CREDO
134e jaargang 10 maart 2022 nr. 5
134e jaargang 10 maart 2022 nr. 5
alleen twijfel en aanvechting, namelijk een vraag van spot en hoon, tot en met heiligschennis en godslastering?
Oorlogen roepen veel vragen op.
Een daarvan is die naar Gods Koninkrijk en Zijn gerechtigheid. Ooit schreef Gerard Reve het gedicht ‘Graf te Blauwhuis’, waarin hij die vraag ook stelt.
Hij rende weg, maar ontkwam niet, en werd getroffen, en stierf, achttien jaar oud.
Een strijdbaar opschrift roept van alles, maar uit het bruin geëmaljeerd portret kijkt een bedrukt en stil gezicht. Een kind nog. Dag lieve jongen. Gij, die Koning zijt, dit en dat, wat niet al, ja ja, kom er eens om, Gij weet waarom het is, ik niet. Dat Koninkrijk van U, weet U wel, wordt dat nog wat?
Reve droeg ‘Graf te Blauwhuis’ op aan zijn buurvrouw Sjiuwke Hofmeijer-Rijp
ma in Greonterp, waar hij jarenlang gewoond heeft, te midden van de stille wateren en de grazige weiden van de Friese Zuidwesthoek.
De naamloze jongeman waar ‘Graf te Blauwhuis’ over gaat, was de jong ste broer Gerrit van die Sjiuwke Hof meijer-Rijpma. Kort voor het einde van de Duitse bezetting vond hij de dood, na een inval van landwachters in de boerderij van het gezin. (De literaire pelgrim zal het graf van Gerrit Rijpma tevergeefs zoeken. Eind jaren tachtig zijn ‘de stoffelijke resten’ van de jonge man herbegraven op Ereveld Loenen, bij Apeldoorn. De gedenkplaquette met zijn beeltenis op porselein, in sepiakleur, zijn toen teruggegaan naar de familie.)
Het gaat mij nu om de slotzin van ‘Graf te Blauwhuis’, die vraag ‘Dat Konink rijk van U, weet U wel, wordt dat nog wat?’ Is dat een vraag van meer dan
Misschien wel, maar het is ook een vraag die christelijk, gelovig gesteld kan worden. Zoals we met Gez. 294 / Lied 757: 2 wel zingen:
Waar blijft het overlang beloofde land van God, waar liefd’ en lofgezang verdrijven leed en dood?
Wij stellen die vraag ook, christelijk, gelovig als we zijn. Vanwege de ellende in de wereld, vanwege het leed in het leven van mensen, nu in het bijzonder in Oekraïne. Nee, die vraag ‘Dat Koninkrijk van U, weet U wel, wordt dat nog wat?’, dat is niet perse een vraag die scep tisch, cynisch naar voren komt. Dat Koninkrijk, dat wordt nog wat. Omwille van het volbrachte werk van het slachtoffer bij uitstek, Jezus Christus. Slachtoffer van mensen en machten, van duivel en demonen. Ook van ‘moe ten’ van Godswege. Juist in deze tijd van het kerkelijk jaar staan wij daar bij stil.
Ik had het over ‘Gods Koninkrijk en Zijn gerechtigheid’. Bij die gerechtigheid moet ik altijd denken aan een Frie se vertaling van een zinsnede uit de geloofsbelijdenis; van deze: dat Jezus zal wederkomen om te oordelen de levenden en de doden. Een weergave luidt dat Hij zal wederkomen ‘om rjocht te dwaan de libbenen en de deaden’ / ‘om de levenden en de doden recht te doen’. Naar 2 Petrus 3: 13: ‘(…) wij vertrouwen op Gods belofte en zien uit naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont.’ Daar is geen rouw, geen rouw, geen jammer klacht, geen pijn, want wat er eerst was is voorbij (Openbaring 21: 4).
dr. Jan Dirk Wassenaar
Hoeveel slachtoffers zijn door de oorlog in Oekraïne inmiddels niet gevallen? Ze zijn al niet meer te tellen. Zoals elke oorlog talloze slachtoffers kent.
Volgens de jongeren om me heen is bidden vooral vragen. We vragen om hulp bij bijzondere dingen aan iemand die we God noemen. We geloven van Hem dat Hij ergens boven ons is in de hemel en dat Hij er iets aan kan doen. Aan onze problemen, aan ziekte, aan deze wereld. Hij heeft de macht om in te grijpen. Als je iets aan God vraagt, zeg je dus eigenlijk dat je Hem nodig hebt. Daar lijkt mij niks mis mee!
BIDDEN: ANTWOORD GEVEN
Het moet natuurlijk niet zo worden, dat wij God voor ons karretje gaan span nen. Dat we Hem gaan gebruiken voor alles dat wij graag willen, maar zelf niet
voor elkaar krijgen. Je kunt natuurlijk niet gaan bidden om het winnen van de Postcodekanjer van zoveel miljoen euro; dat is geen bidden, maar hebzucht.
Je kunt nog wel bidden om goede cijfers op school, maar dan moet je natuurlijk ook echt proberen je repetities goed te leren. Als jij er niks aan gedaan hebt, kun je niet verwachten dat God je helpt om je goed te concentreren en de juiste antwoorden op te schrijven.
Als je bidt en God vraagt om hulp, geef je daarmee antwoord op wat Hij eerst heeft gezegd, op wat Hij heeft beloofd. God heeft gezegd, dat Hij van ons houdt. Hij wil werkelijk aandacht aan ons besteden. Hij wil dat wij gelukkig
zijn. Daar wil Hij alles voor doen. In de Bijbel zegt Jezus, dat we God de Vader alles mogen vragen in zijn naam. Hij zal naar ons horen. En we mogen er vanuit gaan dat de Here God ons ook geeft wat wij nodig hebben. Als we God om iets vragen, moeten we van tevoren be denken of het wel goed is in Gods ogen wat we bidden.
Maar bidden is meer dan vragen. Ti moteüs zegt: ‘Allereerst vraag ik dat er voor alle mensen gebeden wordt, dat er smeekbeden, voorbeden en dankgebe den voor hen worden uitgesproken’. (1 Timoteüs 2:1)
BIDDEN: JE HART LUCHTEN
Smeekbeden is met God bespreken waar je echt mee zit. Je hart luchten bij God. Soms heb je het gevoel, dat het helemaal niet wil en dat je geen kant meer uit kunt. Weet dat je dan ook bij God terecht kunt. Je zegt gewoon waar je mee zit. Dat hoeft niet in prachtige afgeronde zinnen. Het mag er best huilend en stamelend en protesterend uitkomen. Het mag best voor jouw ge voel een beetje stuntelig zijn, als je het maar echt meent. Bij problemen ben je vaak bang, onzeker en boos tegelijk. Je weet misschien zelf niet eens precies wat je overkomt. En je kunt ook niet met alle dingen naar een ander mens toe. Sommige dingen zijn te privé. Zeg het maar tegen God. Gooi het er maar uit naar Hem toe. Ja, ik bedoel na tuurlijk niet dat je de Here gaat uitschel den in je gebed en Hem de meest grove beledigingen naar zijn hoofd slingert. Dat niet, maar je hart legen naar de Here, wetend dat Hij luistert en van je houdt, kan geweldig opluchten. Er valt een brok lood van je hart af. Je kunt weer even verder.
Smeekbeden uitspreken, God smeken om een oplossing, zo van: Here, ik weet het niet meer, wilt U er iets aan doen? Bij ziekte, in de tijden dat er grote
De gemeente is een biddende gemeente. Hoe individualistisch we soms ook zijn, dan verenigen we ons. In aangereikte of zelfgekozen woorden. We bidden onze Heer en Heiland om ontferming, om kracht, moed en hoop. Samen met ouders en jongeren ontstond dit artikel rond de oorlog in de Oekraïne.
oorlogen in de wereld zijn, je mag God smeken of Hij er wil zijn, ook voor jou.
Dan noemt Paulus nog het danken. We kunnen God natuurlijk danken voor aller lei dingen die Hij geeft, zoals voedsel, gezondheid en andere voorrechten. Dat is belangrijk, want je erkent daarmee, dat je die dingen niet vanzelfsprekend vindt. Het zijn geschenken van God. Maar heb je er wel eens aan gedacht, dat je God ook kunt danken voor wie Hij is? Het gaat niet alleen om de dingen die Hij je geeft. Je kunt Hem ook loven en prijzen, gewoon omdat Hij jouw God is. Omdat Hij een geweldige God is. Als je bijvoorbeeld in de Bijbel leest, dat God er was voordat de bergen er waren en dat Hij er nog zal zijn, als onze wereld niet meer bestaat, dan kun je daarvan onder de indruk raken. Zeker als je op vakantie bent in de bergen en ergens in een dal staat, omringd door van die machtige puisten met op de toppen de eeuwige sneeuw. Dan kun je vol ontzag zeggen: Here God, wat bent u groots en geweldig. Ik dank U dat U mij als kind wilt hebben, dat ik U mijn Vader mag noemen.
Bidden is ook gewoon je bewondering voor God uitspreken, Hem de eer bren gen voor wie Hij is.
DENK NA
Hoe is het met ons bidden? Is het voor al vragen? Of krijgen die andere dingen als smeken, danken en lofprijzen ook een plaats? Als je vanavond je handen vouwt en de dag met Hem afsluit, denk dan nog eens aan wat Paulus zegt. Denk na bij wat je bidt. Maak van God niet alleen een vraagbaak, hoewel Hij dat graag wil zijn. Vergeet ook niet Hem jouw hart te tonen in tegenslagen, maar vooral ook in je geluk.
ds. Dick Westerneng
Psalm 56 is een typologische ver woording van dit alles. Als David in het nauw zit. Als David zich geen raad meer weet. Zo’n moment waar op je zegt: “Ik word hier gek van.” Een blik naar binnen in het zielsle ven van de sterke David met een klein hartje. Wat doet David in deze benarde positie? Hij kijkt omhoog. De enige uitweg. De enige hoop op redding. De harten opwaarts! Zwerven is zoeken. Zwerven is de weg kwijt zijn. Zwerven voelt onbehagelijk. Het diepe besef van niet-thuis zijn. Alsof niemand naar je omkijkt. Wie zorgt er voor je innerlijke leven en gevoelens? Er is een God die hoort, omdat Hij ziet. Hij kijkt met Zijn hart. Zijn hart is vol bewogenheid en ontferming. Dat blijft over voor David in nood. De kinderen van Israël hebben ook geweten wat zwerven is, in zekere zin weten zijn dat nog. Uit het niets geroepen door een stem, beantwoord door Abram. Aan het hof van Egypte wordt het zo geleid dat de kleine Mozes uiteindelijk de leiding krijgt over de uittocht. Uit Egypte, door de zee, in de woestijn, maar nooit alleen. Rich ting het land van melk en honing, het beloofde land! Door die omzwervin gen heen, heeft God zijn volk geleid. De lijdende knecht des Heren zingt zijn liederen door de mond van Jesaja. De personificatie van het volk dat God bij naam riep. De profetie van de lijdende Christus die ook verhoogd zal worden. Hij geeft zijn rug aan wie hem sloeg(Jes aja 50). Alles wat de lijdende knecht onderging is opgetekend. Geen detail is overgeslagen en niets is vergeten. Hoewel Jezus een eigen huis had in Kapernaum en huisvriend was bij Maria, Martha en Lazarus in Bethanië, was zijn leven grotendeels zwerven. Onderweg zijn. Zijn doel bereiken. Het
verlossingswerk activeren en voltooien. Hij zegt niet voor niets dat de vogels een nest hebben en de vossen een hol, maar de Mensenzoon heeft nog geen steen waarop Hij kan rusten. Wat kunnen wij, met al dat omzwerven uit de Schriften? Ik denk dat de mensheid van 2022 een zwervend bestaan leidt. Niet letterlijk, maar figuurlijk en geeste lijk. Niet bij gebrek aan huis, spul len, materie en luxe.Ondanks dat alles toch: niet thuis.Onderweg. Op zoek naar innerlijke vrede en geluk. Dat omzwerven gaat de kinderen van God niet voorbij. Integendeel. Op een nog diepere manier worden zij dit omzwerven gewaar. Het is de navol ging van Christus. Iets om bij stil te staan, met name in de 40 dagentijd.
Er is veel eenzaamheid en vervreem ding, door het gebrek aan sociaal contact gedurende lange tijden. Elkaar weer opzoeken in het omzwerven. Het delen en het voor het aangezicht van God brengen.Dat is zeker veel waard. Psalm 56 is een gouden kleinood om te koesteren in tijden van nood en te bewaren in tijden van voorspoed. Here, het is allemaal bekend bij U. Als dan van onze kant ook maar een ding bekend is bij God: Here, U weet alle dingen, U weet dat ik U liefheb!
ds. Dirk van Duijvenbode
De 40-dagentijd is de tijd van het leven van Jezus. De 40 dagen tijd is ook de tijd van de lijdende knecht des Heren. De 40 dagentijd is de tijd van het zwerven van de kinderen van Israël door de woestijn.
HERE, HET IS ALLEMAAL BEKEND BIJ U. ALS DAN VAN ONZE KANT OOK MAAR EEN DING BEKEND IS BIJ GOD: HERE, U WEET ALLE DINGEN, U WEET DAT IK U LIEFHEB!
‘Gij zult de Naam van de Here, uw God, niet ijdel gebruiken’, hebben vele generaties gehoord en geleerd. ‘t Woordje ‘ijdel’ wordt amper meer gebruikt. In het Bijbels Hebreeuws staat er een iets dat een scala aan betekenissen heeft: ‘Sjawah’ kun je weergeven met: ijdel, vergeefs, leeg, vals, huichelachtig, ten onrechte. ‘Misbruik de Naam van de Heer, uw God, niet’, staat er in de NBV. Daarin komt alles samen.
Veel gemeenteleden denken bij dit derde van de Tien Woorden direct aan vloeken. Het gebruik van ‘God’ en ‘Jezus’ als stoplap. Slordig! Een slech te en storende gewoonte. Ik weet niet wie de uitdrukking heeft bedacht, maar vloeken kan ook een omgekeerd bidden zijn. Een grijpen naar het Hoogste bij pijn, tegenslag en woede. Wat bij het aan het daglicht komen van onrecht erger is, een knoop of vroom gehuichel, mag u zelf zeggen.
Echt hartgrondig vloeken, een God wil len treffen, is gruwelijk. Niet om aan te horen. De wet tegen smalende godslas tering probeerde Gods Naam te eren, en de samenleving tegen de gevolgen hiervan te beschermen. Die wet is ook al viel ze niet te handhaven afgeschaft. Helaas! ‘t Was nog een stukje liturgie in ons wetboek.
Alleen het koningshuis moeten we nog respecteren. ‘t Lijkt me een kwestie van tijd dat ook dit verdwijnt. Met het losraken van de verbinding met God is de ziel uit het koningsschap verdwenen. Calvijn verzette zich tegen het konings schap, zoals ook tegen de bisschop. Eerder dacht ik dat Maxima met haar charme de ‘redding’ van Alexander be tekende. Nu de Oranjes zo vol overgave met de jetset meedoen, herinnert me dat aan de Zorreguieta’s. Dat kan ver keerd aflopen. Koningin Beatrix, Juliana, Wilhelimina en Emma waren anders!
‘Wat wil het derde gebod?’ De Heidel bergse Catechismus antwoordt: ‘Dat wij niet alleen door vloeken of valse eed, maar ook door onnodig zweren de Naam van God niet lasteren of misbrui ken en evenmin door stilzwijgend toe te zien aan dergelijke gruwelijke zonden deelhebben.’
In het gezin waarin ik opgroeide ging de TV bij getier en gevloek zonder pardon uit. Klasse, wie doet dat nog! Van de bibliotheekboekjes uit de kerk herinner ik me nog dat vloeken in de ruimste zin van het woord onleesbaar waren
gemaakt. Je zat dan wel te puzzelen wat er had gestaan. Klein bier zou je zeggen. Hoewel?
Een heel niet zijige vrouw van 86 kwam terecht in een voorheen rood verzorgingstehuis. Je voelt dat zodra je binnenkomt. Alsof de gebalde vuist nog nodig is. ‘De mensen zijn ondankbaar hier’, zei ze. ‘Terwijl je zo goed wordt verzorgd. Ik ga er dwars tegenin. Ook van vloeken zeg ik iets. Ze doen dat in mijn buurt niet meer. Dat vind ik heel sympathiek.’
Nu staat er bij de uitleg van het derde woord geen kleine, maar ronduit levensgrote dingen op het spel. Het grootschalige sexuele misbruik dat in de R.K.-Kerk aan het daglicht is gekomen, heeft het bestaan van zeer vele, argeloze en onschuldige jonge mensen verwoest. Het is een verschrik kelijke kanker. We mogen wel bidden voor de Paus dat hij de kracht en moed krijgt hiermee schoon schip te durven maken.
‘t Is iets waar je je ook als Protestant voor schaamt. Is dit nu waar het geloof toe leidt? Wat wordt Gods Naam met alle schijnheiligheid en pogingen, tot zelfs van de vorige paus, om de boel te ‘redden’ ontheiligd en door de modder gehaald.
Intussen is er heus geen reden tot triomfalisme. Het deksel is van de put geschoten. In de komende jaren zullen ons in het publieke debat de oren wor den gewassen over de rol van de vader landse kerk en het christelijk geloof bij de slavenhandel en het onvermengde racisme in de Nederlandse politiek en in de koloniën.
We hebben de Naam van God voor het eigen belang en het koesteren van su perioriteitsgevoelens misbruikt. Waren er ook tegengeluiden? Christenen, of ze nu predikant waren of koopman die tegen de stroom in roeiden? Ik hoop dat er ook hiernaar historisch onder zoek zal worden gedaan. Net als bij de
Jodenvervolging dragen we hier ook een belast verleden.
Het eerste deel van antwoord 99 heb ik net al geciteerd. De Catechismus besluit de vraag wat het derde gebod wil krachtig. ‘Kortom, dat wij de heilige Naam van God niet anders dan met ontzag en eerbied gebruiken, opdat
Hij door ons op de rechte wijze wordt beleden, aangeroepen en in al onze woorden en werken geprezen.’ In de Tien Woorden gaat het om het afleggen van de weg, ‘t zijn boeien die de vaar geul aanwijzen.
Dat brengt me op Exodus 3. Op het indrukwekkende hoofdstuk waarin de Here zijn Naam aan Mozes openbaart. Namen in de Bijbel zijn belangrijk. Ze zijn niet zomaar een etiket, -enkel praktisch: ‘t beestje moet een naam hebben-, maar uitdrukking van iemands wezen of opdracht in deze wereld. ‘Als de Israëlieten mij vragen hoe is uw naam, wat moet ik dan zeggen?’ (vs.13)
‘Ik ben die Ik ben’, zegt God tot Mozes. Deze Naam is afgeleid van het werk woord ‘zijn’ of ‘bestaan’. God is het pure, onafgebroken zijn. Hij is niet toevallig ontstaan of door iemand geschapen. Nee, Hij is er steeds en onafhankelijk van alles en iedereen. Hij rust in zichzelf. Wij kunnen niet hoog en verheven genoeg van Hem denken. Maar de Here is niet enkel groot, Hij is ook goed. ‘Ik ben tegenwoordig. Ik ben werkzaam aanwezig’, zo mag je zijn Naam ook interpreteren. ‘Ik ben met u’, zegt Hij zelf. (vs.14) Dat God vanuit het brandende braambos spreekt, betekent dat Hij de pijn van Israël kent. ‘In al hun benauwdheid was het Hem benauwd’. (Jes.63:9) De Messias Jezus draagt een kroon van dorens. De woorden waarin Hij zichzelf geeft, beginnen vaak met ‘Ik ben’. Gods Naam is er om te eren en lief te hebben.
ds. Arien Treuren
Alberto Castro is predikant in Alajuelita. Dat is één van de steden die helemaal is vastgegroeid aan de hoofdstad van Costa Rica, San José. Een plaats die te kampen heeft met veel problemen. Drugs- en alcoholverslaving, huiselijk geweld, prostitutie, armoede. ‘Als de stad een probleem heeft, heeft de kerk ook een probleem’, vindt Alberto. En daarom staat zijn kerk achter veel initi atieven om van Alajuelita een mooiere plek te maken. Initiatieven zoals afkickcentra voor vrouwen en voor mannen. Kinderopvang zodat ouders hun handen vrij hebben om geld te verdienen voor het gezin. Opvanghuizen voor probleemjongeren die niet te handhaven zijn in de opvanghui zen van de overheid. Op een gegeven moment is ervoor gekozen om al deze initiatieven onder te brengen in een Stichting. ‘De werkjas van de kerk’, zoals Alberto het noemt.
Als het eenmaal in het DNA van een kerk komt om zich druk te maken over de sociale problemen van mensen van buiten de kerk, kan het zijn dat je ook steeds meer ontdekt, waar je als kerk van betekenis kunt zijn. Een aantal jaar geleden was Alberto uitgenodigd om te preken in een plaats aan de kust, een uur of twee van de hoofdstad vandaan. Onderweg er naartoe, in the middle of nowhere, zag hij een jonge vader met een kind in zijn armen lopen. Toen hij bedacht dat dit toch wel vreemd was, remde hij af en reed terug naar deze man en zijn kind om een lift te geven. Het bleek dat ze uit het zieken
huis in de hoofdstad kwamen, maar geen geld meer hadden voor vervoer. De vader vertelde dat hij gebeden had dat God een engel zou sturen. “Nou dat valt dan vies tegen, want nu heb je mij”, lachte Alberto. Het voorval zette hem tot nadenken: hoe is dat, als je op het platteland woont en een behandeling in de hoofdstad nodig hebt? Het gebeurt regelmatig dat kankerpatiënten tijdens hun behandeling op een stoel of een bankje in de gang van het ziekenhuis slapen. Geld voor een betere over nachting is er niet. Dat moest anders kunnen. En zo leidde deze ontmoeting tot Casa Esperanza (Huis van Hoop),
een plek waar kankerpatiënten van het platteland mogen verblijven tijdens hun bestralingen of chemokuren in de hoofdstad.
MINISTERIE VAN LIEFDE
Casa Esperanza is meer dan alleen maar een plek waar je kunt overnach ten. Het wil ook een tijdelijk thuis zijn voor deze mensen. Iemand die je vaak kunt vinden in Casa Esperanza is Flory, die zich daar inzet als vrijwilligster. In principe mogen de mensen zelf koken met levensmiddelen die afkomstig zijn van de voedselbank of met producten die bij de Costa Ricaanse “Albert Heijn” tegen de datum aan zitten. Maar Flory kookt ook vaak en brengt sfeer in het huis. In het begin vond ze het soms moeilijk om de mensen weer los te la ten als hun behandeling eindigde. Maar andersom gebeurt net zo goed: dat mensen het jammer vinden om weer naar huis te moeten na een mooie tijd in Casa Esperanza.
Claudia, mijn vrouw, komt meestal twee keer per week in Casa Esperanza. Dat deed ze al voor de pandemie. Dat was met een groep vrouwen die samen bin nen de kerk het “ministerie van liefde” vormden.
Sinds de pandemie gaat Claudia alleen. ’s Middags rond koffietijd wordt er koffie gedronken met de patiënten en hun begeleiders (meestal familieleden).
Aansluitend is er dan moment van bezinning voor de patiënten die daar de energie en de belangstelling voor heb ben. Tijdens dat moment van bezinning leest Claudia meestal uit de psalmen
Claudia met leerling.en probeert ze worsteling en de hoop van de psalmen te verbinden met het leven van de patiënten. Soms gebeurt het dat mensen die in eerste instantie de boot afhouden na verloop van tijd aanhaken. Aan het eind van hun behan deling zeggen ze dat ze deze momenten zullen missen. Naast haar werk in Casa Esperanza is Claudia ook actief in de achterstands wijk La Tabla. Daar helpt ze kinderen die leerachterstanden hebben op school. Iets dat vanwege de pandemie urgenter is geworden. Veel lessen werden vir tueel aangeboden, maar niet iedereen heeft ook altijd toegang tot internet. Ook werkt ze met vrouwen uit deze wijk.
We zouden nog meer voorbeelden kunnen geven van hoe kerken in Costa Rica diaconaal betrokken zijn op hun omgeving. Ondanks het imago van een vakantieland met palmenstranden, prachtige natuur en relatieve welvaart is er veel sociale problematiek. Veel ker ken zien die problematiek en zouden er graag iets aan doen. Maar niet iedere kerk heeft een predikant die dat ook zo voortvarend kan omzetten in concrete initiatieven. Daarom hebben we vanuit het seminarium ESEPA, waar ik werk, samen met de GZB, een programma op gezet dat “Una Iglesia al Servicio” (een dienstbare kerk) heet. In dat program ma helpen we kerken om hun diaconale droom voor hun wijk of dorp stap voor stap in een concreet plan om te zetten. Met de trekkers van deze plannen hou den we een serie vergaderingen waarin met name naar de organisatorische kant wordt gekeken. Voor de vrijwilligers die zullen gaan meewerken in het dia conale project houden we een cursus, waarin we met elkaar leren over het hoe en waarom van diaconaat.
We geloven dat deze sterk diaconale inslag in het kerkzijn enorm bijdraagt aan de geloofwaardigheid van de kerk in Costa Rica. Theologen uit Latijns Amerika verbinden dit vaak met het thema van de incarnatie: ook in zoiets concreets als een arm om een kanker patiënt wordt het Woord vlees en wordt er iets zichtbaar van Gods liefde.
Kees en Claudia Geluk, Costa Rica
Gezinsfoto. Flory met patiënt in Casa Esperanza. Flory met een andere patiënt in Casa Esperanza.Grote kans dat veel lezers van dit blad nog nooit gehoord hebben van het bestaan van de Liturgische Kring. Dat is niet zo vreemd, want de Kring timmert niet aan de weg. Maar het is wel jammer, want de invloed van de Kring op de liturgische ontwikkeling in de voormalige Nederland se Hervormde Kerk is groot geweest. Daarom is het een goede zaak dat eind vorig jaar, toen de Kring honderd jaar bestond, een boek is uitgekomen waarin de geschiedenis ervan uitvoerig wordt beschreven.
De titel van dit boek luidt De kerk is wat ze viert. 100 jaar Liturgische Kring en het is geschreven door musi coloog en archivaris drs. Mieke Breij. In dit fraai uitgegeven en goed geschreven boek geeft de auteur een gedetailleerd overzicht van de liturgische vernieuwing in de Nederlandse Hervormde Kerk en de invloed die de Kring daarop heeft gehad. Daarbij heeft zij gebruik gemaakt van uniek foto- en archiefmateriaal. Dat alles heeft een boek opgeleverd dat ver plichte lectuur is voor ieder die meer wil weten van de liturgische ontwikkelingen in de protestantse kerken in ons land, met name in de Nederlandse Hervorm de Kerk.
Het is ondoenlijk in deze bespreking alle aspecten van dit rijke boek te benoe men. Daarom beperk ik mij tot een aantal waarnemingen.
Eerste waarneming: Mieke Breij laat zien dat de liturgische beweging, waar van de Liturgische Kring een onderdeel was, een reactie was op het rationalis me van de Verlichting enerzijds en op de individueel gekleurde vroomheidsbe leving van het Piëtisme anderzijds. In de doorsnee hervormde kerkdienst van de negentiende eeuw draaide alles om de preek (vaak ‘leerrede’ genoemd); en die preek was erop gericht de hoor ders te ‘stichten’ en op te voeden tot deugdzame burgers. De aanbidding had plaatsgemaakt voor beschouwing en het zingen van de lof Gods was verinnerlijkt tot stichting van het gemoed.
Aan het einde van de negentiende eeuw kwamen echter binnen de Nederlandse Hervormde Kerk structuur en inhoud
van de eredienst weer volop in de belangstelling te staan. Er ontstond een streven naar vernieuwing van de toen malige liturgische praktijk, waarmee de liturgische beweging in de Nederlandse Hervormde Kerk ontstond. Kerkgangers werden uit hun passieve liturgische rol gehaald, nieuwe liturgische inzichten werden beproefd in de gemeente. Het was de tijd waarin zich de breuk voltrok met de rationalistische kenniscultuur, waarvoor de basis door de Verlichting was gelegd. De preek werd ‘verkondi ging’ genoemd, de kerkzang werd ge stimuleerd en er kwam meer aandacht voor de viering van de sacramenten van doop en avondmaal.
Tweede waarneming: het waren vooral theologen behorend tot de ethische richting, die zich inzetten voor vernieu wing van de liturgie. De Liturgische Kring ontstond dan ook in kringen van ethische theologen. De oprichters dr. G. van der Leeuw (1890-1950) en ds. H. W. Creutzberg (1875-1940) en alle eerste kringleden waren lid van de in 1920 opgerichte Ethische Vereeniging. Dit was geen toeval, want in de theolo gie van de ethisch-orthodoxe richting, met name in die van dr. J.H. Gunning jr. (1829-1905) (zie afbeelding), lag een krachtig liturgisch potentieel verscholen, dat in de eerste decennia van de twin tigste eeuw naar buiten kwam en zou leiden tot vernieuwing van de liturgische praktijk in de Nederlandse Hervormde Kerk. ‘Liturgie is aanbidding’, schreef dr. J.H. Gerretsen (1867-1923), groot vereerder van Gunning, in zijn brochure Liturgie, een theologische verantwoor ding van ‘de eerste liturgische dienst’
die hij in 1911 organiseerde in de Kloosterkerk in Den Haag.
Derde waarneming: Wat opvalt in de geschiedenis van de Liturgische Kring is dat liturgie nooit als een geïsoleerd verschijnsel wordt gezien. Liturgie raakt het hele leven en alle aspecten van de samenleving: de cultuur, de diaco nie, het vormingswerk, de politiek, de kunst. Uitvoerig beschrijft Mieke Breij de activiteiten van een drietal pioniers uit begintijd van de van de Liturgische Kring, te weten Susanna van Woensel Kooy (1875-1934) in Bussum, dr. H.T. Oberman (1883-1924) in Rotterdam en dr. G.W. Oberman (1889-1967) in Utrecht. Zij ontwikkelden vanuit de litur gie een rijk geschakeerd gemeentewerk en ijverden voor kerkelijke en culturele vorming van gemeenteleden. Van hieruit gezien is het niet verwonderlijk dat later vanuit de Kring verbindingen werden ge legd met bijvoorbeeld de Prof. Dr. G. van der Leeuwstichting voor kerk en kunst en dat meerdere kringleden werkzaam waren (of zijn) in monumentale binnen stadskerken, waar niet alleen mooie liturgische diensten worden gevierd, maar ook culturele en diaconale acti viteiten worden ontwikkeld ten dienste van de hele stad.
Vierde waarneming: De Liturgische Kring was vanaf het begin breed oecumenisch georiënteerd. Wilde men aanvankelijk terug naar de Reformatie, vooral naar de ‘liturgische’ Calvijn van Straatsburg, in de jaren dertig kwam door toedoen van het prominente kringlid dr. W.H. van de Pol (1897-1988)
ook de Anglicana in beeld. Zij werd door velen gezien als ‘de ideale kerk’, omdat zij de belichaming is van een kerk waarin de Reformatie is geïnte greerd in de traditie van de Catholica. Ook heeft de Kring een ‘benedictijnse periode’ gekend, toen men zich onder leiding van de voorzitter van de Kring, ds. J.M. Gerritsen, liet inspireren door de theologie en de spiritualiteit van de kerkvaders. Van groot oecumenisch belang is verder de inbreng geweest van kringlid dr. R. Boon, die als geen ander de Joodse wortels van de liturgie heeft blootgelegd. Al deze invloeden in één zin samengevat kan men zeggen dat de Kring zich beijverde voor een oecumeni sche katholiciteit binnen de Nederland se Hervormde kerk
Vijfde waarneming: er was ook kritiek op de ‘katholieke’ opvattingen van de Liturgische Kring. Sommigen, vooral ‘gewone’ gemeenteleden’, maar ook theologen als de confessionele predi kanten dr. J. Koopmans (1905-1945) en dr. A.F.N. Lekkerkerker (1913-1972)) zagen achter de liturgische beweging ‘het roomse gevaar’ opdoemen. Daarbij ging het niet zozeer om praktische zaken als kaarsen op de avondmaals tafel of knielen in de kerk, maar vooral om verschillende visies op de prediking en de sacramenten, met name het avondmaal. Men vreesde de teloorgang van de reformatorische grondslag van de kerk. Van geheel eigen aard was de kritiek van dr. O. Noordmans (18711956). Deze theoloog, die evenals de oprichter van de Liturgische Kring, dr. G. van der Leeuw, in de traditie van de ethischen stond, was van mening dat de liturgische beweging te veel nadruk legde op de incarnatie en daarmee op de sacramentaliteit van het heil - met als fataal gevolg dat er geen ruimte meer was voor het werk van de Heilige Geest en de prediking.
Gingen de katholieke opvattingen van de Liturgische Kring voor velen dus te ver, voor anderen, soms zelfs voor haar eigen leden, waren ze niet katholiek genoeg. Zo ging kringlid ds. J. Loos (1908-1989), die jarenlang te boek had
gestaan als confessioneel predikant, in 1953 over naar de rooms-katholieke kerk, omdat hij meende niet meer te kunnen voorgaan in de liturgie, vanwege het feit dat hij niet in de apostolische successie stond.
Al deze waarnemingen heb ik opgedaan in het fraaie boek van Mieke Breij. Ik zou er nog veel meer kunnen noemen, maar de beschikbare ruimte heb ik al overschreden. Daarom tenslotte een
advies: als u goed geïnformeerd wilt zijn over de liturgische ontwikkelingen in de voormalige Nederlandse Hervormde Kerk: lees dit boek. Het zal uw visie op de liturgie en de kerk verrijken!
dr. Hans KronenburgMieke Breij, De kerk is wat ze viert. 100 jaar Liturgische Kring. KokBoekencen trum Uitgevers, Utrecht, 2001; hardcover, 383 p.; prijs: € 27,50.
Onder bovenstaande titel publiceerde dr. F.G. Immink, emeritus-hoogleraar praktische theologie en oud-rector van de Protestantse Theologische Universiteit, enkele maanden geleden een boekje over het geloofsleven in het spoor van de gereformeerde traditie. Bij ‘gereformeerd’ moet u niet denken aan de voormalige Gereformeerde Kerken in Nederland, maar aan ‘calvinistisch’. Die term heeft vandaag de dag bij velen een negatieve klank, wat ook nogal eens geldt voor het begrip ‘traditie’.
De auteur van Overtuigd gereformeerd is ervan doordrongen dat een groot deel van ons volk weinig meer heeft met het gereformeerde geloofsleven. Dat weerhoudt hem er niet van er een lans voor te breken. Met overtuiging; en: met kennis van zaken. Bij dat laat ste denk ik niet alleen aan zijn theolo gische deskundigheid, die onbetwist is, maar ook aan iets anders: hij kent dat geloofsleven van binnenuit. Hij groeide op in Daarle, kerkelijk gezien in een her vormde gemeente waar de breedte van de volkskerk tastbaar aanwezig was en waar tegelijkertijd het bevindelijk-gere formeerde klimaat van de Gereformeer de Bond voelbaar was.
Voor Immink heeft traditie alles te maken met het historische karakter van de bijbelse openbaring, waarin Jezus Christus in het middelpunt staat. Evangelisten en apostelen hebben over Hem verteld, en door hen moeten we ons laten gezeggen, want zij waren betrouwbare ooggetuigen. Dat heeft iets van ‘objectiviteit’. Moeilijk voor men sen die niet uit de voeten kunnen met ‘Geloven op gezag’ (O. Noordmans), voor mensen voor wie ‘het expressieve zelf’ (Charles Taylor) ook op levensbe schouwelijk terrein leidend is. De auteur verheelt daarbij niet dat de subjectieve ervaring ook op het gereformeerde erf nogal eens dominant geweest is en is: als de objectiviteit van de heilsfeiten verdrongen wordt door teveel nadruk op het geestelijk leven van de gelovige in heilsordelijke zin. Hetzelfde gevaar van subjectivisme ontwaart hij trouwens in evangelische kringen, waar de eigen beleving nogal eens de norm is. Over het historische karakter van de
bijbelse openbaring gesproken: Immink laat zien hoe belangrijk de traditie in de bijbel zelf al is. Hij illustreert dat onder meer aan de hand van de uittocht uit Egypte en het Pascha, aan de tempel en de offerdienst en aan de feestkalen der. Daarnaast besteedt hij royaal aan dacht aan de traditie in klassiek-gere formeerde zin. Dan komen kwesties als de verhouding tussen Woord en Geest, tussen verbond en verkiezing en tussen rechtvaardiging en heiliging langs. Uiteraard is de traditie voor Immink niet heilig. De Schrift is heilig. Maar de traditie is dus wel van belang. De auteur denkt dan om te beginnen aan de belijdenissen van de kerk zoals die in haar geschiedenis ontwikkeld zijn: de oecumenische belijdenissen van de
Vroege Kerk en de drie formulieren van enigheid uit de tijd van de Reformatie. Vervolgens benadrukt hij onder meer de betekenis van de kerk als instituut met haar presbyteriaal-synodale model van bestuur door de ambtelijke verga deringen. Die benadering biedt naar zijn mening een heilzaam tegenwicht tegen doorschietend individualisme en congre gationalisme, waarbij het eigen gelovige ik of de lokale gemeente dominant zijn. Immink heeft een prachtig boekje geschreven, dat veel te denken geeft. Hier en daar vergt het wel wat veel van de lezer, bijvoorbeeld waar het gaat over de visie van Noordmans op de inwoning van het heil. Maar in het algemeen is het naar mijn inschatting alleszins leesbaar voor mensen die niet veel theologische scholing hebben genoten. Ook om de volgende reden is Overtuigd gereformeerd leesbaar: hoe overtuigd gereformeerd de auteur ook is, hij slaat nergens een polemische toon aan, hij schiet nooit uit de slof. Hij uit zich altijd evenwichtig, hij formuleert steeds genuanceerd. Daarmee heeft hij mij in ieder geval overtuigd om gereformeerd te blijven. Niet dat ik ooit van plan was om dat spoor te verlaten, maar hij heeft mij gesterkt om in die geest verder te gaan.
dr. Jan Dirk WassenaarDr. F.G. Immink, Overtuigd gereformeerd. Met sympathie voor de traditie; Uitge verij Groen, Heerenveen; 176 p.; ISBN 9789088972935; prijs: € 15,99.
Prof.dr. F.G. Immink.In het kerstnummer van Confessioneel-Credo 2021 schreef collega Keimpe Dijk een vurig pleidooi voor de Geest-christologie en tegen de Woord-christologie. Het is een boeiend artikel waarin veel aan de orde komt, maar op cruciale momenten schiet zijn uitleg wat mij betreft tekort. In het onderstaande artikel wil ik aangeven dat meer aandacht voor de Geest-christologie geen keuze tegen de Woord-christologie impliceert. Ik denk zelfs dat het ten koste gaat van de Geest-christologie zelf, als er niet ook van een Woord-christologie wordt uitgegaan.
Laat ik beginnen bij de stelling van Dijk, ik citeer: ‘En nu is het mijn stel ling dat het ooit Kerst werd opdat het ooit Pinksteren zou worden...’
Het werd dus Kerst met het oog op Pinksteren. Kerst is volgens Dijk niet het feest van de menswording van God (dat is Woord-christologie). Kerst is het feest van de geboorte van Jezus. En in deze Jezus heeft de Geest (niet de Logos) gestalte aangenomen. Jezus is niet anders Zoon van God dan enkel en alleen op grond van het feit dat hij als geen ander vervuld was met de Geest van God.
En wat is Pinksteren volgens Dijk? Hij gebruikt de volgende analogie. ‘Als wie veel betekent komt te overlijden (vader, moeder, vriend etc.) is het net of zij hun geest over je uitstorten. Dat gebeurt ook als Jezus heengaat. In zijn Geest dan ook verder luidt het parool. Want daar komt het op aan.’ De uitstor ting van de Geest, Pinksteren, is dus analoog aan het over je komen van de geest van iemand die dichtbij je stond –zo begrijp ik Dijk althans.
Kortom, Jezus wordt geboren (Kerst), vervuld met de Geest, hij gaat zijn weg tot op Golgotha om zo te laten zien dat de wereld doodloopt en het alleen verder kan in de Geest van God. In zijn Geest gaan we dan ook verder (Pinkste ren).
Dijk stelt dat Jezus enkel en alleen Zoon van God is omdat hij als geen ander vervuld was met de geest van God. Dat roept natuurlijk de vraag op wat maakte dat nou net deze Jezus als geen ander vervuld was met de Geest van God. Was hij een mens als alle andere mensen, alleen dan geloviger en
heiliger, en kon hij daarom zo vervuld worden met de Geest? Maar hoe kwam het dan dat hij net wel die kwaliteiten had en miljarden anderen niet? Of was dat omdat hij een nieuwe schepping van God was (Berkhof)? Dat is mij niet duidelijk.
sen Kerst en Pinksteren goed in het oog te hebben; want daarmee voorkomen we dat Pinksteren als een soort luxe beleefd wordt, zoals Dijk terecht zegt. Hoe is dat verband te leggen?
Het schenken van de Geest wordt in de bijbel beschouwd als een goddelijke activiteit. Wij mensen kunnen elkaar de Geest niet geven, alleen God kan dat. Bij de messiaanse verwachting hoort niet de verwachting dat de Messias, degene die gezalfd is met de Geest, zelf zou dopen of zalven met de Geest. Het feit dat de opgestane Jezus dit volgens het getuigenis van het Nieuwe Testa ment wel doet kan zelfs worden gezien als de basis van het vroegchristelijk spreken over Jezus als de eeuwige Zoon van God. Niet zozeer de opstanding an sich (Pannenberg), maar het schenken van de Geest ná de opstanding, vormt volgens bijvoorbeeld de Pinkstertheo loog Macchia het startpunt om te spre ken over de incarnatie. Wie is Jezus? Wat is zijn identiteit? Hij is de doper met de Geest en daarom moet Hij wel God zijn.
Ook bij de aanduiding van wat Pinkste ren is, heb ik zo mijn vragen. Ik citeer nogmaals: ‘Als wie veel betekend heeft komt te overlijden is het net of ze hun geest over je uitstorten.’ Ik moet eerlijk zeggen dat ik dit niet kan meevoelen. Ik heb nooit meegemaakt dat het is alsof iemand zijn of haar geest over mij uitstort. En het lijkt me ook geen passende analogie van Pinksteren. In Handelingen 2 is het de opgestane en dus levende Jezus die de Geest doet ‘neerdalen’ (Hand. 2: 32,33). Dat hij de opgestane is, is in de toespraak van Petrus cruciaal.
Deze vragen nemen echter niet weg dat het zeker van belang is het verband tus
Van hieruit valt ook meer te zeggen over de vraag waarom Jezus degene is op wie de Geest rust. De Geest is ook in het Oude Testament actief, zo stelt Dijk terecht. Maar van het wonen van God onder de mensen komt niet veel terecht. In Jezus gebeurt dat wel. In Jezus komt het tot een echt wonen van de Geest in een mens: ‘er is nu een definitief brug genhoofd voor de Geest in de mensheid, omdat Jezus zich helemaal laat door wonen door zijn kracht,’ aldus Wissink. Doordat de Logos zich onherroepelijk met de mensheid van Jezus verbond, kan de Geest juist op deze mens rusten en Hem vervullen. Om het hele plaatje in grote stappen te schetsen: De Geest doorwoont Jezus helemaal. En omdat bij Hem de woning van de Geest definitief is, is Hij na zijn verrijzenis schenker van de Geest. Op deze manier sluiten Geesten Woord-christologie elkaar niet uit maar in en worden Kerst en Pinksteren met elkaar verbonden. En dat is belang rijk, want Pinksteren is inderdaad zeker geen luxe.
dr. Aaldert Gooijer, Berkel en Rodenrijs
WIJ MENSEN KUNNEN ELKAAR DE GEEST NIET GEVEN, ALLEEN GOD KAN DAT. BIJ DE MESSIAANSE VERWACHTING HOORT NIET DE VERWACHTING DAT DE MESSIAS, DEGENE DIE GEZALFD IS MET DE GEEST, ZELF ZOU DOPEN OF ZALVEN MET DE GEEST
Sterven voor de Here Jezus. Dat is iets wat bij ons niet gauw in de gedachten komt. Maar toch is dit een werkelijkheid in de wereld van vandaag. Als we de lijst van geloofsvervolging van Open Doors volgen, merken we op dat de verdrukking ieder jaar groeit en heviger wordt. In ons land is gevreesd, dat vanwege de coronabeperkingen de vrijheid van godsdienst onder druk kwam te staan. Het zou zomaar kunnen zijn dat de positie van de kerken in de samenleving van vandaag een andere aan het worden is. Wettelijk ligt die positie nog vast maar de vanzelfsprekendheid lijkt er af te zijn. Het is misschien niet eens meer de vraag óf het geloof onder druk gezet gaat worden maar wanneer.
Dan gaat het niet in de eerste plaats over een standpunt dat je ingenomen hebt maar om de wortel: het geloof in Jezus Christus, de Heer der wereld. Dat christenen hun standpunt innemen op grond van hun geloof en zich daarnaar gedragen, dat doet hen opvallen. Nu hoeft een standpunt niet onbeweeglijk te zijn. Veranderen daarvan hoeft nog niet verloochening van het geloof te zijn. Maar als het gaat om de kern, dat ‘ik van Jezus Christus ben, de Heer der wereld die mijn Verlosser is’, dan is een christen daarvan niet af te brengen.Het lijkt misschien ver gezocht om het hierover te hebben en ge lukkig geldt het voor de meeste gebieden en perioden in de geschiedenis dat niet altijd en overal het mes op de keel is gezet. Maar is er ooit een gebied geweest, waar christenvervolging niet heeft plaats gevon den? Ook onze vaderlandse geschiedenis kent martelaren.
De Rooms-Katholieke kalender heeft veel gedenkdagen van martelaren, die hun leven gegeven hebben voor Jezus. Zo is in deze week 23 februari de gedachtenis van de marteldood van Polycarpus in de tweede eeuw en over anderhalve week is het 7 maart, de gedenkdag van de marteldood van Perpetua en Felicitas. Twee jonge vrouwen die behoorden tot een groepje van zes christenen die in de arena van Carthago in het begin van derde eeuw werden omgebracht. Dit is nog maar een paar namen van een lange rij geloofsgetui gen, die de uiterste consequentie getrok ken hebben en het ultieme offer gebracht. Duizenden bij name bekend en onbekend, hoog geplaatsten en gewone mensen, leraren en leerlingen van Jezus. Wat bewoog hen? Vibia Perpetua was dochter van een rijke edelman uit de stad Thuburbo in Africa, ten zuiden van Cart hago. Zij had een schitterende opvoeding genoten en een voornaam huwelijk aange
gaan, waaruit een zoon geboren was. Het leven lag in al zijn bekoorlijkheid voor haar open. Maar op haar weg had zij Hem ont moet, die haar met zijn leven duur gekocht en betaald had, die daarbij gezegd had: “Wie zijn eigen leven niet haat, zal niet binnengaan in het koninkrijk van God.” De ontembare ziel, die in het tengere lichaam woonde, had toen gekozen. Spoedig werd zij gearresteerd, nog voordat zij gedoopt en officieel christen was. In de gevange nis is zij gedoopt. Over haar dagen daar heeft zij zelf verteld. Haar ervaringen zijn opgenomen in het geschrift “De Passie van Perpetua en Felicitas”. Zij schreef onder meer: “Toen wij in voorarrest zaten en mijn vader op mij wilde inpraten en mij mijn geloof per se wilde laten afzweren, met een beroep op zijn liefde voor mij, zei ik: ‘Vader, ziet u dat potje of kruikje daar?’ ‘Ja’, zei hij. ‘Kunt u dat iets anders noe men dan wat het is?’ ‘Nee.’ ‘Zo kan ook ik mijzelf niet anders noemen dan wat ik ben: een christin’. Mijn vader werd kwaad om die woorden en vloog mij aan om mijn ogen uit te krabben. Maar hij kwam niet verder dan slaan en toen vertrok hij. Hij was verslagen met al zijn door de duivel ingegeven argumenten” (Passio 3).
Perpetua werd alom geprezen om haar verzet tegen haar vader. Men zag hem als pion van de duivel, zoals ook Perpetua het beschrijft. Zo wordt de martelaarstrijd in het algemeen gezien. De duivel probeert met allerlei listen de belijdende christen van zijn stelligheid af te brengen en zijn geloof te verloochenen. Maar door innerlij ke kracht en volharding overwinnen zij de tegenstander. Tot in de dood.
OPPERSTE NAVOLGING
Doodsangst hadden de martelaren niet. In het verslag van de marteldood van Polycar pus tekent de schrijver over de martelaren op: “Zij kwamen tot een zo grote mate van
verhevenheid dat geen van hen zuchtte of steunde. Daarmee toonden ze dat zij op dat tijdstip wel geofferd werden maar bui ten het lichaam verbleven. Of liever, dat de Heer en bijstond en hen toesprak. Terwijl ze zich richtten op de genade van Christus verachtten ze de aardse folteringen en kochten zo in één uur het eeuwige leven” (Martyrium 2). Dit was de opperste navol ging van Jezus. En hun band met Christus was zo sterk, dat ze zijn kracht ervoeren. Zij werden om zo te zeggen zo in beslag genomen door de kracht van Christus’ liefde, dat ze meer afwezig waren dan aan wezig. Zo in trance, dat zij de folteringen en de pijn niet ervoeren. Dat wordt verteld over Felicitas, de andere jonge vrouw die met Perpetua voor de wilde dieren werd gegooid in de arena. Een wilde koe moest haar aanvallen. Het beest verwondde haar wel maar doodde haar niet. Felicitas had er niets van gevoeld, wordt er verteld, zozeer was zij in extase geweest (Passio 20). De martelaren verkeerden in opper ste vervoering om Christus.
Zo heet zal het vuur ons voorlopig niet aan de schenen gelegd worden, maar kunnen wij hieruit wat leren? Dat vroeg de kerkvader Augustinus zich twee eeuwen later ook af in een van zijn gedachtenispreken (sermo 280). Waren dit superchristenen in wier schaduw wij niet kunnen staan? Zo’n offer wordt er niet van ons gevraagd, zegt hij, wij hoeven hen hierin niet na te volgen. Wel kunnen wij hen navolgen in de beslistheid van het geloof en in de vurigheid van de liefde. Dan staan we tevens wat vrijer tegenover het levenseinde. Wat er niet allemaal opgeofferd wordt om dit moeizame leven een stukje te verlengen. Sterven moeten we toch. We kunnen ons beter inspannen om na de dood echt gelukkig te zijn dan ervoor. “Daarom doen wij er goed aan hun gedenkdagen met toewijding te vieren”, zegt hij. “Tegenover hun grootheid zijn wij maar klein. Maar de Heer heeft zowel groten als kleinen gezegend. Als wij niet in staat zijn hen met daden na te volgen, laten wij het dan doen met onze liefde, met onze gebeden en met onze verbon denheid. Want zij en wij, samen zijn wij leden van het ene Lichaam van Hem, die zijn leven voor ons allen heeft ingezet.”
Sterke verbondenheid met Christus, die verdraagt elke druk, leer ik hieruit.
ds. Kees Wesdorp, Zoetermeer
Het vertellen van bijbelverhalen heeft in Vertel Het Maar minstens twee doelen. De eerste is kinderen vertrouwd te maken met Gods Woord. We maken niet een smalle selectie in ons leesrooster, maar vertellen de volle breedte van de Schrift. Twee, we doen dat verkondigend.
Iedere zondag weer kiezen we een thema dat opkomt uit het bijbelge deelte. Dat geeft richting aan de inhoud van het verhaal voor de kinderen. In verschillende situaties kunnen dezelfde teksten anders klinken. Het aren rapen door Ruth spoort ons aan in het diaco naat, maar wijst ons in de adventstijd op het voorgeslacht van Jezus. Vooral bij de oudere kinderen is dit een goede werkwijze. Ze leren dat de Bijbel een rijk boek is, waarin je nooit uitgelezen raakt. Iedere keer weer kan Gods Geest je op een andere manier raken met dezelfde woorden. De bijbelschrijvers doen ook meer dan vertellen, ze verkondigen de geschiedenis. Evangelisten vertellen niet allen dezelfde gebeurtenissen uit Jezus’ leven en rangschikken ze soms ook anders met het oog op hun doel. Daarom streven we in Vertel Het Maar niet naar zo gedetailleerd mogelijk vertellen, maar om, recht doend aan de tekst en in inbedding van het bijbelge deelte, doelgericht te vertellen. Zonder dat het een theologisch betoog wordt. Kinderen moeten geraakt worden door hun Heer en dicht bij Hem gebracht wor den, zodat ze samen met hun ouders en anderen in de gemeente kunnen groeien in geloof.
Kinderen hebben bij het thematisch vertellen niet genoeg aan woorden alleen. Soms zegt één beeld meer dan een pagina tekst. In een beeldcultuur is visuele ondersteuning onmisbaar om de boodschap over te brengen. Bij iedere zondag is er dan ook een vertelplaat. Deze is niet bedoeld als kleurplaat, hoewel die wel zo gebruikt kan worden. En er zijn diverse verwerkingen die het bijbelverhaal zichtbaar en soms zelfs voelbaar maken. We proberen daarbij ook rekening te houden met de diversi teit onder kinderen. Sommigen vinden het heerlijk te knutselen, anderen willen graag na het luisteren even bewegen. Een spel doen en tegelijk ervaren wat God hun wilde zeggen. Er is ook verschil
tussen leidinggevenden. De een is in zijn element als hij in gesprek kan gaan met kinderen. Hij kan, omdat hij ze goed kent, de verbinding maken van het thema naar hun leven hier en nu. Een ander werkt graag met een puzzel of een spel. Daarom moet er keuze zijn in het materiaal.
BEZINNING OP VERWERKINGEN
De digitalisering was al gaande, maar is aangewakkerd door de coronacrisis. Een aantal jaar geleden zijn we gestopt met het materiaal op papier aan te bieden, maar de mogelijkheden die dat biedt worden maar gedeeltelijk benut. Natuurlijk houden de puzzelbladen en knutsel-ideeën hun waarde. Laten we ze vooral niet afschrijven!
WE ZIJN ONS ERVAN BEWUST DAT JUIST DE WIJZE WAAROP WIJ BIJBELVERHALEN VERTELLEN DOOR VELEN GEWAARDEERD WORDT. JUIST DAARIN ZIE JE DE VISIE EN MISSIE VAN VERTEL HET MAAR. EEN PARALLEL VAN DE VERKONDIGING VOOR DE KINDEREN VANUIT EEN VISIE OP GEMEENTEOPBOUW, DAT JONG EN OUD SAMEN OPTREKKEN IN HET LEREN VAN EN LEVEN UIT GODS GOEDHEID EN GENADE
Maar er is meer. Op school wordt veelal gezongen bij het digibord. Tijdens pauzes worden filmpjes gedraaid, niet alleen ter vermaak en ontspanning tus sen de lessen door. Tegelijk oriënteren ze zich daardoor op de maatschappij, raken daarin thuis. Ze zien het mooie en het lelijke van wat mensen doen
en laten. Juist bij thematisch vertellen kunnen we van deze werkwijze ook gebruik maken. Het gesprek daarover is in het bestuur van Vertel Het Maar volop gaande.
We zijn ons ervan bewust dat juist de wijze waarop wij bijbelverhalen vertellen door velen gewaardeerd wordt. Juist daarin zie je de visie en missie van Vertel Het Maar. Een parallel van de ver kondiging voor de kinderen vanuit een visie op gemeenteopbouw, dat jong en oud samen optrekken in het leren van en leven uit Gods goedheid en genade. Daarom willen we zorgvuldig zijn bij het gebruik maken van materiaal dat niet specifiek voor onze thematische vertel lingen is gemaakt. Het is algemener en kan de kracht van de boodschap ver minderen. Anderzijds is er zoveel goeds bij andere, bevriende organisaties. En soms zie je in een tv-programma iets dat precies past bij wat jij wilt overbrengen. Een eenvoudige manier is het luisteren naar een lied of het bekijken van een kort filmpje als inleiding op het bijbel verhaal. Je vervangt dan een keer het inleidende verhaaltje. Vaak zal dat de boodschap ondersteunen, maar soms kan ook een negatief verhaal de juiste bedding voor het Evangelie creëren. In beperkte mate doen we dit nu al bij de bovenbouw.
Waar met name winst valt te behalen is de inzet van deze mogelijkheden als nabespreking van het bijbelverhaal. Een goede beschrijving van de verwerkings groep bij een kijksuggestie kan iets alge meens maken tot een bouwsteen voor geloofsgroei. We zijn ons ervan bewust dat een goede redactie, net als bij teke ningen, puzzels, knutsels en spelen, erg belangrijk is. Het bijbelverhaal kan wel vertaald worden met het dagelijks leven, maar mag daarin niet opgaan. Kinderne vendienst blijft een heilig moment.
ds. Dick Westerneng, hoofdredacteur Vertel Het MaarDe vorige keer schreef ik over de zoektocht naar een manier om op een goede manier de digitale cultuur in de kerk een plek te geven. Naast wat lokale gemeenten kunnen doen, wordt er ook op centrale plekken heel wat aangeboden. Zo werd ik rond dezelfde periode door twee verschillende mensen op dezelfde dag gewezen op het bestaan van een podcast over Bijbel en Kunst: Scheppingsdrift, een podcast van de EO. Elke podcast staat er één Bijbelverhaal of Bijbelse figuur centraal. “Aan de hand van muziek, literatuur, film en beeldende kunst gaan ze op zoek naar de verhalen achter de kunst en naar de betekenis van die eeuwenoude verhalen voor vandaag de dag.”
Beeldende kunst en theologie zijn voortdurend met elkaar in gesprek. Zo is het niet alleen een artistieke, maar ook een theologische keuze op welk moment in de strijd David en Goliat worden uitgebeeld. De David van Miche langelo staat met de slinger over zijn schouder en een steen in zijn hand. Hij kijkt in de verte, maar doet nog niets. Deze keuze werd mogelijk gemaakt op artistieke gronden, doordat het marmer blok nog maar gedeeltelijk bruikbaar was en in niet meer geschikt voor een actievere houding. Maar het had ook een theologische functie: deze David zou bovenop Palazzo Vecchio geplaatst worden, het stadhuis van Florence, en zo in David de waakzaamheid van Florence tonen. Geconcentreerd kijkt hij in de verte, klaar om het gevaar af te slaan.
Andere beelden van David tonen zijn Da vid met de voet op het hoofd van Goliat: de vijand is verslagen. David is de grote overwinnaar. Ook dat is een theologi sche keuze: de focus op de overwinning, het kwade dat verslagen is. Van beide momenten – zowel voor als na de strijd – kan ik talloze voorbeelden opnoemen. Maar de podcast maakt me ook bekend met kunst, die mij onbekend was. Edgar Degas, bijvoorbeeld, maakte een schets van David en Goliat tijdens de strijd. De beide mannen zijn naakt, in beweging en slechts in grove lijnen weergegeven. Er gaat een bepaalde spanning vanuit. Wie het verhaal niet kent, weet nog niet wie er zal winnen.
Maar de podcast gaat verder dan het terrein waar ik aardig bekend mee ben. Niet alleen schilderijen en beeldhouw
werken worden besproken, ook mu ziek, films en literatuur komen voorbij. Soms is de kunst al eeuwenoud, maar regelmatig komen er ook hedendaagse verwerkingen voorbij. Het meest inte ressante vind ik hoe de verschillende vormen van kunst aan de hand van het zelfde thema ook met elkaar in gesprek worden gebracht.
Eén van de podcasts die mij erg aan sprak is die van Koning David, versche nen op 29 november 2021. Daarin is te horen hoe David van herdersjongen en reuzendoder wordt. Het leven van David als poëet wordt verbonden aan de geschiedenis van Batseba in het lied Halleluia van Leonard Cohen. En vanuit Batseba komen we weer terug bij de poëzie van David in zijn schuld belijdenis om vervolgens verder te kijken naar hoe David door zijn macht ook gecorrumpeerd raakt. De films van The Godfather worden kort besproken,
omdat daarin motieven van de geschie denis van David verwerkt lijken.
Het mooie aan de Bijbel is dat de held ook een antiheld kan zijn. Davids nega tieve kanten worden verteld, zonder dat er slappe excuses voor gemaakt worden. Zijn fouten worden zonder omweg aan ons doorgegeven. De Bijbel vertelt ons: zelfs de heiligen zijn niet perfect. Het is Davids fout, en alleen die van hem. Zijn rauwe kant wordt niet verdoezeld. Maar de Bijbel verhaalt ook van zijn spijt. Van zijn pogingen fouten te herstellen. Van de worstelingen die hij ervaart. De kunst gaat daarmee in gesprek. De geschiedenis wordt meestal vanuit het gezichtspunt van de overwinnaar geschreven. Fouten worden verdoezeld, of er worden verontschuldigingen voor gevonden. De podcast vertelt hoe bij een op drank beluste priester, de rauwe randjes ineens niet meer genoemd mogen worden nadat hij als martelaar gestorven is.
In deze dagen van grote onrust op het wereldtoneel lijkt het erop dat sommi ge wereldleiders denken dat dat ook geldt wanneer je aan de macht geko men bent: geen protest mag gehoord, ze snoeren de mond van hen die hen terechtwijzen. Waren er maar meer als Koning Davids, die van zijn voetstuk durfde te vallen toen hij op zijn fouten gewezen werd: hij erkende tenminste zijn schuld en betuigde spijt.
Annelieke WarnarREDACTIE
Het bestuur van de Stichting tot Verspreiding van de Confessionele Beginselen is verantwoordelijk voor het verschijnen van het blad Confessioneel–Credo. Voorzitter van de stichting is dr. Jan Dirk Wassenaar.
www.samen-verder.nl
www.samen-verder.nl
www.samen-verder.nl
Al 30 jaar deskundige en persoonlijke bemiddeling
Al 30 jaar deskundige en persoonlijke bemiddeling
Al 35 jaar deskundige en persoonlijke bemiddeling
Tel: 088-130 34 00 | Gratis brochure
Tel: 088-130 34 00 | Gratis brochure Vind een gelovige Partner
088-130 34 00 | Gratis brochure
01 opening - Dat Koninkrijk van U… dr. Jan Dirk Wassenaar
02 hoofdartikel - Bidden is onmisbaar, juist nu ds. Dick Westerneng
03 meditatie - Omzwerven ds. Dirk van Duijvenbode
04 geloof - De actualiteit van het derde Woord ds. Arien Treuren
06 wereldwijd - Kerk in Costa Rica Kees en Claudia Geluk
08 kerk - De kerk is wat ze viert dr. Hans Kronenburg
10 varia - Overtuigd gereformeerd dr. Jan Dirk Wassenaar
11 theologie - Wie geeft de Geest? dr. Aaldert Gooijer
12 theologie - Geloof onder druk ds. Kees Wesdorp
13 vertel het maar - Verhalen verwerken ds. Dick Westerneng
14 cultuur - Scheppingsdrift Annelieke Warnar
15 colofon
BEROEPEN TE:
Maassluis(herv., Groote kerk), G. van Wolswinkel, Everdingen(herv.). Benthuizen(herv.), M.M.J.Verheul, Berkenwoude(herv.). Veenendaal(herv., Oude kerk), L. Plug, Barneveld(herv.).
AANGENOMEN NAAR: Giessen(herv.), C. Hoek, Bedum-Onderdendam(herv.).
Barendrecht(prot., Dorpskerk), F. de Ronde, Fijnaart(prot.). Ens(prot.), prop. H.L. Rodenhuis, Kampen. Apeldoorn(herv., Eben Haezer), J.W. Verboom, Groot-Ammers(herv.). Kootwijk-Kootwijkerbroek(herv.), P. Vroegindeweij, Lexmond(herv.).
BEDANKT VOOR: Zevenhuizen(herv.), A. Gooijer, Berkel en Rodenrijs(herv.). Katwijk aan Zee(herv., Morgenster) en Gameren(herv.), A. de Lange, Nieuw-Lekker land(herv.).
Sliedrecht(herv., wijk 3), J. Brouwer, Veen(herv.).
Het algemene e-mailadres voor het aanleveren van kopij is: redactieconfessioneel@gmail.com of dirkvanduijvenbode1965@gmail.com
HOOFDREDACTEUR ds. Wim Scheltens
EINDREDACTEUR ds. Dirk van Duijvenbode Koning Willem III weg 16 C 3151 HJ Hoek van Holland Tel. 06 20628184
Wereldwijd: ds. Hans van Dalen Geloof: ds. Arien Treuren
Theologie: dr. Wim de Bruin Vertel het maar: ds. Dick Westerneng Kerk: dr. Jan Dirk Wassenaar
Samenleving: dr. Jacques Schenderling Gemeentewerk: ds. Roberto Buijs Cultuur: ds. Annelieke Warnar en ds. Robert-Jan van Amstel Studentenbijdrage: Mart Jan Luteyn
Themanummers: ds. Robert-Jan van Amstel, ds. Diemer de Jong, dr. Peter Verbaan, ds. Dick Westerneng, ds. Wim Scheltens Varia, persberichten en eindredactie: ds. Dirk van Duijvenbode Vaste medewerkers: dr. Wim de Bruin, drs. Fred Cupido dr. Wim de Ruyter, dr. Peter Verbaan
BDUvakmedia Postbus 67 3770 AB Barneveld tel. 0342- 494911 – fax 0432-494299 abonneeservice@bdu.nl
Roel Abraham, tel. 06-54274244 e-mail: r.abraham@bdu.nl
Opzeggingen:
gekomen
Na deze abonnementsperiode
abonnement per maand opzegbaar.
Deze uitgave is beschikbaar in gesproken vorm op daisy cd-rom voor mensen met een leesbeperking: CBB, Ermelo: tel. 0341 565 477, klantenservice@cbb.nl
Als het buiten leuk is, blijf je niet binnen. Daarom helpt Jantje Beton kinderen om hun eigen buurt weer leuk te maken. Want buitenspelen is essentieel voor de gezonde ontwikkeling van een kind. Help ook mee! Kijk op www.jantjebeton.nl.
Haal het kind naar buiten!