gereformeerd 72E JAARGANG • NUMMER 16 • 23 AUGUSTUS 2019
KERKBLAD @GerefKerkBlad
KERKELIJK LEVEN
2
Hoe hou je het geloof vol, je leven lang? Abraham woonde zijn hele leven in een tent omdat hij bleef geloven in Gods belofte.
RECENSIE
4
‘Hoe gaan we dit uitleggen’ van Jelmer Mommers behandelt het onderwerp klimaatverandering aan de hand van een berg literatuur.
WWW.GEREFORMEERDKERKBLAD.NL
DENKEN EN DOEN
7
In deel II van het artikel over kerkverlaters aandacht voor hun kritische vragen, die eerlijk en open onder ogen moeten worden gezien.
Eigen volk laatst Voorwaar, Ik zeg u, geen profeet is aangenaam in zijn vaderstad (Luc. 4:24, NBG-51).
DS DAVID DE JONG
“Geen profeet is aangenaam in zijn vaderstad”. Dat woord van Jezus is spreekwoordelijk geworden. Toch is dat merkwaardig. Want de meeste profeten zijn juist wél aangenaam in hun vaderstad. Ze beloven voor de belangen van hun eigen mensen op te zullen komen, omdat ze zich nog steeds één van hen voelen. Zelfs profeten met een minder populistische inslag zullen toch hun best doen draagvlak te creëren voor hun
missie. Zo niet Jezus. Want Hij heeft niet in de natuur, maar in de Schrift de wetmatigheid ontdekt dat een profeet niet aangenaam is in zijn vaderstad. Elia zorgde immers niet dat de olie en het meel van de weduwen in zijn geboorteplaats Tisbe niet opraakte, maar van een weduwe in een stad die een heidens eind weg lag: Sarfat. En zijn opvolger Elisa reinigde geen mensen uit zijn geboorteplaats Abel-Mechola van hun melaatsheid, maar Naäman, die Syriër. Wonderen vinden als regel niet plaats onder mensen die al geloven, maar onder mensen die nog niet geloven. Daarom is een profeet niet “aangenaam” in zijn vaderstad. Jezus komt weliswaar een “aangenaam” jaar van de Heer uitroepen, maar in zijn vader-
stad blijft het daarbij. Slechts armen, gevangenen, blinden en onderdrukten buiten zijn vaderstad zullen er meteen de vruchten van plukken. Toen de aanwezigen in de synagoge van Nazaret dit hoorden, ontstaken ze in grote woede. Ze sprongen op en dreven Jezus de stad uit, naar de rand van de berg waarop hun stad gebouwd was, om Hem in de afgrond te storten. Maar hoe zou je zelf reageren op de boodschap dat er weliswaar veel woningzoekenden in Nederland zijn, maar dat Efrem de Syriër nu even vóór Evert den Hollander gaat? Is Nederland dan ineens vol? Dat zou best eens kunnen. Het is vol met eersten die weer laatsten moeten worden.
KERKELIJK LEVEN
Volhouden Hoe hou je het geloof vol, je leven lang? Dat je blijft wachten op wat God belooft? Abraham woonde zijn hele leven in een tent omdat hij bleef geloven in Gods belofte. Zo is hij een voorbeeld voor ons: volhouden lukt als je er in gelooft.
DOOR DS RUTGER HEIJ Waarom woonde Abraham zijn leven lang in een tent? In de vakantie wonen sommige mensen tijdelijk in een tent. In Hebreeën 11:9-10 staat over Abraham: ‘hij woonde daar (in Kanaän) in tenten omdat hij uitzag naar een stad met fundamenten.’ Ik denk dat Abraham in Ur en Haran gewoon in een huis woonde. Dat hij onderweg een tent gebruikte is logisch, je moet ‘s nachts toch ergens slapen. Maar waarom bouwt Abraham geen huis wanneer hij in Kanaän is aangekomen? De Hebreeënschrijver zegt: omdat hij uitzag naar een stad met fundamenten. Betekent dit dat Abraham dacht dat hij nog steeds op doorreis was? Zo wordt het wel geduid in vers 1416: hij was op doorreis naar het hemelse vaderland. Dit is een invulling achteraf. Abraham zelf besefte dat hij een gast en vreemdeling was op aarde, en wel heel letterlijk in het land Kanaän. Dat is de reden waarom Abraham geen huis bouwde: hij bezat geen land. Hoe kun je een huis bouwen als je geen grond hebt? Abraham was in zekere zin gedwongen om zijn hele leven in een tent te wonen. Tegelijk was dit een keus: hij koos er bewust voor om wel op die plek te blijven wonen omdat God hem het land beloofd had. Pas als de belofte vervuld is kan hij gaan bouwen.
Voorbeeld
Abraham kon daarop wachten omdat hij erin geloofde. Hebreeën 11 gaat over het belang van geloof op reis
2
naar de vervulling van Gods belofte. God wil dat wij leven uit de belofte, niet uit de zichtbare werkelijkheid. De belofte die God ons doet is de hemel, het nieuwe Jeruzalem. Hoewel je daar nog nooit geweest bent zal dat je een overweldigend gevoel van thuiskomen geven. Het is een stad vol vrolijkheid maar zonder viezigheid. Het is een stad vol rijkdom maar zonder diefstal. Het is een stad vol gezelligheid en drukte maar zonder donkere steegjes die je moet mijden. Het is een heerlijke stad waarin God en mensen in vrede met elkaar leven. Een koningsstad van waaruit de mens de aarde zal regeren. En God wil dat wij uit die belofte leven, dat dit bepalend voor ons is en we hier onze keuzes aan koppelen. Voor Abraham betekende dit dat hij zijn leven lang in een tent woonde. Abraham ging er van uit dat hij het land Kanaän op een dag echt zou krijgen, daarom bleef hij stug op die plek wonen in een tent. Abraham liet zich niet leiden door de zichtbare werkelijkheid. Die staat tegenover de belofte. De zichtbare werkelijkheid voor Abraham was dat er allerlei andere mensen in Kanaän woonden die het land bezaten. Als hij zich daardoor had laten leiden was hij weggetrokken en doorgereisd naar een plek waar hij wel een huis kon bouwen. Ook op ons heeft de zichtbare werkelijkheid grote invloed. Van de belofte van het nieuwe Jeruzalem zien we niks. Van de werkelijkheid om ons heen zien we alles. Gods belofte is
dat we de aarde en al haar rijkdom zullen bezitten (Matteüs 5:5), maar wat we om ons heen zien is dat mensen de buit nu al aan het verdelen zijn. Ik heb het idee dat christenen hier ook aan meedoen. Dan laat je de zichtbare werkelijkheid je leven bepalen en niet de belofte. Met het voorbeeld van Abraham spoort God ons aan om vanuit de belofte te leven. Desnoods je leven lang. Sowieso je leven lang. Abraham heeft de belofte tijdens zijn leven geen werkelijkheid zien worden. Uiteindelijk had God iets mooiers voor hem in gedachten dan een huis en een stad in Kanaän, namelijk een huis en een stad in de hemel.
Verlaat je land
Met de aansporing om vol te houden wil God voorkomen dat wij de belofte mislopen. Dat was wat dreigde bij de Hebreeën, joodse christenen uit de eerste eeuw die in en rond Jeruzalem woonden. Zij waren in Jezus gaan geloven als de Messias, de Zoon van de Levende God (Matteüs 16:16). Maar houden ze dit vol? Wat zij om zich heen zien is dat hun joodse volksgenoten het aardse Jeruzalem met hand en tand verdedigen tegen de Romeinen. De Hebreeën worden voor de keus gezet: ben je bereid je leven te geven voor Jeruzalem of niet? Hou dan maar eens vol met je geloof in de belofte van een nieuw Jeruzalem. Concreet betekende dit voor de Hebreeën dat ze moesten vluchten. Hun huis achterlaten, hun bezit, hun grond, hun familie. Je hoort er de echo in van Gods opdracht aan Abraham: verlaat je land, verlaat je stam.
Wachten
Kun jij wachten wanneer jou iets beloofd wordt? Wachten tot je getrouwd bent, wachten tot je genoeg geld hebt om die auto te kopen. Dat is moeilijk. Wij willen de dingen graag direct hebben. Onze wereld speelt daar ook geweldig op in: voor 23.00 uur besteld, morgen in huis. Wat helpt om vol te
23 AUGUSTUS 2019
NOG EVEN DIT
houden is dat je er in gelooft. Denk aan wat Jezus zegt: ‘wee jullie die rijk zijn, jullie hebben je deel al gehad’ (Lucas 6:24). Jezus zegt hier niet dat rijken het koninkrijk van God niet kunnen binnengaan, wel dat hier op aarde je deel pakken haaks staat op het verwachten van het koninkrijk. Dan moet je je afvragen wat je nou eigenlijk aan het doen bent. Leven uit de belofte lukt als je er in gelooft. Nu wil de macht van het kwaad in ons dat geloof afbreken want dan verdwijnt de hoop. Het is dat stemmetje in je hart: als ik er niks van zie zou het dan wel bestaan? Het is die redenering in je hoofd: wat ik nu kan pakken heb ik tenminste binnen. Het is de afstand naar God: zou Hij wel doen wat Hij belooft?
Jezus
Jezus heeft deze macht van de zonde overwonnen in zijn eigen leven. Niet dat er zonde in zijn leven was, maar hij heeft de macht van de zonde juist op dit punt gebroken. In Hebreeën 12:2 wordt over Jezus gezegd: ‘denkend aan de vreugde die voor hem in het verschiet lag, liet hij zich niet afschrikken door de schande van het kruis. Hij hield stand en nam plaats aan de rechterzijde van de troon van God.’ Wat de zonde doet is je afschrikken met lijden, pijn, afzien en moeten wachten. Jezus liet zich daardoor niet afschrikken. Want Hij dacht aan de eindeloos grotere vreugde die zou komen. Omdat Hij volhield kreeg hij de plaats aan de rechterhand van God. De Hebreeënschrijver zegt: kijk naar Jezus als volhouden moeilijk is. Hij heeft laten zien dat het anders kan. Het leven uit de belofte zal de ene keer beter lukken dan de andere keer. Soms herken je het tot je eigen verrassing. Bemoedigend is dat God zelf je wil helpen. Met de oproep laat Hij ook zijn Geest op je afkomen zodat zijn woorden iets verlokkelijks krijgen en een verlangen in je wakker roepen: ik wil ook leven uit de belofte. Wie volhoudt zal het beloofde ontvangen.
Weet ik nu beter? DOOR HEERCO WALINGA Bij het opruimen van ons persoonlijk archief (wat neerkomt op dozen en bakjes vol papieren) kwamen we een inleiding tegen van een precieze broeder, die op 17 (!) A4-tjes, in 1998, dus zo’n 21 jaar geleden, de Mannenvereniging Ermelo-West, diende met een zeer gedetailleerd overzicht van de gebeurtenissen en de visies die in de jaren van de kerkstrijd tussen binnen- en buitenverband een rol speelden. Die inleiding zou – en dan spreekt mijn boekhandelaarshart – de moeite waard zijn om als boekje, handleiding, historisch overzicht, vastlegging van de feiten (?), sfeertekening en wat niet al, uitgegeven kunnen worden. Het is ongelooflijk hoe deze broeder te werk was gegaan. Hij was archivaris, dus daar zal ‘t hem misschien in gezeten hebben, maar als ik zie hoe hij zijn inleiding opbouwde, dan duizelt het me. Na de echte titelpagina geeft hij een inhoudsopgave in 6 hoofdstukken, die elk weer verdeeld zijn in (gemiddeld) acht onderdelen (die overigens ook weer onderverdeeld zijn: 1.1.2, 5.5.2 enzovoorts.) Ik voel opnieuw bewondering voor mijn broeder. Wat een research heeft hij gedaan. Wat heeft hij zorgvuldig alle krantenknipsels, publicaties en polemieken betrokken bij zijn weergave van wat er gebeurde. Van de 51 onderdelen van die inleiding zijn er maar heel weinig nog actueel. Wat er volgens de inleiding in Noord-Brabant allemaal gebeurde, en wat de impact was van de visie van de predikanten Mulder en Visee op de Tien Geboden… we herinneren ons dat misschien nog, maar dan als iets uit het verleden en niet spelend in de kerken van vandaag, noch in de GKv, noch in de NGK. Het is wel wat ontdekkend dat gebeurtenissen van toen, die de tongen, de pennen en de drukpersen in beweging hebben gezet, heftige discussies veroorzaakten en zelfs verontwaardiging en kerkscheuring, nu niet meer in de gedachten en de gesprekken een rol spelen. Waren de gesprekken toen te fel? Te gedetailleerd? Dat kunnen we alleen achteraf van mening zijn. Toen kon dat niet, meen ik. Met de gegevens, de publicaties en de ontwikkelingen van toen kon men niet stil blijven en was de verontwaardiging – hoewel niet altijd goed te keuren – verklaarbaar. Met wat we nu weten – en dan voornamelijk dat veel van die 51 onderwerpen uit die inleiding een ‘stille dood’ gestorven zijn – moeten we niet over het verleden willen oordelen. Dat zou geen recht doen aan de broeders en zusters van toen. En ik hoop dat de volgende generatie over 20, 40 of 50 jaar zo ook over mijn handelen oordeelt en zeggen zal ‘hij wist niet beter’. Maar soms bekruipt me de vraag of ik inderdaad niet beter weet ten aanzien van de vragen van vandaag. hwalinga@walinga.org
3
RECENSIE
Klimaatverandering – een inleiding Wat wordt het volgende onderwerp dat ons als kerk ernstig bezig zal houden? Die vraag kwam onlangs op in een landelijke vergadering. Ik denk dan in de eerste plaats aan het klimaat. Dat spreekt niet vanzelf, het staat niet centraal in de aandacht in prediking en christelijke media en het lijkt nu nog niet urgent. Even was de zomer hier wel extreem warm, maar desnoods kunnen we ons wel een airco veroorloven en onze dijken versterken. Maar wie zich niet afsluit voor het nieuws ziet wel een grote dreiging dichterbij komen. DOOR DRS PIET HOUTMAN
Ruwweg lijken er, in een samenleving die tot polarisering neigt, twee basishoudingen te zijn die je kunt innemen. Dat werkt ook onder christenen door. Aan de ene kant: ogen open, neem de dreiging serieus, het is nú de tijd om maatregelen te nemen anders is het straks te laat! Wij zijn als rentmeesters verantwoordelijk voor de wereld ook op de lange termijn. Wij moeten onze naaste liefhebben, ook de mensen die na ons komen. Dus wij als christenen moeten voorop gaan in de strijd voor het klimaat! Aan de andere kant: misschien valt het allemaal mee. Wij kunnen niet in de toekomst kijken. En wij hebben het toch niet in de hand. Wees niet bezorgd, God zorgt. ‘Wie gelooft, haast niet’. Vrijheid is het grootste goed en we moeten ons niet door een grotendeels niet-christelijke elite op enorme kosten laten jagen. – In een aantal artikelen (geen strikte serie) wil ik proberen boven dit dilemma uit te komen.
Foetushouding
Het onderwerp is groot en ingewikkeld en de literatuur is onoverzienbaar. Gelukkig is er nu één boek dat me geschikt lijkt om in te steken in het onderwerp. Dat is ‘Hoe gaan we dit uitleggen’ van Jelmer Mommers. Niet voor niets werd het een bestseller. Het leest als een trein. Het is voor een groot publiek geschreven, maar het steunt op een berg literatuur die kundig is weggewerkt in noten achterin. De eerste zin zet een toon: “Klimaatverandering is een ramp van een onderwerp.” We stevenen af op een ramp. Dat laat de schrijver zien aan de hand van duidelijke uiteenzettingen, compleet met enkele grafieken. Het is ingewikkeld, maar de lezer raakt de draad niet kwijt. De marge van onzekerheid wordt niet verzwegen, maar dat doet niet af aan de ernst van de zaak. Er komen ‘kantelpunten’ aan de orde: op een gegeven moment gaan natuurkundige processen elkaar versterken zodat het proces dramatisch versnelt. “Als je inmiddels de neiging
4
VRIJDAG 23 AUGUSTUS 2019
krijgt om in een foetushouding in een hoek van de kamer te gaan liggen, dat heb ik ook” (p. 59).
Het kán anders
Het eerste hoofdstuk stelt al een kernprobleem aan de orde dat uitgaat boven de natuurwetenschap. Wij mensen zijn in de loop van de tijd steeds meer uit geweest op ‘power’, in de zin van energie én van macht. Maar er is ook een andere kant aan de werkelijkheid: de mens is ook onderdeel van het natuursysteem. Toch keert het boek zich tegen doemdenken. De veel voorkomende voorstelling van een apocalyps is misplaatst, er komt niet in één keer een einde aan de wereld. De processen gaan geleidelijk en wij hebben nog steeds de kans om in te grijpen. Een negatief mensbeeld zit ons in de weg, zegt Mommers, namelijk dat de zelfzucht ons in de genen zit. In werkelijkheid zijn we, juist in tijden van rampspoed, geneigd om samen te werken en voor elkaar te zorgen. De volgende hoofdstukken tekenen – onvermijdelijk impressionistisch, in enkele lijnen – twee scenario’s, waar we volgens de schrijver de keus tussen hebben. Beide zijn getypeerd met een trefwoord. Het ene is ‘muren’. De rijksten trekken zich terug in afgeschermde gebieden waar ze met de overgebleven middelen goed voor zichzelf zorgen. De grote meerderheid blijft buitengesloten en lijdt. Maar het kán anders. Het scenario ‘bossen’ brengt hoge kosten met zich mee, maar de baten wegen daar ruimschoots tegenop. We werken samen met de natuur. Het wordt geen paradijs, maar de ongelijkheid wordt minder, er ontwikkelen zich gemeenschappen en we hebben veerkracht.
Aanzwengelen
De argumenten mogen nog zo overtuigend zijn, dat leidt op zich niet tot verandering, constateert Mommers. En van overheden is het nodige doortastende ingrijpen niet te verwachten. Maar hij vertelt verhalen van rechtszaken tegen de overheid die succes hebben, van desinveste-
ringen door aandeelhouders en van acties tegen pijplijnen en olieboringen. Enthousiasme van enkelingen en kleine groepen werkt aanstekelijk en successen breiden zich uit – ik zou parafraserend bijna zeggen: als een olievlek. Een grafiek over de groei van het aantal zonnepanelen en de dalende prijs ervan spreekt voor zichzelf. In een crisis veranderen mensen hun gedrag en zoeken ze elkaar op. De auteur is er eerlijk over dat de tegenkrachten enorm zullen zijn. Hij is niet optimistisch. Maar hij haalt alles uit de kast om de lezer te enthousiasmeren. En als je de bijlage over de twaalf tegenwerpingen doorneemt, voel je hoe makkelijk het is om achterover op de bank te leunen én hoe slap dat zou zijn. Ook al kunnen we het boek niet narekenen, het is een eerlijk, evenwichtig en sterk appèl.
Oordeel?
Theologie of christelijk geloof is in het boek van Mommers niet aan de orde. Maar het boek helpt wel om een paar relevante vragen voor de aandacht te krijgen. 1. Wij hebben in het verleden, tot nu toe, fouten gemaakt. Sterker, wij hadden een verkeerde grondhouding, die van trotse heersers over de wereld. Dat heeft veel ellende veroorzaakt. Zijn wij schuldig? Zo ja, tegenover wie? En moeten we daar dan wat mee? Moeten we misschien schuld belíjden, excuses aanbieden, vergeving vragen? 2. Geeft de christelijke leer aanleiding om te kiezen tussen een negatief en een positief mensbeeld? Het
christendom wordt vaak geassocieerd met een donkere kijk op de mens: hij is zondig, geneigd tot alle kwaad, onbekwaam tot enig goed. In de politiek wordt dat vaak realistisch genoemd. Gaat de mens onverbeterlijk voor zijn kortzichtig eigenbelang en daardoor zijn eigen ondergang tegemoet? Of is er meer te zeggen? 3. Heeft God ook iets te maken met dit hele onderwerp, en zo ja, wat? Is Hij degene die vindt dat wij het tot nu toe verkeerd hebben gedaan, en die wil dat wij ons bekeren en maatregelen nemen om de gevolgen te lijf te gaan – toevallig hetzelfde wat mensen ook zeggen? Of moeten we Hem ook zien als een actor, Iemand die handelend optreedt? Zal Hij in zijn voorzienigheid wel zorgen dat het allemaal goed komt? Is er in de klimaatellende een straf te zien voor ons verkeerde gedrag? En is de dreigende ramp een aankondiging van zijn komend oordeel? Neutraler geformuleerd: wat kunnen we van Hém verwachten voor de toekomst? 4. Wat moeten wij doen? En wat kúnnen wij doen? Is al ons werk ijdel en onze inspanning voor het klimaat tot mislukken gedoemd? Of hebben wij, juist vanuit ons christelijk geloof, de opdracht om alles op alles te zetten om een dreigende ramp te keren, en om zo mogelijk het voortouw te nemen? Mee n.a.v. Jelmer Mommers, Hoe gaan we dit uitleggen. Onze toekomst op een steeds warmere aarde. Uitg. De Correspondent (zonder plaatsaanduiding), 2019. 234 pagina’s. Prijs: € 20.
5
SCHRIFT WERK
Schandknapen en knapenschenders VERGIS U NIET. ONTUCHTPLEGERS NOCH AFGODENDIENAARS, OVERSPELIGEN, SCHANDKNAPEN NOCH KNAPENSCHENDERS, DIEVEN NOCH GELDWOLVEN, DRONKAARDS, LASTERAARS NOCH UITBUITERS ZULLEN DEEL HEBBEN AAN HET KONINKRIJK VAN GOD. 1 KORINTIËRS 6:9-10 Aparte woorden worden hier gebruikt. Wat moeten we ons bij die woorden voorstellen? En in welk kader staan ze? Wat hebben die woorden van Paulus ons te zeggen? Het lijkt me goed daar even goed voor te gaan zitten. Want het is de moeite waard. DOOR DS HENK JAN VISSER Paulus heeft het in het voorgaande gehad over de oefening van de tucht. Blijkbaar werd het kwaad in de gemeente van Korinthe toegelaten. Daarom laat hij aan het slot van het vorige hoofdstuk deze oproep horen: “Verwijder wie kwaad doet uit uw midden”. De onderlinge geschillen moeten niet door de wereldlijke rechter worden beslecht, maar door een wijs iemand uit de gemeente, die het vertrouwen heeft. Of anders is het nog beter om onrecht te lijden en je te laten benadelen. Wie onrecht doet, heeft geen deel aan het koninkrijk van God. En dan noemt Paulus een aantal voorbeelden van mensen die geen deel zullen hebben aan het koninkrijk van God. Sommige leden van de gemeente hebben zich eerder met dat soort zondige praktijken bezig gehouden. Maar nu ze tot geloof zijn gekomen hebben ze daar nadrukkelijk afstand van genomen. Het is te danken aan God. Zij zijn gereinigd, geheiligd, rechtvaardig verklaard in de naam van de Heer Jezus Christus en door de Geest van God.
Zondenlijst
In dat rijtje zondaren worden ook genoemd ‘schandknapen en knapenschenders’. Wat moeten we ons daar
6
bij voorstellen. De weergave in andere vertalingen doet ons al iets vermoeden. De HSV heeft schandknapen gewoon weergegeven, maar voor knapenschenders staat de omschrijving ‘mannen die met mannen slapen’. Het woord dat Paulus gebruikt, komt ook nog voor in 1 Timotheüs 1:10. Misschien heeft Paulus het zelf samengesteld. Het is mogelijk uit de Griekse vertaling van Leviticus 20:13 afgeleid. Daar lezen we: ‘Wie met een man het bed deelt, als met een vrouw, begaat een gruweldaad.’ Het eerste woord ‘schandknapen’ of ‘schandjongens’ (zo NBG vert.51) betekent letterlijk ‘zachte’ of ‘wekeling’. Dat is een aanduiding, die in die tijd gebruikt werd voor een verwijfde man, de meer vrouwelijke kant in een homorelatie. Paulus wil duidelijk waarschuwen tegen een leven in zonde, waarbij hij voorbeelden noemt uit zondenlijsten die in die tijd meer werden gebruikt. En veelal gaan zonden op seksueel gebied voorop en worden als eersten genoemd in de brief aan de gemeente van Korinthe. Paulus wil ermee zeggen: Jullie moeten niet voortgaan met zondigen, want dat brengt je buiten het koninkrijk van God. Daarmee laat hij duidelijk weten, dat het
met de seksuele zonden, de feesten in de afgodentempels, de dronkenschap en de hebzucht afgelopen moet zijn.
Cultuurbepaald
Sommigen hebben hier willen aangeven dat het alleen om seksuele praktijken ging bij de tempeldienst aan de afgoden. Daar vond inderdaad tempelprostitutie plaats, zowel heterofiele als homofiele prostitutie. Toch wordt het hier in het algemeen gebruikt en kun je niet hardmaken dat het alleen om het afwijzen van tempelprostitutie moet gaan. Daarmee heeft deze tekst dus nog steeds voor ons betekenis als het gaat om het beoordelen van homofilie. We moeten alle homoseksuele praktijken afwijzen en niet goed willen praten, wat naar het woord van God fout is. Ook het argument wat je vandaag aan de dag vaak hoort, dat ze in de tijd van de Bijbel de homorelatie in liefde en trouw nog niet kenden, doet niet ter zake. Wat God verboden heeft, moeten wij niet met kromme redeneringen goed willen praten. Het is niet pastoraal de zonde toe te laten in de gemeente en daarmee de deur te openen voor nog meer kwaad. Daarmee is niet gezegd dat er goede pastorale begeleiding moet zijn voor hen die anders geaard zijn. In de gemeente van Jezus Christus is er plaats voor allen die oprecht naar het woord van God willen leven en met de zonde willen breken. De liefde tot God doet ons in liefde omzien naar elkaar in de gemeente. Liefde doet een ander recht en zal een ander juist helpen de weg van Christus te gaan ook in de omgang met zijn/ haar seksuele geaardheid.
23 AUGUSTUS 2019
DENKEN EN DOEN
Leren van kerkverlaters (II) In mijn vorige bijdrage heb ik aandacht gevraagd voor leerpunten uit gesprekken met jongeren die het christelijk geloof hebben losgelaten. Laten we allereerst hun kritische vragen eerlijk en open onder ogen mogen zien en laat daarbij de bijbel daarbij niet buikspreken. Met name als het gaat om bijbel, geloof en wetenschap. DOOR DS ROLF VAN OMMEN
Ik wil dit keer aandacht vragen voor de rol van de kerk in de ontwikkeling van het geloof van jongeren. Zoals we in de kerk geloven en belijden en het kerkelijk leven vorm geven, in dat spoor moeten jongeren verder. Zeer regelmatig wordt dit bij jeugdbeleid als een kernprobleem gezien. Met als belangrijke vraag: hoe houden we de jongeren bij de kerk? Jongeren zelf vinden deze benadering helemaal niet vanzelfsprekend. Op school en in de maatschappij werkt het ook al lang niet meer zo. Bovendien zijn jongeren heel kritisch als het gaat om hoe geloofwaardig is die kerk. De onderlinge verdeeldheid doet daar geen goed aan en ook de stelligheid niet waarmee we in het verleden geloofswaarheden hebben verkondigd, waarop we nu moeten terugkomen. Nu is dat laatste niet doorslaggevend, maar hierin spiegelen deze jongeren ons wel. En daarin hebben zij Gods Woord achter zich staan. Hoe vaak immers ontdekken we in de bijbel zelf niet, dat de kerk door de eeuwen heen een verkeerd godsbeeld en religie in plaats van een levend geloof aan het overdragen is. Denk aan de vele vormen van verkeerde tempeldienst in het oude testament. Denk aan Jezus die tot twee keer toe de tempel(dienst) heeft moeten reinigen en de Schrift weer echt leerde
verstaan. Denk aan hoe in het nieuwe testament de jonge kerk al in handelingen 15 tot hervorming moet komen in hoe ze het geloof overdragen aan een nieuwe generatie gelovigen uit de wereld. En ook in verschillende brieven van Paulus merk je dat het geloofsgetuigen van de kerk maar zo overslaat in het demonsteren van eigen religieuze praktijken.
Kritisch
Jongeren die kritisch zijn over geloof, blijken bij doorvragen vaak kritisch te zijn over en ook teleurgesteld in hoe de kerk in de praktijk met bijbel en geloof omgaat en met name in hoe die kerk jongeren zelf proberen in een mal te drukken waar ze terecht niet in willen passen. Geloofsoverdracht vanuit kerk en gezin is dus kwetsbaar. Met als gevolg dat we uit reactie het risico lopen om de rijkdom van onze gereformeerde traditie dan maar over- boord te gooien. Herijking van de kerkelijke traditie, vanuit een kritische spiegel van jongeren én Gods Woord zelf is geboden. Dan houden wij de jongeren niet vast maar nemen zij ons samen, door Gods Woord geleid, mee! Waar jongeren dan vooral op zitten te wachten is een eerlijke en oprechte geloofspraktijk. Dus niet een doortimmerde geloofsleer in theorie maar
een oprechte geloofsgemeenschap die laat zien dat de gemeente net als in Handelingen 2 samenkomt bij een open bijbel, de handen vouwt, het brood breekt en oog heeft voor (de nood van) de ander.
Twee stromingen
Een derde leerpunt betreft het volgende: onder atheïsten kun je globaal twee stromingen waarnemen. Een stroming die haar wortels nog heeft in een van huis uit christelijke traditie en één die niet (meer) gevormd is door een christelijke traditie. In gesprek met jonge kerkverlaters merk ik dat zij er wel van overtuigd zijn dat het gebod heb je naaste lief als je zelf universeel geldend is. Het maakt volgens hen daarbij niet uit of je in Jezus Christus gelooft of niet. Op dit punt gaan onze wegen dan helaas uit elkaar. Maar we staan als gelovigen wel weer heel dicht naast deze jongeren als het gaat om de kracht van naastenliefde. Laat je dit gebod varen, dan wordt een samenleving egoïstisch en gaat daar op termijn aan ten onder. Verrassend is, dat deze jongeren zelf aangeven, dat atheïsten die geen christelijke wortels hebben veel meer egoïstisch zijn dan voormalig christelijke jongeren. Zij zien het als hun missie om onder ongelovigen voor te leven en over te brengen hoe belangrijk het gebod van de naastenliefde is… Ik ervaar dit als een aanhaakpunt voor de kerk om deze jongeren in het vizier te houden en hopelijk later ooit weer met open armen mee op te lopen. Wij zijn er immers van overtuigd, dat het onze Heer en Heiland is, die ons alleen op de been kan houden om het gebod heb je naaste lief als je zelf echt vol te houden. Anders ga je vroeg of laat aan hypocrisie of cynisme ten onder. Wat zal het mooi zijn als verloren zonen, jong en oud (!) samen weer thuis komen bij Vader, omdat alleen Hij echt weet wat liefde is in de praktijk. Laten we van jonge kerkverlaters leren dat zij ons maar zo voor kunnen zijn in het weer oprecht verlangen om eindelijk thuis te komen.
7
EREDIENST
Mea culpa, mea culpa, mea maxima culpa Wat een warm welkom mochten wij ontvangen van de HERE: “Genade zij u, en vrede, van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus”. We zijn welkom in het huis van de HERE, maar deze plaats bepaalt ons niet alleen bij Wie wij zijn, het bepaalt ons ook wie wij zijn. Wij zijn kleine zondige mensjes, die tot de Allerhoogste mogen naderen. DOOR JAC DE GROOT MA Is dat een angstig gegeven? Nee, wij mógen naderen. Het wordt ons niet verboden om tot God te komen. Het past ons daarom wel onze schuld te belijden voor God. Deze schuldbelijdenis wordt al eeuwen gedaan in de kerkdiensten. In zowel de Oosterse als de Westerse Kerk wordt aan het begin van de liturgie, viering, eredienst een moment van schuld belijden genomen. Het bepalen van menselijke zonde aan het begin van de eredienst is dus geen Gereformeerde uitvinding. Het zomaar weglaten van een duidelijk moment van schuldbelijdenis is niet alleen een breuk met een eeuwenoude kerkelijke traditie. In de Didachè, het onderwijs van de Twaalf Apostelen, gedateerd ca.150 staat al geschreven: “Kom bij elkaar op de dag van de Here zelf, breek het brood en spreek de dankzegging uit, nadat u uw zonden hebt beleden, opdat uw offergaven puur zijn.” In een gebed volstaan met de woorden dat ‘wij in de afgelopen week niet altijd hebben gedaan wat U vroeg’ steekt dan heel mager af bij de woorden van de schuldbelijdenis achter in ons kerkboek: Almachtige, eeuwige God en Vader, wij erkennen dat wij geboren zondaars zijn en daarom van nature niet in staat het goede te doen. Wij belijden dat wij uw geboden hebben
8
overtreden in onze daden, woorden en gedachten. Daarmee staan wij schuldig tegenover U en onze naasten. Wij hebben uw oordeel verdiend. Maar wij hebben berouw over onze overtredingen. Wij willen breken met de zonde. Wij verlangen hartelijk naar een nieuw leven, een leven in gehoorzaamheid. Met een beroep op uw genade en uw trouw smeken wij U: Ontferm U over ons, barmhartige God en Vader, en spreek ons vrij, was ons schoon in het bloed van Jezus Christus, onze Here. Herschep ons door de kracht van uw Heilige Geest naar het beeld van uw Zoon, zodat wij met vreugde leven tot eer van uw Naam. Amen. Zeggen dat wij in de afgelopen week niet altijd hebben gedaan wat de Here van ons vroeg, komt haast achteloos over; een kwaal waar de mens al sinds de zondeval mee rondloopt. Ook in onze kerken klinkt zo nu en dan, voornamelijk bij leesdiensten, nog wel eens de schuldbelijdenis, gebed om vergeving en de genadeverkondiging.
Tien geboden
Meestal echter, zal worden volstaan met de Tien Geboden, die ons als spiegel worden voorgehouden, waarna in het aansluitend gebed om zondevergeving gevraagd wordt.
Met het oplezen of het zingen van de Tien Geboden is niks mis; dit is wel een typisch Gereformeerd trekje. Wel mogen we in gedachten houden, dat het lezen van de geboden het voorhouden van een spiegel is. Zoals in de rechtszaal tegenover de beklaagde de wet van het Koninkrijk der Nederlanden wordt voorgehouden als document waartegen de overtreding is begaan, zo zijn de Tien Geboden de samenvatting van de wet van het Koninkrijk der hemelen, waartegen wij onze overtredingen hebben begaan. Bij het horen van de woorden kunnen wij alleen maar zeggen: Ik pleit schuldig, op de wijze zoals in de Amerikaanse rechtbanken de beklaagde de vraag krijgt: “Do you plea guilty or not guilty?” En de Tien Geboden als regel van de dankbaarheid? Het zijn de woorden van Calvijn, die drie onderscheidingen maakt in de wet: kennis van de zonde, richtlijn voor het openbare leven en richtlijn voor het leven van de dankbaarheid. Ook in de Heidelbergse Catechismus staan de Tien Geboden onder het hoofdstuk van de dankbaarheid. Ook op deze manier is de wet van God een document waaraan wij ons mogen spiegelen. Wanneer ons de genade van God is voorgehouden, mogen wij ons spiegelen aan de wet. Denk hierbij aan de woorden van de catechismus: “Wat gebiedt God ons in het -x-e gebod? De wet is niet een lange lijst van verboden, maar een lijst van geboden die wij mogen onderhouden en naar mogen streven om een begin te maken deze geboden te houden. We spreken toch van de Tien Geboden, en niet van de Tien Verboden?
Dus…
Wij zijn zondige mensen, die van nature onwaardig zijn tot God te mogen komen, maar krijgen als schepselen van de Here wel toegang tot Zijn troon, maar daarbij moeten wij wel onszelf en onze eigenlijke positie ten opzichte van de Here kennen. De schuldbelijdenis en de Tien geboden zijn er niet om ons de grond in te boren, maar om te verstaan hoe groot Gods genade is.
23 AUGUSTUS 2019
KERK ONDERWEG
Wanneer eerste communie? (2) De heiligverklaarde paus Pius X geldt als de man die in 1910 de ‘kindercommunie’ (weer) ingevoerd heeft. In 2010 is dit te Rome plechtig en lovend herdacht. Sinds het 4e Lateraanse concilie 1215 moest de kerkelijke praktijk voor het verplicht gebruik van de sacramenten van biecht en eucharistie (‘avondmaal’) rekenen met de voorwaarde van de ‘anni discretionis’ (de jaren van het onderscheid). Deze term ging men evenwel verschillend uitleggen. Zo werd de minimumleeftijd voor de eucharistie vaak 12-14 jaar. Voor de biecht kon men jonger aantreden (bv. 7 jaar).
Oordeel Capelle
DOOR DS H.K. BOUWKAMP Wat was de reden waarom in 1910 vanuit Rome een ‘apostolische constitutie’ in de Rooms-katholieke kerk neerdaalde, waarin bepaald werd dat voor biecht en communie dezelfde minimumleeftijd moet gelden, nl. die van ‘ongeveer 7 jaar’1? We vatten overweging en besluit ervan kort samen.
Overweging
De katholieke kerk bleef altijd indachtig met welke bijzondere liefde Christus kleine kinderen bejegende volgens Mc. 10:13v. en Mt. 18:3-5. Tot in de 13e eeuw was geregeld, dat zuigelingen na hun doop wat eucharistische wijn kregen (bij Grieken en Oosterlingen vandaag nog), kleine kinderen later soms wat geconsacreerd brood. Deze traditie sleet weg. Ontluikend verstand en enige kennis van het hoogwaardige sacrament werd voorwaarde. Lateranum IV legt het vast in canon 21: vanaf de ‘jaren des onderscheids’ geldt de plicht minstens 1x per jaar te biechten en het Altaarsacrament te ontvangen. Het concilie van Trente 1562 bevestigt dit. Gevarieerde toepassing van de bewuste term veroorzaakte echter vele betreurenswaardige misbruiken. ‘Onder voorwendsel de eerbied voor
ren.’ 3. De vereiste kennis bij een kind om met eerbied de eerste keer te kunnen aangaan is dat het naar vermogen ‘de geloofsgeheimen uit de noodzaak van het middel begrijpt, en het eucharistisch brood van gewoon en stoffelijk brood kan onderscheiden’. 4. Dat het zover komt is vooral taak van ouders, biechtvader, onderwijzers en pastoor. Slechts de vader, of zijn plaatsvervangers, en de biechtvader mogen het kind toelaten, volgens de Romeinse Catechismus. De andere vier regels gaan over de zorg voor een jaarlijks te houden algemene kindercommunie, frequente viering, catechisaties, biecht en ziekensacrament voor kinderen2.
het aanbiddelijk sacrament te verzekeren’ vereiste men meer kennis. Het onderscheiden kon dan pas gelden op 10, 12, 14 jaar of nog ouder. Zo werd ‘de onschuld der kinderjaren, aan Christus’ omhelzing onttrokken, door geen sap van inwendig leven meer gevoed’. Gevolg: meer (dood) zonden mogelijk, en wegens te jonge leeftijd soms geen biechtabsolutie en ziekensacrament. Afkeurenswaardig. Met beroep op uitspraken van concilies, synodes, theologen, pausen en congregaties wordt besloten dat nu de volgende regels overal moeten gelden.
Regels
Hier twee van de acht voluit; de rest samengevat: ‘1. De leeftijd van het onderscheid, zowel voor de biecht als voor de heilige communie, is die waarop het kind begint te redeneren, d.i. rond het 7e jaar, of erboven, of ook eronder. Vanaf die tijd begint de verplichting aan beide geboden t.a.v. biecht en communie te voldoen. 2. Voor de eerste biecht en de eerste communie is een volledige en perfecte kennis van de christelijke leer niet nodig. Wel zal het kind later de hele catechismus, naar de maat van zijn verstand, geleidelijk moeten aanle-
Dom Bernard Capelle oordeelde (1935)3 dat het decreet de ware geest van de liturgische traditie herstelde. ‘De eigen functie van de eucharistie is toch door de communie aan het supersubstantiële Brood het goddelijke leven te bewaren en te voeden.’ Dit is niet iets om te verdienen door vrees en voorbereiding, maar hulp aan onze erbarmelijke zwakheid. Grondregel: ‘Die mijn vlees eet en mijn bloed drinkt blijft in Mij en Ik in hem. Indien gij niet eet het vlees van de Mensenzoon en niet drinkt zijn bloed, hebt gij geen leven in uzelf’ (Joh. 6:56,53). Men zou eerder moeten vrezen voor het niét ontvangen dan voor het ontvangen van Hem. Pius X heeft zich met onverschrokken geloof slechts willen plaatsen op het bovennatuurlijke niveau van het opus operatum. ‘Hoe een kind van 7 jaar, lachend, guitig, ongeduldig, slechts een ogenblik amper de blik van zijn ziel fixeert op de Hostie, die het ontvangt, dát is van belang! Dat wat in hem geschiedt is oneindig veel belangrijker dan zijn ijver!’ – Ongetwijfeld valt over al deze ideeën nog veel te zeggen en te vragen. 1 Te vinden: www.rkdocumenten.nl/rkdocs/index.php?mi=600&doc=833. 2 Vgl. CIC 1983, 913 en CKK 1995, 1244. 3 Zie nt 2 van 1e artikel.
9
UIT DE CLASSES
Classis Hattem 9 MEI 2019
In de opening wijst ds. Henk Messelink op de woorden van onze Heiland in het slot van het Matteüs-evangelie. Kwetsbare leerlingen van Christus hebben steeds weer de bemoediging nodig van de Heer van de kerk. Met zijn belofte mogen we vanavond ook bezig zijn. In zijn kracht mogen we bezig zijn om de verkondiging in de plaatselijke kerken te ondersteunen. Ds. Jelle Drijfhout fungeert als preses, omdat ds. Maarten van Loon verhinderd is. Hij nodigt de afgevaardigden uit om in een rondje te vertellen of de vacatures voor ambtsdragers in de gemeente vervuld konden worden en of er jonge mensen zijn die belijdenis doen. In de meeste gemeenten zijn de vacatures vervuld. In een enkele gemeente wil men nadenken over de taak van de ambtsdragers. Is de huidige opzet niet wat klerikaal gekleurd? Kan er meer met onderling pastoraat? In een paar gemeenten werden ook zusters bevestigd als diacones. In elke gemeente doen jonge mensen belijdenis, de aantallen verschillen. Hier en daar bereiden zich zelfs hele gezinnen. We noteren het allemaal met dankbaarheid. God blijft bouwen aan zijn kerk. De deputaten Predikantszaken wonen de classis bij, namelijk de broers Siebe Poutsma en Gerrit Tempelman. Dit ter gelegenheid van het aanstaande emeritaat van ds. Messelink. De stukken blijken
10
allemaal prima in orde. De kerkenraad van Hattem-Noord zorgt als een goed huisvader voor zijn emeritus. De classis gaat akkoord, de preses leest de classicale akte van emeritering voor, en overhandigt die aan ds. Messelink. Hij haalt nog enkele herinneringen op aan de lange jaren dat ds. Messelink de kerken mocht dienen, niet alleen ter plaatse maar ook in het grotere kerkverband. Diverse deputaatschappen mocht hij dienen. Dank aan God daarvoor! Het wordt met dankbaarheid vanuit de vergadering beaamd. In de persoonlijke rondvraag dankt ds. Messelink voor de medewerking van de classis aan het verlenen van zijn emeritaat. Hij dankt zijn collega’s voor de prima sfeer waarin ze met elkaar omgingen. En ook de classisvergaderingen delen in die dank. Hij hoopt dat het zo mag blijven. Dank aan God, voor de krachten die Hij gaf! Hij wenst ons allen de zegen van God mee.We kiezen vanavond ook afgevaardigden voor de PS West, die op 13 juni bijeen hoopt te komen. Deze Particuliere Synode komt vooral bijeen om afgevaardigden aan te wijzen voor de GS Goes van 2020, die overigens al eind dit jaar bij elkaar hoopt te komen. Ds. Marc ten Brink (’t Harde) en br. Leo Bezemer (Wezep) worden via een schriftelijke stemming aangewezen als afgevaardigden. Ds. Jelle Drijfhout (Hattem-Centrum) en br. Jan Tijssen (Dronten-Zuid) zitten op de reservebank. De kerken worden opgeroepen om namen
bekend te maken van mensen, die geschikt zijn om naar de Generale Synode te kunnen. De Regiovergadering van de NGK stelt voor om elkaars afgevaardigden uit te nodigen op de wederzijdse vergaderingen. Dan kunnen ze kennismaken met elkaars geestelijke vergadercultuur. De start zal dan bestaan uit een gezamenlijke bijbelstudie, te bespreken in groepjes. Het voorstel krijgt algemene instemming. De secretarissen van de beide vergaderingen zullen contact met elkaar hebben voor de uitnodigingen. De eerstvolgende mogelijkheid is de classis Hattem in Heerde op 12 september. De roepende kerk verzorgt de opzet van het gesprek. De visitatie-commissie deelt mee, dat met vier kerken een afspraak is gemaakt voor een visitatie voor de zomer. Na de zomer zijn de anderen zo snel mogelijk aan de beurt. Er komt een geclusterde rapportage, waarbij de zaken die duidelijk een gezamenlijk vraagpunt zijn, zullen worden besproken. Een pastoraal werker, die in twee bijzondere situaties jonge mensen heeft begeleid op weg naar het doen van openbare geloofsbelijdenis, mag van de classis in dit specifieke geval ook de belijdenisdienst leiden. Hij heeft preekbevoegdheid, en de dienst ligt in het verlengde van wat hij nu al doet. De volgende classis hoopt op 12 september in Heerde bijeen te komen, aan kerkgebouw Eben-Haëzer. VOOR DE CLASSIS, DIEDERIK ENSING
23 AUGUSTUS 2019
COLOFON
Zonder commentaar Kind gaat voor in kerkdienst Jan Jacob Mauricius (1692-1768), ooit gouverneur van Suriname, was een wonderkind. Pas 8 jaar oud dichtte hij in het Nederlands en het Latijn en op dertienjarige leeftijd verliet hij het Athenaeum om in Leiden te gaan studeren, waar hij 17 jaar oud promoveerde in de rechten. Nu kwam dat in die tijd meer voor. Maar werkelijk uniek is dat hij, 61/2 jaar oud, voor een groot gehoor in de Gereformeerde Gasthuys-kerk in Amsterdam preekte. Dat gebeurde 11 januari 1699. In een Waaragtig Verhaal wordt daarvan verteld: „Hij quam op de predickstoel onvertsaegt, sonder enige ontroering en was (na men zien kon) inwendig verheugt dat hij zo veel toehoorders zag: en nadat hij haar alle eerbiediglijk gegroet hadde, deed hij een uitnemend schoon gebedt, het welk hij zo kragtig uitsprak, dat de menschen haar nauwelijks konde inbeelden uit die mont voort te komen, die zij nochtans voor haare oogen zagen en hoorden spreeken”. De jonge dominee had als tekst gekozen: „Wacht u voor de valse profeten” (Mt. 7: 15 en 16). Daarover sprak hij een vol uur, waarbij hij evenals de predikanten veel schriftuurplaatsen citeerde die zijn tekst nader verklaarden. „Hij eindigde met de woorden van het volmaakte gebed, hetgeen hij alte maal zo heerlijk van ‘t eerste tot het laatste volbragt dat het by yeder voor een wonder des weerelds gerekend wierd en zo wenste hij ook haar alle tot zijn afscheit een heerlyke zegen toe, waar mee een yeder met de grootste vergenoeging na huys ging”. De onbekende verslaggever vond dit alles een vervulling van de profetie omtrent de mond der jonge kinderen en der zuigelingen en zette aan het eind: Soli Deo Gloria.
REDACTIE-SECRETARIAAT Aanleveradres voor classisverslagen en persberichten: Jac. de Groot, Ballade 12, 8265 SB Kampen gereformeerd.kerkblad@gmail.com De redactie behoudt zich het recht voor verslagen en berichten in te korten EINDREDACTIE Ds Henk Jan Visser (eindredacteur) Jac de Groot MA REDACTIE mr E. Bos e.bos01@hetnet.nl J.A. de Groot MA groot.jac.de@gmail.com ds R.P. Heij rheij@hetnet.nl drs P. Houtman piet.houtman@hotmail.com ds H.J. Visser henkjanvisser8@gmail.com H. Walinga hwalinga@walinga.org (vacature) REDACTIONEEL MEDEWERKER A.M. Pathuis anne-maaike@live.nl BLADMANAGEMENT BDUvakmedia Postbus 67, 3770 AB Barneveld Telefoon: 0342 49 48 46 Fax: 0342 49 29 99 Aanleveradres voor kerkdiensten: Kerkdiensten.gkb@bdu.nl Telefoon: 0342 494882
Uit: R.B. Evenhuis, Ook dat was Amsterdam, IV, p. 177. Zonder Commentaar is een rubriek waarin redacteuren doorgeven uit allerlei bladen hoe men schrijft over christenen, geloof, bijbel, kerk enz. De redactie hoeft het helemaal niet eens te zijn met wat hierin wordt weergegeven, maar wil de lezer iets aanreiken van hoe men denkt.
UITGEVER, ABONNEMENTEN EN BEZORGING BDUvakmedia, afd. abonnementen Postbus 67, 3770 AB Barneveld Tel. 0342 494884 – fax 0342 494299 abonneeservice@bdu.nl OPGAVE ADVERTENTIES Roel Abraham Tel. 06 54274244 r.abraham@bdu.nl PRIJS JAARABONNEMENT - binnenland - studenten - buitenland - proefabonnement (10 nrs)
€ 64,93 € 35,43 € 103,54 € 14,35
OPZEGTERMIJN 2 kalendermaanden voor de nieuwe betalingsperiode Voor mensen met een leeshandicap zijn de artikelen uit dit blad verkrijgbaar op CD. Informatie: CBB tel. 0341 565499, e-mail info@cbb.nl www.gereformeerdkerkblad.nl
11