COACH 9e jaargang - nummer 1 - 2014
© 2013 EYGM Limited. All Rights Reserved.
9e jaargang - nummer 1 - 2014
COACH van coaches - voor coaches - door coaches
n Gerard Kemkers en
n CAROLINE VAN DEN BERG n FRANCESCO WESSELS
n MARIANNE TIMMER
Jac Orie
“Partners in
“Coach van de coaches is
“Olympische kriebel is er
coaches op olympische
bedrijfsleven Coachen
er om steun te bieden”
ook nu ik coach ben”
herhaling
als topsporters”
TIJD OM TE OOGSTEN.
Gerard Kemkers
Voor de coaches is het belangrijkste werk gedaan. Jaren van trainingsopbouw, van afzien en investeren in talent, moeten de komende weken in Sochi leiden tot een topprestatie. Nu is het moment daar. Nu moeten de ambities waargemaakt worden en is het tijd om te oogsten.
Coach van het Jaar 2013
EY wenst Chef de Mission Maurits Hendriks en alle coaches van onze Olympische sporters veel succes in Sochi. HERKEN HET MOMENT.
DEZE EDITIE MET OLYMPISCHE COACHES WORDT U MEDE AANGEBODEN DOOR EY.
Lotto is er voor de sport. Lotto is 50 jaar geleden opgericht door sporters, voor sporters. Om geld bijeen te brengen voor de Nederlandse sport. Dus als u Lotto speelt, maakt u zelf kans om te winnen, en wint de sport altijd.
DE LEVENSLOOP VAN EEN PROFESSIONAL VEREIST EEN ANDERE TOEKOMSTVISIE ABN AMRO Sport & Entertainment Desk Met toewijding en professionaliteit hebt u zich naar de top gewerkt en duizenden toeschouwers genieten van uw vaardigheden op het veld of op het podium. U staat vaak onder enorme druk om te presteren. En daarom laat u uw belangen behartigen door een team dat u vertrouwt. Wij willen graag een aanvulling op dit team zijn. Daarom bieden wij u een dienstverlening op maat voor financiÍle vraagstukken die spelen tijdens en na uw professionele carrière als ook in uw priveleven. Neem dus nu contact met ons op voor een vrijblijvend gesprek en bezoek onze speciale site. Wij komen graag met u in contact. Kijk op abnamro.nl/sed of bel: +31 (0)20 - 628 10 47
3
voorwoord
Gerard Kemkers terecht geëerd als Coach van 2013 n
De uiteindelijke beslissing bij de verkiezing van de Coach van het Jaar roept, hoe breed en gevarieerd de jury ook is opgezet, altijd wel vragen op. Ook nu proefde ik weer wat, overigens aarzelend uitgesproken, kritiek bij de uiteindelijke keus voor Gerard Kemkers als Coach van het Jaar 2013. Ik ben het niet eens met die bedenkingen; ik vind dat Kemkers als schaatscoach van begin tot eind 2013 een permanente prestatiecurve op zeer hoog niveau heeft neergezet. Bij het argument dat hij met de schaatssport niet een internationaal breed sportterrein bestrijkt, wijs ik erop dat Kemkers er in zijn eigen domein, met zijn onbetwiste toppers Sven Kramer en Ireen Wüst maar ook met de rest van zijn stal, in is geslaagd zich in een competitief zwaar prestatieklimaat te manifesteren als een topsportcoach met klasse en allure. Ik vind het volkomen terecht dat hij daarom in de Amsterdamse RAI werd geëerd als Coach van het Jaar. Dat brengt me bij het vertrek van Jacco Verhaeren, bij wiens afscheid zeer terecht de nadruk is gelegd op zijn grote verdiensten voor de zwemsport. Jammer dat hij zijn toekomst in Australië zoekt, tegelijk kunnen wij zijn transfer beschouwen als een groot compliment voor Nederlandse coaches. Tot dusver beperkte de export zich tot voornamelijk voetbalcoaches. Dat het buitenland nu het oog heeft laten vallen op een zwemcoach, betekent dat we er in ons vakgebied, ook in breder verband, goed voorstaan. Goede hoop en verwachtingen heb ik van onze prestaties bij de Olympische Spelen in Sotsji. Het lijkt me een alleszins reële gedachte, na het olympisch kwalificatietoernooi schaatsen in Heerenveen, op een recordaantal medailles te rekenen. In Nagano, bij de Spelen van 1998, kwam de Nederlandse equipe uit op elf medailles. Zeker doordat er sprake is van meer disciplines – onder meer met de ploegachtervolging – maar vooral door de potentie van de Nederlandse formatie, met ook nog kansrijke shorttrackers en snowboarders, ga ik er vanuit dat we beter zullen scoren dan destijds in Nagano. Dat zou een mooie opmaat zijn voor het sportjaar 2014, waarin we met het WK voetbal in Brazilië en het WK hockey en WK roeien in eigen land, prachtige topsport in het verschiet hebben. Voor de coaches in onze teamsporten bieden deze evenementen tal van leermomenten. Dat brengt me bij de afsluiting van 2013, waar we in Zwolle met het Nationaal Coach Congres in een schitterende ambiance van topcoaches èn coaches met nog wat minder naam en faam een inspirerende bijeenkomst hadden met inleiders uit verschillende werelden. Het enthousiasme van de deelnemers wekt nu al grote verwachtingen voor de bijeenkomst aan het eind van dit jaar.
joop alberda
@joopalberda
inhoud NLCOACH is een uitgave van NLcoach en Arko Sports Media in samenwerking met NOC*NSF. Het blad verschijnt vijf keer per jaar.
Hoofdredactie Joop Alberda & Poul Annema 9e jaargang, nummer 1 januari 2014 Aan dit nummer werkten mee Edward Doelman Lisette van der Geest Mark van den Heuvel Joost de Jong Michiel van Nieuwstadt Mart Smeets John Volkers Rob Willemse Redactieadres Arko Sports Media NLCOACH Postbus 393, 3430 AJ Nieuwegein T. 030 - 707 30 00 F. 030 - 605 26 18 Uitgever Michel van Troost E. michel.van.troost@sportsmedia.nl Marketing Daniëlle de Jong E. marketing@sportsmedia.nl Lidmaatschap NLcoach Leden van NLcoach ontvangen automatisch vijf keer per jaar het blad NLCOACH. Meer informatie over het lidmaatschap is verkrijgbaar bij NLcoach. NLcoach Wattbaan 31-49 3439 ML Nieuwegein T. 030 - 751 38 20 F. 030 - 751 38 21 E. info@nlcoach.nl W. www.nlcoach.nl
Lezersservice Abonnementen/adreswijzigingen Arko Sports Media Postbus 393, 3430 AJ Nieuwegein T. 030 - 707 30 00 F. 030 - 605 26 18 E. info@sportsmedia.nl Abonnementen Regulier abonnement € 28,30 per jaar (excl. 6% btw). Studentenabonnement € 21,70 per jaar (excl. 6% btw). Voor verzendingen buiten Nederland wordt een jaarlijkse toeslag berekend van € 8,50 (incl. btw). Opzeggingen van het abonnement – uitsluitend schriftelijk – dienen uiterlijk zes weken voor afloop van de abonnementsperiode in het bezit te zijn van Arko Sports Media BV.
30 Marianne Timmer “Met komst van Romme de juiste mensen op de juiste plek”
Ontwerp en opmaak Wielaard Media, Belfeld Drukker PreVision, Eindhoven Coverfoto Sportfotografie.nl
36 Jeroen Otter “Shorttrackers trainen harder dan onze langebaanschaatsers”
Reprorecht Het verlenen van toestemming tot publicaties in dit tijdschrift houdt in dat de uitsluiting van ieder ander onherroepelijk door de auteur is gemachtigd de door derden verschuldigde vergoedingen voor kopiëren, als bedoeld in artikel 17 lid 2 van de Auteurswet 1912 en in het Koninklijk Besluit van 20 juni 1974 (Stb. 35) ex art. 16b van de Auteurswet 1912 te innen en/of daartoe in en buiten rechte treden.
©2014 NLcoach/Arko Sports Media, Nieuwegein Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, in fotokopie of anderszins gereproduceerd door middel van boekdruk, foto-offset, fotokopie, microfilm of welke andere methode dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. Lid van het Nederlands Uitgeversverbond (NUV), groep uitgevers. ISSN 1871-9813
44 Paul Haarhuis
“Als je naar Federer kijkt, hoef je niet te proberen hem te imiteren”
5
Gerard Kemkers en Jac Orie
16
Onvergelijkbare coaches met dezelfde drive: schaatsers beter maken
En verder… 8 Coaches van de coaches: Caroline van den Berg en Francesco Wessels
34 Rico Schuijers legt uit hoe een reële angst te overwinnen
13 Maurits Hendriks legt lat laag
38 De Lotto wil zich meer laten zien
15 De column van John Volkers
43 Sportkader Nederland: Let op discriminatie
22 De column van Joost de Jong
47 Top en flop: André Cats
23 Ode aan Jacco Verhaeren
48 Papendal top of mind
25 Sauerbreij op herhaling
50 Ivy van den Heuvel: “IJshockey vooruit”
26 Cees-Rein van den Hoogenband: “Het mag niet bij huidig hapsnapbeleid blijven” 33 Het nieuwe schaatspak is “sneller dan ooit”
54 De column van Mart Smeets
Deze activiteiten bieden 03 wo 11 wo 12 wo 12
ma
13 do 13 di 25 wo 26 do 27 do
01
di
03 za 05
do
ma di wo
07 08 09
10 vr 11
do
MASTERCLASS VOOR STUDENTEN CIOS NEDERLAND
PAPENDAL
NETWERKBIJEENKOMST – NLCOACH AHOY ABN-AMRO TENNISTOURNAMENT THEMA-AVOND – ACTION TYPE ON TOUR
DEN BOSCH
NETWERKBIJEENKOMST – NLCOACH/SPORTSERVICE AHOY ABN-AMRO TENNISTOURNAMENT THEMA-AVOND – ACTION TYPE ON TOUR
DRACHTEN
NETWERKBIJEENKOMST – SPORTSERVICE AHOY ABN-AMRO TENNISTOURNAMENT THEMA-AVOND – ACTION TYPE ON TOUR
APELDOORN
THEMA-AVOND – ACTION TYPE ON TOUR
AMSTERDAM
THEMA-AVOND – ACTION TYPE ON TOUR
ANTWERPEN
CURSUS FYSIEK – PLANNEN, PERIODISEREN, PIEKEN – HOE DOE IK DAT? – 1E AVOND
AMSTERDAM
CURSUS FYSIEK – REGENERATIE- EN HERSTELTRAINING – 1E AVOND
NIEUWEGEIN
SCHOLINGEN EREDIVISIE PLATFORM HANDBAL I.S.M. NHV EN EPH
PAPENDAL
MASTERCLASS VOOR STUDENTEN CIOS NEDERLAND CURSUS FYSIEK – PLANNEN, PERIODISEREN, PIEKEN – HOE DOE IK DAT? – 2E AVOND
AMSTERDAM
CURSUS MENTAAL – FLOW; BEREIKEN VAN DE IDEALE PRESTATIETOESTAND, GEZIEN VANUIT DE WERKING VAN HET BREIN – 2E AVOND
DOORN
CURSUS FYSIEK – REGENERATIE- EN HERSTELTRAINING – 2E AVOND
NIEUWEGEIN
LEERGANG ACTION TYPE – LEERGANG ‘VERHOOG DE COACH- EN TRAINBAARHEID VAN JOUW SPORTERS MET DE ACTION TYPE BENADERING’ – 1E DAG
ERP
11 ma 14 vr 18 vr
FEBRUARI 2014
CONGRES – I.S.M. HVA
AMSTERDAM
CURSUS MENTAAL – MENTAL COACHING VOOR VOETBALTRAINERS – 3E AVOND LEERGANG ACTION TYPE – LEERGANG ‘VERHOOG DE COACH- EN TRAINBAARHEID VAN JOUW SPORTERS MET DE ACTION TYPE BENADERING’ – 2E DAG
ERP
APRIL 2014
DÉ ORGANISATIE van, voor en door SPORTCOACHES
wij je aan... 10 vr 14 ma 17 ma 17 ma 17 wo 19
ma
21 ma 31 vr
06 vr 09 di
12 wo 14 vr 16 ma
CURSUS MENTAAL – HOERA! ENERGIE – 1E AVOND
NIEUWEGEIN
CONGRES – I.S.M. SPORTSERVICE ZUID-HOLLAND
MAART 2014
GOUDA
CURSUS MENTAAL – HOERA! ENERGIE – 2E AVOND
NIEUWEGEIN
CURSUS MENTAAL – MENTAL COACHING VOOR VOETBALTRAINERS – 1E AVOND MASTERCLASS VOOR STUDENTEN CIOS NEDERLAND
PAPENDAL
CURSUS MENTAAL – FLOW; BEREIKEN VAN DE IDEALE PRESTATIETOESTAND, GEZIEN VANUIT DE WERKING VAN HET BREIN – 1E AVOND
DOORN
CONGRES – I.S.M. KNSB EN NSTV (BIJ WK ALLROUND)
HEERENVEEN
CURSUS MENTAAL – MENTAL COACHING VOOR VOETBALTRAINERS – 2E AVOND
RAAD VAN ADVIES – CLASSIC DINNER
NOORDWIJK AAN ZEE
LEERGANG ACTION TYPE – LEERGANG ‘VERHOOG DE COACHEN TRAINBAARHEID VAN JOUW SPORTERS MET DE ACTION TYPE BENADERING’ – 3E DAG
MEI 2014
ERP
MASTERCLASS VOOR STUDENTEN CIOS NEDERLAND
PAPENDAL
CURSUS TALENTONTWIKKELING – TALENTONTWIKKELING LEERGANG ACTION TYPE – LEERGANG ‘VERHOOG DE COACHEN TRAINBAARHEID VAN JOUW SPORTERS MET DE ACTION TYPE BENADERING’ – 4E DAG
ERP
16 za 31 vr
CONGRES
EINDHOVEN
SCHOLINGEN EREDIVISIE PLATFORMHANDBAL I.S.M. NHV EN EPH
www.nlcoach.nl
@nlcoach
8
COACHING
Caroline van den Berg (EY) en Francesco Wessels (NOC*NSF): “Wondercoach bestaat niet”
Coach van de coaches Zomaar een middag in Amsterdam met Caroline van den Berg en Francesco Wessels, ‘de coaches van de coaches’. Praten over hun rol, de één in het bedrijfsleven, de ander in de topsport. “Luisteren, spiegelen en naar jezelf kijken dat is wat een coach kenmerkt.” Door: Poul Annema
FOTO: EY
n
Caroline van den Berg.
Ze hebben gemeen dat ze, in verschillende werkvelden, dezelfde rol vertolken, Caroline van den Berg bij EY – voorheen Ernst & Young – in het bedrijfsleven, Francesco Wessels bij NOC*NSF; de wereld van topsport. De één als coach van de partner aandeelhouders, de ander als coach van de bondscoaches. Er zijn vele parallellen te trekken tussen de rol als coach in én van het bedrijfsleven en coaching in topsport. Ondanks de verschillende invalshoeken voelen ze zich met elkaar verbonden. Hun eigen momenten van noodzakelijke reflectie zoeken ze bij elkaar.
“Je kunt voor jezelf het gevoel hebben dat je goed bezig bent, want het gebeurt zoals jij het wilt als coach van de partners. Jij hebt invloed op de leider. Maar wat altijd moet blijven is de vraag: Wat doe ik? Hoe efficiënt is dat en waarop kan ik verbeteren?”, aldus Van den Berg, in het prachtige onderkomen van EY aan de Amsterdamse Zuidas waar ze met Wessels toegewijd, enthousiast en bevlogen praat over haar rol, als Partner Development, bij het concern dat van coaching een hoofdthema heeft gemaakt.
9
Facilitator “Wij hebben elkaar gevonden op het gebied van de intervisie en het delen van inzichten en theorieën. Onze samenwerking is informeel, waarbij we van gedachten wisselen over zaken als: Hoe begeleid je talent op een bepaald niveau? Hoe coach je dat? Hoe breng je het effect van bepaalde gedragingen in kaart? Hoe kun je daarmee de prestaties beïnvloeden en verbeteren en hoe ondersteun je het proces?”, vat Wessels de hier uitgevoerde één-twee-combinatie tussen sport en bedrijfsleven prikkelend samen.
“In het bedrijfsleven wordt iedereen op korte termijn afgerekend op de financiële resultaten, op lange termijn telt of je aan de top kunt blijven” [Van den Berg]
10
COACHING
Wessels maakt deel uit van het High Performance Team van chef de mission Maurits Hendriks. Hij heeft een verleden als leidinggevende bij de krijgsmacht en maakte ooit zijn opwachting in de sport ‘als coach van de coaches’. “Of het om leiderschapsstijlen gaat of om een crisisgebeurtenis die de coach lastig vindt, ik help in die verschillende rollen na te denken over mogelijkheden op interventie. Dat is vooral mijn rol en voor Caroline is dat bij EY hetzelfde.” EY hecht aan de opvatting dat ontwikkeling begint bij coaching. Van den Berg: “Het concern heeft 250 partners in Nederland en België. Ik ondersteun hen in hun persoonlijke ontwikkeling, soms in een coachrol, soms als facilitator, soms als supervisor en soms als makelaar voor goede trainingen. Bij zo veel verschillende rollen hebben wij tegen elkaar gezegd: laten we bij elkaar kijken en luisteren om te zien wat we van elkaar kunnen leren. Want dat is ook wat een coach kenmerkt: luisteren, spiegelen en constant naar jezelf kijken.”
“In de topsport moet je je afvragen wat, wat coaching betreft, de echte prestatie is. Is dat de medaille of is dat de weg naar de medaille?” [Wessels] EY is sinds 1991 Partner in Sport van NOC*NSF. Het belang van de coach bracht de organisatie in tal van campagnes tot uitdrukking. Met ‘De coach verdient ook een medaille’ en ‘Coaches of Industry’ onderstreepte EY zijn filosofie dat het zakenleven veel kan leren van de krachtige discipline in de topsport. “Wij Francesco Wessels.
FOTO: NOC*NSF
Integriteit
11
“Francesco en ik kijken heel holistisch naar het individu” [Van den Berg]
geloven oprecht dat achter iedere professional een coach staat”, verduidelijkt Van den Berg. “En dat kan heel breed zijn. Wij zien onze partners als topsporters die begeleid worden door een team van mensen om hem of haar optimaal te kunnen laten presteren.” “Dát coachende element heeft er in ons bedrijf altijd ingezeten en heeft zich in de loop van de jaren uitgekristalliseerd. Wij zijn er, in termen van leiderschap, in geslaagd in de markt de naam van de meest menselijke adviseur op te bouwen. Dat heeft er toe geleid dat wij als adviseurs ofwel de coach van het bedrijfsleven nu ook veelvuldig door onze cliënten gevraagd worden onze filosofie door te vertalen in hun organisatie waarbij wij dus ook onze klanten coachen om het optimale uit de organisatie te halen.” Integriteit staat voorop in dit vak. “Alles wat de bondscoach met mij deelt is tussen hem en mij”, zegt Wessels. Dat betekent ook dat hij de kennis die hij over een coach heeft nooit in zijn eigen werkomgeving kan delen of toetsen. “Coaches en partners moeten zich veilig voelen in hun contacten met ons”, aldus Wessels die wordt aangevuld door Van den Berg: “Daarom is het ook voor een baas in een organisatie onmogelijk te coachen. Want in dat geval is er altijd sprake van een hiërarchische afhankelijkheid, terwijl neutraliteit van het grootste belang is in de coachrelatie.” Wessels: “Het hoeft ook maar één keer te gebeuren dat een coach tegen je zegt: ‘Hoe kan dit nou op straat liggen?’, en je bent weg. Je kunt stoppen.”
Randvoorwaarden Het werk van de coaches en de partners speelt zich af aan de absolute top. Het draait altijd om presteren; of het nou gaat om de medailles in de sport of de topprestaties voor hun cliënten in het bedrijfsleven. “Door een rigoureuze verandering van de accountantswetgeving hebben de partners te maken met een sterk wisselende markt waarin zij gedwongen worden eens in de acht jaar een nieuw klantenbestand op te bouwen.” Wessels: “In de topsport moet je je afvragen wat, wat coaching betreft, de echte prestatie is. Is dat de medaille of is dat de weg naar de medaille? Is op de trap die je zowel in de topsport als in de corporate wereld neemt om de top te halen elke trede, op welk deelgebied ook, een prestatie? Ik denk zelf dat die kleine stapjes de randvoorwaarden zijn voor het hoogst haalbare dat iedereen nastreeft.” Op de vraag wat voor beiden het begrip ‘coaching’ werkelijk betekent, antwoordt Wessels: “Voor een goed begrip moeten we de termen sportcoach en coach van elkaar scheiden. Een sportcoach, zo wordt ook binnen NOC*NSF in de Master Coachopleiding gedoceerd, heeft vier petten op: hij is leider van het programma, dus heeft hij leiderschapskwaliteiten nodig. Hij is manager van processen en dat is per sport qua omvang verschillend. Hij is trainer, geeft dus trainingen en hij is coach. In de laatste situatie is
zijn opdracht het beste uit het individu te halen. Of hij daardoor inspirator en motivator is? Als dat nodig is om een atleet verder te helpen dan wel, maar niet iedereen heeft hetzelfde nodig. Bij de één volstaat een aai over de bol, bij de ander een schop onder zijn kont. Coaches moeten om daarachter te komen de goede vragen stellen, luisteren en kijken.”
Parallel “Die vier gebieden waar Francesco over spreekt zijn er bij ons ook”, vult Van den Berg aan. “Naast de commerciële marktgerichte opleiding, om het zo te noemen, hebben wij ook een vakinhoudelijke doelstelling, een managementdoelstelling en het pure coachen. Bij ons zijn er partners die tien tot vijftien mensen aansturen, maar er zijn er ook die tweehonderd mensen onder zich hebben. Die mensen kunnen alleen goed functioneren als het hele team optimaal functioneert.” “Ze moeten echt coach van die mensen zijn, sommigen hebben dat in zich, anderen minder. In alle gevallen worden ze beoordeeld en daarbij telt hun coachvaardigheid het zwaarst. Hoe goed ze ook zijn in commercieel succes of vakinhoudelijke bekwaamheid als ze op coachvaardigheid bij een ratingschaal van 1 tot en met 5 niet meer dan een 2 scoren – en dus onder de maat blijven – dan mag hun overallbeoordeling niet hoger dan één punt daarboven uitkomen. Met andere woorden: wie niet hoog voor zijn mensen scoort, kan geen hoge beoordeling krijgen.” “Daar zie ik dus een absolute parallel met de sportcoach”, zegt Wessels. “Je begint ergens aan als vakman, je bent vakinhoudelijk enorm sterk, maar op een gegeven moment groei je door en krijg je de mogelijkheid een andere verantwoordelijkheid te dragen. Je bent dan, als leidinggevende of partner, bedreven in het geven van trainingen en je kent de processen die gemanaged moeten worden. Het is dan cruciaal hoe je de vertaalslag maakt. Hoe stuur je het als leidinggevende aan? Hoe stel je je vragen, hoe spreek je ze aan op hun verantwoordelijkheid en daag je ze uit om het beste eruit te halen? Dat is een echt moeilijk deel van de ontwikkeling en daarin proberen wij te ondersteunen.”
Andere belangen “Wij erkennen niet alleen wat de effecten zijn, we proberen ook daarvoor iets te bouwen. We gaan dus verder dan verkennen en erkennen, we willen mensen ook equiperen. Dat kan zijn in de vorm van
“Aan de finish ziet iedereen de gouden eieren, maar om daar te komen zal de coach de regie moeten houden” [Wessels]
12
COACHING
“Want er verandert veel, maar wat blijft is dat je driehonderd dagen per jaar traint met maar één doel: je sporters beter te maken” [Wessels]
een coachingstraject, dat kan ook zijn in de vorm van een leertraject door mensen te adviseren een opleiding ‘luisteren’ of een opleiding ‘vragen stellen’ te volgen. Essentieel is dat iedereen er bij gebaat is om zijn gedrag te reflecteren, in welke positie ook”, meent Wessels. Van den Berg: “Je ziet bij onze partners, die benoemd zijn als vakinhoudelijk specialist en grotere teams gaan aansturen, twee ontwikkelingen: de één blijft te veel tussen zijn mensen staan, die wordt dus onvoldoende leider en voor hem is het nog steeds ‘ouwe jongens krentenbrood’ en heeft niet in de gaten dat anderen toch anders naar hem kijken. Waar hij eerder gewoon mee ging lunchen, wordt hij nu opeens niet meer gevraagd. Kwestie van andere belangen. Anderen reageren door een veel te grote auto aan te schaffen en die ook nog eens pontificaal op de stoep te zetten. Zo van: ik ben partner, dat kan nu wel. Dan reageren anderen ook met: ja, hallo, wat denk je wel niet. Dus is het heel effectief om partners in de nieuwe rol, met een gericht transitiecoachingstraject, te laten groeien.”
Wondercoaches Het tekent ook de kwetsbaarheid van het individu, zowel de partner van EY als de coach in de wereld van de sport. De voortdurende veranderende wereld en de groeiende ervaring van de leider maken deze werelden complex. “Soms zitten partners 25 jaar op hun positie”, zegt Van den Berg. “Daarbij ontstaat er een risico dat hun zelfbeeld en wat anderen van hen vinden uit elkaar gaan lopen. Mensen die langer op hun post zitten, krijgen vaak geen eerlijke feedback meer, want er zitten te veel belangen aan vast. Wie zegt dan nog: ‘Je luistert ook gewoon niet meer.’ Er ontstaat een soort van blinde vlek.” “Coaches in de sport staan in de volle breedte, of je nu jong of oud bent, onder druk”, meent Wessels. “Want er verandert veel, maar wat blijft is dat je driehonderd dagen per jaar traint met maar één doel: je sporters beter te maken. Dat kan niet meer op de manier zoals je zelf als atleet met je sportcoach bent omgegaan. Dan is het fijn dat je ‘een coach van de coach’ hebt met wie je kunt gaan toetsen, die vertelt wat authentieke gedragingen zijn, welke competenties je hebt, welke effecten je werk heeft en waarin je zou kunnen investeren om beter te worden. Wondercoaches bestaan niet, vergeet dat niet. Het werk van de sportcoach wordt bepaald door de context waarin hij is geplaatst en de reactie van de sporter, zowel in het korte- als langetermijnresultaat.”
Identiteit “Dat laatste speelt in het bedrijfsleven ook”, aldus Van den Berg. “Ze worden op korte termijn allemaal afgerekend op hun financiële
resultaten, op lange termijn telt of je aan de top kunt blijven. Zowel Francesco als ik kijken daarvoor heel holistisch naar het individu. Partner of bondscoach, het is beide a way of living. Wat je doet zit verankerd in alles wat je doet en soms gaat het zover dat hun identiteit hun werk wordt. Daar kijken we heel sterk naar: Hoe zit je vanuit de zingevingskant mentaal in elkaar? Ben je ook fysiek in staat dit werk voor een langere tijd te doen? Daarvoor kan hij rekenen op onze steun, maar ook op die van een team van specialisten die daarvoor beschikbaar zijn.” Of zoals Wessels in een passende metafoor zegt: “Aan de finish ziet iedereen de gouden eieren, maar om daar te komen zal de coach de regie moeten houden. Dat betekent dat iemand die aan de top presteert niet alleen vakinhoudelijk deskundig is. Hij moet een bijna feilloos oog hebben voor de complexiteit van zijn bestaan, want alles steekt ongelooflijk nauw in elkaar. Op dat niveau heeft de bondscoach/ talentcoach het vaak moeilijk, en heeft hij ondersteuning nodig.”
Prestatiedrang Van den Berg: “Wij noemen dat managing your limitations. We bekijken in vier categorieën waar ze goed in zijn. Tegelijk kan hun kracht ook een valkuil zijn. Wij zoeken de context bij de kracht in de basis van de persoon. Ook in de corporate wereld neemt de complexiteit toe. Niemand heeft meer echte antwoorden. Er zijn in veel geledingen van het bedrijfsleven interpersoonlijke conflicten. Dus heb je veel meer teamcoaching en mediation komt op. Dat betekent ook dat het aantal rollen dat je als coach kunt aannemen toeneemt en dat je steeds weer in staat moet zijn om in die rollen te zien wat nodig is. Mensen raken zichzelf kwijt, vastigheden verdwijnen of je moet jezelf weer uitvinden. Kun je dat alleen of heb je daar een coach bij nodig?” Wessels ten slotte: “Ik heb een enorme prestatiedrang, maar mijn succes zit niet in een gouden medaille, dat zit in of ik een bijdrage heb kunnen leveren aan de vervolgstap die mensen kunnen maken. Ik wil ervoor zorgen dat het goed komt met de mensen met wie ik werk. Ik kijk mee in het proces van coaches, luister naar ze, luister ook naar wat ze tussen de regels door zeggen. Zonder waardeoordeel sta ik ze bij, ik vul niks in. Als een topcoach tegen mij zegt: ‘Hier heb ik wat aan, hier krijg ik energie van…’ dan is mijn dag goed.” Dat gevoel deelt hij met Van den Berg: “Ik kan een week gelukkig zijn als ik zie dat iemand met wie ik werk op die manier zijn doel haalt.”
“Mensen die langer op hun post zitten, krijgen vaak geen eerlijke feedback meer” [Van den Berg]
13
CHEF DE MISSION
Maurits Hendriks houdt voor Sotsji vast aan ‘acht plus één’ medailles
“Een ondergrens, maar geen bovengrens” FOTO: NOC*NSF
n
n
maurits hendriks
Door: Poul Annema
Nog nooit was de Nederlandse afvaardiging naar de Olympische Winterspelen zo groot als deze keer. In Sotsji telt de equipe van chef de mission Maurits Hendriks veertig olympiërs, dat is bijna het dubbele van het aantal Nederlanders dat bij de tot dusver succesvolste Spelen, die van Nagano – 1998 – aan de start verschenen. In Nagano veroverde de Nederlandse ploeg, met 22 deelnemers, vijf gouden, vier zilveren en twee bronzen medailles. Maar de grootte van de ploeg kan chef de mission er nu niet toe verleiden om de lat erg hoog te leggen. “Onze doelstelling is het aantal in Vancouver behaalde medailles (acht) plus één”, zei Hendriks al ver voor de Spelen in Sotsji. “Natuurlijk moet het beter”, zei hij daarbij. “Maar we werken met een ondergrens en niet met een bovengrens.” Negen medailles blijft het doel, herhaalde Hendriks eind december in Heerenveen na het adembenemende schaatsspektakel van het olympisch kwalificatietoernooi waar de tienkoppige Nederlandse schaatsafvaardiging naar Sotsji vaste vorm kreeg. Met viermaal goud (Sven Kramer, Ireen Wüst, Mark Tuitert en Nicolien Sauerbreij) bleef Nederland in Vancouver onder de verwachtingen, vooral omdat voor Sven Kramer ook nog op goud was gerekend op de 10 kilometer en in de ploegachtervolging.
“Olympische omstandigheden kunnen altijd weer tot andere uitkomsten leiden”
Olympische ringen Kramer gaat in Sotsji opnieuw voor driemaal goud en datzelfde geldt voor Wüst. Bovendien heeft Nederland meer kansen dan ooit in het shorttrack en bij de sneeuwsporten. Niettemin blijft Maurits Hendriks voorzichtigheid prediken. “Al die berekeningen zijn leuk en aardig, maar olympische omstandigheden kunnen altijd weer tot andere uitkomsten leiden. Ik ben buitengewoon hoopvol, maar ik loop lang genoeg mee om te weten dat het een hele strijd wordt. Als we beginnen, staat de teller gewoon op nul. We weten dat we met een sterke ploeg aan de start staan. Als je na zo streng selecteren, als wij de afgelopen jaren hebben gedaan, zo’n grote ploeg overhoudt betekent dat dat er ongelooflijk hard is gewerkt.” Bij de ploegoverdracht, begin januari op Papendal, waarschuwde hij zijn sporters voor de typisch olympische omstandigheden waar hij eerder over sprak. “Miljoenen mensen kijken straks naar jullie, dat moet geen last zijn. Maak ze trots. Ga ervoor, straal het uit en durf. Houd je kop erbij, struikel niet over de olympische ringen. Laat ze je inspireren”, aldus de technisch directeur van NOC*NSF in zijn rol als chef de mission.
FOTO: ANP PHOTO
De verwachtingen van chef de mission Maurits Hendriks reiken voor Sotsji niet verder dan één medaille meer dan bij de Olympische Spelen van vier jaar geleden in Vancouver, waar Nederland acht medailles won.
Sven Kramer is een van de vier Nederlandse sporters die in Vancouver goud won.
Š 2013 EYGM Limited. All Rights Reserved.
EY FELICITEERT COACH VAN HET JAAR GERARD KEMKERS.
Tijdens het NOS | NOC*NSF Sportgala is Gerard Kemkers verkozen tot Coach van het Jaar. We zijn oprecht trots op Gerard als regisseur van de TVMschaatsploeg. Want ook al is het werk van een coach niet altijd zichtbaar, het is wel van onschatbare waarde.
15
column
Ireen Wüst is extreem n Ik vroeg haar eind november wanneer ze nog een dagje thuis zou zijn voor het begin van de Olympische Winterspelen. Ik had voor mijn krant een fotoplannetje, met gouden medailles en zo. Ireen Wüst antwoordde me dat zij voor 1 februari, het vertrek naar Sotsji, niet meer thuis zou komen, bij haar ouders. Goirle is mooi, maar het is te ver weg van Heerenveen. Twee, drie uur in de auto, het is slecht voor de conditie. In olympische winters worden geen krachten verspeeld. Als Ireen, de tweevoudig olympisch kampioen, dan toch naar het zuiden wil afzakken, belt ze tevoren naar haar moeder. Of er iemand ziek is, of net ziek is geweest. Als dat zo is, dan gaat ze niet. Ireen Wüst is extreem. En ze is extreem goed. Vorig jaar na de WK allround in Hamar stond het vast. Wüst was Atje Keulen-Deelstra voorbij. De Friezin was tot dan de vrouw met één WK allround meer achter de naam. Atje werd vier keer wereldkampioen op de vierkamp. Dat aantal werd in februari 2013 in Noorwegen door Wüst geëvenaard. De rest van haar palmares was al van een hoger niveau dan Deelstra. Wüst tweemaal olympisch goud, Deelstra nul, dat zegt nog het meest. In maart krikte Wüst haar totaal aan wereldtitels per afstand, een in Deelstra’s tijd onbestaande eer, op tot negen in totaal. Die Wüst kan bij de Winterspelen van Sotsji nog meer afstand nemen van prestaties uit het verleden. Ze staat op tweemaal goud en volgens de kansberekeningen kunnen er drie bij komen. Dat brengt haar ruim voorbij Yvonne van Gennip en Marianne Timmer, die beiden drie keer olympisch kampioen werden. Wie Wüst volgt, is elke keer weer versteld van haar eerzucht. Nooit zal ze een wedstrijd laten lopen. Het liefst rijdt ze elke race die ze op de kalender kan vinden. Na haar overtraindheid in 2008 en 2009 wist ze dat het zo niet verder kon. Er kwamen een strenge trainer en een milde assistent, Gerard Kemkers en Geert Kuiper, aan te pas om haar in het gareel te krijgen. Haar fanatisme blijkt uit een mooi verhaal over de Elfstedentocht van vader Wim in 1997. Hij stapte in Franeker van het ijs. Wüst baalt, maar zijn teleurstelling valt in het niet bij het verdriet van zijn tienjarige dochter. Er is geen land met Ireen te bezeilen als ze bij oma in Leeuwarden hoort van vaders opgave. Moeder Jeannet, destijds in het AD: “Ze lag boven in bed te huilen. Haar oma zei: ‘Zo ken ik Ireentje helemaal niet.’ Ze was niet boos; ze was radeloos en woedend. Ik zei nog tegen haar: ‘Doe niet zo belachelijk.’ Maar ze zei alleen maar: ‘Papa had niet mogen stoppen, papa had niet mogen stoppen.’ Die dag heb ik in Ireen iets gezien wat ik nooit eerder had meegemaakt. Dat fanatisme.”
Goirle is mooi, maar het is te ver weg van Heerenveen
john Volkers
John Volkers is 25 jaar sportverslaggever van de Volkskrant. Hij bezocht onder meer alle Olympische Zomerspelen sinds 1984 en vier EK’s en WK’s voetbal. Verder schreef hij boeken over volleybal (De Lange Mannen, 1995), voetbal (De Internationals, 1999) en zwemmen (Zwemmen in goud, 2008). In zijn vrije tijd lijdt hij pijn op de racefiets.
16
COACHES EN HUN STIJL
Kemkers’ strakke organisatie tegenover losse aanpak van Orie
Topcoaches die in bijna alles verschillend zijn Ze komen allebei uit het vak, maar zijn ondanks hun stevig schaatsverleden onvergelijkbare coaches. Hoewel Gerard Kemkers en Jac Orie beiden vertrouwen op de wetten van de wetenschap is de één – Kemkers – strakker in zijn aanpak dan de ander, die ook geldt als een echte ‘sfeermaker’. Door: John Volkers
Het zijn de stijlverschillen die het eerst in het oog springen bij de vergelijking tussen de twee grote schaatscoaches van Nederland, Gerard Kemkers en Jac Orie. De een, de dan haast driftige Kemkers, staat op de kruising voor elke rit te schreeuwen, te gesticuleren en te pushen. In een stille hal hoor je hem woordelijk. De ander, de relaxte Orie, heeft de handen in zijn zakken en geeft niet meer dan een enkele aanwijzing, vlak vanachter de hand toegeroepen. Kemkers zakt in al zijn empathische gevoelens door de knieën en geeft met de armen zwaaiend het ritme aan dat ‘Sven’ of ‘Ireen’ moet aannemen voor een ideale gang door de komende bocht. Hij schaatst er nog een paar slagen achteraan. Hij heeft het stemvolume van een badmeester bij windkracht zes. Hij vangt zijn schaatsers nadien op, vaak achteruit schaatsend.
Kemkers en Orie zijn geen gemaakte coaches. Zij komen uit het vak, hebben beiden een stevig schaatsverleden
Desolaat bestaan Orie blijft in zijn laconieke stijl rechtop staan, heeft met licht gebogen hoofd een kort contactmoment met de schaatser en bespreekt vervolgens met de armen over elkaar de stand van zaken met de assistent die het dichtst bij hem staat, Sicco Janmaat dan wel Bjarne Rykkje. Hij lijkt zich geen moment druk te maken. Een tikje met de hand ter goedkeuring is al heel wat. Het middenterrein is snel opgezocht. Gerard Kemkers en Jac Orie zijn qua stijl onvergelijkbare coaches, maar ze hebben dezelfde drive: hun schaatsers beter maken. Dat ze er betere mensen van maken, vinden ze ook een taak. Ze zijn alle twee vader van jonge kinderen. Ze weten intussen dat jonge mensen in de rijping van hun leven af en toe wel een vaderlijke arm om de schouder kunnen gebruiken. Die 220 dagen per jaar op vreemde hotelkamers hakken er stevig in. Dan is schaatsen soms een desolaat bestaan.
Vancouver 2010. Leden van de Nederlandse schaatsploeg Mark Tuitert (links), Sven Kramer (tweede links), Jac Orie (tweede rechts) en Gerard Kemkers (rechts) hebben lol tijdens de training voor de ploegenachtervolging in de Richmond Olympic Oval.
FOTO: ANP PHOTO
n
17
COACHES EN HUN STIJL
FOTO: ANP PHOTO
18
Blessures en ziekte zaten Orie in de weg voor de stap naar de grote kernploeg Mark Tuitert viert met coach Jac Orie zijn overwinning op de 1500 meter tijdens de Olympische Spelen in Vancouver.
Kemkers en Orie zijn geen gemaakte coaches. Zij komen uit het vak, hebben beiden een stevig schaatsverleden. Zij weten wat glijden is, hoe de houding in de bocht uitwerkt en wat voor een supervoorsprong de introductie van de klapschaats gaf ten opzichte van de vaste ijzers, waarop zij hun eigen schaatsleven vorm gaven.
Verwarring Gerard Kemkers was, zeker qua resultaat, een betere schaatser dan Jac Orie. Kemkers kwam opzetten in de dagen dat hij en Leo Visser trachtten ijsvorst Hein Vergeer af te zetten. Ze werden ‘de jonge honden’ genoemd. Gerard won olympisch brons op de 5 kilometer van Calgary 1988. Het was hem vervolgens een halfuur zwart voor de ogen, zo diep was hij gegaan. Het waren de grote Spelen van Yvonne van Gennip. Kemkers had een kans olympisch kampioen te worden op de
10 kilometer, maar hij viel na vijf ronden op het rechte eind, voor de neus van zijn coach Henk Gemser. De twee kunnen het nog in grote ernst hebben over dat moment dat Gemser nooit op video heeft willen terugzien. Kemkers haakte met zijn linkerschaats achter zijn rechterhak en viel op de kont. Hij reed een wereldrecord met val, hij bleef acht seconden achter het brons van Visser. Het voorval heeft zijn loopbaan getekend. Nooit zal hij zeggen ‘rustig aan’. Het was de aanwijzing van Gemser die hem destijds in verwarring bracht. Jac Orie uit Den Haag was een heus schaatstalent in het gewest Zuid-Holland. Hij gold als de grootste belofte in de generatie van de Haagse bluf, waartoe ook Bart Veldkamp, Thomas Bos en Ben van der Burg behoorden. Op zijn zestiende stapte hij al over naar Jong Oranje. Hij werd Nederlands kampioen bij de B-junioren en de A-junioren. Blessures en ziekte zaten hem in de weg voor de stap naar de grote kernploeg, het instituut dat toen het hele Nederlandse schaatsen nog naar de hand zette. Tweemaal ontsnapte Orie volgens de overlevering aan een ernstiger lot. In 1989 werd hij na een beet door een hond in het ziekenhuis afgeleverd met een bloedvergiftiging. Een zware antibioticakuur redde hem het vege lijf. Zo was het ook met twee dichtgeslibde aderen in de arm, waarvoor hij in 1992 met spoed moest worden opgenomen. Het lichaam zat een grote carrière in de weg. Dat gold ten slotte ook voor Kemkers. Hij had zich in Calgary, na zijn dramatische val, voorgenomen nog twee Winterspelen te
19
Nieuwe generatie Zo ontstond het begin van de nieuwe generatie schaatscoaches. Pfrommer, Gemser en Krook werden afgelost door Arie Koops, Gerard Kemkers, Jac Orie, Ingrid Paul, Geert Kuiper, Jan van Veen, Jillert Anema, Erik Bouwman en Kosta Poltavets. In een latere shift volgden snelle overstappers als Gianni Romme, Gerard van Velde, Marianne Timmer, Renate Groenewold, Bjarne Rykkje, Rutger Tijssen en Sicco Janmaat. De schaatssport heeft een stortvloed aan ervaring binnengekregen de laatste twee decennia, maar Kemkers en Orie staan nog steeds als de twee uitgesproken toppers te boek. Naar hen wordt gekeken. Zij hebben de voorbeeldteams. Kemkers kwam via vierjarige periodes bij de Amerikaanse schaatsbond en de Nederlandse KNSB als hoofdcoach in het commerciële team van TVM terecht. Hij bracht zijn hele bondsteam mee, dat bij de Winterspelen van Salt Lake City (2002) grote successen had geboekt. ‘Het zielige clubje’ van Kemkers werden ze genoemd, maar Jochem Uytdehaage en Renate Groenewold deden op de Utah Olympic Oval velen versteld staan.
Gerard Kemkers 2002 Jochem Uytdehaage goud op de 5 en 10 km 2006 Ireen Wüst goud op de 3 km 2010 Sven Kramer en Ireen Wüst goud op de 5 km en de 1500 meter
Bij TVM kreeg Kemkers een enorm budget ter beschikking. In zijn topjaren ging het om 3,8 miljoen euro per seizoen. Hij bewees zich als een ware people manager. Hij viel op door zijn strakke organisatie. Trainingsopdrachten gaan digitaal naar zijn pupillen. Orde en netheid heersen in zijn aanpak. Hij werkt met een enorme staf. Ooit telde het team elf schaatsers en zeventien begeleiders. Er reist zelfs een kok mee op belangrijke momenten. Er wordt met matrassen gesleept. Kemkers, in de rug gesteund door commercieel manager Patrick Wouters, is de man die de zaak liefst volledig naar zijn hand zet. In de tegenwoordige tijd sjouwt hij rond met een iPad, waarop hij alles in de gaten houdt. Weinig tot niets ontgaat hem. Het is perfectionisme die gemakkelijk kan ontsporen in controlezucht. De weg van Orie liep via de collegezaal van de VU in Amsterdam terug naar de ijsbaan. Hij zette, in 2000, zijn eerste echte stappen. Hij werd de assistent van Geert Kuiper bij TVM. Orie werd bekend als de man die het trainingsschema schreef van Gerard van Velde. De ‘Tarzan van de Veluwe’ werd de olympisch kampioen op de 1000 meter van Salt Lake City in een wereldrecordtijd.
FOTO: SPORTFOTOGRAFIE.NL
doen. Op een dag zou alles goed komen, dan zouden alle stukjes van de puzzel passen. Het pakte anders uit. Hij kreeg een zwabbervoet. Hij kon zijn schaats niet meer goed sturen. In november 1991 hield hij ermee op. Hij ging studeren, aan de Academie voor Lichamelijke Opvoeding, en legde daar de basis voor een coachloopbaan. Zijn vrienden van het ijs noemden hem al tijdens zijn actieve jaren de professor. Niemand ging dieper op de schaatsbeweging in dan Kemkers, de jongen die in zijn dorp Eelde op handen werd gedragen. Jac Orie was een student bewegingstechnologie en later bewegingswetenschappen. Hij kreeg plezier in het vak van coach, toen hij als sparringpartner van Leo Visser werd opgenomen in het Team Mastum, de eerste commerciële schaatsploeg van Nederland. De trainers waren Tjaart Kloosterboer en Arie Koops. Het avontuur strandde voortijdig, maar het was een rijke ervaring voor een jonge vent die zijn ogen de kost gaf.
Kemkers en Orie staan nog steeds als de twee uitgesproken toppers te boek. Naar hen wordt gekeken
20
COACHES EN HUN STIJL
Jac Orie 2002 Gerard van Velde goud op de 1000 meter 2006 Marianne Timmer goud op de 1000 meter
FOTO: SPORTFOTOGRAFIE.NL
2010 Mark Tuitert goud op de 1500 meter
Orie is de wetenschapper, Kemkers streeft een wetenschappelijke aanpak na
Aanpak Orie wees na dat goud naar anderen. Hij prees de schaatsers Rintje Ritsma en Martin Hersman voor hun inbreng. Zij hielpen Van Velde, zodat hij kon wennen aan de voor hem zo vijandige klapschaats. Sindsdien gelooft Orie nog sterker in het belang van teamgevoel. “Wij mensen zijn een roedeldier, een kuddedier. Dan functioneren we op ons best”, vertelde hij in 2012 aan NLCOACH. Orie, de altruïst, werd van assistent bij TVM in 2002 de nieuwe hoofdcoach bij Spaar Select, dat de Amerikaan Peter Mueller aan de dijk zette. Het werd de eerste van de zeven sponsorploegen die als Team Orie door het leven gingen. Na Spaar Select volgden, meestal na enige financiële problematiek, SponsorBingoLoterij, Postcode Loterij, DSB Bank, Control, BrandLoyalty en Activia Danone. De aanpak van Orie is losser. Is Kemkers de man van de gadgets, van de fraaie technische voorzieningen, van de blinkende auto’s voor zijn team, dan is Orie de kerel die het vooral om de sfeer gaat. Hij geeft weinig om uiterlijkheden. Schaatsers moeten er netjes uitzien, dat wil de baas en dat wil vooral de sponsor, maar het kan ook overdreven worden. Gewoon is al gek genoeg, zie je hem denken. Hij pakt de zaken op zijn Hollands aan. Hotelkamers worden op trainingskampen nog altijd gedeeld. Eenmaal gekozen locaties blijven traditioneel bezocht. Een parkeerplaats is al gauw goed
genoeg voor een training op skeelers. De warming-up kan op een uitgespreid jasje. En er moet gelachen worden. Het evenwicht tussen inspanning en ontspanning moet bewaakt worden. Orie ziet daar persoonlijk op toe. Hij is de grote sfeermaker aan tafel. Mooie kerel, zegt iedereen die hem een paar dagen van dichtbij mag meemaken.
Grenzen Het krankzinnig harde werken, waartoe beide coaches zich hebben bekeerd, brengt risico’s mee. Gerard Kemkers kreeg ernstige hoofdpijnen na het olympisch jaar 2002. Hij slikte paracetamol als snoepjes. Hij ging te veel mee in de gevoelens van de schaatsers. Hij putte zich volkomen uit. Jac Orie liep tegen zijn grenzen aan in de zomer van 2005, bij de voorbereiding op het olympische jaar. Hij kreeg serieuze maagklachten en vertoonde verschijnselen van oververmoeidheid en zelfs van burn-out. Hij moest een zomerkamp laten schieten, waar de eerste onzekerheid ontstond in de relatie met Erben Wennemars. Dat leidde een maand voor de Spelen van Turijn, ergens in januari 2006, tot een breuk. ‘Erb’ stapte over naar Gerard Kemkers, een aardverschuiving in het schaatslandschap. Hij werd uit de ploeg gezet door Orie, omdat hij te zeer zijn eigen gang ging. Een flirt met het team van Kemkers, bij een trainingskamp in Hamar, werd als verraad gezien.
Overstap Transfers van de ploeg van Orie naar Kemkers en omgekeerd zijn ongewoon. Simon Kuipers deed het in 2010, Orie verlaten. Paulien van Deutekom ging de omgekeerde weg. Jan Smeekens ging dezelfde route. Transfers zijn zeldzaam, omdat de twee coaches de afspraak hebben geen schaatsers bij elkaar weg te kopen. Alleen Kuipers heeft daar ooit een uitzondering op gevormd. Schaatsers die de overstap hebben gemaakt, zouden gewag kunnen maken van de verschillen tussen de twee coaches. De meesten houden zich op de vlakte. Orie hecht aan een wetenschappelijke basis van zijn werk. Hij laat veel meten tijdens trainingen. Rijders houden hun logboeken bij en geven cijfers voor de zwaarte van de training. Orie heeft een speciale fietsergometer ontwikkeld. Kemkers werkt, voor in het najaar het ijs wordt betreden, met de traditionele aanpak van wielrennen, schaatssprongen, schaatsplank en krachttrainingen. Hij hecht ook aan werk met elastieken en met zelf ontworpen machines om de krachten van de afzet of de bocht na te bootsen. Een opvallend verschil is verder de omvang van de trainingen. Overstapper Smeekens heeft er
21 Op een dag zou alles goed komen, dan zouden alle stukjes van de puzzel van Kemkers passen. Het pakte anders uit
Rehabilitatie Er zijn vele verschillen in het werk van de beide coaches. Kemkers, een geboren leraar, hecht aan het coachen van het mentale deel. Orie denkt dat je op de mentaliteit van een schaatser weinig greep hebt. Kemkers doet veel aan het bochtenwerk, Orie veel minder. Orie dwingt zijn schaatsers tot zelfstandigheid. “Wat denk je er zelf van?”, is een gebruikelijk antwoord als een pupil iets vraagt. Kemkers legt graag uit. Beide coaches, mannen met een vrachtwagenlading bekers, kenden hun drama’s. Die horen bij een carrière. Het vertrek van Mark Tuitert deed bij Orie enorme pijn. Hij beschouwde hem als een vriend. Kemkers weet dat de verkeerde wissel van Sven Kramer op de olympische 10 kilometer hem tot in zijn graf zal worden nagedragen. Hij werkt daarom keihard, om de revanche van zijn pupil mogelijk te maken. Zijn eigen rehabilitatie kreeg Kemkers door zijn uitverkiezing tot Coach van het Jaar 2013. Hij moest worden overgehaald naar de RAI te komen, naar het Sportgala dat hij altijd meed. Hij werd gekozen door een vakjury en door zijn collega-coaches. Hij was oprecht trots en hield een dijk van een toespraak. Voor Kemkers was het zijn tweede trofee als beste coach. Die kreeg hij in 2006 ook al, toen voor het succes van zijn werk met de doorgebroken talenten Wüst en Kramer. Jac Orie werd in 2003 tot de Nederlandse topcoach gekozen. Hij had dat jaar succes met Gianni Romme, wereldkampioen allround, en met Erben Wennemars, wereldkampioen op de
Kemkers viel op door zijn strakke organisatie
1000 en 1500 meter. In januari 2004, net voor de bekendmaking van de prijs, mocht hij zich gelukkig prijzen met sprintwereldtitels van Wennemars en Timmer. Kemkers (46) is van plan na dit olympische seizoen een aantal maanden totale rust te houden. TVM houdt op als sponsor. Er is nog geen nieuw contract. Orie (46) heeft een sponsor, BrandLoyalty, die nog tot 2015 doorgaat. Hij zal in april al weer zijn zomerschema’s schrijven.
FOTO: SPORTFOTOGRAFIE.NL
wel over verklaard dat Orie korter en efficiënter werkt. Twee uur per sessie. Bij Kemkers kan dat drie tot drieënhalf uur worden. Kemkers werkt dan ook met duursporters, zoals Sven Kramer en voorheen Jochem Uytdehaage. Orie, ooit trainer van Romme, is de man van de sprinters en de middenafstanders geworden. Dat verklaart veel van de verschillen in aanpak. Orie is de wetenschapper, Kemkers streeft een wetenschappelijke aanpak na. Orie is vorig jaar begonnen met zijn promotieonderzoek. Het gaat tussen zijn coaching door. De titel: Retrospectief Onderzoek over de Trainingsdistributie in het Schaatsen in de Periode 1972-2010.
22
column
De truc van Soubak n
joost de jong
Joost de Jong is freelance journalist en woont en werkt in Rio de Janeiro. Hij schrijft onder meer voor het AD, 90 Minutes en NLCOACH.
Wie Brazilië voor het eerst bezoekt, raakt doorgaans zo verknocht aan het land, dat-ie er nooit meer weg wil. Het overkwam velen, ook Morten Soubak. De Deense handbalcoach (49) zette in 2005 voor het eerst voet op Braziliaanse bodem, werd verliefd op de heerlijke levensstijl én op een Braziliaanse schone en besloot hier zijn carrière te vervolgen. Eerst coachte hij de mannenploeg van Pinheiros uit São Paulo, in 2009 klopte de Braziliaanse handbalbond bij hem aan. Daar kreeg hij de jeugdcategorieën en de nationale vrouwenploeg onder zijn hoede, waarvoor hij een doordacht plan voor succes optuigde. Het resultaat: vlak voor Kerstmis leidde hij de Braziliaanse vrouwen in Belgrado naar de eerste wereldtitel in de historie. Soubaks leven en carrière als coach verlopen niet volgens een al te orthodox patroon. In de eerste helft van de jaren negentig werkte hij als vrijwilliger op een schip van het Rode Kruis. Daar ontwikkelde hij sportparticipatieprogamma’s voor oorlogsvluchtelingen uit het voormalige Joegoslavië. Vervolgens was hij een paar jaar coach in de hoogste afdeling van de Deense competitie, jeugdcoach bij de Deense bond en handbalcommentator van de Deense zender TV2. Dat ruilde hij in 2005 in voor een nieuw leven in Brazilië. In 2011 was Soubak het brein achter het plan om acht speelsters in Europa te laten spelen bij de Oostenrijkse topclub Hypo Nö. Om hardheid en ervaring op te doen. Soubak werd het laatste halfjaar voor het WK verantwoordelijk trainer/coach, zijn aanpak werkte: twee keer goud op de Pan-Amerikaanse Spelen, een vijfde plaats op het WK van 2011 en een zesde plaats op de Spelen van Londen. Een paar dagen na het WK circuleerde plotseling een interessant filmpje op internet van Soubaks laatste bespreking, vlak voor de finale tegen het gastland en met een hels thuispubliek op de achtergrond. Daarin is te zien hoe de Deen zich van een mooie psychologische truc bedient om zijn speelsters te motiveren. Hij deelt zestien – van aluminiumfolie gemaakte – ‘zilveren medailles’ uit aan zijn ploeg. “Gefeliciteerd, jullie hebben die verdiend”, zegt hij licht ironisch. Zijn speelsters giechelen. Dan houdt hij één gouden plak omhoog. “Zo, die is voor Servië, zij hebben het goud al binnen. Ik ga ze die zo vast geven.” Als hij aanstalten maakt zich om te draaien, wordt hij massaal besprongen door zijn complete selectie, die hem krijsend en schreeuwend de medaille ontfutselt. De vrouwen maken een rondedans met het goud in de hand. “Oké,” zegt Soubak, “zijn we er klaar voor?” Gegil. “Wordt het oorlog?” Opnieuw gegil. In de laatste beelden van het filmpje is Soubak alleen in de kleedkamer achtergebleven. Hij loopt in de richting van de camera en zegt, met de hand op zijn hart: “Vandaag is het goud voor ons.”
In het filmpje is te zien hoe de Deen zich van een mooie psychologische truc bedient om zijn speelsters te motiveren
23
Advertorial
FOTO: KNZB
ode aan Jacco Verhaeren
Bloed, zweet en tranen van chloor. Niemand zei dat het makkelijk zou worden. Maar het niveau dat we met Nederland in het internationale zwemmen hebben behaald, vervult het hart van iedere sportliefhebber met trots.
Jij hebt daar een geweldige bijdrage aan geleverd. Eigenzinnig. Pionierend. Op de weg naar Atlanta durfde je als 27-jarige te breken met traditionele trainingsschema’s. Ook langeafstandszwemsters als Kirsten Vlieghuis waren volgens jou gebaat bij korte, explosieve sessies. Je haalde je gelijk in het bad van Atlanta. Het dubbele brons voor je pupil, die wegzwom bij kanshebbers als Bennet en Hase, voelde als goud. Goud dat Pieter al eerder won met jou als coach bij de junioren.
overduidelijk. Je werd er de roerganger van de Nederlandse zwembond mee.
Het was de warming-up voor een glorieuze carrière. Waarbij je niet alleen van de medaillemomenten genoot. Zelf omschreef je het treffend. “De lange voorbereiding is een mooie reis op weg naar glorie.” Je toont je altijd dankbaar dat je deel uit mocht maken van de reizen van je sporters naar brons, zilver en goud. Dankbaarheid naar hen die aan jou zoveel te danken hebben. Het illustreert de overgave van een coach om het maximale uit een ander mens te halen. De energie die jullie samen opwekten spatte van miljoenen tv-schermen en zette een klein land in vuur en vlam.
Geluk is wel wat we je in overvloed toewensen. De reizen naar medailles met onderweg ups en downs hebben je als mens gevormd. Een nieuwe reis vangt nu aan. Met je koffer naar Australië, maar in de geest naar een nieuw avontuur. Een nieuw hoofdstuk in het levensverhaal van jou en je familie.
Van Kirsten Vlieghuis tot Inge Dekker. Van Pieter van den Hoogenband tot Klaas-Erik Zwering. Van Inge de Bruijn tot Ranomi Kromowidjojo. Van Marleen Veldhuis tot Maud van der Meer, van Marcel Wouda tot Bastiaan Lijesen, en vele anderen die je niet minder tot je ‘zwemkinderen’ rekent. In golven van kritiek en lof, van succes en tegenslag heb je ze gecoacht. Onverzettelijk als altijd. Bescheiden, maar altijd
EY Namens het hele team
Men zegt weleens: het succes van coaches hangt vaak van geluk aan elkaar. Geluk is belangrijk. Maar er komt meer bij kijken om twintig jaar lang het beste uit zwemmers en zwemsters te halen die je vervolgens vanaf het hoogst haalbare podium toezwaaien. Wij vermoeden dat dit een gouden visie in een wilskrachtig mens is.
Dank voor alles. Voor je inzet. Voor het kampioenen maken. Voor vier gouden Olympische Spelen. Voor je pretogen. En voor een goede, gezonde structuur waar zwemmend Nederland mee verder kan. We hopen dat je daardoor nog last van ons gaat krijgen. Jacco, naast Nederlands coach van het decennium ben je een wereldkerel. Voor de andere kant van die wereld wensen we Janneke, Jules, Teun en jou veel gezondheid, kracht en plezier toe. We’ll meet again!
NLcoach Namens alle coaches uit Nederland
25
VADER/COACH
Team Sauerbreij voor finale van een indrukwekkende loopbaan in sneeuwsport
Kampioene op herhaling Nog één keer wil Nicolien Sauerbreij op olympisch niveau het beste uit zichzelf halen. Na deze winter beëindigt de olympisch kampioene van 2010 haar prachtige loopbaan, die vooral is vormgegeven door vader Maarten, die alles opzij zette om zijn dochters te laten slagen. Door: Poul Annema
Op de flanken van Cypress Mountain bij Vancouver glorieerde Nicolien Sauerbreij, vier jaar geleden, met het olympisch goud op de parallel reuzenslalom. Nooit eerder was een Nederlandse olympiër erin geslaagd een medaille in een sneeuwsport te winnen. Dit eremetaal was de beloning van jaren van toewijding, volharding en ongekende wilskracht, niet alleen van de sportvrouw zelf, maar ook van – vooral – vader Maarten, die haar coach was. Een bijzondere coach, dat zeker. “Eigenzinnig, recalcitrant, maar ook rechtlijnig”, zei hij ooit over zichzelf. “Een typisch product van de jonge jaren in een volksstraat in Amsterdam-Oost. Dat leven was heerlijk, altijd voetballen, altijd buiten.” Een jongen met veel talent in alle sporten die hij beoefende, maar zelf de kans niet kreeg om op het hoogste niveau te schitteren omdat zijn ouders vonden dat hij onvoorwaardelijke voorrang aan zijn studie moest geven. De liefde voor de sport verflauwde nooit bij Maarten Sauerbreij, integendeel. Hij liet zich, ook toen hij een gezin met twee dochters had, prikkelen en uitdagen in zowel de bestaande als nieuwe sporten. Als skileraar ging hij drie, vier keer per jaar naar de sneeuw. “En dan ging ik als baby van vier maanden in zijn rugzak mee de piste af”, aldus Nicolien onlangs in een interview in NRC/Handelsblad, waarin ook de voor de hand liggende vraag voorkwam of vader Maarten, opgejaagd door zijn eigen gebrek aan kansen, zijn dochters niet enorm had gepusht.
Plezier “Hij heeft ons nooit gedwongen, maar ons wel willen geven wat hijzelf nooit heeft gekregen”, aldus Nicolien. Dus stond hij altijd klaar om zijn dochters te kunnen laten trainen. Hij verkocht zelfs zijn prachtig landhuis in De Hoef om als aanvoerder van Team Sauerbreij het gezin in een camper naar de pistes te sturen, om zo dochters Nicolien en Marieke onder de beste omstandigheden te kunnen laten schaven aan hun techniek en vorm. “Dat we in onze sport zover zijn gekomen is vroeger nooit een doel geweest. Het plezier heeft altijd voorop gestaan”, aldus Nicolien. Of zoals Maarten Sauerbreij in 2002, in een interview met de Volkskrant, zei: “Wij geven niets om materiële zaken. Je verkoopt je huis, veroorzaakt pensioenbreuken en vergeet je eigen maatschappelijke carrière om ’s winters met die meiden te kunnen snowboarden. Sommige mensen in onze omgeving verklaarden me voor gek. Ik zei: we proberen het, we zien wel waar het uitkomt, als we maar plezier hebben.”
FOTO: ANP PHOTO
n
Totale ontlading bij Nicolien Sauerbreij in Vancouver in 2010, als ze hoort dat ze een gouden medaille heeft gewonnen op de parallel reuzenslalom tijdens de Olympische Winterspelen.
Dat plezier is er steeds geweest en is in prachtige prijzen gegoten. Nu staat Nicolien (34) voor de finale van een even mooie als indrukwekkende loopbaan. Natuurlijk zou een tweede olympische titel fantastisch zijn, maar op weg naar Sotsji geldt voor de sportvrouw het motief van al die jaren: “Het enige wat ik wil halen, is het beste uit mezelf.”
“Dat we in onze sport zover zijn gekomen is vroeger nooit een doel geweest. Het plezier heeft altijd voorop gestaan”
26
KRACHTTRAINING
Chef-arts Cees-Rein van den Hoogenband pleit voor gerichte krachttraining op alle niveaus
“Het mag niet bij huidig hapsnap beleid blijven” n
Door: Edward Doelman
In individuele sporten als zwemmen, schaatsen en atletiek is de waarde van krachttraining onomstreden. Hoe anders is dat in voetbal, hockey en korfbal. “Nut en noodzaak worden niet overal gevoeld’, zegt Cees-Rein van den Hoogenband, chef-arts bij NOC*NSF. “Sommige coaches vinden krachttraining griezelig, zeker als we het over jonge sporters hebben. Dat roer moet om.” De analytici roepen het al jaren: als opleidingsvoetballand doen we het uitstekend, maar in fysiek opzicht scoren we een dikke onvoldoende. Is dat ook zo? Die vraag legden we voor aan Cees-Rein van den Hoogenband, met tientallen jaren medische topsportbegeleiding op zijn conduitestaat. Hij is stellig in zijn mening: in teamsporten moet vaker trainingsarbeid in het krachthonk geleverd worden. Hij neemt zijn zoon Robert als voorbeeld. “Toen hij een jaar of achttien was, zag je in het waterpolo de fysieke verschillen duidelijk. Als jeugdteam konden we lang goed mee tegen buitenlandse ploegen, maar op die leeftijd kwamen de fysieke tekortkomingen duidelijk aan de oppervlakte. Natuurlijk is dat op die leeftijd geen ramp, maar wel een teken aan de wand.”
Van den Hoogenband is stellig in zijn mening: in teamsporten moet vaker trainingsarbeid in het krachthonk geleverd worden
Buitenland Als lid van het High Performance Team van NOC*NSF ziet Van den Hoogenband met eigen ogen hoe de nationale sportkoepel poogt Nederland weer in de mondiale top tien te loodsen. Mede door de input van Maurits Hendriks is het Nederlandse topsportklimaat weer een paar graadjes warmer geworden, denkt hij. “Maurits heeft duidelijk accenten gelegd, zoals optimale medische zorg, meer aandacht voor mentale begeleiding en de nadruk op krachttraining. Want als we kijken naar het buitenland moeten we twee dingen constateren: de cultuur is anders en er wordt harder gewerkt.” Van den Hoogenband (64) laat er geen misverstand over bestaan. “De tienduizendurenregel is volgens mij wel bekend, maar we vergeten die te vaak. Voor echte topprestaties over een langere periode is het simpelweg vereist uren te maken. Het gaat mij niet om het exacte aantal uren, maar vooral om de cultuur. Een beetje krachttraining bestaat niet. Toch zijn er nog genoeg coaches die niet werken met een uitgekiend, individueel krachtprogramma.” Bovendien mist Van den Hoogenband soms het besef dat topsporters 24/7 hun vak
Een trotse vader Van den Hoogenband bij de Spelen in 2000 (Sydney).
27
FOTO: SPORTFOTOGRAFIE.NL
“Maurits heeft duidelijk accenten gelegd, zoals optimale medische zorg, meer aandacht voor mentale begeleiding en de nadruk op krachttraining”
29 Cees-Rein van den Hoogenband (1949) is een van de bekendste sportartsen van Nederland. Van 1986 tot 2010 was de chirurg verbonden aan het St. Anna Ziekenhuis in Eindhoven en Geldrop. Tevens was hij bijna 25 seizoenen lang clubarts van PSV. In zijn loopbaan maakte Van
FOTO: ANP PHOTO
Medische begeleidingsstaf
den Hoogenband vijf keer onderdeel uit van de medische begeleidingsstaf van de olympische sportploeg, de laatste keren als chef-arts.
Cees-Rein van den Hoogenband, hier samen met zoon Pieter in 2006.
beoefenen. “Rust is zo belangrijk. Juist als het lichaam op tijd rust krijgt, zorg je ervoor dat de krachttraining effectief is.”
Hockeyers Hendriks heeft in de aanloop naar de Spelen van Londen 2012 naast Van den Hoogenband onder meer Scott Dickinson aangesteld. De Australiër en zijn team focussen op kracht en conditie, een van de terreinen waar volgens Hendriks voor Nederlandse sporters nog veel te verbeteren is. Van den Hoogenband geeft hoog op van de expertise van Dickinson. “Fysieke belasting en belastbaarheid van vooral jonge sporters is soms een puzzel, maar de Australische cultuur is wel anders dan de Hollandse school. Onze focus op vaardigheden en techniek is prachtig, maar een krachtprogramma is een essentieel onderdeel van topsport. Het mag niet bij het huidige hapsnapbeleid blijven.” Daarmee roert de Brabander een heikel punt aan. Krachttraining zit niet in onze topsportcultuur ingebakken. “Er worden door coaches allerlei redenen aangedragen om krachttraining te mijden, bijvoorbeeld dat door krachttraining spelers snelheid verliezen. Om die reden stuurt Paul van Ass (bondscoach van de hockeymannen) zijn spelers liever niet het krachthonk in. Ik geloof helemaal niet in de veronderstelling dat krachttraining sporters trager maakt. In de atletiek zie je daar de beste voorbeelden van. Zelfs marathonlopers zijn bezig met een inhaalslag. Ook zij zien de voordelen van krachttraining steeds vaker in. Het levert hen meer stabiliteit op.”
Focus en knowhow Een ander argument is dat krachttraining op jonge leeftijd ongezond is. “Ja, natuurlijk wordt geroepen dat het slecht is voor tieners die in de groei zijn. Verantwoorde fitnessprogramma’s en goede begeleiding bewijzen echter dat het ook anders kan. Kijk eens naar Karim Rekik en Jeffrey Bruma bij PSV, die op jonge leeftijd naar Engeland verhuisden en met de lichamen van
“Onze focus op vaardigheden en techniek is prachtig, maar een krachtprogramma is een essentieel onderdeel van topsport” echte kerels naar Nederland zijn teruggekomen. En dat is in het internationale topvoetbal de eis.” Van den Hoogenband was bijna 25 seizoenen clubarts van PSV, nu is hij als medisch adviseur nog verbonden aan de club. De Eindhovenaren beschikken dit seizoen over een extreem jonge selectie. “Iedere speler heeft zijn eigen krachtprogramma, dat is al een jaar of tien de procedure bij de club. Luc van Agt heeft daar een groot aandeel in gehad”, weet Van den Hoogenband. Maar bij topclubs gaat het volgens hem ook niet mis. “Het ontbreekt juist in de kleinere sporten of bij de kleinere clubs in de grote sporten aan focus en knowhow doordat het soms als een sluitpost op de begroting wordt beschouwd.”
Kentering Toch is het zeker niet allemaal negatief. Mede door de aanstelling van Dickinson neemt Van den Hoogenband een kentering waar. “Je ziet dat individuele sporters en ook coaches steeds meer tijd investeren in krachtprogramma’s en zich erin verdiepen. Dat is winst.” Hij hoopt dat die verdieping ertoe leidt dat de expertise van krachttrainers regelmatiger zijn weg naar de topsporter zal vinden. “Het is sowieso goed te bedenken dat je als coach in de moderne topsportbegeleiding nooit alleen bent. En dan moet je soms over een drempel stappen, juist als je de meerwaarde niet ziet of weinig kennis van het onderwerp hebt. Of dat erg is? Nee, ik vind van niet. Maar je kunt er wel wat aan doen.”
30
KAMPIOEN EN COACH
Marianne Timmer en Gianni Romme kennen de olympische kriebel
“We weten hoe het werkt”
De Schaatskoningin van Nagano werd ze genoemd toen ze daar, in 1998, het olympisch goud op zowel de 1000 als 1500 meter won. Acht jaar later won ze weer goud (1000 meter) in Turijn. In Sotsji maakt Marianne Timmer haar olympisch debuut als coach. “Je moet de kansen pakken die op je pad komen.” n
Door: Lisette van der Geest
Ze was er wel redelijk goed in, in die Olympische Spelen, zegt ze. Marianne Timmer, winnares van drie keer goud, doet in ieder geval niet aan zelfoverschatting. Sotsji wordt haar eerste olympische toernooi als trainster. Daar moet blijken of ze daar net zo ‘redelijk goed’ in is. Sinds april zit er al een kriebel in haar buik. Dat is wat de gedachte aan de Olympische Spelen doet, ook al doet ze zelf niet meer mee. Schaatsteam Liga kende in oktober een goede seizoensstart, met meer wereldbekerplaatsen dan vooraf gedacht. Maar uiteindelijk draait het dit jaar om één toernooi: de Olympische Spelen. Een trainer met meer ervaring op olympisch terrein dan Timmer is in de schaatssport lastig te vinden. Timmer: “Maar het gaat erom: Kun je dat overbrengen op je sporters?” Timmer (39), die nu aan haar derde jaar als trainster begint, had tijdens haar sportcarrière altijd een plan. Ze wist waar ze hard wilde rijden en slaagde daar vaak in. Kort voor de Spelen van Turijn bijvoorbeeld, werd ze tiende op een duizend meter. Na afloop zei ze tevreden te zijn, vervolgens kreeg ze commentaar. “Maar je bent maar tiende.” Timmer knikte destijds. “Ik ben tevreden”, zei ze nog maar eens. Niet veel later won ze haar derde olympische gouden medaille.
Afsluiting Het voorval is typerend voor haar uitstekende navigatie, zegt ze. Timmer houdt haar hoofd koel. Tijdens haar loopbaan als atleet wist ze feilloos de positieve punten van haar race te scheiden van de negatieve, om vervolgens niet zenuwachtig of moedeloos te worden, maar met de verbeterpunten aan de slag te gaan. Maar, wat Timmer ook weet: “Er is een veel grotere kans dat je niet wint, dan dat dit wel lukt.” Tijdens haar eerste deelname aan de Spelen, in Nagano in 1998, won ze goud op de 1000 en 1500 meter. “Je bent jong, ineens heb je het te pakken en dan overkomt het je.” Vier jaar later schaatste ze in Salt Lake City naar de vierde plaats. Ze noemt het een van haar beste prestaties ooit op de Spelen. Timmer: “Gezien de omstandigheden. Daarvoor was ik commercieel gegaan en vervolgens kreeg ik te maken met allemaal rechtszaken. Het was de ergste periode uit mijn leven op het gebied van onrecht.” De Spelen van Turijn ziet ze als afsluiting van die periode. Haar gouden medaille op de 1000 meter noemt ze ‘een hele mooie’. Er zijn weinig atleten die acht jaar na het winnen van hun eerste gouden medaille dit nog eens weten te doen. In Vancouver wilde Timmer haar carrière afsluiten, maar door een zware enkelblessure kwam ze niet op tijd in vorm. Een jaar later stopte ze met schaatsen en werd ze trainster van Team Liga.
Op maat
“Er is een veel grotere kans dat je niet wint, dan dat dit wel lukt”
Timmer weet: deelnemen aan de Spelen is nou eenmaal anders dan meedoen aan een wereldbekerwedstrijd. “Tijdens de Spelen wist ik dat er 5 miljoen mensen keken. Daar komt vervolgens de druk bij als je goed genoeg bent om te winnen, dat maakt het ontzettend spannend. Het is belangrijk om dan dicht bij jezelf te blijven en een bepaalde focus te houden.” Op het moment dat Timmer begon als trainster, had ze twintig
31
FOTO: ANP PHOTO
“Het was de ergste periode uit mijn leven op het gebied van onrecht”
Gianni Romme en Marianne Timmer tijdens de presentatie van Team Liga. V.l.n.r. op de achterste rij Jorien Voorhuis, Janine Smit, Margot Boer, Marianne Timmer, Yvonne Nauta en Thijsje Oenema en (voorste rij) Gianni Romme en Mayon Kuipers.
jaar topsportervaring. “Daarin had ik alles gewonnen wat er te winnen viel, dus ik wist hoe het moest. Dan zeg je heel makkelijk tegen iemand: ‘Hallo, als je dat doet, dan win je niet hoor!’ Het duurde niet lang voor ze doorhad dat het zo niet werkte. “Ik leerde op maat te kijken. Sommige mensen hebben langer de tijd nodig om te groeien.” In eerste instantie selecteerde de nieuwbakken trainster de schaatsers in haar team hoofdzakelijk op kwaliteit. Naar bij elkaar passende karakters keek ze niet. “Ik dacht: het zal wel loslopen.” Een seizoen later wist Timmer wel beter. “Toen was duidelijk: personen moeten elkaar liggen.”
Trainerscarrière Datzelfde bleek bij de vorming van een goed begeleidingsteam, ook dat heeft tijd nodig. Gianni Romme is inmiddels de derde assistent-trainer van Timmer, tot nog toe begon ze elk nieuw seizoen met een ander. Het kwam haar op kritiek van buitenaf te staan Timmer zou niemand naast zich dulden, werd er gezegd. Ze kent de opmerkingen, maar voor Timmer is het heel simpel. “Ik begon op nul, we hebben hier en daar moeten doorselecteren om het te krijgen zoals het nu is. Nu hebben we de juiste mensen op de juiste plek”, zegt ze. De komst van Romme geeft meer ontspanning. Timmer zit beter in haar vel dan de voorgaande jaren. “Ik weet wat ik aan hem heb. Daar word ik losser van dan wanneer ik naast iemand sta
“Gianni en ik hebben dezelfde beleving. We weten hoe het werkt. Hoe er moet worden gepresteerd op een belangrijk moment”
die aan mijn stoelpoten zit te zagen.” In totaal is het trainersduo Timmer/Romme goed voor zes olympische medailles. Dit helpt volgens Timmer. “Een samenwerking is anders met iemand die ook topschaatser was. Gianni en ik hebben dezelfde beleving. We weten hoe het werkt. Hoe er moet worden gepresteerd op een belangrijk moment.” Terwijl haar trainerscarrière eigenlijk meer een toevalligheid is dan een vooropgezet plan. Toen ze stopte met schaatsen kreeg ze van sponsors en teamgenoten de vraag of ze wilde blijven. Aan het coachschap had ze daarvoor nooit gedacht. Het illustreert hoe Timmer leeft. “Ik denk dat je niet te veel moet nadenken over later, maar kansen moet pakken die op je pad komen als je daar passie bij voelt.”
Bijscholing: Er is meer te winnen: Coachen op sociaal gedrag Laat je sporters op persoonlijk vlak meer winnen!
Sporten bij een sportclub draait niet alleen om het aanleren van sporttechnische vaardigheden. De sociale en persoonlijke ontwikkeling van de jonge sporter zijn zeker zo belangrijk. Te denken valt aan het functioneren in een groep, omgaan met tegenslag, doorzettingsvermogen en het accepteren van leiding. Vanzelfsprekend is de rol van de trainercoach hierbij cruciaal. Naarmate je als trainer beter in staat bent een positief en stimulerend sportklimaat te creëren en daarnaast óók goed kunt reageren op verstorend gedrag, zal je bijdrage aan de sociale en persoonlijke ontwikkeling van je sporters groter zijn. Bovenstaande overtuiging wordt breed gedragen in de georganiseerde sport. In samenwerking met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is hiertoe onder andere een aantal bijscholingen ontwikkeld, waarvan de kosten worden vergoed vanuit het project “Naar een Veiliger Sportklimaat” (www.veiligsportklimaat.nl). Deelname aan de bijscholing Er is meer te winnen: Coachen op sociaal gedrag is dan ook kosteloos. Deze bijscholing leert je allereerst de vaardigheden om een positief en stimulerend sportklimaat te creëren. Daarnaast leer je vaardigheden om op de juiste wijze om te gaan met kleine en grote verstoringen. Hoewel deze vaardigheden in de meeste trainerscursussen in meer of mindere mate een plek hebben, komen ze daar al snel in het gedrang tussen de aandacht voor de sporttechnische trainersvaardigheden. In deze bijscholing gaat het juist primair om de pedagogische vaardigheden van de trainer-coach. Opzet van de cursus De bijscholing bestaat uit vier bijeenkomsten van elk drie uur. Het programma kent verschillende didactische werkvormen: presentaties, discussievormen en oefeningen die direct te vertalen zijn naar het veld, het zwembad en de sportzaal, alsmede opdrachten die in de eigen praktijk moeten worden uitgevoerd. In de cursus wordt veel gebruik gemaakt van beelden uit de sportpraktijk. Je ontvangt na afloop van de cursus een bewijs van deelname. Informeer bij je bond of deze bijscholing mogelijk licentiepunten oplevert.
Leerdoelen • De vaardigheid beheersen een sociaal veilig, positief en stimulerend sportklimaat te creëren • Effectief om leren gaan met verstorend en ongewenst gedrag • Individuele sporters kunnen coachen op hun gedrag
Voor meer informatie of inschrijven ga je naar academievoorsportkader.nl!
33
INNOVATIE
HET SCHAATSPAK centraal in sportvernieuwing op olympisch ijs
“Sneller dan ooit”
Veel sneller dan voor Sotsji zal het schaatspak nadien niet meer gemaakt worden, zegt Bert van der Tuuk, directeur van Sportconfex, en gangmaker achter de innovatie van het op het ijs gedragen textiel. Door: Poul Annema
“Geen sport waar zo veel gedaan wordt met aerodynamica als in het schaatsen. Dit is de Formule 1 van de kleding”, zei Van der Tuuk begin november in een interview met de Volkskrant, vlak nadat bekend was geworden dat Sven Kramer voor zijn laaglandbaanrecord op de 10 kilometer had verwezen naar het gebruik van een doorontwikkeld nieuw schaatspak. Het is sindsdien niet meer rustig geweest in het innovatieverhaal over het ultieme snelheidspak van de schaatsenrijders. Shani Davis onthulde rond de jaarwisseling dat de Amerikaanse prijzenjagers in Sotsji hulp hadden gekregen van de windtunnels en specialisten van vliegtuigfabrikant Lockheed Martin om met een “nog niet eerder vertoonde” kledinginnovatie de aanval op het olympisch eremetaal in te zetten.
Wetenschappelijke onder bouwing Daarbij vergeleken was de toonzetting van Arie Koops, technisch directeur van de KNSB, in zijn interview in Sport & Strategie aanmerkelijk bedaarder: “Laten we het niet groter maken dan het is. Iedere sporter zoekt naar details waarop hij zich kan verbeteren. Je zoekt op alle gebieden naar het laatste snufje.” De schaatsbond deed dat zelf door, vier jaar geleden al, bij de ontwikkeling van schaatspakken niet blind te varen op de kennis van kledingsponsors als Nike. “In Vancouver reden onze schaatsenrijders voor het eerst in pakken die we zelf via windtunnels hadden ontwikkeld”, aldus Koops.
Die ontwikkeling heeft zich op de route naar Sotsji voorgezet. Van der Tuuk bracht in die tijd meer dan 150 uur door in de windtunnel van het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium in Marknesse om een paar duizend meter stof van zestig verschillende soorten op hun aerodynamische eigenschappen te testen. Voor de wetenschappelijke onderbouwing maakte hij gebruik van de Technische Universiteit Twente . “Het eindresultaat is, qua reductie van de luchtweerstand, minimaal drie procent beter dan de in 2010 in Vancouver gedragen outfit”, aldus Van der Tuuk onlangs in De Telegraaf.
Sporthightech Geen stof is in de afgelopen vier jaar volgens Van der Tuuk hetzelfde gebleven. Op het bovenlichaam en bovenbeen gebruikte rubbers hebben weer een andere samenstelling gekregen en het aan de binnenkant van het pak gebreide polyester drukt door de polyurethaancoating heen waardoor een ander reliëf is ontstaan die de luchtweerstand vermindert. “De clou is”, aldus Koops in Sport & Strategie, “dat stof en pasvorm de schaatser als het ware dwingen de
FOTO: ANP PHOTO
n
Sven Kramer in het nieuwe schaatspak tijdens zijn winnende rit op de 10 kilometer tijdens de NK afstanden in Thialf vorig jaar. Kramer won met een nieuw baanrecord van 12.46,96.
schaatshouding aan te nemen. Die houding is in het pak bijna comfortabeler dan rechtop staan.” Wat ooit met het zogenoemde ‘snelle schaatspak’ van de Zwitserse clown op het ijs, Franz Krienbühl, begon is uitgegroeid tot sporthightech van de bovenste plank . Op de weg naar olympisch goud telt elke honderdste van een seconde, die kan zelfs zitten in ‘een pak op maat’.
“Iedere sporter zoekt naar details waarop hij zich kan verbeteren. Je zoekt op alle gebieden naar het laatste snufje”
34
SPORTPSYCHOLOGIE
Rico Schuijers: “Gedachtetraining om negatief denken te veranderen in positief denken”
Hoe een reële angst te overwinnen
Edwin van Calker is in Sotsji terug op de olympische piste. Vier jaar geleden trok hij zich terug, uit angst voor de gevaren van een snelle baan. Sportpsycholoog Rico Schuijers zet zijn eigen gedachten over snelheid en angst op een rij. n
Door: Rob Willemse
Bij de Winterspelen van 2010 besloot Edwin van Calker op het laatste moment niet deel te nemen aan de viermansbobwedstrijden. Hij voelde geen controle op de olympische baan van Vancouver, waar ongekend hoge snelheden werden gehaald. Van zijn coach kreeg hij geen bruikbaar Rico Schuijers. advies en diverse crashes – ook van zijn eigen ploeg, een jaar eerder - en een dodelijk ongeval met een rodelaar bepaalden Van Calkers besluit. Daarmee elimineerde hij niet alleen zijn eigen olympische droom, maar ook die van zijn
“Van Calker vertrouwde zichzelf nog wel als bobber; maar niet op dat moment, niet op die baan, niet met die snelheden en niet met die voorgeschiedenis”
“Van Calker kon niet meer weg bij die nare, enge film” teamgenoten. Een deel van Nederland begreep het, een ander deel verweet hem laf gedrag.
Angsten Sportpsycholoog Rico Schuijers beantwoordt de vraag of de angst van Edwin van Calker, die op weg naar Vancouver meerdere keren tevergeefs om een mental coach had gevraagd, te voorkomen dan wel te behandelen zou zijn geweest. “Bij angsten maken we onderscheid tussen reële en irreële angsten. Irreële angsten zijn fobieën, zoals ondermeer plein- en smetvrees. Reële angsten zijn overlevingsangsten, de angst om dood te gaan. Zonder die angsten zouden we geen gevaar zien. Bij Van Calker was er sprake van reële angst. Zo lijkt het mij althans, want ik heb hem nooit persoonlijk gesproken. Uit zijn verhaal leid ik af dat hij zichzelf nog wel vertrouwde als bobber; maar niet op dat moment, niet op die baan, niet met die snelheden en niet met die voorgeschiedenis. Juist die voorgeschiedenis telde allerlei cruciale momenten: zijn eigen crash, die van anderen, het dodelijke ongeluk van de rodelaar; allemaal waren dat momenten waarop je meteen iets zou moeten doen. En dan is het de vraag of het effect zou hebben gehad en op welke manier.”
35
Aandachtcirkels “In de sportpsychologie hanteren we zes aandachtcirkels. In cirkel 1 bevindt zich de taak. Bij Van Calker was dat: die bob zo snel mogelijk naar beneden sturen. In cirkel 2 zitten directe afleidingen: de baan, de snelheid plus alles eromheen zoals entourage, sfeer, publiek, temperatuur, enzovoorts. Een voorbeeld van zo’n afleiding uit het voetbal is een verkeerd fluitsignaal. Een speler kan het negeren en gewoon doorvoetballen òf zich enorm gaan opwinden. Ook positieve gedachten (‘het gaat wel érg lekker’) kunnen trouwens afleiden.” “In cirkel 3 worden de reële en de ideale situatie vergeleken: dus in Van Calkers beleving werd dat verkramping en angst tegenover met vertrouwen lekker door die bochten knallen en zo snel mogelijk naar beneden gaan. Cirkel 4 is die van slagen/falen: ‘oei, die eerste bocht ging al niet lekker, als dat zo doorgaat…’ In cirkel 5 denkt de sporter tijdens de wedstrijd aan de gevolgen van slagen/falen: Wat als ik win? Of: wat als ik de bocht uitvlieg? En daarmee is hij de focus op de wedstrijd zelf kwijt. In de laatste cirkel stelt de sporter zichzelf de zinsvraag: Wat dóe ik hier?! En daar is Van Calker uiteindelijk in beland.”
EN FAL
1 IK EN MIJN TAAK
ERGELIJKING NV ZIJ DING TE LEI AF
TE
/ EN AG
6 ZINSVRA A 5 GEVOLG G EN 4 SLAGEN VAN S / 3 IS-BEH FALEN L OO 2 DIREC RT
Gedachtetraining “Als een sporter uit cirkel 1 – zijn taak – getrokken wordt, gaan we op zoek naar de krachten die daarvoor verantwoordelijk zijn. Welke gedachten en gevoelens heeft hij daarbij? Waar ligt zijn focus? Meestal probeer je met een verbeeldingsoefening een ander beeld in zijn hoofd te krijgen waardoor hij zich beter gaat voelen; bijvoorbeeld via switching channels, een
“Als een sporter uit cirkel 1 – zijn taak – getrokken wordt, gaan we op zoek naar de krachten die daarvoor verantwoordelijk zijn”
soort van zappen in zijn gedachten. Virtueel kijkt de sporter op Nederland 1 naar een film die hem een rotgevoel geeft. Dus zapt hij door, op zoek naar iets leukers. Want in je hoofd kun je switchen naar Nederland 2, waar het wel leuk is. Voor de werkelijkheid maakt dat niet uit. Dus kies je er zelf voor waarnaar je kijkt: een leuke film of een nare film. Daarmee kun je angst wegkrijgen.” “Via gedachtetraining proberen we negatief denken te veranderen in positief denken. Alle gedachten van een sporter zetten we op een rijtje en vervolgens vragen we: Zijn die gedachten waar? En helpen ze je? Hoe vaak horen we niet: ‘Ik heb ook áltijd pech.’ Of: ‘Ze luisteren nóóit naar me.’ Maar als je doorvraagt, blijken ze natuurlijk niet altijd pech te hebben; en uiteraard wordt er ook wel eens naar ze geluisterd. Intussen hebben ze wel hun eigen waarheid gecreëerd, die ze een rotgevoel geeft en die bovendien niet de objectieve waarheid is. Dus daar gaan we naar op zoek.”
Onbevangen “Dat alles neemt niet weg dat gedragsverandering een van de moeilijkste facetten is. Maar er zijn handvaten. In schaatsen wordt op de 500 meter de laatste binnenbocht ‘gevaarlijk’ genoemd, want daarin kun je vallen vanwege de topsnelheid die je haalt. O jee, daar komt die bocht aan! Als een schaatser er op die manier tegenaan kijkt, heeft hij dat gekoppeld aan een angstgevoel. Maar dat is aangeleerd. Ooit reed hij die bocht onbevangen in en naar die tijd probeer je met hem terug te gaan. En als hij die bocht weer net zo kan gaan zien als toen, zal hij er niet meer met angst naar kijken, maar met die vertrouwde onbevangenheid van vroeger. Bij vliegangst wordt trouwens gebruikgemaakt van dezelfde methode.” “Ik betwijfel of dat in Vancouver bij Van Calker gewerkt had. Door alle signalen die hij had ontvangen, kwam hij niet meer van Nederland 1 af. Hij kon niet meer weg bij die nare, enge film. Alle factoren bij elkaar opgeteld was zijn uiteindelijke besluit waarschijnlijk het meest logische en meest wijze.”
36
SHORTTRACK
Jeroen Otter wil met onconventionele aanpak dat sporters zich zelfstandig ontwikkelen
Coach zonder grenzen Sinds zijn aanstelling, vier jaar geleden, is het niveau van de Nederlandse shorttrackers opmerkelijk verbeterd. Bij de Olympische Spelen in Sotsji staat het maximale aantal Nederlandse
Aangezien de groep soms uit elkaar viel, verliep het contact via walkietalkies en een gps-systeem. De elektronica werkte niet altijd. Een Japanner was ooit urenlang vermist omdat hij onderweg een beer tegen was gekomen en op afstand met peperspray in de aanslag was blijven wachten. Otter vond hem uiteindelijk terug. “Die beer was natuurlijk al uren weg.”
Inzicht Was die onderneming niet gevaarlijk? Ja. Hoewel de reis goed voorbereid was. Otter wist dat een fietstocht over
deelnemers (tien) op het ijs. Bondscoach Jeroen Otter levert vooraf al een topprestatie. n
Door: Lisette van der Geest
Hij is geen doorsnee trainer. Met zijn uitdagende blik, een zonnebril in zijn wat langere donkere haar, valt hij op. Als hij in de zomer de trainingshal naast Thialf binnenwandelt, doet hij dat vrijwel altijd op slippers. Zijn grote troeven in Sotsji: de mannen van het achtervolgingsteam en Jorien ter Mors, de shorttrackster die in eigen land bekend werd door succesvolle uitstapjes naar het langebaanschaatsen. De rol van Otter is groot. Ter Mors noemt hem een topcoach en een topmens en berichtte op Twitter: ‘Je betekent meer voor me dan je kunt bedenken.’ Loyaliteit ontstaan uit een wisselwerking: Otter vraagt van zijn rijders evenveel als hij zelf geeft.
Grenzen verleggen Vier jaar geleden, tijdens hun kennismaking, vroeg hij de leden van de nationale selectie of ze er alles
Onvoorwaardelijke toewijding is zijn idee van topsport
voor over hadden om de beste te worden. Onvoorwaardelijke toewijding is zijn idee van topsport. Otter schrijft trainingsschema’s die verplichten tot volledige dagen op de ijsbaan. Van acht uur ’s ochtends tot zes uur ’s avonds. Tussendoor een kleine pauze thuis, meer niet. Otter: “Wij trainen harder dan de langebaanschaatsers.” Otters succes is niet alleen gebaseerd op hard trainen. Wat hem zo goed maakt? Hij werkt niet volgens het boekje, maar wil altijd grenzen verleggen. Niet voor niets roept hij voortdurend: If you’re in control, you’re not going fast enough. Hij is continu op zoek naar verbetering, graag in combinatie met het nodige avontuur. In 2009 daagde de coach de internationale shorttrackers die hij destijds trainde uit: “De Spelen zijn in Vancouver, laten wij daar, vanuit Calgary, naartoe fietsen.” Een bizarre tocht van tien dagen volgde. Soms urenlang in de regen, langs herten, otters, dassen én beren en door onontgonnen gebied. Als een brug bleek te zijn weggeslagen, werd de mountainbike boven het hoofd getild en doorkruisten de sporters wadend een meer. Otter volgde op zijn crossmotor.
“Wij trainen harder dan de lange baanschaatsers”
37
hetzelfde. Doel: een bootcamp. Om de teambuilding te versterken. “Als ik ergens een schurfthekel aan heb, is het wel een militaire aanpak”, aldus Otter. Daarom koos de coach ervoor om samen met zijn staf onderdeel te zijn van de leergroep en niet van de ‘drillsergeanten’ die de volgende vier dagen op allerlei manieren probeerden hun ondergeschikten fysiek en mentaal uit te putten. Orders werden toegeblaft, slapen gebeurde buiten in de kou op de grond. Het was afzien, maar Otter wilde dat zijn rijders elkaar beter zouden begrijpen en inzicht kregen in de manier waarop ze met spanning om zouden gaan. “En dat ze zich zelfstandig zouden ontwikkelen. Dat is het belangrijke in sport. Als ik ze zou opleggen wat ze moeten doen, ben ik de limiet van hun mogelijkheden. Na het kamp gaven de shorttrackers aan dat het kamp van een paar dagen meer effect had dan alle praatsessies voorafgaand aan de Spelen van Vancouver.”
Andere uitvoering Zijn voor de buitenwereld meest opvallende succes is de invoering van langebaanwedstrijden en -trainingen aan het wedstrijdschema. Deze discipline die door veel shorttrackers als saai wordt bestempeld, is voor Otter een weloverdachte trainingsvorm. Jorien ter Mors is niet de enige die het doet, Otter kiest met zijn hele team regelmatig voor de 400-meterbaan. De publiciteit rondom de langebaanaspiraties van Ter Mors is groot, dat leert haar voor de Spelen al om om te gaan met de media, maar daar was het Otter nooit om te doen. Het gaat hem om differential learning. Hij wil zijn rijders meer bewust maken van de bewegingen die ze uitvoeren door ze een vergelijkbare discipline te laten beoefenen die om een iets andere uitvoering vraagt. “De bewegingen bij langebaanschaat sen zijn geen automatisme en ik zie dat ze daardoor veel actiever bezig zijn met het zoeken naar de juiste techniek. Het prikkelt en maakt dat een atleet anders moet denken. Een verandering voel je pas als je begrijpt waar je naar zoekt. De race tegen de klok geeft schaatsers extra druk. Verschuilen achter een tegenstander is geen optie. Bij een langebaanwedstrijd moet een schaatser met de billen bloot.”
Bondscoach Jeroen Otter met de winnende dames op het NK shorttrack van 4 en 5 januari in de Jaap Edenhal. Jorien ter Mors (rechts) werd voor de vierde achtereenvolgende keer Nederlands kampioen. Tweede FOTO: ANP PHOTO
de Veluwe niet hetzelfde effect zou hebben. Hij wilde grenzen verleggen. Dat was zijn hoofdreden. Otter: “Maar het was natuurlijk ook een mooi avontuur. Na aankomst zeiden alle Canadese schaatsers: ‘Dat hebben wij nog nooit gedaan…’” Zo zijn er meer voorbeelden van zijn onconventionele aanpak. Hij laat de Nederlandse schaatsers ijshockeyen voor de variatie, en verraste ze ooit op de officieel laatste dag van hun trainingskamp in de Pyreneeën met de boodschap dat ze zelf fietsend terug naar Heerenveen mochten. Het was afzien, maar leverde vervolgens maandenlang sterke verhalen op. De coach ontziet ook zichzelf niet in zijn zoektocht naar grensverleggende acties. Ondergoed, een paar bergschoenen en een oude overall, dát was alles wat Otter mocht houden, nadat hij twee jaar geleden in mei nabij Alicante uit de bus stapte. Voor zijn rijders gold
“Als ik ze zou opleggen wat ze moeten doen, ben ik de limiet van hun mogelijkheden”
werd Yara van Kerkhof (links) Rianne de Vries (tweede van rechts) werd derde.
38
DE LOTTO
Directeur Otterloo: “We willen de sport steunen, maar dat kan niet vrijblijvend”
De Lotto wil zich meer laten zien De afdracht van De Lotto aan de Nederlandse sport loopt terug. Directeur Joost Otterloo wil, naast samenwerking met de Staatsloterij, een slim mechanisme ontwikkelen om de belangstelling voor zijn kansspelen te vergroten. “In het belang van de sport.” n
Door: Poul Annema
Als hij de deur naar de ruimte opent waar we elkaar zullen spreken, zegt Joost Otterloo, algemeen directeur van De Lotto: “Dit is de plaats waar Lottowinnaars de grote prijzen in ontvangst nemen.” Achter de wand van glas, die de zaal-van-het-grote-geld scheidt van het zakelijke decorum van het gebouw, zwijgt het apparaat van de in de weekends rumoerig dansende Lotto-balletjes: het is elke dag feest bij De Lotto, maar het draait allang niet meer alleen om dit zo herkenbare spektakel. ‘De levensader van de Nederlandse sport’ wordt het instituut wel genoemd. In zijn twintigjarig bestaan bracht De Lotto vanuit zijn kansspelactiviteiten in totaal bijna 1,4 miljard euro naar de sport. Om daarmee zowel aan de top als in de breedte unieke kansen voor verdere
“We moeten zichtbaar maken dat door de bijdragen van De Lotto sport in Nederland structuur krijgt” [Otterloo]
ontwikkeling mogelijk te maken. Maar de grens lijkt royaal overschreden sinds de uitkering van De Lotto aan de sport – op jaarbasis – terugliep van 59 naar 43 miljoen euro en er bovendien acuut gevaar dreigt door de overheidsplannen om de online kansspelmarkt te liberaliseren. Bij NOC*NSF staan alle signalen op rood nu financiële reserves moeten worden aangesproken, bij De Lotto in Den Haag spreekt Otterloo van het gezamenlijk, sport en loterij, bedenken van een slim mechanisme waardoor het belang van De Lotto voor iedereen duidelijk wordt. “Uit eigenbelang, maar ook uit algemeen sportbelang. We moeten zichtbaar maken dat door de bijdragen van De Lotto sport in Nederland structuur krijgt”, zegt Otterloo, die precies een jaar in functie is als hoogste baas van De Lotto. Otterloo (45) verruilde het bedrijfsleven (PricewaterhouseCoopers, Unilever en CSM) voor de organisatie die ooit ‘door sporters voor sporters’ werd opgericht. Bijna driekwart van haar winst uit Lotto, Toto, Lucky Day, Krasloten en Eurojackpot staat ze af aan NOC*NSF, dat het geld weer verdeelt over sportbonden en verenigingen. Het overige kwart wordt afgestaan aan achttien goede doelen op het gebied van gezondheid, cultuur en maatschappij. Het
grootste verschil voor hem in werk? “In het bedrijfsleven weet je vaak de what, maar niet de why. Bij De Lotto weet iedereen dat de why van ons werk gaaf is.” “Als we hier minder afdrachten hebben
“Sport kan persoonlijke, maar ook collectieve beleving zijn” [Alberda]
aan sport en andere goede doelen, is dat desastreus. Zo voel ik dat. Ik heb bij grote bedrijven gewerkt met anonieme aandeelhouders. Ach, als de aandelenkoers omhoog of omlaag ging dan werd dat als vanzelfsprekend ervaren. So be it. Maar als ik naar de sport kijk en ik zie dat er ergens geen geld voor is, dan voel ik daar verantwoordelijkheid voor. Ik heb nog niet vaak wakker gelegen van mijn werk, hier doe ik dat wel.” Diepe betrokkenheid kortom. Niet alleen de verminderde kans op medailles houdt
39
hem wakker als hij zijn doelen niet haalt. “Kijk eens wat het scheelt aan sportbeleving als je bijvoorbeeld 5 miljoen onder je begroting blijft. De toptienambitie en de participatieambitie van NOC*NSF zijn voor mij onlosmakelijk met elkaar verbonden.” Joop Alberda, van vele markten thuis, vult, naast hem zittend, aan: “Beide componenten maken sport mooi en compleet. Natuurlijk mag je in termen van een medaille meer of minder rekenen, maar kijk ook naar wat sport in de samenleving losmaakt. Dat kan persoonlijke, maar ook collectieve beleving zijn.” “Dat vind ik bijvoorbeeld telkens weer zo prachtig aan het schaatsen in Nederland”, zegt Otterloo. “In maart, aan het eind van het seizoen, weet iedereen zeker dat het voorbij is met het schaatsen. Niemand zal, zegt men, nog naar zo’n race over 10 kilometer gaan kijken! En bij de eerste de beste 10 kilometer die Sven Kramer het seizoen erop
rijdt, zit half Nederland weer voor de buis. Cultuurgoed dus. Het is een deel van de beleving, van saamhorigheid en het gesprek van de dag.” “Sport is zoveel meer dan waar het puur inhoudelijk voor staat”, aldus Otterloo. Alberda weer: “Daarom vind ik het grappig dat je zegt dat je je bij De Lotto zo drukt maakt over cijfers waarvan je in het bedrijfsleven veel minder zorg had…” Otterloo: “Ik heb in mijn tijd bij Unilever met heel inspirerende merken van doen gehad. Maar uiteindelijk is het zo dat als er morgen geen Calvé-pindakaas [een product van Unilever, red.] meer te koop is, dat niet zal leiden tot een dag van nationale rouw. Een nederlaag in een grote sportwedstrijd ook niet, maar dat heeft wel meer impact.” De sport fascineert hem als maatschappelijk fenomeen, en hoewel hij met zijn bedrijf vooral als een grote geldschieter wordt gezien, wil Otterloo De Lotto liever als supporter dan als sponsor aan
“Bij De Lotto weet iedereen dat de why van ons werk gaaf is” [Otterloo] de sport verbinden. Als supporter zoekt hij ook naar het model om de teruggelopen afdracht van de afgelopen jaren terug te brengen op het oude niveau. “De Lotto heeft in 2010 en 2011 twee exceptionele jaren met een winst van rond de 80 miljoen gedraaid. De verklaring daarvoor was dat de jackpot beide jaren bleef stijgen en stijgen. We konden de loten haast niet gedrukt krijgen.” “Het leuke en tegelijk moeilijke van deze winkel is dat een loterijspeler onvoorspelbaar is”, zegt Otterloo. “Het gaat niet om logica maar om emotie. Hoe hoger de prijs, hoe meer interesse, maar hoe minder, statistisch, uiteindelijk de kans op de
E S N E S N O I T HERMT O C S E M B T T E M TER HE E B A E N O H REXO JE BEWEEGT,
™
ER HOE ME
®
/REXONADOMORE
P VERTROUWEN DAAR KUN JE O
41
hoofdprijs is. De droom om een gigantisch bedrag te winnen is enorm en van alle tijden.” Het te winnen geld gaat vóór het besef dat elk lot ook een steun aan de sport is. Alberda: “Door de jarenlange verbintenis van De Lotto met NOC*NSF geldt De Lotto als een vanzelfsprekende financier van de Nederlandse sport.” En in een vraag aan Otterloo: “Is bij jullie dezelfde trend waarneembaar als bij multinationals die steeds meer de shirts en de platte reclame de rug toekeren en zich richten op de community om de massa te bereiken? Met andere woorden: Zijn het nog wel de Naomi’s en Pieters, onze iconen, die de honderdduizend Lottokopers naar je toe halen of moet het op een andere manier?” Otterloo veert op. “Het gaat ons niet alleen om het shirt van de topsporter, we willen om vertrouwen te wekken en te houden aansluiting houden bij de groepen die kunnen blijven participeren aan beleving en gezondheid. Alleen moet je je dan wel realiseren dat het geld dat naar bijvoorbeeld de frisbeebond gaat minder exposure krijgt. Dus als je dan toch mag kiezen voor een shirtje, kies je daarvoor om in beeld te komen. In feite speelt mee dat de samenleving erg verandert. Mensen willen aan de ene kant nergens meer bij horen, willen geen lid of abonnee meer zijn, maar willen wel onderdeel zijn van een community van bijvoorbeeld whats app-groepjes en
“De droom om een gigantisch bedrag te winnen is enorm en van alle tijden” [Otterloo] Joop Alberda en Joost Otterloo.
Facebook-vrienden. Ik geloof in die community’s en in de sportvereniging als clubhuis van de toekomst.” De Lotto wil zijn boodschap duidelijker brengen. “Mensen begrijpen vaak niet hoe de loterij werkt, dus dat moet veranderen en de sport moet daarbij helpen, in haar eigen belang overigens. We moeten zichtbaar zijn bij evenementen, toernooien en dicht bij de sporter komen. Waarom zou je geen acceptgirokaart sturen met de mededeling dat op elke contributie een Lotto-korting van soms wel tachtig euro op jaarbasis rust?” “Mensen moeten weer zien waarvoor we er zijn en wat we doen. Het is lastig om tegen mensen te zeggen: ‘Dankzij ons
“Als je niet investeert in een van de betere loterijen op deze aarde, glijd je steeds verder weg” [Otterloo]
betaalt u minder contributie.’ Dat begrijpt niemand. We moeten een beter model vinden om de stagnerende geldstroom voor de sport weer op gang te brengen. Dat moet dicht bij de mensen blijven, want mensen willen hun winst terugzien in hun directe omgeving en niet in de collectiviteit. Dat zie je bij alle goede doelen.” Sport en De Lotto moeten de geldmachine van de Stichting de Nederlandse Sporttotalisator gezamenlijk in een hogere versnelling brengen, vindt Otterloo. De eerste campagnes lopen inmiddels. “We willen de sport steunen waar we kunnen, maar dat kan niet vrijblijvend’’, aldus Otterloo. “Als je niet investeert in een van de betere loterijen op deze aarde, glijd je steeds verder weg. Zeker als daarbij ook nog eens de concurrentie komt van buitenlandse wedkantoren, die zich bekommeren om hoge inzetten, hoge prijzen, maar geen verantwoordelijkheid dragen voor een betere sportbeleving en een betere sportinfrastructuur voor alle aangesloten bonden.”
Infostrada Sports offers innovative and unique services to the sports industry.
SPORTS DATA MANAGEMENT 300+ sports covered worldwide Historical results of major events & competitions Biographies of more than 50.000 athletes Continuous updates & ORIS-based reports
MEDIA & EVENT SERVICES Prep-kits & Media Guides Facts & Figures Service Live Information Service Games News Service & INFO Systems
SPORTS ANALYTIC TOOLS PODIUM, the Performance Manager Review performance data and monitor athletes Identification tool for talented athletes Valuation models for return on sport investment
ADDITIONAL SERVICES Host Broadcasting & Video Production Archiving Solutions & Asset Management Content Distribution Services Website & Mobile Platform Development
www.infostradasports.com twitter.com/infostradalive
43
ADVERTORIAL
Laat duidelijk weten dat discriminatie niet geaccepteerd wordt In deze rubriek gaan mr. Peter van der Aart en mr. Caroline Beekes, juristen bij stichting Sportkader Nederland, in op allerhande juridisch sportgerelateerde onderwerpen voor trainers en coaches. Voor nadere informatie kunt u terecht op www.sportservicenoordholland.nl/personeelszaken.
plaatsvindt. Bij sportbeoefening wordt terecht onderscheid gemaakt tussen mannen en vrouwen en is het organiseren van eigen Olympische Spelen voor sporters met een beperking algemeen aanvaard. De bescherming van mensenrechten en het verbod op discriminatie is in algemene zin verankerd in verschillende internationale verdragen, zoals het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele
Grote sportevenementen dienen vaak als plat-
vrijheden. In de Nederlandse wetgeving is dit
form voor het maken van een politiek statement.
terug te vinden in onze grondwet (artikel 1), in
Zo zijn de Olympische Spelen van 2008 in China
het Wetboek van Strafrecht (o.a. art. 90 en art.
aangegrepen om aandacht te vragen voor
429) en het Burgerlijk Wetboek (art. 7: 646), als-
beperking van de vrijheid van meningsuiting
mede de Arbowet. Bij discriminatie wordt echter
aldaar en de onderdrukking in Tibet. En velen
meestal een beroep gedaan op de Algemene
herinneren zich nog de storm aan protest die
wet gelijke behandeling (AWGB). De Commis-
door Nederland trok toen Oranje zich plaatste
sie gelijke behandeling behandelt de klachten
voor het WK voetbal dat in 1978 in het door
op het gebied van discriminatie, ook indien dit
een militaire junta geregeerde Argentinië werd
geschiedt in de sportsector.
gehouden. De Commissie oordeelde in het volgende geval Een van de meest aansprekende beelden uit de
dat sprake was van discriminatie. Bij haar
sportgeschiedenis in dit verband is dat van de
eerste bezoek aan een sportschool deelt een
zwarte Amerikaanse atleten tijdens de Olympi-
medewerker van de sportschool een vrouw mee
sche Spelen van 1968 in Mexico. Tommie Smith
dat zij niet met een hoofddoek mag trainen. De
en John Carlos werden het symbool van de
Commissie gelijke behandeling achtte dit in
Black Power-beweging door tijdens de medaille-
strijd met artikel 7 lid 1a AWGB; de sportschool
uitreiking een in een zwartleren handschoen
maakt door dit beleid indirect onderscheid op
gehulde, gebalde vuist omhoog te steken.
grond van godsdienst (Oordeel 2010-105 d.d. 12-07-2010).
Bij discriminatie wordt onrechtmatig onder-
SPORTKADER NEDERLAND
scheid gemaakt tussen mensen en groepen
Discriminatie kan ook op de sportvereniging
mensen.
voor komen. Het is zaak dat bestuur en tech-
Vaak houdt discriminatie in dat één bepaalde
nisch kader hier alert op zijn en adequaat reage-
groep anders behandeld wordt dan anderen. Het
ren. De volgende tips kunnen hier aan bijdragen:
Olympic Charter verwoordt het als volgt: Any form of discrimination with regard to a country or a person on grounds of race,religion, politics, gender or otherwise is incompatible with belon-
Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u mailen naar info@ sportservicenoordholland.nl.
ging to the Olympic Movement.
• laat duidelijk weten dat discriminatie niet geaccepteerd wordt; • stel beleid op hoe om te gaan met discriminatie;
De rechtmatigheid van gemaakt onderscheid
• spreek daders aan op hun gedrag;
is vaak afhankelijk van de context waarin dit
• stel een vertrouwenspersoon aan.
44
TENNISSERVICE
Trainer Hugo Ekker: “Een bepaalde foutmarge in de opgooi moet je accepteren”
De ideale service bestaat niet Succesvolle services vertonen geen ijzeren
regelmaat. Tennissers moeten leren omgaan met de onvermijdbare grilligheid van de opslag. n
Door: Michiel van Nieuwstadt
Coach Hugo Ekker probeert sinds een jaar Arantxa Rus te helpen met haar serviceproblemen.
“Die variabiliteit in de opgooi is onvermijdelijk. Als speler moet je je daaraan kunnen aanpassen” [Van Fraayenhoven]
Wereldtoppers zijn zelden proefkonijn. Toch liet grandslamwinnaar Samantha Stosur zich beplakken met zestig reflectoren. Wetenschappers mochten haar service filmen met 22 camera’s. Stosur en tien Australische toptalenten mikten hun opslag honderden keren achtereen in een vak van een vierkante meter. Om de verschillen tussen missers en voltreffers te achterhalen, registreerde techniekspecialist Bruce Elliott hun bewegingen, tot op de millimeter nauwkeurig. Afgelopen najaar publiceerde de Australische sportwetenschapper zijn resultaten in het wetenschappelijk tijdschrift Human Movement Science.
45 Onregelmatigheden in de lichaamshouding, vlak voordat het racket de bal raakt, zijn volgens Elliott nodig omdat de bal nooit precies op dezelfde plaats wordt opgegooid. Om de bal toch in exact dezelfde richting over het net te sturen, moeten toppers hun lichaamshouding wel variëren. Dat betekent volgens Elliott dat coaches zich in de praktijk veel te veel zorgen maken over het stabiel opwerpen van de bal voor een service. Streven naar een robotachtige consistentie in de opgooi is zinloos. Spelers moeten juist leren omgaan met een bal die niet op de gewenste plaats in de lucht hangt. Dat betekent: goed kijken en flexibel reageren.
Een goede service is een perfect getimede keten van bewegingen
Serviceproblemen
FOTO: ANP PHOTO
Gezien de dynamiek en beweeglijkheid van een succesvolle service heeft het volgens Elliott weinig zin om bij tennissers al jong een servicepatroon in te slijpen. Als kinderen gaan groeien, moeten ze hun service sowieso veranderen, al was het maar omdat ze de bal onder een andere hoek moeten raken om hem over het net te krijgen. Nederlandse trainers en begeleiders onderschrijven Elliotts conclusies in grote lijnen. Toch zijn ze niet van plan alle door hem voorgestelde veranderingen zomaar door te voeren in de trainingspraktijk. Coach Hugo Ekker probeert sinds een jaar Arantxa Rus te helpen met haar serviceproblemen. “De opgooi komt nooit precies op dezelfde plaats terecht”, erkent hij. “Daar moet een speler zich qua houding inderdaad op aanpassen. Je kunt niet telkens opnieuw de bal laten stuiteren en opnieuw beginnen. Een bepaalde foutmarge in de opgooi moet je kunnen accepteren.”
Technische inzichten Elliotts belangrijkste conclusie is dat goedgemikte services geen ijzeren regelmaat vertonen. Integendeel, nauwkeurig plaatsen lukt het best als tennissers hun lichaamshouding variëren. Met name in hun pols en onderarm zijn tennistoppers bij succesvolle services heel beweeglijk en variabel, tot op het allerlaatste moment voordat de bal wordt geraakt. Op basis van deze technische inzichten stelt Elliott coachpraktijken binnen en buiten het tennis ter discussie. “Dit is een voorbeeld van een wetenschappelijke studie die coaches kunnen gebruiken om trainingen aan te passen”, zegt hij aan de telefoon.
“Coaches maken zich in de praktijk veel te veel zorgen over het stabiel opwerpen van de bal voor een service” [Elliot] Frank van Fraayenhoven, manager beroepsopleidingen bij tennisbond KNLTB, herinnert zich een experiment van de Zuid-Afrikaanse tenniscoach Dennis van der Meer. “Hij liet spelers natgemaakte ballen duizend keer opgooien. Daar waar ze op het hardcourt stuiterden, ontstonden duizend verschillende afdrukken. Die variabiliteit in de opgooi is onvermijdelijk. Als speler moet je je daaraan kunnen aanpassen.”
Grilligheid Om de flexibiliteit van spelers te vergoten, bedacht Van Fraayen hoven een oefening waarbij trainers achter de serveerder moeten gaan staan. Pas nadat de bal is opgegooid krijgt een speler te horen waar de bal heen moet. Dat dwingt ze tot een aanpassing op het laatste moment, met de onderarm en met name de pols, precies zoals Elliott het graag zou zien. Niet iedereen neemt variatie in de opgooi echter voor lief. “Je gaat heus niet beter serveren door verkeerd opgegooide ballen na te
46
TENNISSERVICE
“Je gaat heus niet beter serveren door verkeerd opgegooide ballen na te jagen” [Haarhuis]
jagen”, zegt Paul Haarhuis, door de tennisbond aangesteld als begeleider van jonge toptalenten. Ook Michiel Schapers, coach van jeugdtalenten als Jelle Sels, vindt consistentie in het opgooien juist belangrijk: “De bal moet zo veel mogelijk stilhangen in de lucht en je moet hem raken, kort nadat het hoogste punt is bereikt. Dat maakt een service constant.” Schapers merkt wel op dat het op topniveau interessant is om de bal vanuit een identieke opgooi alle kanten op te kunnen sturen en wisselend effect mee te geven. “Spelers als Richard Krajicek en John McEnroe konden hun opslag op die manier camoufleren. Ik weet uit ervaring dat een dergelijke opslag voor een tegenstander grote problemen oplevert.” Elliott erkent desgevraagd dat de toelaatbare grilligheid in de opgooi zijn grenzen heeft. Bij de succesvolle services van de tennissers die hij bestudeerde varieerden de opgegooide ballen, maar ze bleven wel binnen een denkbeeldig, in de lucht hangend blok ter grootte van ongeveer een kubieke decimeter.
Servicekanon De variatie waar Elliott voor pleit, beperkt zich niet tot de opgooi. Een molenwiekachtige draaiing van de romp is weliswaar belangrijk voor een snelle service, maar zijn onderzoek laat zien dat dit soort breed gedragen technische uitgangspunten niet helpen om een service goed te plaatsen. Het ritme van de beweging is daarvoor waarschijnlijk wel belangrijk. “De kracht vanuit de benen moet naar boven worden doorgegeven”, legt Schapers uit. “In die keten moet een zekere ontspanning zitten.” Dat ritme, die ontspanning zijn belangrijker dan de details van de beweging. Schapers noemt als voorbeeld Richard Krajicek, die als jochie geen servicekanon was, maar opereerde vanaf de baseline: “Pas op latere leeftijd ontstond bij hem de perfecte coördinatie van onderstel en bovenstel. Die souplesse is nodig om met 200 kilometer per uur te kunnen serveren.” Een goede service is een perfect getimede keten van bewegingen en coaches moeten oppassen om aan een onderdeel daarvan te gaan tornen. Van Fraayenhoven zegt: “Steffi Graf is altijd bekritiseerd omdat ze de bal te hoog opgooide, maar die opgooi paste bij het ritme van haar service. Spelers als Sjeng Schalken en Michael Stich kregen te horen dat ze hun benen te weinig gebruikten, maar zij serveerden toch ook niet onverdienstelijk.”
Rolmodellen Optimale bewegingen gelden niet altijd en niet voor iedereen. Niet voor niets zijn technieken zoals de dubbelhandige backhand, of een ver van het lichaam geraakte forehand soms in zwang, om
dan weer uit de mode te raken. Een coach die bij het ene talent succes heeft met een specifieke aanpak, kan met diezelfde strategie een ander kapotmaken. Ekker: “Ik vind het gevaarlijk om een service van de ene speler op de andere te plakken en dan te zeggen: ‘Zo moet je het doen.’ Haarhuis: “De beste serveerders ter wereld zijn over het algemeen de gasten van twee meter plus. Als je 1 meter 70 lang bent, kun je die techniek sowieso niet als voorbeeld nemen.” Pas op met rolmodellen, is de boodschap. Toch zijn Nederlandse tennisspecialisten voorstander van het gebruik van videobeelden. Schapers speelde als kind ‘de sterren van de hemel’, nadat hij op televisie Wimbledon had gezien. Veel tennissers delen die ervaring. Maar het wil niet zeggen dat de ene speler een ander moet imiteren. “Het gaat niet om de details”, zegt Van Fraayenhoven, “maar om de grote lijnen, het gemak en de souplesse. Op dat niveau kan het voorbeeld van een topper inspirerend werken.” In plaats van te imiteren, ziet Haarhuis liever dat spelers letten op het doel van een actie. “Als je naar Roger Federer kijkt, hoef je niet te proberen zijn techniek precies te kopiëren. Je kunt wel goed observeren hoe diep hij de ballen slaat.”
Schaduwbewegingen In het restaurant van het Spa Sport Hotel in Amsterdam, de trainingslocatie van Arantxa Rus, legt Hugo Ekker een iPad op tafel om te laten zien hoe hij videobeelden gebruikt. In de linkerhelft van het scherm serveert Sjarapova, rechts Rus. “Let op de ellebogen”, zegt Ekker, “Die van Sjarapova is prima zo, die van Rus moet echt hoger zitten. Kijk, deze beelden zijn van een paar weken later, hier is het veel beter.” Ekker sleutelt aan details, maar zegt het grote geheel in het oog te houden: “Daar gaat het juist om. Als spelers hun elleboog te laag houden, ontstaat in een service een heel ander ritme.” Elliott stelt zich als wetenschapper bescheiden op, maar sommige van zijn inzichten botsen wel degelijk met de praktijk. In de bestseller The Talent Code verwerkte Daniel Coyle een enthousiaste reportage over Spartak in Moskou, opleidingsschool van Yevgeni Kafelnikov en Anna Kournikova. Op Spartak oefenen talentvolle tennissers zonder bal tennistechnieken met eindeloze schaduwbewegingen. Wedstrijdjes spelen wordt er zo lang mogelijk uitgesteld. Elliotts onderzoeksresultaten geven aanleiding tot twijfel over de Russische aanpak. Een service met souplesse en timing komt immers als één pakket, onderdelen aan elkaar plakken gaat niet zo maar. “Het afstemmen van de lichaamsbeweging op de balopgooi is de kern van een goede service”, zegt Elliott. “Af en toe een servicebeweging schaduwen mag best, maar het moet geen onderdeel zijn van je dagelijkse routine. Oefenen zonder bal breekt het ritme. Dat geldt in het tennis, maar ook in andere balsporten.”
47
TOP EN FLOP
De beste en slechtste beslissing van:
ANDRÉ CATS André Cats, chef de mission van het Nederlands Paralympisch team en Performance Manager NOC*NSF, over zijn beste beslissing ooit; en zijn ‘minst goede’. Door: Rob Willemse
“Na flink nadenken kom ik terecht bij mijn advies aan Maarten van der Weijden om in Eindhoven bij Marcel Wouda te gaan trainen. Dat gebeurde nadat hij genezen was van leukemie en voordat hij landelijk bekend werd. Hij zwom toen in Dordrecht en had weer de ambitie om alles uit zijn zwemcarrière te halen. Daarvoor, tweede helft jaren negentig, was ik zijn juniorenbondscoach geweest en was hij nog meer een 1500 meter indoor- dan een openwaterzwemmer. Een buitengewoon talent zag ik niet in hem. Wel was hij heel fanatiek; en hyperintelligent. Als ik hem een aanwijzing gaf, kwam hij altijd met de waaromvraag.” “Nadat zijn ambitie voor open water echt duidelijk werd, kwam hij bij me met de vraag hoe hij dat moest doen. Volgens mij was Marcel de best denkbare coach voor hem. Een ongekende vakman, ook bètagericht, iemand die enorm nadenkt over alles wat hij doet en in staat al die waaromvragen van Maarten te beantwoorden. Twee mannen die op dezelfde manier tegen hun sport aankijken; tot in alle details en heel perfectionistisch. Die samenwerking heeft geleid tot mooie hoogtepunten zoals de zuurstoftent, de lichttherapie en experimenten met zwempakken.” “Ik heb veel wederzijds respect en onderling vertrouwen gezien, wat nodig is bij mensen die niet bepaald de weg van de minste weerstand bewandelen. Duidelijk mag zijn waar dat alles uiteindelijk toe heeft geleid en dat het dus goed heeft uitgepakt. Ik ben – zeker ook gezien zijn geschiedenis – heel blij voor Maarten dat
hij zover is gekomen, en dat hij die juiste weg heeft gekozen; met alle grote offers die daarvoor nodig waren, tot aan het tijdelijk verbreken van zijn relatie met zijn vriendin Daisy met wie hij inmiddels heel gelukkig getrouwd is.”
Slechtste beslissing “Ook hier komt Marcel Wouda voorbij; weer in een positieve rol. In 2002 werd de Stichting Topzwemmen Nederland opgericht, waaronder de nationale selecties zouden vallen en waardoor de topsport buiten de verantwoordelijkheid van de bond kwam. Ik ben toen als jeugdbondscoach gevraagd voor het seniorenbondscoachschap. Vanuit plichtsbesef heb ik ‘ja’ gezegd, wat meteen al niet goed voelde. De toen geleerde les is dat je altijd je gevoel moet volgen.”
FOTO: ANP PHOTO
n
Maarten van der Weijden hier met coach Marcel Wouda (op de rug gezien).
“Het was nog de tijd dat Eindhoven en Amsterdam concurrerende zweminstituten waren. Een complexe situatie, waardoor ik meer coördinator dan technisch coach was en die ook meer een ‘zwaargewicht met ervaring’ vereiste dan ik destijds was. Ik was niet de juiste man op de juiste plek. Maar het positieve bijeffect was dat Marcel Wouda mij opvolgde als jeugdbondscoach en zo zijn eerste schreden in het trainersvak kon zetten.”
“Twee mannen die op dezelfde manier tegen hun sport aankijken; tot in alle details en heel perfectionistisch”
48
PAPENDAL
FOTO: ANP PHOTO
“Wij kunnen ons inmiddels meten met de beste sportcentra van de wereld” De BMX-baan op Papendal.
Directeur Schellens: “Hotel heeft grote toegevoegde waarde voor sportcentrum”
Papendal luistert vooral naar coach en topsporter Papendal heeft in zeven jaar een complete metamorfose ondergaan, als sportcentrum en als hotel. Met de topsport als motor blijven de ambities op meer en beter en zijn er nooit grenzen aan de groei. Wel beperkingen. n
Door: Poul Annema
‘De wereld van de sport op een vierkante kilometer’ wordt Papendal ook wel genoemd. En hoewel de oppervlakteaanduiding niet klopt, geeft het wel aan dat in dit levendige stuk bos onder de rook van Arnhem vrijwel alle voorzieningen zijn getroffen om de motor van de Nederlandse sport op volle toeren te kunnen laten draaien. “Wij kunnen ons inmiddels meten met de beste sportcentra van de wereld”, zegt Jochem Schellens, directeur van Sportcentrum Papendal, niet zonder trots.
Behoefte Schellens, die hier zeven jaar geleden als facilitair manager neerstreek, is de gangmaker achter de metamorfose van Papendal. Zijn onvoorwaardelijke geloof in de kracht van topsport vormt in combinatie met zijn ondernemersgeest de basis voor zijn aanpak. “We zijn gaan kijken waaraan behoefte was, hebben geluisterd naar technisch directeuren, coaches en hun programma’s en werkten elke keer weer een stukje uit op weg naar het optimale plaatje.”
49
Ter illustratie geeft Schellens het voorbeeld van de op Papendal gerealiseerde BMX-baan, die wereldwijde aanzien geniet. “Voor de Spelen in Peking (2008) kregen we het niet voor elkaar deze baan te verwezenlijken. Ik heb toen gezegd: ‘Laten we de eerste honderd meter vast aanleggen’, vanuit mijn overtuiging dat die baan er toch wel zou komen. Als een technisch directeur mij later had gezegd: ‘Leuk en aardig, maar dit is niet de sport waar we de komende jaren ons geld in steken’, had ik het daarbij gelaten, maar doordat dit vanuit NOC*NSF-perspectief een belangrijke sport werd toegedicht, voelde ik me verplicht er vol voor te gaan en naast de accommodatie ook de wereldbeker BMX voor meerdere jaren naar Papendal te halen.”
Substantieel Het tekent de uitdagende basis waarop Jochem Schellens op Papendal zijn werk doet, steeds vanuit de wervende kracht van sportcentrum annex hotel. Hij is de man achter de frisse wind die er door de bosrijke ambiance waait. “Met 22 nieuwe projecten in zes jaar hebben we iets gepresteerd wat de afgelopen jaren verder op weinig plekken is verricht”, meent Schellens. “Het was nodig, dat zeker. Er trainden toen maximaal twintig man in vrijwel verwaarloosde panden.” In de zucht naar vernieuwing en vooral verbetering werden de accenten verlegd. “We hebben gezegd: Waar doen we het voor? Het antwoord was: ‘Voor de topsport.’ Alles op Papendal moet gericht zijn op het faciliteren van de topsporter. Momenteel trainen hier ongeveer driehonderd sporters fulltime en 250 sporters incidenteel, dat is een substantieel deel van de Nederlandse topsport. De fout van het verleden was dat topsport niet centraal stond. In een accommodatie waar de topatleet moest trainen werd bij wijze van spreken ook het wereldkampioenschap vakkenvullen gehouden. Op zo’n manier word je nooit een echt sportcentrum. Dus hebben we zeven jaar geleden gezegd dat we de plekken aanwijzen die puur topsportgericht zijn. Daarnaast is er nog beperkt ruimte voor commerciële activiteiten. Accommodaties als de atletiekbaan, BMX-baan, handboogaccommodatie en de hypermoderne Arnhemhal zijn alleen voor topsport bedoeld.”
Levensader Schellens weet zelf ook dat zijn financiële dekking voor de exploitatie van het sportcentrum niet alleen kan komen uit subsidies van NOC*NSF, bonds- en overheidswege. “Zo’n
“Alles op Papendal moet ge richt zijn op het faciliteren van de topsporter”
“Papendal wil een breed toegankelijk sportcentrum zijn waar het voor niemand aan iets hoeft te ontbreken”
sportcentrum exploiteren vanuit onze filosofie is gewoon lastig. We kunnen kostendekkend opereren, maar alleen door ook een aantal commerciële activiteiten te ontplooien. Zoals Hotel Papendal, dat de opdracht heeft geld te verdienen voor de sport. Naast de prominente aanwezigheid van sport is het hotel voor iedereen toegankelijk, er worden veel bedrijfsevenementen, opleidingen en congressen georganiseerd en inmiddels weet ook de leisuregast zijn weg naar Papendal te vinden.” Hotel Papendal draagt jaarlijks een bedrag tussen de 2,2 en 2,5 miljoen euro bij aan de exploitatie van het sportcentrum. “Een levensader voor de topsport op Papendal”, noemt Schellens daarom het hotel waarvan hij de exposure wil vergroten door de toegevoegde waarde ervan te benadrukken. “Het hotel biedt iets extra’s voor coaches die hier fulltime trainen. Ze hebben de mogelijkheid om spelers langdurig te testen, trainingskampen te beleggen of buitenlandse sparringpartners naar Papendal te halen en ze er ook onder te brengen. We beschikken over een uitgebalanceerd team met experts.”
Top of mind De directeur van Sportcentrum Papendal omschrijft zichzelf als de verbindingsman, het aanspreekpunt van coaches die vragen op het gebied van accommodaties hebben. “Dit betekent high performance-denken. Het gaat om kwaliteit. In die rol ben ik de filter naar de coaches. We moeten niet op de stoel van de coach gaan zitten, maar wensen en behoeftes van coaches en sporters vertalen in accommodaties en concrete diensten, wat weer een nauwe samenwerking en afstemming vereist met de technische staf van NOC*NSF.” “Ik kijk wat mogelijk is. De ene keer is dat een vraag van een coach of de speelvloer van de hal gelegd kan worden, de andere keer hoe je een restaurant realiseert waarin de sporter zich op zijn gemak voelt en waar je ook nog een ontbijt, lunch of diner voor twaalf euro op tafel kunt zetten. Dat is wat Papendal wil zijn, een breed toegankelijk sportcentrum waar het voor niemand aan iets hoeft te ontbreken.” Zijn plannen voor de toekomst? Schellens: “De puntjes op de i zetten en blijven verbeteren. Stilstand is achteruitgang. De snelheid waarmee we de afgelopen jaren hebben kunnen bouwen, is echter voorbij, het is niet reëel om na alle investeringen te verwachten dat we op dezelfde voet verder kunnen ontwikkelen. We kunnen met de bestaande faciliteiten voorlopig vooruit. Door slim om te gaan met de mogelijkheden sluiten we echter nieuwe investeringen, ontwikkelingen en accommodaties niet uit. Op die manier moet Papendal nóg meer top of mind worden.”
50
SPORTEN & COACHEN
International Ivy van den Heuvel altijd nog dat ‘jongetje met een stick en een puck’
“De beste route als coach is om het van onderaf op te bouwen”
Het Nederlands ijshockey ontbreekt bij de
De sporter Ivy van den Heuvel
Heuvel. Dat had alles te maken met de invloed van zijn vader, de voormalige ijshockeyer Hein van den Heuvel. “Mijn oma had vroeger al ijshockeyers in huis”, vertelt hij. “Canadezen, die zorgden voor een echte ijshockeysfeer. En omdat mijn vader ook ijshockeyde, had ik geen andere keuze, zou je kunnen zeggen.” Aan talent bleek het Van den Heuvel niet te ontbreken. Vanaf zijn zestiende begon hij ‘stappen te maken’, zoals hij het zelf omschrijft. Hij speelde in Den Bosch, Tilburg, Amsterdam, Eindhoven en keerde vervolgens terug naar Tilburg. Een hele carrière al. “Ik was op jonge leeftijd goed coachbaar”, zegt Van den Heuvel. “In de C-jeugd werd ik getraind door Marc de Hondt en Nicky Rohde. Die hebben de basis gelegd voor de ijshockeyer die ik nu ben, zij hebben het vuur echt aangewakkerd. Ze waren heel erg van de discipline. In tactisch opzicht, maar ook gewoon: mond dicht, luisteren. Dat werkte op die leeftijd heel goed bij mij.”
Na afloop meldt Ivy van den Heuvel zich in de kantine van het IJssportcentrum, home van de Tilburg Trappers. Geboren in Den Bosch begon hij met ijshockey voordat hij kon lopen, zegt Van den
Op zijn achttiende debuteerde Van den Heuvel in Oranje, onder bondscoach Tommie Hartogs, destijds ook zijn trainer bij Amsterdam. “Op m’n zestiende had ik
Olympische Spelen in Sotsji. Maar aan de basis wordt hard gewerkt om de internationale achterstand te verkleinen. International Ivy van den Heuvel (25) wil later als coach zijn missie voltooien. n
Door: Mark van den Heuvel | Foto’s: Maurits van Hout
Het wordt voelbaar frisser naarmate de ijsvloer dichterbij komt. Maar eenmaal op de spelersbank is de kou snel uit de lucht. Een groot deel van de Nederlandse ijshockeytop, spelend bij de Tilburg Trappers, houdt zich geen moment in en traint vol bezieling. De
“Omdat mijn vader ook ijshockeyde, had ik geen andere keuze, zou je kunnen zeggen”
splinters vliegen er soms letterlijk vanaf. Hoofdcoach Paul Gardner is er voor de grote lijnen, hij heeft assistenten voor de aanvals- en verdedigingslinie. Met één paar ogen is een ijshockeywedstrijd nauwelijks te volgen, laat staan een training waarin schietoefeningen, 2 tegen 1-situaties en een sprintestafette elkaar in sneltreinvaart afwisselen.
51
“Ik heb altijd de ambitie gehad om in het buitenland te spelen, maar dat is erg moeilijk voor Nederlandse spelers”
al in het eerste bij Tilburg gespeeld, maar een jaar later, onder een andere coach, werd ik niet eens meer geselecteerd. Dan raakt het geduld snel op. Dus heb ik vervolgens drie jaar in Amsterdam gespeeld, waar een verjonging werd doorgevoerd. Ik heb altijd de ambitie gehad om in het buitenland te spelen, maar dat is erg moeilijk voor Nederlandse spelers. Duitsland, Italië en Frankrijk zijn de betere competities om ons heen. Vooral Duitsland. Het niveau van de Duitse competitie is niet te vergelijken met de Nederlandse, dat ligt echt veel hoger. En als buitenlander in hun competitie moet je beter zijn dan de Duitse spelers. Die meerwaarde heb ik niet.” Van den Heuvel typeert zichzelf als een ‘werkijshockeyer’. “Ik ben geen technisch begaafde ijshockeyer. Doe er gewoon alles voor om te winnen. Daar komt dat harde werken vandaan, denk ik. Ik speel als winger, in het aanvalsvak ben ik vaak in de hoeken te vinden om de puck te pakken en iets te creëren. In dat opzicht ben ik meer een dienende speler dan een pure afmaker.” Driftig kan-ie ook worden. “In alle sporten zie je emoties, maar op het ijs is het anders”, zegt hij. “Dan gaat die knop
gewoon om. Ik neem altijd een bepaalde trots mee het ijs op. Als er dan emoties bij komen, kan ik wel eens exploderen ja. Niet zozeer door meteen te vechten, maar wel door mezelf kwaad maken.” Coachbaar is hij nog steeds, zegt Van den Heuvel, maar ‘op een normale manier’. “Als ik het ergens niet mee eens ben, zeg ik dat. Paul Gardner, de huidige trainer in Tilburg, zegt gewoon: ‘Als je input hebt, kom naar mij toe, dan praten we er over.’ In de kleedkamer gaat het eigenlijk nergens anders over. We volgen de Amerikaanse competitie allemaal op de voet. Iedereen heeft een Apple-tv aangeschaft. Dan kun je alle wedstrijden uit de NHL live streamen. IJshockey in Nederland is meer een passie dan een vak. De meeste spelers studeren of werken naast hun sport.” Zijn voorbeelden komen ook uit de NHL. Opgegroeid met de Detroit Red Wings, hingen in zijn jongenskamer geen posters van Dennis Bergkamp, maar van Steve Yzerman, de Canadese ijshockeyer, aan de muur. Tussen alle voetballertjes in de buurt was hij ‘dat jongetje met een stick en een puck’. Tegenwoordig is ‘dat jongetje’ zijn marketingstudie aan de Johan Cruyff
University aan het afronden. En heeft hij in de sponsor van de Tilburg Trappers (Tricorp) een flexibele werkgever gevonden. “De commercieel directeur pakte pen en papier en vroeg aan mij: ‘Van hoe laat tot hoe laat kun je maandag werken?’ Dat wordt allemaal afgestemd op mijn sport. Anders is het ook bijna niet te combineren. We trainen dinsdagavond, woensdag twee keer, donderdag en vrijdagochtend. Vrijdag- en zondagavond zijn de wedstrijden. En zondagochtend wordt er ook nog getraind, als je daar zin in hebt. Daar gaat echt veel tijd in zitten.”
De coach Ivy van den Heuvel Al op zijn achttiende was Ivy van den Heuvel een ‘soort assistent-trainer’ tijdens trainingskampen van ijshockeyschool Leo van den Thillart in Zoetermeer. “Dat vond ik meteen ontzettend leuk om te doen. Vorig jaar kreeg ik de kans om de jeugd van Tilburg Trappers te trainen, jongens van elf tot zestien jaar. Dat heb ik meteen gedaan. Ik heb toen veel technische onderdelen met die jongens getraind, daar hadden ze namelijk moeite mee. Maar dan doe je een test in september en vervolgens ook in december en februari en dan zie je het verschil dat ze maken. Je ziet ze beter worden. Daar wil ik in de toekomst graag meer mee doen.” Specifieke opleidingen volgt Van den Heuvel (nog) niet, maar op uitnodiging van de ijshockeybond werd hem dit seizoen de mogelijkheid geboden stage te lopen bij de Zweedse topclub Malmö. Een kans uit duizenden, ware het niet dat hij zich net aan de sponsor van de Tilburg Trappers had verbonden. Maar wat niet is, kan nog komen, zegt hij.
BERGMAN C
L
I
N
I
C
S
BEWEGINGSZORG
Ivo Hagendoorn – Makelaar en hockeyer
“Zelfs voor de koploper ga ik niet meer door de knieën”
Niet alleen Ivo kan zich verzekerd laten behandelen bij een gespecialiseerde kliniek. Bij Bergman Clinics brengen we hoogwaardige, gespecialiseerde
daarom vrijwel geen wachtlijsten. En, alle voorzieningen voor uw
medische zorg binnen bereik van iedereen. In een prettige omgeving,
behandeling gemakkelijk onder één dak. Inclusief de MRI-scanner.
met bijzondere aandacht voor úw wensen. Als bijvoorbeeld uw
Bovendien kunt u na de ingreep rekenen op een persoonlijk advies
voorste kruisband gescheurd is, begrijpen wij als geen ander dat u
van onze gespecialiseerde fysiotherapeut. Zo kunt u weer helemaal
zo snel mogelijk geholpen wilt worden. Om van de pijn af te zijn,
opgaan in het spel. Bel 0900 - 8099 of ga naar www.bergmanclinics.nl
maar ook om straks weer sneller in het veld te staan. Wij hebben
Aandacht. Daar worden mensen beter van.
53
“Je zit tegenover een toekomstige coach. Dat durf ik wel te zeggen. Ik wil het echt helemaal van onderaf opbouwen. Dat is volgens mij de beste route. Als jonge coach eerst met een jonge ploeg te werken. Dan kan ik over tien jaar, wanneer ik stop met ijshockeyen, meteen instappen. Wat zou ik anders moeten doen in de avonduren?” Hoe ervaren Van den Heuvel al is, op 25-jarige leeftijd, een Nederlands kampioenschap ontbreekt nog altijd op zijn palmares. Dat is dus doel nummer één, zegt hij. Op zijn gezicht zijn de eerste tekenen van het ijshockeyleven al zichtbaar, rond zijn mondhoek krult een fraai litteken naar boven. “Ik heb vorig jaar mijn kaak gescheurd omdat iemand het nodig vond me van achteren met de stick te slaan. M’n
tanden stonden plat tegen m’n gehemelte aan… Dat is allemaal met ijzer vastgezet. Bovendien had ik een zware hersenschudding, dat was nog het meest vervelende. Ach ja, noem het maar het risico van het vak.” Misschien daarom besteedt hij steeds meer aandacht aan zijn fysiek. “Ik ben heel erg met diverse trainingsmethoden bezig, zoals crossfitten, het old school bandengooien en touwen klimmen. Ook let ik steeds beter op mijn voeding. Ik wil graag wat zwaarder worden. Ik eet nu zeven, acht maaltijden per dag, maar blijf steken op 85 kilo. Dat is puur een kwestie van spieropbouw. In de zomer haal ik vaak de 88, 89 kilo, dan zit ik veel in de sportschool. Maar daar kom ik nu één, misschien twee keer per week.”
“Ik ben meer een dienende speler dan een pure afmaker” Wat voor een type coach hij straks zal zijn, weet Van den Heuvel nog niet. Hij weet wel waar hij nu als speler baat bij heeft. “Soms zegt een trainer iets waar je echt beter van wordt. Assistentbondscoach Chris Eimers zei laatst tegen me: ‘De kleine dingen in het ijshockey zijn helemaal niet zo klein, die zijn juist ontzettend belangrijk.’ En dat weet ik wel, maar als zo iemand het zegt, ga je er toch over nadenken. Een tiende van een seconde kan beslissend zijn, een millimeter ruimte is juist veel… Het is goed om daar af en toe op gewezen te worden.”
54
column
De Foute Wissel n
mart smeets
Mart Smeets is vanaf 1967 werkzaam in de (sport-) journalistiek, waarvan sinds 1974 bij Studio Sport als presentator, documentairemaker en anchorman. Hij volgde talloze Olympische Zomeren Winterspelen en vele internationale toernooien en bivakkeert jaarlijks een maand in Frankrijk om de Tour de France te volgen. Daarnaast schrijft hij voor Trouw, het Haarlems Dagblad en de VARAgids en is hij auteur van meerdere bestsellers.
Zonder zout in welke wonde te willen strooien, ga ik bijna vier jaar terug. Naar het moment van De Foute Wissel, een in alle buitenlanden volkomen vergeten kleinigheid tijdens een sporttoernooi, maar in ons land opgenomen in het grootboek der Nooit Meer Uit Te Vlakken Gebeurtenissen. De Foute Wissel, jaja. Een topcoach die een zichtbare fout maakt, een vakman die poedelt, een land dat ineens te klein was. Ga eens terug in uw herinnering. Het werkelijk prachtig geregisseerde televisietopstuk van de Spelen staat ons nog helder voor ogen. Na de snelle berusting bij Kemkers en het eigenlijk dwaze doormalen van Kramers kilometers, krijgen we het beeld voorgeschoteld van een coach die toneel staat te spelen. Eerst nog met heftige gebaren ondersteund, later met iets van een zuurgraad als Kemkers voelt dat zijn hand- en armbewegingen er niet meer toe doen. Toch ‘coacht’ hij door. Dan rijdt hij, als Kramer gefinished is, snel achter zijn pupil aan. Een man die nog denkt dat hij zojuist de top van de Olympus heeft bereikt, moet hij (de coach) vertellen een opmerkelijke fout te hebben gemaakt. Snel, duidelijk en vol zelfkritiek zodat Kramer niet zou ontploffen en in een boze, giftige stofwolk zou veranderen. Dat leverde weer fabelachtige beelden op. Het getrokken camerashot waarin de rustig optredende Henk Gemser het hoofd van de rijder tegen zijn schouder liet rusten en twaalf meter verderop de aan zelfontbinding denkende Kemkers alleen op een bankje. Dit sportieve drama kreeg een vervolg toen de hoofdrolspelers commentaar werd gevraagd: bozemensentelevisie, spannend, ongeregisseerd en dus goed. Een Koreaan – Lee – kreeg de gouden medaille. Droog en zakelijk nam de wereld kennis van Kramers diskwalificatie: een niemendalletje voor mensen die nooit naar schaatsen keken… Niet voor ons. Wij hokten samen, vormden praatgroepen, vonden excuses, keken de beelden terug en namen stelling: stomme fout van de coach. Mag niet gebeuren, maar het gebeurt. Daarvoor zijn we mensen; we maken overal en altijd fouten. Natuurlijk hebben de hoofdrolspelers daar later veel aandacht aan besteed en heus niet altijd op vredige wijze. En kijk nu naar welk een ontzagwekkende hoogte Kemkers Kramer heeft gebracht. De Coach van het Jaar heeft geleerd dat achter elke mispeer een sterke zet dient te komen en hij heeft bewezen geestelijk sterk genoeg te blijven in een hem ineens vijandige wereld. Kemkers gaat in Sotsji, met Kramer op het ijs, op het wisselvlak van de 10 kilometer staan en zal, inclusief zijn soms opgewonden mimiek, zijn wapperende armen en overslaande stem, zijn pupil schreeuwend begeleiden. Zullen de twee het nog over vier jaar geleden hebben gehad? Ik neem aan van niet: negatieve energie. Maar hoe stop je die beelden dan weg, hoe verwerk je ze? Ik vind Kemkers goed in zijn vak; een correct optredend mens met waarden die me aanstaan. Ik denk hem soms te doorgronden, maar in dit geval? Hij heeft het een plaats gegeven in zijn doen en laten rond die race van Sotsji. Wat zou u, coach of trainer, doen in zo’n geval?
Lotto is er voor de sport. Lotto is 50 jaar geleden opgericht door sporters, voor sporters. Om geld bijeen te brengen voor de Nederlandse sport. Dus als u Lotto speelt, maakt u zelf kans om te winnen, en wint de sport altijd.
DE LEVENSLOOP VAN EEN PROFESSIONAL VEREIST EEN ANDERE TOEKOMSTVISIE ABN AMRO Sport & Entertainment Desk Met toewijding en professionaliteit hebt u zich naar de top gewerkt en duizenden toeschouwers genieten van uw vaardigheden op het veld of op het podium. U staat vaak onder enorme druk om te presteren. En daarom laat u uw belangen behartigen door een team dat u vertrouwt. Wij willen graag een aanvulling op dit team zijn. Daarom bieden wij u een dienstverlening op maat voor financiÍle vraagstukken die spelen tijdens en na uw professionele carrière als ook in uw priveleven. Neem dus nu contact met ons op voor een vrijblijvend gesprek en bezoek onze speciale site. Wij komen graag met u in contact. Kijk op abnamro.nl/sed of bel: +31 (0)20 - 628 10 47
COACH 9e jaargang - nummer 1 - 2014
© 2013 EYGM Limited. All Rights Reserved.
9e jaargang - nummer 1 - 2014
COACH van coaches - voor coaches - door coaches
n Gerard Kemkers en
n CAROLINE VAN DEN BERG n FRANCESCO WESSELS
n MARIANNE TIMMER
Jac Orie
“Partners in
“Coach van de coaches is
“Olympische kriebel is er
coaches op olympische
bedrijfsleven Coachen
er om steun te bieden”
ook nu ik coach ben”
herhaling
als topsporters”
TIJD OM TE OOGSTEN.
Gerard Kemkers
Voor de coaches is het belangrijkste werk gedaan. Jaren van trainingsopbouw, van afzien en investeren in talent, moeten de komende weken in Sochi leiden tot een topprestatie. Nu is het moment daar. Nu moeten de ambities waargemaakt worden en is het tijd om te oogsten.
Coach van het Jaar 2013
EY wenst Chef de Mission Maurits Hendriks en alle coaches van onze Olympische sporters veel succes in Sochi. HERKEN HET MOMENT.
DEZE EDITIE MET OLYMPISCHE COACHES WORDT U MEDE AANGEBODEN DOOR EY.