PAASGETUIGENIS
De ‘Passion’ van de Witte Donderdag 2022 heeft enkele opmerkelijke zaken belicht. De Jezus-figuur maakte klip en klaar duidelijk, dat hij naar Jeruzalem moest gaan en veel moest lijden, zou sterven en op de derde dag opstaan. Het “Een Vandaag Opiniepanel” deed ook mee met heuse percentages. Waarom een meerderheid Jezus weg wou hebben, werd niet duidelijk. De Pilatus-figuur schoof aan bij de tafel van Pauw en liet duidelijk merken, dat hij Jezus onschuldig achtte, maar een goed bestuurder moet nu eenmaal doen wat het volk wil… Ze lieten hun onschuld dit keer vergezeld gaan van het insmeren van de handen met gel – de coronatijd is nog niet helemaal voorbij… Waarom de Telegraaf dit zo nodig een ‘kitschspektakel’ moet noemen, ontgaat me.
Ook raak ik verrast tijdens een fiets tocht door mijn woonplaats. Ik zie ergens een bord in de tuin staan met in grote letters: “Ik ben opgewekt”. Dat is een mooi Paasgetuigenis, denk ik. Er staan ook kleine letters onder. Als ik dichterbij kom, lees ik ook die kleine letters: “Ik ben opgewekt over mijn zonnepanelen”. Dat is een afknapper. Met zonnepanelen is niks mis. Maar om daar zo hoog van op te geven? Ik zou denken: “Ik ben opgewekt, omdat Chris tus is opgestaan”, of: “Ik ben opgewekt, omdat ik met Christus ben opgestaan”.
UITING AAN GELOOF
Geven wij genoeg uiting aan ons geloof in de opgestane Heer? Dat vraag ik me af na de alarmerende uitkomst van een
onderzoek naar geloof door het Soci aal Cultureel Planbureau. Misschien kunnen we het getuigen beter laten ge beuren door aandacht en bewondering voor de kunst, die geïnspireerd is door het Bijbelse getuigenis. Er zijn prachtige schilderijen en gedichten en muziek stukken gemaakt.
Ik denk aan de ets van Rembrandt over de Opgestane Heer te midden van zijn leerlingen. De gezichten van die leerlingen staan allemaal anders: aandachtig, wantrouwend, verschrikt, opschepperig, twijfelend, bewonderend. Daar moet Rembrandt over hebben nagedacht en wel geïnspireerd door het Bijbelverhaal. Als zo’n kunstenaar in de Bijbel zoveel ziet, waarom wij dan niet?
EEN GOED BESTUURDER
Even nog naar de Pilatus-figuur van de Passion. Een goed bestuurder moet nu eenmaal doen wat het volk wil, zegt Pilatus.
Ja, als 90 % van de Russen de oorlog in Oekraïne onzinnig vindt, zoals de Russi sche oligarch Oleg Tinkov stelt, zou het mooi zijn als Poetin daar naar luisterde. Tinkov wil, dat het Westen een uitweg uit het conflict zoekt, waarmee Poetin zijn gezicht in eigen land kan redden en de oorlog kan stoppen. Tinkov is schatrijk geworden in de bankenwereld en zegt op Instagram, dat het Russi sche leger een ’shitleger’ is en zorgt voor een ’slachting’ in Oekraïne: „Hoe kan het ook anders in een land vol rivaliteit, vuilspuiterij en vluchtgedrag”. „Negentig procent van de Russen is tegen deze oorlog”, stelt Tinkov. „Maar tien procent van het land bestaat uit gekken.”
Ja, wat moet een goed bestuurder dan toch doen? Die moet vooral zoeken naar rechtvaardigheid en hulpvaardig heid, ook als het volk dat niet zo ziet. Leiding geven is een hoge roeping van Hem die de dood is doorgegaan om Redder te zijn van kwetsbare mensen voor tijd en eeuwigheid.
Ds. Wim Scheltens
(LATE) ROEPINGEN GEZOCHT!
U
it alle documenten die daarvoor beschikbaar waren en de basis vormden voor de besluitvorming en in de discussies ter synode was dat de ge meenschappelijke zorg: er is een tekort aan theologiestudenten en er komt de komende jaren, ook bij het verdwijnen van (wijk)gemeenten, een tekort aan predikanten én kerkelijk werkers. Heel toepasselijk heette het rapport dat naar dat laatste (kwantitatief en kwalitatief) onderzoek deed dan ook ‘Geroepen om te dienen’.
BID DAAROM
De Heer zelf – innerlijk met ontferming bewogen over de menigte, omdat zij vermoeid en verstrooid waren (9:36)! –laat het niet bij de constatering van het gebrek aan arbeiders alleen, maar roept ook op om te bidden: Bid daarom tot de Heer van de oogst dat hij arbeiders uitzendt. Wordt dat in onze erediensten gedaan: bidden tot de Heer dat hij roe pingen zendt?
Misschien zegt u: sorry hoor, maar ik werk in het onderwijs of ik werk in de
zorg, of ik ken mensen die daarin werk zaam zijn: weet u wel hoeveel vacatures daar zijn, hoeveel mensen daar op hun tenen moeten lopen? En is dat niet evengoed ook werken in het Koninkrijk? Gelijk heeft u als u zo denkt. Als er over roeping werd gesproken ging dat vaker in één adem: de roeping van een dominee en die van een verpleegster of schoolmeester. Maar er is meer nood: hoeveel bekwame, niet eens zozeer hoogopgeleide als wel geschoolde vak mensen worden er niet in de techniek gezocht! Wie deze winter problemen had met bijvoorbeeld de verwarming of een verbouwing in huis, die weet wat een goeie vakman, ook als die duur moet worden betaald, waard is! Zelfs een spreekwoordelijke ‘putjesschepper’ of, zoals hij me vertelde, een kok kan zich toch geroepen weten en zijn werk zien in het verlengde van Gods Konink rijk?!
Dat laten we graag staan en tegelijk: er mag toch temidden van deze zorg in de diverse beroepsgroepen ook aandacht zijn voor werkers in de kerk? Juist waar er zo’n seculiere wind waait, de kerk steeds kleiner wordt, en het ambt steeds minder aantrekkelijk – terwijl ook wordt geconstateerd dat er zoveel zinzoekers zijn en mogelijk de oogst groot is? Maar zowel professionele als vrijwillige – of moet ik schrijven tot dienstplicht geroepen – krachten ontbreken?
ROEPINGENZONDAG?
In andere kerken is deze thematiek al verder doordacht. De rooms-katholieke Kerk besteedt op de vierde Zondag na Pasen aandacht aan de roeping tot het priesterschap, het diaconaat en het religieuze leven. De gelovigen worden op deze ‘Wereldgebedsdag voor Roepingen’ opgeroepen in het bijzonder te bidden voor nieuwe pastores (‘her ders’) in de Kerk. Deze zogemaande roepingenzondag werd al ingesteld in 1963 tijdens het Tweede Vaticaans Concilie. De lezing voor deze zondag is Johannes 10 over de Goede Herder. In deze beroemde passage zegt Christus
dat hij als goede herder zijn leven geeft voor zijn schapen. De Kerk hoopt dat er in elke tijd mensen zijn die Jezus in zijn herderschap willen navolgen om hun leven geheel in dienst te stellen van de Kerk. Hoe schrijnend het priestertekort is – bij alle pastoraal werkers en leken voorgangers die zoveel goed en belang rijk werk doen – bekend en wordt ook ervaren door mensen die oecumenische contacten onderhouden. Trouwens ook in de Anglicaanse kerk is er veel aan dacht voor ‘vocation’. Het valt op dat daar ook mogelijk bestaande beelden van het predikantschap worden bijge steld: er is meer en ander werk in de kerk dan alleen als dominee; je hoeft niet heel lang te studeren om in de kerk aan het werk te gaan; je hoeft je baan niet (geheel) op te geven om in de kerk aan het werk te gaan; ook als je anders denkt te zijn dan predikanten die je kent is het misschien iets voor jou (zie: www. churchofengland.org/life-events/vocati ons). Jaren geleden werd in onze kerk al aandacht gevraagd voor het fenomeen late roepingen, die er feitelijk al zolang de kerk bestaat en ook vandaag weer blijken te zijn. Theologie studeren en in de kerk werken kan ook een tweede of derde of zelfs vierde hoofdstuk in ie mands leven en loopbaan vormen. Ook in dat opzicht wordt er momenteel in onze kerk het nodige denkwerk verricht, nu in verschillende fasen en stappen aan een theologisch verantwoorde ambtsvisie en uitwerking daarvan voor de praktijk van een toekomstbestendige kerk wordt gewerkt.
GEROEPEN OM TE DIENEN
Meer zicht is er gekomen op de plek en ook de weinig florisante rechtsposi tie van de kerkelijk werkers, in aantal ongeveer zevenhonderd(!) die werkzaam zijn in onze kerk. Ter vergelijking, maar die cijfers moeten gelezen worden met een aantal slagen om de arm en zijn deels via prognoses tot stand gekomen: Momenteel zijn er zo’n vijftienhonderd predikanten en zestienhonderd ge meenten en naar verwachting worden dat er in 2030 negenhonderd predikan
‘De oogst is groot, maar er zijn weinig arbeiders...’ Die woorden van de Heer in Mattheus 9:37 bleken op de recent gehouden PKN-synode ook op de Protestantse kerk van vandaag van toepassing. Beide synodedagen ging het feitelijk om de toekomst van de Protestantse Kerk en de Protestanse Theologische Universiteit.
ten en dertienhonderd gemeenten. Verder heeft het onderzoek aan het licht gebracht dat ruim drie op de tien wijkgemeenten een (of meer) kerkelijk werker(s) in dienst heeft; lang niet iedereen een preek- en of sacramentsbevoegdheid heeft; dat de gemiddelde betaalde kerkelijk werker voor 0,36 fte (bijna 2 dagen per week) in dienst is; dat de meeste betaalde kerkelijk werkers ouderenpastors of algemeen pastoraal werkers zijn en dat menskracht en expertise, alsmede financiën de belangrijkste redenen zijn om kerkelijk werkers aan te stellen. Dat hierop verder beleid moet worden ontwikkeld, er aan teamvorming onder predikanten en kerkelijk werkers moet worden gewerkt en er naast theologi sche nog een aantal strategische keu zes op weg naar een toekomstbesten dig kerk- en ambtsinrichting moeten worden gemaakt, werd eens te meer duidelijk. Dit thema vraagt ons werken én bidden. Als in deze chassidische legende.
ZINGEND NAAR SCHOOL
Toen rabbi Eliëzer stierf, sprak hij zijn kind, Israël toe: ‘Je hele leven zal je de kracht van het kwade tegenkomen. Maar weet dat je ziel zo sterk is als brons, dat God alleen kan smelten. Heb daarom geen angst voor een tegenstan der’.
Mensen uit de gemeente zorgden voor de wees en toen het zover was lieten ze hem naar school gaan. Ondanks vermaningen bracht Israël dagen en nachten in het bod door en groeide zo op in de natuur. Toen hij twaalf jaar oud was bood hij de leraar aan, de jongens van his naar school en weer terug te brengen. In het zwaarmoedige stadje zagen de mensen dat er een merkwaar dige verandering plaatsvond. Israël bracht elke dag een zingende kinder schaar over de weg naar school en bracht ze langs een grote omweg over weiden en door het bos weer thuis. De jongens lieten niet langer de hoofden met bleke gezichten bezwaard hangen als vroeger......
dr. Peter VerbaanDE OEKRAÏNE EN ONS GELOOF IN PASEN (2)
Ten eerste is de ernst en de omvang van de verwoesting in de Oekraïne en het lijden van mensen en dieren ont hutsend. Wij zijn dat op deze schaal en zo dichtbij huis niet gewend. Dat dit ge beurt, dat God dit toelaat.. In ons land is het helaas zo dat asociaal of slecht gedrag weinig consequenties hoeft te hebben. Je komt vaak makkelijk weg. In de politiek van Rusland zie je waar ei genbelang (zeldzame grondstoffen!) en de macht van de leugen toe leiden kan: tot excessief geweld. Wij dragen als mensen veel groter verantwoordelijkheid dan wij denken. God lost dat niet op.
Op het tweede gezicht zie je ook andere dingen. Over wat een leiderschaps capaciteiten bijv. beschikt president Zelensky. Hij heeft geen uniform, hij is geen militair. Maar hij draagt ook niet een snel pak. Nee, een shirt met korte mouwen. Een man ‘heel gewoon’. Dat laatste lijkt zo, want het lef en de felheid, de morele overtuigingskracht waarin hij zich via de satelliet tot allerlei landen richt zijn ongekend. Hadden wij maar iemand van deze statuur!
Er zit in zijn optreden, hoe feilbaar hij ook is, iets dat van God gegeven is. Iets dat aan de Messias herinnert. Dat zit ook in de moed waarmee het leger van de Oekraïne zich verzet en de bevolking een onvoorstelbaar lijden op zich neemt. De vraag wordt wel steeds nijpender hoeveel mensenlevens de ver dediging van een grondgebied waard is. Wie maakt dat uit, wie beslist daarover?
Kijk ik naar de verschijning van Jezus aan zijn discipelen, nadat Hij uit de dood is opgestaan, dan valt me iets overeenkomstigs op. Het kruis werd Jezus niet bespaard. Het kwade dat in mensen huist, is tegen Hem uitge raasd. ‘Hij moest lijden.’ Er streek geen legioen engelen uit de hemel neer om Jezus te redden. Zijn lidtekens, de spo ren die Hij draagt vertellen dat.
Maar Jezus begroet zijn discipelen met vrede. ‘Vrede zij met u’, herhaalt Hij na drukkelijk. Die vrede is er niet ondanks, maar dankzij zijn wonden. ‘Door zijn striemen is ons genezing geworden, de straf die ons de vrede aanbrengt was op Hem.’(Jes.53:5) In de Messias Jezus geeft God ons de mens naar zijn hart die de wereld verandert. Iedere mens die van betekenis is, ieder die vrucht draagt, heeft iets van Hem weg. Zowel in het lijden dat op zijn of haar weg komt, als in de kracht om op te staan.
Arien Treuren
Wat doet de oorlog in de Oekraine met ons geloof? Ik kan die vraag in feite alleen voor mijzelf beantwoorden, maar misschien dat u zich herkent in wat ik schrijf. Daar gok ik op in dit stukje.
JUSTUS HEURNIUS: ZENDINGSPIONIER
Mijn vorige standplaats als predikant was Kudelstaart. Als ik vertel, dat ik daar gewoond heb, moeten velen vragen: ‘Waar ligt dat?’. Het kan ook zijn dat men zegt: ‘Was dat niet de woon plaats van Wim Kan?’. Dat klopt. De beroemde cabaretier woonde er met zijn Corry. Maar er woonde eeuwen geleden nog iemand in Kudelstaart die ons bekend zou moeten zijn. Beter gezegd: hij woonde in Kalslagen.
Het vroegere Kalslagen is tegenwoor dig (als ‘Calsslagen’) onderdeel van Kudelstaart. Vroeger was het een zelfstandig dorp met een kerk in het midden. Het kerkje is in 1827 afgebro ken, maar restanten zijn nog te zien aan de oever van de Westeinderplassen. Eén van de predikanten van Kalslagen was Justus Heurnius (1587-1652). Hij was er dominee van 1620 tot 1623. Niet erg lang dus, maar dat had zijn re den. Justus was namelijk bevangen door de drang om het evangelie ook ‘overzee’ te brengen.
GOUD OF GOD
In de gouden eeuw voeren de Neder landse schepen over de wereldzeeën. Ze brachten het vaderland economische welvaart. In 1602 was de VOC opge richt. De ‘heren zeventien’ bestierden een lucratieve multinational. Heurnius was ervan overtuigd dat Nederlanders
niet alleen wat moesten halen uit Indië. Er moest ook iets gebracht worden: het woord van God. Die gedachte was niet vanzelfsprekend voor een reforma torische dominee. De reformatie in de 16e eeuw had geen zendingsverlangen opgewekt. Tenminste: niet voor ‘blinde heidenen’ aan de andere kant van de wereldbol. De reformatoren waren de overtuiging toegedaan dat het zendings bevel uit Matteüs 28 alleen voor de eerste apostelen gold en niet voor de huidige kerk.
AANSPORING
Heurnius was van gegoede komaf. Hij was de zoon van een Leidse hoogle raar, een befaamd medicus. Alles leek erop dat zoon Justus, geboren in in de voetsporen van zijn vader zou treden. Hij volgde de medische studie aan de Leidse Universiteit. Het moet op een reis door Frankrijk en Engeland
geweest zijn dat Justus tot bezinning kwam. Hij besloot in 1615 theologie te gaan studeren in Groningen. Tijdens die studie raakte hij overtuigd van de missionaire dwaling van de reforma toren. De opdracht om het evangelie wereldwijd te verkondigen geldt nog steeds. In 1618 schreef hij daarover een boek getiteld: ‘De legatione evan gelica ad Indos capessenda admoni tio’. Dat wil zeggen: ‘Aansporing tot verspreiding van het evangelie onder de Indiërs’. Hij droeg zijn boek op aan de Staten-Generaal, prins Maurits en de bewindvoerders van de VOC. Daarmee wilde hij bereiken dat zijn ‘aansporing’ op hoog niveau ter harte genomen zou worden. De ‘heren’ zou den zich niet alleen om eigen goud en goed, maar ook om het zielenheil van hun medeschepselen moeten bekom meren.
OPLEIDING
Afgezien van motivatie tot zending was Heurnius’ boek ook een pleidooi voor goed opgeleide zendingswerkers. Tot nu toe werden op de schepen van de VOC vooral ‘ziekentroosters’ meegezon den. Die waren vooral bedoeld om de scheepslieden in de maanden op zee geestelijk bij te staan en – niet onbe langrijk voor de broodheren – in toom te houden. Heurnius pleitte ervoor om goed opgeleide, universitair geschoolde dominees uit te zenden. Zij zouden niet alleen de scheepslieden maar ook de Indische medemens met het evangelie kunnen verrijken. Hij wenste “dat het rijk van Christus zoo spoedig mogelijk voortgeplant worde onder de heiden sche Indiërs en dat Zijn hulp gereed is voor wie zich toewijden aan dit heilige werk”.
KERK EN OVERHEID
Na zijn studie voelde Justus Heurnius zich blijkbaar nog niet capabel genoeg
om uitgezonden te worden. Hij kreeg een beroep naar het dorpje Kalslagen en nam dat aan. Een paar jaar later liet hij zich toch door de Classis Amster dam beroepen om scheep te gaan naar Indië. In Kalslagen waren ze daar niet blij mee. Maar bij Heurnius kroop
heid had. Dat bleek in een geval van kerkelijke tucht. Een dochter van een hoge beambte had gezondigd tegen het zesde gebod. De straf die ze daarvoor kreeg ging het kerkbestuur veel te ver en men kwam hiertegen in verweer. Justus werd daarvoor tijdelijk verbannen
IN INDIË BEWEES JUSTUS HEURNIUS DAT HET GANGBARE BEELD
VAN DEZE ‘VOC-ZENDING’ NIET HELEMAAL KLOPT. HIJ WENSTE NIET NAAR DE PIJPEN VAN DE COMPAGNIE-LEIDERS TE DANSEN. HIJ VOND DAT DE KERK EEN EIGEN VERANTWOORDELIJKHEID HAD. DAT BLEEK IN EEN GEVAL VAN KERKELIJKE TUCHT
het bloed waar het niet gaan kon: hij ging naar Indië. In Indië bewees Justus Heurnius dat het gangbare beeld van deze ‘VOC-zending’ niet helemaal klopt. Hij wenste niet naar de pijpen van de Compagnie-leiders te dansen. Hij vond dat de kerk een eigen verantwoordelijk
naar de Coromandelkust (in het huidige India). Hij trok zich niets aan van het advies om zich vooral met zijn landge noten bezig te houden. Ook verzette hij zich tegen de slavenhandel. Hij ging naar afgelegen eilanden, waaronder Ambon en de Molukken, om daar het
zaad van Gods Woord te strooien. Toen hij door Islamitische tegenstanders vergiftigd werd, liep hij blijvend letsel op aan handen en voeten.
TERUG IN NEDERLAND
In 1638 keerde Heurnius terug naar Nederland. Hij werd predikant in Wijk bij Duurstede. Maar zijn hart bleef klop pen voor Indië. Hij ging door met het vertalen van Bijbelboeken in het Maleis. De kwaliteit daarvan was volgens de huidige maatstaven niet erg groot. Dat doet niets af aan de blijvende betekenis van Heurnius: hij opende de ogen van de Nederlandse kerk voor wereldwijde zending. Waar een klein mens groot in kan zijn. En dus ook: waar een klein Ne derlands dorp bekend om zou kunnen zijn.
Ds. Hans van DalenGELOVEN IN HET VERLENGDE VAN EEN HISTORISCHE ZOEKTOCHT
Zaterdag 16 april overleed op 78 jarige leeftijd prof. dr. Henk Jan de Jonge. Henk Jan was van 1991 tot 2006 hoogleraar Nieuwe Testament in Leiden. Hij was daar de opvolger van prof. dr. Marinus (Rien) de Jonge. Ondanks dezelfde achternaam waren ze geen familie. In deze terugblik wil ik mij vooral beperken tot hoe ik Henk Jan als student en later promovendus in Leiden heb meegemaakt. Henk Jan heeft met zijn kijk op de exegese een generatie Leidse theologiestudenten gevormd.
Binnen de theologische faculteit was Henk Jan een vurig verdediger van de zogenaamde duplex ordo. Die hield in dat aan openbare universiteiten wel onderwijs gegeven kon worden in vakken die voor de theologie relevant waren, maar dat de wijze waarop het onderricht gegeven werd niet door specifieke dogma’s mocht worden bepaald. De vakken die onder ver antwoordelijkheid van de universiteit werden gegeven, waaronder zijn eigen vak Nieuwe Testament, moesten op een wetenschappelijke manier beoefend worden. Dezelfde criteria die elders voor wetenschap golden, moesten ook binnen deze theologische vakken de norm zijn. Voor Henk Jan betekende dit dat er voor wonderen binnen een weten schappelijk onderzoek geen plaats was. Daarover kon gesproken worden binnen de kerkelijke theologie, de andere zijde van de duplex ordo.
Belangrijk voor Henk Jan was dat theo logie niet alleen geduld werd binnen een openbare universiteit, maar dat de theologie ook een bijdrage leverde aan het wetenschappelijk onderzoek binnen het geheel van de universiteit. Theolo gisch onderzoek moest ook voor niet gelovigen binnen de universiteit relevant en respectabel zijn. Als persoon heeft Henk Jan zich voor de Leidse universi teit als geheel ingezet.
De context van de Leidse universiteit als geheel had grote gevolgen voor de manier waarop Henk Jan zijn leerop dracht invulde. Het Nieuwe Testament was voor hem als geleerde geen geloofsboek, maar een verzameling vroeg christelijke geschriften. Hij wilde de nieuwtestamentische geschriften als historicus verstaan vanuit hun historische context. Kenmerkend voor zijn onderzoek op dit terrein was dat hij binnen de vroegchristelijke geschriften zocht naar de ontwikkelingstraditie van een geloofsvoorstelling. Hier ging hij consequent verder op de weg die door zijn voorganger, Rien de Jonge, al was ingeslagen. Daarbij ging hij analytisch te werk. Hij zocht in de traditiegeschiede nis vooral naar overeenkomstig woord gebruik. Hij was pas tevreden als er aantoonbaar een relatie was tussen de onderzochte voorstellingen. Twee titels van twee bijdragen in twee popularise rende bundels geven een goede illus tratie van zijn belangstelling: ‘Ontstaan
en ontwikkeling van het geloof in Jezus’ opstanding’ en ‘De oorsprong van de verwachting van Jezus’ wederkomst.’
HISTORISCHE JEZUS
Een deel van zijn onderzoek ging over de historische Jezus. Hij was niet tevreden met een voorstelling dat we over Jezus niet meer kunnen zeggen dan dat wij niet terug kunnen achter het (latere) christelijke beeld van Jezus. Met anderen ging hij minu tieus op zoek naar wat binnen de vroegchristelijke verhalen over Jezus mogelijk kan teruggaan op traditie van voor Jezus’ dood. Alleen die zaken die
DIT MINIMALISTISCHE BEELD VAN DE HISTORISCHE JEZUS MAAKTE HENK JAN NIET POPU LAIR BIJ VELE ORTHODOXEN. IN MIJN OGEN WEIGERDEN DEZE ECHTER HET HELE BEELD TE ZIEN
onmogelijk verklaard konden worden vanuit christelijke reflectie na Jezus’ dood hadden mogelijk een relatie met de historische Jezus zelf. Slechts heel weinig ons overgeleverde uitspraken van Jezus konden op die manier aan Jezus zelf worden toegeschreven. Zijn strenge criteria voor wetenschappelijk historische onderzoek leidden wel tot een minimalistisch beeld van de historische Jezus.
Dit minimalistische beeld van de his torische Jezus maakte Henk Jan niet populair bij vele orthodoxen. In mijn ogen weigerden deze echter het hele beeld te zien. Vele meer als orthodox bekendstaande nieuwtestamentici ver schuilden zich achter het beeld van R. Bultmann dat alles over Jezus verkon diging is en wij dus niet terug kunnen naar de historische Jezus. Binnen de grenzen van dit paradigma kan dan veel gezegd worden wat in orthodoxe oren aangenaam klinkt, maar dat kan alleen bij de gratie dat alles in de lucht hangt. Henk Jan zocht altijd naar de grenzen van het wetenschappelijk nog kunnen kennen. Hij weigerde zich te verhullen in vrome woorden.
APOLOGEET EN GELOVIGE
Ik ben regelmatig als promovendus in de gelegenheid geweest hier met Henk
Jan persoonlijk over door te praten. Ik heb daaraan de indruk overgehouden dat hij zijn manier van wetenschappelijk bijbelonderzoek als apologetisch project zag. Het ging hem uiteindelijk om een deugdelijke grond voor het christelijk geloof die de wetenschappelijke kritiek kon doorstaan.
Onderzoek naar de historische Jezus was maar een van de gebieden waarop Henk Jan zich bewoog. Hij publiceer de ook over de geschiedenis van de exegese en over de historische achter grond van het evangelie naar Marcus en het evangelie naar Johannes. Hij begeleidde hier ook twee dissertaties over. Voor een vollediger overzicht van onderwerpen waar Henk Jan zich mee bezighield en de andere dissertaties die hij begeleidde, verwijs ik naar andere publicaties.
Wie bij Henk Jan studeerde, werd inten sief begeleid. Referaten, scripties en dissertaties werden woord voor woord doorgenomen. Wie meende door een algemene formulering een probleem te kunnen omzeilen, werd door hem gedwongen de tekst zo te herschrijven dat duidelijk werd welke keuze gemaakt werd. In die zin was Henk Jan veelei send, maar hij wist tegelijk bijna altijd zijn enthousiasme op studenten en promovendi over te dragen.
Henk Jan was de man van de histori sche kritiek. Een enkele keer ging hij verder en schreef hij een niet we tenschappelijk nawoord. Maar in het algemeen vond hij het een taak voor anderen om verder te gaan met de bouwstenen die hij had aangeleverd. Zelf bleef hij zeker niet staan bij histori sche reconstructies. Enkele weken voor zijn overlijden schreef hij mij: ‘soms is het tijd om de kritiek het zwijgen op te liggen en het geloof te laten prevaleren. De twee gaan trouwens over verschillen de dingen; wat kan filologische of histo rische kritiek nu afdoen aan vertrouwen in Gods heerschappij of aan het besef van zijn grootheid en wil? Of aan de betekenis van Christus in zijn plan?’
Dit was de Henk Jan zoals ik hem uit de persoonlijke gesprekken rond mijn promotie kende. De wetenschapper die soms uit zijn rol stapte en gewoon gelovige werd.
Wim de RuyterHET ‘ONZE VADER’ BIDDEN MET HEEL DE SCHEPPING
Het ‘Onze Vader’ speelt een grote rol in de christelijke spiritualiteit. Het gebed wordt door veel christenen dagelijks gebeden en het heeft een vaste plaats in de liturgie van de kerk. Over het algemeen wordt het gebed dat Jezus zijn discipelen leerde, opgevat als een gebed waarin het mens-zijn in de wereld centraal staat. Het is echter heel goed mogelijk om bij het uitspreken van het ‘Onze Vader’ te denken aan alle schepselen en aan de vernieuwing van de gehele schepping. In onze tijd wordt de schepping van alle kanten bedreigd. Het is goed om aan de hand van het ‘Onze Vader’ Gods relatie en onze eigen relatie met de schepping opnieuw te doordenken.
Bij het uitspreken van de woorden ‘geef ons heden ons dagelijks brood’ denken we meestal aan levensonder houd van de mens. Maar alle andere schepselen staan evengoed in relatie tot God. Voor Jezus was dat volstrekt vanzelfsprekend. Hij zegt in de Bergrede bijvoorbeeld: ‘Kijk naar de vogels in de lucht: ze zaaien niet en oogsten niet en vullen geen voorraadschuren; het is jullie hemelse Vader die ze voedt’ (Matteus 6). Deze gedachte komen we in het Eerste Testament ook veelvuldig tegen. In een psalm staat bijvoorbeeld: ‘alle schepselen zien ernaar uit dat U voedsel geeft, op de juiste tijd. Geeft U het, dan doen zij zich tegoed, opent zich uw hand, dan worden zij verzadigd’ (Psalm 104). En in Job lezen we: ‘Wie verschaft de raaf zijn voedsel wanneer zijn jongen God aanroepen, wanneer ze zonder voedsel rondzwerven?’ (Job 38). Het is goed om te waken voor een antro pocentrisch lezen van deze teksten. God onderhoudt de natuur en dierenwereld
niet als ‘decor’, als kleurrijke achter grond voor de menselijke geschiede nis. Alle schepselen hebben voor God eigenwaarde: ‘God maakte alle soorten in het wild levende dieren, alle soorten vee en alle soorten dieren die op de aardbodem rondkruipen. En God zag dat het goed was’ (Genesis 1).
DE NAAM HEILIGEN
De hele schepping is afhankelijk van God, als het gaat om het dagelijkse levenson derhoud. Niet alleen de mens, maar alle schepselen zijn God daarvoor dankbaar. Ze worden dan ook allemaal uitgenodigd om de Naam te prijzen: ‘Loof de HEER, bergen en heuveltoppen, hout dat vrucht draagt, ceders, dieren in het wild, vee in het veld, alles wat kruipt en op vleugels gaat’ (Psalm 148). De bede ‘uw Naam worde geheiligd’, moeten we dus leren bidden met alle schepselen samen.
DE KOMST VAN HET KONINKRIJK
Ook de bede ‘uw Koninkrijk kome’ moe
ten we vanuit Bijbels perspectief breed leren bidden. Paulus zegt dat ‘de schep ping er reikhalzend naar uitziet dat de luister van Gods kinderen openbaar wordt’, omdat ‘de hele schepping nog altijd als in barensweeën zucht en lijdt’ (Romeinen 8). Niet alleen de mens, maar alle schepselen verlangen naar de komst van het Koninkrijk. De profeten van Israël betrekken de natuur en de dierenwereld dan ook nadrukkelijk in hun spreken over het Vrederijk: ‘Dan zal een wolf zich neerleggen naast een lam, een panter vlijt zich bij een bokje neer; kalf en leeuw zullen samen weiden en een kleine jongen zal ze hoeden’ (Jesaja 11).
UW WIL GESCHIEDE
Het uitspreken van het ‘Onze Vader’ is een spannend gebeuren. Het uitspre ken van dit gebed brengt immers ook bepaalde verplichtingen met zich mee. Wie bidt ‘Uw wil geschiede’, moet er alles aan doen dat Gods wil gestalte krijgt in zijn of haar eigen leven en in de wereld. Anders wordt het uitspreken van dit gebed een inhoudsloze rite. Op dit moment hebben we te maken met een wereldwijd economisch systeem dat ervoor zorgt dat de zwakken worden uitgebuit en de aarde genadeloos wordt geëxploiteerd. De profeten van Israël hebben onderkend dat een econo misch systeem dat gebaseerd is op uitbuiting, strijdig is met Gods bedoe lingen: ‘Wee degenen die zich huis na huis toe-eigenen, die akker na akker samenvoegen, tot er voor niemand meer ruimte is en zij alleen het land bewonen’. Want het resultaat zal zijn dat ‘steden verwoest worden, zodat er geen inwoner meer is, en de huizen, zodat er geen mens meer in is, en het bouwland tot er een wildernis overblijft’ (Jesasja 5 en 6). Bidden om de komst van het Koninkrijk impliceert dat je bereid bent je in te zetten voor een
wereld, waarin Gods wil in het concrete bestaan zichtbaar wordt.
GEBEDSINTENTIES
Zo komen ook de gebedsintenties rond verzoeking, schuld en kwaad in een an der licht te staan. Het gaat dan nadruk kelijk ook om de schuld die mensen op zich laden als ze actief meewerken aan de onderdrukking van armen en het teloorgaan van natuurwaarden. ‘Leid ons niet in verzoeking’ heeft beslist ook te maken met de verzoeking ‘om voor jezelf schatten op aarde te verzamelen’ (Matteus 6) of om tegen jezelf te zeg gen ‘je hebt veel goederen in voorraad, genoeg voor vele jaren! Neem rust, eet, drink en vermaak je’ (Lucas 12).
In een gelijkenis van Jezus wordt het een rijke man als schuld aangerekend dat hij geen oog had voor ‘een bedelaar, Lazarus genaamd, vol zweren, die neer gelegd was bij zijn voorportaal en die verlangde zijn honger te stillen met wat van de tafel van de rijke afviel’ (Lucas 16). Jezus zegt hier met zoveel woor den, dat wie zich erbij neerlegt dat de economische structuren onrechtvaar dig zijn, schuld op zich laadt. De zin snede ‘zoals ook wij vergeven wie ons iets schuldig is’, kan daarom nooit los gedacht worden van de concrete schul den van de allerarmsten in de samen leving en van de schuldenproblematiek van landen in Afrika en Latijns-Amerika. Bij ‘verlos ons van het kwaad’ gaat het ook om het kwaad dat manifest wordt in de moderne, globale economie en in de systematische uitbuiting van de natuur en de dierenwereld.
WERELDWIJDE DIMENSIE
Voor veel christenen is het ‘Onze Vader’ een hulpmiddel om hun persoonlijke ge bedsleven te onderhouden en te structu ren. Vaak is de inhoud daarbij versmald tot een individueel gebed waarbij de gelovige een aantal persoonlijke vragen en verlangens bij God brengt. Het ‘Onze Vader’ mag echter veel breder gelezen worden: als een gebed voor de hele mensheid en voor de hele schepping.
Dr. Jacques SchenderlingSTUDENTENWERK
(14): DE KRACHT VAN GEBED
Iedere christen bidt wel eens: in de kerk, thuis of nog ergens anders. Maar hoe je dat doet en met welke verwachtingen maakt veel verschil. Volgens mij leven daar veel vragen over, zowel in de gemeente als bij studenten. Door al die vragen kan het gebed ook wat op de achtergrond raken, als iets wat onduidelijk of ingewikkeld is. Toch lijkt me dat niet de bedoeling.
Allereerst is er verschil tussen persoonlijk en gezamenlijk bidden. Over het eerste is veel te zeggen, maar iedereen vult dat op een eigen manier in. De een bidt aan de hand van een gebedskalender of een Bijbeltekst, de ander het liefst op de fiets en voor weer iemand anders is het gebed een vast ritueel voor het slapengaan. Maar in de drukte van het leven kunnen deze momenten in het gedrang komen. Een vast patroon vinden is dan, zeker voor de jongere generaties, lastig.
Gezamenlijk bidden doen we natuurlijk met elkaar in de kerkdienst. Tegelij kertijd is het dan vaak de voorganger die bidt. In een gemeente waar ik pas mocht voorgaan, is het gebruikelijk dat de ouderling van dienst het eerste gebed (drempelgebed) doet. Hetzelfde geldt overigens ook voor veel zanglei ders in evangelische gemeenten. Soms merk je dan dat het ook spannend is voor degene die bidt. Geestelijk opzicht houdt blijkbaar nog niet in dat iemand zich vertrouwd voelt met voorgaan in gebed.
Toch is dat ergens jammer. Natuurlijk, als voorganger leer je om te bidden. In de opleiding waren er concrete oefeningen en onze gebeden werden van feedback voorzien door de docenten. Maar het is ook iets van de hele gemeente: een moment waarop we ons samen richten tot God. Dan hoeft niet altijd dezelfde persoon daarin voor te gaan, want dat kan ook pas sief maken, alsof bidden vooral luisteren is naar iemand anders die met God spreekt.
In het studentenwerk speelt gebed een opvallend grote rol. Elke Bijbel kring wordt afgesloten door samen te bidden. De laatste keer duurde het kringgebed, inclusief het delen van dank- en gebedspunten, bijna even lang als de Bijbelstudie zelf (4560 minuten). Ook zijn er regelmatig aanbiddingsdiensten waarin gebed centraal staat. Het laat iets zien van het belang van gebed. Luisteren naar Gods Woord mag niet los staan van onze reactie daarop.
Aan de andere kant hebben veel (jonge) mensen vragen over de zin van gebed. ‘Als God toch alles al weet, wat maakt het dan uit dat ik mijn noden met Hem deel?’ Soms lijkt het daarnaast dat gebed weinig impact heeft, omdat lang niet alles waar wij om vragen ook gebeurt. Tegen deze gedachtegangen is veel in te brengen, omdat ze vaak zijn gebaseerd op een zijdige (theologische) uitgangspunten. Misschien is de vraag hoe we bidden wel zeker zo belangrijk als waarvoor we bidden.
In de theologie wordt afgelopen jaren na melijk veel nagedacht over de vormende krachten van rituelen. Ook reclames heb ben bijvoorbeeld invloed op ons, op wat wij verlangen en normaal vinden. Datzelf de zou kunnen gelden voor bidden, stelt men dan. Daarvoor is wel nodig dat wij ons echt helemaal richten op God. Niet het gebed als ‘even tussendoor’ of als lange opsomming van namen en proble men, maar als een actieve transformatie van onze houding.
Kortom: de kracht van gebed zit er mis schien vooral wel in, dat wij veranderen, en niet dat Gods plannen veranderen. Dat is al eeuwenlang een klassieke uitspraak waarvan de bron niet helder is. Toch is het elke keer weer oefenen om daar ook naar te leven. Om ons in het gebed tot God te wenden, en niet stiekem vooral met onszelf bezig te zijn. Dat geldt voor ons persoonlijke gebed, maar ook voor het bidden als gemeen te.
DE WESTERSE IK-CULTUUR EN DE KERK
De (West-)Europese cultuur van onze tijd is verregaand een ik-cultuur. We zijn er aan gewend geraakt dat alles om onszelf draait. We zijn op onze eigen vrijheid gesteld. Het liefst laten wij ons door niemand de wet stellen. Ik ga mijn eigen gang en ik houd er mijn eigen opvattingen op na. Alles is best, als men mij maar met rust laat. Zo zeggen wij dat graag.
Vroeger was de samenleving overzich telijk ingedeeld. Je hoorde bij elkaar, als mensen van dezelfde achtergrond of sociale klasse. Je maakte deel uit van deze of gene ‘zuil’: liberaal, socialis tisch, protestants, katholiek, of nog an ders. Je gedrag werd daardoor bepaald. Dat is helemaal voorbij. De moderne individualisering werkt overal door. Prof. Bram van de Beek schreef er een boek over. Het heet, kernachtig: ‘Ego’, en dient zich aan als ‘cultuuranalyse van het ik’. Die ik-cultuur van vandaag ziet hij overigens al beginnen bij de zestiende-eeuwse Franse, in Nederland wonende filosoof René Descartes. Ook die zestiende eeuw was een crisistijd. Descartes zocht naar een nieuw start punt van zekerheid. Dat vond hij in het feit dat ‘ik denk’. Dan móét er wel een (denkend) ‘ik’ zijn: ‘ik denk dus ik ben’. En dan móét er ook een werkelijkheid zijn (en is dus ook God een werkelijk heid). Zo kwam Descartes ertoe, scherp te onderscheiden tussen het ‘ik’ en de wereld daaromheen. Het ‘ik’ is subject; de wereld is object van ‘mijn’ waarne ming en studie. Steeds meer werden daaruit later con sequenties getrokken. Steeds driester werd ook in de maatschappij de vrije mens het uitgangspunt. Men bleek het helemaal zónder God af te kunnen. Vooral sinds 1968 werden en worden - steeds radicaler - bestaande gezags structuren omvergekegeld.
PROTESTANTISME
Van de Beek signaleert: merkwaardig genoeg is ook het christendom, voor al het protestantisme, in deze trend meegegaan. Luthers inzet was de vraag: ‘Hoe krijg ik een genadige God?’. In het antwoord dat hij vond, blijkt het overi gens juist níét om het ‘ik’ te gaan, maar om Christus. Jawel, maar dan toch: om Christus voor mij. Het latere gerefor
meerd protestantisme raakte helemaal gefixeerd op de vraag naar de persoon lijke heilszekerheid.
Het opwekkingschristendom dat na derhand in de Angelsaksische wereld ontstond en zich telkens opnieuw mani festeerde, ging in dezelfde richting. De menselijke beleving werd steeds belang rijker. Zo is het ook in de hedendaag se evangelische beweging. Het gaat steeds over ‘God en ik’. Zeker, het slaat geweldig aan. Evangelische groepen groeien uit tot megakerken. Maar dat is, zo taxeert Van de Beek, vanwege de oppervlakkigheid van de daar verkondig de boodschap. Men kent God alleen als ‘lieve vader’ die het zo goed met ons meent…
CULTUURTREND
In de traditionele kerken ging men, nader hand, weer op een andere manier met de cultuurtrend mee. Daar kwam in de ne gentiende eeuw het accent op de ethiek te liggen. Godsdienst gold als norm voor menselijk handelen. Christen-zijn werd opgevat als fatsoenlijk burgerschap. Met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog kreeg dat idee trouwens een flinke deuk. Als reactie kwam Karl Barth, met zijn maatschappijkritische theologie. Nader hand werd die dominant in de Wereldraad van Kerken, en ook in naoorlogs Neder land erg populair. Weer gingen zo kerk en cultuur samen op. Tegenwoordig hoor je nogal eens over ‘geloof’ praten als over iets dat wij ‘nodig’ hebben. ‘Zonder geloof vaart niemand wel’, heet een boek van prof. Harry Kuitert. Kun je het geloof zó propageren? Kijk uit, zegt Van de Beek: het gaat daarbij kennelijk vooral om bevestiging van het eigen ik. In feite weer: ik-gericht.
IK BEN DIE IK BEN Tegenover Descartes’ ‘ik denk dus ik ben’ stelt Van de Beek een ander ‘ik’:
het ‘Ik ben die Ik ben’ van Israëls God (Exodus 3:14). Dit oudtestamentische ‘Ik ben’ klinkt door in het ‘Ik ben’, ‘Ik ben het’, van Jezus (bij zijn arresta tie, Johannes 18:5). Als God ‘Ik’ zegt, manifesteert Hij zich als Israëls Redder, als God-van-mensen, als de God die recht doet aan verdrukten. Door déze God laat de kerk zich leiden. Tenmin ste: dat zou zo moeten zijn. In feite vertoonde het christendom zich, de eeuwen door, gewelddadig, naar buiten (de kruistochten!) én naar binnen (in repressie). Vandaag is er in de kerk trouwens een verlangen om met rust te worden gelaten. Er heerst een sfeer van behaaglijkheid. Alweer: passend in de hedendaagse cultuur.
Zeker, er is een andere kant. De kerk was/is óók een plek waar het tegenge luid tégen die cultuur klonk/klinkt. Dan wordt beseft dat mensen, ook christe nen, nooit zelf een ideale samenleving op aarde kunnen brengen. God nam in Christus zelf verantwoordelijkheid voor de wereld. In Christus’ dood sterft de wereld (met haar kwaad) mee. In Christus’ opstanding begint een nieuwe schepping. De doop markeert: wij zijn daarin opgenomen. Zó worden/zijn wij gered. Wij krijgen een nieuwe identiteit: ‘niet ik leef meer, maar Christus leeft in mij’ (Galaten 2:20). Wij mogen wel ‘ik’ zeggen, maar dan als onderwerp van een passieve zin, een zin die omschrijft wat ik onderga, wat mij overkomt: ‘ik ben geschapen’, ‘ik word gered’, ‘ik ben gedoopt’.
TE GEMAKKELIJK
Ook christenen lijden onder de mach ten van deze wereld. Hun taak is niet, het met de cultuur op een akkoord te gooien, of haar te kerstenen. Zij kunnen die alleen ontmaskeren, als strijdig met Gods bedoelingen. Maar zij kijken uit naar ‘nieuwe hemelen en een nieuwe
NIEUW BOEK VAN PROF. BRAM VAN DE BEEKaarde’, wetend dat die komen (2 Petrus 3:13). Zo wachtend hebben zij bij Chris tus te blijven. Om het leven op aarde vol te houden is hun (ons) de gemeen schap rond Schrift en verkondiging en in de Maaltijd van de Heer gegeven. Aldus het betoog van Van de Beek. Boeiend vat het de essentie van heel zijn theologie samen. Scherp uit hij opnieuw zijn kritiek op de heden daagse westerse cultuur, en vooral op de (protestantse) kerk (inclusief de twintigste-eeuwse theologie), die hij veel te veel met die cultuur vindt
meegaan. Maar die kritiek is mij te scherp, te gemakkelijk ook. Is er van die moderne westerse cultuur (van ná de ‘Verlichting’, na de Franse revolu tie), met haar nadruk op democratie en mensenrechten, helemaal niets goeds te zeggen? Moet dan in feite de traditionele, middeleeuwse cultuur, met haar autoritaire machtsstructuren, in naam van het evangelie heilig worden verklaard? Is het idee van ‘mondigmens-zijn’ dan werkelijk uit de boze? Betekent schepping niet dat wij óók ‘ik’ mogen zeggen: als onderwerp van een
actieve zin? Zijn wij niet juist dáártoe geroepen?
Van de Beek houdt ervan, knuppels in het kerkelijk hoenderhok te gooien. In elk geval dát is hem ook met dit boek weer goed gelukt.
N.a.v.: Bram van de Beek,Ego. Een cultuuranalyse van het ik; KokBoeken centrum,Utrecht 2022; 224 blz.; prijs € 20,-.
dr. Karel BleiCONFESSIONELE BEWEGING DICHTBIJ
In veel gemeenten zijn weer de jaarlijkse gemeentevergaderingen gehouden. De jaarcijfers zijn bespro ken, maar ook het beleid voor de komende tijd. Dat kan spannend zijn. Met welke aanpassingen uit de afgelopen twee jaar is men blij? En waarover hebben gemeenteleden zorgen?
Ik heb de afgelopen weken wat veldonderzoek gedaan. Wat leeft er in gemeenten, verbonden met de Confes sionele Beweging? Het eerste dat in veel verslagen voorkomt is de opluchting elkaar weer te kunnen ontmoeten. Het koffiedrinken na de dienst en in de week kunnen weer van start. Bijpraten met andere gemeenteleden in een grotere groep, waarbij je zonder drempel van de een naar de ander kunt gaan, vindt men van groot belang. Je zou verwachten dat je dit hoort van ouderen, maar sterker nog klinkt dit geluid bij dertigers en veer tigers, al dan niet met een gezin (hierna: dertigers).
DERTIGERS EN DE KERK
Het gaat deze groep om meer dan gezelligheid. Die is er genoeg buiten de kerk. In de kerk komen ze voor een uniek, stevig verhaal over Jezus, verbon den met hun dagelijks leven. Ze zoeken inspiratie en verdieping in hun drukke, ingewikkelde leven. Er is in de gemeen te niet altijd begrip voor hun drukke
agenda, waardoor ze niet elke zondag in hun thuisgemeente zijn. Dertigers willen met het geloof van de kerk hun eigen weg gaan en vruchtbaar maken wat ze in opleiding en werk hebben geleerd en soms dus verandering. Daarvoor zoeken ze ruimte in een sfeer van verbonden heid en eenheid.
Mij viel op dat gesprekken onder het kof fiedrinken juist bij de dertigers vaak over de boodschap van de kerkdienst gaan. Ze hebben inhoud. Het eigen geloofsle ven en het functioneren van de gemeen te worden ernaast gelegd. Leerzaam voor oudere generaties. Regelmatig be denken ze direct en creatief, activiteiten en innovaties. Soms met de verzuchting: ze zullen het wel geen kans willen geven. Maar als ze wel gehoord worden: ik mail of app wel. En vaak kan ik het resultaat maandagmorgen al lezen.
DE SCHOK
Terug naar het bespreken van de bood schap van de kerkdienst onder de kof fie. Als directe of indirecte hoorder merk
ik dat daarin ook de schok van de ver andering wordt gedeeld. Bijna iedereen onder de zestig is opgegroeid in een maatschappij waarin het economisch steeds beter ging. De Tweede Wereld oorlog en de Watersnood zijn de laatste twee grote rampen. Die heb ik niet mee gemaakt. De indrukwekkende gebeur tenissen die ik meemaakte (treinkaping in Drenthe, Bijlmerramp, aanslag op het World Trade Center, Golfoorlog, aanslag op MH17) veranderden de opgaande lijn en mijn persoonlijk leven niet wezenlijk. In de coronacrisis was dat anders. Ik werd beperkt in mijn bewegingsvrijheid. Dingen die ik belangrijk en volstrekt normaal vond (bezoeken in tehuizen) werden mij ontzegd of waren niet meer vanzelfsprekend. Het dagelijks leven stond onder de spanning van dreigende besmetting die tot de dood kon leiden. Verpleegkundigen vertelden over acht uur in beschermende kleding, een afde ling waarvan driekwart ziek was en een kwart in een week tijd overleed. Ook door de duur en het herhaald terugke
BENOEMING
ren van de maatregelen ontstond het gevoel van een trendbreuk.
DELEN VAN DE SCHOK
Juist voor dertigers, die hun leven nog aan het opbouwen zijn, kan die ervaring schokkend zijn. En als je dan niet in de kerk kunt samenkomen, als je niet kunt doorvragen op de verkondiging waar door de verkondiging Gods boodschap voor jou wordt, als fysiek pastoraat stilligt, heeft dat gevolgen. Natuurlijk, je kunt de camera’s bedienen en je verdienstelijk maken in het ‘ontvangst comité 1,5 meterkerk’. Je wordt gewaar deerd, je bent nu eens een oplossing en niet een probleem. Ook wel eens lekker! Je verlangt naar een helder ant woord van de kerk op de vraag wat de betekenis van het geloof in jouw gevoel van eenzaamheid kan zijn. Naast het gesprek met elkaar is daarvoor ook het gesprek met oudere generaties nodig.
VAN DE VOORZITTER
In dat gesprek tussen de generaties kunnen allerlei wezenlijke vragen. Welke plaats heeft God in dat alles. Is Hij daarin aanwezig? En zo ja, hoe dan? Maakt het verschil als we over Jezus spreken of over Christus? Hoe hebben Gods Koninkrijk en onze eigen verant woordelijkheid met elkaar te maken?
Voor je het weet spreek je dan over confessionele noties als zonde, genade, vergeving, bekering, dankbaar leven en volharding.
Dat gesprek is interessant voor theo logen en dus een prima onderwerp voor een studiedag met theologiestudenten. Het stimuleren tot dat gesprek is in mijn ogen nog meer een dringende opdracht voor de afdelingen van de Confessio nele Beweging. Velen zijn op zoek naar een zinvol, betaalbaar programma. Wel, stap naar uw kerkenraad en biedt uzelf aan binnen het toerustingsprogramma waar iedereen welkom is. In de gemeen te leeft en belijdt de kerk haar geloof. Juist nu kunnen wij met onze Schriftvi sie en verankering in de belijdenis het verschil maken. En misschien winnen we daarmee zelfs de dertigers.
ds. Dick Westerneng
I
n 2012 ben ik begonnen op de bij zondere “confessionele” leerstoel in Groningen, eerst als “fellow” en vanaf 2014 als bijzonder hoogleraar. Destijds was de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) net naar Groningen verhuisd en was er een bloeiende sa menwerking tussen de Rijksuniversiteit (RUG, waar onze leerstoel aan gevestigd is) en de PThU. In het begin combineer de ik dit werk met dat van wijkpredikant in Zwolle; vanaf 2015 ging ik ook aan de PThU werken als, zoals dat toen nog heette, seminarie-docent. Jarenlang een mooie combinatie van RUG en PThU.
De ontwikkelingen zijn in die tijd doorgegaan. Rondom de taken van de seminarie-docenten aan de PThU waren veel onduidelijkheden, en dat heeft de afgelopen jaren meer dan eens tot ingewikkelde situaties geleid. Het seminarium werd daarom omgevormd tot een “centrum voor beroepsvorming en spiritualiteit”, maar daarmee waren nog niet alle onduidelijkheden van de baan. Nu heeft de PThU besloten, en de kerk heeft daarmee ingestemd, om dit centrum voor beroepsvorming en spiritualiteit de vorm te geven van een gewone leerstoelgroep Beroepsvorming en Spiritualiteit. Een ontwikkeling waar ik heel tevreden over ben. Zo raakt dit belangrijke werk helemaal duidelijk inge bed in de opleiding die de PThU biedt, en in het theologische onderzoek dat we daar doen. Ik ben ook heel blij dat ik deze leerstoelgroep mag gaan leiden.
Het oude seminarium-werk is hiermee goed geborgd aan de PThU. In dit werk kijken we met volle aandacht en heel persoonlijk naar de (aanstaande) predi kant/theoloog, naar de manier waarop het beroep van predikant (theoloog) iemand vormt, en vooral hoe iemand
het beroep zo vorm kan geven dat het echt past, bij de predikant zelf en bij de plaats waar zij of hij werkt. Dat woord ‘echt’ is belangrijk: want het gaat bij theologenwerk altijd om echtheid. Spiritualiteit, het beleefde geloof, speelt daarbij een belangrijke rol. Zo komen in dit werk allerlei dingen bij elkaar die ik de afgelopen jaren ook geprobeerd heb te doen: aandacht geven aan theolo gische vragen over kerk-zijn in de 21e eeuw, in dankbaarheid voor wat ons in de kerkelijke traditie is geschonken, en tegelijkertijd steeds gelovig de voelho rens uitsteken om te proeven wat er in het kerkelijke leven van het moment allemaal speelt. Ik zie er echt naar uit om daar met mijn volle aandacht op één plek mee verder te gaan.
Dit zal betekenen dat mijn werk aan de Rijksuniversiteit Groningen binnenkort stopt. Hoe dat stoppen precies zal verlopen, en hoe we de bijzondere leer stoel van de Confessionele Beweging kunnen laten voortbestaan, moeten we de komende tijd in gezamenlijkheid uit dokteren. U hoort daar nog meer over. In ieder geval denk ik dat er alle reden is om de leerstoel in stand te houden, en daarvoor zullen zich zeker mogelijk heden aandienen.
In de recente synodevergadering is besloten om mij te benoemen tot gewoon hoogleraar Beroepsvorming en Spiritualiteit aan de PThU. Heuglijk nieuws, maar het heeft consequenties voor onze bijzondere leerstoel.door prof. dr. Edward van ’t Slot, namens de Confessionele Beweging bijzonder hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen
DE BIJBEL MAG HET ZEGGEN
Onlangs las ik met veel interesse de briefwisseling tussen de Ds. G. Boer (Gereformeerde Bond) en Dr. H. Berkhof (Middenorthodoxie). Deze briefwisseling vond plaats in 1955 enkele jaren nadat Berkhof zijn Crisis der Middenorthodoxie had gepubliceerd. Deze briefwisseling werd gepubliceerd in De Waarheidsvriend en is later uitgegeven onder de titel: Gedachtenwisseling over positie en problemen van de Gereformeerde Bond in de Hervormde Kerk.
De eerste aanleiding van de briefwis seling was het feit dat er binnen de Gereformeerde Bond onvrede was over het uitblijven van benoemingen vanuit eigen kring op de universiteit en in de leiding van kerk.
TWEE VISIES
De briefwisseling gaat hier al heel snel aan voorbij en richt zich op theologische vragen. In dit artikel zal ik dit allemaal niet bespreken. Hoewel het gehele ge schrift meer dan de moeite waard is om er kennis van te nemen. De vragen, die daarin worden gesteld, zijn vandaag ook nog zeer relevant.
Waar ik me vooral op wil concentreren is het gedeelte van de briefwisseling waarin het gaat over waar het in de preek over moet gaan. Berkhof bena drukt dat de inhoud van de preek mede bepaald moeten worden door de vragen van de tijd. Boer echter wil veel meer vasthouden aan de gedachten dat de inhoud van de preek wordt bepaald door de inhoud van de belijdenis. Het verschil tussen beide standpunten wordt door Berkhof op deze wijze geformuleerd:
‘Wij kregen moed om te prediken. En wij ontdekten,dat wat wij mochten zien,ook andere zoekenden en aangevochten in het geloof bevestigde. U ziet: de klas siek gereformeerde belijdenis heeft die functie in ons leven niet gehad. Dan kon ook niet. De vraag waarop zij antwoord geeft,is: Hoe krijg ik een genadig God. Onze aanvechtingen gaan om de vraag: Is er een God? Is Hij geen illusie of pro jectie? Zo neen,waarom blijft alles zoals het is? Hoe is Hij is dan? Wij hebben ervaren dat Jezus Christus ook op deze vragen het antwoord en de enige troost is. (…). Maar wij staan ergens anders dan waar de vaderen stonden. Wij kijken uit onze wederzijdse aanvechtingen naar hetzelfde heil,maar wij leven veelszins van accenten in het heil,die de confes
siones nauwelijks leggen. Wij hebben aan de lijve ondervonden dat de Schrift rijker is dan de confessies’.(p.26-27)
Berkhof ziet deze benaderingswijze als een verbreding ten opzichte van de belijdenisgeschriften. Boer daarentegen is van mening dat op deze wijze geen recht wordt gedaan aan de belijdenis geschriften en dat men zo voorbij haar grenzen gaat. Voor Boer betekent dit dat je juist niet je uitgangspunt in de context moet nemen. Niet de huidige cultuur en de moderne tijd moeten het uitgangspunt vormen, maar de mens in zijn verhouding tot God. De boodschap moet onveran derd dezelfde blijven. Zo schrijft Boer:
Waar de vaderen het Woord Gods hebben gehoord,willen wij ook in deze tijd staan,met hetzelfde geloof. Wie aan deze plaats voorbij is,wie aan dit geloof ontgroeid is,is er nog nooit toe geweest. Wanneer andere vragen de vraag naar een genadig God verdringen,zijn wij op weg het contact met de levende gemeen te te verliezen. Immers de gemeente weet ervan en getuigt ervan. Wie dit niet doet,verwatert en verarmt het Evangelie. Wie de huidige cultuurfase en de vragen van de moderne mens te veel eer aan doet,buiten de centrale vragen om,raakt de wortel van het Evangelie kwijt’. (p.32)
Dit en veel meer komt naar voren in een inhoudelijk sterke en kwalitatieve theologische uitwisseling van gedachten. Ook alles wat gezegd wordt over hoe om te gaan met de belijdenisgeschriften is meer dan het overwegen waard en mis schien wel meer urgent dan dit momen teel wordt ervaren. Het geschrift levert ook nu nog genoeg om in deze tijd een diepgaand gesprek (tussen de modalitei ten!) te voeren over waar het in de preek over moet gaan. De vraag naar de inhoud is de vraag hoe je de (post)(moderne) mens met het Evangelie kunt bereiken.
DE INHOUD VAN DE PREEK Berkhof vraagt mijn inziens terecht aandacht voor het feit dat de moder ne mens andere vragen stelt en naar andere antwoorden zoekt. Maar Boer heeft ook gelijk wanneer hij er op wijst dat elke crisis ook een vraag is naar de verhouding tussen God en mens. Per soonlijk denk ik dat beide posities niet tegenover elkaar uitgespeeld moeten worden. In de preek moet het gaan over de mens en zijn existentiële vragen naar God. Maar ook over genade en heil.
DE TEKST MAG HET ZEGGEN
De discussie tussen Berkhof en Boer legt ook een gevaar van de prediking bloot. Dat is het gevaar dat in de om gang met de Bijbel met het oog op een preek de Bijbeltekst te veel bepaald wordt door onze dogmatische uitgangs punten of onze hermeneutische kaders. Het gevolg kan zijn dat we de tekst van de gekozen perikoop gaan laten buik spreken. Dat kan er dan weer toe leiden dat preken op elkaar gaan lijken, omdat we altijd hetzelfde willen of moeten zeg gen. De preek krijgt een enorme verbre ding en verdieping wanneer we dan weer eens het één en dan weer het ander van de brede Bijbelse boodschap mogen verkondigen. Deze ruimte ontstaat door concentratie op het geheel van de peri koop en niet op één enkele Bijbelvers. De tekst mag het zeggen. De tekst zelf. Maar ook hoe de tekst zichzelf uitlegt en actualiseert door de Heilige Geest tot de levende stem van het evangelie. De theorie van de hermeneutiek leert ons dat we niet los van onze eigen context (horizon) een oude tekst kunnen lezen. In zekere zin is dit waar. Maar in het proces van preekvoorbereiding mogen we ook uitgaan van de gedachte dat de tekst een kracht in zichzelf heeft, die juist ook onze context kan verstoren. Zo wordt het Woord altijd weer nieuw en anders. Waar gaat het over in de preek? Dit begint niet met wat wij willen of moe ten zeggen. Het Woord mag het zeggen.
N.a.v. Dr. H. Berkhof en Ds. G. Boer,Ge dachtenwisseling over positie en proble men van de Gereformeerde Bond in de Hervormde Kerk,’s-Gravenhage,1956.
Ds. Roberto Buijs
UITNODIGING VOOR DE BIJEENKOMST VAN DE CONFESSIONELE KRING APELDOORN
D.V. woensdagavond 18 mei 2022, aanvangstijd: 19.45 uur
Spreker: Spreker: prof dr. T.M. Hofman, Em. Hoogleraar TUA Nieuwe testament)
Onderwerp: ‘Arm en rijk in crises’
N.a.v. zijn boek met dezelfde titel
Locatie: Dorpskerk Vaassen, Marktplein 7, Vaassen
Graag uw aanmelding per e-mail: cka@confessionelebeweging.nl.
De toegang is vrij: belangstellenden zijn van harte welkom in onze bijeenkomsten.
Het is echter ook mogelijk de bijeenkomst te volgen via een livestream: www.hervormdvaassen.nl, onder het kopje ‘Nieuws’.
Inhoudsopgave
01 opening - Paasgetuigenis
ds. Wim Scheltens
02 hoofdartikel - (Late) Roepingen gezocht! dr. Peter Verbaan
04 wereldwijd - Justus Heurnius ds. Hans van Dalen
06 theologie - Historische zoektocht Wim de Ruyter
08 samenleving - Het ‘Onze Vader’ bidden dr. Jacques Schenderling
10 kerk - De Westerse ik-cultuur en de kerk dr. Karel Blei
12 van de voorzitter - Confessionele Beweging ds. Dick Westerneng
14 gemeentewerk - De Bijbel mag het zeggen ds. Roberto Buijs
15 colofon
BEROEPINGSWERK
BEROEPEN TE:
Oosterland(Zld, herv.), D. Weterneng, ‘s- Gravenpolder(prot.). Numansdorp(herv.), prop. A.T. Maarleveld, Bodegraven. Waardenburg-Neerijnen(herv.), C.H. Buitink, Klaaswaal(herv.). Veenendaal(herv., Oude kerk), C.A. v.d. Graaf, Heerde(herv.). Gieesen-Nieuwkerk(herv.), Prop. H. Menkveld, Dordrecht. Capelle aan den IJssel(herv., Nieuwe Westerkerk), W.J. Westland, HardinxveldGiessendam(herv.).
AANGENOMEN NAAR: Uitwijk- Waardhuizen(prot.), G. v.d. Pol, Malawi(GZB).
BEDANKT VOOR: Vollenhove(herv.), M. Zeeman, Hoogblokland(herv.).
REDACTIE
Het bestuur van de Stichting tot Verspreiding van de Confessionele Beginselen is verantwoordelijk voor het verschijnen van het blad Confessioneel–Credo. Voorzitter van de stichting is dr. Jan Dirk Wassenaar.
Het algemene e-mailadres voor het aanleveren van kopij is: redactieconfessioneel@gmail.com of dirkvanduijvenbode1965@gmail.com
HOOFDREDACTEUR ds. Wim Scheltens
EINDREDACTEUR ds. Dirk van Duijvenbode Koning Willem III weg 16 C 3151 HJ Hoek van Holland Tel. 06 20628184
DEELREDACTIES
Wereldwijd: ds. Hans van Dalen Geloof: ds. Arien Treuren
Theologie: dr. Wim de Bruin Vertel het maar: ds. Dick Westerneng Kerk: dr. Jan Dirk Wassenaar Samenleving: dr. Jacques Schenderling Gemeentewerk: ds. Roberto Buijs Cultuur: ds. Annelieke Warnar en ds. Robert-Jan van Amstel Studentenbijdrage: Mart Jan Luteyn
Themanummers: ds. Robert-Jan van Amstel, ds. Diemer de Jong, dr. Peter Verbaan, ds. Dick Westerneng, ds. Wim Scheltens Varia, persberichten en eindredactie: ds. Dirk van Duijvenbode Vaste medewerkers: dr. Wim de Bruin, drs. Fred Cupido dr. Wim de Ruyter, dr. Peter Verbaan
tel. 0342-
als je samen kunt dollen
Als het buiten leuk is, blijf je niet binnen. Daarom helpt Jantje Beton kinderen om hun eigen buurt weer leuk te maken. Want buitenspelen is essentieel voor de gezonde ontwikkeling van een kind. Help ook mee! Kijk op www.jantjebeton.nl.
Je blijft niet scrollen
Haal het kind naar buiten!