8 minute read

ALLES GOED EN WEL DS. KEIMPE DIJK

THEMA: ‘WIE IS JEZUS VOOR ONS?’

ALLES GOED EN WEL

Met een knipoog naar de Britse auteur Chesterton zou je kunnen zeggen dat alles van God oneindig groot is als de omtrek van een cirkel, maar dan ineens klein geworden, een punt zo klein, maar wel middelpunt, brandpunt zelfs met een geweldige uitstraling. Voortaan zal van onderop geloofd en gedacht moeten worden, vanuit de werkelijkheid van de kribbe, de speldenknop in de hooiberg van het Romeinse Rijk. God speelt over de band. Bij een kind in doeken gewikkeld, maar dat gaandeweg zich zal gaan ontwikkelen totdat op de Paasmorgen de doeken opgerold blijken. Het heil is dan uit de doeken gedaan.

Het is me toch een verhaal, dat van Lucas 2. Palestina is bezet gebied onder een keizer die gebiedt, die zijn rijk ingeschreven, geregistreerd wil hebben. En dan denk je: hoe moet het nu verder met die inschrijving? Daarop valt immers de schijnwerper. Maar dan wordt ineens een détail naar voren gehaald: het licht valt op een jong stel. Zij is zwanger. Het verhaal houdt bij wijze van spreken ineens de adem in. Wat geschiedt is per slot van rekening een inschrijving dat er een kind geboren wordt. Heel actueel ergens, het is een vluchtelingenkind. Vooral gelet op het vervolg van het verhaal. Maar eerst is er nog iets anders. Het lijkt wel nieuwjaar; iets als een groot vuurwerk; hemelse tongen als van vuur. Van boven gaat het over wat beneden geschied is, met de betekenis ervan. De engelenzang, wat je je er verder ook bij moet voorstellen, het gaat om de inhoud ervan, door de ten onrechte vergeten dichter Coert Poort ooit in het magistrale gedicht ‘In die dagen’ samengevat met de woorden ‘Alles goed en wel’. In het teken van de eer van God getuigen de engelen van vrede op aarde en van welbehagen. Vrede? Sjaloom, dat is veelmeer omvattend dan vrede, het mikt op heil in de volste zin van het woord. Let wel: er is sprake van een teken, maar dat betreft niet die engelen, maar het kind in de kribbe.

GRONDTOON EN BOVENTOON

Welbehagen! En dat in een wereld vol onbehagen. Inschrijving, keizerlijke bevelen, mensen die op weg moeten, zwanger of niet, op weg. En dan blijkt er ook nog geen plaats te zijn; het lijkt Ter Apel wel. Hoe actueel allemaal. Dat is de grondtoon. Maar er is een boventoon, een boventoon van ’alles goed en wel’. Dat zeggen we vaak: alles goed en wel, vervolgd door: máár…. Je kunt wel vol welbehagen zitten, maar er is toch ook het niet uit te vlakken onbehagen. Als je zo redeneert, ga je uit van onderop. Maar van bovenaf valt er ineens ander licht op het onder, op het beneden. Met het oog op het kind in de kribbe moet je voortaan zeggen: er is veel ellende, máár: alles goed en wel!!! Of zingen de engelen over onze hoofden heen? Bij de herders was dat niet het geval. Zij reppen zich naar Bethlehem en zingen voorts nu zelf het engelenlied; ze loofden God. Hun leven werd loven en hun denken danken. ’Vertrouw op ‘s Heren welbehagen / Hij doet weldra de morgen dagen’. De boventoon is op de grond, de basis, aangeslagen. Hoe basaal dit alles.

ZUIVER GELUK HEBBEN

Toen ik met een niet-kerkse vriendin een kerstnachtdienst meemaakte, riep ze tijdens het lied vanwege de vele herhalingen in dat lied ineens uit: ‘Maar houd dat dan nooit op?’ Er zijn inderdaad veel mooiere kerstliederen. Neem maar het ‘Hoort de engelen zingen de eer’ enz. Maar er is nog een lied, een adventslied, ‘Hoe zal ik U ontvangen’ dat ik nog mooier vind, vooral vanwege de slotwoorden:

‘Gij, die de last der volken, / hun plagen duizendvoud / wat niemand kan vertolken / in liefde omsloten houdt.’

Dat is zo onvoorstelbaar mooi. Onbegrijpelijk dat in het nieuwste liedboek die regels gemoderniseerd moesten

Beeld: Pixabay

BOEKRECENSIE

worden, Liederlijk gewoon. Want in die oude regels klopt het hart van Kerst. Let wel, er is de onvoorstelbare ellende, direct al met de kindermoord van Bethlehem. ook nu, met geen pen te beschrijven, wat niemand kan vertolken, ten hemel schreiend, liefdeloosheid alom, neem de vluchtelingenellende maar, de oorlog in Oekraïne, krankzinnig allemaal. Maar toch ergens, ergens omsloten door liefde. Er is veel onbehagen, maar: alles goed en wel. Niet altijd direct beleefbaar, maar wel als belofte. Het kind is in de kribbe gelegd om een nieuwe hoop te wekken. Want geloven is per slot geloven in Goddelijk beloven. In liefde omsloten. Daar gaat het ook om in Johannes 3:16: ‘Alzo lief heeft God de wereld gehad’ dat uitloopt op ‘eeuwig leven’ ontvangen. Verheven taal. Op een gegeven moment vraagt iemand aan Jezus wat hij moet doen om het eeuwig leven te krijgen. Jezus antwoordt dan met te wijzen op de grote geboden van de liefde. Maar eigenlijk vraagt die man: wat moet ik doen om echt gelukkig te worden. Zo moet je dat vertalen. En wat maakt gelukkiger dan wanneer je anderen geluk kunt maken? Coert Poort: ‘...en zo geschiedde het in die dagen en wij noemden het “zuiver geluk hebben”’. Leven in overvloed, heet dat in Johannes 10:10. Leven in de Geest, daar gaat het dus om.

MAGNETISME

Wat was het nu dat Jezus zo aantrekkelijk maakte? Direct komt al tot uiting dat hij iets magnetisch over zich had; herders melden zich, wijzen uit het Oosten. En later die vissers die hun schepen achter zich verbranden zeg maar en ‘terstond’ Jezus volgen. Helaas werkt het magnetisme ook in het kwaad: nogmaals, neem die kindermoord, Rachel weent om haar kinderen en weigert zich te laten troosten. Citaat uit Jeremia 31. Maar die woorden staan daar warempel niet in een context van onheil maar van toekomst openend heil! Kerst, feest van welbehagen en geluk in het onbehagen. Want: alles goed en wel. Toch...wél! Henk van Randwijk, verzetsman, publicist enz., ooit ongelovig geworden, op zijn sterfbed: ‘Dat onvoorstelbare feit (van Kerst, inclusief de engelenzang) moet eenmaal gebeurd zijn. En als het niet waar is, is alleen al de bewering dat het gebeurd is zo onvergelijkelijk schoon, dat ik bereid ben tot mijn dood toe de oren spitsen of ik het soms horen mocht.‘

ds. Keimpe Dijk, Duiven

DE KRACHT VAN IDEEËN

Jonathan Sacks (1948-2020) was opperrabbijn van Groot-Brittannië en lid van het Britse Hogerhuis. Koning Charles roemt in een woord vooraf, dat de rabbijn altijd het algemeen belang voor ogen hield zijn. “De wereld zoals hij is een beetje dichter bij de wereld brengen zoals hij hoort te zijn”, noemt Sacks dit. Hij leest de Tenach met een hoopvolle visie. In dit boek vind je allerlei columns, artikelen, toespraken en essays van zijn hand. Zo lezen we over terreur en antisemitisme, sociale media, klimaat, globalisering en consumentisme. We zien korte columns voor BBC radio 4, Credo-column voor The Times, toespraken bij herdenkingen en prijsuitreikingen. Hij overbrugt grenzen. Voor Sacks ligt de wortel van crises in individualisme, consumentisme en machtsvertoon, te klein leven, niet naar je essentie. De oplossing vindt hij in denken en leven in een groter geheel, en het verleiden van zijn gehoor daartoe. Met bewondering zie ik, dat Sacks negatieve denkbeelden over godsdienst zo kantelt, dat godsdienst ineens een antwoord vormt op een probleem. Wanneer bij terreur protest ontstaat tegen religieus fundamentalisme, zegt hij bijvoorbeeld dat religies juist ‘pas gevaarlijk worden als de fundamenten ervan worden vergeten’. Die fundamenten zijn liefde, het verwelkomen van vreemdelingen, twijfel, openheid van geest, ruimte bieden, heiligheid van leven, waardigheid, zeker geen machtsvertoon. Van rabbi Akavia ben Mahalalel leert Sacks: “Denk over drie dingen en je zult niets overtreden, niet de verkeerde kant opgaan en niet verdwalen. ”Die drie dingen zijn: weet waar je vandaan komt, weet waar je naar toe gaat, weet voor wiens aangezicht je verantwoording moet afleggen.” En nu de toepassing: je kunt de verkeerde kant op gaan niet alleen door kwaadaardigheid maar ook uit gebrek aan verbeeldingskracht. Je kunt zomaar vergeten waar we vandaan gekomen zijn. Door te falen in profetische verbeeldingskracht kun je vergeten waarheen we op weg zijn. Door te falen in spirituele verbeeldingskracht kunnen we vergeten met Wie we te maken hebben. Een mooi voorbeeld is zijn kijk op het internet, waarbij men zich kan verstoppen achter een masker van onzichtbaarheid en losgaan met scheldkanonnades. Hij zegt: de technologie is nieuw, maar de morele uitdaging is oud. Hij herinnert aan een Joodse wijsgeer, die kwaadsprekerij en kwetsende taal een doodzonde noemt en zegt dat die zonde drie mensen vernielt: de mens die de woorden spreekt, de mens tegen wie ze gebruikt worden en de mens die meeluistert. Woorden kwetsen, doen pijn en verwonden. Dat betekent: ethiek van de communicatie. Sacks’ aanpak is de uitspraak dat hij liever geen wereldheerser zou zijn. Als hij het al even was, zou het opzeggen, maar net daarvoor de sabbat invoeren als dag van rust, verfrissing en bezinning. Sacks laat zien, hoe nodig het is om je bezig te houden met het grotere, algemene belang. Zo is het gebed een voorbeeld daarvan, omdat het denkt aan de nood van de wereld en ook ruimte geeft aan dankbaarheid. Weldadig is de soepele manier waarmee Sacks de Tenach leest. Sacks heeft visie op wat wereldgebeurtenissen doen met je ziel. En die visie is hoopvol. En daarbij speelt een belangrijke rol, dat het morele kader ingebed is in een godsdienst die lofzang en geborgenheid kent.

N.a.v.: Jonathan Sacks, De kracht van ideeën. Woorden van geloof en wijsheid, KokBoekencentrum 2022; 398 blz., € 32,99

ds. Wim Scheltens

This article is from: