134e jaargang
TEKENEN DER TIJDEN
de oorlog, de vervolging of de pandemie ook zal zijn – er komt een einde aan. De Vader laat niet toe, dat Zijn kinderen verloren gaan. Hij Zelf is het die Zijn kerk en Zijn volk Israël bewaart.
Daarbij moeten we wel een paar dingen bedenken. Jezus beschrijft ook dingen die in de eerste generatie na Zijn hemelvaart al hebben plaats ge vonden: de verwoesting van de stad Je ruzalem bijvoorbeeld. Dat is gebeurd in het jaar 70 na Christus. Bovendien zijn veel van de ‘tekenen der tijden’ in de loop van de bijna 2000 jaar daarna veel vaker gezien. Tekenen der tijden zijn van alle tijden. In de middeleeuwen heerste een ‘pandemie’ die miljoenen mensen levens eiste: de pest. De aardbeving te Lissabon in 1755 kostte tienduizenden mensen het leven. De twee wereldoorlo gen eisten miljoenen slachtoffers.
Een vaak gemaakte fout, moeten we
niet maken. Het is niet de bedoeling van Jezus om ons inzicht te geven in een goddelijk tijdsplan. Dat verbiedt Hij nadrukkelijk: niemand (Hij Zelf niet!) weet de tijd of het uur. Het zijn juist val se profeten die ons wijs willen maken, dat het einde gekomen is. Het zijn niet voor niets ‘tekenen’: ze willen ons iets laten zien. Ze brengen ons tot bezin ning. Ze houden ons bij de les.
Ze zeggen ons pertinent niet dat de on dergang nadert. We hoeven als Jezus’ volgelingen niet te leven als mensen zonder hoop. We zijn, als we met Jezus op weg gaan, niet op weg naar de ver doemenis. De tekens zeggen ons juist, dat onze verlossing nadert. Hoe zwaar
Eén ding staat vast: Jezus komt. Plot seling, verrassend. Het kan vandaag of morgen gebeuren. Als de Bevrijder is Hij in de wereldgeschiedenis verschenen.
Als de Levende komt Hij in ons dage lijks leven Zijn vrede te geven. Als de Verzoener reikt Hij ons brood en wijn. Hij komt aan het einde van de aardse geschiedenis om alle dingen nieuw te maken.
Van ons vraagt Hij waakzaam te blijven. Als trouwe dienaren die op hun HEER wachten. Door te bidden en te werken. Laat je niet verlammen door de angst. Doe niet je handen in de zakken. Steek ze uit de mouwen. Blijf vol verwachting uitzien. Elke dag brengt ons dichter bij Zijn komst.
ds. Hans van Dalen
Oorlog. Terreur. Vulkaanuitbarsting. Aardbeving. Pandemie. Om rampen en dreigingen aan te duiden komt het Bijbelse begrip ‘tekenen der tijden’ naar boven. Jezus spreekt erover in de evangeliën. Hij vertelt wat er gaat gebeuren tussen Zijn komst en Zijn wederkomst. Als je het leest denk je: ‘We zien het allemaal om ons heen gebeuren. Dit zijn vast en zeker de tekenen der tijden’.THE VOICE: SENSATIE OF SEKSISME?
Al twee weken staan de pers en de social media vol met berichten over de perikelen rond het program ma The Voice of Holland. Een programma dat jarenlang heel populair was, met name bij de jongere generaties. Hele gezinnen zaten elke vrijdagavond gekluisterd aan de buis. De nieuwe genomineerden in competitie: wie weet werd Holland weer een zangtalent rijker!
Nog voordat ook maar iets beoor deeld was, begon het sneeuwbalef fect. Een gerucht werd een onderdeel van een praatprogramma en binnen de kortste keren was alles publiek. Toen die geruchten werden vermenigvuldigd, ging het van kwaad tot erger. Verhalen van slachtoffers en namen van daders werden publiek. Heel Nederland werd verbijsterd door wat zich achter de schermen van de Voice bleek af te spe len. Als de pers er eenmaal lucht van heeft, is er geen houden meer aan. Dat gaat dan allemaal wel erg snel. Ik weet ook niet hoe het anders zou kunnen, maar sensatie is een hot item, ook in onze tijd. Het is lastig te beoordelen om wat dan waar is of wat niet waar zou kunnen zijn. Ik vraag me af of die hele golf van sensatie goed doet aan de zaak. Het is een teer en gevoelig onderwerpt en het hakt er diep in. Bij de slachtoffers en de hunnen en bij dierba ren van de daders. Linda de Mol weet er ook geen raad mee en kan zelfstan dig opereren vanuit haar social tower. Er vallen klappen en beschuldigingen, over en weer.
SEKSUELE REVOLUTIE
Heeft dit allemaal nog te maken met de seksuele revolutie van jaren geleden? Toen de pil in omloop kwam werd seks in zekere zin vrijgegeven. Voorbehoeds middelen zouden vanaf dan zwanger schap voorkomen. Toen was nog niet te overzien waar het allemaal niet voor zou behoeden. Een vrije seksuele moreel waarin seks zonder liefde een consumptieartikel wordt. Het is als een snack die je uit de muur haalt. Dat is een enorme aanval op seksualiteit vanuit liefde, zoals God het bedoeld had. Alles lijkt te kunnen en te mogen. Opmerkelijk is dat juist de jongere generaties daarvan terugkomen en meer de waarde van het lichaam en de persoonlijkheid gaan zien. De veiligheid en geborgenheid van liefde in een vaste
relatie wordt weer veel meer gewaar deerd. Alle commotie rond de Voice kon wel eens een wrange navrucht zijn van een losse moraal die destijds gepropa geerd werd.
HOGE BOMEN
Het blijft onbegrijpelijk dat prominen te nederlanders, die jarenlang op de jury-stoelen van de Voice zaten, niet hebben nagedacht bij alles wat ze communiceren naar met name de jonge meisjes en dames. Muziek heeft alles te maken met gevoel en dat brengt mensen sowieso in een andere sfeer. Dat is een grote risicofactor. Hoge bomen vangen veel wind. Daarnaast brengt een dergelijke positie een be paalde verhouding te weeg ten opzichte van de vaak jonge kandidaten van de Voice. Zij willen door naar de volgen de ronde en liefst de finale halen en winnen. Dan is de coach in dit geval de grote meerdere en dat schept een grote afhankelijkheidsrelatie. Dan mag je van de coach verwachten dat hij of zij alle integriteit betracht die daarbij vereist is en niet allerlei opmerkingen,
appberichtjes en insinueren plaatst, die de kandidaat in verlegenheid brengen. Dat is de verantwoordelijkheid van de volwassen coach en dat is in geen geval de verantwoordelijkheid van de kandi daat. Dat moet zeker zo zijn achter de schermen, bij alle momenten die bij de kijkers verborgen bleven.
SEPONEREN
Verbazingwekkend en verbijsterend is dat coach Ali B. de beoordeling van de situatie al snel op social media plaatst. In zijn optiek kan de rechter niets anders doen dan de zaak seponeren. Dat is ook wel erg voorbarig. Voordat iets is uitgezocht, in kaart gebracht en juridisch beoordeeld, zal iemand die zelf betrokken en aangeklaagd is, zelf beoordelen hoe het in elkaar zit en wat de uitspraak van de rechtspraak zou moeten zijn. Het zou ook niet zo moeten zijn dat een bekende nederlan der vanwege zijn status uitspraken kan doen, die hij niet kan waar maken. Het is wel erg triest dat de carrière door deze miserabele gang van zaken in een keer ten onder gaat. Letterlijk: zonde.
CONFESSIONELEN
Het zou kunnen zijn dat een lezer denkt: gelukkig komen deze dingen in onze kringen niet voor. Dat is echter te wereldvreemd gesteld. Confessione len wonen niet op een eiland en staan midden in de wereld. Doordat de zaak van The Voice ging rollen, kwam er nog veel meer aan het licht. Daar moeten we onze ogen niet voor sluiten. We moe ten ook niet meteen denken dat onze kinderen en kleinkinderen heiligen zijn, in de sfeer van van “dat zou mijn kind nooit doen.” We leven in een gebroken wereld, waar wij zelf een onderdeel van zijn. Met als status: zondaar, oftewel doelmisser. Alles waarvoor wij in ons eigen leven en in dat van ons gezin bewaard voor blijven is genade! Blijkens de gegevens blijven veel dingen onder dekmandel en is er veel aan de hand, achter gesloten deuren.
CENTRUM SEKSUEEL GEWELD
Er is in Nederland een centrum dat zich met deze ingrijpende problematiek be zig houdt. Het centrum tegen seksueel geweld. Helaas is zo’n centrum nodig en aan de andere kant is het goed dat het er is. Daar kun je terecht met je eigen problemen uit het heden of het verleden. De impact van een situatie van jaren geleden doet ook mee. Of het kan een handreiking zijn aan iemand die je kent, die zelf niet uit de proble men komt en dringend hulp nodig heeft. Hetzij dat iemand gedupeerd is of zelf iemand gedupeerd heeft.
DILEMMA
Ik denk dat, met de bijbel in de hand, het grootste dilemma is: lust of liefde. De lust wordt op allerlei manieren aangepre zen en gepropageerd. Goedkoop en vaak platvloers. De temptation van de eeuw. De verleiding ligt op de loer. Lust is onverzadigbaar en bevredigt nooit echt. Liefde is het sleutelwoord als het gaat over relaties en over seksualiteit. Wat buiten de liefde valt, voldoet niet aan de norm. Helaas straft het vaak zichzelf af, later of vroeger. Dan blijft jouw lichaam en dat van je medemens een tempel van de Heilige Geest, waartoe het bedoeld is. Daar ga je zuinig mee om. Het li chaam van je medemens is kostbaar en breekbaar. Je eigen lichaam vraagt om zorg en voorzichtigheid. In het omgaan met elkaar. Ook bij dit tere onderwerp geldt de sluitzin van Paulus, bij het licha melijke contact tussen mens en mens: je bent duur gekocht!
ds. Dirk van Duijvenbode
DE GOEDE STRIJD
GESTREDEN
De apostel is het aan het einde van zijn loopbaan. Het is een onvrijwillig einde. Hij zit namelijk om de verkondi ging van het evangelie als een misdadi ger in de gevangenis. In Rome. Het zal niet lang meer duren of het doodvonnis wordt voltrokken. En hij kijkt naar het Woord van God – naar – het Evangelie. We kunnen ook zeggen: naar Jezus Christus, Die de inhoud van het Woord is. En dan begint hij te zingen in zijn cel. “Mijn handen zitten in de boei en, maar Gij zelf hebt andere handen gegeven, die de fakkel van het Evange lie verder dragen.”
Dat is het wonder, dat Paulus in zijn cel ziet, dat er geen boeien zo sterk zijn, dat ze het Woord van God kunnen tegenhouden op zijn overwinningsgang. Daarover schrijft hij aan zijn jonge, trouwe medewerker Timotheüs. En des te meer moet hij zich inzetten, nu de apostel zelf wegvalt. Paulus schrijft daar rustig over: “Want wat mij aangaat, reeds word ik als een plengoffer geof ferd en het tijdstip van mijn verscheiden staat voor de deur”. Eigenlijk staat er: ik ben op het punt om los te komen. Het is een woord, dat te vergelijken is met het losmaken van de ankers bij een schip, om te gaan vertrekken. Zo weet de apostel, dat zijn levensschip zich klaarmaakt voor vertrek, van hier naar huis, naar de veilige haven. Paulus overziet in grote lijnen nog eens dat hele leven en hij formuleert kort en
krachtig, waar het hem om ging: “Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb mijn loop ten einde gebracht, ik heb het geloof behouden”. Door de beproevingen heen de goede strijd gestreden en het geloof behou den. Dat spreekt niet voor zichzelf. Wij danken het aan Gods vasthoudende trouw. Ons geloof kan ophouden, maar de Here Jezus zegt: “Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet ophoudt”. De volharding van ons geloof ligt in Christus, Die dag en nacht voor ons bidt en pleit. Dus komt Paulus met lege handen en enkel gevuld met Gods genade. Het is een loflied op zijn Here en Heiland, in Wie en door Wie hij deel mag hebben aan de grote overwinning: samen met al die anderen, die Hem van harte hebben liefgehad!
Je hoort een oproep klinken naar de kant van Timotheüs: “Mijn geestelijke zoon, ga door met de verkondiging van het Woord. Strijd ook de goede strijd van het geloof”. (1 Tim. 6:12) Daarmee wil Paulus zeggen: wij leven hier niet in een idylle, maar op een slagveld. Repos ailleurs “de rust is elders” was de zinspreuk van Marnix van St. Aldegon de. Dat is volkomen bijbels en geen valse droom. Laat de komst en heerlijke verschijning van Jezus Christus ook ons bemoedigen en troosten om met vreug de Hem te blijven verkondigen.
ds. Aart Rietveld
2 TIMOTHEÜS 4: 7: ‘IK HEB DE GOEDE STRIJD GESTREDEN, IK HEB MIJN LOOP TEN EINDE GEBRACHT, IK HEB HET GELOOF BEHOUDEN’
KIJK NIET OMHOOG!
Eerst maar dit gebed uit een recente film: Dearest Father and Almighty Creator, We ask for your grace tonight despite our pride. Your forgiveness despite our doubt. Most of all Lord, we ask for your love to soothe us through these dark times. May we face whatever is to come in your divine will, with courage and open hearts of ac ceptance. Amen.
In eigen vertaling: Geliefde Vader en Almachtige Schepper, we vragen vanavond om uw genade, ondanks onze trots, om uw vergeving, ondanks onze twijfel. Vooral, Heer, vragen we U om uw Liefde ons te troosten in deze donkere tijden. Mogen we tegemoet zien wat zal komen door uw heilige wil met moed en open harten van acceptatie. Amen.
Na deze woorden die het hart raken worden de verwoestende gevolgen zichtbaar als een kolossale meteoriet de aarde raakt. Deze scène waar een jonge skater bidt in deze ruim twee uur durende Netflix-filmhit Don’t look up is voor mij één van de mooiste.
ASTRONOOM
Om deze scene in de context te zien, zal ik kort de rode filmdraad beschrijven zonder een aantal verrassende spoilers te verraden. Een astronoom en zijn col legae ontdekken een meteoriet met een grootte van zo’n 12 kilometer lengte die de aarde nietsontziend zal bereiken. De Amerikaanse overheid en de narcis tische president reageren in paniek, omdat de verkiezingen aanstaande zijn. De samenleving zelf reageert nogal lauw: de schermutselingen van een stel razend populaire types zijn belangrijker dan het imminente gevaar dat dreigt. Er wordt zelfs een massale tegencampag ne opgezet met de titel “Don’t look up”, kijk niet omhoog! De hele meteoriet is gewoon een verzinsel. Zelfs als het gesteente zichtbaar wordt aan het fir mament, blijft men glashard ontkennen. Uiteindelijk ziet de president in, ge voed door de populariteitscijfers, dat het wél goed is in te grijpen. Een op wereldniveau opererende mensenschu we techmagnaat maakt geavanceerde wapens om de meteoriet in duizenden stukjes te krijgen. Hoe dat afloopt, laat zich raden.
Wat doe je als mens wanneer dergelijk gevaar dreigt en dat je leven sowieso bruut en meedogenloos zal eindigen, zoals dat ook voor de andere 8 miljard aardbewoners zal gelden?
ALLEGORIE
De film van de regisseur Adam McKay
is een regelrechte hit op de streaming dienst met de rode letter N. Zelf heb ik ook met plezier en aandacht gekeken, want ik houd wel van dit soort films met verschillende betekenislagen. De meeste kijkers zien de film als een satire of allegorie van wat er daadwer kelijk speelt in onze huidige wereld: o.a. de klimaatproblematiek is een voor de mensheid grote dreigende meteoriet. Als we niets doen en niet omhoog kij ken, onze aandacht niet daarop richten, dan zijn de gevolgen rampzalig, voor iedereen, niemand uitgezonderd.
AVONDMAAL
De camera neemt ons mee in het huis van de astronoom dr. Randall Mindy (Leonardo DiCaprio) waar hij met zijn gezin en een paar gasten waaronder de jonge skater Yule (Timothée Chala met) de dood afwachten. In plaats van grote paniek is er een gedekte tafel, een laatste avondmaal(tijd). Wijn wordt geschonken. De disgenoten delen met elkaar waarvoor ze dankbaar zijn en van wie ze houden. De wetenschapper vindt zichzelf niet zo religieus en toch wil hij na dit alles “amen” zeggen. De skater
Yule spreekt het gebed uit waarmee ik mijn bijdrage begon.
CONTRAPUNT
Te midden van een merendeels secu lier, niet-religieus publiek dat de tafel bevolkt, klinken deze gebedswoorden. Een contrapunt te midden van al het woeden in de wereld. De kracht van deze woorden maakt indruk, ook op mij als kijker. Elkaar de handen geven en een kring vormen een brug over alles wat er is aan uiteenlopende zingeving, waarden en normen. Het gebed is hier als een spijker in iemands ziel waar je van alles aan kan ophangen. Uitein delijk heb je als mens niets zomaar in handen en ontdek je je eigen afhanke lijkheid van God.
Met deze scène wordt mij voor ogen gesteld dat ik niet meer ben dan stof: “Toen maakte de heer God de mens. Hij
vormde hem uit stof, uit aarde, en blies hem levensadem in de neus. Zo werd de mens een levend wezen.’ (Genesis 2, vers 7 NBV21)
En: “U doet de sterveling terugkeren tot stof en zegt: ‘Keer terug, mensenkind.’” (Psalm 90, vers 3 NBV21) We zijn dus heel kwetsbaar. Deze film laat dat goed zien. Iedereen wordt tot stof verpulverd na de inslag van de meteoriet. Het leven heb je niet zomaar in de hand. We zijn ademdragers van God.
KIJK WÉL OMHOOG
De filmtitel Don’t look up (Kijk niet naar boven) nodigt mij als kijker uit wél omhoog te kijken: “Kijk omhoog: wie heeft dit alles geschapen?” (Jesaja 40, vers 26a NBV21) Deze woorden van God Zelf in het boek van de profeet Jesaja maakt mij erop attent dat Hij de schepper is van alles. Ik ben maar stof.
Ik heb in bruikleen wat ik door heb te geven aan mijn kinderen, de volgende generatie.
Er is nog een reden om wél omhoog te kijken, als Jezus Christus spreekt: “Als nu deze dingen beginnen te geschieden, zo ziet omhoog, en heft uw hoofden opwaarts, omdat uw verlossing nabij is.” (Lucas 21, vers 28 Statenvertaling) Jezus spreekt over de komst van de Mensenzoon. Van de Tempel zal geen steen op de ander blijven, een rampzali ge tijd zal aanbreken. Tot stof zal keren waar geen toekomst meer in zit. Als Jezus komt, dan is de verlossing nabij. Dan brengt Zijn koninkrijk door. In plaats van verschroeide aarde, zal er een nieu we aarde zijn. Dus ik zou zeggen: bezie deze film en blijf omhoog kijken.
Robert-Jan van Amstel www.amstel4.nl
ALLEEN – ZONDER VADER
Toch is Kruispunt meer dan een familieroman. Zoals in zijn eerdere romans blijkt Franzen ook nu weer in staat te zijn om het maatschappelijke en culturele leven van Amerika in een bepaalde periode heel nauwkeurig te beschrijven. Met veel fijngevoeligheid weet hij ook de eigenaardigheden, val kuilen, dilemma’s en paradoxen van een dergelijk periode te schetsen. In Kruispunt is dit de wijze waarop Amerika sinds de jaren ’60 verandert. De hippiecultuur is prominent aanwezig. Zeer interessant is hoe deze (tegen) cultuur, die ook vooral een jeugdcultuur is, de kerk waar Russ werkt in haar greep krijgt.
ADVENT EN PASEN
De titel van het eerste deel is Advent. De crisis die het boek doortrekt, begint zich inderdaad enkele dagen voor Kerst duidelijk af te tekenen. Wellicht nog grotere proporties neemt de crisis aan in het tweede deel getiteld Pasen. Maar deze crisis voltrekt zich in de periode voor Pasen. Het is opvallend dat zowel Kerst als ook Pasen niet of nauwelijks aan bod komen. De nadruk lijkt hierdoor meer op de crisis te liggen dan op het kunnen ontstijgen van de crisis. Hoewel er aan het einde van het boek langza merhand wat perspectieven lijken op te lichten, staat dit alles in geen enkele verhouding met wat vanuit de Christe lijke traditie van Kerst en Pasen is in te brengen. We kunnen ons afvragen met welke reden Franzen de familiege schiedenis tegen de achtergrond van het kerkelijk jaar beschrijft. Alleen als toneel of om aan te geven dat er ten diepste vanuit de coulissen, vanuit de hemel geen hulp is te verwachten? Be paalde personen zoeken hun heil in het geloof en bij God en andere staan er heel kritisch in en wijzen God en geloof af. Is de boodschap van de auteur dat
dit om het even is? Het heeft er alle schijn van.
DOMINEE
Een speciale rol in deze roman is weg gelegd voor Russ Hildebrandt, de vader van het gezin. Veel van de ontwrichting van het gezin is aan hem te danken. Allereerst is er het diepgaande conflict met collega Rick Ambrose. Deze Rick blijkt veel beter om te kunnen gaan met de jeugd, hun jeugdcultuur en alle maatschappelijke veranderingen in de jaren ’60 en het begin van de jaren ’70. Vanwege dit conflict houdt Russ zich niet meer bezig met het jeugdwerk. Een nieuwe taak is voor hem onder meer het pastoraat. In deze rol maakt hij kennis met een jonge weduwevrouw op wie hij verliefd wordt. Alles en ook zijn gezin moeten wijken voor zijn ge voelens voor deze vrouw. Gevoelens die hij niet de baas kan blijven.
Terwijl dominee Russ Hildebrandt zich verliest in zijn liefde voor een gemeen telid wordt iedereen in het gezin steeds meer op zichzelf terug geworpen. De eenzaamheid neemt toe. En elk lid van het gezin raakt steeds meer verstrikt in het eigen verleden of keuzes in het nu die verstrekkende en vaak hele nega tieve gevolgen hebben. Als lezer wordt je meegenomen in de verhalen van die gezinsleden. Je voelt dat het steeds moeilijker wordt voor de gezinsleden om elkaar nog kunnen bereiken. Het gezin lijkt steeds meer te ontsporen en uiteen te vallen. Ze hebben elkaar nodig, maar kunnen elkaar niet meer helpen vanwe ge de grote van hun eigen problemen. Een hele opmerkelijke passage is wanneer de moeder correspondeert via brieven met haar oudste zoon. Ze geeft dan nadrukkelijk aan dat haar man, de vader het niet kan opbrengen om ook te schrijven. Het is thematisch voor de rol van Russ als vader in het geheel
van het gezin. In alles is hij de afwezige vader die niet in staat is in zijn vaderrol te vervullen. Het is wellicht een beeld van de cultuur van de jaren ‘60 waarin kinderen zich heel nadrukkelijk ontdoen van het ouderlijk gezag en elke vorm van gezag en autoriteit betwist wordt. Omdat Franzen duidelijk gekozen heeft voor een domineesgezin is het geen vreemde gedachte dat hij ook wil naden ken over de rol van God en het geloof. Een rol die dan symbolisch door Russ wordt uitgedragen. Zoals Russ de afwe zige vader is, zo is God ook vooral de afwezige God. De vraag of God bestaat is dan niet meer relevant, want uitein delijk speelt hij geen enkele rol. Net zoals de bij de hoofdpersoon gaat het om een dubbele betekenis. Enerzijds wordt God zijn macht ontnomen, wat zo passend is voor de tijd waarin het boek zich afspeelt. Anderzijds, mocht God toch een rol worden toebedeeld dan lijkt hij machteloos en afwezig te zijn in het leven degenen, die Hem zo hard nodig hebben. Op deze wijze schetst Franzen mogelijkerwijs een beeld van een vader loze en godloze samenleving.
TERUGKEER?
Het boek Kruispunt deed me dan ook denken aan de theologische cultuurana lyse die F.O. van Gennep gaf in zijn boek De terugkeer van de verloren Vader. Van Gennep schreef dit boek in 1989 meer dan 30 jaar geleden. Het boek Kruis punt stelt mij voor de vraag hoe het nu precies zit met het woord terugkeer in de titel in het boek van Van Gennep. Is er één rechte lijn van verlies tot nu toe? Of is er sprake van een breuk en zijn er andere contouren van terugkeer van God te ontdekken? Hoe staat het er momenteel voor met de God van het christelijke geloof in onze Westerse Samenleving? En hoe moeten we hierop antwoorden? Vanuit onze theologie. En ook vanuit onze visie op de rol van kerk en gemeente in deze samenleving. Grote vragen, waar niet direct antwoor den op te geven zijn, maar die blijvend doordacht moeten worden.
ds. Roberto BuijsN.a.v. Jonathan Franzen, Kruispunt, Am sterdam 2021
September vorig jaar verscheen in vertaling Kruispunt het nieuwste boek van de Amerikaanse auteur Jonathan Franzen. Met Kruispunt heeft Franzen een zeer indrukwekkende familieroman geschreven. Het startpunt van de roman is 23 december 1971, enkele dagen voor Kerst. De lezer volgt de verschillende leden van het domineesgezin van Russ Hildebrandt en zijn vrouw Marion en hun vier kinderen.HET VOLK VAN GOD
Wat maakt dat mensen verenigd zijn tot het volk van God? Het volk van God, vanaf nieuwtestamentische tijden ook wel kerk genoemd, is geen volk met een gedeelde etnische afkomst of cultuur. In de christelijke traditie is het geloof in Jezus het geloof in Jezus Christus de samenbindende factor. Maar wat betekent dit?
In de gereformeerde traditie is de eenheid van de kerk verbonden met de eenheid in geloof. Geloof is hier vooral het aanvaarden van een bepaalde leer. Als illustratie hiervan kan de Nederland se geloofsbelijdenis dienen. Dit geschrift uit 1567 stond aan de wieg van het Nederlandse gereformeerde traditie en heeft een groot stempel gedrukt op de latere ontwikkeling van deze traditie. De kerk is volgens deze geloofsbelijdenis ‘een heilige vergadering van mensen die waarachtig in Christus geloven, die al hun zaligheid verwachten van Jezus Christus, gewassen door zijn bloed, geheiligd en verzegeld door de Heilige Geest’ (art. 27). ‘De eenheid van de kerk wordt be waard als zij zich onderwerpen aan haar onderricht en tucht’ (art. 28). De eenheid vindt het volk van God dus in de door haar gedeelde geloofsvoorstellingen. Dat het geloof de kerk samenbindt is geen uitvinding van de gereformeerden in de zestiende eeuw. Al eeuwenlang had de kerk haar geloof gedefinieerd in ge loofsbelijdenissen. Maar dat betekende niet dat alle kerkleden persoonlijk deze geloofsbelijdenissen moesten onder schrijven. Voor individuele gelovigen was het genoeg zolang men zich men maar niet tegen de leer van de kerk keerde. Ketterijen werden bestreden, maar er was geen programma om het kerkvolk inzicht in die leer te geven. Daarvoor was de kerkleer voor het ongeschoolde kerkvolk veel te ingewikkeld. In de middeleeuwen had de kerk een ge loofsleer die zij beleed, maar men achtte het niet nodig dat de gelovigen deze ge loofsleer meer dan zeer globaal kenden. Vanuit de gereformeerde traditie klinkt dat vreemd, maar dat is het eigenlijk niet. In de kern gaat het om de gedach te dat je als deel van het volk van God meedeelt in de genade die God aan het hele volk geeft. De enkeling, het individu, is in die gemeenschap opgenomen. God geeft zijn zegeningen niet aan afzonderlij ke personen, maar aan het collectief. De katholieke heiligenverering zoals die in de
middeleeuwen gestalte kreeg, dacht ook vanuit dit collectief. Er kon plat gezegd onderling verrekend worden. En de persoonlijke zegen die het individu kon ervaren, kwam middels de kerk.
IN HET OUDE TESTAMENT
Op een bepaalde manier sloot deze visie op de kerk als het volk van God aan bij de oudtestamentische situatie. De Joden waren bovenal een volk. Wie Jood was, werd door afkomst bepaald. Daar hoorde bij jongetjes een besnijdenis bij. Maar ook al was men niet besneden, dan be hoorde men nog steeds tot het Joodse volk. Een voorbeeld daarvan kunnen we in Jozua 5:4-5 vinden. Daar wordt verteld dat Jozua vele nog niet eerder besneden Joodse mannen besneed: ‘Hij besneed hen omdat alle weerbare mannen die uit Egypte waren weggetrokken, na de uittocht waren gestorven, onderweg in de woestijn. Van het volk dat weggetrok ken was waren alle mannen besneden geweest, maar de mannen die na de uittocht waren geboren, toen het volk onderweg was in de woestijn, waren niet besneden.’ Het was in het verhaal niet zo dat deze mannen pas toen gingen behoren tot het volk van God. Ook in de oudtestamentische tijd konden mensen van buiten toetreden tot het volk van God. Bekend is in dit verband het voorbeeld van Ruth: ‘Vraag me toch niet langer u te verlaten en terug te gaan, weg van u. Waar u gaat, zal ik gaan, waar u slaapt, zal ik slapen; uw volk is mijn volk en uw God is mijn God. Waar u sterft, zal ook ik sterven, en daar zal ik begraven worden. De HEER is mijn getuige: alleen de dood zal mij van u scheiden!’ (1:16-17). Uit de tijd van de Hasmoneeën weten we van grootscha lige bekeringen. Zo waren de voorou ders van Herodes de Grote gedwongen bekeerlingen: ‘Hyrcanus veroverde ook de Idumeïsche steden Adora en Marisa. Na alle Idumeeërs te hebben onderwor pen gaf hij hun toestemming in de streek te blijven wonen, op voorwaarde dat zij
zichzelf besneden en bereid waren te leven volgens de wetten van de Joden. Uit gehechtheid aan het land van hun vaderen accepteerden zij de besnijdenis en ze pasten ook in andere opzichten hun levenswijze aan die van de Joden aan. Van die tijd af zijn ze steeds Joden gebleven‘ (Josephus, Joodse Oudheden 13, 257-258).
BELIJDENDE GEMEENSCHAP
Toetreding tot het Jodendom ging gepaard met een soort erkenning van de God van Israël, een soort belijdenis dus. Het is niet zo vreemd dat toen in nieuwtesta mentische tijden mensen met een niet Joodse achtergrond wilden toetreden tot de christelijke kerk naast de doop als initiatieritueel om een belijdenis gevraagd werd. Het zogenaamde zendingsbevel uit Matteüs 28 laat dat goed zien: ‘Ga dus op weg en maak volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat ik jullie opgedragen heb’ (19-20a). Toen de kerk eenmaal overwegend uit mensen met een niet Joodse achtergrond bestond, werd geloof als samenbindende factor belangrijker dan etniciteit. Dit geloof impliceerde echter niet een persoonlijke kennis van alle leerstukken van het christelijk geloof. De kern was dat men zich verbonden wist met een gemeenschap die dit collectief beleed. Zo moeten passages als Johan nes 4: 53: ‘Hij kwam tot geloof, hij en al zijn huisgenoten’ verstaan worden. Waar ik voor wil pleiten, is dat het geloof ook in de protestantse traditie minder wordt ingevuld vanuit de gedachte van wat ik persoonlijk wel of niet kan geloven van door de kerk beleden leerstellingen. De vraag moet volgens mij zijn of wij verbonden willen zijn met een belijdende kerk. In die kerk gaat het niet om elkaar de maat nemen rond de juistheid van het geloof. Het gaat mijns inziens om de vraag of wij een volk willen zijn dat God toebehoort. Om daar vorm aan te geven delen wij verhalen en geloofsvoorstellin gen, maar uiteindelijk zijn die secundair voor waar het om gaat: zijn wij Gods eigendom?
Auteur Wim de Ruyter is als predikant ver bonden aan de Protestantse Gemeente te Maasland.
JEZUS MAAKT HET VERSCHIL
In de omgang met andere mensen zijn onze keuzes belangrijk voor de sfeer. Hoe reageren we op wat iemand in onze ogen verkeerd zegt of doet? Direct geïr riteerd of boos? Of wachten we even af? Vragen we eerst wat die ander bedoelt of dwarszit? Zien we op dat moment die ander als vriend of vijand? Een wereld van verschil.
In het Paasproject 2022 volgen we Je zus op het laatste deel zijn levensweg. We lezen gedeelten uit het Johan nes-evangelie. Gods Zoon maakt keu zes: blijft Hij zijn Vader trouw of gaat Hij zijn eigen weg, die Hem zo op het oog veel gelukkiger zal maken? Ook mensen om Jezus worden uitgedaagd tot beslis singen. Hoe reageren zij op wat Hij zegt en doet en wat Hem overkomt?
PSALM 78
Bijbelverhalen vertellen is een kunst. Wie herinnert zich niet die meester die zo spannend de vaderlandse geschiede nis bracht. Je leerde de hoofdrolspelers kennen en voelde je bij hen betrokken. Zo kun je de lijdensgeschiedenissen ook benaderen. We horen over Jezus en de mensen die Hij ontmoet. We vinden het gemeen dat zij Jezus verdriet en pijn doen. Of zijn blij, dat ze proberen Hem te helpen. Het verandert niets aan de afloop; Jezus sterft op Goede Vrijdag en komt uit het graf op Pasen.
De Bijbel gaat op een andere manier met vertellen om. Ten eerste gaat het vooral om God zelf. Psalm 78 stelt dat we de kinderen willen leren ‘de roem rijke, krachtige daden van de HEER, de wonderen die Hij heeft gedaan’ (vs. 4).
Ten tweede is vertellen verkondiging een doel: ‘Dan zouden zij op God vertrou wen, Gods grote daden niet vergeten en zich richten naar zijn geboden’ (vs. 7).
Gedenken van het lijden en sterven van Jezus mag niet blijven steken in een weergave van het karakter van de spe lers in het drama en de omstandighe den die van invloed zijn op de gang van zaken. Het gaat om het werk van God de Vader en God de Zoon, die redding
en verlossing brengen aan een wereld verloren in schuld. Ook aan ons.
JEZUS MAAKT HET VERSCHIL
In het paasproject ‘Jezus maakt het ver schil’ willen we daarom laten zien dat de bijbelverhalen onze houding ten opzichte van de heilige God willen bepalen. Jezus is niet minder dan dat, hoezeer Hij ook een kwetsbaar mens is. Hij kiest steeds om de weg van zijn Vader te blijven vol gen. En daarom: wat zouden wij gekozen hebben, als we een Schriftgeleerde of Petrus of Pilatus waren geweest? Hoe hadden wij gereageerd als toeschouwer op Golgota of Josef van Arimatea? Zou den wij net zo verdrietig geweest zijn als Maria aan het begin van de Paasdag? Dat is iets anders dan moralisme. Onze levenshouding wordt ter discussie gebracht. Leven we voor onszelf of leeft Christus in ons? Bedenken wij de dingen die boven zijn, waar Christus is aan de rechterhand van de Vader, of zijn we gericht op deze aarde?
ZICH RICHTEN OP GODS GEBODEN
Wij leren Gods lessen door wat mensen rond Jezus goed doen. We kunnen ook zien waar het bij hen fout gaat en willen anders leven. Iedereen worden voor de uitdaging geplaatst om te kiezen: hoe wil jij vandaag leven? Hoe kiest u, zodat God
blij is en geëerd wordt? Met daarbij de genadige als zekerheid dat God ons helpt om het goede te kiezen en dat Hij ons vasthoudt, zelfs als wij tekortschieten en de mist in gaan. Jezus maakt het verschil. Na zijn lijden en sterven is alles anders voor wie in Hem gelooft. Je zonden zijn vergeven en je krijgt een heerlijke toe komst die vandaag al begint. Vertel Het Maar wil deze les voor volwassenen en kinderen hoorbaar en zichtbaar maken.
PROJECTVERBEELDING
Carole van Dueren den Hollander-He ming heeft de projectverbeelding ontworpen en prachtig vormgegeven. Die bestaat uit een kruis, gevormd met dozen (met deksels) en een houten standaard als ruggengraat voor de kruis vorm. Op de deksels zijn platen met kale, schijnbaar dode, amandeltakken te zien. Op Pasen komt daar verandering in. Elke week gaat er een deksel af en zien we in de open doos symbolen die de keuzes laten zien waar Jezus voor komt te staan. Aan het einde van het kindermoment haalt u het deksel/de deksels van de vorige week/weken eraf zodat iedereen de groei van het project kan volgen en bekijken na afloop van de dienst. Doe dit niet op de 7e zondag maar sluit het deksel dan aan het einde van het kindermoment als teken van de afsluiting van het graf en mogelijk einde van Jezus leven. Op Pasen zijn alle deksels dus gesloten en wordt het 8e deksel er af gehaald en worden de bijbehorende symbolen getoond.
ds. Dick WesternengWERELDWIJD PROTESTANT
Verder kijken dan de neus lang is, is verrijkend. Wie zondags in de eigen kerk de dienst bezoekt mag beseffen deel uit te maken van een wereldwijde gemeenschap. Als christen en ook als protestants christen. Professor dr. Jan Jongeneel opent ons daarvoor de ogen in zijn boek ‘Protestantisme als wereldwijde vernieuwingsbeweging (1945-2020)’ (uitgeverij: Kokboekencentrum Uitgevers, Utrecht).
Jongeneel doet in dit boek iets, wat niet vaak meer voorkomt. Hij geeft in boekvorm een overzicht van een wereld wijde beweging. Zijn boek is een kleine encyclopedie van het protestantisme. Alle 199 landen van de Verenigde Na ties passeren de revue. Compleet met tabellen van cijfers en percentages van aantallen protestanten. Tegenwoordig belanden veel encyclopedieën in de ver geethoek van een antiquariaat. Cijfers en percentages wijzigen immers con stant. Letters op papier leggen dingen vast, die voortdurend in beweging zijn. Op wikipedia kun je feiten veel makke lijker bijwerken en actueel houden. De waarde van Jongeneels boek zit dan ook niet in de statistieken.
OVERZICHT
Jongeneel ‘beheerst als geen ander de kunst van het consequente presente ren van informatie en inzicht’, schrijft Fred van Lieburg in het voorwoord van dit boek. Dat is al vaker gebleken. In mijn boekenkast staan drie dikke pillen die dit bewijzen. Eerder verschenen van Jongeneels hand ‘Missiologie’ en ‘Nederlandse Zendingsgeschiedenis’ in twee delen. Dit boek over Protestan tisme maakt het kwartet compleet. Op zijn eigen typerende wijze geeft Jonge neel een overzicht, zoals hij dat kan als geen ander: een helicopterview. Hij laat ons bijna letterlijk meevliegen over alle landen van het wereldrond en toont ons overal Protestantse kerken, stromingen en personen. Hij typeert het protes tantisme als dat deel van het christen dom dat niet-Rooms-katholiek en niet ‘Oosters-Orthodox’ en niet ‘marginaal / sektarisch’ is. Hij rekent dus Anglica nisme en Evangelische Beweging mee. Ruwweg geschat gaat het dan over 10 % van de wereldbevolking.
PROTEST
Het protestantisme is een vernieuwings
beweging die begon in de zestiende eeuw met Luther. Het ‘protest’ van de keurvorsten op de Rijskdag te Spiers in 1529 leverde niet alleen de naam maar ook de diepste drijfveren: protestari. men voelde zich geroepen tot getuige nis en protest. Het protestantisme is dus zowel een tegenbeweging als een constructieve stroming. De kern van Jongeneels boek ordent alle landen naar de context, waarin het protestan tisme zich bevindt. Die context is het front waartegen het strijdt en waaronder het soms lijdt. Het is ook de samen leving, waaraan het een waardevolle evangelische bijdrage wil leveren.
MINDERHEID
Verschillende contexten vragen om ver schillende benaderingen. Meestal is het protestantisme een minderheid. Zo zijn er bijvoorbeeld op aarde 3 landen met een hindoeïstische en shintoïstische meerderheid (India, Nepal en Japan). Protestanten zijn aanwezig in 13 landen met een oosters-orthodoxe meerder heid. Nederland hoort bij de 15 landen met een multireligieuze samenleving. Net als onder andere Estland, Nigeria en Zuid-Korea. In 28 landen ter wereld vormen Protestanten de meerderheid. De Scandinavische landen en het Ver enigd Koninkrijk horen daarbij maar ook Afrikaanse landen als Kenia, Zambia en Zimbabwe.
ONTMOETING
Telkens geeft Jongeneel een kort historisch verslag van de protestantse geschiedenis in de betreffende landen als ‘ontmoetingsgeschiedenis’. Dat gebeurt op een positief-kritische manier. Jongeneel gaat niet eenzijdig mee met hen die alle zendingswerk als (neo-) kolonialisme afwijzen, maar sluit ook zijn ogen niet voor de kwalijke kanten. Steeds is het kenmerk van protestanten dat zij protesteren tegen geloofsdwang
en getuigen vóór Gods in Christus betoonde liefde. In elk hoofdstuk wordt een paragraaf gewijd aan ‘Godsdienst vrijheid en geloofsvervolging’. Juist ook omdat aandacht voor gewetensvrijheid en protest tegen geloofsdwang aan de wortels van het Protestantisme ligt. Speciale aandacht is er daarbij voor de geloofsgetuigen (martyres) die hun leven hebben gegeven voor hun geloof. Jongeneel heeft zijn boek zelfs aan hen opgedragen. Bij elke context worden een aantal bloedgetuigen genoemd: zij die hun leven gaven bij hun zendingswerk.
GROTE LIJNEN
In het afsluitende deel 3 van het boek worden de grote lijnen getrokken. Het protestantisme treedt wereldwijd in interactie met de omgeving. Dit kan door isolement, door assimilatie, maar meestal wordt er gestreefd naar een ‘selectieve acculturatie’ of ‘transforma tie’ van de samenleving. Protestanten weten zich geroepen tot pastoraat en diaconaat, inzet voor mondigheid, morele waardigheid, vrede, recht en gerechtigheid en duurzaamheid. Dat deze roeping niet altijd uit de verf komt, blijft wellicht in dit boek wat onderbe licht. Toch klinkt er geen lofzang op het protestantisme. De vijf sola’s van de reformatie vormen de diepste drijfveer: sola fide, sola gratia, solus Christus, sola scriptura en – last but not least: soli deo gloria. Alleen God de eer.
ds. Hans van DalenGELOVEN TEGEN BETER WETEN IN?
Is Abraham ons rolmodel voor “geloven tegen beter weten in”? Karel Blei bespreekt [Confessioneel-Credo (134/1), januari 2022, 10-11] de studie van Anton van Harskamp, die in de titel van zijn boek de vraag stelt of Gods opdracht aan Abraham om zijn zoon te offeren (Genesis 22) niet neerkwam op terreur van de kant van God. Blei vertelt ons over de vergelijking die Van Hars kamp maakt tussen de verschillende versies van dit verhaal in de Koran en in de Hebreeuwse bijbel. De versie in de Koran is heel direct: daar ligt de nadruk bij gestalten zoals Abraham op hun functie van rolmodel voor de gelovige lezer. Totale gehoorzaamheid toont dat iemand een echte dienaar is van God. Maar in Genesis 22 ontstaat voor de lezers de vraag hoe het nu gaat aflopen met Gods belofte aan Abraham om hem tot een groot volk te maken. Dat lijkt de eigenlijke spanning van het verhaal. In de Koran, vertelt Blei in navolging van Van Harskamp, is dat niet zo. Daar is gehoorzaamheid het thema.
Gods opdracht aan Abraham zorgt bij bijbellezers altijd voor onrust, terecht. Isaak offeren, dat is toch gruwelijk en onmogelijk? Zeker, dat is zo. Maar de vraag is, of je onze eigen reacties meteen moet inbrengen bij het lezen van Genesis 22. De tekst zelf begint immers niet aan die kant. Lezers hebben het al gauw over wat Abraham allemaal gedacht en overwogen kan hebben. Of lezers tonen zich geïrriteerd: Abraham had God wel eens mogen tegenspreken, zoals Job dat deed. Of le zers vinden dit hét moment om het ge loof achter zich te laten 1. Maar de tekst is op dit punt opvallend zwijgzaam. De focus ligt niet op wat Abraham er bij kan hebben gevoeld en of wij dat mee kunnen maken, maar op wat er gebeurt. Ook al valt het ons niet mee, je moet de schrijvers eerst laten vertellen. God geeft Abraham zijn opdracht (vers 2) en noemt alleen de noodzakelijke handelingen en de plaats: een berg in het gebied rond Moria: “Neem Isaak, ga, draag hem op als offer.” In vers 13 wordt de opdracht met dezelfde werk woorden uitgevoerd: hij ging, hij nam en hij droeg hem op als offer. Met een fundamenteel verschil: Abraham ‘zag een ram’ en die ram neemt de plaats in van ‘zijn zoon’. Dan volgt als eerste uitkomst van het verhaal (vers 14): Abraham noemde deze plaats: “Jhwh ziet/voorziet.” God had in de opdracht een plaats aangeduid en die plaats krijgt nu een naam met daarin het werk woord “zien”. Dat “zien” was door de verteller al aangekondigd in vers 4 en door Abraham zelf in vers 8. Voor theologen en filosofen is dit van
een ondraaglijke zakelijkheid. Er moet toch een religieuze reden zijn waarom Abraham zonder reactie op pad ging, ook al staat die er niet bij? Met als resultaat dat we direct veel meer met onze eigen onrust bezig zijn dan met de opbouw van de tekst.
TWEE MANIEREN VAN LEZEN Beginnen bij onze eigen reacties heeft als effect dat verschillende soorten le zers verschillende soorten oplossingen bedenken voor hun verbazing over de zwijgzame Abraham.
De ene oplossing ligt in de sfeer van de godsdienstgeschiedenis. Kinderoffers, de wijding van de oudste zoon, waren praktijk in de antieke religies in Kanaän en elders. In tijden van heftige crisis heeft God misschien het offer van de oudste zoon nodig (Micha 6:7)? Dat is dan het punt waarop Abraham wordt getest. Hij wil iets gaan doen wat niet de bedoeling was. God maakt op deze dramatische manier duidelijk dat hij het kinderoffer niet wil.
De andere oplossing ligt in de sfeer van persoonlijk geloof. De test die Abraham ondergaat, gaat over vertrouwen en toewijding. Heeft hij genoeg vertrouwen om te doen wat God vraagt, ook als het tegen alle normativiteit ingaat? Abraham wordt immers later door God gerustgesteld, vlak voor hij zijn zoon zou gaan slachten (vers 12). Dat klinkt als: ‘Het hoeft niet meer. Nu weet ik dat je godvrezend bent.’
Opvallend vond ik dat Karel Blei in zijn bespreking Van Harskamp bijvalt in zijn keuze voor deze tweede leeswijze: hier wordt Abrahams vertrouwen op
God getest. En om zich helemaal aan God toe te vertrouwen ging Abraham zo ver dat hij de keuze tussen goed en kwaad opschortte. God zal het wel goed maken. Door Abrahams vertrouwen is Isaak in wezen al geofferd, schrijft Blei.
Dat is mij een brug te ver. Moet je daar lezen dat God stilzwijgend verwacht dat Abraham eerst het gevecht met zichzelf levert om tot de gruwelijke acceptatie van een kinderoffer te komen? Het staat niet in de tekst.
Dit is een manier van lezen die de rol van Abraham algemeen maakt, een model van geloven voor iedere lezer. Ge loven heeft zo altijd voorrang, de vraag naar goed en kwaad wordt niet zelfstan dig door een mens beantwoord, maar is ingebouwd in wat er eerst moet: God vertrouwen. Maar moet dat echt tegen beter weten in? Plaatst God ons zo in zijn schepping?
Blei volgt hier Van Harskamp in zijn verwijzing naar Søren Kierkegaard, die in zijn boek ‘Vrees en Beven’ zijn ideale lezer van Genesis 22 heeft beschre ven. Dat was voor Kierkegaard iemand “wiens verlangen was Abraham op die reis van drie dagen te mogen volgen” 2 Iemand die dezelfde worsteling om gehoorzaamheid aan God doormaakt. Ook al staat juist daar niets over in de tekst. En voegt Kierkegaard toe: “deze man was geen geleerd exegeet; hij ken de geen Hebreeuws”. Dat klinkt nogal wrang, zoals ook in sommige actuele discussies in de kerken. Schriftgeleer den verstoren onze religieuze beleving. Het heeft bij Kierkegaard iets begrij pelijks gezien zijn harde aanvaringen met liberale academische theologen in
zijn dagen. Maar is dat een argument om bijbelonderzoek te minachten? Om zijn vakkennis moet je Kierkegaard niet gaan lezen.
Over de andere leeswijze die stelt: hier blijkt dat God geen kinderoffers wil, zegt Blei alleen dat die ‘te simpel’ is. Dat
op de berg. Maar ook dat blijft open. De tekst is heel summier en toont alleen de handelingen, binden, grijpen van het mes.
VAN OFFEREN NAAR ZIEN Dan blijkt dat niet ‘offeren’, maar het
GELOVEN ALS VOLSTREKT VERTROUWEN, TEGEN BETER WETEN IN, DE MORAAL VOORBIJ? DE TEKST VAN GENESIS 22 HEEFT HET DAAR NIET OVER. OF JE NU WEL OF LIEVER GEEN HEBREEUWS LEEST, DE TEKST GAAT NADRUKKELIJK NIET OVER DE GEMOEDSGESTELDHEID VAN ABRAHAM. DAT WORDT STEEDS OPVALLEND VERMEDEN. ER BLIJFT IN DE TEKST VEEL OPEN EN DAT KUNNEN WE BETER ZO LATEN. ABRAHAM VERZEKERT DE KNECHTEN DIE BIJ DE DIEREN BLIJVEN: ‘WIJ GAAN AANBIDDEN EN WIJ KOMEN BIJ JULLIE TERUG’ (VERS 5). WAS DAT DAN VROOM BEDROG?
gaat me te snel. Het Oude Testament is wel degelijk in conflict met de praktijk van kinderoffers, Deut. 12:31 18:10 2Koningen 23:10. Het is afgoden dienst. ‘De oudste zoon behoort aan mij’, bepaalt God in Exodus 13:12-13, ‘maar je moet hem loskopen met een offerdier.’ Dat is iets heel anders. Ik ben het met Blei eens dat Genesis 22 meer is dan een illustratie is bij die wetsbepaling. Bijbelverhalen worden wel eens te gauw gelezen als onderdelen van een religieuze agenda waarmee we onderweg zijn van A naar moreel Beter. God is niet een moreel programma. Maar wat is het alternatief? Houden we dan alleen de lijn Kierkegaard over? Geloven als volstrekt vertrouwen, tegen beter weten in, de moraal voorbij? De tekst van Genesis 22 heeft het daar niet over. Of je nu wel of liever geen Hebreeuws leest, de tekst gaat nadruk kelijk niet over de gemoedsgesteldheid van Abraham. Dat wordt steeds opval lend vermeden. Er blijft in de tekst veel open en dat kunnen we beter zo laten. Abraham verzekert de knechten die bij de dieren blijven: ‘wij gaan aanbidden en wij komen bij jullie terug’ (vers 5). Was dat dan vroom bedrog? En zijn antwoord aan Isaak: ‘God ziet zelf wel een offerlam’, was dat een al te vrome afleidingsmanoeuvre? Of zullen we Abraham maar serieus nemen in de dingen die hij uitspreekt? Waar het moment lag dat Abraham het offer als onontkoombaar ervoer, staat er niet bij. Volgens sommige exegeten pas boven
werkwoord ‘zien’ beslissend is voor de afloop van de eerste fase (vers 14). De plek waar de ram als offerdier de plaats innam van de zoon krijgt een naam: ‘Jhwh ziet/voorziet’. En die naam blijft in gebruik, zegt de schrijver. “Daarom zegt men: ‘Op de berg van Jhwh wordt gezien’.” Dat is de uitkomst. Eenzelfde soort conclusie klinkt aan het eind van Gen. 32:33, na de strijd van Jakob met de goddelijke gestalte bij de Jabbok. Met andere woorden, hier wordt geschiedenis geschreven. Eens en voorgoed wordt zichtbaar gemaakt wat in Israël de status van het heilig dom is: daar worden geen geschenken aangeboden om God genoegdoening te geven, maar daar wordt door God zelf voorzien wat er nodig is tussen God en mensen. Later in Lev.17:11 samenge vat in de woorden: Ik geef het bloed van de offers op het altaar. Religieuze tradities hebben wel de nei ging om zich helemaal te concentreren op de houding van de individuele gelovi ge, hier Abraham. Die aandacht stuurt dan de uitleg, maar ze verstoort wel het lezen van de tekst als geheel. Zeker, God stelt vast: ‘nu weet ik dat je mij je zoon niet hebt onthouden.’ Dat is een gegeven, niet ook nog een voorbeeld voor het geloof van de lezer. Het ‘willen’ dat NBV21 hier in vers 12 nog toevoegt, maar in vers 16 weer niet, is een stap te ver. Wat Abraham dacht of wilde staat nergens. De lezer krijgt niet het willen van Abraham als last opgelegd, maar leest hier dat de geschiedenis van
God met Israël aan zulke harde eisen nu voorgoed voorbij is. Wat Kierkegaard hier wilde lezen, is niet meer actueel, zo heeft Abraham ‘gezien’.
De ontdekking van deze plaats van ‘zien’ als model voor de eredienst is de eerste conclusie van Genesis 22. Later zal het boek Kronieken de lijnen doortrekken door de offerplaats Moria theologisch te verbinden met de plaats waar de tempel van Salomo zou gaan verrijzen. 1Kronieken 21:28 – 22:1 en 2Kronieken 3:1.
Hierna lezen we, vanaf vers 15, de tweede conclusie, een herbevestiging van de beloften van zegen en nage slacht aan Abraham. Met weer hetzelfde vertrekpunt als in vers 12: ‘nu weet ik dat je mij je zoon niet hebt onthouden.’ Genesis 22 blijkt zo een onderdeel van de lange geschiedenis van God met Abraham en zijn kinderen. Een geschie denis van beloften, testen, dreiging van mislukking, nieuw begin. Er ligt zo een verbinding met de andere toetsings verhalen in het boek Exodus (15:25 16:4) waar hetzelfde werkwoord voor ‘testen’ wordt gebruikt. De woestijntijd is een fase van testen, vertrouwen in Jhwh leren krijgen, ontdekken hoe de eredienst vorm zal krijgen. Bijvoorbeeld het manna-verhaal (Ex. 16), dat wel als voedselbank begint, maar in feite een oefening blijkt te zijn in het houden van de Sabbat.
Als lezers van deze verhalen zijn we niet pas goede gelovigen als we dezelfde tests willen ondergaan en het kunnen opbrengen om het beeld van Abraham als gelovige te imiteren. Dat hoeft ook niet, omdat er in Genesis 22 te veel open plekken zijn om aan de kant van Abraham als rolmodel te kunnen beginnen. Wij zijn ontvangers van een geschiedenis en sluiten aan bij wat bij Abraham is begonnen: God die op zijn eigen manier in zijn schepping aanwezig is en met zijn volk zijn eigen plek kiest tussen de volken en de religies: geze gend om tot zegen te zijn.
E. Talstra1 Zoals nu opnieuw Guus Kuijer in de bundel Een gesloten tuin – een verzegel de bron. Tien schrijvers over de beteke nis van de bijbel, Amsterdam/Antwerpen: Querido Facto, 2021, 9-30. Het gaat er hard aan toe in dat boek, ook een reden om nog weer eens goed over exegese na te denken.
2 Ik volg de vertaling van “Vrees en Beven”, editie Ten Have, 1983, p. 18 en p. 19.
KOM VERDER! (1)
‘Kom verder!’, onder die titel is vorig jaar deel 1 van de memoires van Freek de Jonge verschenen. Het gaat over zijn vader, ds. A. de Jonge, die van 1942 tot 1946 hervormd predikant in Westernieland was. En van 1946 tot 1951 in Workum – hij was daar een van mijn voorgangers. (In 1951 vertrok het gezin De Jonge naar Zaandam. Over die periode gaat deel 2 van de memoires. Dat is in 1987 als Zaansch veem uitgekomen.) In deze bespreking beperk ik mij voornamelijk tot de periode-Workum van De Jonge Sr.
Freek de Jonge spreekt zelf over ‘een romantische weergave van de werke lijkheid’. Dat roept de vraag op: is het feit of fictie? Recensent Rob Schouten schreef in Trouw dat hij bereid was te geloven dat het portret van Freek van zijn vader klopt, en wel op basis van het grote aantal bronnen waarnaar de auteur achter in Kom verder! verwijst. Toen Freek vorig jaar bij mij op bezoek was om over de periode-Workum van zijn vader en de context daarvan te praten, heb ik hem een stapeltje wetenschappelijke boeken meegegeven. Ik moet zeggen: hij heeft er zijn voordeel mee gedaan. Hij heeft de kerkelijke en theologische ontwikkelingen in de jaren ’40 en ’50 van de vorige eeuw trefzeker onder woorden gebracht. Dat mag voor iemand die niet kerkhistorisch geschoold is een hele prestatie genoemd worden. Dat laat onverlet dat er ook veel fictie in het boek te vinden is, vooral in de dialogen. Wat dat betreft heeft het – inderdaad – veel van een roman. Om nog even op het ‘verwerken’ van de door mij opgegeven li teratuur terug te komen: in een interview met Coen Constandse en Jilles de Klerk, in In de Waagschaal van 8 januari, laat Freek weten dat hij het helemaal geen corvee gevonden heeft.
DE ONZEKERHEID VAN DE JONGEEerst iets over de titel van deel 1 van de memoires van Freek. - ‘Kom verder!’, dat hoorde aankomend student theolo gie Andries de Jonge nadat hij de hoge deur van de kamer van prof.dr. G. van der Leeuw in het universiteitsgebouw in Groningen voorzichtig opengeduwd had, na eerst ‘Binnen’ gehoord te heb ben. ‘Raker had hij op dit door twijfel ontwrichte moment niet aangesproken kunnen worden. ‘Kom verder!’ In die aansporing klonk direct de bemoediging door waar hij ten diepste behoefte aan had. Een simpel blijk van vertrouwen: Je mag er zijn! Kom verder!’, aldus Freek. Andries de Jonge werd geplaagd door onzekerheid. ‘Zou de ratio het verlan gen naar het mysterieuze gaan verdrin gen? Kon vrijheid een opzichzelfstaand streven zijn zonder morele verplichting? Was geloven aangeleerd of aangebo ren? Zat God in de mens of kwam de mens uit God?’ Die onzekerheid krijgt kleur tegen de achtergrond van de wijze waarop Andries’ vader Willem op een nazomerse dag in 1900 op het Zeeuw se Duiveland een roeping had gekregen. Op een gedragen toon, galmend als in een lege kathedraal, had de toen 14-ja rige jongen iemand horen zeggen: ‘Waar
zijt gij?’ Hij had geantwoord: ‘Hier ben ik, Heer. Hier ben ik.’ Hij was evangelist geworden.
ROEPING VAN WILLEM DE JONGE
Ds. De Jonge kwam op de roeping van zijn vader terug op een uiterst moeilijke dag in zijn leven. Hij zat in zijn studeer kamer in de pastorie in Workum toen zijn vader op de deur klopte. ‘Hij mom pelde, terwijl alles in hem schreeuwde nee, niet nu: ‘Kom verder!’ Zijn vader had niet echt op toestemming van zijn zoon staan wachten. Stel je voor, de vader, de geroepene, wordt door de zoon, de geleerde, de toegang ontzegd.’
Verderop: ‘Zijn vader had erbij willen zijn als de Heilige Geest zich over zijn zoon zou ontfermen. De oude man schuifelde timide naar de deur, pakte de kruk.
- ‘Wacht!’ zei hij opeens. ‘Vader, voor u gaat één vraag: Wat zei God eigenlijk tegen u?’
- ‘Hoe bedoel je?’
- ‘In dat weiland. Op Duiveland.’
De St. Gertrudiskerk, richting het koor, met het deels open koorhek. (Foto: Kerkfotografie/Diana Nieuwold) President-kerkvoogd D.J. Tjeerde (links) overhandigt de sleutels van de gerestaureerde St. Gertrudiskerk aan ds. A. de Jonge (21 juni 1951).- ‘De dames willen dat ik een kopje thee kom drinken.’
- ‘Nee, ik wil het nu weten. U zit in dat weiland met die koeien. De zon brandt op uw kop, u bent uw pet vergeten en God roept u. Wat zei Hij?’
- ‘Dat is zo lang geleden, dat weet ik niet precies meer.’
- ‘Onzin. Als ik er al bijna dagelijks aan denk, dan moet het bij u toch zeker ook voortdurend door uw hoofd schieten?’
Zijn vader knikte met tegenzin.
- ‘Wat zei God?’
- ‘Ik weet het niet meer.’
- ‘Zei God dat toen of zegt u dat nu?’ Zijn vader moest daar even over naden ken.
- ‘Ik, nu.’
- ‘Kan het zijn dat God helemaal niets tegen u gezegd heeft?’’
Het gesprek werd afgebroken: iemand kwam binnen om De Jonge Sr. op te halen voor de thee.
HERINRICHTING GROTE KERK
De ambtsperiode van ds. De Jonge in Workum werd voor een groot deel bepaald door de restauratie en de herinrichting van de uit de late Middel eeuwen daterende Grote Kerk van het stadje. De dominee had zich voorgeno men de kerk op basis van de inzichten van Van der Leeuw, die voorman van de Liturgische Beweging was, in te richten. ‘Wat inhield dat de gemeente actiever bij de eredienst zou worden betrokken en dat het Woord minder dominant werd. Hij kreeg al snel in de gaten dat dat gevoelig lag.’ Het heeft inderdaad veel strijd gegeven. Men vond de plannen van ds. De Jonge ‘te rooms’, ‘te liturgisch’, ‘met te weinig nadruk op het Woord’. ‘En vooral was men bang voor de imponerende ruimte, de leegte volgens iemand, die de restauratie van de kerk had opgeleverd. De meeste gelovigen zeiden het niet hardop, maar er werd gesnakt naar gezelligheid. God en gezelligheid, laat Karl Barth het maar niet horen, dacht hij.’
De strijd spitste zich toe op het al dan niet herplaatsen van het voor-reformato rische koorhek. ‘Na een richtingenstrijd waaraan Schieringers en Vetkopers een puntje konden zuigen, ging de kerkvoog dij ten langen leste akkoord met het compromis dat collega De Bruijn had weten te vinden. Een Salomonsoordeel waarbij het koorhek in tweeën werd gedeeld. Eén helft werd geplaatst, dat wil zeggen een kwart aan elke kant. De avondmaalstafel ertussenin.’
Jan Dirk WassenaarMISVERSTAND
Via deze weg wil ik de lezers van Confessioneel-Credo er op wijzen dat het abonne ment van dit blad organisatorisch geheel los staat van de vereniging Confessionele Beweging.
Het lidmaatschap van de vereniging en wijzigingen hierin worden bijgehouden door de ledenadministratie van de CB. Deze administratie is bereikbaar via leden@ confessonele beweging.nl of 06-23 92 60 36.
Als er iets wijzigt in het abonnement op dit blad, dient u conact op te nemen met de uitgever BDU. Voor contactgegevens zie de colofon op de één na laatste pagina van het blad.
Dank voor uw aandacht en medewerking!
NIEUWS OVER CONFESSIONEEL-CREDO
1. Een vriendelijke oud-Credolezer uit de provincie Groningen belde mij op over de hoogte van de abonnementskosten van Confessioneel-Credo. Ik heb hem uitge legd, dat we van 6 nummers Credo naar 23 nummers zijn gegaan en dat portokos ten zwaar wegen in de kosten. Ik heb beloofd er iets over te schrijven in ons blad. Toen in oktober 2019 het gezamenlijke blad van start ging, is met de uitgever (BDU) afgesproken, dat er voor Credolezers een korting zou komen gedurende twee jaar (2020 en 2021). Dat is om de overgang van Credolezers naar het nieuwe blad soepel te laten verlopen. Die korting is over 2022 voorbij.
2. Onlangs is besloten, dat na de zomer van 2022 van de 23 nummers per jaar er 10 thematische nummers komen, waarvan dan weer 4 geheel themanummers zijn. De vier themanummers bij Kerst, Pasen en in juni en september doen nog wat denken aan het vroegere Credo.
3. We willen graag gaan werken met ook digitale abonnementen voor wie dat wil. En dat er via een website naar oudere nummers gekeken kan worden. Daarover zijn we nog in gesprek met uitgever BDUvakmedia.
ds. Wim Scheltens, hoofdredacteur Ad de Waard, ledenadministrateur Nieuws over Confessioneel-CredoHET LAM
Misschien is de vraag “wat kunnen wij daar nog mee?” niet de beste vraag. Je kunt belangrijke zaken niet zomaar aan de kant schuiven onder het mom dat het ongemakkelijk, ouder wets of achterhaald zou zijn. Maar het andere uiterste is dat je voor de vragen wegloopt, en zonder nadenken herhaalt wat je altijd hebt gehoord. Als ik in 2022, zittend achter mijn Zwolse bureau, Jezus een lam noem, dan klinkt dat uit mijn mond heel anders dan wan neer een schaapherder uit het Midden Oosten Jezus een lam noemt. Begrijp ik nog wel wat ik zeg, als ik de woorden nazeg die de traditie me leert? Daarom is het belangrijk dat er theologen zijn en theologiestudenten, die leren na te denken over de vraag hoe we kunnen begrijpen, kunnen uitleggen, wat het geloof ons voorzegt.
CONFESSIONEEL
De bereidheid om de Bijbel na te spre ken, te belijden wat de Bijbel belijdt, en daarbij tegelijkertijd te zoeken naar nieuwe woorden zodat je het als nieuw gaat begrijpen – dat is wat ik onder confessionele theologie zou verstaan. De theoloog probeert woorden te vinden om ook vandaag, en elke dag opnieuw, uit te kunnen drukken hoe, op welke manier, dat wat we belijden waar is. Zo blijft ‘belijden’ een actief en spannend werkwoord.
Een inspirerend voorbeeld waarin dit verder wordt doordacht vind ik het boek Fides quaerens intellectum, ‘Geloof op zoek naar inzicht’, van Karl Barth, an derhalf jaar geleden verschenen in een Nederlandse vertaling door Wessel ten Boom. Barth vindt de inspiratie voor zijn theologische methode zelf overigens ook weer in de traditie, en wel bij de middeleeuwer Anselmus van Canter bury (1033-1109). Ik geef het hier als literatuurtip, omdat het mij geholpen
heeft deze omschrijving te geven van wat ‘confessionele theologie’ is.
OFFERLAM
Als we over Jezus lezen als het lam dat geofferd wordt, is het dus niet de vraag óf we nog kunnen meevoelen wat de Bijbel over offers zegt, maar hóe we dat opnieuw kunnen begrijpen en belijden. Soms wordt gevraagd, en misschien voelen wel heel veel mensen mee met die vraag, of de terminologie van offeren geen wreed idee veronderstelt van wie God is. Is Hij dan een God die bloed wil zien?
Nu is het ook heel duidelijk dat je in de Bijbel geen simplistische offertheologie aantreft, waarbij je zonden afkoopt met een offer. Alsof je kon zeggen: “Het kost even wat, maar je offert een kost baar dier en dan is God weer tevreden. Klaar is Kees.” Nee, lees bijvoorbeeld Psalm 50 maar eens: op relatief gemakkelijke afbetalingen zit God echt niet te wachten, dat wordt daar wel heel duidelijk. En toch gebruikt de Bij bel wel voortdurend offerterminologie. Waarom?
Een tekst die mij erg geholpen heeft om dit beter te begrijpen, en om hier belijdend mee om te gaan, komt van de oudtestimenticus Hartmut Gese. Vijfen twintig jaar geleden werd ik als student op die tekst gewezen door een docent in Nottingham – ik ben hem daar nog altijd enorm dankbaar voor (en inmid dels heb ik ook al vrij veel studenten zelf weer op die tekst gewezen).
Ik vat heel kort (veel te kort) samen wat ik door die tekst heb geleerd.
JIJ WORDT IK
Waarom waren offers eigenlijk nodig, en hoe konden de mensen daar in Bijbelse tijden ook in meevoelen, mee-belijden?
Ik denk eigenlijk dat we dít allemaal wel kunnen begrijpen: dat contact met
God – het enige wat je leven uiteindelijk blijvende waarde kan geven, dat je recht staat voor God – dat contact met de grote heilige God niet vanzelf spreekt. De God bij wie geen smetje of donkere plek kan bestaan, de God van liefde en licht en blijdschap en alleen maar leven – daar kan ik helemaal niet bij in de buurt komen. Dat werd in de tijd van de Bijbel, door het optreden van Mozes en de profeten, ook diep doorvoeld. Mijn wereld, mijn leven is te anders. Als ik zomaar in contact zou komen met de heilige God, wordt dat mijn dood. Want dan kan er niks van mijn zonden en twij fels en onbenulligheden overblijven. Het zijn allemaal dingen die de Bijbel ‘zonde’ noemt – en het is ook zonde. Maar als ik de kloof over zou steken, dan kan al leen overblijven wat heilig is. En dat ben ik niet en dat word ik ook niet.
En nu ging in Bijbelse tijden precies zo iemand als wij vandaag ook nog zijn, met uiteindelijk ongeveer dezelfde verlangens en wensen en levensvragen, naar de tempel. Met een bok of een stier of een lam. En iets waar je gemak kelijk overheen leest, maar wat heel belangrijk was (zie Leviticus 1:4): dan legde zo iemand de rechterhand op de kop van het dier – een diep ontroerende beweging. Een beweging om te onthou den.
Je komt die beweging in de Bijbel vaker tegen. Bijvoorbeeld toen Mozes zijn opvolger Jozua benoemde. Of wanneer de Levieten, de tempeldienaars, werden gewijd. Met die beweging zei je eigenlijk: ‘Wat jij gaat doen, doe je in mijn plaats. Je neemt mijn taak over. Je doet wat ik niet (of niet meer) kan doen.’ En dan gaat het niet alleen maar om een taak – jij gaat doen wat ik moest doen; het gaat om je hele zijn. Jij bent nu wat ik niet kan zijn. Jij wordt ik. Ik identificeer me met jou.
En bij een offer werd het dier daarna geslacht, en zijn bloed werd in aanraking gebracht met het altaar, of op de grote verzoendag zelfs met de ark. Bloed betekende: het leven, en de ziel. Want als het bloed uit iemand wegloopt, dan loopt het leven uit hem weg. Het leven van dat dier werd in contact gebracht met het altaar, met de ark – en dat bete kende: met God zelf. Het leven waar ik net nog mijn hand op gelegd heb,
“Zie het Lam van God,” zegt Johannes de Doper als hij Jezus ziet. “Ik zag een lam dat eruitzag als een lam dat geslacht was,” schrijft Johannes de oudste in Openbaring. Het roept beelden op van offerdieren in de tempel. Een lange Bijbelse traditie. Maar wat moeten wij er anno 2022 nog mee? Staat het beeld van Jezus als offerdier niet heel ver van ons af? En al helemaal ver af van de mensen die niet met de taal van de Bijbel vertrouwd zijn?
waarvan ik net nog gezegd heb: ik identificeer me ermee – wordt in contact gebracht met God. Ik kan niet anders in contact komen met God dan door de dood heen – en kijk wat er met dit dier gebeurd is! Het heeft mijn leven – aan God gewijd. De kloof overbrugd.
Wil God nu bloed zien? Is dat de betekenis van offeren? Nee – de betekenis van het offer is dat God wil dat ons leven aan Hem gewijd wordt. Dat het betekenis en zin krijgt. Maar dat gaat alleen maar door de diepte van het offer heen. Door je hand te leggen op de kop van een dier dat moet sterven.
GELOVEN
En dat is ook de reden waarom Jezus zijn bloed, zijn leven, uitgegoten heeft. Voor eens en voor altijd. Jezus is God zelf die zegt: het moet goed komen tussen jou en Mij. Daar heb Ik alles voor over.
Bij een gewoon lam, of een stier of een bok, kun je nog zeggen: “Dat is al lemaal zo gewoon, zo alledaags, eigenlijk nog helemaal iets van onze we reld, moet dat mij nou in contact brengen met God? Moet dat mijn leven aan God wijden?” Maar dat kun je nu niet meer zeggen. Nu komt het initiatief helemaal en overduidelijk van Gods kant. Hij heeft er alles voor over. En Hij doet het namens ons. Hij neemt – wat een offerdier natuurlijk nooit echt kan doen – alles van ons over.
En nu is alles wat wij hoeven te doen: geloven. Geloven is net zoiets als je hand op de kop van zo’n stier of bok leggen. Het is zeggen: jij komt in mijn plaats. Geloven is: je hand als het ware op het hoofd van Jezus leggen. Zeggen: ik identificeer, vereenzelvig me met U. Wat U doet, daar kan ik me helemaal in vinden – al had ik het nooit ofte nimmer kunnen volbrengen. Het is helemaal, wat ik had moeten doen. Ineens staat de Bijbel helemaal niet zo ver meer van me af!
prof. dr. Edward van ’t Slot
Literatuur:
K. Barth, Fides quaerens intellectum, Soest 2020 H. Gese, ‘Die Sühne’, in: Zur biblischen Theologie, Tübingen 19893
U kunt het werk van auteur prof. Van ’t Slot in Groningen altijd steunen via een gift, of bijvoorbeeld via een collecte. Het rekeningnr. van het Leerstoe lenfonds te Breukelen is NL23 INGB 0006 5979 34.
REDACTIE
Het bestuur van de Stichting tot Verspreiding van de Confessionele Beginselen is verantwoordelijk voor het verschijnen van het blad Confessioneel–Credo. Voorzitter van de stichting is dr. Jan Dirk Wassenaar.
Het algemene e-mailadres voor het aanleveren van kopij is: redactieconfessioneel@gmail.com of dirkvanduijvenbode1965@gmail.com
HOOFDREDACTEUR
ds. Wim Scheltens
EINDREDACTEUR
ds. Dirk van Duijvenbode Koning Willem III weg 16 C 3151 HJ Hoek van Holland Tel. 06 20628184
DEELREDACTIES
Wereldwijd: ds. Hans van Dalen Geloof: ds. Arien Treuren
Theologie: dr. Wim de Bruin Vertel het maar: ds. Dick Westerneng Kerk: dr. Jan Dirk Wassenaar
Samenleving: dr. Jacques Schenderling Gemeentewerk: ds. Roberto Buijs Cultuur: ds. Annelieke Warnar en ds. Robert-Jan van Amstel
Studentenbijdrage: Mart Jan Luteyn
Themanummers: ds. Robert-Jan van Amstel, ds. Diemer de Jong, dr. Peter Verbaan, ds. Dick Westerneng, ds. Wim Scheltens Varia, persberichten en eindredactie: ds. Dirk van Duijvenbode Vaste medewerkers: dr. Wim de Bruin, drs. Fred Cupido dr. Wim de Ruyter, dr. Peter Verbaan
Inhoudsopgave
01 opening - Tekenen der tijden ds. Hans van Dalen
02 hoofdartikel - Sensatie of seksisme? ds. Dirk van Duijvenbode
03 meditatie - De goede strijd gestreden ds. Aart Rietveld
04 cultuur - Kijk niet omhoog! ds. Robert-Jan van Amstel
06 varia - Alleen – zonder vader ds. Roberto Buijs
07 theologie - Het volk van God dr. Wim de Ruyter
08 vertel het maar - Jezus maakt het verschil ds. Dick Westerneng
09 wereldwijd - Wereldwijd Protestant ds. Hans van Dalen
10 varia - Geloven tegen beter weten in Eep Talstra
12 kerk - Kom verder! (1) dr. Jan Dirk Wassenaar
13 korte berichten
14 bijzondere post - Het Lam prof. dr. Edward van ’t Slot
15 colofon
Postbus 67 3770 AB Barneveld tel. 0342- 494911 – fax 0432-494299 abonneeservice@bdu.nl
tel. 06-54274244 e-mail: r.abraham@bdu.nl