CREDO
134e jaargang 19
nr.
134e jaargang 19
nr.
Onderbuikgevoelens zonder goede argumenten, drogredenen, of angsten als motief voor een bepaalde overtuiging: we laten ons allemaal weleens beïnvloeden door oneigenlijke redenen, ook in de kerk. In dit nummer van Confessioneel-Credo willen we daar eens kritisch naar kijken. Dat is broodnodig, want door oneigenlijke redenen raken mensen soms nodeloos beschadigd of durven we geen beslissingen te nemen die tot mogelijk wel vereiste verandering leiden.
Het eerste artikel wijdt ons in: wat zijn oneigenlijke redenen? Wim de Bruin schrijft hierover naar aanleiding van een thema dat vaak gevoelig ligt in de kerk: homosek sualiteit. Welke positie je ook kiest, goede argumenten doen er toe. Want, zoals hij schrijft, het gaat hier wel om onze medemensen die pijn worden
gedaan. Een confrontatie met pijn door oneigenlijke redenen lezen we in twee ervaringsverhalen van vrouwelijke predikanten, Gerie Stougie en Elsbeth Gruteke. Hun vrouw-zijn speelt op sommige momenten een grote rol in hun predikantschap.
In het artikel ‘In principe of uit princi pe’ schrijft Annelieke Warnar aan de
hand van een artikel van C.S. Lewis over een zuivere omgang met princi pes. Arien Treuren deelt in een column hoe heftig gesprekken over dit soort thema’s kunnen verlopen. Maar hoe voer je in de kerk het gesprek zo, dat het gaat over de juiste dingen? Albert Juffer en Wijnand Sonnenberg schre ven een waardevol artikel over de do’s and don’ts van een kerkenraad en gemeente in de omgang met heikele kwesties. Ook de moeite waard is het artikel van Sam Janse. Treffend schrijft hij hoe we vaak van conclusie naar argumentatie gaan, in plaats van andersom. Hij focust op de oneigen lijke redenen die hij tegenkomt in het gesprek over duurzaamheid en zoekt naar zijn ware beweegredenen.
Op Koningsdag zei koning Willem-Al exander dat je zonder opbouwende kritiek kan worden als Poetin “en dat wil niemand”. Zo kunnen artikelen in dit nummer confronterend zijn, maar we hopen met name opbouwend. Zodat we achter onze diepere beweegredenen komen en leren om beter met elkaar om te gaan, wanneer we ingewikkelde en soms pijnlijke gesprekken voeren. Andersom geldt dat ook wij opbou wende kritiek kunnen gebruiken. Dit nummer is een eerste proef naar een nieuwe opzet van Confessioneel-Credo.
Voor ongeveer de helft van de nummers zullen dan steeds wisselende redac tieleden verantwoordelijk zijn, zodat er in deze nummers meer samenhang kan zijn. Dit nummer over oneigenlijke redenen is een eerste poging daartoe. In deze pilotfase kunnen wij natuurlijk ook veel leren van opbouwende kritiek. We horen daarom graag zowel de goede punten als de verbeterpunten van dit nummer.
dr. Wim de Bruin en ds. Annelieke Warnar
De komende weken verschijnt Confessioneel-Credo in de zomerse driewekenfrequentie!In de Confessionele Beweging – wat dat ook precies is – wordt heel verschillend over homosek sualiteit gedacht. Deze bijdrage bedoelt noch verschillen van inzicht te marginaliseren noch de legitimiteit van zorgvuldig overwogen en onderbouwde standpunten te ontkennen. Hard nodig is echter blijvende bewustwording van de gevoelens van pijn, afwijzing en isolering die vele homo seksuele gemeenteleden en hun naasten kunnen ervaren. En al te vaak schuiven oneigenlijke redenen het wezenlijke gesprek in kerkenraden en gemeenten op de lange baan. Daarmee worden mensen op een oneigenlijke manier opzij geschoven, die onze roeping onwaardig is.
Hoe kijken christenen, kerkenraden en gemeenten binnen de ruime bandbreedte van de Confessionele Beweging aan tegen homoseksualiteit? Hoe gaat men in de praktijk met homo seksuele gemeenteleden om? Bewust van het gevaar dat elke indeling een beperking inhoudt, onderscheid ik drie benaderingen (ontleend aan het boek ‘Homoseksualiteit en Kerk’, A. Kool e.a., Boekencentrum 1995):
1. Homoseksualiteit is een creatieve variatie in de schepping Volgens deze opvatting heeft God –behalve de heteroseksuele geaardheid - ook andere vormen van seksuele gerichtheid gemaakt en bedoeld. Het is
gewoon deel van de veelkleurige schep ping. Als dit je mening is, zal het geen probleem voor je zijn als twee mannen of twee vrouwen een relatie aangaan en samenleven. In de kerk hebben zij voluit hun plek. Ze kunnen – net als een man en vrouw – een zegen over hun relatie of huwelijk ontvangen.
2. Homoseksualiteit is zonde Volgens deze benadering gaat homo seksualiteit tegen de natuur in die God heeft gemaakt. Vaak wijst men op tek sten in Leviticus 18-20 en Romeinen 1, waar (wel in heel specifieke verbanden) seks tussen twee mannen scherp wordt veroordeeld. Een kerk met deze opvat ting zal niet of nauwelijks ruimte kunnen geven voor homoseksuele stellen. Ze mogen het misschien ‘wel zijn, maar niet doen’. En zonde ga je niet zegenen, dus geen huwelijksdienst voor stellen van hetzelfde geslacht. Ook als zo’n kerk met liefde probeert homoseksuele gemeenteleden te helpen, zullen zij als single door het leven moeten gaan.
3. Homoseksualiteit is gevolg van de gebrokenheid van de schepping Volgens deze visie hoorde homosek sualiteit niet tot de oorspronkelijke schepping van God. Maar het is – zoals voor veel dingen en voor ons allemaal geldt – deel van de gebrokenheid die onze aangetaste wereld nu eenmaal kenmerkt. Het is onze taak als mensen en christenen om bij elke vorm van gebrokenheid een goede, verantwoor de weg te zoeken. Dat geldt dus ook bij alternatieve vormen van seksuele geaardheid. Bij twee volwassen mensen van hetzelfde geslacht blijkt het leven in een relatie van liefde en trouw dan vaak de beste weg te zijn. Mag je in die ‘gebrokenheid’ dan ook een zegen van God ontvangen? Daar wordt door chris
tenen en kerken nog weer verschillend op geantwoord.
Het blijft een zaak van gezamenlijke pijn dat we – terwijl we elkaar herkennen in het verlangen op recht te doen aan het gezag van de Bijbel als Gods Woord – op dit zo tere punt zo heel verschil lend kunnen uitkomen. Tegelijk is het de uitdaging en misschien ook wel de kracht van een Christus-belijdende kerk of kerkelijke organisatie, dat we elkaar rondom het kruis van onze Heer ook dan mogen en kunnen vasthouden en met elkaar in gesprek blijven.
ONEIGENLIJKE REDENEN
Maar wat nu als dit gesprek in werkelijk heid niet of niet meer wordt gevoerd? Althans niet op grond van zorgvuldige, inhoudelijke argumenten? Zonder dat er sprake is van een oprechte zoek tocht om Gods Woord voor deze tijd te verstaan? Wat als in werkelijkheid on uitgesproken gevoelens van ongemak, laksheid of onverschilligheid de achter liggende gronden blijken te vormen? Wat als in de praktijk van het kerk-zijn al te vaak onderbuikgevoelens beslis send zijn bij onze stellingnames, bij het ontbreken daarvan of bij het eindeloos laten voortslepen van discussies? Helaas… ze zijn er. En niet maar een beetje. Zullen we elkaar de spiegel maar eens voorhouden? Daar een eerlijke blik in werpen? Het is de hoog ste tijd om niet langer weg te kijken. Er zijn immers mensen in het geding. Medemensen. Broeders en zusters van hetzelfde huis van de gemeente van Jezus Christus. Een schandvlek is het wanneer zij om oneigenlijke redenen niet voluit kunnen meedelen, meevieren en meewerken in de kerk. Wat zijn deze oneigenlijke redenen? We zetten er maar eens een paar op een rij:
“Het probleem speelt niet bij ons” Wat kunnen ook christenen zichzelf bedriegen. Minimaal vijf procent van de mensen heeft een homoseksue le geaardheid. Dat is geen mening, maar een feit. Dat feit gaat ook aan een kerkelijke gemeente niet voorbij. Zoals het ook niet voorbijgaat aan de voetbalclub, waar vanwege het macho cultuurtje niemand ‘uit de kast’ durft te komen. Nu is dat op de voetbalclub al zeer bedenkelijk, maar in de kerk? Op een gemeenteavond met het gesprek sonderwerk ‘homoseksualiteit’ vroeg de inleider: “U hebt 500 leden in uw gemeente. Hoeveel homoseksuele mensen kunt u opnoemen? Het zouden er minstens 25 moeten zijn”. Het bleef stil. Waar waren ze? Allang weggejaagd? Weggekeken? Hadden ze kennelijk zelf al te goed begrepen dat er in deze kerk geen plek voor hen was, laat staan een veilige plek? De zin “Het probleem speelt niet bij ons” kan dan ook enkel worden geïnterpreteerd als aanklacht van een kerkelijke gemeente tegen zich zelf. Werk aan de winkel. Het gaat om mensen. Door God en Jezus’ geliefde mensen die aan u zijn toevertrouwd!
“We hebben al genoeg aan ons hoofd” Dat is er ook zo één. En het is nog waar ook. Kerken en hun kerkenraden hebben veel op hun borden. Al die stukken en al die beleidsvragen. Zoveel meningen, groepen met hun belangen, mensen met bijzondere gebruiksaan wijzing. Je wordt er wel eens moe van. Datgene wat het meeste rumoer geeft, moet op de agenda dan toch maar voor rang krijgen. Zo werkt dat en je kunt het nog begrijpen ook. Dat betekent niet dat het ook juist is. Als wij ons leerlin gen van onze Heer Jezus weten, mogen we leren kijken zoals Hij dat deed. Aan alle rumoer voorbij zag Hij de nood van wie het nodig had. Het werd Hem niet in dank afgenomen, maar dat hield Hem niet tegen. Zou dat zo ook ons moeten kenmerken? Nu houden - anders dan landelijke lobbybewegingen - veel indivi duele, (ook christelijke) homoseksuelen zich eerder stil dan dat ze hun stem ver heffen. In stilte ervaren ze de afwijzing. In stilte haken ze af. Zou je dat niet op de eerstvolgende kerkenraadsvergade ring willen agenderen?
“We zijn nu eenmaal een traditionele gemeente”
Hier luistert het nauw. ‘Traditioneel’ kan namelijk wel degelijk op geloofsin houd slaan. Op een opvatting over de Bijbel als Gods Woord waar goed over
is nagedacht en regelmatig opnieuw over wordt nagedacht. Dat laatste is belangrijk, de woorden ‘nu eenmaal’ klinken net te vanzelfsprekend. In vele situaties verbloemt de typering ‘tradi tioneel’ echter heel andere gedachten en gevoelens. Van onverschilligheid en ongemak tot breed voorkomende onder buikgevoelens. Cultureel-sociologisch zijn deze vaak verklaarbaar, evenzogoed moeten ze (ook) vanuit het evangelie met kracht worden verworpen. Zo maar zitten we – meestal onuitgesproken – in de sfeer van die oude baas die geen vrouwelijke dokter aan zijn lijf wil. Van die oude baas kan ik dat ergens nog hebben, van de gemeente van Christus niet.
“De gemeente kan het niet dragen” Soms kan dat zo zijn. Een gemeente vol spanning, met een grote breedte. Het staat sowieso al onder grote druk. We kunnen het te gemakkelijk zeggen. Uit gemakzucht kunnen we het zeggen. Te weinig beseffen we dat we ondertussen mensen in de kou laten staan. Moe ten die het dan maar ergens anders zoeken? Bij die buurgemeente waar ze wel een huwelijk van mensen van hetzelfde geslacht zegenen? Voelen we ons op z’n minst niet bezwaard als we de trouwlustige Janet en Evelien, die beide in onze kerkelijke gemeente zijn opgegroeid, hiervoor naar een andere gemeente verwijzen? Zonder dat we zelf de diepte van zowel de ethische vragen als het leven van Janet en Evelien heb ben gepeild?
Vrijheid van godsdienst is niet vrijblijvend Zelfonderzoek is nodig. Zijn het op rechte bijbelse geloofsargumenten die ons leiden of…? Zulk onderzoek is ook nodig in kerkelijke gemeenten waar men tot ‘halve oplossingen’ is gekomen. De lesbische Anneke mocht wel belijdenis doen en aan het Avondmaal gaan, maar ze mag geen diaken worden. Of: om ouderling te worden ziet de kerkenraad voor homoseksuele gemeenteleden geen belemmering, maar een homosek suele dominee moet toch maar niet. Juist in de kerk mogen we consistentie van elkaar vragen. Ook dus als we –zorgvuldig en inhoudelijk afgewogen – homoseksualiteit als zonde beschou wen en vervolgens regels opstellen, maar zulke regels gelden niet voor an dere gemeenteleden en hun ‘openlijke zonden’. Oneigenlijkheid en hypocrisie zijn dan dichtbij.
Een laatste overweging geldt het recht op vrijheid van godsdienst. Dat is een groot goed in onze samenleving. Het kan nodig zijn ons daarop te beroepen. Maar er is ook een vals beroep op dit recht denkbaar. Bijvoorbeeld als er geen oprechte geloofsredenen aan de orde zijn, maar oneigenlijke motieven zoals hierboven genoemd. Het al te makkelijk in de mond genomen grondrecht op godsdienstvrijheid wordt dan tot een schaamlap van een kwalijke geestelijke naaktheid van de kerk. Tijd voor ont maskering en ommekeer!
dr. Wim de BruinHet was notabene op een bijeenkomst van de Confessionele Vereniging. Ik stapte de hal van de kerk binnen om een lezing bij te wonen. Er stonden al enkele stemmig geklede heren met elkaar koffie te drinken. Bij de balie gekomen wilde ik net om koffie vragen toen de koster met een hoofdwenk zei: ‘Vluchtelingenwerk zit om de hoek!’ Wat verbluft zei ik: ‘Dat kan, maar ik hoor bij deze groep!’ Dat is tot nu toe de enige keer geweest dat ik zo direct werd beoordeeld op wie ik was in plaats van op wat ik kwam doen.
Hoe beleef je het voorganger-zijn in combinatie met je vrouw-zijn? Het is lastig om daar iets van te zeggen. De vraag alleen al zet me apart op een punt dat ik liever laat rusten: het gaat om persoonlijke ervaringen en die erva ringen raken aan mijn positiebepaling in vragen rond vrouw en ambt. Ik vraag me af hoe het voor mannelijke collega’s zou zijn om een antwoord te formuleren op de vraag hoe zij het voorganger-zijn beleven in combinatie met hun man-zijn. Denkend over een antwoord herinner ik mij de jaren waarin ik geschiedenis studeerde en werkte en er nog hele maal niet mee bezig was om predikant te worden. In en rond de kerkdiensten hoorde ik echter regelmatig wat de grote zorgen waren in de Hervormde Kerk: het Samen op Weg-proces, de vi sie op homoseksualiteit en de vrouw in het ambt. Inmiddels heb ik alweer een aantal jaren geleden gekozen voor de laatste van deze ‘bedreigingen’. Soms denk ik dat deze trits me misschien wel
meer oog heeft gegeven voor ande ren die volgens velen in de kerk geen ‘mainstreamleven’ leiden.
De keuze om predikant te worden is geen ommekeer geweest, geen wen kend ideaal dat bevochten moest worden: het is een weg die ik ga, in verwondering. Ik heb begrip voor de vra gen die mensen over mijn stap kunnen hebben omdat ik (meestal) houd van de mensen die deze vragen stellen; omdat ik God heb leren kennen in de taal die zij spreken, de psalmen die zij zingen, het leven dat zij leiden.
Lang heb ik gedacht dat mijn terughou dendheid voortkwam uit de wens om deze familieleden, vrienden en ande ren niet te kwetsen maar gaandeweg begreep ik dat ik ook zelf niet in deze keuze gekwetst wil worden. Daarom heb ik het in ontmoetingen liever over wat ons verbindt. Ik voel geen roeping om anderen te overtuigen van het bestaansrecht van mijn keuze. God gaat met ieder een eigen weg.
Ik werk nu in mijn tweede gemeente. In beide gemeenten gingen al vrouwelijke voorgangers voor; wel was ik de eerste eigen vrouwelijke predikant. Regel matig maak ik deze nieuwe situatie bespreekbaar: dan vraag ik op bezoek bij gemeenteleden of het wennen was, een vrouwelijke predikant. Iedere keer verwacht ik dat eventuele bezwaren principieel van aard zijn; maar als er al bedenkingen zijn, dan is het regel matig dit: het was hier nooit zo, u bent de eerste. Of men zegt bezorgd te zijn geweest over hoe ik zou preken; vanuit de kennelijke vooronderstelling dat een vrouwelijke voorganger altijd modern en/of vrijzinnig is. Misschien is dat een tijd zo geweest, dat weet ik niet uit eigen ervaring.
Ik vind het relevant dat mensen begin nen over de inhoud van de verkondi ging. Dat was en is ook voor mijzelf de grote vraag: waarom denk je dat je op moet staan en voor moet gaan; wat wil je verkondigen?
Voorgaan ervaar ik als een voorrecht en een verantwoordelijkheid omdat het ‘een gooi naar de ziel’¹ is. Dan is de vraag of dat door een vrouw of een man gebeurt in zekere zin secundair.
Als ik preek, profileer ik me niet als vrouwelijke voorganger maar als voorganger. Met vreugde draag ik mijn toga: het is zondag, ik mag voorgaan. De toga maakt dat de gemeente en ik niet worden afgeleid door de kleding die ik gekozen heb; mijn rol is duidelijk en de toga geeft mij de vrijmoedigheid om te zeggen wat ik denk te moeten zeggen2
De ND-enquête over seksisme in de kerk (2021) heb ik zonder al te veel herkenning ingevuld, mopperend dat
het begrip ‘seksisme’ in mijn ogen een onduidelijk omschreven vergaarbak was. Bij het gebrek aan herkenning speelt waarschijnlijk mijn late start als predikant mee en het gegeven dat ik alleen leef: ik heb gelukkig geen ervaring met foute opmerkingen over een jeugdig uiterlijk of met impertinen te vragen over de combinatie van gezin en werk en dergelijke.
Een enkele keer ben ik gevraagd om voor te gaan juist omdat ik vrouw ben: men
wil dan geleidelijk wennen aan vrouwe lijke voorgangers (“vier keer per jaar; we bouwen het voorzichtig op”) en men zoekt iemand van de eigen richting. Dat voelt dan even alsof ik iets moet komen bewijzen, mijn orthodoxie of zo. Toch vind ik het niet erg: laat de gemeente maar merken dat het Woord ons kan verbinden en dat we samen God kunnen en mogen dienen. Daar gaat het tenslotte om.
¹ Woorden van prof. dr. G.G. de Kruijf, tijdens een studiemiddag over het boek ‘Het heilige gebeurt´ (30-09-2011)
2 Enkele jaren geleden heb ik uit nieuwsgierigheid naar ervaringen van anderen een aardig boek aangeschaft: Amy P. McCullough, ‘Her Preaching Body. Conversations about Identity, Agency, and Embodiment among Contemporary Female Preachers’ (2018)
‘ALS IK PREEK, PROFILEER IK ME NIET ALS VROUWELIJKE VOORGANGER MAAR ALS VOORGANGER. MET VREUGDE
DRAAG IK MIJN TOGA: HET IS ZONDAG, IK MAG VOORGAAN. DE TOGA MAAKT DAT DE GEMEENTE EN IK NIET WORDEN AFGELEID DOOR DE KLEDING DIE IK GEKOZEN HEB; MIJN ROL IS DUIDELIJK EN DE TOGA GEEFT MIJ DE VRIJMOEDIGHEID OM TE ZEGGEN WAT IK DENK TE MOETEN ZEGGEN’
ds. Gerie Stougie, Pernis
In dit interview gaan we in gesprek met ds. Elsbeth Gruteke, predikant van de Protestantse Ge meente Zeewolde. We volgen haar levensverhaal en daarin haar ontwikkeling tot het predikantschap. Daarin wordt duidelijk waar zij tegenaan loopt als vrouwelijke predikant die wil staan in de confessioneel-orthodoxe traditie. Haar open gesprekshouding laat ons merken hoe zij dit alles beleeft. Belangrijke locaties in haar leven vertellen het verhaal.
Geboren in Wageningen (1965), groeit Elsbeth op in het Betuwse dorpje Lienden, met een hervormde kerk in de signatuur van de Gereformeerde Bond. De ouders van Elsbeth zijn niet gelovig of kerkelijk. Ze gaat naar de openbare lagere school, waar de behoudende dominee elke week godsdienstles geeft. Een wereld waar ze geen verbinding mee kan maken. Als ze 8 jaar is, gaat ze met een vriendinnetje mee naar het christelijke kinderkamp Kaleb. Er gaat een wereld voor haar open! Ze komt in contact met het kinderblad “De Goede Herder” van de stichting “In de Ruimte”. Ze maakt voor het eerst kennis met Jezus als de Goede herder. Als ze 12 jaar is vraagt ze zelf om een kinderbij bel. Het wordt de kinderbijbel van Karel Eykman.
In haar tienerjaren begint vader Gruteke zijn werkzaamheden in het ontwikke lingswerk in het Afrikaanse Mozambi que: de familie verhuist mee. Op de Engelse kostschool in Swaziland, er is geen goed middelbaar onderwijs in Mozambique, ontmoet Elsbeth gelovige docenten die actief zijn bij Campus Crusade for Christ. Zij organiseren een Bijbelkring en andere activiteiten. Elsbeth weet: “Hier wil ik bij horen!” Een bekeringsmoment, noemt zij het zelf. Ze bidt het gebed dat achter in het boekje over de vier geestelijke wetten staat. Ze ontkomt er niet aan deze ervaring te delen met haar ouders. Ze ker haar vader heeft zijn uitgesproken standpunt als niet-gelovige. De ouders houden het voorlopig op een “bevlie ging”. Ze weigeren haar verzoek om gedoopt te worden tijdens de periode dat Elsbeth, het gezin woont inmiddels weer in Nederland, meegaat met een vriendinnetje naar een Volle Evangelie Gemeente.
In 1984 gaat Elsbeth geschiedenis studeren aan de universiteit van Amster dam. Daar wordt ze lid van de christe lijke studentenvereniging Ichthus. Hier krijgt ze inzicht in de kerkelijke kaart, ze leert christenen van allerlei signatuur kennen. In de christelijke studentenwe reld ontmoet ze ook haar geliefde, Paul, lid van de Navigators. Via zijn ouders komt ze in de Baptistengemeente van Hoofddorp, met voorganger Wigle Tamboer. Daar wordt ze op haar 21ste gedoopt. Haar ouders zijn er niet bij. “Als jij je duidelijk uitspreekt naar God, spreekt God Zich duidelijk uit naar jou”. Elsbeth en Paul vinden hun weg in de Amsterdamse Oranjekerk, later in Rotter dam zijn ze lid van de Pelgrimvaderskerk en in Hilversum van de Regenboogkerk.. Als hun kinderen de basisschooltijd heb ben bereikt worden ze actief bij de CWN, de Charismatische Werkgemeenschap Nederland. Dat wordt voor Elsbeth een plaats waar haar geloof verder verdiept, er ontstaat een verlangen om steeds meer met God te leven.
Vanuit de geloofsverdieping bij de CWN groeit bij Elsbeth het verlangen om theologie te gaan studeren, naast haar werk in de journalistiek. Ze begint aan de deeltijdstudie theologie aan de PThU. Na de premaster kiest ze voor de master gemeentepredikant. Of ze ook dominee wil worden, weet ze op dat moment nog niet. Ze voelt een duidelijke roeping om te studeren of die roeping ook voor het predikantschap geldt moet ze nog ont dekken. Aan het einde van haar studie wordt ze leervicaris in Amsterdam-West, in de Jeruzalemkerk. Een spannende uitdaging in een gemeente die onbekend is met een vrouwelijke voorganger. Een vrouwelijke leervicaris vinden de meeste gemeenteleden geen probleem. Ze gaat
ook preken: “het is niet mijn verhaal, het is het verhaal van God”. Opvallend is dat ze voor het leiden van kerkdiensten, na het behalen van haar preekconsent, bijna uitsluitend gevraagd wordt door ge meenten in het midden van de kerk. Een plek waar ze theologisch minder goed past. Met het leervicariaat groeit de roeping om ook zelf predikant te worden en de overtuiging dat God haar daartoe roept. De Jeruzalemkerk van Amsterdam komt, na haar afstuderen en beroepbaar worden, weer in beeld. Dit keer met de tijdelijke functie als predikant, naast de wijkpredikant. Als de wijkpredikant ver trekt, is er de mogelijkheid dat Elsbeth deze vacature vervult. De kerkenraad vraagt Elsbeth dat te overwegen, maar trekt die vraag weer in als blijkt dat een klein deel van de gemeente geen vrouwelijke predikant wil. Dat is een pijnlijke ervaring; afgewezen worden als herder en leraar vanwege je vrouw-zijn. Er ontstaat bij Elsbeth geen twijfel aan haar roeping als predikant.
Elsbeth wordt weer beroepbaar Ze wordt beroepen als predikant in de Protestant se Gemeente van Zeewolde. Een grote gemeente, met een breed palet aan geloofsovertuigingen. Vrijzinnige ge meenteleden hebben soms moeite met haar verkondiging, maar haar pastorale contacten maken deze afstand overbrug baar. Theologisch voelt Elsbeth zich er niet altijd thuis. Haar verlangen naar ge loofsverdieping wordt niet breed gedeeld. De jongere gemeenteleden zijn nog het meest geïnteresseerd in het leven in relatie met God. Het sterk organisato risch kerkelijk denken staat wat verder af van het persoonlijke en bevindelijke geloofsleven. Dat laatste is een gemis voor Elsbeth. Bij het maken van het beleidsplan komt dit gegeven ook weer in beeld. Zij trekt de conclusie dat ze niet
in dit proces past. Daarnaast is er ook het gegeven dat ze, nadat ze op haar vijftigste predikant werd, het verlangen heeft om meerdere gemeenten te mogen dienen. Daarom is Elsbeth nu onderweg naar de confessionele-evangelische Kruiskerk in Huizen, in juni wordt zij aan die gemeente verbonden. Een gemeente waar het verlangen naar verdieping tij dens het beroepingsproces heel duidelijk is uitgesproken. Elsbeth denkt dat zij daar zal vinden waar ze naar op zoek is. Een vrouwelijke predikant in een confes sionele gemeente! Bovendien is zij vanaf mei voorzitter van de Charismatische Werkgemeenschap Nederland, de eerste vrouw die die functie zal vervullen. Ook in de weg naar een nieuwe gemeente liep Elsbeth op tegen vacante gemeentes, die qua identiteit goed bij haar zouden passen maar die niet openstaan voor een vrouwelijke predikant.
Elsbeth betreurt het dat een aantal vrouwelijke predikanten niet aan het werk komt in de confessionele hoek van de PKN, waar zij juist op hun plek zouden zijn. Ze wil niet de barricaden op, maar vindt wel dat op deze manier afbreuk wordt gedaan aan de roeping van vrouwen. Een advies van Elsbeth, als de gemeente moeite heeft met een vrouwelijke predikant: openheid van beide kanten en vooral de tijd nemen. Overdenken hoe Jezus met vrouwen omgaat en hoeveel zij betekenen. Het lijkt haar verstandig om ook eens te gaan luisteren naar een vrouwelijke pre dikant. God roept ook vrouwen tot het ambt! Zoals die mevrouw, uit de Gere formeerde Gemeente, zij hoorde Elsbeth preken in de huwelijksdienst van haar kleindochter en zei na de dienst: “Een vrouw kan het dus ook!” ds. Dirk van Duijvenbode
EEN ADVIES VAN ELSBETH, ALS DE GEMEENTE MOEITE HEEFT MET EEN VROUWELIJKE PREDIKANT: OPENHEID VAN BEIDE KANTEN EN VOORAL DE TIJD NEMEN. OVERDENKEN HOE JEZUS MET VROUWEN OMGAAT EN HOEVEEL ZIJ BETEKENEN. HET LIJKT HAAR VERSTANDIG OM OOK EENS TE GAAN LUISTEREN NAAR EEN VROUWELIJKE PREDIKANT. GOD ROEPT OOK VROUWEN TOT HET AMBT!Onlangs zag ik de volgende kop in de nieuwsberichten verschijnen: “Man (80) steelt voor 17,75 euro aan kaas en ham uit supermarkt: ‘Kom moeilijk rond van AOW’tje.’” In principe ben ik tegen diefstal. En tot voor kort zou ik waarschijnlijk zelfs gezegd hebben dat ik uit principe tegen stelen ben. Het is één van de tien geboden en ook wie niet christelijk is, is over het algemeen overtuigd van de waarde van dit gebod. Het lijkt zo duidelijk: je blijft met je handen af van de dingen die niet van jou zijn. Maar een korte kennismaking met het gedachtegoed van bisschop Muskens en een artikel van C.S. Lewis zetten mij aan het denken. Ik ben toch minder principieel in mijn standpunt dan ik eerder dacht.
Dit nummer van Confessioneel-Credo staat in het teken van oneigenlijke redenen. Wanneer thema’s gevoelige snaren raken, zijn we snel geneigd om behoorlijk principieel te worden, om zó overtuigd te zijn van ons eigen gelijk dat we daarmee de ander of de anderen in het verdomhoekje plaatsen. “Want vanuit míjn principes kan ik dit nóóit accepteren.” Maar hoe principieel zijn we nu eigenlijk en is het wel terecht om zo principieel te zijn?
Eerst nog even terug naar het the ma diefstal. In de podcast ‘Moderne Profeten’ van de Evangelische Omroep bespreekt Kees van Ekris in de vijfde aflevering bisschop Tiny Muskens. De podcast begint met één van zijn meest controversiële uitspraken, die door een krant werd opgepikt als: “Bisschop praat stelen goed”. Hoewel deze kop wel heel kort door de bocht was, had Muskens inderdaad over armoede en diefstal gesproken: “als je zo arm bent, dat je niet meer kunt leven, mag je bij de bakker een brood uit de winkel weg halen.” Geen pleidooi voor diefstal dus, maar wel begrip en zelfs meer: als wij in ons rijke land nog steeds mensen in armoede honger laten lijden, dan is het hun goed recht om andere manieren te vinden om aan voedsel te komen. Om weer even terug te komen op mijn principes: in principe ben ik nog steeds tegen diefstal. Maar uit principe vind ik dat mensen geen honger zouden moe ten lijden. Wanneer de rijken nog steeds rijker worden, de armen niet meer in staat zijn hun honger te stillen en we als maatschappij hier niet voldoende middelen tegenover zetten, voel ik wel met Muskens mee. De feiten, de om standigheden waarin iemand verkeert,
doen ertoe. En hoewel ik diefstal nog altijd niet goed zal praten, vraag ik me wel af waar het kwaad precies zit in deze situatie. Zit dat in de diefstal, in de groeiende kloof tussen arm en rijk, in het feit dat er mensen zijn die in onze maatschappij tussen wal en schip val len en daadwerkelijk honger lijden...? Ik ben dus in elk geval minder principieel dan ik dacht als het om diefstal gaat. Dat roept de vraag op: hoe principieel zijn mijn andere principes dan?
In 1940 schreef C.S. Lewis een essay ‘Waarom ik geen pacifist ben’¹. In dit es say heeft Lewis het niet over principes, maar wel over het geweten. En dan met name gericht op de vraag of je je moet mengen in een oorlog, of je mee moet gaan strijden wanneer je opgeroepen wordt tot dienstplicht, of dat je vanwege een pacifistische denkwijze op basis van gewetensbezwaren je aan de oorlog kunt onttrekken.
Je geweten dient altijd gehoorzaamd te worden, schrijft Lewis. Tenminste, wanneer je geweten in de betekenis ziet als “de door de mens ervaren pressie op zijn wil om datgene te doen wat hij denkt dat goed is”. Maar geweten wordt ook vaak in een andere betekenis ge bruikt: het oordeel van een mens over de inhoud van goed en kwaad. En daar kun je je in vergissen. In dat oordeel blijken feiten en omstandigheden er ook toe te doen, zoals in het voorbeeld van de diefstal. Het oordeel is meestal een gevolg van een afgeleide conclusie of specifieke toepassing daarvan, en niet de morele intuïtie zelf. Of zoals Lewis het zegt: “Het geweten in de eerste betekenis: dat wat ons ertoe beweegt het goede te doen, heeft absoluut gezag, maar het geweten in de tweede
betekenis: ons oordeel over wat goed is, is een mengeling van onbetwistbare intuïties en hoogstbetwistbare manieren van redeneren of van onderwerping aan gezag; en uitsluitend datgene moet als intuïtie worden aangemerkt waarover nooit een goed mens ook maar in de verte getwijfeld heeft.”
Vooral de laatste zin lijkt me relevant wanneer wij onze principes onder de loep nemen: uitsluitend datgene moet als intuïtie (wat tot absoluut moreel gezag mag leiden – AW) worden aangemerkt waarover nooit een goed mens ook maar in de verte getwijfeld heeft. De intuïties die Lewis op het oog heeft, zijn bijvoor beeld de ultieme voorkeur voor liefde boven haat, voor geluk boven ellende, voor harmonie boven onenigheid, enz. Over al het andere kan gediscussi eerd worden. Wat dit betekent voor je doen en laten, dat is te betwisten: dat zijn slechts afgeleiden van deze intuïties. En daar spelen altijd om standigheden, voorkeuren en soms ook angsten een rol in.
Een voorbeeld: onze intuïtie is dat leven de voorkeur heeft boven dood. Maar de overtuiging dat abortus onder alle omstandigheden verkeerd is, is een afgeleide conclusie daarvan. Want wanneer door de zwangerschap het leven van moeder en ongeboren kind gevaar loopt, wat is dan de keuze voor het leven?
In heikele kwesties, of die nu in de kerk spelen of in de maatschappij, zijn we geneigd onze hakken in het zand te zetten. Om onze principes bovenaan te zetten. Maar bij thema’s als homosek sualiteit, vrouw in het ambt, abortus en talloze andere gevoelige onderwerpen, spelen altijd de afgeleide conclusies een grote rol. En vaak is de discussie
veel minder zwart-wit dan we geneigd zijn hem te maken. Maar dan moeten we wel bereid zijn om verder te kijken dan onze principes. Dan moeten we bereid zijn om ons in de situatie en de omstandigheden te verdiepen. En vooral moeten we bereid zijn om kritisch te kijken naar de wijze waarop we tot onze principes zijn gekomen en of die wel echt zo principieel zijn, zoals we het doen voorkomen. Want of we in principe of uit principe voor iets kiezen, maakt een wezenlijk verschil.
ds. Annelieke Warnar¹ C.S. Lewis, De Tijdloze Kern en andere essays, 1940-1963, vertaling: Arend Smilde, 2016.
Hoe breng je gevoelige thema’s als de vrouw in het ambt en homoseksualiteit ter sprake? Omdat die onderwerpen in de gemeenten die ondergetekenden dienden op de agenda stonden, hebben we op verzoek van de redactie een paar leermomenten op een rijtje gezet.
Wat de toon van het gesprek zet, is het besef dat het om mensen gaat en om hun plek in de gemeente. Wat de uitkomst ook is, dat moet beraad en beleid kenmerken.
Wat is de aanleiding?
Het is van belang met elkaar vast te stellen waarom dit thema op de agenda staat. Wat is de aanleiding om erover in gesprek te gaan? Dat kan de actualiteit zijn, zoals enige tijd geleden homosek sualiteit nadrukkelijk aan de orde kwam
nav. de Nashville-verklaring (2017). De kerkenraad kan besluiten bij wijze van toerusting het in de gemeente aan de orde te stellen, wellicht ook om voorbe reid te zijn als de vraag uit de gemeente opkomt.
Als dat de aanleiding is en het dus een gemeentelid persoonlijk betreft die een kerkenraadslid vanwege zijn of haar homoseksuele geaardheid om raad heeft gevraagd, dan dient dat geheim gehouden te worden. Ook als dat van het betreffende gemeentelid niet hoeft, zou dat hem of haar toch voorgesteld
moeten worden. Het gesprek in kerken raad en in gemeente moet niet over een persoon gaan, maar dient algemeen gehouden te worden.
Inventariseer om te beginnen wat er leeft m.b.t. het onderwerp
De tweede stap is een inventarisatie van wat er in kerkenraad en gemeente leeft met betrekking tot het onderwerp. Ieder krijgt de gelegenheid zijn mening kenbaar te maken en toe te lichten. Daarover wordt nog niet van gedachten gewisseld. Er wordt een verslag van ge maakt dat de volgende vergadering aan de orde komt. Eerste vraag is dan of iedereen er zich in herkent. Het gaat er eerst om dat duidelijk wat het startpunt is. Wat de gemeente betreft, zie hieron der Het gesprek in de gemeente.
Een belangrijk punt: denk in termen van een proces. Dat geldt voor de kerkenraad in de eerste plaats. Om de gemeente van dienst te kunnen zijn, is er toerusting nodig. Als uit de boven genoemde inventarisatie duidelijk is hoe de kaarten geschud zijn, kunnen er afspraken gemaakt worden over ver dere bezinning. De kerkenraad hoeft het niet tot in detail eens te zijn. Er moet wel voldoende grond zijn om het onderwerp in de gemeente ter sprake te brengen.
Wat bedoeld wordt met de vrouw in het ambt behoeft geen toelichting. Dat is voor homoseksualiteit anders. In de ge schiedenis (en hier en daar nog steeds) is het opgevat als een ziekte. Anderen zien het als een keus. Voor de meeste mensen is het een geaardheid. Het maakt nogal een verschil welke mening de respectievelijke kerkenraadsleden zijn toegedaan. Het is van groot belang dat goed door te spreken. Het leidt tot een beter begrip voor elkaars standpun ten en het bepaalt vooral ook de lezing van de betreffende Bijbelgedeelten en de uiteindelijke beleidskeuzen.
Het beroep op de Schrift
Bij de inventarisatie zullen er verwijzin gen zijn naar Bijbelgedeelten. Het is van belang om ook die te noteren. Uitein delijk zal in de bestudering daarvan de onderbouwing van het beleid liggen. Ze dienen dus in de kerkenraad ter sprake te komen.
Het gesprek in de kerkenraad
Het is niet waarschijnlijk dat het meteen koekoek één zang is. De inventarisatie zal een verscheidenheid aan interpre taties te zien geven. Om het gesprek daarover te structureren kan het mo deramen die verscheidenheid benoe men. Een voorbeeld:
Uit de inventarisatie van de meningen over homoseksualiteit blijkt o.a. dat Gen. 19 een belangrijke rol speelt. Er wordt verschillend over gedacht. Welke interpretatie spreekt u aan?
De mannen van Sodom willen seksueel verkeer met de twee mannen die bij Lot te gast zijn. God vaagt daarom de stad van de aardbodem. Dat is een radicale veroordeling van hun gedrag. Conclusie: dit Bijbelgedeelte vraagt om een beslis te afwijzing van homoseksualiteit.
Het gaat om de schending van het gastrecht, de veiligheid van de vreemde ling. Door de gewelddadige verkrachting zouden Lots gasten in de rol van de destijds onmondige vrouw gedwongen worden.
Conclusie: Gen. 19 wil respect voor de menswaardigheid van de vreemdeling in ons midden.
Het is voor ons onvoorstelbaar dat Lot zijn dochters aanbiedt om zijn gasten te beschermen. Zijn gasten, boden van God, komen tussenbeide.
Conclusie: dit verhaal bekritiseert sek sueel geweld en gedwongen prostitutie van kwetsbare vrouwen.
Het gesprek in de gemeente Wil je als kerkenraad tot beleid komen met betrekking tot deze gevoelige onderwerpen, dan is een absolute voorwaarde draagvlak in de gemeente. Ook hier geldt: denk in termen van een
proces. Draagvlak creëer je niet met één gemeenteavond. Mozes liep niet harder door de woestijn dan de sloom ste Jood.
Het gesprek in de gemeente kan daar mee beginnen. Op zo’n eerste avond zou net als in de kerkenraad geïnventa riseerd moeten worden wat er leeft met betrekking tot het onderwerp. Dat kan eventueel ook op huiskamergesprek ken. Van belang is dat alle gemeente leden zich gehoord weten. Zo krijgt de kerkenraad er een goed beeld van hoe de kudde gelegerd is.
Introduceer het proces, bijvoorbeeld in het kerkblad
Een zorgvuldige introductie van het hele proces is eveneens van belang. Benoem stap voor stap hoe het onder werp ter sprake gebracht wordt. Op een tweede kan de kerkenraad er verslag van doen hoe er in de gemeente over gedacht wordt. Getoetst wordt dan of iedereen zich recht gedaan voelt. Op de eerstvolgende kerkenraadsvergadering
wordt het proces tot dan toe geëvalu eerd en worden naar aanleiding daarvan de volgende stappen vastgesteld.
Om tot een beleidsbeslissing te komen is als gezegd de cruciale kwestie het draagvlak. Om dat vast te stellen, moeten de motieven voor of tegen naar de gemeente toe duidelijk benoemd worden. Van zowel de vrouw in het ambt als van homoseksualiteit geldt dat het voor een gemeente identiteitsbepa lende thema’s kunnen zijn. Als dat het geval is, dan dient zorgvuldig gewogen te worden hoe zwaar dat mag wegen. Het is een kwestie van integriteit om daar attent op te zijn en dat eerlijk te bespreken. Kerkpolitieke motieven kunnen, ook verholen, een rol spelen. Nogmaals, een besluit in deze kwesties vraagt om pastorale rekenschap. Tenslotte, goede moed! Binnenkort is het Pinksteren.
Wijnand Sonnenberg en Albert JufferAls aankomend dominee die stage ging lopen in de kerk (‘leervicari aat’) ontdekte ik dat het argumenterend redeneren dat ik in het academisch milieu gewend was, in het pastoraat meestal geen effect had. Mensen haal den de schouders op, herhaalden wat ze al gezegd hadden vóór mijn argumen tatie, of hulden zich in een diep stilzwij gen, misschien wel onder de indruk van zo veel spitsvondigheid en geleerdheid, maar niet innerlijk overtuigd. De tweede ontdekking deed ik op kerkenraadsver gaderingen (kan elders trouwens ook) en lag in het verlengde van de eerste. Mensen redeneren ogenschijnlijk van argument naar conclusie, maar in wer kelijkheid loopt het proces de andere kant op: van conclusie naar argument. Met andere woorden: de conclusie, het punt waar ze uit willen komen, staat al vast, ze moeten er alleen nog argumen ten bij zoeken die de ander kunnen overtuigen en de beleidsvorming in de gewenste richting stuwen. Ik beschuldig niemand daar in het bijzonder van, want ik denk dat we ons er allemaal schuldig aan maken, hoewel de een het bonter maakt dan de ander. Of misschien is de een er slimmer in om zijn weg van conclusie naar argument te verkopen als een pad in de omgekeerde richting. Het betekent dat een mens wel een redelijk wezen is, maar dat zijn be slissingen doorgaans vanuit het hart genomen worden. Anders gezegd: je bent door aanleg, ouders, opvoeding, onderwijs, vrienden, kerkelijke gemeen te, levenspartner, kinderen en nog veel meer op een bepaalde manier gegroeid. Dat heeft je karakter gevormd en ook je overtuigingen en meningen bepaald. Dat zijn de jaarringen van je leven. Dat is je levenshuis. Anders gaan denken betekent dus een forse verbouwing van dat huis. Het kan betekenen dat je an ders gaat denken dan je moeder deed, een vrouw van wie je veel hield en voor wie je groot respect had. Dat is nog al wat. Dat doe je niet zo gauw. Maar een volwassen mens in de eenentwintigste eeuw weet dat hij niet moet aankomen met het argument dat zijn moeder dat niet goed had gevonden. Je bedenkt dus iets dat beter valt en geloofwaardi ger is voor de ander.
Ik pas het toe op de vragen van duur zaamheid en milieu, want daar speelt precies hetzelfde. Je vader is slager geweest. Kun je dan wel kiezen voor vegetarisch eten? Of: je bent altijd fel anti-links geweest. Kun je dan erkennen
dat mensen uit die hoek de milieupro blemen eerder en beter zagen dan de anderen? Een reden is dus nog geen argument en een argument is nog geen reden. Beter nog kan ik het woord ‘beweegreden’ gebruiken. Dat drukt precies uit wat ik bedoel. De beweegre den kan zijn: respect voor je vader die heel zijn leven hard en eerlijk gewerkt heeft als slager. Intussen gebruik je het argument dat promotie van vegetarisch eten veel banen in de vleessector kost. Argumenten genoeg. Wie slim is kan ze bedenken, maken, verzinnen. Journa listen van de Telegraaf zijn er goed in. Het genoemde argument uit de vlees sector kwam ik er tegen. Er mooier nog: je kunt wel protesteren tegen al die peuken op straat, maar weet je wel dat vogels die hun nesten daarmee bouwen, door de nicotine minder last hebben van parasieten? Enzoverder enzovoort. Zelfs argumenten die je zelf niet overtuigend vindt, kunnen wellicht de andersdenkende ander overtuigen.
DE WEG VAN EERLIJKHEID GAAN Wat betekent dit voor het pastorale gesprek? Dit: overdonderen is nog geen overtuigen. Natuurlijk mogen er argu menten klinken, maar laat de pastor beseffen dat achter de argumenten van de ander een heel leven ligt. Soms diep verscholen. Een leven met jarenlange ervaringen, diepe verbondenheden, gro te belangen, diepgewortelde sympathie en, hevige antipathieën, en ingegroeide gewoonten. Zoek hem, zoek haar daar op. Probeer te begrijpen waarom ie mand zo voor of tegen iets is.
Binnen de gemeente treden we dan met al die overwegingen in de lichtkring van het evangelie. Voor het aangezicht van God: ‘Wat mij ten diepste houdt bewogen, ’t ligt alles open voor uw ogen’ (Ps. 139:1 ber.). Dat helpt. God kent ons. Ik kan mijn beweegredenen voor Hem niet verbergen, maar ik hoef ze voor Hem ook niet te verbergen. Hij kent mij, Hij aanvaardt mij, Hij draagt mij. En dan hebben we ook het gesprek met de ander nodig. Liefst in een setting waarin ik mij veilig voel. Waarin ik niet hoef te schermen met mijn argumenten, maar kan delen wat mij drijft. Dan ko men de goede argumenten waarschijn lijk wel op het goede moment en op de goede plek.
Hoe voeren we binnen de christelijke gemeente het gesprek over geloof en duurzaamheid? Deel met elkaar je diepste angst en je diepste hoop. Dat verbindt. Ik denk dat er weinigen zijn binnen de kerk (dat deel van de samenleving ken ik het beste) die niet bang zijn dat het met deze planeet de verkeerde kant opgaat. Praat daarover met elkaar. Er zijn volgens mij ook maar weinig mensen die ontkennen dat er iets veranderen moet in ons consump tiegedrag. Maar er zijn er wel velen die het moeilijk vinden om daadwerkelijk hun leven te veranderen. Dat is ons dode punt. Hoe komen we van inzicht tot levensverandering? Daar hebben we elkaar voor nodig. Om onze verle genheid te delen, om gezamenlijk ons tekort (of liever: ons teveel) te erkennen en dan ook samen te zoeken naar de weg die Jezus Christus ons wijst. En dan ook niet te ontkennen dat op die weg woorden als zelfverloochening en offer vallen. Dat God op deze weg bekering, omkeer, verandering van ons vraagt.
Wat betekent het voor mijzelf? Dit: de weg van de eerlijkheid gaan. Zoeken in de stilte van mijn hart of mijn argumen ten en mijn beweegredenen sporen. Hoe meer dat het geval is, hoe authentieker word ik en kom ik over. Wat is daarvoor nodig? De stilte, de rust. Even weg uit de hectiek van de dingen en de woorden. De retraite kan helpen om naar binnen te kijken. Wat beweegt mij ten diepste?
In dit proces kunnen ook nog onge lukken gebeuren. Een boer die in een gemeenteberaad hierover meepraat staat er anders in dan een medewerker van de vegetarische winkel. Bij beiden gaat het om het dagelijks brood. Het helpt waarschijnlijk al als we de ander kunnen laten uitspreken en als we de zorgen van de ander willen delen. Als ik het eenvoudig samenvat zeg ik (allereerst tegen mezelf): argumenteer minder tegenover elkaar, deel meer met elkaar!
Sam Janse, emeritus predikant te Ameide‘EVEN WEG UIT DE HECTIEK VAN DE DINGEN EN DE WOORDEN. DE RETRAITE KAN HELPEN OM NAAR BINNEN TE KIJKEN. WAT BEWEEGT MIJ TEN DIEPSTE?’
“Wat vindt u van zo’n speldje? De dominee droeg het op zijn zwarte toga, zodat ieder het duidelijk kon zien. Een regenboog speldje. Dat noem ik provoceren.” Een gemeentelid wilde me erover spreken en hij had nog meer. “Dat nummer van Kont ekstueel dat u me hebt gegeven over homosekualiteit vind ik treurig. Al die artikelen proberen wat er in de Bijbel staat te relativeren. Nee, erger nog: in het tegenovergestelde te veranderen. Dat noem ik geen uitleg maar inlegkunde”.
Ik zei: “Kerkgebouwen met regenboogvlaggen en dominees met speldjes vind ik ook niks. We hoeven geen statements te maken. Zo heb ik de damp in die Groene Kerk logo’s. Ik stem zo groen mogelijk, maar we hoeven onszelf bij niemand aan te prijzen. Meer en beter dan het Evangelie verkondigen kunnen we niet. Dat met Kontekstueel…” Hij onderbrak me: ‘Daar kan ik me volledig in vinden. U zegt het goed: we hebben niets beters dan het Woord. Onze men selijke zwakheden en zonden zijn er om te overwinnen of tegen te strijden. We zijn veel te toegeeflijk en bang. Je zegt tegen iemand die de onbedaarlijke neiging heeft te stelen of drinken toch niet: ga gerust je gang? En wat dacht u van iets als pedofilie?
“Nou, zei ik, worstelend met de heftigheid van de discussie, door te stelen of seks te hebben met een tiener of kind doe je iemand kwaad. Maar wanneer..” “Zo is het ook”, nam hij het woord over, “als twee mensen van het gelijke geslacht samenle ven. Die schade zie je misschien niet, het lijkt allemaal goed en aardig, huiselijk en gewoon, maar ze is er wel in het oog van God. Geloven we nog wel in God?”
“Ik geloof in God en ik zoek zijn wil. Maar durft u serieus te zeggen: Joh, wat jij wilt kan echt niet, zelfs wat je voelt is hardstik ke fout. Je hebt in onthouding te leven. Je zult de kracht krijgen om je kruis te dragen!’ Ik vind dat ik zoiets niet kan maken. Dan overspeel ik mijn hand. Ik weet dan niet wat ik zeg. U bent boos op dominees die de Schrift verdraaien. Maar kunt u zich voorstellen dat je er ook gefrusteerd en woedend van kunt worden, als je in je seksualiteit, je hele manier van doen en laten wordt afgewezen? Want het is boos en zondig wat jij verlangt. Zoiets kan dodelijk zijn, een machteloze haat oproepen. De genade en vrede die Jezus Christus brengt, bevrijdt en helpt jezelf te aanvaarden. Net als u kom ik uit een orthodox-gereformeerd nest. Daar ben ik dankbaar voor, maar in dit opzicht ben ik veranderd.”
“Het spijt me diep dat we elkaar hierin niet kunnen vinden”, zei mijn gemeentelid. “U neemt met dit uit te dragen een groot risico. We moeten maar proberen met dit verschil van inzicht te leven”.
Arien TreurenHet bestuur van de Stichting tot Verspreiding van de Confessionele Beginselen is verantwoordelijk voor het verschijnen van het blad Confessioneel–Credo. Voorzitter van de stichting is dr. Jan Dirk Wassenaar.
Het algemene e-mailadres voor het aanleveren van kopij is: redactieconfessioneel@gmail.com of dirkvanduijvenbode1965@gmail.com
Eenmalig voor het komende nummer: dsvandalen@gmail.com
HOOFDREDACTEUR ds. Wim Scheltens
EINDREDACTEUR ds. Dirk van Duijvenbode Koning Willem III weg 16 C 3151 HJ Hoek van Holland Tel. 06 20628184
Wereldwijd: ds. Hans van Dalen Geloof: ds. Arien Treuren
Theologie: dr. Wim de Bruin Vertel het maar: ds. Dick Westerneng Kerk: dr. Jan Dirk Wassenaar Samenleving: dr. Jacques Schenderling Gemeentewerk: ds. Roberto Buijs Cultuur: ds. Annelieke Warnar en ds. Robert-Jan van Amstel Studentenbijdrage: Mart Jan Luteyn Themanummers: ds. Robert-Jan van Amstel, ds. Diemer de Jong, dr. Peter Verbaan, ds. Dick Westerneng, ds. Wim Scheltens Varia, persberichten en eindredactie: ds. Dirk van Duijvenbode Vaste medewerkers: dr. Wim de Bruin, drs. Fred Cupido dr. Wim de Ruyter, dr. Peter Verbaan
UITGEVER, ABONNEMENTEN EN BEZORGING BDUvakmedia Postbus 67 3770 AB Barneveld tel. 0342- 494911 – fax 0432-494299 abonneeservice@bdu.nl
tel. 06-54274244
CBB, Ermelo: tel. 0341 565
klantenservice@cbb.nl
Als het buiten leuk is, blijf je niet binnen. Daarom helpt Jantje Beton kinderen om hun eigen buurt weer leuk te maken. Want buitenspelen is essentieel voor de gezonde ontwikkeling van een kind. Help ook mee! Kijk op www.jantjebeton.nl.
Haal het kind naar buiten!