
6 minute read
Tinka van Vuuren
Ook robotisering en automatisering gaan gewoon door en hebben effect op blootstellingen. Dat leidt niet noodzakelijkerwijs tot hogere blootstellingen, misschien wel lagere blootstellingen zelfs, maar het zal wel gemonitord en geëvalueerd moeten worden om te kijken wat de nieuwe gezondheidsrisico’s zijn.”
Export blootstellingen en risico's
Aan de andere kant ‘verdwijnen’ er volgens hem ook continu beroepsmatige blootstellingen. Kromhout: “We schuiven natuurlijk een heleboel ellende over de grens. Er wordt nu heel hard geroepen om Tata-Steel te sluiten, maar dat betekent dat die blootstellingen naar China of India gaan. In die zin verandert er continu iets. KLM spuit geen chroom-6-houdende verf meer op hun vliegtuigen, maar dat laten ze nu werknemers in Polen en India doen. Een deel van het vliegtuigonderhoud gebeurt tegenwoordig daar. Voor een deel exporteren we daarmee ook de gezondheidsrisico’s, maar dat doen we natuurlijk al jaren.”
Sigarenkistjes en archieven
Een belangrijk dilemma voor de arbeidshygiëne en blootstellingskarakterisering is volgens Kromhout hoe we zicht houden op langetermijneffecten van blootstellingen. Het is vaak moeilijk om te achterhalen wie bij welk bedrijf met welke stoffen werkte. Er is volgens Kromhout weinig historisch besef. “Er zijn bij bedrijven nog maar weinig personeelsdossiers van vroeger terug te vinden. Voor de tijd van de digitalisering werd het natuurlijk allemaal op papier bijgehouden, maar dat is in veel gevallen verloren gegaan. Bedrijven fuseerden, gingen failliet of het oude papierwerk is gewoon weggegooid. Met geluk vind je nog een sigarenkistje waarin iets staat over een personeelslid dat promotie maakte.” Het gebrek aan archieven is een groot probleem bij het compenseren van gezondheidsschade door beroepsmatige blootstellingen. Kromhout: “Daar zie je een worsteling: hoe bepalen we wie wanneer met welke stoffen werkte en of de gezondheidsschade een effect is van blootstelling aan die stoffen. Want die gegevens zijn niet systematisch opgeslagen en ontbreken. Het liefst zou je die data ontsluiten om in de toekomst goede zorg te bieden en primaire preventie (beheersmaatregelen) in te zetten om gezondheidsschade in de toekomst te voorkomen.” Volgens Kromhout wordt er al langer gesproken over de wenselijkheid van een grote nationale databank met meetgegevens. Ook de Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne (NVvA) is daar in een grijs verleden wel mee bezig geweest, zegt hij. “Maar het is er nog altijd niet van gekomen.” In ons omliggende landen, zoals Frankrijk en Duitsland, bestaan er
wel dergelijke grote databanken met beschikbare blootstellingsgegevens. Kromhout: “Met de komst van het LEC-SB en initiatieven van grote arbodiensten lijkt het er nu toch van te gaan komen, misschien. Het is in elk geval een kans.”
TRENDS IN ARBO
ʻSlechte dossiers bemoeilijken compensatie’
Arbozorg moet beter
De komende jaren moet de arbeidsgezondheidskundige zorg voor veel werkenden beter geregeld worden, vindt Kromhout. Dat is de laatste jaren door de ver doorgevoerde flexibilisering voor veel mensen verslechterd, constateert hij. “Veel zzp’ers dreigen slachtoffer te worden van gezondheidsrisico’s van het werk. De Uber-chauffeurs en pakketbezorgers zijn niet als medewerkers in dienst. Tijdens de pandemie stonden Poolse uitzendkrachten in de slachterijen bloot aan risicovolle besmettingen. Die groepen ontberen goede arbeidsgezondheidskundige zorg. We moeten op korte termijn kijken hoe we die groepen adequate arbozorg kunnen bieden. Het zou goed zijn als zij bijvoorbeeld bij een ziekenhuis naar een arbeidsgeneeskundige poli zouden kunnen. Goede arbozorg voor ook die werkenden moet worden geregeld.” zegt Kromhout.
Tinka van Vuuren
ʻSteek energie in amplitieʼ
Tinka van Vuuren is sinds 2010 als bijzonder hoogleraar Vitaliteitsmanagement verbonden aan de Open Universiteit Nederland en werkt als Senior Consultant bij Loyalis Kennis & Consult. Van Vuuren adviseert werkgevers in de overheids- en onderwijssector, zorg en bouw over personeelsbeleid. “We hebben meer aandacht voor psychosociale arbeidsbelasting. Dat is de afgelopen twintig, dertig jaar naar voren gekomen. We zijn begonnen met veiligheid, dat werd gezondheid en nu geven we steeds meer aandacht aan welzijn. Ook omdat risico’s zijn verschoven naar bijvoorbeeld pesten en werkdruk. Die staan hoog op de agenda.” “Het kan natuurlijk altijd beter. We staan meer stil bij de risico’s, maar dat alleen is nog niet voldoende. Wil je dat mensen goed functioneren en zich kunnen ontplooien moet je nadrukkelijk kijken wat energiegevers zijn. Niet alleen aandacht voor curatie en preventie, maar ook voor amplitie, dat een tijd geleden door Else Ouweneel, Pascale Le Blanc en Wilmar Schaufeli is geïntroduceerd en veel meer kijkt naar wat mensen versterkt. Je hoeft niet ziek te zijn om beter te worden is niet voor niets de titel van mijn oratie uit 2011.”
De coronatijd
“Wat mij heeft verbaasd, is dat we in staat waren om binnen een dag met zo’n grote groep thuis te werken. We hebben jarenlang geëxperimenteerd met bijvoorbeeld een dag in de week. Bij het UWV bijvoorbeeld probeerden ze het al jaren, grote aarzelingen, veel beren op de weg, maar nu was het geen probleem. Prettige bijkomstigheid was ook dat bedrijven zich inspanden om ervoor te zorgen dat er ook aandacht voor het welzijn van thuiswerkers was en dat er naar manieren werd gekeken hoe op een goede manier contact gehouden kon worden. Ook was het goed dat we inzagen hoe belangrijk het blijft elkaar te zien en te kunnen constateren hoe mensen erbij zitten.”
“We hebben meer aandacht voor hybride werken. Daarnaast zagen we ook meer erkenning voor samenwerking en contact met elkaar hebben om tot creatieve oplossingen te komen en werd het belang van interessant werk groter. Ook is er een boost geweest in onderzoek. Het verplicht thuiswerken voor een grote groep werknemers was een natuurlijk experiment. We hadden dit nooit voor elkaar kunnen krijgen voor onderzoek naar de effecten van thuiswerk.”
ʻNiet alleen aandacht voor curatie en preventie, maar ook voor het versterken van mensen’
Nieuwe risicoʼs
Zie je nieuwe of andere risico's? “Ik mocht een universiteit ondersteunen bij hun beleid over het welzijn onder studenten en medewerkers. Deze universiteit was heel alert en onderzocht ook de gevolgen van het verplicht thuiswerken. Vooral onder de jonge buitenlandse medewerkers zag je grote problemen. Post-docs en PhD’s die vereenzamen, opgesloten zaten in krappe kamertjes, niet aan bewegen toekwamen, dat zijn wel ernstige zaken.” “Ook mijn werkgever, de verzekeringsmaatschappij a.s.r., let goed op het welzijn van medewerkers met een wekelijkse e-moodmeting. Daarmee krijgen ze goed in beeld of er sprake is van te veel doorwerken, isolatie, vereenzaming. Daar moeten we wel waakzaam voor blijven. Net als het risico op een slechte werkplek thuis. Zo vraagt a.s.r. hun werknemers foto’s
Tinka van Vuuren, bijzonder hoogleraar Vitaliteitsmanagement.
te maken van hun werkplek, waardoor arbo kan adviseren hoe deze beter kan worden ingericht.”
Dilemma's
“Stel dat we qua werksituatie weer helemaal terug zouden gaan naar voor corona. Dat zou ik wel een worstcasescenario vinden. Dat we de voordelen van op afstand werken niet benutten. Laten we niet weer volledig teruggaan naar die grote kantoortuinen. Dat betekent niet dat werk op kantoor in de ban gaat, overigens. Ook tijdens de hoogtijdagen van corona konden mensen bij ons wel naar kantoor komen omdat ze bijvoorbeeld een slechte werkplek hebben of kinderen thuis hadden. En nu moet het ook mogelijk zijn omdat het goed is om elkaar te zien, om het werk leuk te houden en om goed te kunnen samenwerken. Rabobank heeft bijvoorbeeld nu bepaald dat je 40 procent van de tijd aanwezig moet zijn. Die overige 60 procent mag je elders invullen. Als je het werk maar doet uiteraard.” “We moeten veel meer kijken naar werk dat echt synchroon op kantoor moet gebeuren en wat a-synchroon elders kan plaatsvinden. Uiteraard met aandacht voor de menskant, met standaard mogelijkheden voor contact. Ik werk ook aan de Open Universiteit en was voor corona minstens een dag in de week daar. Dan weet ik wat er speelt. Je moet er wel voor waken dat een organisatie te versplinterd raakt. Dat afdeling A niet meer weet wat er op afdeling C gebeurt. Die dwarsverbanden moeten wel blijven. En aandacht ook voor de normale risico’s na-