Eukeka! #53

Page 1

REALTIME TOMOGRAFIE

GW150914

de eerste zwaartekrachtsgolf ooit gemeten Jaargang 13 –juni 2016

Nummer 53

Eureka! is een uitgave van de studievereniging De Leidsche Flesch in samenwerking met de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen van de Universiteit Leiden. De Leidsche Flesch is de studievereniging van de opleidingen Natuurkunde, Sterrenkunde, Wiskunde en Informatica.

Interview met Ionica Smeets Aryabhata, the Eastern genius


REDACTIONEEL

Beste lezer, Er komt opnieuw een collegejaar tot zijn einde en er is weer veel kennis opgedaan in klaslokalen en onderzoekslaboratoria. Deze Eureka! staat in het teken van oude en nieuwe kennis: van inzichten zestienhonderd jaar geleden tot wat nog te komen staat. Zowel miskende talenten als bekende namen passeren de revue. In haar geschiedenisartikel zet Jannetje uiteen welke bijdragen de Indiase Aryabhata leverde aan de wiskunde en astronomie. Hij was zijn tijd en vooral de Westerse wetenschap ver vooruit, en toch tot op de dag van vandaag relatief onbekend. Daartegenover staat Joris van Heijningen, die een artikel schreef over het vaststellen van het bestaan van zwaartekrachtsgolven. Hij laat zien dat de meest bekende westerse wetenschapper, Albert Einstein, ook dit fenomeen honderd jaar geleden al juist had voorspeld. Welke nieuwe ontdekkingen staan nu klaar achter de schermen? Dat kan natuurlijk niemand met zekerheid zeggen, maar er wordt hard gewerkt aan de nieuwe technieken die deze ontdekkingen mogelijk moeten gaan maken. In deze moderne tijd waarin we alles in 3D willen doen, van films kijken tot printen tot tekenen, zoekt Joost Batenburg naar een manier om 3D scans van de binnenkant van objecten sneller en beter te maken. Eric Eliel is ondertussen hard bezig om op de Leidse moerasgrond het stilste en meest trillingsvrije plekje op aarde te creëren om uiterst precieze metingen op het niveau van atomen mogelijk te maken. Hoe dit allemaal in zijn werk gaat, lees je in deze editie van Eureka!

5 GW150914 Honderd jaar geleden realiseerde Einstein zich dat in zijn kersverse algemene relativiteitstheorie (ART) golfoplossingen in de ruimtetijd bestaan, maar hij dacht dat we ze nooit zouden kunnen meten. In 2015 is de eerste zwaartekrachtsgolf gedetecteerd. Wat is er ontdekt, hoe ging dat, en wat brengt de toekomst? Lees verder op pagina 5

8

Lotte Konings

Interview met Ionica Smeets

Lotte Konings

Hoofdredacteur Eureka! Bachelorstudent Wiskunde en Geschiedenis

✉ 2

lotte@deleidscheflesch.nl

Eureka! nummer 53 – juni 2016

Ionica Smeets, onder meer bekend van ‘de wiskundemeisjes’ is sinds juli vorig jaar hoogleraar wetenschapscommunicatie aan de Universiteit Leiden. In een interview vertelt ze over haar vakgebied en de nieuwe uitdagingen die lesgeven aan de universiteit haar biedt.

Lees verder op pagina 8


INHOUD

12 Real-time tomografie Tomografie is een techniek waarmee 3D-beelden van de binnenkant van objecten gemaakt kunnen worden. Welke algoritmen geven het snelst beelden van hoge resolutie en maken directe terugkoppeling mogelijk?

Lees verder op pagina 12

18

Nieuws

4

GW150914 - de eerste zwaartekrachtsgolf ooit gemeten

5

Interview met Ionica Smeets

8

Real-time tomografie

12

Fotoreportage: Het Gravensteen

16

Aryabhata, the Eastern genius

18

Super-Eight, “grote” Melkweg-stelsels net na de Big Bang

22

Trillingsvrij - De onderzoeksvleugel van de nieuwbouw

25

De Leidsche Flesch

28

Puzzel

30

Aryabhata, the Eastern genius When it comes to science, we have a Eurocentric view of the world. There were many pioneering scientists in non-Western regions, who are never spoken of in the West. The Indian mathematician and astronomer Aryabhata is one of those unsung geniuses. Lees verder op pagina 18

Eureka! is een uitgave van de studievereniging De Leidsche Flesch in samenwerking met de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen van de Universiteit Leiden. De Leidsche Flesch is de studievereniging van de opleidingen Natuurkunde, Sterrenkunde, Wiskunde en Informatica.

Eureka! nummer 53 – juni 2016

3


NIEUWS

Televisieex­pert als studentenbijbaantje De Universiteit Leiden is een BN’er rijker: sinds april is biologiestudent Auke-Florian Hiemstra te zien als tv-presentator bij Willem Wever. Nu beleeft hij een droom van menig bioloog: zo mag hij in Blijdorp tussen de Galapagosschildpadden lopen, olifantenslurfen vasthouden en ijsbeervoer verstoppen. Meer weten? Kijk op maandag om 17:30 naar Willem Wever, of lees in de septembereditie van de Origin meer!

Lustrum: Science Matters symposium Wat heb je aan fundamentele wetenschap? Veel, zo bewijzen de sprekers tijdens ­Science Matters. Dit symposium werd op 18 maart 2016 gehouden ter ere van het tweehonderd jarig bestaan van de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen. Verschillende van onze onderzoekers spraken over hun vakgebied in parallel­ sessies. Jan Douwe Kroeske sloot als dagvoorzitter het symposium af met een

plenaire sessie waarin hij met een studentenpanel de lezingen samenvatte. De bezoekers van Science Matters kregen een duizelingwekkend inkijkje in de complexiteit en schoonheid van Leidse wetenschap. Maar bovenal liet het symposium zien dat wie op toepassingen uit is, niet om fundamenteel en nieuwsgierigheid gedreven onderzoek heen kan.

Première film ‘On being a scientist’ De première van ‘On being a scientist’ vond plaats op 7 april. De fictiefilm heeft als doel om studenten bewust te maken van wetenschappelijke integriteit. Dat is immers geen vanzelfsprekendheid. Regelmatig raken wetenschappers in opspraak wegens plagiaat of fraude, bijvoorbeeld omdat ze rommelen met onderzoeksresultaten. De film ‘On being a scientist’ en de bijbehorende cursusinformatie komen binnenkort ook online op Coursera. Daar zijn ze gratis beschikbaar voor studenten in binnen- en buitenland.

4

Eureka! nummer 53 – juni 2016


WETENSCHAP

GW150914 de eerste zwaartekrachtsgolf ooit gemeten Door: Joris van Heijningen Gravitational Physics Group Nikhef, Amsterdam

Honderd jaar geleden realiseerde Einstein zich dat in zijn kersverse algemene relativiteitstheorie (ART) golfoplossingen in de ruimtetijd bestaan, maar hij dacht dat we ze nooit zouden kunnen meten. Meer dan 50 jaar geleden is men toch begonnen met proberen om deze golven te meten. Op 11 februari jongstleden hebben we wereldkundig gemaakt dat we vijf maanden eerder de eerste zwaartekrachtsgolf, GW150914, hebben gedetecteerd. Wat is er ontdekt, hoe ging dat, en wat brengt de toekomst?

In figuur 1 zien we het gemeten signaal; het duurt niet langer dan 0.2 seconden. Dit signaal was al 1.3 miljard jaar, met de lichtsnelheid, onderweg om de 410 megaparsec (1.3 miljard lichtjaar) af te reizen naar onze aarde, waar de reizende vervormingen in de ruimtetijd gemeten werden op 14 september 2015. De zwaartekrachtsgolf was een resultaat van twee zwarte gaten met massa's van 36 en 29 zonsmassa’s die op

elkaar klapten met zestig procent van de lichtsnelheid. Zij smolten samen tot een nieuw zwart gat van 62 zonsmassa's. De overige drie zonsmassa's (in totaal 6 . 1030 kg) zijn omgezet in energie in de vorm van zwaartekrachtsgolven. Het uitgezonden vermogen van 3,6 . 1049 in die 0.2 seconde was gelijk aan vijftig maal het vermogen van alle sterren van het zichtbare universum.

Figuur 1. Zwaartekrachtsgolfsignaal in beide LIGO-detectoren (bovenste panelen). Het linker signaal is, met zeven milliseconden verschoven en, omgeklapt, over het rechter geplot. De middelste panelen laten de overeenkomst van de data met de verwachting uit de ART zien. We zien, als men de verwachting van ART van de meting aftrekt, dat het residu weer de typische detectorruis is als er geen zwaartekrachtsgolven langskomen. In de onderste panelen zijn de frequentie en sterkte van het signaal als functie van de tijd weergegeven. [1] Eureka! nummer 53 – juni 2016

5


WETENSCHAP

Figuur 2. Versimpelde weergave van een Advanced LIGO detector (armen niet op schaal). Deze interferometers zijn extreem grote laseropstellingen, gebouwd om zo goed en precies mogelijk de armlengten te monitoren. (a) De locaties van de detectoren in de Verenigde Staten (VS): Hanford in Washington en Livingston in Louisiana en (b )de gevoeligheden bij elke frequentie voor simultane krimp en rek van de detectorarmen ten tijde van de detectie. [1] De vorm van het signaal laat zich uitleggen door te kijken naar de bron ervan: twee zwarte gaten draaien om elkaar heen tot ze uiteindelijk samensmelten. Ze komen steeds dichter bij elkaar (amplitude neemt toe) en draaien steeds sneller rond elkaar (frequentie neemt toe) omdat het systeem energie verliest in de vorm van zwaartekrachts-golven. Zodra het signaal een frequentie heeft in het gebied waarin de detectoren gevoelig zijn (typisch 10 Hz - 10kHz) en de amplitude toeneemt, zien we het signaal uit de ruis verschijnen. Als de twee zwarte gaten elkaar raken worden zij samen een zwart gat en dat nieuw gevormde zwarte gat trilt nog even na tot het signaal weer in de ruis verdwijnt. Bij het passeren van GW150914 waren de advanced Laser Interferometer Gravitational-Wave Observatory (aLIGO) detectoren gereed na een upgrade van een aantal jaar. Door deze upgrade hadden de detectoren, net op tijd, een gevoeligheid als nooit tevoren. Advanced Virgo (AdVirgo) is een detector in Italië waarvoor het Nationaal Instituut voor Subatomaire Fysica Nikhef, onder leiding van Prof. Jo van den Brand, hardware levert. AdVirgo zal zich in oktober van dit jaar ook aansluiten bij aLIGO om bijvoorbeeld de richting van de golf veel beter te kunnen bepalen. Deze informatie wordt dan weer zo snel mogelijk doorgespeeld naar astronomen, opdat zij hun telescopen kunnen richten op die plek in de ruimte waar de golf vandaan kwam, voor complementaire metingen. De LIGO-detectoren bestaan uit verschillende optische, mechanische en elektronische elementen. Alle optica; alle spiegels, test massa's en de beam splitter, maar ook alle sensoren die weer kijken naar die spiegels, zijn trillingsvrij opgehangen met mechanische filters. Een 20 W-laser stuurt, via de beam splitter, infrarood licht de armen in en in de Fabry-Perot trilholte gaat dit licht 6

Eureka! nummer 53 – juni 2016

meerdere keren heen en weer om het signaal te versterken. Vervolgens wordt het licht uit beide armen weer gecombineerd en door interferentie van de beams kunnen we de lengten van de armen met geweldige precisie monitoren. Als de lengte van beide armen ook maar met een miljardste van een miljardste meter verandert, kunnen we dit meten. Een passerende zwaartekrachtsgolf heeft het effect dat de ene 4 km lange arm krimpt terwijl de andere uitrekt en vice versa tot de golf weer voorbij is. De armen zijn zo lang, omdat de rek een relatieve lengte verandering veroorzaakt. Het lichtsignaal, waar de informatie over de zwaartekrachtsgolf in zit, wordt gemeten bij de fotodetector. Omdat lucht de reizende lichtdeeltjes zou verstoren, zit alles in één van de grootste (duizenden m3) vacuümsystemen ter wereld. Deze detectoren werken over meer dan 23 orden van grootte en zijn in staat de meest precieze afstandsmetingen ooit te doen. Met GW150914 kunnen we meer dan alleen bepalen dat er een zwaartekrachtsgolf is gemeten. De data-analyse wordt gedaan door de LIGO-Virgo collaboratie: een groep van meer dan duizend wetenschappers uit de Verenigde Staten en Europa. Vóór GW150914 kon de ART alleen maar getest worden in zwakke zwaartekrachtsvelden. Het werd toegepast bij het correct beschrijven van de baan van Mercurius of bij een correctie op klokken in GPS satellieten (anders werkt je navigatie niet). Nu kan het signaal gebruikt worden om de ART aan de zwaarst mogelijke test tot nu toe te onderwerpen. [2] Eerst kan bijvoorbeeld alleen gekeken worden naar het signaal voor de samensmelting (t<0.42s in figuur 1) en de ART kan je dan al vertellen hoe zwaar het resulterende zwarte gat zal zijn en met welke frequentie deze dus moet natrillen. Daarna kun je het signaal na de samensmelting bekijken en de massa en frequentie


Figuur 3. Afwijkingen in Post Newtonian expansion parameters gemeten met GW150914. De beste meting van deze parameters tot dan toe was gedaan op het dubbel pulsar systeem PSR J07373039A/B. [2]

van natrilling bepalen. Deze metingen kun je vervolgens vergelijken met de voorspellingen van de ART. Dit blijkt precies overeen te komen en dus is het totale signaal in overeenstemming met wat Einstein honderd jaar geleden al dacht. Uit de vorm van het signaal kunnen ook bovengrenzen op afwijkingen van parameters | ˆ | uit de Post Newtonian expansion gezet worden, zoals te zien in figuur 3. De Post Newtonian expansion beschrijft het gedrag van het systeem van twee zwarte gaten met de gemeten eigenschappen. Voor de hogere orde parameters kunnen de beste metingen tot nu toe met gewone telescopen met meer dan 10 orden van grootte verbeterd worden. Ook kunnen er parameters, typisch te meten in het samensmelten en het natrillen van het grote zwarte gat, voor het eerst gemeten worden. Al deze parameters zijn interessant omdat je het in deze parameters gaat zien als de ART toch niet het hele verhaal is. Dit zou de wetenschap dichterbij een van de heilige gralen binnen de fysica, een vereniging van de quantum mechanica en de ART, kunnen brengen. De data-analyse algoritmen die hiervoor nodig zijn, zijn op Nikhef ontwikkeld onder leiding van Dr. Chris Van Den Broeck. De detectie van zwaartekrachtsgolven smaakt naar meer. Met GW150914 is een nieuw veld binnen de astronomie geboren. Je zou het kunnen vergelijken met de uitvinding van de telescoop. We gaan nieuwe verschijnselen zien waarvan we niet wisten dat we ze nog niet konden zien (de unknown unknowns). Nadat ook de detectoren in Japan (KAGRA, 2018) en India (IndIGO, 2020) zich aansluiten, zal er een volgende generatie detectoren worden gebouwd. Er zijn vergevorderde plannen [3] voor de Einstein Telescoop in Europa: een observatorium van zes inter-

ferometers in een driehoekvormig tunnelcomplex met armen van 10 km. Mogelijk zal deze telescoop in Limburg worden gebouwd, omdat de bodem daar de juiste eigenschappen heeft voor zo'n ondergrondse detector. Ook is er onlangs een LISA Pathfinder satelliet gelanceerd om technologieën te testen die nodig zijn om LISA te bouwen [4]. LISA is een interferometer bestaande uit drie satellieten in een baan rond de zon, met armen van een miljoen kilometer. De ideeën van Einstein resulteren dus nog steeds in dit soort grote projecten. Op naar nog meer detecties en nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen!  ! [1] Abbott et al. (LIGO Virgo Collaboration), PRL, "Observation of Gravitational Waves from a Binary Black Hole Merger" [2] Abbott et al. (LIGO Virgo Collaboration), PRL, "Tests of general relativity with GW150914" [3] ET Science Team, "ET conceptual design study", url: http:// www.et-gw.eu/etdsdocument [4] LISA Mission Team, "About Science & Technology: LISA Pathfinder", url: http://sci.esa.int/lisa-pathnder/

Over de auteur - Joris van Heijningen Joris van Heijningen studeerde in 2012 af in Technische Natuurkunde aan de TU Delft. Hij werkte een half jaar bij SLAC, de lineaire versneller van Stanford University te Californië. De balans die hij zocht tussen werken achter een scherm en met een steeksleutel in de hand, vond hij op het Nationaal Instituut voor Subatomaire Fysica Nikhef te Amsterdam, in de groep van Jo van den Brand: Gravitatiegolven Fysica.

jvnheijn@nikhef.nl

Eureka! nummer 53 – juni 2016

7


INTERVIEW

Interview met

IONICA SMEET

Door: Alex van Vorstenbosch, Martijn Janse en Lotte Konings Foto’s door: Alex van Vorstenbosch

“Ik ben langs een omweg bij wetenschapscommunicatie gekomen: na de middelbare school leken de toneelschool, journalistiek of algemene letteren me erg leuk. Een vriend van me die op de School van Journalistiek zat vertelde me echter dat je er eigenlijk niet zo veel leerde: volgens hem kon je beter gewoon een studie doen, daarbinnen een onderwerp kiezen en dan op een andere manier leren om daarover te schrijven. Ik vond het destijds ook zonde om niks met mijn exacte kant te doen, dus toen ben ik naar de TU Delft gegaan. Naast mijn studie wiskunde ben ik altijd blijven schrijven en ik wilde wetenschapsjournalist worden na mijn afstuderen. Toen kreeg ik een promotieplek in de getaltheorie aangeboden hier in Leiden. Tijdens mijn promotie begon ik te schrijven voor het NRC Handelsblad en ben ik een blog begonnen met een collega; "de wiskundemeisjes". Dat ontplofte gewoon. Ik ging schrijven voor de Volkskrant en deed dingen voor tv. Na mijn promotie vroeg Bas Haring of ik bij hem postdoc wilde worden, bij publiek begrip van wetenschap, een deelstroming van wetenschapscommunicatie. Langs een omweg ben ik voltijds zelfstandig wetenschapsjournalist geworden en nu ben ik weer terug op de universiteit.

8

Eureka! nummer 53 – juni 2016


TS “Wat ik zelf doe aan wetenschapscommunicatie zal meestal dicht bij wiskunde liggen: het is mijn oude vak en ik vind het nog steeds erg leuk. Wiskundig onderzoek zelf is zwaar en weinig belonend voor de hoeveelheid werk die je er in moet stoppen, maar ik geniet ervan om over wiskundige ontdekkingen te lezen. Dat moment waarop je het snapt, dat vind ik nog steeds heel tof, maar ik ben wel heel blij dat ik niet degene ben die daar maanden in heeft gestoken. De theorie van wetenschapscommunicatie, mijn hoofdtaak aan de universiteit, is breder dan wiskunde: van gezondheidscommunicatie tot museumcollecties en sterrenkundig onderzoek. Je kijkt naar hoe je het algemeen publiek bereikt en wat het publiek ervan meeneemt. Je kunt wel iets vertellen, maar is het genoeg dat iemand het onthoudt of moet diegene er ook iets mee doen? “Wetenschapscommunicatie is nu een masterspecialisatie in Leiden. Bètastudenten schrikken er nog wel eens van dat het onderzoek hier in een andere hoek ligt en er een ander soort vragen wordt gesteld dan ze gewend zijn, maar het is voor iedereen nuttig om basiskennis van het vakgebied te hebben. Als je later puur onderzoeker wilt worden zal je ook onderzoeksvoorstellen moeten schrijven die worden beoordeeld door experts uit andere vakgebieden. Een natuurkundige vertelde me laatst dat hij voor

een grote NWO-beurs de felste kritiek kreeg van een theoloog. Je moet ook aan mensen buiten je eigen vakgebied duidelijk maken waarom je werk belangrijk is. “Er heerst in de hoek van de harde wetenschappen een vooroordeel over wetenschapscommunicatie en popularisering: het is minder geaccepteerd en men denkt dat het iets is wat je gaat doen als je niet goed bent in onderzoek. Mensen die aan popularisering doen, zijn echter juist vaak degenen die ook bovengemiddeld scoren op publicaties en citaties. Het vooroordeel is dus niet waar. Het helpt dat nu iemand als Robbert Dijkgraaf aan popularisering doet. Hij is zodanig boven twijfel verheven qua wetenschappelijk statuur, dat niemand kan beweren dat hij niks kan en dus maar op tv komt.

Het is ­overigens niet zo dat iedereen aan wetenschapscommunicatie hoeft te doen.

“Het is overigens niet zo dat iedereen aan wetenschapscommunicatie hoeft te doen. De universiteit als geheel moet zich verantwoorden, de samenleving iets teruggeven, en informeren en luisteren naar wat burgers belangrijk vinden. Dat is een kerntaak van een instituut dat met publiek geld wordt gefinancierd, maar dat betekent niet dat iedereen het hoeft te doen. “Zelf moet ik nu weer de knop terug omzetten. In het najaarssemester ga ik weer lesgeven en dat is toch heel Eureka! nummer 53 – juni 2016

9


INTERVIEW

anders dan populair-wetenschappelijk werk. Wanneer ik een lezing hield op een school was mijn voornaamste doel dat de leerlingen enthousiast waren, de kern van het verhaal zouden onthouden en ‘s avonds als ze thuiskwamen erover zouden vertellen. Docenten op middelbare scholen vertellen me na afloop soms dat ze het zelf op een heel andere manier zouden hebben uitgelegd, maar hun doel is dan ook anders. Zij willen hun leerlingen voorbereiden op het maken van een examen. Stap voor stap moeten ze alles begrijpen en kunnen reproduceren. Nu ik college ga geven moet ik dingen anders aan gaan pakken. Ik heb ooit bij een zomercursus iets voor mijn gevoel erg goed uitgelegd. Ik had er lang over nagedacht over hoe ik dat het best over kon brengen. Op het tentamen had 95% het fout. Dan kun je denken: “wat zijn de studenten van tegenwoordig toch dom”, of je kunt gaan nadenken over hoe je het de volgende keer beter uit kunt leggen. Ik wist alleen echt niet hoe. Het jaar erop heb ik daarom verteld dat dit onderdeel het jaar ervoor erg moeilijk gevonden werd, dat ik niet wist hoe ik het anders uit kon leggen en dat ze op moesten letten. Dat jaar had iedereen het goed.

“Wat ik ook erg verraderlijk vind, is dat als je soms zo lang hebt nagedacht over hoe je iets het beste uit kunt leggen, dat mensen niet meer zien hoe moeilijk het eigenlijk is. Bij een studievereniging in Delft heb ik de Braess-paradox uit de speltheorie uitgelegd. De kern van de paradox is dat je een netwerk hebt en daar een verbinding toevoegt die het hele netwerk slechter maakt. In het geval van wegen kan het dus dat je een extra weg aanlegt waardoor iedereen langer in de file staat. Dat is raar, want je zou denken dat iedereen dan die slechte nieuwe weg zou negeren. Als er echter één chauffeur de nieuwe weg neemt om sneller te zijn, dan maakt hij het daarmee voor heel veel andere chauffeurs heel veel trager. Ik had die paradox uitgelegd en na afloop zei een oud-hoogleraar, bijzonder uit de hoogte, dat hij het een leuke voordracht vond, maar dat het wel luchtig en licht van onderwerp was. Daarna vertelde een andere collega dat hij die paradox altijd op college deed en dat niemand het dan snapte. Of hij mijn simpele uitleg mocht overnemen? Hij was, denk ik, de enige in de zaal die doorhad dat het eigenlijk iets moeilijks was, omdat hij de paradox zelf kende. Het

Prachtig, ik snap er nu al niks meer van, ga door professor!

10

Eureka! nummer 53 – juni 2016


OVER DE GEÏNTERVIEWDE – IONICA SMEETS Ionica Smeets studeerde technische wiskunde aan de TU Delft en promoveerde in Leiden. Samen met Jeanine Daems vormde ze de wiskundemeisjes. Ze heeft onder andere voor de Volkskrant geschreven en is in 2015 aangesteld als hoogleraar wetenschapscommunicatie aan de Universiteit Leiden.

✉ 

management@ionica.nl www.ionica.nl

doel van wetenschapscommunicatie is dat de zaal zich slim voelt. Het is heel makkelijk om de zaal zich dom te laten voelen en te laten zien hoe slim jij bent. Ervoor zorgen dat zij zich slim voelen, dat is waarvoor je het doet.

André Kuipers zei: “Het moeilijkste… ja, nou, wat ik echt heel leuk vond en wat ook nieuw voor mij was... “ Een interviewer zal dan nooit zeggen: “Nee, André, ik vroeg om het moeilijkste.” Maar je moet dat wel durven.

“Op televisie is dat soms lastig. De Wereld Draait Door is bijvoorbeeld heel dubbel. Aan de ene kant is het geweldig dat een populair programma in prime time tijd maakt voor wetenschap, maar tegelijkertijd is het jammer dat er een sfeer hangt van een presentator en tafelheren of -dames die al snel roepen: “Prachtig, ik snap er nu al niks meer van, ga door professor!” Het gesprek wordt er niet leuker van en het is ook niet nodig. Er is een keer een item geweest over priemgetallen, met Ali B aan tafel. Op een gegeven moment zei Ali B ineens iets heel slims, wat eigenlijk neer kwam op de zeef van Eratosthenes. Hij vroeg: “Kan je dan niet getallen nemen en dat je dan weg gaat strepen welke je al hebt gehad?” Dat maakt het juist leuk, dat hij er niet zat als een rapper die er niks van snapt, maar dat hij gewoon mee ging denken en meepraatte.

“Ik vind het wel jammer dat ik nu als hoogleraar minder tijd ga hebben voor tv-items en lezingen. Eén van mijn helden, Marcus du Sautoy, een Engelse hoogleraar publiek begrip van wetenschap, heeft een studententeam opgezet dat zijn lezingen geeft op scholen. Dat leek mij een goed idee, dus dat ga ik ook vanaf volgend jaar ook doen. Mensen kunnen zich nog aanmelden. Ik maak gebaseerd op al die gastlessen die ik de afgelopen jaren heb gegeven iets waarmee studenten naar scholen in de regio kunnen om echt leuke dingen met wiskunde te doen. Zo kun je met een klas Nim spelen. Je begint met 21 objecten en om de beurt pakken de twee spelers één, twee of drie objecten weg. Wie als laatste pakt, verliest. Voor de eerste speler is er een winnende strategie. Ik deed dat op het podium met ballonnen, die de kinderen leeg mochten prikken, maar ik hoor dat Marcus du Sautoy het met M&M’s en één rode peper doet. Degene die als laatste aan de beurt is, moet de peper opeten. De eerste keer begin je zelf, dus dan win je altijd. Daarna mogen de leerlingen beginnen en hebben ze in principe kans om je te verslaan. Het leuke van deze manier van uitleggen is dat de leerlingen die goed zijn in wiskunde, hier niet per se het beste in zijn. Leerlingen die normaal achterin en onderuitgezakt zitten, kunnen dan plotseling zeggen: “Hé, het telt steeds op tot vier, of niet?” En dan zeg je: “Yes, kom jij maar laten zien hoe het moet dan.””  !

Je hebt zelf ook wel een beetje invloed op hoe zo’n gesprek loopt.

“Je hebt zelf ook wel een beetje invloed op hoe zo’n gesprek loopt. Je moet durven om deels de controle te nemen over het gesprek. André Kuipers is daar erg goed in. Het voorbeeld dat ik vaak gebruik, is dat Eva Jinek hem in een interview vroeg wat het allermoeilijkste was wat hij was tegengekomen. Dat is echt een rotvraag. Het allermoeilijkste vond je moeilijk, je kunt het waarschijnlijk moeilijk uitleggen en het is misschien ook niet het meest interessante verhaal. Je moet dan het lef hebben om iets anders te zeggen.

Eureka! nummer 53 – juni 2016

11


WETENSCHAP

12

Eureka! nummer 53 – juni 2016


REAL-TIME TOMOGRAFIE Door Joost Batenburg

Digitale camera’s - inmiddels zijn ze niet meer uit ons leven weg te denken: als we iets bijzonders zien gebeuren, maken we daar direct een foto of filmpje van met onze mobiele telefoon. Binnen een minuut is onze ervaring gedeeld met de rest van de wereld. Hoe anders was dat zo’n 20 jaar geleden, toen we nog massaal gebruik maakten van filmrolletjes om onze foto’s mee te maken. Als je een foto van je vrienden had gemaakt, duurde het soms nog weken voor het fotorolletje vol was. Vervolgens ging je ermee naar een fotozaak om de foto’s te laten ontwikkelen, en weer een aantal dagen later kon je vol verwachting het resultaat bekijken. Meer dan eens bleek achteraf dat je foto toch net wat anders had gemoeten: iemand had juist zijn ogen dicht of de opname was onderbelicht. De kans om zo’n probleem nog te herstellen was natuurlijk al lang verkeken. De mogelijkheden van digitale fotografie hebben dit probleem volledig opgelost. Als je foto niet zo goed is, kun je dat onmiddellijk zien en maak je er gewoon nog een.

Zoals we met een digitale camera beelden kunnen maken van de buitenkant van een object, kunnen we zien wat zich onder het zichtbare oppervlak afspeelt met behulp van 3D-scanners. In ziekenhuizen worden CT- en MRI-scanners gebruikt om nauwkeurige beelden te maken van de inwendige organen van een patiënt. Vergelijkbare technieken kunnen worden gebruikt om 3D-beelden te maken van cellen en nanodeeltjes in microscopen en om beelden te maken van auto-onderdelen in de industrie. In vergelijking met de snelheid en flexibiliteit van de digitale fotografie zoals we die nu kennen, staan de beeldvormingstechnieken om binnenin te kijken nog in de kinderschoenen. Het proces van scannen, uitrekenen van het 3D beeld, en de uiteindelijke visualisatie en beoordeling van het beeld, is nu meestal sterk sequentieel ingericht. De beelden worden pas bekeken als de scan al lang voorbij is. Dit betekent dat als je naderhand de scan nog wilt aanpassen, bijvoorbeeld door in te zoomen op een interessant gebied, die kans

al lang is verkeken. Bij het scannen van objecten die veranderen met de tijd, bijvoorbeeld om te onderzoeken hoe scheuren ontstaan in plastic of metaal, kunnen we zelfs nooit meer terug naar de situatie van toen de scan werd gemaakt. Een van de belangrijkste technieken voor het maken van 3D-scans is tomografie, waarbij de 3D-beelden algoritmisch worden berekend op basis van een serie projecties van het object, opgenomen vanuit verschillende hoeken. Je kunt bij die projecties denken aan een Röntgenfoto, waarin alle structuren in de richting van de foto op elkaar geprojecteerd worden. Een enkel projectiebeeld bevat geen diepte-informatie, maar door de beelden uit een groot aantal hoeken met elkaar te combineren in een reconstructie-algoritme, kan een beeld worden berekend van de 3D-structuur van het object. Wiskundig gezien meet je bij tomografie de waarde van de Radontransformatie van het object voor een bepaalde verzameling hoeken en meetpunten. De Radontransformatie is vernoemd naar Johann Eureka! nummer 53 – juni 2016

13


WETENSCHAP

Figuur 1. Er zijn veel verschillende soorten scanners die gebruikt kunnen worden voor tomografie. (a) Een medische CT-scanner; (b) een elektronenmicroscoop; (c) een synchrotron (ESRF in Grenoble).

Radon, die hier reeds in 1917 over publiceerde en bovendien een inversieformule gaf: een analytische formule die beschrijft hoe het onbekende object kan worden berekend uit de projecties. Op basis van deze en andere analytische inversie-formules zijn algoritmen ontwikkeld, waarmee een beeld van het object kan worden berekend op basis van gemeten projecties. Het meest bekende algoritme, dat in de praktijk veel wordt gebruikt, is Filtered Backprojection, een algoritme dat uitblinkt in eenvoud en efficiëntie. Het algoritme bestaat uit twee stappen: een filterstap, waarin de projectiedata wordt gefilterd in het frequentiedomein, en een terugprojectiestap, waarin de gefilterde data wordt “uitgesmeerd” over het beeld en de reconstructie wordt opgebouwd. Indien het mogelijk is om met de scanner een groot aantal projecties op te nemen met weinig ruis, is dit algoritme in staat zeer nauwkeurige beelden te berekenen. Toch is het tomografieprobleem met deze formule niet opgelost. Het probleem is dat deze en andere inversieformules veronderstellen dat projecties beschikbaar zijn voor élke hoek. In de praktijk worden echter projecties opgenomen voor een beperkt aantal hoeken. Als we in die gevallen de analytische inversieformules toepassen, hebben de resulterende beelden last van allerlei systematische verstoringen, zogenaamde artefacten.

gescande object uit slechts enkele materialen bestaat, kan dit in het model worden ingebracht, waardoor uit minder metingen (en dus minder straling) nauwkeurigere beelden kunnen worden berekend. De betreffende stelsels vergelijkingen zijn enorm groot, want per 3D-volume-element (voxel) is er één onbekende en per lijnmeting is er één vergelijking. Om die reden kunnen de stelsels meestal niet met directe methoden (zoals LU-decompositie) worden opgelost, maar wordt met iteratieve algoritmen gewerkt. Deze algoritmen vereisen echter veel rekentijd. Als we, net als bij digitale fotografie, meteen de resultaten van een tomografische scan willen kunnen zien, moeten we in staat zijn om in een tijdsbestek van ongeveer één seconde een 3D-beeld te berekenen op hoge resolutie. Met algebraïsche methoden is dit nog niet mogelijk, zelfs als de meest krachtige computers worden ingezet. In het ideale geval zien we al tijdens de scan hoe het object er van binnen uitziet, zodat we vervolgens ook het scanproces kunnen aanpassen. Daarmee kunnen we dan bijvoorbeeld een geselecteerd gebied nog nauwkeuriger in beeld te brengen. Om dit mogelijk te maken moeten de berekeningen niet alleen heel snel kunnen worden uitgevoerd, maar moeten de gebruikte algoritmen ook in staat zijn om met een beperkte verzameling meetdata die reeds is opgenomen toch zeer nauwkeurige beelden te maken, iets wat momenteel alleen kan met de trage iteratieve algoritmen.

In het ideale geval zien we al tijdens de scan hoe het object er van binnen uitziet

Een modern alternatief voor Filtered Backprojection zijn de algebraïsche methoden, waarbij het tomografie-probleem wordt gemodelleerd als stelsel lineaire vergelijkingen. Een voordeel hiervan is dat het mogelijk wordt om bepaalde vormen van voorkennis te modelleren. Wanneer we bijvoorbeeld weten dat het 14

Eureka! nummer 53 – juni 2016

In mijn onderzoeksgroep onderzoeken we hoe de snelheid van de klassieke algoritmen, zoals Filtered


Figuur 2. Projectiebeelden die kunnen worden gebruikt voor tomografie; (a) Medische Röntgenfoto (bron: flickr creative commons); (b) projectie van een nanokristal, opgenomen met een elektronenmicroscoop (c) fase-contrast Röntgenbeeld , opgenomen in een synchrotron (bron: Excillum AB, Sweden);

Backprojection, kan worden gecombineerd met de kracht van moderne iteratieve algoritmen om uit de beperkte meetdata die reeds beschikbaar is tijdens de scan nauwkeurige beelden te berekenen. De werking van de klassieke algoritmen berust op analytische afleidingen, waarin geen rekening wordt gehouden met de beperkte beschikbaarheid van meetdata en met ruis op de metingen. Uit ons onderzoek blijkt dat door de standaard analytische filteroperaties te vervangen door data-gedreven filters, die worden berekend met behulp van iteratieve methoden, de werking van die “dure” iteratieve algoritmen kan worden geëmuleerd. Het resultaat is een nieuwe familie van algoritmen die niet alleen snel en nauwkeurig zijn, maar ook nog eens sterk lijken op de algoritmen waar bestaande software-pakketten mee werken. Hiermee wordt de overstap naar de nieuwe algoritmen in de praktijk flink makkelijker.

kunnen we hiermee tot op nanoschaal de structuur van nieuwe materialen onderzoeken. Bedrijven zetten 3D-scanners in voor kwaliteitscontroles en in ziekenhuizen zijn de CT-scanners niet meer weg te denken. Op dit moment hebben we de eerste algoritmen uitgewerkt die geschikt lijken voor directe reconstructie tijdens het scanproces. In de komende jaren gaan we onderzoeken hoe we deze ideeën verder kunnen ontwikkelen voor verschillende soorten scanners en voor uiteenlopende soorten objecten. Dankzij nieuwe wiskundige technieken kunnen we in de verschillende toepassingsgebieden toewerken naar een interactief scanproces, waardoor we veel effectiever kunnen zorgen dat de 3D beelden die gemaakt worden ook precies de informatie bevatten waarnaar we op zoek zijn.  !

Het resultaat is een nieuwe familie van algoritmen

Door deze nieuwe algoritmen te implementeren op een krachtig gedistribueerd computersysteem met een groot aantal GPUs (grafische processoren) en deze computer direct te koppelen aan een snelle tomografische scanner, verwachten we dat het mogelijk wordt om in een tijdsbestek van slechts enkele seconden 3D-beelden van de binnenkant van objecten met hoge resolutie in beeld te brengen. Dit is feitelijk het startpunt voor een nieuwe manier van werken, waarbij we interactief kunnen gaan scannen: je kijkt naar het object, stelt nieuwe vragen en laat de scanner nieuwe data verzamelen over interessante gebieden. Tomografie heeft talloze wetenschappelijke, industriële en medische toepassingen. In de wetenschap

Over de auteur - Joost Batenburg Joost Batenburg promoveerde in 2006 bij Wiskunde met de scriptie “Network Flow Algorithms for Discrete Tomography”. Hij werkte als FWO Postdoctoral Fellow (2006-2010) aan de Universiteit Antwerpen en vanaf maart 2010 als deeltijdhoogleraar. Momenteel is hij onderzoeker bij het Centrum Wiskunde & Informatica in Amsterdam en is hij als deeltijdhoogleraar in discrete wiskunde en tomografie verbonden aan het Mathematisch Instituut van de Universiteit Leiden. In februari ontving hij een Vici-subsidie van NWO voor zijn onderzoeksproject “Real-Time 3D Tomography”.

✉ 

Joost.Batenburg@cwi.nl http://homepages.cwi.nl/~kbatenbu/

Eureka! nummer 53 – juni 2016

15


FOTOREPORTAGE

Het Gravensteen Tekst en foto’s door: Alex van Vorstenbosch

Het Gravensteen, tegenover de Pieterskerk in Leiden, is een gebouw met een rijk verleden. Vandaag de dag vinden er regelmatig universitaire borrels plaats, bevat het gebouw twee collegezalen en fungeert het als het centrum studenten- en onderwijszaken van de Universiteit Leiden. Voorheen heeft het dienst gedaan als het huis van de graven van Holland en als gevangenis. Het oudste deel van het Gravensteen, de vierkante toren met de onderliggende kerker, was oorspronkelijk de vluchttoren van de Graven van Holland voor tijden van oproer. Ook diende het gebouw als hun (privĂŠ)-gevangenis. Nadat het gebouw in verval raakte, werd het aan de stad Leiden geschonken, die het restaureerde en het liet dienen als gevangenis voor het gehele Rijnland. Lange tijd vond de executie van gevangen plaats op het tegenwoordige Gerecht, het pleintje aan het Gravensteen. De precieze plek van de executieplaats is in de bestrating van het plein aangegeven.

In 1556 werd er een cellenblok toegevoegd aan het Gravensteen. Vandaag de dag doen deze cellen dienst als vergaderzaaltjes. Niet alleen de massieve gevangenisdeuren maar ook de oude muurschilderingen, bedoeld om de gevangenen tot inkeer te doen komen, herinneren aan het lugubere verleden van de ruimtes.

Cel

16

Eureka! nummer 53 – juni 2016

Muurschildering


De vierkante toren is de kern van het Gravensteen en dateert uit de 13e eeuw. Daarnaast staat de zeshoekige traptoren die in de 15e eeuw is toegevoegd. Hieronder is de galerij te zien, de rij boogvormige ramen, vanwaar rechters de terechtstellingen konden aanschouwen.

Achterkant

In de zeventiende eeuw werden er twee tuchthuizen aangebouwd aan het Gravensteen, opdat gevangenen en armen zich nuttig konden maken voor de samenleving. Op de binnenplaats, tussen de twee tuchthuizen in, stond deze geselpaal om de mensen er toe te drijven om goed te werken. Tegenwoordig kijken er kantoortjes uit op deze binnenplaats.

Justitia

Dit houten standbeeld van Justitia op de Fronton van het Gravensteen stamt uit het jaar 1653 en werd gemaakt door Claes Janszoon Kaeskamer. Het is vandaag de dag nog een duidelijke indicatie van de oorspronkelijke functie van het gebouw.

Geselpaal

Eureka! nummer 53 – juni 2016

17


GESCHIEDENIS

Aryabhata, the Eastern genius Written by: Jannetje Driessen

History of Science as we know it is a predominantly Western affair. We all know how the Italian Galileo Galilei, with the help of the German Johannes Kepler, introduced a heliocentric view of the world. We were all taught how Aristotle, Darwin, Newton, Tesla, and Einstein, the great names of scientific history, made great inventions and came up with the most important theories that paved the way for modern day science. These scientists all resided in the West. One might ask how many non-Western inventors and experts are admired. It is safe to say: far fewer. History of Science as we know it is a predominantly Western affair. We all know how the Italian Galileo Galilei, with the help of the German Johannes Kepler, introduced a heliocentric view of the world. We were all taught how Aristotle, Darwin, Newton, Tesla, and Einstein, the great names of scientific history, made great inventions and came up with the most important theories that paved the way for modern day science. These scientists all resided in the West. One might ask how many nonWestern inventors and experts are admired. It is safe to say: far fewer. When it comes to science, we have a Eurocentric view of the world. For instance, there were also many pioneering scientists in numerous non-Western regions, who are never spoken of in the West. The Indian mathematician and astronomer Aryabhata is one of those unsung geniuses. He lived during 476-550 CE and in his life he made a lot of contributions to mathematics, including root

Aryabhata theorised that the Earth and the planets orbit the Sun Figure 3: Aryabhata 18

Eureka! nummer 53 – juni 2016


Figure 1. Numeric values assigned to Sanskrit consonants. extraction methods, approximations to sine and pi, and a method to solve indeterminate functions. Since Aryabhata was an astronomer as well, he came up with a numerical system that enabled him to work with large numbers. He theorised, long before Galilei, that the planets revolve around the Sun and noted his calculations of the period of the planets in respect to the Sun in his first book, which has survived the ages and can still be read. Aryabhata was born in 476 CE in a region called Asmaka, in the South of India. At the age of 23 he had already written his most important book, the Aryabhatiya. In this book he sets out theories and notes on mathematics and astronomy. The Aryabhatiya is a landmark in the history of astronomy. Apart from continuously influencing Indian astronomy, the book greatly influenced Western astronomers through ‘Arajbahara’, its Arabic translation. Unfortunately, Aryabhata’s other works have not survived. In spite of that, we have a fairly complete view of his ideas, through references to large parts of his work that were made by his most ardent follower, Bhaskara I, in 629 CE. Through these references, it also appears that Aryabhata was the head of the University at Nalanda in Magadha. Further details of his life are not known, except that he must have lived a certain amount of time at Kusumapura, where the science of astronomy was deemed very significant.

In the first chapter of the Aryabhatiya, a numerical system is introduced. The numbers are based on the Sanskrit alphabet as can be seen in figure 1. However, Aryabhata was essentially an astronomer, thus he needed to work with large numbers. To this purpose, he assigned multiples of ten, all the way up to 1017, to the Sanskrit vowels. As shown by figure 2, he could make large numbers by combining consonants with vowels, and by writing numbers after each other, he could make sums. The astronomer set his system to good use by calculating the circumference of the Earth, for instance. He calculated it to be 24,835 miles, which was only 0.2 percent smaller than the actual 24,902 miles. Additionally, he computed the period of the planets in relation to the Sun. The nature of these calculations, amongst others, hint that Aryabhata theorised that the Earth and the planets orbit the Sun, rather than the Sun orbiting the Earth. However, he did not only calculate the period of the planets. In his text, he describes the motion of the celestial sphere as seen by those on the equator and those on the poles. He states: “Just as a man in a boat moving forward sees the stationary objects on the shore as moving backward, just so are the stationary stars seen by people on the Earth as moving exactly to the west.” Aryabhata thus concludes that the Earth rotates, and by doing so, he proves that not all great astronomers resided in the West.

Aryabhata was essentially an astronomer, so he needed to work with large numbers.

Eureka! nummer 53 – juni 2016

19


GESCHIEDENIS

Figure 2. Powers of 10 assigned to Sanskrit vowels. Besides astronomy, Aryabhata interested himself in mathematics. For instance, he made one of the best early approximations of π at 3.1416. Also, he produced algorithms for solving square and cubic roots. The algorithm for the latter uses a maximum of N/3 iterations, in which N stands for the number of digits of the number of which the cubic root is being calculated: it was an effective algorithm. It is worth noting that the methods taught to solve square and cubic roots in schools in the present are essentially the same. Furthermore, Aryabhata devised a way to solve indeterminate functions like ax + b = cy, with a, b and c being constants and x and y variables. This algorithm is called the kuttaka or “the pulveriser”, and has been extremely valuable in astronomy and computer science. In the latter field, another algorithm that Aryabhata devised has been of use. That is to say, he contrived a code that is a mapping of numbers to words. For example the table of sines in Aryabhata’s text has been given in this mapping. The general idea has applications to securing passwords and personal identification numbers, as shown by A. Smith in his patent. It is safe to say that Aryabhata’s work been useful until present day. As said before, there are countless scientists like Aryabhata from non-Western origin. Yet, the Eurocentric worldview prevails in Europe. Once, a researcher named G.J. Toomer made the allegation that Aryabhata had derived his sine tables from the Table of Chords of Hipparchus, a Greek astronomer. However, since no record of this table of Hipparchus existed, Toomer tried to replicate the table through his own calculations. His ideas were finally discarded by Narahari Achar, who summarizes: “Since the numbers so obtained do not agree with those given by Ptolemy (and ascribed to Hipparchus), the natural conclusion should be that there is no relationship between the numbers of Hipparchus and those derived from Aryabhata. However, in his zeal to prove the non-originality and the indebtedness of Aryabhata to Hipparchus, Toomer further hypothesizes a particular mistake to have been 20

Eureka! nummer 53 – juni 2016

committed by Hipparchus.” This is an example of the Eurocentric view that asserts science arose only in Greece, and later Europe, and where any novel observations encountered outside of this region are taken to be borrowed from the Greek. So although international interconnectedness blooms in the twenty-first century, our understanding of non-Western scientific roots still lags behind. We should look to the East more often. After all: that is where stars rise. 1 http://articles.adsabs.harvard.edu/full/1977BASI....5... 10A/0000010.000.html 2

https://arxiv.org/pdf/1002.3409.pdf

3

http://www.newworldencyclopedia.org/entry/Aryabhata

4

https://arxiv.org/pdf/physics/0610095.pdf

5 A.J. Smith, Jr. Method and apparatus for securing a list of passwords and personal identification numbers. US Patent 6,571,336. 2003. 6 https://arxiv.org/ftp/arxiv/papers/1002/1002.3409.pdf

About the author – Jannetje Driessen Jannetje Driessen is a first-year Bachelor student at Leiden University, where she studies Mathematics. She is also an active member of student associations De Leidsche Flesch and De Blauwe Schuit. Jannetje works at Stichting Studiebegeleiding Leiden, where she gives secondary school students exam training in Economy. She has been an editor for Eureka! Magazine since October.

jannetjedriessen@live.nl


ADVERTENTIE

Interview met TOPdesk-intern Laurens Jansma TOPdesk is een IT-bedrijf gevestigd in Delft dat een service management tool maakt voor haar ruim 5000 klanten. De software vergemakkelijkt de organisatie van ondersteunende functies binnen een bedrijf - denk hierbij aan de catering of facilitaire IT-afdeling. Het maakt een einde aan bergen post-it’s en verloren takenlijstjes. Meldingen komen binnen in het systeem en werknemers kunnen daar precies opschrijven wat het probleem is, wat ze er aan hebben gedaan om het op te lossen, wie dat gedaan heeft en hoelang dat dan geduurd heeft: het wordt allemaal automatisch bijgehouden. Elke zomer is er bij TOPdesk het Summer Internship, waar studenten twee maanden lang stage komen lopen bij het bedrijf. Een van hen was vorige zomer Laurens Jansma, bachelorstudent Informatica & Economie en lid bij De Leidsche Flesch. Eureka! stelde hem enkele vragen. Hoe ben je terecht gekomen bij deze stage? "Bij een excursie voor het vak 'Seminar Business Information Systems' kwam het Summer Internship terloops ter sprake. Hierna heb ik gesolliciteerd en na een gesprek werd ik aangenomen als Summer Intern voor de Support-afdeling." Wat doe je dan zoal op een dag? "In het begin leer je van alles over het

product TOPdesk. 's Ochtends kregen we uitleg van andere Support-collega's, en 's middags maakten we opdrachten om te kunnen werken met de diverse modules die TOPdesk rijk is. Later kregen we ook echte vragen van klanten voorgelegd, die we in een fictieve TOPdesk-omgeving konden beantwoorden. Later mochten we ook klanten via e-mail te woord staan, en spraken we klanten aan de telefoon."

andere Summer Internships (Development en Sales) waren er meer interns, allemaal begin 20."

Een aanrader dus zo'n stage! Sloot het ook aan bij je studie? "Ik heb altijd wel wat gehad met mensen helpen en met IT, dus dan zit je bij het Summer Internship Support hartstikke goed. Dat er bijvoorbeeld voor de beheerprocessen binnen IT een heus framework (ITIL) is, leerde ik pas bij TOPdesk, dus ook in dat opzicht steek je er nog wat van op!"

Voor het Summer Internship is TOPdesk op zoek naar gemotiveerde studenten, die ongeveer twee maanden stage willen komen lopen. “Welke achtergrond je hebt qua studie maakt daarbij eigenlijk niet uit: zolang je interesse en een beetje programmeerervaring hebt, ben je van harte welkom.” Tevens is TOPdesk altijd op zoek naar zeer getalenteerde developers die als afgestudeerden een baan zoeken.

Hoe zit het met de rest van het team? Paste je er tussen? "Er waren op Support nog twee Summer Interns: Rianne (toen 23) en Pascal (toen 29). De achtergronden bij TOPdesk zijn te divers om hier op te noemen: het reikt van exotische vakgebieden als Japanologie tot Human Resources. De gemiddelde leeftijd van zowel Support als de rest van het bedrijf is relatief laag, ongeveer rond de 30. Met mijn (toen) 21 jaar was ik volgens mij de jongste van de afdeling. Bij de

TOPdesk kent ook apekooitijd. Wat is dat precies? "De apenkooitijd is een Development-dingetje. Als developer kun 10% van je werkweek besteden aan iets wat je zelf leuk vindt, maar waar TOPdesk wel wat aan heeft."

Laurens Jansma is in 2012 begonnen met de studie Informatica & Economie in Leiden en is lid van De Leidsche Flesch. In 2015 liep hij gedurende de maanden juli en augustus stage bij TOPdesk.

Eureka! nummer 53 – juni 2016

21


WETENSCHAP

SUPER-EIGHT, “GROTE” STERRENSTELSELS NET NA DE BIG BANG Door Benne Holwerda

Super-eight is een van de meer recente Steven Spielberg films. Ook is het de naam die ik aan een speciaal soort sterrenstelsels heb gegeven: de grootste sterrenstelsels op roodverschuiving acht. Roodverschuiving is een indicatie van de snelheid waarmee een stelsel zich van ons af beweegt. Een grotere roodverschuiving betekent dat iets verder van ons af staat.

22

Eureka! nummer 53 – juni 2016


Astronomen zijn nu al bijna een decennium bezig met het vinden van de verste sterrenstelsels (het huidige record staat op roodverschuiving 11, ofwel 13.4 miljard lichtjaar weg). Dit is voor een groot deel mogelijk gemaakt door het laatste instrument dat op de Hubble ruimtetelescoop werd geplaatst: een infrarood camera. Hiermee zijn nu verscheidene programma's gedraaid waarmee al honderden sterrenstelsels zijn gevonden die ver weg staan. Deze stelsels zijn ook oud: het licht heeft er namelijk bijna de leeftijd van het heelal over gedaan om bij ons te komen. Dit roept nieuwe vragen op over het vroege heelal, bijvoorbeeld: hoe groot kon een sterrenstelsel zijn zeer kort na de Big Bang? Er zijn nu verschillende modellen om te voorspellen hoe snel sterrenstelsels vormden en tot welke grootte ze groeiden in de eerste miljard jaar. Een tijdspanne van een miljard jaar lijkt lang vanuit het standpunt van de mens, maar voor een sterrenstelsel van miljoenen sterren en duizenden lichtjaren breed is het betrekkelijk kort. Vroege sterrenstelsels zijn daarom zelden groot. Het is wel mogelijk om te zoeken naar de grote stelsels. De Hubble kijkt naar zeer kleine en donkere stukjes hemel om de verste sterrenstelsels in beeld te brengen. Elk stukje hemel op zich heeft een kleine kans om grote vroege stelsel te bevatten. Mijn collega Michele Trenti heeft daarom een nieuwe aanpak: hij bekijkt willekeurige plaatjes van Hubble. Als een van de andere instrumenten op Hubble naar iets keek, stond tegelijkertijd de infrarood camera aan. Dit was een soort geluk zoeken met een ruimte-telescoop. Hij noemde het programma de “Brightest Origin Reionizing Galaxies (BoRG) survey.” Hiermee zochten we naar super-eights, heldere en grote sterrenstelsels op roodverschuiving acht en we hadden groot succes.

Figuur 1. Het William M. Keck observatorium.

Figuur 2. Sterkte emissielijnen tegenover roodverschuiving sterrenstelsels

Eureka! nummer 53 – juni 2016

23


WETENSCHAP

Figuur 3. Kandidaatsterrenstelsel van roodverschuiving acht. Ondertussen had Renske Smit, een assistent in opleiding bij de Universiteit Leiden, onderzoek gedaan naar de kleuren van deze sterrenstelsels met de Spitzer Ruimtetelescoop, samen met Ivo Labbe en Rychard Bouwens. Een student van Rychard, Guido Roberts-Borsani, oorspronkelijk hier voor het LEAPS zomerprogramma, haalde daar een geweldig nieuw idee uit: als de sterrenstelsels op hoge roodverschuiving nou hele sterke emissielijnen hebben (een indicatie voor veel nieuwe, jonge sterren), dan is hun kleur in de Spitzerbanden uitzonderlijk “rood” (Figuur 1). Samen met Renske, Rychard en Ivo haalde Guido meteen een serie kandidaten tevoorschijn. Door direct hulp aan collega’s in California te vragen, konden ze snel worden waargenomen met de Keck telescoop. Die Keck waarnemingen bevestigden emissielijnen bij alle drie de kandidaat-sterrenstelsels van roodverschuiving-acht. Tot dan hadden we steeds een slagingskans van één op tien gehad, dus dit was een hele verbetering. Een Spitzer kleur is dus een geweldige voorspeller voor sterrenstelsels op roodverschuiving acht, met een groot aantal emissielijnen. 24

Eureka! nummer 53 – juni 2016

De race is nu begonnen om meer van deze superacht sterrenstelsels te vinden. Het moet bijna wel een unieke fase zijn voor sterrenstelsels, zo groot en aan het begin van de vorming van ons universum. We zullen dan ook zeker proberen om ze met de opvolger van Hubble – de James Webb Space Telescope – verder te onderzoeken.  !

Over de auteur – Benne Holwerda Dr. Benne Willem Holwerda is een postdoconderzoeker bij de Leidse Sterrewacht. Hij heeft eerder posten gehad in Zuid-Afrika, Baltimore (VS) en bij de Europese Ruimtevaartorganisatie ESA. Hij is gepromoveerd aan de Universiteit Groningen. Zijn interesses zijn de evolutie en morfologie van alle componenten van sterrenstelsels.

✉  

holwerda@strw.leidenuniv.nl @benneholwerda

home.strw.leidenuniv. nl/~holwerda


WETENSCHAP

Trillingsvrij

De onderzoeksvleugel van de nieuwbouw Door Lotte Konings

De bouw is al enkele jaren bezig en nog lang niet afgelopen, maar fase één van de nieuwbouw van de Faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen is zo goed als afgerond. Naast zonnige en ruime lokalen, kantoren en studieruimtes, zijn er in de nieuwbouw natuurlijk ook onderzoekshallen en laboratoria te vinden. Professor Eric Eliel gaf de Eureka! een rondleiding door het enorme project dat het opzetten, verhuizen en inrichten van onderzoeksruimten vormt.

Figuur 1. Betonblok in onderzoeksruimte. Op dit betonblok op veren wordt de meetopstelling geplaatst.

Het bouwen zelf

Het nieuwe gebouw, eenvoudig als het er misschien van buiten uit mag zien, vergde een grote mate van samenwerking tussen de universiteit, het bouwbedrijf, bouw­ fysici en de adviseurs die meewerkten aan het opzetten van onderzoeksfaciliteiten. Bestuurders en technici praten elk met een eigen jargon en zijn nog wel eens onderling onverstaanbaar, maar naar Eliel’s mening is dit project toch nu al zeer geslaagd. De faciliteiten die zijn neergezet zijn ook op wereldschaal bijzonder. Eliel doelt dan specifiek op meethal, in de westelijke vleugel van de nieuwbouw. Op de begane grond zijn Netherlands center for Electron Nanoscopy (NeSEM) en de meethal voor

natuurkunde gevestigd en daarboven zit onder andere het Cell Observatory. Deze vleugel van het gebouw is fysiek gescheiden van de rest, van onder tot boven zijn de delen gescheiden door rubber. Lopen er dus mensen rond, of laten ze dingen vallen in het hoofdgebouw, dan koppelen de trillingen niet door naar de onderzoeksvleugel. Dit helpt bij het opzetten van meet­opstellingen die tot op het niveau van atomen niet mogen bewegen. Trillingsvrij

In het oude meetlaboratorium is met de techniek van destijds ook getracht om een trillingsvrije toestand te creëren. Als je daar echter een seismometer op een Eureka! nummer 53 – juni 2016

25


WETENSCHAP

Figuur 2. a: De Nieuwste versie veren werkt naar behoren;

meetopstelling zet, dan zie je van alles bewegen. Het verkeer op omliggende wegen bereikt ons via een akoestische koppeling door de lucht, maar daarnaast wordt ook het wegdek ingedrukt en die trillingen plaatsen zich voort door de drassige polderbodem. Heipalen, waarvan je denkt dat die toch best stevig zijn, zo vertelt Eliel, staan als spaghettislierten te bewegen, op een schaal van een micron (10^-6 m). Geen groot probleem, zou je denken, maar wel als je metingen wilt verrichten aan atomen. De grote doorbraak is gekomen toen de bouwfysici voorstelden om niet met heipalen te werken, maar een enorm met beton gevuld zwembad te bouwen. Onder de onderzoekshallen ligt dertig bij zeventig bij één meter beton, 2100 kuub, met een massa van ruim 5000 ton. Zo’n grote massa is door zijn enorme traagheid nauwelijks in beweging te krijgen. Op die betonnen

26

Eureka! nummer 53 – juni 2016

b,c,d: Eerdere versies dempten onvoldoende

vloer staan vervolgens weer blokken van 3 bij 3 bij 1,8 meter beton, op gedempte veren. De bodem kan toch een beetje gaan bewegen, maar door ervoor te zorgen dat de eigenfrequentie van zo een massaveersysteem zeer laag ligt, kan het niet makkelijk aangeslagen worden: het zal niet snel gaan resoneren. Tegelijkertijd maakt een lage frequentie het makkelijker om met actieve feedback trillingen tegen te gaan. Net zoals je kunt werken met antigeluid in je headset, kun je met antitrillingen de trillingen die doorgegeven worden via de bodem effectief uitschakelen. Van trillingen door de bodem zou je verwachten dat die vooral van de zijkant komen, maar het meeste komt van onderen, in verticale richting. Dit komt doordat het grondwater de trillingen weerkaatst. Een van de eerdere ontwerpen voor veren werkte met een


cilinder vol lucht, maar bleek te resoneren op een specifieke frequentie. Dat bleek de Helmholtzresonantie te zijn, hetzelfde fysische verschijnsel als wanneer je op de juiste manier in een bierflesje blaast en het gaat fluiten. Een aantal verschillende soorten veren moesten worden uitgeprobeerd voor een werkend systeem was gevonden. Enkele voorgaande versies staan er nog en bij één ervan is het verbazingwekkend makkelijk om het blok beton dat erop staat met een enkel duwtje langdurig in beweging te brengen.

gaten in de gevels wordt de apparatuur naar buiten getild en vrachtwagens rijden er vervolgens mee om het gebouw heen. Dit alles voor een verhuizing van hemelsbreed nog geen honderd meter. Wanneer in een latere fase fijne meetapparatuur verhuisd zal worden, dan zullen daar bovendien allerlei ondersteunende constructies voor gebouwd moeten worden, of het moet uit elkaar gehaald worden. Er is geen verhuisbedrijf dat dat onder haar armen wil nemen, vanwege de grote risico’s en het precisiewerk. Ook is het nog een puzzel hoe je het oude gebouw uit gaat met die apparatuur, en het nieuwe gebouw in. De NMR-groep is nu al aan het verhuizen en heeft luiken in het dak aangebracht om de apparatuur doorheen te tillen. Het zijn ook geen dingen die je even in de lift of op een karretje zet.  !

Als je je meetopstelling verkeerd opzet, dan zie je de branding doortrillen.

Bovenop dit massa-veersysteem komt dan weer de meetopstelling, zelf ook weer op een veer, te staan. De bovenste veer heeft een andere eigenfrequentie dan de onderste, om een verder dempend effect te hebben. Dit systeem is te vergelijken met de allerbeste opstellingen ter wereld, wanneer het om trillingsvrijheid gaat, en dat terwijl je hier te maken hebt met een rotte, drassige moerasgrond. We zitten in de delta van Rijn en de grond bestaat vooral uit veen en klei. “Als je je meetopstelling verkeerd opzet, dan zie je de branding doortrillen”, vertelt Eliel. En dan hebben we het nog niet over alle wind die een hoog gebouw als het Huygens vangt en die het hele gebouw doet trillen. Verhuizen van apparatuur

De Fijnmechanische Dienst en de Elektronische Dienst zijn twee van de eersten die naar de nieuwbouw zullen verhuizen. Hun apparatuur staat nu nog verspreid door laboratoria in het Huygens, Oort en Gorleaus opgesteld. Ondanks dat het oude complex en de nieuwbouw al binnendoor verbonden zijn, zal veel van deze apparatuur buitenlangs verplaatst moeten worden. Veel is simpelweg te groot en te zwaar. Via

Over Eric Eliel Prof.dr. Eric Eliel studeerde natuurkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Na zijn promotie vertrok hij naar Harvard University, waar hij anderhalf jaar onderzoeker en een jaar Assistent Professor was. In 1985 kreeg hij in Leiden een aanstelling als universitair docent en in 1997 als universitair hoofddocent. In 2011 werd hij benoemd tot hoogleraar Quantum Optica. Eliel is tevens wetenschappelijk directeur van het Leids Instituut voor Onderzoek in de Natuurkunde.

director@physics.leidenuniv.nl

Eureka! nummer 53 – juni 2016

27


DE LEIDSCHE FLESCH

Voorwoord Tineke Nu ik dit schrijf, zit ik te wachten op het vliegtuig richting Kopenhagen. Er rijden vliegtuigen af en aan en al starend naar deze immense stalen vogels denk ik terug aan de afgelopen weken.

bestuur 50 (1972-1973). We zijn met hem in contact gekomen via de Historische Commissie, een nieuwe commissie die De Leidsche Flesch sinds kort rijk is, en waar je op de pagina hiernaast meer over kan lezen. Na deze lezing vond de Diesborrel plaats waar alle actieve leden, leden van verdienste, ereleden, medewerkers en zusterverenigingen, de vereniging konden feliciteren met de verjaardag en waar we hebben geproost op nog vele goede jaren. Daarna hebben we de avond afgesloten in intiemere sfeer tijdens het Actieve-ledendiner met allerlei leden en alumni die zich inzetten of in hebben gezet voor de vereniging. Dit nieuwe levensjaar beginnen we dus met een studiereis. Komende week zullen we het mooie landschap van Denemarken en Zweden mogen bekijken en een duikje nemen in de wondere wereld van de wetenschap in Scandinavië. We zullen in de voetsporen treden van Niels Bohr en Alfred Nobel en ons onderdompelen in het studentenleven daar. Na de reis zit het einde van het jaar er alweer aan te komen en daarmee komt ook de realisatie dat dit dus ook alweer mijn op één na laatste stukje is. Tegen de tijd dat deze Eureka! uitkomt zal het nieuwe bestuur het stokje langzaam beginnen over te nemen. Maar nu eerst de reis! Ik ben benieuwd naar wat me te wachten staat. Ik heb er zin in!

De vorige keer schreef ik over dat het nieuwe semester weer voor de deur stond en dat daarmee, naast vele andere activiteiten, het Symposium, het Ledenweekend én de Diesweek eraan kwamen. Geloof het of niet, het was wederom allemaal zeer geslaagd! De Diesweek zit er pas net op. Afgelopen maandag, 25 april, is de vereniging 93 jaar geworden en dat hebben we niet ongemerkt voorbij laten gaan. In de week ervoor was er iedere dag minstens één activiteit met als overkoepelend thema ‘93 Mysteries’. Iedere activiteit liet dus de hersenen kraken. Was het niet dat je moest ontdekken wie er zich achter het masker schuilhield tijdens het Masquerade Ball, dan was je wel aan het bedenken hoe je de volgende persoon zo tactisch mogelijk kon vermoorden. Niet letterlijk: wees maar niet bang! Gedurende de week hadden we een moordspel waarbij iedereen die zich had opgegeven een opdracht kreeg waarbij je een foto met die persoon moest maken. Is deze goedgekeurd door de commissie? Dan was die persoon af en kreeg jij zijn doelwit. Zo zag je de tactieken groeien en bleef er een steeds kleiner groepje over, al bleven velen die af waren wel helpen. We sloten de Dies af met een lunchlezing van prof. Tineke Nogarede dr. Dirk van Delft, een oud-Fleschbestuurder uit h.t. praeses

28

Eureka! nummer 53 – juni 2016


Interview met de historische commissie Dit jaar is er een nieuwe commissie opgericht; de historische commissie. Tineke, Annette, Peter, Twumi, Stefanie en Erik zullen proberen zoveel mogelijk over de rijke geschiedenis van De Leidsche Flesch te weten te komen.

ren en kleuren wordt beschreven. Waarom wilden jullie in de historische commissie? Stefanie antwoordt dat ze vond dat er meer opgeschreven moest worden over de verenigingsgeschiedenis en dat het haar leuk leek om daaraan mee te helpen. Twumi hoorde van het idee van het boek over 100 jaar De Leidsche Flesch en het leek hem gaaf om daaraan bij te dragen. Tineke en Erik waren beiden erg enthousiast over het idee om meer te weten te komen over de vereniging en haar geschiedenis.

zoiets aan te pakken. Zo heeft de commissie al gepraat met Dirk van Delft en Frans van Lunteren. Stefanie voegt toe dat ze natuurlijk ook het archief in zullen duiken.

Wat is er zo leuk aan de geschiedenis van De Leidsche Flesch? Waarom is de historische commissie Stefanie vindt het leuk om erachter opgericht? te komen hoe het allemaal is begonErik vertelt dat het allemaal begon na nen en hoe de vereniging zich heeft een lunchlezing van alumnus Jasper ontwikkeld door de tijd heen. Twumi Lukkezen. Hij vertelde in deze lezing zegt dat het ook interessant is om de leuke verhalen over de geschiedenis ups en downs van de vereniging bloot van De Leidsche Flesch. Bij het naprate leggen, want dat kan ook interesten in de bar kwam men erachter dat Wat willen jullie bereiken? sant zijn voor de toekomst. Erik voegt er een heleboel gave verhalen zijn die Het meest concrete doel is het maken toe dat er ook veel grote namen lid nergens waren gedocumenteerd. Tin- van een mooi boek, vertelt Tineke. zijn geweest, zoals de oprichter Paul eke voegt toe dat er hierdoor weinig Daarvoor is het nodig dat de geschie- Ehrenfest. Hij vindt het leuk om bekend was over de geschiedenis. De denis goed wordt gedocumenteerd. erachter te komen wie er zoal lid zijn conclusie was dat er een commissie Twumi voegt toe dat het ook bij kan geweest bij De Leidsche Flesch. moest komen die de geschiedenis dragen aan het enthousiast maken ging onderzoeken en ook alles zou van mensen over de geschiedenis van documenteren. Stefanie merkt op dat De Leidsche Flesch. dit ook handig is met het oog op het naderende 100-jarig bestaan van de Hoe gaan jullie dit alles aanpakken? vereniging, het is namelijk de bedoe- Twumi vertelt dat ze eerst gaan praten ling dat er dan een boek wordt uitge- met mensen die ervaring hebben met bracht waarin de 100-jarige geschie- een soortgelijk project, om erachter denis van De Leidsche Flesch in geu- te komen wat de beste manier is om

Eureka! nummer 53 – juni 2016

29


DE LEIDSCHE FLESCH

Erwtensoep uit Scandinavië Bereiden

Koken met

RON Voor het deeg:

Doe ruim één liter water samen met twee plakken ham en de groentebouillon in een grote soeppan en breng dit aan de kook. Snipper de sjalotten, snijd de winterpeen in kleine stukjes en voeg dit met de ongesneden kruiden (maak het bosje tijm niet los) en spliterwten toe. Zet de pan op laag vuur en laat het anderhalf tot twee uur zacht sudderen. Roer het regelmatig door. Haal de hamplakken uit de soep en snijd ze met de rest van de ham in blokjes. Haal de kruiden uit de soep en gooi ze weg. Doe dan alle ham terug in de soep en breng het mengsel op smaak met (flink wat) witte peper. Laat het ten slotte nog 30 minuten zachtjes trekken.

300 g spliterwten

Eet smakelijk!

1 tablet groentebouillon

een bosje verse tijm ½ bosje peterselie ½ bosje bladselderij 3 sjalotten ½ winterpeen 5 dikke plakken schouderham (van ongeveer 100 g)

Puzzel De cijfers naast en boven het diagram geven aan hoeveel vakjes er in de betreffende rij of kolom moeten worden ingekleurd. Staat er bijvoorbeeld “3 2” dan betekent dat dat er na eventueel een of meer witte (lege) vakjes eerst drie vakjes achtereen zwart zijn; daarna volgen er een of meer witte vakjes, dan twee zwarte en ten slotte eventueel weer een of meer witte vakjes. Stuur je antwoord voor 1 augustus op naar eureka@deleidscheflesch.nl en maak kans op een prijs. 30

Eureka! nummer 53 – juni 2016

Winnaar puzzel 52 De puzzel van de vorige Eureka! werd correct opgelost door C. Houwing en M.H. de Smit. Zij kunnen hun prijs ophalen in de Flesschekamer. De oplossing was


Dood aan de deadlines!

Door Martijn Janse

Dankjewel dat je de tijd neemt om wordt er een terreurbeleid gevoerd Als ik de deadline dan nét mis, word deze column te lezen. Dat zeg ik met rondom deadlines. We zijn volledig ik dan opeens een slechtere burger? een reden, want in tijden waarin het voorbijgeschoten aan het uiteinde- Nuance, relativeren, iemand? normaal schijnt te zijn dat ‘hoe gaat lijke doel. Die huiswerkopdrachten/ het?’ standaard beantwoordt wordt papers/kleurplaten zijn er boven alles Als je altijd alles moet inplannen, blijf met ‘druk, druk, druk’, is dit niet meer om van de student een maatschappe- je maar haasten en rennen en heb je zo vanzelfsprekend. De deadlines lijk bewust, kritisch denkend mens te nooit meer rust. Zijn we echt zo diep vliegen je om de oren en niet zonder maken. Elke keer als ik iets een paar gezonken dat we rustmomenten ook consequenties: onder jongeren heeft uur te laat inlever – wegens een leven moeten gaan inplannen? Sta eens stil 16% te maken met burn-outklachten buiten mijn studie en niet wegens een en geniet! Overboord met het rendeen nog eens zo’n 30% maakt zich slecht functionerende frontale cortex mentsdenken en het zo snel mogelijk zorgen om een burn-out te ervaren, – vraag ik me dan ook af waar we in door je studie heen sprinten. aldus onderzoekbureaus Trendbox hemelsnaam mee bezig zijn. en Science of the Time. Cijfers die er Dus mocht je dit lezen, docent: wees niet om liegen, maar in de praktijk Want laten we het concreet maken. alsjeblieft iets coulanter als het gaat blijkt er weinig aan gedaan te worden Stel, ik volg Koning Willy’s wijze om deadlines. Ons vanuit de maatschappij en in het bij- woorden over de participatiesamen- huiswerk is geen Eureka! die naar de zonder vanuit de universiteit. leving op en ik zorg voor mijn zieke drukker moet – gelukkig maar, troumoeder, of – nog gekker – ik heb drie wens. Bij dezen verklaar ik dus de Onder het mom van ‘leren plan- bijbaantjes om het wegvallen van de oorlog aan de stress en het gezeur om nen’ en ‘later krijg je ook geen uitstel’ studiefinanciering te compenseren. onnozele deadlines!

Juni 17 juni

Juli 4 juli

September

Alumni Netwerkborrel

Kaiser Voetbaltoernooi

InfEcCie Barbecue

Augustus

21 juni

24 juni

Monopolyrace 29 juni

RandomCie Waterfestijn

Colofon

Eureka! jaargang 13 nummer 53, juni 2016 Eureka! is een uitgave van een samenwerkingsverband tussen de Faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen aan de Universiteit Leiden en studievereniging De Leidsche Flesch en wordt ieder kwartaal gratis verspreid onder studenten en wetenschappelijk personeel van de opleidingen Natuurkunde, Wiskunde, Sterrenkunde en Informatica aan de Universiteit Leiden. De redactie behoudt zich het recht artikelen te wijzigen of niet te plaatsen. Anonieme artikelen worden in principe niet geplaatst. Oplage ongeveer 2500

6 september

Algemene Ledenvergadering

15-19 augustus

EL CID-week

Redactieadres Eureka! Magazine p/a De Leidsche Flesch Niels Bohrweg 1 2333 CA Leiden eureka@deleidscheflesch.nl Hoofdredactie Lotte Konings Eindredactie Annette Mense, Jannetje Driessen, Heleen Otten, Simon Klaver, Tobias de Jong en Tom Warmerdam Rubrieksredactie Alex van Vorstenbosch, Ellen Riefel, Heleen Otten, Jannetje Driesen, Lotte Konings, Martijn Janse, Pim Overgaauw, Stefanie Brackenhoff en Tom Warmerdam.

mogelijk door schriftelijk contact op te nemen met studievereniging De Leidsche Flesch, door te mailen naar bestuur@deleidscheflesch.nl.

Ontwerp en vormgeving Balyon, Rijnsburg Druk UFB, Universiteit Leiden Aan deze editie werkten verder mee: Marieke Vinkenoog, Ionica Smeets, Joris van Heijningen, Joost Batenburg, Benne Holwerda, Eric Eliel, Tineke Nogarede en Ron van Veen. Referenties Het is helaas niet altijd mogelijk referenties naar andere publicaties op te nemen. Wilt u meer weten, neemt u dan contact op met de redactie. Adverteren Adverteren in de Eureka! is

Abonnement Het is voor € 8,- per jaar mogelijk een abonnement te nemen op Eureka!. Neemt u hiervoor contact op met de redactie. Deadline Eureka! 54: 1 juli 2016 Copyright Eureka! en al haar inhoud © studievereniging De Leidsche Flesch. Alle rechten voorbehouden. ISSN 2214-4072

Eureka! nummer 53 – juni 2016

31


INTERVIEW

32

Eureka! nummer 53 – juni 2016


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.