maanden heb ik naar de klok gekeken. Als één baan niet serieus te nemen is, is dat die van de ambtenaar.” Met die ervaring en de uitspraak van zijn vriend maakte hij toch zijn rentree in de wereld van het beachvolleybal. Geen opleiding tot coach, weinig ervaring. Maar wel met een duidelijke insteek. “Ik ben altijd duidelijk, hamer erop dat spelers hun afspraken nakomen en laat ze die vooral zelf bedenken.” Dat klinkt gedisciplineerd. Of dat een erfenis is van zijn eigen carrière? “Ik kan ongedisciplineerd gedrag slecht hebben, omdat ik maar al te goed weet dat het niet goed is. Ik praat ook regelmatig met mijn spelers om hun doelstellingen helder te krijgen en de manier waarop ze die willen bereiken.” Romario Zelf werd Ronnes in het begin van zijn spelerscarrière wel eens

Romario genoemd, vanwege zijn liever-lui-dan-moe-mentaliteit. Hoe dat nu is? Bedachtzaam: “Ik denk dat de aard van het beestje niet snel verandert. Maar nu ik ouder ben, snap ik dat ik hard moet werken om iets te presteren. Ik heb ermee leren omgaan, ook al kost me dat wel eens moeite. Ik moet elke ochtend even bewust bezig zijn met het doel van die dag. Maar als ik dan aan de slag ga, ga ik ook hard aan de slag. Het is alles of niets.” Het gevolg is ook dat hij zich er moeilijk toe kan zetten een opleiding af te ronden. Hij volgde de opleiding tot volleybaltrainer 4, maar maakte die niet af vanwege de schrijfopdrachten waar hij zo’n hekel aan had. Kennis van het menselijk lichaam mist hij omdat het hem niet interesseert. Hij weet dat hij moet bijspijkeren, maar wanneer? Wel volgt hij nu de Master Coach-opleiding vanuit NOC*NSF, en leest hij alles over communicatie en groepsprocessen. Want dat boeit hem wél.

Perfect Terwijl hij vertelt, laat hij regelmatig stiltes vallen. Weloverwogen komen de woorden eruit. Het zegt alles over de coach die zeker wil zijn van zijn zaken. Niemand die hem mag betrappen op een foute uitspraak. Toen hem een paar weken terug gevraagd werd met welke coach hij wel eens een dagje mee zou willen lopen, moest hij daar nog even over nadenken. En ook deze middag weet hij het antwoord nog niet. “Ik wil het perfecte antwoord geven”, zegt Ronnes. Ook zijn spelers moeten eraan geloven. Kom niet met uitspraken aan die nergens op gebaseerd zijn, weet dat er altijd om argumenten wordt gevraagd. De wetenschapper aan het roer, maar ook een telg uit een geslacht met politici. Zijn vader is burgemeester van Haaren, een groot aantal ooms zit het discussiëren ook in het bloed. Gijs Ronnes weet dus niet beter. “In mijn familie kon ik niet zomaar iets roepen, dan werd je meteen met de grond gelijk gemaakt. Als mijn spelers nu roepen dat het klote ging, vraag ik

nummer 4 - 2013

COACH

Gijs Ronnes (helemaal rechts) met het Beach Team Holland 2013.

45


DE LEVENSLOOP VAN EEN PROFESSIONAL VEREIST EEN ANDERE TOEKOMSTVISIE ABN AMRO Sport & Entertainment Desk Met toewijding en professionaliteit hebt u zich naar de top gewerkt en duizenden toeschouwers genieten van uw vaardigheden op het veld of op het podium. U staat vaak onder enorme druk om te presteren. En daarom laat u uw belangen behartigen door een team dat u vertrouwt. Wij willen graag een aanvulling op dit team zijn. Daarom bieden wij u een dienstverlening op maat voor financiële vraagstukken die spelen tijdens en na uw professionele carrière als ook in uw priveleven. Neem dus nu contact met ons op voor een vrijblijvend gesprek en bezoek onze speciale site. Wij komen graag met u in contact. Kijk op abnamro.nl/sed of bel: +31 (0)20 - 628 10 47


“Ik ben veeleisend. Het is de enige weg naar de top” ze waarom het klote ging. Ik kan ze altijd met cijfers om de oren slaan.” Ja, veeleisend is hij wel. “Het is de enige weg naar de top. Elke actie die je maakt, moet perfect zijn. En doe nooit iets zonder focus, zonde van je tijd. Ik zie trainers uit het buitenland vaak warmingups leiden waar een balletje wordt geslagen en ondertussen wordt gevraagd hoe de dag is geweest. Onacceptabel, daar word je alleen maar slechter van. Zo wil ik het dus niet.” Ratio Ronnes typeert zichzelf als een tactische coach. “Toevallig pakt het zo uit dat mijn collega zich tijdens een wedstrijd bezighoudt met de uitvoering van bewegingen, terwijl ik kijk waarom welke beslissingen worden genomen door de spelers. Het gaat onbewust, maar we leren op die manier veel van elkaar. Ik werk ook erg procesmatig. We hebben een doel en vandaar uit redeneer ik terug hoe we er moeten komen.” Een analytische blik gecombineerd met een grote dosis ratio. Misschien is dat zijn kracht wel, denkt hij hardop. Aan de andere kant zit zijn zwakte in de communicatie. “Ik praat zachtjes, langzaam en monotoon. Ik kan me voorstellen dat dat wel eens saai is voor de spelers. Toen een collega rondom de WK-finale een van

mijn spelers benaderde met een compleet verhaal vol metaforen, gebaren en zijpaden, werkte dat. Sterker, daarom zijn we wereldkampioen geworden. Ik kan dat niet en ik zal het ook nooit leren. Daarbij, dan zou het geforceerd overkomen, en dat werkt averechts.’ Goed gesprek Ronnes beseft dat die aanpak ook niet bij iedere speler werkt. De ene speler wil gewoon horen wat hij moet horen, zoals Ronnes in het verleden ook wilde van zijn trainers, de ander wordt juist gemotiveerd door een aanpak met drama en heroïek. Dat maatwerk moet hij nog beter onder de knie krijgen, vindt hij. “Ik houd nog te weinig rekening met de persoon. Ik heb mijn eigen manier en vind het moeilijk om daarvan af te wijken.” Zijn vrouw, die als communicatiepsycholoog werkt, wijst hem dan ook op communicatieve vaardigheden die functioneel zijn in zijn werk als bondscoach. Zo weet hij dat hij alleen maar gedrag moet benoemen zonder het te interpreteren of erger nog, te beoordelen. “In het verleden ben ik in al die valkuilen getrapt. Als je tegen een speler zegt: ‘Je ergerde je aan je collega, hè.’ Dan zegt hij natuurlijk: ‘Nee hoor.’ Maar nu zeg ik dus: ‘Ik zag dat je naar hem keek en een wegwerpgebaar maakte.’ Dat

kunnen ze niet ontkennen. En dus krijg je pas dan een goed gesprek.” Observeren Tegelijkertijd kan hij goed luisteren en observeren. Als er iets minimaals speelt tussen twee spelers, ziet hij het. En in een gesprek krijgt hij boven tafel wat hij wil horen. “Observeren kan ik goed, maar er vervolgens mee omgaan minder. Ik ben zelf introvert, dus als er ‘ik voelde dit en dat’-verhalen verteld worden, kan ik daar niet veel mee. Sommige spelers hebben dat wel nodig, dus ik wil dat wel beter kunnen.” Hij put niet vaak uit zijn ervaringen als speler. Wel weet hij hoe het zeker niet moet. “Ik heb trainers gehad die niet konden uitleggen waarom ze deden wat ze deden. Dan werd ik recalcitrant, kreeg ik problemen en werd ik naar huis gestuurd. Nu vind ik dat ik altijd de vraag ‘waarom doen we dit?’ moet kunnen beantwoorden. Als je dat niet kunt, ben je een dramatrainer.” Ronnes blikt niet snel terug, en kijkt ook niet snel vooruit. “Het maken van planningen is een zwakke kant. Dus wat mijn eigen toekomstplannen zijn? In Rio tijdens de Spelen een medaille halen, en verder? Inmiddels weet ik wel dat ik in de sport wil blijven, want bij de gemeente werken… dat is echt geen serieuze baan!”

“Ik werk erg procesmatig. We hebben een doel en vandaar uit redeneer ik terug hoe we er moeten komen” nummer 4 - 2013

COACH

47


COACH EN CONGRES

Thema ‘3 werelden – 1 principe?’ om coaches breed naar hun eigen vak te laten kijken

Nationaal Coach Congres dit jaar anders dan anders Het Nationaal Coach

Congres, georganiseerd door NLcoach en NOC*NSF, wordt dit jaar op 13 december gehouden. Het congres met als thema ‘3 werelden – 1 principe?’- vindt plaats in het sportcentrum Landstede in Zwolle.

Door: Poul Annema

“Anders dan anders”, noemt Bert Bouwer, directeur van NLcoach, het komend Nationaal Coach Congres in Zwolle. Anders vooral omdat de werelden van sport, dans en krijgsmacht bij deze gelegenheid met elkaar worden verbonden. Bij de soms tegengestelde belangen staat op elk niveau de rol van de coach, net als het resultaat, altijd centraal. Hoewel hun opleidingen vaak verschillend zijn, staat vast dat coaches in deze drie op het oog aparte werelden veel van elkaar kunnen leren. De namen van de verschillende inleiders worden later bekend gemaakt. “Ons uitgangspunt bij het congres is om coaches op een brede manier naar hun eigen vak te laten kijken”, zegt Bert Bouwer vooruitblikkend op de deze wel zeer bijzondere ontmoetingsdag van coaches. “Door het werkveld te verbreden en te kiezen voor het thema ‘3 werelden – 1 principe?’ zoeken we naar de parallellen en verschillen op elk terrein van het

coachen. Het is voor ons duidelijk dat deze drie werelden, waarin de coach op een verschillende manier een belangrijke rol vertolkt, elkaar kunnen versterken door hun eigen opvattingen en ervaringen te delen.” Bert Bouwer spreekt vanuit zijn jarenlange ervaring als topcoach in Nederland, Denemarken en Japan om vooraf al de grensoverschrijdende waarde van dit platform te benadrukken. “We bieden met het nieuwe concept de mogelijkheid voor de nieuwsgierige coach om expertise te delen, maar ook om die in zowel theoretische als praktische workshops te toetsen en te versterken. Daarbij staan de kernwaarden van NLcoach voorop en krijgt het congres extra kleur door de aanwezigheid en medewerking van meer dan dertig topcoaches uit de Nederlandse sport.” Congresgangers krijgen in Zwolle een unieke gelegenheid om met vragen en opmerkingen in contact

Leo Beenhakker, voorzitter Coaches Betaald Voetbal:

“Het coachvak is continu in ontwikkeling. Jezelf bijscholen en je blijven ontwikkelen is noodzakelijk om het maximale uit je eigen capaciteiten te halen. Ik ben er bij op 13 december. Jij ook?” 48

COACH

nummer 4 - 2013


Robert Eenhoorn, technisch directeur van de honkbalbond

“Wil jij ook leren van hoe de danswereld en krijgsmacht omgaan met mentale begeleiding, talentontwikkeling en fysieke training? Wij maken de vertaalslag naar jouw sportpraktijk. Kom dus op 13 december naar Zwolle”

te komen met de grote namen uit de nationale coachwereld. Vrijwel allemaal hebben ze hun medewerking toegezegd op de dag die wordt geleid door dagvoorzitter Tom van ’t Hek. De voormalige hockeycoach en huidige programmamaker zal met de medewerking van de coaches in het plenaire deel van het congres de kernthema’s van NLcoach (mentaal, fysiek, talent en team) in ongetwijfeld boeiende betogen belichten en bediscussiëren. Na het plenaire deel van de bijeenkomst staan in het sportcentrum Landstede veertien workshops op de agenda, waarvan iedere deelnemer er twee kan volgen. Centraal staat ook hier de vertaalslag van theorie naar praktijk. Voor de workshops zijn de volgende thema’s gekozen: • flow, gezien vanuit de werking van het brein; • presteren op het moment dat het moet (workshop vanuit de

wereld van de krijgsmacht); • krachtig communiceren met gebruik van NLP; • spelend motorisch leren met impliciete en differentiële leervormen; • specifieke uithoudingsvermogentraining voor spelsporters; • het eigen maken van natuurlijk bewegen gezien vanuit de aikidofilosofie; • collectieve instorting in teamsporten (rekening houdend met zowel team als individu); • One Minute Coaching; • testen en meten; een kijkje in de wereld van het topvoetbal; • talentbegeleiding gezien vanuit de ogen van het talent; • talentontwikkeling gezien vanuit FC Zwolle; • workshop vanuit de danswereld; • omgaan met ouders, waar ligt de grens? • niets is zo praktisch als een goede theorie.

TOPCOACHES op het congres De coaches die inmiddels hun medewerking aan het Nationaal Coach Congres hebben toegezegd: Joop Alberda, Cor van der Geest, Toon Gerbrands, Gertjan Verbeek, Jochem Uytdehaage, Charles van Commenée, Tjerk Bogtstra, Henk Kraaijenhof, Max Caldas, Paul van Ass, Jan-Sjouke van den Bos, Alex Pastoor, Marc Delissen, Tjerk Bogtstra, Marianne Timmer, Bart Veldkamp, Robin van Galen, Peter Murphy, Robert Eenhoorn, Nico Rienks, Peter Blangé, Leo Beenhakker, Henk Gemser, Foppe de Haan, Gido Vermeulen, Arnold Vanderlyde, Cees Vervoorn en Paul Metz.

Tussen de workshoprondes is er het diner, waarbij de congresdeelnemers met de coaches aan tafel zitten. Het Nationaal Coach Congres nieuwe stijl is toegankelijk voor iedere trainer-coach, ongeacht in welke tak sport of het niveau waarop hij of zij werkzaam is. De kosten om deel te nemen bedragen voor NLcoach-leden 120 euro (exclusief 21% btw), voor niet-leden van NLcoach bedragen de kosten 145 euro (exclusief 21% btw).

Maurits Hendriks, technisch directeur NOC*NSF en chef de mission:

“Het Nationaal Coach Congres is al jaren hét platform waar ik graag mijn kennis en ervaringen deel met collega trainer/ coaches vanuit alle takken van sport” nummer 4 - 2013

COACH

49


FOTO: ANP PHOTO

column Mart Smeets 50

Mart Smeets is vanaf 1967 werkzaam in de (sport)journalistiek, waarvan sinds 1974 bij Studio Sport als presentator, documentairemaker en anchorman. Hij volgde talloze Olympische Zomer- en Winterspelen en vele internationale toernooien en bivakkeert jaarlijks een maand in Frankrijk om de Tour de France te volgen. Daarnaast schrijft hij voor Trouw, het Haarlems Dagblad, NUsport en de VARAgids en is hij auteur van meerdere bestsellers.

zekerheden Binnen de Nederlandse topsport kenden we tot voor kort slechts een paar zekerheden als het ging om ‘WE winnen’. We, als in de trotse sportnatie Nederland, een klein landje zonder echte sportcultuur en waar succes altijd gepaard gaat met vreemd gedrag in oranje baljurken en een opflikkerend soort nepnationalisme dat even snel gaat liggen als het opgekomen is. Onze ‘zekerheden’ van de laatste jaren? Vrouwen- en mannenhockey en Sven Kramer, Ireen Wüst en een goed dressuurpaard dat snel naar Duitsland doorverkocht werd. De hockeyers hebben ons, zo lijkt het, even in de steek gelaten. Bij het EK in het Belgische Boom konden de ploegen van Max Caldas (vrouwen) en Paul van Asch (mannen) de finales niet halen, hetgeen opmerkelijk en licht zorgelijk is. Na een flinke hoogconjunctuur die decennia duurde, konden de vrouwen zich niet losweken van de stug spelende Engelse meiden, hoewel Caldas de enige opmerking het veld in slingerde die je van een coach mag eisen: “Tempo verhogen en kort gaan spelen.” Het was opmerkelijk dat er van die aanwijzing niets overbleef, anders dan los gehol en gedraaf en één gave score die niet voldoende was. Dat de Nederlandse vrouwen, die – o, zo verkeerd en o, zo vervelend – vaak ‘hockeybabes’ genoemd worden in de shoot-out-serie billenkoek kregen van vrouwen die nooit ‘babes’ genoemd (willen) worden, zegt veel. Belangrijk was dat de Oranje-dames een bijna doffe, gelaten en soms gestreste indruk maakten. Het ontbrak ze aan spirit, vindingrijkheid en spelplezier en zonder die eigenschappen kun je nooit winnen. De nederlaag moet als wake-upcall goed vertaald worden en aan Caldas om de glimlach op de gezichten van de speelsters terug te brengen. Dat proces vraagt aanpassing en tijd. Die moet je, met Rio 2016 aan de einder, de coach gunnen. Of? Of je bedankt hem nu voor de eer en je zet een ander voor de groep. Die keuze vraagt durf en wie heeft dat bij de hockeybond? En wie neemt die beslissingen eigenlijk? Die keurig nette voorzitter of die artistiek verantwoorde warwinkel die bondsdirecteur en ‘mister Hockey himself’ is. Dan de mannen. Paul van Ass analyseert tegenwoordig goed. Beter dan dat hij zijn spelers klaar krijgt voor een belangrijk duel als tegen de Duitsers. Ook zijn aanblijven vraagt om overleg. Ofwel geef je hem de lengte, of je pakt meteen een staalborstel en een pot groene zeep en begint met schoonmaken. Ook de mannen spelen aardig, maar weten in de sleutelwedstrijden niet te leiden en te overheersen. Om dat wel te kunnen moet je een eigenwaarde creëren die gebaseerd is op technisch voortreffelijk en snel uitgevoerd spel. Fitheid, lichamelijk, maar vooral in de hoofden, is een eerste vereiste. Het lijkt haast wel alsof de mentale weerbaarheid van de Nederlandse hockeysters en hockeyers is afgenomen. Op het moment dat je daar kwetsbaar wordt, als je gevoel voor ‘wie zijn we en wat kunnen we?’ langzaam afneemt, dan is procesverandering nodig. Dan mag de KNHB nog zo rijk zijn, dan mag Nederland nog zoveel goede en gezellige clubs hebben, dan mag het grootste deel van alle kunstgrasvelden ter wereld in Nederland liggen… dat alles heeft geen waarde als je in het veld, op belangrijke momenten, niet meer weet wat leidend en dwingend hockey is. Vooral met dat begrip ‘dwingend hockey’ lijkt het (voor even) niet in orde.

COACH

nummer 4 - 2013


Coaches

winnen met Lotto!

Met Lotto maakt u elke zaterdag kans om miljonair te worden. Maar wist u dat u ook automatisch de Nederlandse sport steunt? Want met een jaarlijkse bijdrage van zo’n ₏60 miljoen is Lotto de grootste sportsponsor van Nederland. Dankzij deze bijdrage worden sportbonden, sportverenigingen en topsporters ondersteund, talent ontwikkeld en lokale sportcomplexen verbeterd. Dus als je van sport houdt, speel je Lotto! Sporters winnen met Lotto!

lotto.nl


Nationaal Coach Congres ‘3 werelden, 1 principe?’ 13 december 2013

Profiteer van de kennis van ruim dertig topcoaches, waaronder: Gertjan Verbeek, Max Caldas, Robert Eenhoorn, Leo Beenhakker en Maurits Hendriks.

TopSporT

T H c a m S g j i r K

daNS

Meld je aan vóór 15 oktober en ontvang gratis het boek SportCoachNL t.w.v.€ 12,50! Vanuit de drie werelden Topsport, Dans en Special Forces (krijgsmacht) wordt jouw rol als coach belicht. Het programma biedt topsprekers, actuele thema’s, theoretische en praktische workshops, aangevuld met ruim dertig topcoaches waar jij mee aan tafel kunt. Alles onder leiding van Tom van ’t Hek. Kortom, geef je op via nlcoach.nl: • € 120 exclusief btw voor leden van NLcoach • € 145 exclusief btw voor niet-leden van NLcoach

www.nlcoach.nl

@nlcoach


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.