9 minute read

WAT WE NOG WETEN (COLUMN) DS. WIM SCHELTENS 04 KERST ALS KANTELPUNT BIJ LUCAS DR. BÄRRY HARTOG

COLUMN

WAT WE NOG WETEN

In Ede is op 20 november 2022 gevierd, dat er ruim tachtig jaar kerkelijk leven is in en rond de Beatrixkerk in de wijk “Beatrixpark”. Om precies te zijn: op woensdagavond 3 april 1940 is de kerk in gebruik genomen. De Tweede Wereldoorlog was al bezig en in Nederland was het bange gevoel, dat neutraliteit niet zou lukken. Bij de ingebruikname preekt ds. Hajer over de woorden van Paulus: “Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid! Amen.” (Romeinen 11: 36) De dominee geeft duidelijk aan dat de nieuwe kerk geen tempel is. Dat lees ik in het boekje dat ter gelegenheid is uitgebracht: “De Zuiderkerk later Beatrixkerk en haar gemeente”, wat we nog weten vanuit krantenknipsels. Wat is dat een aardig boekje geworden. Er zijn stukjes uit de kerkbode en notulenboeken. Maar genoeg om je te verwonderen of te glimlachen.

Eerst over de tempel en de kerk De kerk is geen tempel, maar een plek van samenkomst voor de gemeente van Christus. We kunnen in 2 Kronieken 5 lezen, hoe de tempel door Gods heerlijkheid helemaal gevuld wordt als de priesters zingen: “de HEER is goed, eeuwig duurt zijn trouw”. Zou de dominee al in die tijd willen zeggen, dat de tempel meer is dan de kerk? Dat de kerk van de heidenen mag ingelijfd worden in het burgerschap van Israël met het verbond van God? En zal het hoge gebouw de mensen in Ede er bij bepalen dat die gemeente van Christus er is? Zouden de mensen ook gestimuleerd worden om te beseffen, dat ze ook omhoog mogen kijken en niet bij de pakken neer te zitten? Ik word wel aan het denken gezet door dit alles. En in het consistorie-gebed voor de jubileumdienst, die ik mocht leiden, heeft de ouderling gedankt voor al het werk in die tachtig jaar van de verschillende dominees en ouderlingen en diakenen en organisten en kosters en mensen van de kindernevendienst.

Fiets gestolen Er is ook klein leed geweest. In juni 1941 werd een damesfiets gestolen bij de kerk tijdens de kerkdienst. De kerkenraad heeft zich daarover gebogen en komt met het volgende advies in drie punten – op een goed gereformeerde manier: 1. beter is het voortaan te voet naar de kerk te gaan; 2. anders kan men lijn 2 nemen (bus); 3 men kan ook een slot op de fiets kopen (op eigen kosten, staat er bij).

Stro op de vloer Bij de slag om Arnhem is het te gevaarlijk om te kerken en na die slag is de kerk gevorderd voor vluchtelingen. De banken werden er uit gehaald en stro op de vloer gelegd. De kerk is pas op de biddag voor gewas en arbeid in 1946 weer voor het eerst daarna gebruikt.

Prinses Beatrix De kerk begint als Zuiderkerk - naast de Noorderkerk in Ede – de wijk waarin de kerk staat heet Beatrix-park. Daarom gingen er stemmen op om de kerk te noemen Beatrixkerk. Daar moet eerst toestemming van prinses Beatrix voor komen. En op 11 november 1963, de dag van Sint Maarten, kan ds. Tien in de kerkenraadsvergadering een brief voorlezen, waarin prinses Beatrix het goed vindt om haar naam te gebruiken voor de naam van de kerk. En sindsdien is het Beatrixkerk.

Eeuwige trouw Bij de opening is 82 ½ jaar geleden ook gezegd: “Mocht ooit, wat God verhoede, de kerk van Ede tot deformatie vervallen, waardoor het Woord van God verzaakt wordt, dat dan van het gebouw geen steen op de andere gelaten worde…” Dat is typisch de stijl van Abraham Kuyper die ook zulke dingen heeft gezegd bij de opening van de Vrije Universiteit. Maar laten we goed onthouden - wat is kerk? Dat is de Schriften lezen, de lofzang gaande houden, de gebeden zeggen en de diaconale taak uitvoeren. Dan zal de trouw van God, die eeuwige trouw is, ons en de komende generaties verder geleiden en ons tot zegen zijn voor tijd en eeuwigheid.

ds. Wim Scheltens

THEMA: ‘WIE IS JEZUS VOOR ONS?’

KERST ALS KANTELPUNT BIJ LUCAS

Het is algemeen bekend dat Mattheüs en Lucas – de enige twee evangelisten die verhalen van Jezus’ geboorte – verschillen in de manier waarop ze deze geboorte ter sprake brengen. Waar Mattheüs na Jezus’ geboorte magiërs ten tonele voert en de heilige familie naar Egypte laat vluchten (Mattheüs 2), spreekt Lucas van herders die met eigen ogen de geboorte van de Messias willen aanschouwen, waarna Jozef en Maria Jezus aanbieden in de tempel, ‘zoals is voorgeschreven in de wet van de Heer’ (Lucas 2:23).

Deze verschillen hangen samen met de verschillende manieren waarop de evangelisten Jezus als de Messias portretteren. De schrijvers van de evangeliën mogen het erover eens zijn dat Jezus de Christus is, de manier waarop zij zijn karakter en het werk weergeven, verschilt. Zo benadrukt Mattheüs dat Jezus de vervulling is van vroegere profetieën gericht aan het volk Israël. In lijn met dit overkoepelende uitgangspunt wordt de vlucht naar Egypte in de handen van Mattheüs een vervulling van Hosea 11:1: ‘Ik heb mijn zoon uit Egypte geroepen’. Lucas slaat een andere weg in. In zijn tweedelige werk (Lucas en Handelingen) beschrijft Lucas Jezus’ geboorte en werk als het beginpunt van een eschatologische beweging waarin het volk Israël samen met de andere volkeren de God van Israël dient. Deze beweging – door Lucas ‘de Weg’ genoemd – wortelt in de geschiedenis van Israël, maar gaat een nieuwe fase in met Jezus’ geboorte.

HET BEGIN VAN DE WEG

Een opvallend literair motief in Lucas 1–2 betreft de wetsgetrouwheid van zowel Zacharias en Elisabet (1:6) als Jozef en Maria. Na zijn geboorte bieden Jozef en Maria de kleine Jezus aan in de tempel, waar zij Simeon en Hanna ontmoeten (2:22–40). Tot twee keer toe wordt hier benadrukt dat zij handelden in overeenstemming met de wet van God (2:22–23, 39). Zowel Johannes als Jezus worden bovendien besneden (1:59, 2:21), en Lucas beschrijft hoe de twaalfjarige Jezus met zijn ouders tijdens Pesach de tempel in Jeruzalem bezoekt (2:41–52). Zo blijkt er Lucas in deze hoofdstukken aardig wat aan gelegen om de ouders van zowel Johannes als Jezus als wetsgetrouwe Joden die regelmatig de tempel in Jeruzalem bezoeken, af te schilderen. Deze sterke nadruk op getrouwheid aan de Joodse wet en de tempel vinden we niet in andere evangeliën. Dat roept de vraag op hoe dit motief samenhangt met het doel van Lucas’ evangelie. Het is in dit verband van belang om in herinnering te brengen dat Joodse wetten, de tempel en de praktijk van de besnijdenis golden als ethnic markers: tekenen die het volk van de Joden onderscheidden van andere volken. Zij zijn, met andere woorden, kenmerkende eigenschappen van het volk Israël. De eschatologische beweging die Jezus in gang zet, zo benadrukt Lucas, begint in en met Israël. Daar blijft het echter niet bij. Lucas’ perspectief wordt gekleurd door profetieën uit de Joodse Schriften die in de eindtijd het samenkomen van Gods volk Israël en de andere volken op aarde voorzien. Een vergelijking van de lofliederen van Maria (1:46–55) en Zacharias (1:67–79) met dat van Simeon (2:29–32) maakt Lucas’ perspectief duidelijk. Waar Maria en Zacharias de nadruk leggen op Jezus’ en Johannes’ doorslaggevende betekenis voor de redding van Israël, herkent Simeon de implicaties van Jezus’ geboorte voor ‘alle volken’ (2:31) – implicaties die tegelijkertijd ‘tot eer strek[ken] van Israël, [Gods] volk’ (2:32). Deze beweging van Israël naar een samengaan van Israël en de volken blijkt ook uit Lucas’ gebruik van Jesaja 40. In de eerste drie hoofdstukken van het evangelie van Lucas wordt deze tekst tweemaal geciteerd. In Lucas 1:76–77 citeert Zacharias Jesaja 40:3 om Johannes als wegbereider van de Heer te kenschetsen. In die hoedanigheid maakt Johannes ‘[Gods] volk bekend … met hun redding’. In Lucas 3 komen we Johannes opnieuw tegen, en opnieuw klinkt Jesaja 40. De betekenis van Johannes’ doop overstijgt hier echter het volk Israël: Lucas voorzegt, met Jesaja 40:5, dat ‘al wat leeft zal zien hoe God redding brengt’ (3:6). Zo weerspiegelen de eerste drie hoofdstukken van Lucas reeds de beweging die in de rest van het evangelie en het boek Handelingen tot uiting komt: met de komst van Christus ontstaat de Weg – een eindtijdbeweging waarin Joden en niet-Joden samenkomen in aanbidding van de God van Israël.

Rembrandt - Kerst, geboorte van Jezus. LUCAS EN DE JOODSE RELIGIE

De sterke nadruk op de wetsgetrouwheid van Zacharias en Elisabet en Jozef en Maria in Lucas 1–2 lijkt te suggereren dat Lucas positief staat ten opzichte van de Joodse wet en het volk Israël. Toch is dat niet evident. Amy-Jill Levine wijst erop dat na Lucas 1–2 Lucas’ interesse in de Joodse religie snel afneemt: de tempel speelt geen rol van betekenis meer in Lucas’ narratief en Jezus is de laatste in het evangelie van Lucas die besneden wordt. De Joodse

religie, zo concludeert Levine, heeft ten diepste afgedaan voor Lucas met de komst van Christus ¹. Lucas’ nadruk op de wereldwijde reikwijdte van Christus’ boodschap impliceert zo een afwijzing van de Joodse religie. Er zijn verschillende aanwijzingen die Levines standpunt ondersteunen. Tegelijkertijd zijn er echter indicaties van het tegendeel. Jezus’ eerste publieke optreden vindt plaats in een synagoge (Lucas 4:14–30). Weliswaar stelt Jezus in deze passage dat zijn boodschap voornamelijk niet-Joden geldt, maar in de loop van het evangelie van Lucas accepteren zowel Joden als niet-Joden zijn woorden. Datzelfde geldt voor het boek Handelingen: op verschillende plaatsen in Handelingen meldt Paulus dat hij zich in zijn verkondiging op niet-Joden richt omdat de Joden zijn woorden niet aannemen (Handelingen 13:46–47, 18:4–6), maar iedere keer zijn er weer andere Joden die de boodschap van Christus’ omarmen (Handelingen 14:1, 18:19–21). Paulus zelf (Handelingen 22:3), alsmede de geleerde Apollos (18:14–28), zijn voorbeelden van Joden die bij name genoemd worden en enthousiaste volgers van de Weg zijn. Dit gegeven, gecombineerd met de nadruk op zowel Jezus’ als Paulus’ werkzaamheid in synagogen, suggereert dat voor Lucas de Joodse religie niet had afgedaan en dat Israël nog steeds als volk van God gold. Wat wel veranderd is met de komst van Christus, is de omvang van de beweging die Israëls God aanbidt. Bestond deze voor Jezus’ komst uit het volk Israël, nu omvat zij zowel Joden als niet-Joden. Besnijdenis, reinheidswetten en de tempel gelden onverkort als uitingen van Israëls etnische identiteit en religie, maar zij gelden niet langer als grensmarkeringen van de Godsgemeenschap. In de Weg komen Joden, als Joden, en niet-Joden, als niet-Joden, samen in een eschatologische beweging die Israëls God als hoogste god erkent. KERST ALS KANTELPUNT

Al met al geldt Kerst bij Lucas als kantelpunt in de geschiedenis van God met zijn volk. Met de komst van Christus begint het einde der tijden, waarin Joden en niet-Joden samenkomen om Israëls God te aanbidden, zoals voorspeld in eerdere profetieën. De Joodse wet en religie blijven onverkort geldig voor het volk Israël. Zij gelden echter niet langer als criterium voor toegang tot de Godsgemeenschap: in de eindtijd, ingeluid met de komst van de Christus, hangt toegang tot de Weg af van het accepteren van de openbaring van Israëls God in Jezus Christus.

¹ Amy-Jill Levine, ‘Luke and the Jewish Religion’, Interpretation: A Journal of Bible and Theology 68 (2014): 389–402.

dr. Bärry Hartog te Zuidhorn (Gr), universitair docent Antiek Jodendom aan de PthU Groningen.

Foto: Andreas Kretschmer, Unsplash.

This article is from: