Volzin 8 2019

Page 1

Nr 8 · augustus 2019 · jaargang 18 · volzin.nu

Iris Hond 'Ik hoef geen ster te zijn' Flirten met religie Thierry Baudet heeft heimwee Relitattoos Geloof op het lijf geschreven Rob van Essen gelooft in gemeenschap

Special: De hemel

UIT DE TIJD GEVALLEN

Dichterbij Aboutaleb

p.57

pagina 21 Columnisten Roel Abraham ✽ Wilma Hartogsveld ✽ Jeroen Fierens


PRIORITEITEN voor een nieuwe wereld ]VSKVLUKL ]VLKZLS LU ZJOVVU ^H[LY ]VSKV VLUKL ]VLKZLS LU ZJOVVU ^H[LY HKLX\H[L O\PZ]LZ[PUN NLaVUKOLPKZaVYN VUKLY^PQZ HSZ \UP]LYZLSL YLJO[LU ]VVY HSSL TPSQHYK TLUZLU VW (HYKL

OL[ OLYZ[LS ]HU VUaL 7SHULL[

De sleutel =VVY NLLU LURLS ^LYLSKWYVISLLT ¶ WVSP[PLR LJVUVTPZJO ZVJPHHS ¶ PZ LLU HMaVUKLYSPQRL VWSVZZPUN AL OV\KLU ]LYIHUK TL[ LSRHHY LU V]LYZ[PQNLU SHUKZNYLUaLU +L WYVISLTLU TVL[LU KHU VVR NLaHTLUSPQR LU ^LYLSK^PQK HHUNLWHR[ ^VYKLU /PLY]VVY PZ ^LKLYaPQKZ ]LY[YV\^LU UVKPN LU ZHTLU^LYRPUN

+L ZSL\[LS PZ ZHTLU KLSLU! +L ZSL\[LS PZ ZHTLU KLSLU! LLU YLJO[]HHYKPNL ]LYKLSPUN ]HU KL ]VLKZLS NVLKLYLU RVY[VT KL YPQRKVT ]HU VUaL WSHULL[

APL VVR HJO[LYWHNPUH

:OHYL 5LKLYSHUK ;^LLKL 6VZ[LYWHYRZ[YHH[ (TZ[LYKHT ; ^^^ ZOHYLUS VYN ^^^ ZOHYL PU[LYUH[PVUHS VYN


Beeld: Christiaan Krouwels

Redactioneel Jan van Hooydonk

Denkend aan Nederland, en verder warte Piet, de islam, het slavernijverleden, de verengelsing van universiteiten, de reikwijdte van de vrijheid van meningsuiting, de macht van ‘Europa’: de politieke en culturele polarisatie lijkt de laatste jaren in Nederland behoorlijk toegenomen te zijn. Discussies over dit soort zaken “brengen de gevoelstemperatuur over en weer soms tot een kookpunt. In dit verhitte debat lijkt het wel of we een land zijn dat enkel nog bestaat uit tegenstellingen”, schrijft Kim Putters, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), in Denkend aan Nederland. Maar schijn bedriegt – gelukkig maar! – , zo blijkt uit het recente rapport van het SCP over de nationale identiteit. “Gevoelens van verbondenheid met Nederland zijn sterk”, constateert het SCP op basis van onder meer een enquête onder 5.000 Nederlanders, “en de onderlinge verschillen zijn klein tussen laag- en hoogopgeleide mensen, ouderen en jongeren, mensen met en zonder migratieachtergrond, en mensen in de stad en op het platteland.”

Z

Wat verbindt de Nederlanders het meest met elkaar? Bovenaan staat de Nederlandse taal. Die uitkomst is wellicht verrassend te noemen. Rukt immers niet alom om ons heen het Engels – of de Hollandse ‘steenkolenvariant’ daarvan – op, in het onderwijs, in de reclame, de popmuziek? Onze moedertaal is het meest dominante fenomeen dat ons verbindt met het vaderland. Ook al is het ABN mijn tweede taal – ik ben opgegroeid met het Brabantse dialect – dit feit stemt me toch tevreden. Aan de basis van mijn beroepskeuze als journalist staat een voortreffelijke leraar Nederlands op de middelbare school. Wat bindt de Nederlanders verder? Het SCP noemt twintig items die zich laten groeperen in twee hoofdstromen. De

ene groep Nederlanders ervaart vooral verbondenheid “via symbolen, iconen, tradities en grote samenkomsten”. Denk aan Koningsdag, de vlag, de Elfstedentocht en het Sinterklaasfeest. De tweede groep hecht vooral aan burgerlijke vrijheden: gelijkheid van man en vrouw, democratie, de grondwet, vrijheid van meningsuiting. Een helder en herkenbaar onderscheid. De eerste groep verlangt dat de overheid tradities, symbolen en erfgoed beschermt; de tweede groep ziet de overheid vooral als garant van de democratische rechtsstaat. Die groepen botsen in de praktijk nogal eens. Zij botsen vanwege een verschillende visie op ‘vrijheid’, zegt het SCP. Zij botsen ook, zo wil ik eraan toevoegen, vanwege de hoge mate van moralisering die kenmerkend is voor het politieke debat in Nederland. Principes, morele verontwaardiging, beschuldiging en zelfbeschuldiging, slachtoffergedrag zijn daarin nooit ver weg. Keert een psychiatrisch patiënt niet op tijd terug in de kliniek of treedt er een technische storing op bij het nationale noodnummer 112, dan kan de betrokken minister de borst natmaken. Heftige verwijten en beschuldigingen treffen de ongelukkige bewindspersoon die ‘verantwoordelijk’ heet te zijn voor dit onderdeel van het nationale welbevinden. Of ander moreel feit: de gemeente Amsterdam overweegt in 2020 excuus aan te bieden voor het slavernijverleden. Spijt op termijn dus. Hebben we bij dit alles wellicht te maken met een nationale erfenis die door het SCP niet genoemd wordt: de calvinistische trekken van ons volkskarakter – trekken die ook door niet-calvinisten gedeeld worden?

ren die godsdienst als een regelrechte bedreiging van de Nederlandse identiteit. Maar ook het christendom draagt volgens het SCP-onderzoek niet echt bij aan onze verbondenheid. Die uitkomst correspondeert overigens met een ander bevinding van de onderzoekers: het historisch bewustzijn is bij de meeste mensen weinig ontwikkeld. Volop werk aan de winkel dus, niet alleen voor de historici die zich nu onder leiding van de Amerikaans-Nederlandse hoogleraar James Kennedy buigen over de herziening van de ‘canon van de Nederlandse geschiedenis’, maar ook voor wie religie nog wél deel uitmaakt van hun identiteit. Zij leven op aarde als “als vreemdelingen en gasten”, zegt de Hebreeënbrief. Gelovigen zien uit naar “een ander vaderland dan dit”. Die bijbelse gedachte relativeert wat mij betreft elk idee van nationale identiteit.

.

Reageer via: jan@volzin.nu

Religies vormen in Nederland geen bron van verbondenheid

Over calvinisme gesproken: het SCP constateert dat religies voor de meerderheid van de Nederlanders geen bron van verbondenheid vormen. De islam komt er het slechtst vanaf. Velen erva-

augustus 2019

3


✽ inhoud volzin 08

augustus 2019 jaargang 18

06

10

44

06

18

48

Iris Hond

Emmanuel Levinas

‘So long, my son’

Topartiest voelt zich thuis in Concertge-

“Verantwoordelijkheid nemen voor

Dertig jaar recente Chinese geschiedenis

bouw en bij mensen in de marge: “Ik ben

anderen maakt de zin van het leven uit.”

vormt voor regisseur Wang Xiaoshuai

geen artiest om een ster te worden.”

Interview in de reeks ‘Denkers van nu’.

decor voor universeel drama.

10

42

50

Flirten met religie

Op het lijf geschreven

Vruchtbare vriendschap

Voor Wilders en Baudet is religie een wa-

Religieuze tatoeages drukken

Schilders Gabriele Münter en Wassily Kan-

pen tegen moslims en sterke vrouwen.

godsvertrouwen uit.

dinsky, elkaars minnaar en geestverwant.

14

44

53

Poverello

Rob van Essen

Anna Terruwe

Daklozenopvang in Brussel: “Mensen in

Winnaar van Libris Literatuurprijs gelooft

Vrouwelijke psychiater was biecht-

nood bevrijden ons uit ons cocon.”

in gemeenschap.

moeder voor verkrampte celibatairen.

4

augustus 2019

… en

verder 09 Wilma Hartogsveld 13 Roel Abraham 40 Schrijfwedstrijd: doe mee! 54 Boeken 57 Dichterbij Aboutaleb 58 Jeroen Fierens


Beeld omslag: Jedi Noordegraaf

Colofon

22

Uitgeefteam Corina Kuipers (uitgever) Ron van de Hoef (salesmanager) Peter Vorstenbosch (hoofd content) bduvakmedia.nl vakmedia

Redactie Jan van Hooydonk (redactie), Albert Schuurman (eindredactie), Jasmijn Olk (stagiaire). Redactieraad Elleke Bal, Elze Riemer, Frieda Pruim, Jan Offringa, Jurgen Tiekstra, Kees Posthumus, Victor Bulthuis, Willem van der Meiden.

26

30

Medewerkers aan dit nummer Alain Verheij, Annaleen Louwes, Bert van der Kruk, Dick Vos, Elze Riemer, Eric Corsius, Frits de Lange, Jedi Noordegraaf, Jeroen Fierens, Jurgen Tiekstra, Marc Nolte, Myriam Keijzer, Nico Keuning, Peter Sierksma, Rahi Rezvani, Roel Abraham, Sjaan van der Jagt, Stijn Rademaker, Tom Engelshoven, Victor Bulthuis, Willem van der Meiden, Wilma Hartogsveld. Adres redactie Postbus 67, 3770 AB Barneveld Tel.: 0342-494292 E-mail: redactie@volzin.nu www.volzin.nu Facebook: Volzinmagazine Twitter: @Volzin Abonnementenadministratie BDUvakmedia Postbus 67, 3770 AB Barneveld Tel.: 0342-494882 E-mail: administratie@volzin.nu

special De hemel

22

30

Van Ergens naar Iets

Goddelijke Komedie

Oude en nieuwe routes vanaf Station des Doods.

Meesterwerk van Dante vergt stevig schoeisel.

26

34

Heino Falcke

Plek of symbool?

Fotograaf van zwart gat kijkt voorbij de sterren.

Theoloog Frits de Lange verklaart zich nader.

29, 33, 39

36

Uit de tijd gegaan

Van Lennon tot Typhoon

Gelovigen en hun ervaring van de hemel.

Popmuziek richt zich op het leven nú.

Tarieven 2019 Jaarabonnement: € 96,27; België: € 113,54; buitenland: € 126,09; Digitaal jaarabonnement: € 71,38 Voor alle tarieven: zie volzin.nu Bij betaling via automatische incasso wordt € 2,50 korting berekend. Prijzen zijn inclusief btw. Opzeggen abonnement Opzegtermijn voor het opzeggen van uw abonnement voor onbepaalde tijd: uiterlijk één maand voor de volgende abonnementsperiode. Advertentie-exploitatie BDUvakmedia Roel Abraham Tel.: 06-54274244 r.abraham@bdu.nl Vormgeving Giesbers Communicatie Groep, Duiven Technische realisatie Vellendrukkerij BDU, Barneveld Verschijnt ook op geluidsdrager en/of in grote letter. Informatie: Dedicon, tel. 0486-486486 © BDUvakmedia ISSN: 1571-4004

augustus 2019

5


Iris Hond: ‘Je moet goed doen voor een ander’

6

augustus 2019


interview ✽

Iris Hond, pianiste en zangeres

Tekst: Tom Engelshoven Beeld: ANP Foto (6), Rahi Rezvani (8)

‘Ik ben geen artiest om een ster te worden’ Concertpianiste en zangeres, Iris Hond treedt met evenveel gemak op in het Concertgebouw als in ziekenhuizen, gevangenissen en vluchtelingencentra, voor mensen die het niet zo makkelijk hebben. Hun leven kent ze uit eigen ervaring als geen ander.

helemaal de foute kant opgaan. Ik was destructief en kon heel slecht voor mezelf zorgen. Ik had nooit geleerd om met mezelf en anderen om te gaan. Iedereen die dicht bij mij kwam, ook vrienden, duwde ik weg. Ik was gewoon te bang. Ik had de mentaliteit van een straathond: grommen en bijten. Ik had veel liefde nodig, trok mensen naar me toe en vond dat vervolgens veel te eng.’ Was dat een reactie op het misbruik?

ris Hond (32) groeide weliswaar op in Harderwijk en Nunspeet (“dat is echt heel christelijk”), maar is “helemaal niet” gelovig. “Mijn ouders waren daar ook echt een beetje berucht. Het zijn hele artistieke, excentrieke mensen, die vroeger tegen alle muurtjes aan schopten en alles buiten de gebaande paden deden. Zij gingen om met mensen als tattookoning Henk Schiffmacher en schrijver Jan Cremer. In zo’n milieu ben ik opgegroeid, wars van godsdienst en alles wat daarmee te maken heeft. Maar ik ben natuurlijk heel jong, op mijn veertiende, het huis uit gegaan om in Den Haag te gaan studeren aan het conservatorium. Toen heb ik best wel veel meegemaakt (na misbruik door een gastouder in haar pleeggezin belandde Hond een aantal maanden tussen de daklozen op straat, TE). Daarna ging het niet zo goed met mij en ben ik met heel veel therapeuten gaan praten. Dat was erg intens. Maar ik kwam tot de conclusie: niemand gaat mij helpen. Zij kunnen het niet oplossen, dat moet ik zelf doen. Toen ben ik veel gaan mediteren. Ik stond echt op een kruispunt. Het kon

I

“Ja, en op het leven als dakloze dat daarna kwam. Ik was mijn waardigheid en gevoel van veiligheid helemaal kwijt.” In je voorstelling Bewogen sprak je daar heel afgewogen over. Niet als iemand die gaat grommen en bijten.

“Ja, maar die reflex heb ik natuurlijk nog wel eens. Ik ben heel bang om controle te verliezen. Ik heb mezelf tools aangeleerd om goed te functioneren. Maar wat nou als ik de controle uit handen geef, dan wordt het heel eng. Ik weet niet wat er dan naar buiten komt. Agressie en woede houd ik weg. Ik kan ook niet tegen geweld in films. Want voor mij is dat echt.” Als therapie niet helpt, wat dan wel?

“Als je het gewoon breed bekijkt, zitten we allemaal met aangeleerd gedrag. En er speelt altijd ego. Maar als je dat weghaalt, wat blijft er dan over? Dan zijn we allemaal één. Dan is er eigenlijk alleen maar liefde en alles wat daaruit voortkomt. Daarom vind ik dat je goed moet doen voor een ander. Dat lijkt misschien een beetje zalvend en ‘christelijk’, maar uit die hoek komt het

bij mij niet voort. Een klein gebaar kan zoveel doen. Ik heb dat zelf ook meegemaakt. In mijn voorstelling vertel ik over een dakloze die mij geld gaf toen ik op straat terechtkwam. Dat soort momenten hebben mij totaal getransformeerd en gevormd. Ik denk daar altijd aan terug.” Je treedt op in reguliere zalen en theaters, maar ook in gevangenissen, ziekenhuizen en vluchtelingencentra. Breng je er hetzelfde optreden?

“Nee, die optredens zijn heel anders. Maar voor mij maakt het niet uit of ik nou voor mensen speel die betalen of niet. Uiteindelijk doet muziek met iedereen hetzelfde. Mijn doel is altijd om in een concert verbinding te maken met de mensen. Je wilt mensen iets geven, echt iets met ze delen. Zonder het publiek bestaat muziek ook bijna niet. Want dan is die verbinding er niet. Ik heb wel eens gedacht dat die optredens in ziekenhuizen en voor de vluchtelingen belangrijker zijn, maar dat is helemaal niet waar. Iedereen worstelt met gevoelens van waardigheid. Een dakloze waarschijnlijk meer dan iemand die in het Concertgebouw komt. Maar de succesvolle zakenman in z’n Porsche heeft ook vaak problemen met z’n waardigheid. Iedereen heeft daar moeite mee. Zoals ik al zei, we zijn in veel opzichten allemaal hetzelfde.” Het Concertgebouw bezit glamour, het ziekenhuis en de gevangenis niet.

“Maar misschien is de behoefte aan muziek daar juist nog groter. Ze hebben er niet de luxe om even lekker buiten te kunnen

augustus 2019

7


✽ interview genieten. Er is weinig comfort, geen ontsnappingsmogelijkheden. Ze worden er continu geconfronteerd met hun bestaan. Wat heel erg pijnlijk is. Dan is muziek zo’n welkome kracht. Afgelopen maand speelde ik een paar keer in het Concertgebouw. Daar draag ik hele hoge hakken en een gouden broek. Daar sta je met elan. En het lange applaus, dat is heel erg leuk, natuurlijk spreekt dat mij ook aan. Het is waanzinnig zoals je in het Concertgebouw ontvangen wordt. Alles klopt. Ze doen er alles voor dat jij optimaal kunt presteren. Dat is bij vluchtelingen of in een gevangenis niet zo. Dat kan ook niet. Daar ga ik ook gewoon in mijn dagelijkse kleding naar toe. Net als in een ziekenhuis, waar mensen aan het sterven zijn, zet je daar alles van jezelf overboord. Dus dat is wel heel anders.” In een interview zei je: soms zit ik na afloop huilend in de auto terug naar huis.

“Na mijn voorstelling ga ik altijd de zaal of de foyer in. Omdat ik het contact met de mensen belangrijk vind. Dus dan hoor je ook wel veel. In een gevangenis blijf ik echt uren om nog na te praten met die mensen. Ik speelde vorige week in een psychiatrische instelling. Een mooi kerkachtig gebouwtje. Er zaten, denk ik, zo’n veertig mensen. Allemaal langdurig opgenomen. Ik moest me echt afsluiten tijdens het spelen, anders kom ik er niet doorheen zonder in tranen uit te barsten. Naderhand was ik twee dagen van slag, want er is zo veel verdriet. Als ik speel, sta ik helemaal open. Ik vertel mijn verhaal en krijg daar meteen reactie op. Voor de mensen die daar zitten is het zeer herkenbaar. Ik vertelde: ‘Ik ben misbruikt’. Nou, toen liepen er al twee huilend weg. Te confronterend. Ik merk dat ik mij thuis voel bij al die groepen, of het nou vluchtelingen zijn of in de gevangenis. Ik word ook zo omarmd. Ik word gewoon een van hen. Dat geeft een heel fijn gevoel. Wat ik eigenlijk zelden in het normale leven voel, voel ik dan juist wel. Het doet óók heel veel voor mij. Ik zie het als een onderdeel van wie ik ben. Iedereen heeft een roeping in het leven. Ik ben geen artiest om een ster te worden. Ik word daar niet blij van. Ik vind dat gewoon te leeg. Ja, we leven in een succescultuur, maar wat is succes? Voor mij is dat totaal iets anders dan voor veel van

8

augustus 2019

mijn collega’s. Ik geloof dat als jij iets voor een ander doet, dat die ander het op zijn of haar beurt voor weer iemand anders gaat doen. Laat iedereen dat nou eens proberen. Ik moet erbij zeggen, ik werk er heel

Paspoort Iris Hond (Harderwijk, 1987) is concertpianiste, zangeres, tekstschrijfster en componiste. 2001: Studeert in Den Haag aan het Koninklijk Conservatorium, wordt misbruikt door een gastouder en belandt op veertienjarige leeftijd als dakloze op straat. 2011: Studeert summa cum laude af. Wordt zowel concert- als vrij pianiste, met eigen composities. Later ook zangeres. Speelt ook veelvuldig in ziekenhuizen, tbs-klinieken en gevangenissen. 2012: Debuteert met het klassieke album Iris. Onder andere met composities van Chopin. Vertrekt voor drie jaar naar Amerika. Raakt bevriend met zanger Leonard Cohen, met wie ze elke week de sabbat viert. 2016: Brengt het album Dear World uit, met daarop eigen composities. 2018: Theaterconcertreeks Bewogen. Richt de Music for Shelter Foundation op, een stichting ter financiering (uit sponsoring en giften) van haar optredens in diverse zorginstellingen. 2019-2020: Concertreeks Iris Speelt Einaudi. 2020: Nieuwe theatervoorstelling Home (www.irishond.nl/events).

hard aan om me goed te voelen. Ik sport ook veel bijvoorbeeld. Ik moet me goed voelen, om goed voor anderen te kunnen doen. Want het begint bij jezelf. Ook weer zo’n cliché, maar het is wel echt waar. En ik leid een heel veilig leven. Ik heb nu geen relatie bijvoorbeeld. In een relatie komen allemaal dingen naar boven, waarmee ik niet om weet te gaan. Ik ben ook superbang om verlaten te worden. Dus ik kan andere mensen wel heel spiritueel adviseren om goed te doen en goed te reageren, maar het zelf in de praktijk brengen is natuurlijk niet altijd makkelijk. We zijn allemaal emotionele wezens en ik leef naar buiten toe heel gecontroleerd. Dat zien mensen ook. Ze zeggen: ‘Je bent zo afgewogen’. Nou, dat is ook gewoon echt zo. Het stoort me dat ik zo ben. Ik zou veel vrijer willen zijn.” Wat let je?

“Angst, denk ik.” Voor een uitzending van het tv-programma Kruispunt bezocht je samen met je vader Auschwitz. Die angst heeft ook te maken met je Joodse achtergrond?

“Ik had als heel jong meisje al nachtmerries over de oorlog. Ik wist wel waar dat vandaan kwam. Toen ik een jaar of zes was, heb ik aan m’n vader gevraagd: ‘Wat is er met opa gebeurd, waar is hij dan? Hoe is hij overleden? En hoe was zijn familie?’ Er werd thuis niet echt over gesproken, maar toen hoorde ik natuurlijk wel over de oorlog.” Misschien heb je verdriet van je ouders gevoeld.

“Je gaat voor je ouders zorgen. Voor mijn vader vooral. Dat is op den duur niet vol te houden. Dat probeer ik nu ook niet meer zo te doen. Samen met hem naar Auschwitz gaan heeft heel veel gedaan. Echt niet normaal. In de relatie tussen hem en mij. Voor hem ook. Hij is een totaal andere man geworden. Echt omgeslagen. Ik zou er sowieso heen gaan, dat wilde ik al heel lang. Ik wilde hem meevragen, maar ik durfde dat niet. Toen dacht ik: ‘Wat een onzin, ik ga hem nu bellen’. Hij zei: ‘Ik heb er geen behoefte aan, maar ik doe het voor jou’. En toen zei ik: ‘Pap, voor mij moet je niet doen, maar dit is wel je kans om iets aan te gaan’. Het was veilig dat er een cameracrew


Wilma Hartogsveld

‘Sinds mijn bezoek aan Auschwitz heb ik geen nachtmerries meer’ bij was, je wordt opgevangen, alles wordt geregeld. Hij vond het doodeng. Hij had bijvoorbeeld een angst voor parkeergarages. Daar kon hij niet in. We liepen in die gaskamers en ineens dacht hij: ‘Dit is het...’ Ikzelf dacht vooraf: ‘Dit gaat voor mij heel zwaar worden, ik weet niet of ik het ga trekken’. Want ik was er elke dag mee bezig, met die oorlog. Ik had er vijf keer per week nachtmerries over. Ik heb altijd een sterke connectie met mijn Joodse achtergrond gevoeld. Maar toen we daar waren, vond ik het niet zwaar. Toen ik, letterlijk dus, weer thuiskwam na Auschwitz, dacht ik vlak voor het slapen gaan: ‘Nee’. Toen heb ik eerst alle foto’s van m’n opa weggehaald. Ik had een schilderij van hem gemaakt. Dat heb ik aan de kant gezet. ‘Dat gaat naar papa toe!’ Ik had mijn hele leven lang alles gedaan om opa levend te houden, zodat ik ‘m weer terug kon brengen bij mijn vader. En dat is nu gebeurd. Dat voelde ik. Nu kan ik het loslaten. Vanaf dat moment heb ik die nachtmerries niet meer. En ben ik er ook niet meer zo mee bezig. Ik liep daar door Auschwitz en voelde: ‘Dit is niet van mij, dit hoort helemaal niet bij mij, ik sta hier eigenlijk heel ver van af’.” Ben jij een eenzaam iemand? Of juist niet? Je hebt geen moeite om over jezelf te vertellen.

“Allebei. Ik deel veel, maar ben ook heel erg gehecht aan mijn eigen leventje, maar dat is ook zelfbescherming. Ik vind die eenzaamheid eigenlijk wel moeilijk. Maar ja, ik ben overgevoelig. Ik word gewoon moe van veel prikkels. Geven en delen kost veel energie. Ik heb daarna veel tijd nodig om weer bij mezelf te komen. Ik ben iemand die zich totaal verliest, in mensen en dingen. Dan raak ik mezelf kwijt, dan gaat het verkeerd.” Je bent de confrontatie aangegaan met het Joodse leed en op tv naar buiten getreden

met je verhaal over het misbruik en je leven op straat. Heb je daarmee voor je gevoel nu iets afgesloten?

“Ik geloof niet zo heel erg in dat soort dingen plannen. Het is gewoon ontstaan; ik was bij Jeroen Pauw om te vertellen over de concerten die ik doe voor daklozen. En toen kwam dat gewoon naar boven. Ik kon het eigenlijk niet meer verzwijgen. Want: ‘Waarom was je dan dakloos?’ In een keer was ik het ook zat. Ik dacht: bam. Ik kwam die uitzending uit en zei tegen Jeroen: ‘Oh jee, wat heb ik gedaan?’ Ik durfde niet op mijn telefoon te kijken. Ik dacht: ‘Nu valt iedereen over me heen’.” Waarom?

“Je schaamt je toch. Maar ik kreeg zoveel berichten van mensen die hetzelfde hebben meegemaakt. Die er steun uit haalden dat ik het had verteld. De dag erna was het alsof er een sluier van me was afgegleden. Ik had namelijk niks meer te verbergen. Daardoor kon ik het loslaten. Ik kon voor het eerst eerlijk zijn. Daar ben ik heel blij om. Nu wordt het in elk interview aangehaald, want door dat verhaal hebben heel veel mensen me leren kennen. Het heeft wel een beetje een stempel gedrukt. Maar dat is vooraf nooit de bedoeling geweest.”

.

Rapinoe Een mens is een vat vol tegenstrijdigheden. Ik begrijp ook vaak maar weinig van mezelf. Neem nu de finale van het WK vrouwenvoetbal. Ik ben geen liefhebber van voetbalwedstrijden, maar als Nederland in de finale staat, dan kijk ik. Zeker als het vrouwenvoetbal betreft. En daar begint de verwarring al. Want stiekem moet ik altijd een beetje lachen als iemand – zelf totaal niet sportief – trots zegt dat ‘wij Nederlanders’ geweldig hebben gespeeld. Hoezo ‘wij’? Je bedoelt zeker ‘zij’? Of had jij er zelf ook aan bijgedragen? Ondertussen zat ik vol spanning op de bank toen ‘onze vrouwen’ speelden en juichte ik bij hun doelpunten nog harder dan bij de mannen. Ik was teleurgesteld én trots na de finale die ‘we’ verloren van Amerika. Verwarrend en een tikje beschamend, deze gevoelens. Want ik heb een hartgrondige afkeer van de meeste vormen van nationalisme. Mijn overtuiging is dat de plek waar je wordt geboren geen verdienste is, maar een soort lotsbeschikking. Je kunt dus het geluk hebben dat je in Nederland of de Verenigde Staten wordt geboren, waar talent een kans krijgt. Of pech, als je met datzelfde talent in een sloppenwijk van Addis Abeba terechtkomt en je nooit een leren voetbal vast zult houden. Of het moet zijn om hem in elkaar te zetten voor meer gefortuneerde kinderen dan jij. Natuurlijk is juichen voor je ‘eigen land’ bij een voetbalfinale totaal onschuldig. Maar hoe onschuldig is het dat ik het erger vind dat een Oranjeleeuwin onderuit wordt geschoffeld dan een Amerikaanse speelster? En ondanks mijn zorgvuldig beargumenteerde en onderbouwde universalistische kijk op de wereld raakt het me als de camera inzoomt op de jonge serieuze gezichten van de in oranje spelende dames wanneer het Nederlandse volkslied wordt gespeeld. En ik ben ook geraakt als ik zie hoe Megan Rapinoe daar staat als haar nationale volkslied klinkt. Geen hand op haar hart, haar lippen stijf op elkaar. Kan dat wel vlak voor de finale van het WK als lid van het Amerikaanse team, als Amerika het land is waar je geboren en getogen bent en alle kansen hebt gekregen? Maar wat een geweldig statement richting de man die voor mij met stip op nummer één staat op de ranglijst van gevaarlijke nationalisten. De man die zich vaak respectloos uitlaat over vrouwen. Inderdaad, een mens is een vat vol tegenstrijdigheden.

Wilma Hartogsveld is theoloog, predikant en schrijver.

augustus 2019

9


✽ nieuwrechts

Waarom populisten flirten met joods-christelijke religie

WITTE KRUISRIDDERS, STERKE MANNEN Rechtse populisten hebben de opvallende neiging om hun hengel uit te slaan boven de christelijke vijver. Ze beloven op te zullen komen voor de joods-christelijke wortels van onze beschaving. “De vraag die christenen hardop moeten blijven stellen is: zijn die waarden van ons wel compatibel met de politiek van de boze man?” Tekst: Alain Verheij Beeld: ANP Foto

wee jaar geleden rondde het Meertens Instituut een uitgebreid onderzoek af naar twitterberichten van de PVV over religie. Hieruit bleek dat deze partij meer over religie tweet dan grote partijen als VVD, PvdA en CDA. Volgens de analyse van onderzoeker Ernst van den Hemel vinden we echter weinig inhoudelijke besprekingen van het christendom in deze tweets. Het gaat “letterlijk nooit over geloof in God, de liefde van Jezus of andere spirituele of theologische zaken”, zei hij tegen dagblad Trouw. Waar de christendom-tweets dan wel over gaan? Meer dan de helft gaat over de bedreiging die de islam vormt voor vervolgde christenen. Veel andere tweets geven kritiek op de ‘linkse’ opstelling van prominente christenen als de paus, leiders van de Protestantse Kerk in Nederland of politici van ChristenUnie.

T

Eigen volk eerst Het christendom is voor Geert Wilders en de zijnen vooral iets om retorisch tegenover de islam te zetten. Wanneer de islam het eenmaal voor het zeggen heeft, zegt de PVV, zullen christenen daar als een van de eerste groepen zwaar onder lijden. Wilders noemde de lijsttrekker van ChristenUnie, Gert-Jan Segers, om die reden herhaaldelijk een nepchristen. Als de ChristenUnie

10

augustus 2019

zichzelf écht als christelijk beschouwde, zou deze partij immers wel wat feller tegen de islam gekant zijn. Dit komt overeen met wat Wilders tegen SGP-voorman Kees van der Staaij zei toen die hem vroeg wat volgens de PVV dan wel christelijke waarden zouden zijn. ‘Opkomen voor je eigen volk’, was de strekking van het antwoord. De Tweede Kamer reageerde lacherig, maar Wilders is in dezen geen excentrieke uitzondering. In een vergelijkbare situatie gaf de president van Amerika namelijk net zo’n antwoord. Donald Trump laat zich graag voorstaan op zijn goed christelijke identiteit en omringt zich ook in het Witte Huis met veel christelijke raadgevers. Men vroeg hem op de radio wat zijn favoriete bijbeltekst was, en hij noemde ‘Oog om oog [en tand om tand]’. Zijn uitleg daarbij? “Er komen mensen in ons land die misbruik van ons maken. Om onszelf te beschermen zullen we ons sterk en streng moeten opstellen.” Dit verklaart iets van de populistisch-rechtse hofmakerij richting het christendom: de kerk kan worden gebruikt als stok om een ander mee te slaan. Die ander is vaak de islam, waar je een christelijke identiteit als contrasterende eenheid tegenover kunt plaatsen. Zo krijg je een heel overzichtelijk wereldbeeld van een christelijk Westen versus een islamitisch Midden-Oosten. Die

Thierry Baudet en Theo Hiddema van Forum voor Democratie spreken tijdens een demonstratie tegen antisemitisme.

zwart-witte tweedeling met een vastomlijnd, generaliserend vijandbeeld is niet onschuldig. In extremis leidt het tot retoriek uit tijden van de kruistochten, over witte ridders en moslimstrijders die elkaar tot het bittere einde bevochten. Zulke taal vinden we zowel in de manifesten van IS als in die van de extreemrechtse terroristen Anders Breivik en Brenton Tarrant. Die laatsten identificeren zich als nieuwe Tempeliers, ridders die met een kruis op de borst strijden voor de glorie van onze cultuur.

Herontdekte identiteit De belangrijkste motivatie voor nieuwrechts om het christendom te prijzen is dus


essay ✽

doelgroep van de boodschap wordt breder en sterker.

Sterke mannelijkheid

negatief. Maar zijn er ook nog positieve punten die populisten naar dat geloof toetrekken? Ja, zegt het eerdergenoemde onderzoek van het Meertens Instituut. “De waarde van het christendom voor de PVV lijkt vooral te zijn dat het de hedendaagse seculiere Nederlandse maatschappij heeft voortgebracht”. Daartoe rekent men de scheiding tussen kerk en staat, vrijheid van religie en zelfs atheïsme. Dat laatste zou Thierry Baudet beamen, die drie jaar geleden al eens twitterde: “Christenen heb je in verschillende soorten; katholieken, protestanten, agnosten, atheïsten”. Het atheïsme als christelijke subcultuur – dat lijkt een vrijblijvend gedachtenspelletje

waar een sigaar en een glas whisky bij horen. Het is echter meer dan dat; het is een strategische zet. Door het atheïsme bij het christendom te trekken kun je het humanisme, de Verlichting, de industrialisatie, de complete secularisatie, alles tussen Mozart en Madonna, Michelangelo en Maradona christelijk noemen. Niet alleen de kerkgebouwen, maar ook algemeen kiesrecht, emancipatie en het kapitalisme mogen allemaal onder dezelfde culturele noemer geschaard worden. Zo houden de populisten hun seculiere fans binnenboord, en geven ze hun in één moeite door ook een nieuwe, of herontdekte, seculier-christelijke groepsidentiteit. De

Bij Thierry Baudet, ’s lands jongste golden boy op het gebied van nieuwrechtse bewegingen, krijg je soms echter het gevoel dat hij serieus is gaan geloven in die christelijke avances van hem. Nadat hij zichzelf begon toe te staan door het leven te gaan als zelfbenoemd christelijk agnost, ontdekte hij dat deze route nog veel meer kansen bood. Het christendom is niet alleen een stok om moslims mee te slaan, zoals Wilders het meestal gebruikt. Het is ook niet de vermeende bron van alle westerse vrijdenkerij die je maar wenst. Nee, als je te rade gaat bij de kerk, kun je ontdekken dat zij ook goed bruikbaar is als legitimatie van bijzonder conservatieve standpunten. Zo is er het man-vrouwthema. Al jarenlang ligt Baudet met enige regelmaat onder vuur vanwege de manier waarop hij over vrouwen spreekt en schrijft. Met zijn voorkeur voor onfrisse versiercoaches als Julien Blanc, zijn nadruk op sterke mannelijkheid in plaats van vrouwelijke zwakten als consensus, en beruchte citaten zoals: “De realiteit is dat vrouwen niet alleen maar met omzichtig ‘respect’ behandeld willen worden door hun sekspartner (sic); dat ze helemaal niet willen dat je hun ‘nee’, hun weerstand respecteert: de realiteit is dat vrouwen overrompeld, overheerst, ja: overmand willen worden”. Hier betoont de leider van Forum voor Democratie zich als een provocerende reactionair. In zijn uitgesproken afkeer van het feminisme heeft Baudet internationaal gezien meer medestanders dan je aanvankelijk zou denken. Donald Trump, bijvoorbeeld. In een omstreden audiofragment schept hij op over vrouwen in hun kruis grijpen. Hij vindt #MeToo een kwaadaardige beweging en werd zelf herhaaldelijk beschuldigd van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Donald Trumps verkiezing riep niet voor niets als directe reactie een massale Women’s March op. Het is heel frappant dat juist deze Trump op een overweldigende steun van Amerikaanse christenen kan rekenen. Ondanks z’n platte misogynie –

augustus 2019

11


✽ nieuwrechts of misschien dánkzij zijn houding jegens vrouwen. In veel kerken is men immers niet vies van een traditionele visie op het thema ‘gender’. De conservatieve mannen om Trump heen zijn bijvoorbeeld bijzonder kritisch op de makkelijke beschikbaarheid van geboortebeperking en abortus. Vooral dat laatste, abortus, wordt de komende tijd een van de slagvelden van de woedende cultuuroorlog. Onder populisten wordt steeds meer gehamerd op het traditionele gezin. Vrouwen in het land moeten niet zo weinig kinderen krijgen. Ze moeten minder voor carrière en vrijblijvende seksualiteit gaan, en meer voor stabiele gezinsrelaties. Zaag daarnaast eens een uiterst rechtse politicus door over homoseksualiteit en transgenderpersonen. Gerede kans dat je gedachten aantreft die niet ver afstaan van de Nashville-verklaring of een tekst van bisschop Eijk.

Acceptabel alternatief Terugverlangen naar aloude tijden van grote gezinnen, gewillige en gedienstige vrouwen en heldhaftige mannen, dus, met steun van conservatieve christenen. Het gebeurde al langer in Rusland en Amerika, en het was een kwestie van tijd voordat het zou overwaaien naar Nederland. Wilders verzuimde de volledige potentie van het christendom politiek te verzilveren door zijn halfslachtige houding jegens het geloof. Baudet lijkt all-in te gaan: het christendom is niet alleen zijn embleem in de strijd tegen de moslims, het is volwaardig ideologisch onderdeel van een conservatief totaalpakket. In een spraakmakend essay over schrijver Michel Houellebecq in American Affairs klaagt Baudet deze zomer over het ongeluk dat we in het Westen ervaren door toedoen van individualisme, een losse omgang met seksualiteit, feminisme, geboortebeperking, maakbaarheidsdenken, secularisering. Zowel de seksuele als de spirituele bevrijding heeft ons niet écht vrijgemaakt. De enige oplossing, zegt Baudet, is “een wereld waarin het gezin opnieuw centraal staat, waarin naties hersteld worden, misschien zelfs een vorm van christendom opnieuw wordt ingevoerd”. Het is alsof je een conservatieve dominee (of priester) hoort spreken. Baudets diepgravender vorm van popu-

12

augustus 2019

Voor Wilders is het kruis een bruikbare mascotte tegen de halvemaan, voor Baudet ook een oplossing voor alle andere heimwee listisch-rechts flirten met het christendom is behoudende kerkgangers niet ontgaan. Gelovigen die aan de rechts-conservatieve kant van CDA of SGP hingen, zien in hem een acceptabel alternatief. Onder hen Henk-Jan Prosman, die zich bij Forum voor Democratie aansloot na eerst bij Pauw te hebben gezeten als PVV-sympathisant. Deze predikant vecht in onlinepublicaties tegen islamisering, immigratie, secularisatie, christenvervolging en windmolens. Of denk aan Civitas Christiana, een roomskatholieke activistengroep. Deze zomer sprak voorzitter Hugo Bos zich in NRC Handelsblad uit tegen genderideologie, abortus, de islam, homoseksualiteit... en vóór Zwarte Piet en Thierry Baudet. Ook de huurbaas van Forum voor Democratie, dat voor een vriendenprijsje aan een Amsterdamse gracht zetelt, is christen. Deze Cor Verkade is domineeszoon, spreker, ondernemer, en gelieerd (geweest) aan SGP en CDA.

Algehele teloorgang Het lijkt erop, kortom, dat we in Baudet een rechtse populist hebben die net als zijn Amerikaanse en Russische voorbeelden enigszins succesvol dingt naar de gunsten van christenen in zijn land. In Zuid-Holland wilde SGP dit voorjaar dolgraag gaan besturen met Forum. ChristenUnie stak daar last minute een stokje voor, maar het is duidelijk: de staatkundig-gereformeerden zijn om. Wat heeft Baudet beter gedaan dan zijn voorganger Geert Wilders? Het geheim zit hem in de wending van kale islamofobie naar een algehele theorie van teloorgang. Wilders begreep dat het kruis een bruikbare mascotte tegen de halvemaan was, maar hij (h)erkende niet dat religie ook een oplossing kon zijn voor alle andere heimwee. Heimwee waarvan Baudet inziet dat het al

die stemmers samenbindt. Nostalgie naar een tijd waarin ieder volk gelukkig in z’n eigen land bleef wonen. Geen verwarrende culturele diversiteit. Met twee genders: de sterke man, en de moeder de vrouw. Geen rommelige datingapps of genderneutrale toiletten. Met tradities die nooit veranderden: gitzwarte pieten, de gulden en elke dag vlees. Geen klimaatdrammers, racismeroepers of Brusselse moloch die ons bestuurt. De tijd waarnaar men terugverlangt heeft nooit bestaan en de afkeer mag onterecht zijn: de nostalgie is wel degelijk echt. Thierry Baudet kiest in toenemende mate voor de kerktoren als overkoepelend symbool van die heimwee. Zeker nu hij merkt dat zijn andere symbool – de klassieke cultuur waarmee hij graag koketteert – minder aanslaat bij zijn kiezers. Die zien liever het witte paard van de kruisridder dan de uil van Minerva. Ook al blijven de ideologische schetsen van de rechtse populisten nog steeds ver weg bij de ezel van Christus. Want of je nou Trump of Wilders, Poetin of Baudet hoort spreken: het geloof wordt nooit inhoudelijk besproken. Wat deze mannen eraan interesseert, is de demografische en sociologische lading van het christendom.

Een veldhospitaal Populisten en het christendom – het is geen tijdelijke bevlieging. De kerk zal er iets mee moeten. Ze zal zich moeten bezinnen op de gevoeligheid van christenen voor nieuwrechts. Ze zal zich moeten afvragen waar haar reactionaire imago vandaan komt, en of het terecht is. Boven alles zullen christenen hun eigen spel moeten spelen. Weigeren om willoze nostalgische memorabilia te zijn. Paus Franciscus schreef: de kerk mag niet op een museum lijken, pralend met dode artefacten uit een roemrijk heilig verleden. De kerk is volgens hem meer een veldhospitaal. Flexibel, beweeglijk, altijd positief op zoek naar haar eigen rol in het helen van een wereld die gebroken is. De vraag die christenen hardop moeten blijven stellen is: zijn die waarden van ons wel compatibel met de politiek van de boze man?

.

Alain Verheij (1989) is schrijver, spreker en blogger. Ook als zelfbenoemd ‘Theoloog des Twitterlands’ mengt hij zich in maatschappelijke en religieuze debatten (www.alainverheij.nl; @alainverheij).


Beeld: Christiaan Krouwels

column Roel Abraham ✽

Paar zieke kindjes op de gereformeerde Beëlzebubschool eet u nog? De abortusdiscussie? Lijkt alweer lang geleden hè, dat gillende baas-in-eigen-buikeressen en abortus-ismoordenaars tegenover elkaar stonden. Nou ja, lang geleden... Het is helemaal niet lang geleden, want deze discussie gaat nog steeds door. Regelmatig komt ze voorbij, met elke keer hetzelfde gehuil, dezelfde argumenten, meestal gebaseerd op (haha) onderbuikgevoelens. Ook ik heb er een mening over, een hele leuke die altijd iedereen boos maakt. Daar geniet ik dan van, hoe die mensen verblind door hun eigen gelijk op me in gaan hakken op internet. Popcorn erbij, pilsje. Wie doet me wat?

W

Ik verbaas me ook. Waarom geen oog voor de ander? We kennen allemaal het verhaal van Koning Boudewijn der Belgen en zijn vrouw, heel verrassend de Koningin der Belgen, Fabiola genaamd. U kent haar en haar treurige historie toch nog wel? De Koning der Belgen en zijn vrouw konden geen kinderen krijgen. Dat is in een conservatieve katholieke samenleving natuurlijk heel deprimerend. Misschien woog het nog wel zwaarder omdat er een troonopvolger moest komen. Gelukkig was in de jaren zestig de bemoeienis van de Kerk wel voorbij, dus niet elke week m’neer Pastoor over de vloer die gretig vraagt of de Majesteiten malkander nog wel vaak genoeg trakteren op royale seksualiteit. Alle gedateerde gekheid op een stokje: die lieve mensen wilden dolgraag kinderen, het lukte niet, er waren miskramen. Een verdrietige situatie. En toen moest Boudewijn ook nog een wet ondertekenen die abortus legaliseerde. Ik kan me indenken dat ze beiden bitt’re tranen weenden, en dat zeg ik zonder ironie. Alle begrip voor de kortstondige troonsafstand zodat het

Belgische parlement eigenhandig de wet kon aannemen. Boudewijn maakte een persoonlijke en een principiële keuze. Het blijft een gevoelige en delicate quaestie. Ik zie tegenwoordig een vergelijkbare situatie bij de discussie over vaccinatie. Ook hier principes, persoonlijk leed en felle debatten. We weten allemaal dat de vaccinatiegraad in ons onbeduidende landje daalt en dat dat niet alleen komt door de bevindelijk gereformeerden, die het vervelend vinden om te tornen aan de wil van de Almachtige. Was Hij net van plan om die akelige winkeldief van een Kees, Mohammed of Angela te kastijden met mazelen, lukt het niet omdat de betreffende zondaar is ingespoten met een goddeloze stof die de Wrake Gods voorkómt! Sta je dan een beetje niet meer Almachtig te zijn! Kwetsend hoor! Niet alleen de Ridders van de Zwartekousenband dus, maar ook antroposofen en ander volk dat nadenkt zijn/is verantwoordelijk hiervoor. En ook hier, net als bij de abortusdiscussie, zie je twee kampen die lijnrecht tegenover elkaar staan, snoevend, snuivend, stotterend van woede om – alweer – het Eigen Gelijk.

Beëlzebubschool. De meeste van deze kindjes bleven gewoon met hun boek vol zilverwerk naar hun schooltje strompelen, het was zo weer voorbij. O ja, u wilde nog mijn standpunt over abortus weten geloof ik hè? Nou daar gaan we, maakt u zich maar vast kwaad. Mijn mening, maar wie ben ik hè, is de volgende: ik ben blij dat abortus mogelijk is in Nederland. Daarnaast is het uiteraard wel gewoon moord. Nou, nog een fijne dag met veel invoelend vermogen en tot de volgende maand.

.

Roel Abraham is naast schrijver ook vader van zes kinderen en dat met slechts één echtgenote, actief in het joodse leven, rijdt Trabant en vindt wel eens wat van dingen.

Strijd over vaccinatie doet denken aan abortusdiscussie

Hoe moeilijk is het om een beetje begrip voor elkaar op te brengen? Luister naar elkaars argumenten, zeg dat je elkaar hóórt en dat je gewoon anders in het leven staat. Nog meegekregen, een paar weken geleden? Er was sprake van een mazelenepidemie op Urk, een uitbraak, een allesvernietigende besmettingshaard en iedereen zou gepokt en gemazeld sterven. Heel Urk in quarantaine. Urk zou weer worden losgekoppeld van de Noordoostpolder, zou worden platgebrand en men zou het eiland laten afzinken, om de rest van ons Koninkrijk te vrijwaren van deze Gesel des Satans. Mozes kriebel: er was níéts aan de hand. Paar zieke kindjes op de gereformeerde

augustus 2019

13


✽ gemeenschap

Tweehonderd mensen eten dagelijks in Poverello.

Daklozenopvang Poverello in Brussel

‘EEN TAAL DIE SPREEKT ZONDER WOORDEN’ “Het zijn de mensen die in nood zijn, die ons kunnen bevrijden uit onze eigen cocon. Zij zorgen ervoor dat wij, elke keer weer opnieuw, de deur open moeten zetten. We zijn hier niet voor onszelf, om te koken, af te wassen of op te scheppen, we zijn hier om mensen te verwelkomen.” Het Brusselse Poverellohuis vangt daklozen op en wil zo het evangelie beleven. Tekst: Jasmijn Olk Beeld: Hollandse Hoogte (15)

m stipt 10.00 uur gaat het kleine deurtje aan de Zuinigheidsstraat 4 te Brussel open. De eerste gasten, voornamelijk oudere mannen, druppelen binnen. Vaste klanten keren terug naar ‘hun’ plek, waar ze dag in dag uit vertoe-

O 14

augustus 2019

ven. Wie aan de bar om een kop koffie vraagt, krijgt te horen dat dit tien minuten gaat duren, de koffie is nog niet warm genoeg. Geen probleem voor de meesten, ze hebben toch alle tijd of drinken net zo graag thee of anders cola. Het is rustig, zo vroeg op de dag. Men doet een dutje op z’n

stoel, leest de gratis dagkrant en aan een tafel achterin wordt gekaart. Iedereen die binnenkomt wordt hartelijk begroet. Poverello is geen gewoon restaurant. De meesten mensen die hier worden verwelkomd, leven op de straat, hebben weinig te besteden, kampen met psychische of


reportage ✽ alcoholproblemen. Maar, iedereen is hier welkom, benadrukt Johan Van Eetvelde, nationaal coördinator van Poverello. “Wij weten van de mensen die wij ontvangen niet van te voren wat de reden is voor hun bezoek.” Wie in Brussel over straat loopt in de wijk rondom Poverello, de Marollen, kan niet heen om de daklozen die daar op straat verblijven. In het bushokje, op de hoek van een druk kruispunt, bedelend of slapend – de problematiek van de armoede is zichtbaar. Volgens een telling van La Strada, het Brusselse Steunpunt Thuislozenzorg, eind vorig jaar, wonen er in de binnenstad meer dan 4.000 mensen op straat. Dagelijks komen er in het Poverellohuis in Brussel ongeveer tweehonderd mensen eten. Daarnaast verblijven in de nachtopvang zestig mannen in drie huizen, verspreid over de Marollen. Velen van hen wonen al een aantal jaar in Poverello. Er zijn in Brussel veel van dit soort plekken, huizen en restaurants waar mensen goedkoop of gratis kunnen eten. Wat Poverello zo bijzonder maakt, is de ambitie om niet

Totaal zijn er in België veertien Poverellohuizen met meer dan zeshonderd vrijwilligers alleen de armen te helpen, maar dit te doen vanuit de wens om het evangelie te beleven.

Radicale bekering Meer dan veertig jaar geleden is Poverello opgericht, met aan het roer Jan Vermeire (1919-1998). Een man met een inspirerend levensverhaal. Als een van de eerste Belgische seksuologen had hij een succesvolle dokterspraktijk in Brussel. Toen hij op zijn vijftigste ernstig ziek werd en vervolgens overspannen raakt, trok hij zich terug in zijn zomerhuisje in de Ardennen. “Jan was een onderzoeker, een heel intelligente

man”, vertelt Van Eetvelde. “Hij was niet alleen bezig met de vraag hoe hij zijn beroep goed kon uitvoeren, maar is altijd blijven zoeken naar de echte zin van het leven. Toen Jan naar de Ardennen ging besloot hij: nu ga ik genieten van het leven. Maar ook daar vond hij geen voldoening. Er bleef iets knagen.” In de Ardennen krijgt Jan een ervaring die zijn leven verandert. Hij ontmoet een lokale priester en wordt getroffen door de authenticiteit die deze man uitstraalt. Zelf schrijft hij over deze ontmoeting: “Dit heeft de me laatste zet gegeven om een ander mens te worden. Ik besloot om, voor het eerst na dertig jaar, naar de mis te gaan bij hem. Hij hield een homilie over het lijden. Ik dacht: ‘Wat weet jij daarvan?’ Hij liet eenvoudig een kruisbeeld zien. Plots begreep ik wat het leven van Jezus betekende en vooral zijn kruisdood. Hij was ook voor mij gestorven en wat had ik met mijn leven gedaan? Heel mijn waardenschaal – mijn vrijheid, een mooie auto, paarden... – viel uiteen. Ik heb geweend als een klein kind omdat ik besefte dat

De Brusselse wijk Marollen staat bekend om zijn armoede.

augustus 2019

15


✽ gemeenschap dan veel keizers en pausen. Niet door te protesteren, maar door Jezus authentiek na te volgen.

Voorzienigheid

Jan Vermeire: “Ik heb geweend als een klein kind.”

mijn leven tot dan toe niets betekend had.” Na zijn bekering trekt Jan zich terug, om te bidden en zich te verdiepen in spirituele literatuur. Hij wordt geraakt door de geschriften van Franciscus van Assisi en Charles de Foucauld, een Franse officier die na een radicale bekering naar de woestijn trekt. Jan besluit dat ook hij het evangelie concreet wil beleven. Hij verlaat de Ardennen en komt terecht in de Marollen, een wijk die ook toen al bekendstond om zijn grote armoede en nood. Dag in dag uit doolde hij door de wijk, ontmoette de bewoners. Hij zag de behoefte die er was aan een plek om samen te komen, in een context waar alcohol niet de hoofdrol speelde. Vanaf zijn kamertje in een kapucijnenklooster begon Jan mensen te ontvangen, koffie en soep uit te delen. Hieruit is Poverello ontstaan. “Jan Vermeire legde de fundamenten van Poverello, fundamenten die er voor hebben gezorgd dat Poverello is wat het is. Zijn belangrijkste overtuiging was: concreet het evangelie willen beleven. Daar zat voor hem engagement naar behoeftigen in, gemeenschap en het delen met anderen, maar ook gebed, het contact met Hem. Jan liet zich leiden door de tekst: bemint elkander zoals ik u heb bemind.” Poverello is Italiaans voor ‘kleine arme man’, de bijnaam van Franciscus van Assisi. Een kleine, arme man die meer invloed heeft gehad op de kerk en samenleving

16

augustus 2019

Op het eerste gezicht is het niet meteen duidelijk wie als vrijwilliger in de keuken werkt en wie door Poverello wordt verwelkomd. Verschillende van de mannen die voor een langere periode in een van de huizen verblijven, helpen enkele dagen per week mee in de keuken en bij de afwas. Iedereen heeft zijn eigen taak. Iemand is verantwoordelijk voor het zetten van de koffie, een ander zorgt ervoor dat alle spullen op de juiste plaats worden teruggezet. “Dit samenwerken is voor mij ontzettend belangrijk, het voelt zo anders dan als je alleen met vrijwilligers werkt”, vertelt zuster Bep van Steen. Een aantal jaren geleden kwam zij naar Brussel, waar zij nu drie dagen per week als vrijwilliger in Poverello werkt. “Het geeft ook mij enorm veel kracht om hen te zien. Dat zij, die in zulke arme omstandigheden leven, de kracht vinden om elke keer weer te helpen.” Vrijwilligers zijn cruciaal in het voortbestaan van Poverello. Er zijn veel mensen, elk op hun eigen manier, betrokken bij het restaurant en het nachtonthaal. In Brussel meer dan honderd. Poverello ontvangt geen subsidies, maar draait op giften: zowel financieel als in natura, bijvoorbeeld de overschotten van bakkers en bedrijven. Het contact tussen de vrijwilligers en onthaalden is heel familiaal, verloopt met een kus en een knuffel. “Het is een taal die zoveel zegt, zonder woorden”, legt Van Eetvelde uit. “Het lijkt misschien onbelangrijk, maar betekent voor mensen ook: ik hoor er bij. Je drukt zo verbondenheid uit.” Discretie is een belangrijk element in het onthaal van Poverello. Dit in tegenstelling tot de meeste andere diensten, waar mensen vaak veel vragen moeten beantwoorden voordat ze hulp kunnen krijgen. “Van velen weten

‘Jan zei altijd: Onze Lieve Heer ook loven en danken als het slecht gaat’

we niet meer dan wat ze graag eten of welke voetbalclub ze steunen. Dat lijken op het eerste gezicht onbelangrijke zaken, maar het zijn dankbare gegevens om tot een gewoon gesprek te komen.” Naast de leniging van materiële en praktische noden is er bij veel gasten een behoefte om tot rust te komen en anderen te ontmoeten. In aanvulling op de dagelijkse werkzaamheden in het restaurant en het nachtonthaal, worden verschillende activiteiten georganiseerd om verbondenheid en gemeenschapsleven dieper te beleven. Wekelijks neemt Van Eetvelde gasten uit het restaurant in Brussel mee naar een boerderij op het platteland van de Vlaamse Ardennen, om een paar dagen te ontspannen en samen te leven. Ook wordt er jaarlijks een gezamenlijke pelgrimage georganiseerd, bijvoorbeeld naar Lourdes of Nevers, waar meer dan honderd vrijwilligers en onthaalden aan deelnemen. Totaal zijn er door België verspreid veertien Poverellohuizen met meer dan zeshonderd betrokken vrijwilligers. “Als we met een groep samen op reis gaan, dan voel je: er is iets gegroeid. Als Poverello zijn we enerzijds een organisatie, anderzijds een familie. Als Jan Vermeire vanaf het begin had gezegd: ‘We gaan nu groeien, het professioneel aanpakken’, hadden we veel groter kunnen zijn”, zegt Van Eetvelde. “Ook de manier waarop ik mijn werkzaamheden wil vormgeven, is vanuit de voorzienigheid. Het is God die voor ons zorgt. Op momenten dat het goed gaat, maar ook op momenten van tegenslag. Jan zei altijd: ‘Onze Lieve Heer ook loven en danken als het slecht gaat’. Anders gaan wij denken: succes is een teken dat we gezegend worden. Onder veel vrijwilligers heerst dit toch ook wel. Het idee: ‘We doen het goed, want kijk eens hoeveel mensen bij ons komen eten’.”

Kwetsbaarheden “Wat mij raakt de houding van Jan Vermeire is hoe hij zich bewust was van zijn eigen kwetsbaarheden”, zegt zuster Bep. “Doordat hij zijn eigen kwetsbaarheid ontdekt, vindt hij toenadering tot anderen. Als we perfect zijn, als alles goed is, dan heb ik jou eigenlijk niet nodig. Op het moment dat je jezelf durft toe te staan om je zwaktes en kwetsbaarheid te erkennen, ontstaat er


reportage ✽

Toegangspoort van Poverello.

ruimte voor de ander om binnen te komen. Als je blijft zeggen: ‘Nee, nee, alles gaat prima’, dan gebeurt er nooit wat. Gaatjes, onvolkomenheden, zijn goed, want dat betekent dat er relatie kan ontstaan. Iedereen die helpt in Poverello wordt uitgenodigd om zichzelf te zijn, ook op de dagen waarop het juist niet goed gaat, je niet in je beste humeur bent. In het restaurant zullen ze het begrijpen.” Ook dat is wat voor Van Eetvelde voorzienigheid betekent. “Er zit het idee in dat je altijd opnieuw kunt beginnen. Als we het moeilijk hebben in Poverello, hebben we elkaar meer nodig, het brengt ons bij elkaar. Armoede brengt mensen dichter bij elkaar. Onze maatschappij is zo rijk, we hebben elkaar niet nodig. Dat maakt het ook zo moeilijk om kerk te worden: de rijkdom is te groot. Ook binnen Poverello is dat een beetje een probleem. Misschien zouden we gemakkelijker samen kunnen leven als we het materieel minder goed hebben. Soms zie je bij gasten in het restaurant de gedachten: hoe meer ik heb, hoe tevredener ik ben. Ze willen graag zo veel en zo luxe mogelijk eten. Terwijl dat niets met geluk te maken heeft.” Uiteindelijk gaat het volgens Van Eetvelde allemaal om relaties. “Een vorm van familie creëren, elkaar ontmoeten in respect en vriendschap. Ook daar zit voorzienigheid in. Dingen laten gebeuren, laten toekomen.”

Betalen Wederzijds respect wordt niet automatisch gegeven. “Soms moet je ook om respect vragen. Anders laat je met je sollen, dat is

helemaal niet goed. Vroeger, toen we net met Poverello begonnen, kregen mensen zo vaak als ze wilden een extra portie eten. Totdat men op een gegeven moment zijn voor de tweede keer volgeschepte bord is gaan doorgeven aan de buurman. Zodat die niet voor de maaltijd hoefde te betalen. Veel van de regels in Poverello zijn ontstaan door misbruik. Ik noem dat een spel. Men moet de regels aanpassen om het spel te kunnen spelen.” Voor het eten wordt een kleine bijdrage gevraagd: een warm middagmaal kost één euro, soep of een drankje kost twintig cent. Ook dit heeft met respect te maken. Want: alles wat gratis is, verliest zijn waarde. “De onthaalden in ons restaurant betalen voor hun maaltijd, zijn daarmee volwaardige klanten en hebben bijvoorbeeld ook het recht om ontevreden te zijn”, vindt zuster Bep. Hoe ga je dan om met iemand waarvan je weet dat hij of zij de euro eigenlijk niet kan opbrengen? “Een keer bracht ik een bord met eten naar een dame, die resoluut zei: ik kan deze maaltijd niet betalen, dus u geeft hem mij toch wel gratis?”, herinnert zuster Bep zich. “Nee mevrouw, zei ik, een maaltijd kost één euro. Langzaam schoof ik het bord, dat ik al voor haar neer had gezet, terug naar mij toe. En op dat moment stonden drie of vier mensen om haar heen op om voor haar te betalen. Toen besefte ik: had ik haar deze maaltijd meteen gratis aangeboden, dan ontneem ik de gelegenheid voor solidariteit. De gelegenheid van de armen om de nog armeren te helpen.”

Werken met allerarmsten is niet altijd makkelijk. “Soms als ik naar huis ga en de metro pak, zit ik in de wagon waar tegenover me op de bank Sabine ligt”, vertelt zuster Bep. Een paar maanden geleden, tijdens een van de gezamenlijke pelgrimages, deelde zij een kamer met Sabine. “En nu zit ik dan in die wagon en zie ik haar op dat bankje liggen. Dan voel ik mij zo machteloos. En het enige wat ik op dat moment kan doen, als we elkaar zien, is een moment van uitwisseling. Elkaar een zoen te sturen. Waar ze dit gebaar maakt, van... het is zo, ik lig hier op deze bank. Ik wil haar ontzettend graag van de straat helpen, maar dat kan alleen als zij het zelf ook kan en wil. Het enige wat ik kan doen is haar laten weten: als je hulp nodig hebt, dan kun je komen, en dan doe ik wat ik kan doen. Maar dat kan alleen als de vraag vanuit haarzelf komt.”

Gemeenschap “Het zijn de noodlijdenden, de mensen die in nood zijn, die ons kunnen bevrijden uit onze eigen cocon, onze eigen groep”, zo besluit Johan van Eetvelde het gesprek. “Zij zorgen ervoor dat wij, elke keer weer opnieuw, de deur open moeten zetten. De deur van onze gewoontes. Het mooie van Poverello is dat wij een gemeenschap zijn die ten dienste staat van een andere gemeenschap. We zijn hier niet voor onszelf, om te koken, af te wassen of op te scheppen, we zijn hier om mensen te verwelkomen. En dat besef, dat maakt dat wij in alle eenvoud nog meer ons hart kunnen leggen in het werk dat wij doen.”

.

augustus 2019

17


✽ Renée van Riessen over Emmanuel Levinas

‘VERANTWOORDELIJKHEID NEMEN MAAKT DE ZIN VAN HET LEVEN UIT’ Wat kunnen wij weten? Wat mogen wij hopen? Wat moeten we doen? Dat zijn de eeuwige vragen van de filosofie. Elze Riemer geeft het antwoord van twaalf ‘denkers van nu’ en legt daartoe haar oor te luisteren bij kenners. Aflevering 8: Renée van Riessen over de Frans-joodse denker Emmanuel Levinas. “Ethiek is voor Levinas de opdracht om gehoor te geven aan de onverwachte roep van de Ander.” Tekst: Elze Riemer Beeld: Myriam Keijzer

k ben pas vrij in het gelaat van de Ander”, is een bekende uitspraak van de Frans-joodse filosoof Emmanuel Levinas (1906-1995). Hij verlegde de blik van het ego, dat bijna altijd centraal staat in de westerse filosofie, naar de Ander. Daar waar de Ander inbreekt op mijn plannen, is vrijheid en hoop te vinden, stelt hij. Niet voor niets gaf Levinaskenner en hoogleraar filosofie Renée van Riessen (Lunteren, 1954) haar boek over Levinas de titel Van zichzelf bevrijd mee. Maar het gaat hier wel om een lastige vrijheid, waarbij verantwoordelijkheid een kernbegrip is, vertelt Van Riessen: “Zijn filosofie is in grote mate bepaald door de opkomst van het nazisme in de jaren dertig en de Holocaust. Daar zag hij met eigen ogen de consequenties van het wegkijken van het gelaat van de Ander. Juist hierin blijft Levinas actueel. We wenden nog steeds dagelijks onze blik af van de Ander. Ja, die interruptie van de Ander is een verstoring, want zij schuurt en komt vaak niet uit. Maar pas wanneer we op de Ander ingaan, komen we echt tot onze bestemming als mens.”

‘I

de Ander bevrijdt me eigenlijk zodat ik me met God kan verbinden én God bevrijdt me zodat ik me met de Ander kan verbinden. Dat is een soort permanente, spannende driehoeksrelatie.” Hoe bent u op het spoor geraakt van Levinas?

“Tijdens mijn studie kwam ik op zijn pad via een andere joodse filosoof: Martin Buber. Buber stelt dat de dialoog veel centraler staat in het denken dan we tot nu toe verondersteld hebben. ‘Ik heb geen leer, ik voer een gesprek’, was zijn filosofie in het kort. Levinas werd geïnspireerd door Buber, maar heeft ook kritiek op hem. Volgens Buber is de relatie tussen de twee deelnemers aan een dialoog gelijkwaardig. Zijn centrale stelling is dat we groeien door elkaar, in gesprek met elkaar: ik heb jou nodig om mezelf te ontwikkelen, om te worden wie ik ben, en jij hebt mij nodig. Levinas vindt de dialoog even belangrijk, maar hij interpreteert die net even anders, omdat hij de nadruk legt op het feit dat de ander me daarin onderbreekt, bekritiseert en beoordeelt. De dialoog is voor hem primair een ethische kwestie.”

Waarom schrijft Levinas ‘de Ander’ eigenlijk altijd met een hoofdletter?

Hoe is dit een ethische kwestie?

“In het contact met de Ander neemt transcendentie een belangrijke plek in: de Ander raakt een snaar bij je die anders nooit geraakt zou worden. Daarbij toont zich in het gelaat van de Ander iets van God, van Gods gebod en van Gods verborgen gelaat. Dus

“Ethiek is voor Levinas de opdracht om gehoor te geven aan de onverwachte roep van de Ander, meer specifiek noemt hij dat: het gelaat van de Ander. Dat gelaat van de Ander vraagt me iets, roept me tot de orde en haalt me uit mijn comfortzone.

18

augustus 2019

Die Ander breekt in op de plannen die ik voor mezelf heb gemaakt. Het verhaal van de barmhartige Samaritaan is een voorbeeld van hoe dat concreet kan worden. Drie mensen passeren in de gewonde en beroofde man, maar het is de Samaritaan die in deze situatie gehoor geeft: hij wordt volgens Jezus, die in het Evangelie dit verhaal vertelt, de naaste van de gewonde. Hier gebeurt iets heel belangrijks dat je met Levinas in het achterhoofd kunt uitleggen als ‘naaste worden’, in de zin van iemand anders nabij komen. En dat betekent ook dat je uit je eigen cirkel getrokken wordt. Precies dat is wat het ‘naaste worden’ van de barmhartige Samaritaan inhoudt: hij wordt uit zijn eigen cirkel getrokken.” Waarom is dit zo belangrijk?

“Het staat haaks op waar het in de filosofie, maar ook in de samenleving, primair om gaat: het zelf – of het ego – dat tot ontwikkeling moet komen. In de hedendaagse levensfilosofie en zelfhulpboeken gaat het over bijna niks anders. Levenskunst is dan worden zoals je bedoeld bent, door uitvoerig bij jezelf stil te staan. Het leven wordt dan wel voorgesteld als een soort kunstwerk waaraan je moeten werken. Via de filosofie van Levinas leerde ik de zwakke punten van deze levenskunstfilosofie te zien. Levinas wijst namelijk op het gevaar dat mensen constant lopen om in zichzelf opgesloten te raken. Hij ziet dat echt als een vorm van gevangenschap. Je kunt pas echt ontsnappen aan jezelf en vrij zijn,


RS DENKE

8

VAN NU

wanneer je de Ander laat inbreken op jouw plannen. Dan kom je tot je echte bestemming als mens, omdát je van jezelf wordt losgemaakt. Het zelf doet er niet meer zo toe; deze gedachte verlicht en relativeert ons bestaan.” En wat gebeurt er als je je niet laat raken door de Ander?

“Je kunt heel definitief het spoor bijster raken. Levinas verwijst in dat verband naar de Tweede Wereldoorlog. Wat er toen is gebeurd, ziet hij als een zeer ingrijpende desoriëntatie, die veroorzaakt werd door het vergeten van het gelaat van de Ander. Nog altijd vragen we ons af hoe midden in het zogenaamd beschaafde Europa een zo grootscheepse moord op één bevolkingsgroep heeft kunnen plaatsvinden. Hoe heeft het zo ver kunnen komen en hoe heeft één bepaalde groep het voor elkaar gekregen dat anderen bereid waren aan die moord mee te werken? Onderzoek zoals

dat van de Pools-joodse filosoof Zygmunt Bauman (1925-2017) heeft uitgewezen dat uitsluiting van de betreffende groep uit de kring van de menselijkheid hierin een belangrijke rol speelt. Kort gezegd: hoe kun je anderen overhalen om van een bepaalde groep te denken dat die maar beter uit de samenleving verwijderd kan worden? Om te beginnen door ze uit je wereld te verwijderen. Daarmee begon het, in kleine stappen: niet-joden mochten niet meer in joodse winkels komen, joodse kinderen moesten naar aparte scholen. Er kwam apartheid, gesteund door wetgeving die contact tussen joden en Ariërs bemoeilijkte en in feite verbood. Het is de praktijk van de uitsluiting, die je overigens ook zag in Zuid-Afrika in de periode van de apartheid. Het begint met het idee dat die ander anders is, glijdt af naar de opvatting dat hij of zij geen volwaardig mens is, om uiteindelijk te eindigen bij de overtuiging dat die ander niet

echt menselijk is – waardoor je vrij bent om hem of haar te doden.” Is een dergelijk afglijden niet ook waar te nemen in onze tijd?

“Ik denk dat Levinas zich zeker zorgen zou maken. Er is in Nederland en Europa momenteel een tendens om de multiculturele samenleving onder kritiek te stellen. Door velen wordt die zelfs als een mislukking gezien. We zouden wat meer op onszelf en onze eigen identiteit moeten letten. Dat wat anders is, verschijnt dan als een bedreiging. Thierry Baudet gebruikt in dit verband het woord ‘oikofobie’, wat ‘angst voor het huis’ betekent. We zouden bang zijn voor ons eigen huis en niet voldoende bereid zijn om dat te beschermen. De oplossing wordt gezocht in het versterken van het eigene. Maar daar zit een gevaarlijke kant aan, want als een bepaalde groep mensen beschouwd wordt als in principe ‘niet eigen’, wat zijn dan de consequenties?

augustus 2019

19


✽ denkers van nu

Paspoort Emmanuel Levinas (Litouwen, 1906 Parijs, 1995) was een Frans-joodse filosoof die met zijn gerichtheid op de Ander een geheel nieuw filosofisch perspectief bood.

. Werd in Kaunas (Litouwen) geboren als zoon van een joodse boekverkoper. . Studeerde filosofie in Straatsburg en Freiburg. . Werd aan het begin van de Tweede

.

.

.

Wereldoorlog gemobiliseerd en vervolgens als krijgsgevangene geïnterneerd in een kamp in bij Hannover. Zijn vrouw en dochter konden onderduiken met hulp van Maurice Blanchot, levenslange vriend van Levinas. Van zijn familie in Litouwen heeft niemand de oorlog overleefd. Werd na 1945 directeur van het opleidingsinstituut voor Franstalige joodse leerkrachten in het Middellandse Zeegebied en speelde een grote rol in de wederopbouw van het joodse intellectuele leven in Frankrijk. Werd in 1964 benoemd tot hoogleraar filosofie en doceerde aan de Universiteit van Parijs-Nanterre en de Sorbonne. Internationale erkenning bleek uit diverse eredoctoraten. Was aanvankelijk een bewonderaar van Heidegger, maar nam later meer afstand. Dit niet alleen vanwege Heideggers aansluiting bij de NSDAP in 1933, maar ook omdat hij tot de ontdekking kwam dat diens filosofie geen ruimte laat voor een ethische verhouding met de ander.

Krijgen ze dan bijvoorbeeld ook minder rechten?” Het is nogal wat: de Ander, die de hele dag zowel online of offline op je af komt, voortdurend laten inbreken op je bestaan. Hoe doe je dat zonder overbelast te raken?

“Het klopt dat achter de Ander, weer andere anderen verschijnen. Achter de Ander (de Tweede) is er een Derde, zegt Levinas en vervolgens een Vierde, een Vijfde. Het houdt nooit op! Er gebeurt in de wereld nu eenmaal van alles, en het punt is dat we daar iets mee moeten: het dient zich bij ons aan, als een opdracht, een appèl. Dat is een gegeven, en soms kan het je erg moedeloos maken. Met de filosofie van Levinas kan je het gevoel hebben dat je de hele wereld op je nek krijgt en vervolgens ook nog eens met schuld overladen wordt. Levinas’ idee is dat je daar niet voor moet weglopen: dit is onze menselijke conditie, die erom vraagt overdacht te worden. De wereld zit ons inderdaad altijd op de nek én we zijn er verantwoordelijk voor. De klimaatcrisis is momenteel een heel bijzondere uitdrukking van die allesomvattende verantwoordelijkheid, die niet alleen andere mensen blijkt te betreffen maar ook het voortbestaan van ons leven op de aarde als zodanig. Het benauwt ons en we zouden ervan verlost willen worden. Maar de loop der dingen laat zien dat dat niet gaat. Levinas inspireert me om in die opdracht ook iets positiefs te zien. De opdracht tot verantwoordelijkheid is de zin van het leven, het geeft er op een diepe manier betekenis aan. Kwaad en ellende maken deel uit van het leven en ze vragen om verwerking, ook in religieuze en filosofische zin. Levinas heeft daaraan gewerkt na de oorlog, toen hij zich samen met andere joodse inwoners van Frankrijk afvroeg of joods leven nog mogelijk was. Hoe moet je het geloof opnieuw opbouwen in zo’n situatie? Hoe het aan je kinderen over te dragen? Wat betekent het woord ‘God’ nog na Auschwitz? En waar was God dan?”

‘Je kunt pas echt ontsnappen aan jezelf en vrij zijn, wanneer je de Ander laat inbreken op jouw plannen’ genheid, welke opdracht houdt die voor ons in? ‘Hij heeft zijn gelaat bedekt’ schrijft Levinas ergens. Wat houd je dan over? Volgens Levinas is dat de Wet van God: de set van opdrachten die Hij de mensen gegeven heeft om hen alle aspecten van hun verantwoordelijkheid in te prenten. Dat is wat de joodse religie kan praktiseren in tijden van godsverduistering. En misschien ontstaat er zo ook weer een relatie met Hem die zijn gelaat verborgen heeft. De Wet bestuderen en overdenken en in die lijn verantwoordelijkheid nemen is dus het enige dat hoop geeft.” Het klinkt allemaal juist erg zwaar. Waar zit de hoop dan in?

“Misschien in de verantwoordelijkheid zelf die duidelijk maakt dat niet alleen wijzelf maar ook God ondanks alles toch nog iets van de mensheid verwacht. Verantwoordelijkheid nemen is een daad van hoop op zichzelf. Hoop moet je onderscheiden van troost: Levinas heeft een filosofie die de vertroosting – van de religie – voorbij is. We moeten volwassen worden, van religieuze illusies bevrijd en ontnuchterd. Het hoopgevende, het goede eigenlijk, sluimert in ons – in afwachting van de Ander die het met zijn interrupties in ons wakker maakt. Wanneer dat gebeurt, worden we op het pad van het oneindige gezet: een oneindige goedheid die erop wacht om gerealiseerd te worden. Dat is het messiaanse aspect in Levinas’ denken: de gedachte dat elk mens de mogelijkheid heeft om verlossend op te treden. De joodse traditie van messiasverwachting geeft Levinas aanleiding tot deze inspiratie. Ik zou zeggen dat het christelijke denken dat Wat was zijn antwoord op die vragen? ook doet, wanneer gesproken wordt over de “We zijn joods en we blijven joods, en we uitstorting van de Heilige Geest en de geest klagen God aan dat hij ons in die periode gigantisch in de steek heeft gelaten. God kan van Christus in elk van ons. Wat dat betreft zich verbergen en ook dat is een ervaring die deel ik het hoopgevende vermoeden van deel uitmaakt van religie, in ieder geval van Levinas: dat ieder van ons die Messias zou kunnen zijn.” het joodse geloof. Wat betekent zijn verbor-

.

20

augustus 2019


Spec ial

Special: De hemel

UIT DE TIJD GEVALLEN oveel is in een mensenleven zeker: eenmaal vallen we uit de tijd. Als we dood zijn, heeft de tijd geen vat meer op ons. We zijn dan in de eeuwigheid. Maar waar precies zijn we dan? In de hemel? Vanouds werd de hemel opgevat als een plek, de plaats waar God woont – en wij na onze dood met hem. Die voorstelling is op haar retour. Voor theoloog Frits de Lange is de hemel niet langer een plek, maar een symbool. Hij is beslist niet de enige die er zo over denkt. De meeste Nederlanders geloven intussen nog altijd dat er na hun

Z

dood ‘iets’ is. Willem van der Meiden, die in deze special de hedendaagse routekaart naar de hemel schetst, zegt daarover: “Op het ‘Station des Doods’ stappen tegenwoordig steeds meer reizigers over op de alternatieve metrolijn van Ergens naar Iets.” “Met eindigheid valt voor de meeste mensen moeilijk te leven”, stelt Van der Meiden. Dat blijkt ook in de popmuziek, zo laat Peter Sierksma zien. En hij citeert rapper Typhoon: “Als de hemel valt, zullen we het samen moeten dragen.” Het verlangen blijft. Daarvan spreekt Dante in zijn Goddelijke Komedie – Victor

Bulthuis schrijft erover. Daarvan getuigt ook Heino Falcke. De Nijmeegse ‘fotograaf van het zwarte gat’ is niet alleen een gepassioneerd sterrenkundige maar ook een gepassioneerd gelovige. Hij wil de grootsheid van het heelal combineren met de hoop van het geloof: “Het stopt niet bij wat wij niet meer kunnen zien en begrijpen. De mens heeft een toekomst die dit alles overstijgt, zo belangrijk en geliefd is de mens. De hemel is niet leeg. Hij is vol met Gods genade en toewijding aan ons.” Goed dat er een hemel is. (JvH)

.

augustus 2019

21


✽ hemel

De routekaart naar het Station des Doods en verder

GELOVIGEN ONDERWEG VAN HET HIERNAM

22

augustus 2019


special/achtergrond ✽

AALS NAAR HET HIERNUMAALS Nederland mag dan geseculariseerd heten, de meeste Nederlanders denken toch dat er na hun dood ‘iets is’. Dat ‘iets’ is niet per se de hemel. Maar wat dan wel? “Op het ‘Station des Doods’ stappen tegenwoordig steeds meer reizigers over op de alternatieve groene metrolijn van Ergens naar Iets.” Tekst: Willem van der Meiden

en vergeten Engels popgroepje, Jason Crest, probeerde in 1968 tevergeefs een hit te scoren met een vrolijk deuntje over Waterloo Road: een gewonemensenstraat in Engeland, misschien in Londen, maar waarschijnlijk in Stoke-on-Trent, waar twee bandleden vandaan kwamen. De slotregels van het refrein luiden: You’ll find what you’re looking for/ down Waterloo Road (‘Je vindt wat je zoekt op Waterloo Road’). Er kwam een Servische bewerking van het liedje waarin de brug van Mostar werd bezongen als plaats waar je alles kunt vinden wat je zoekt. En in ons land trok het liedje de aandacht van Herman Pieter de Boer, die er onder zijn nom de plume Johnny Austerlitz een Amsterdamse versie van maakte. Gezongen door het komische duo Johnny & Rijk werd het een klein hitje: O Waterlooplein / O Waterlooplein / ‘t Is mooi en lelijk tegelijk / Armoedig en toch ook weer rijk / ‘t is weemoed met ‘n scheutje gein / het Waterlooplein. Toen bereikte het nummer in 1969 Parijs. Tekstschrijver Pierre Delanoë onttrok het liedje aan de volkse sferen en gaf het Parijse allure. Zanger Joe Dassin maakte er een grote hit van: Au soleil, sous la pluie, à midi ou à minuit / Il y a tout ce que vous voulez aux Champs-Elysées. (‘In zon of regen, midden op de dag of te middernacht, alles wat u wilt, is te vinden op de Champs-Elysées’). Vijftig jaar geleden was de Champs-Elysées nog een straat om er als verliefden hand in hand te flaneren, ‘de mooiste laan ter wereld’. Inmiddels druipt de poenerigheid

E

ervan af op deze vaak voor feestelijke troependefilés gebruikte twee kilometer lange laan. Vandaar dat Dassins lied steevast op het repertoire staat van Gele Hesjes wanneer zij in Parijs actie voeren tegen de macht. Journalist Ludovic Hunter-Tilney schreef onlangs over de herkomst en actualiteit van dit lied een leuk stukje in The Financial Times. Hij besluit met: “De ironie van de Gele Hesjes die Aux Champs-Elysées zingen gaat diep. Zij doen zich voor als representanten van gewone volksbuurten als Waterloo Road in de originele tekst en niet van het luxueuze Parijs van Dassins lied. Daarbij zijn ze verwikkeld in een gevecht op leven en dood met een machtige, napoleontische leider. Als zij hun zin krijgen en zo president Macrons Waterloo worden, dan zou het me niet verbazen als ergens in het hiernamaals van mislukte en vergeten bandjes de geest van Jason Crest een giechel niet kan onderdrukken.”

Station des Doods Les Champs-Elysées: de straat is vernoemd naar de Elyseïsche Velden, volgens de oude Grieken de verblijfplaats van de gelukzaligen – over hiernamaals gesproken. In 2010 verscheen bij uitgeverij Nieuw Amsterdam de Geïllustreerde atlas van het hiernamaals van de hand van journalist Guido Derksen, historicus Martin van Mousch en cartograaf Jop Mijwaard. Het prachtig uitgegeven boek was geïnspireerd door het oerboek Atlas van de belevingswereld (1999). Het principe werkt aanstekelijk: geef thema’s die in mensenlevens een belangrijke rol

augustus 2019

23


✽ hemel spelen en die vaak in termen van ‘wereld’, ‘reis’ en ‘onderweg zijn’ worden beschreven de vorm van gefingeerde kaarten. Geef op die kaarten bergtoppen, havens, rivieren et cetera de namen van begrippen die in de genoemde thema’s een sleutelrol spelen en bundel die kaarten tot een atlas. De Atlas van het Hiernamaals behandelt chronologisch in achttien hoofdstukken de voorstellingen van het hiernamaals uit de geschiedenis van de mensheid en vertaalt die in schitterende kaarten. De laatste en ook saaiste kaart, ‘Het hedendaagse hiernamaals’, brengt ons – opnieuw – in Parijs. We zien een metrokaart, die overduidelijk op die van de Parijse metro is geënt, met het Île de la Cité herkenbaar in het midden. Vier metrolijnen, één zweeftreinlijn en een waterlijn met reeksen tussenstations brengen in beeld hoe verschillend – althans volgens de auteurs – moderne mensen over het hiernamaals denken. De groene lijn loopt van Iets naar Ergens. Onderweg kom je langs stations als Atheïsme, De Twijfel, Filantropie, De Grote Vraag en Waarheen. De paarse lijn is meer klassiek-theologisch. Van Vergiffenis naar Hemel kom je langs Vagevuur, Porte d’Enfer, Toewijding, Place à Dieu. Daar moet je kiezen tussen een protestantse en een katholieke weg naar eindstation Hemel. Op de katholieke route ligt station Nôtre Dame. Meer spiritueel is de route van de zweeftrein: van Geestenhof naar Licht passeer je de stations Tarot Hill, De Zoektocht, Zweethutten en Bijna Dood. Het is duidelijk hoe deze metrokaart is opgezet. Hét knooppunt van deze metrolijnen is het Gare du Mort (‘Station des Doods’). Ook de gele lijn, van Niets naar Hemelse leegte, komt daar langs. Op deze lijn zijn diverse stations genoemd naar filosofen en theologen die weinig van een hemel en een leven na de dood moeten weten: Sartre, Heidegger en Nietzsche in de buurt van Niets en Schleiermacher, Tillich en Barth in de buurt van eindstation Hemelse Leegte. Laatste observatie: op deze ‘Parijse’ kaart ontbreken de Champs-Elysées natuurlijk niet. Vlak voordat de rode lijn eindigt bij het kopstation In de Wolken kun je op de Elyseïsche Velden uitstappen.

Begrensde tijd Zoveel hoofden, zoveel zinnen als het gaat

24

augustus 2019

Onsterfelijkheid is allesbehalve een voorrecht om wat de moderne mens zich voorstelt bij het hiernamaals, bij leven na de dood, bij hemel en misschien ook hel, bij afscheid nemen en weerzien van geliefden. Vele associaties ook bij lonkende lustoorden en poelen van verderf, bij Nirvana en Apocalyps, bij eeuwige jachtvelden of reïncarnatie. Het is met leven na de dood als met geloven: wanneer je er mensen echt naar vraagt, zal niemand hetzelfde antwoord geven. Een onderzoek uit 2018 laat zien dat in een toch geseculariseerd land als het onze de meeste respondenten denken ‘dat er iets is’. Dat ‘denken’ is natuurlijk niet ‘zeker weten’ en wordt vooral door hoop gevoed. Want eindigheid, daar valt voor tal van mensen moeilijk mee te leven. Maar hoe fijn is eeuwig leven? Dat oneindigheid troosteloos kan zijn, is zelden zo huiveringwekkend beschreven als in het verhaal over de middeleeuwse graaf Fosca die een levenselixer heeft gedronken en eeuwig moet leven, in de roman Alle mensen zijn sterfelijk van Simone de Beauvoir. Ook in veel varianten van het boeddhisme is de steeds doorgaande reïncarnatie eerder straf dan vreugde. Maar je hoeft geen existentialist of boeddhist te zijn om vragen te stellen bij eeuwigheid en oneindigheid. Natuurkundige Stephen Hawking schreef vlak vóór zijn dood in 2018 nog een artikel waarin hij pleitte voor de theorie van de eindigheid van het heelal. Er zijn ook theologen die de eindigheid van het mensenleven als groot goed en zelfs als godsgeschenk beschrijven. Karl Barth schijnt gezegd te hebben dat de deuren van de hemel naar buiten openslaan. Het gaat in de bijbelse verkondiging bij Barth om de beweging van God van de hemel naar de aarde. Want de eeuwigheid, dat is God zelf, die deze eeuwigheid inzet voor de eindigheid van de mens. Voor Barth is het mensenleven befristete Zeit, door geboorte en dood begrensde tijd, en die begrensdheid moet als groot godsgeschenk ervaren worden. Zo is er in de theologie van de laatste

anderhalve eeuw ook een beweging gekomen van de hemel naar de aarde, van het verlangen naar een eeuwig leven na de dood naar het bijbelse visioen van een rijk van recht en vrede op aarde waar alle tranen zullen zijn afgewist (Openbaring 21,4), een beweging van hiernamaals naar hiernumaals. Die stroming van aards en vooral maatschappelijk betrokken christendom, gestut door vooruitgangsgeloof, lijkt voorlopig op haar retour te zijn. Bij het Gare du Mort stappen tegenwoordig steeds meer reizigers over op de alternatieve groene metrolijn van Ergens naar Iets.

Ongerept verleden Sciencefiction is een krachtig medium om het denken over eindigheid en oneindigheid, over aards paradijs en leven na de dood te verbeelden. In twee films zie ik interessante varianten van het denken over het hiernamaals en hiernumaals verbeeld. Waterworld uit 1995 is een geflopte Hollywoodkraker, winnaar van Razzies voor slechtste regisseur, slechtste hoofdrol en slechtste bijrol, en niet ten onrechte. Maar het gegeven van de film is fascinerend. Ergens in de toekomst is de hele aarde onder water verdwenen en proberen mensen op en in dat water te overleven op de meest vreemdsoortige vaartuigen. Sommigen van hen muteren onder druk van de gewijzigde leefomstandigheden en ontwikkelen kieuwen en vliezen tussen tenen en vingers. Voor een beetje droge grond en een plantenstekje zijn mensen bereid elkaar de hersens in te slaan. Ze dromen van het mythische Dryland: een plek op aarde die niet onder water staat. Iedereen heeft ervan gehoord, niemand heeft het ooit gezien. Het is interessant om te zien dat sommige varianten van het hiernamaalsgeloof onverbloemd nostalgisch zijn. Het visioen van Dryland is het terugverlangen naar de aarde van vóór de catastrofe. Zo figureert het bijbelse verhaal van het paradijs vaak als de verbeelding van het verlangen naar een ongerept verleden, een terugkeer naar de vermeende onschuld van een harmonieuze en overzichtelijke wereld. In de klassieke literatuur zien we al de parabel van de opeenvolgende wereldrijken, waarbij het volgende wereldrijk de volgende stap is op de weg van menselijke ontsporing. Ovidius behandelt in zijn Metamorfosen


special/achtergrond ✽ te overleven, terwijl de elite zich van de aarde heeft teruggetrokken in het grote en luxueuze ruimtestation Elysium en daar in weelde baadt. Soms gaan er ruimtependels heen en weer tussen aarde en Elysium en stoutmoedige aardbewoners proberen als verstekeling te ontsnappen aan de stervende planeet. Vrijwel niemand lukt het om de overtocht te maken, maar één dappere man weet Elysium te bereiken en slaagt erin door zichzelf op te offeren de mensheid een luchtbrug naar Elysium en naar overleven te verschaffen. Zo worden de Champs-Elysées opengesteld voor alle verkeer. Behalve de messiaanse symboliek van de film ligt ook de vergelijking met het lot van vluchtelingenstromen in de huidige wereld voor het opscheppen. Ik vind het wel een vondst dat het verhaal het bekende gegeven van het hiernumaals en van een ‘hemel op aarde’ opnieuw buiten die aarde projecteert, letterlijk in de hemel, zo u wilt.

Legendarische reis

De wegen naar het hiernamaals in kaart gebracht. Illustratie uit de Geïllustreerde atlas van het hiernamaals.

vier tijdperken. In het eerste, het Gouden Tijdperk, wonen mensen en goden in vrede, is het eeuwig lente met lauwe briesjes, stromen er rivieren van melk en nectar en druppelt de honing uit de eiken. Daarna gaat het van zilver, brons naar ijzer en van kwaad tot erger. Ovidius’ Gouden Eeuw is een utopie, de droom van een verloren paradijs, dat ook in de christelijke traditie een prominente plaats inneemt, al wordt met dat woord ‘paradijs’ in de Bijbel slechts één keer verwezen naar de Hof van Eden uit het scheppingsverhaal (Openbaring 2,4). Toch is in menige gelovige beschou-

wing het paradijs, behalve de herinnering aan een ongerepte oorsprong, vooral een aanlokkelijk vergezicht. En niet voor niets is het zingen van In paradisum te deducant angeli (‘Mogen de engelen je naar het paradijs geleiden’) uit de Latijnse requiemmis voor velen een ontroerend moment in het afscheid van een dierbare. Elysium is een sciencefictionfilm uit 2013 met een eveneens mager verhaal en niet al te sterk acteerwerk, maar ook met een interessant gegeven. De aarde is in 2154 door vervuiling en verarming uitgeput. De wereldbevolking probeert wanhopig

De Elyseïsche Velden worden door Homerus aan de rand der aarde gesitueerde. Daar ongeveer zocht ook Sint-Brandaan zijn paradijs. In het mooiste hoofdstuk van de Atlas van het hiernamaals wordt de legendarische reis van Brandaan uit de zesde eeuw verbeeld, de monnik die uit Ierland wegzeilt naar het westen en onder meer de onderwereld en het Land van de Belofte aan de Heiligen aandoet. Dat ergens waar de zon ondergaat, een land van belofte moet liggen, inspireerde ook Tolkien tot het slot van zijn In de ban van de ring, waar de helden van het verhaal de elven mogen vergezellen op hun laatste tocht van de Grijze Havens naar het Verre Westen. Die elven waren overigens al onsterfelijk en in de filmversie is hen aan te zien dat onsterfelijkheid allesbehalve een voorrecht is. Nee, dan Brandaan, die komt aan het eind van zijn legende gewoon weer thuis. Johnny Jordaan zong het immers al in 1956: En toen klonk op de Champs-Elysées: / Geef mij maar Amsterdam / dat is mooier dan Parijs / geef mij maar Amsterdam / mijn Mokums paradijs. ‘Thuisgekomen’, lees je vaak boven rouwadvertenties, een mij inspirerende gedachte.

.

augustus 2019

25


Heino Falcke tijdens de persconferentie waarop hij de foto van het zwarte gat toont.

Heino Falcke, fotograaf van het zwarte gat

‘DE HEMEL IS VOOR MIJ EEN ONGELOFELIJK AVONTUUR’ “Vertellen over de sterrenhemel en over de grootheid van God – dat zie ik wel als een soort overkoepelende roeping. Daar leef ik voor, om te getuigen van de schoonheid van wat is en wat ons nog te wachten staat.” Heino Falcke, ‘fotograaf van het zwarte gat’, is niet alleen een topsterrenkundige, maar ook een gelovige: “De hemel is niet leeg. Hij is vol met Gods genade en toewijding aan ons.” Tekst: Elze Riemer Beeld: Hollandse Hoogte (26), Dick Vos (30)

en zwart gat is eigenlijk het tegenovergestelde van de hemel. Het is net zo onbereikbaar en onbegrijpelijk, maar dan wel op een angstaanjagende manier: als je erin verdwijnt ben je voorgoed verdwenen.” Aan het woord is sterrenkundige Heino Falcke (1966), die in

‘E 26

augustus 2019

april wereldberoemd werd met de allereerste foto ooit van een zwart gat. Het was een grote doorbraak in de sterrenkunde, iets waar hij bijna 25 jaar lang naartoe heeft gewerkt. Door de foto is hij drukker dan ooit, maar toch wil hij wel ruimte maken om over de hemel te praten – als sterrenkundige én als christen.

Waarom is die foto van het zwarte gat zo baanbrekend?

“Een superzwaar zwart gat is een verzameling van dode sterren en materie die zijn samengesmolten tot een supergrote dode ster, waarin alle massa is gecomprimeerd tot een klein punt. Dat lijkt misschien saai en onbelangrijk, maar er gebeurt iets heel


special/interview ✽

geks in zo’n zwart gat. De zwaartekracht wordt daar zo groot dat die dode sterren nooit ophouden met kleiner worden. Sterker nog, alles wat in dat gat verdwijnt, verdwijnt voorgoed, zonder kans dat het ooit nog terugkomt. Natuurkundig is dat ook een gat in ons begrijpen: het is een stuk ruimte dat fundamenteel aan ons zicht wordt onttrokken. De meeste natuurkunde houdt bij de rand van het zwarte gat op. We kunnen wel wetenschappelijk berekenen wat daar gebeurt, maar we kunnen onmogelijk testen of die theorieën kloppen. Dus dat die rand van het zwarte gat, de grens die we de waarnemingshorizon noemen, nu op de foto staat – dat is echt wel iets. De nieuwe natuurkunde zal op die rand gaan ontstaan.”

nale fan. Hij sloot die af met de woorden: ‘Ik ben christen, we zien elkaar’. Zo is het precies.”

U bent naast sterrenkundige ook christen en lekenpredikant. Wat betekent de hemel voor u?

En toen het na 22 jaar gelukt was om een foto te maken van het zwarte gat, was dat ook een stukje hemel op aarde?

“De hemel is voor mij vooral een toekomst waarnaar ik uitkijk. Thuiskomen bij God staat daarin centraal. Het is iets wat ik hier op aarde nooit volledig zal vatten, maar waar ik wel steeds aan mag raken – zowel als sterrenkundige als gelovige. Als sterrenkundige mag ik met mijn gedachten, telescopen en de natuurkunde door de hele hemel wandelen en alles bekijken en onderzoeken. Zoals een gepassioneerde tuinier vol verwondering naar de tuin kijkt, zo kijk ik naar de hemel. Als gelovige is de hemel iets wat verdergaat, dan dat wat ik in het heelal aantref. De hemel die ik nu mag zien is maar een klein beetje van alles wat me nog te wachten staat. Dan bedoel ik de grootsheid van het heelal, maar ook dat wat ik in dit leven kan ervaren als hemels. Een van de centrale punten van het christelijk geloof voor mij is dat met de dood niet alles voorbij is. En dan denk ik niet dat wat daarna gebeurt enorm saai is, met engelen op wolken die de hele dag harp en lier spelen. Volgens mij is de hemel een ongelofelijk avontuur waar nog heel veel te ontdekken en te zien valt, vol mensen en mooie ontmoetingen. Dat is wel echt een grote verwachting die ik heb. De prachtigste preek die ik de laatste tijd over deze verwachting heb gehoord is van Jürgen Klopp, voetbalcoach van Liverpool, die een videoboodschap maakte voor een termi-

“Toen ik voor het eerst het zwarte gat zag, was ik wel even in de wolken. Maar dat duurde een uurtje; er was nog zoveel veel werk te doen! Dat is mijn eigen strengheid, maar ook de wetenschappelijke verantwoordelijkheid die ik voelde om hier een goed gevolg te geven. Hier op aarde heb je wat dat betreft nooit de perfecte hemel. Vroeg of laat komt de realiteit weer om de hoek kijken, en moet je weer doorgaan met het gewone leven. Volledige rust en vrede heb je hier nooit. Dat ik dat zwarte gat eindelijk kon zien, was een heel bijzonder moment. Maar die momenten heb ik ook als ik in de natuur ben, of in ontmoetingen met anderen. Dat hemelse, in de zin van een ultieme belevenis of een ultiem geluksgevoel, is niet iets wat ik najaag of waarvoor ik leef. Het zijn niet voor niets ‘hemelse’ momenten, voorproefjes van dat waar we straks een eeuwigheid van kunnen genieten. Het lijkt mij niet dat we op aarde zijn om zulke vluchtige momenten te verafgoden.”

Wat in dit leven komt voor u het dichtst bij de hemel?

“Wanneer ik samen met een groep mensen, met de meest uiteenlopende achtergronden, God prijs. Ik heb dat eens meegemaakt, toen we in een stadion samenkwamen met mensen van heel verschillende achtergronden. Dat je op zo’n vreedzame en liefdevolle manier samenkomt – dat is echt wel een stukje hemel op aarde. Maar dat gevoel kan ik ook hebben bij de natuur en de sterrenhemel. Alles waar ik in contact kom met schoonheid, vreugde en vrede, maar ook ontdekking en verwondering.”

Waar leeft u dan wel voor?

“Ik ben ervan overtuigd dat iedereen zijn of haar eigen roeping en opdracht heeft. Daarbij bestaan er, denk ik, geen kleine en grote dingen. 4,5 miljard mensen hebben de foto van het zwarte gat kunnen zien, dus ja, dat heeft een groot bereik. Maar is dat daarom belangrijker dan alle andere

dingen in mijn leven? Nee. De persoonlijke gesprekken die ik soms met mensen heb ervaar ik als net zo waardevol. Zo voel ik het echt. Uiteindelijk leef ik om hier mijn roeping te vervullen, en dat kan elke dag weer wat anders zijn. Vertellen over de sterrenhemel en over de grootheid van God – dat zie ik wel als een soort overkoepelende roeping. Iets wat ook verantwoordelijkheden met zich meebrengt: enerzijds om de middelen en mogelijkheden die ik heb goed te gebruiken, anderzijds om te getuigen van de schoonheid van zowel de aardse als hemelse hemel. Daar leef ik voor, om te getuigen van de schoonheid van wat is en wat ons nog te wachten staat. Daarin is zoveel hoop door te geven.” Is daar in de wetenschap ruimte voor, om die christelijke hoop zo centraal te zetten?

“De wetenschap kan net zo goed ingebed zijn in geloof als in ongeloof. Als je geen christen bent heb je wel een ander soort geloof of zingevingskader. Mijn ervaring is dat wetenschap en geloof prachtig samen kunnen gaan. Laat ik een voorbeeld noemen. Govert Schilling, een wetenschapsjournalist op het gebied van sterrenkunde, geeft de mooiste shows over het heelal. Hij weet de sterrenhemel waarschijnlijk beter uit te leggen dan ik. Maar we verschillen fundamenteel in hoe we naar al die grootsheid kijken. Hij zegt, heel rationeel: ‘Dit is wat het is en de mens stelt eigenlijk niet veel voor’. Ik wil die grootsheid juist combineren met de hoop van het geloof: het stopt niet bij wat wij niet meer kunnen zien en begrijpen. De mens heeft een toekomst die dit alles overstijgt, zo belangrijk en geliefd is de mens. De hemel is niet leeg. Hij is vol met Gods genade en toewijding aan ons.” U spreekt vrijmoedig over God, ook bijvoorbeeld tijdens de persconferentie over de foto van het zwarte gat. Zit daar een gedachte achter?

“In mijn enthousiasme kan ik God wel ter sprake brengen ja, dat is wie ik ben. Maar het is niet zo dat ik heel bewust, als een missionaris, mensen over God wil vertellen. Ik ga niet staan preken of zo, dat is niet mijn taak op dat moment. Als ik college geef haal ik daar niet mijn geloof bij, misschien een keer helemaal aan het

augustus 2019

27


✽ hemel

einde, dat ik een grapje maak over dat er naast de wetenschap nog meer is. Vroeger was het overigens heel gewoon om hierover te praten. Misschien is het een teken van hoe onevenwichtig we in het leven staan, dat dit zo gevoelig ligt om over te praten; je praat makkelijker over seks dan over geloof. We missen een gemeenschappelijke basis waardoor we erover kunnen praten. Ook de gemeenschappelijke taal is verdwenen; door de secularisatie zijn steeds minder mensen bekend met de bijbelse verhalen. Dat is dus gecompliceerd geworden om over het geloof te praten. Maar als we het dan over de hemel hebben, daar zie ik wel een gemeenschappelijke basis in, en een begin voor een gesprek. Secularisatie of niet, de hemel delen we nog steeds met elkaar. De verwondering die je voelt als je de sterrenhemel bekijkt, raakt toch aan iets wat ons overstijgt. Of je nou atheïst, agnost of christen bent.” Hebben wetenschappelijke inzichten ooit uw geloof in gevaar gebracht?

“Nee. Zoals de wetenschap meer betekenis kan krijgen door de bril van het geloof, zo ook zeker andersom: de wetenschap verrijkt mijn geloof. Niet alleen feitelijk, maar ook methodisch. Het is belangrijk om met een kritische blik naar jezelf te kijken, en de twijfel mee te nemen in je geloof. Zo verruim je je blikveld. Met mijn werk wil ik daar iets aan bijdragen. Dat we zicht hebben op de hemel betekent niet dat we klaar zijn. We zijn nooit klaar; zeker niet met het begrijpen van God en van wat Hij geschapen heeft. We moeten ons altijd laten uitdagen. Door God zelf, maar ook door het leven en alles wat daarin op ons af komt.” Heeft het zicht op de hemel invloed op uw leven hier op aarde?

“Het geeft mij rust: ik hóéf mijn leven niet te voltooien hier op aarde. Dat zal pas in de hemel gebeuren. Het relativeert alles wat ik doe. Ik neem mezelf niet al te serieus: ik weet dat als ik hier volledig faal, dat niet betekent dat mijn leven ineens geen zin meer heeft. Ik doe absoluut mijn best hoor, maar als het niet lukt, dan lukt het niet. Sinds die foto van het zwarte gat word ik een soort superster genoemd, maar dat

28

augustus 2019

Sinds die foto van het zwarte gat word ik een soort superster genoemd. Dat vind ik onzin’

Paspoort Heino Falcke (1966, Keulen) is hoogleraar radioastronomie en astrodeeltjesfysica aan de Radboud Universiteit in Nijmegen.

. Werd april dit jaar wereldberoemd als ‘fotograaf van het zwarte gat’. . Werd aanvankelijk belachelijk gemaakt vanwege zijn idee om een foto te maken van het zwarte gat, maar heeft uiteindelijk 348 wetenschappers van over de hele wereld gemotiveerd om samen te werken, waardoor de foto mogelijk werd. Doet ook onderzoek naar de zogeheten grenzen van het heelal. Ontving voor zijn werk meerdere wetenschappelijke onderscheidingen, waaronder de Spinozaprijs. Is naast sterrenkundige lekenpredikant in zijn woonplaats Frechen (Duitsland). Op jonge leeftijd twijfelde hij tussen de studies natuurkunde en theologie. Vliegt graag in lichtgewicht vliegtuigen. Heeft samen met zijn vrouw Dagmar drie, inmiddels volwassen, kinderen.

. . . . .

vind ik onzin. Zo voelt het ook totaal niet. Ik ben vooral dankbaar dat ik het mee mag maken. Het had ook mis kunnen gaan.” Dat is wel héél bescheiden. Het is namelijk niet misgegaan, u heeft het voor elkaar gekregen en niet uw buurman.

“Nee, maar de buurman bakt wel de broodjes waardoor ik kan functioneren. En de andere zorgt ervoor dat de auto rijdt, en weer een andere dat mijn telefoon het doet. Van al die dingen ben ik afhankelijk, dus zonder hen had ik dit niet kunnen bereiken. Het is een echte teamprestatie, niet alleen van wetenschappers, maar ook van al die mensen daaromheen. Als een schoonmaker heel degelijk en trouw zijn werk doet, dan vind ik dat net zo indrukwekkend als wanneer een wetenschapper dat doet. Ik weet nog goed dat ik als jonge wetenschapper elke dag dezelfde schoonmaker aan het werk zag. Hij was in die tijd echt een belangrijke inspiratiebron voor mij.” Tot slot: waar denkt u dat de hemel is? Ergens in het heelal?

“Geen idee. Wij zien maar een fractie van de volledige ruimte die er is, zelfs wanneer we naar dat ongelooflijk grote waarneembare heelal kijken. Dat heeft ermee te maken dat wij alleen die delen van het heelal kunnen zien waarvan het licht ons heeft kunnen bereiken. Het heelal in z’n totaliteit is misschien oneindig. We zullen zeker nooit de hele sterrenhemel zien, dat is fundamenteel beperkt. Voor mij is de hemel nog groter en verder, maar ook kleiner en dichterbij dan de sterrenhemel. Het is onmogelijk om iets concreets over de hemel te zeggen: alle voorstellingen die ik ervan maak kloppen toch niet. Zeker natuurkundige ideeën hierover zouden hopeloos tekort schieten, het is allemaal speculatie. Het zou kunnen dat de hemel iets te maken heeft met de verschillende dimensies, iets waar sterrenkundigen wel bekend mee zijn. Hoewel, bekend, ze hebben geen idee hoe ze die dimensies praktisch kunnen verklaren. Je kunt ze wel wiskundig beschrijven, maar dat is het dan ook. Wat of waar de hemel ook is, wat ons te wachten staat zal al onze voorstellingen overstijgen. Dat zegt bij uitstek iets over de grootsheid van de Schepper van hemel en aarde.”

.


special/ervaring (1) ✽

Tekst: Jurgen Tiekstra

Frederieke de Groot had bijna-doodervaring

‘ALS JE NAAR DE HEMEL GAAT, GA JE NAAR DE VREDE’ Frederieke de Groot (67) is lid van de protestantse gemeente De Voorhof in Kesteren, Gelderland. Toen ze begin veertig was, had ze een bijna-doodervaring tijdens een operatie in het ziekenhuis aan een verkleefde darmwand. Ze keek op haar eigen bleke lichaam neer, dat lag op de operatietafel en omringd was door bezorgde artsen en operatieassistenten. Maar zelf bevond ze zich naar eigen zeggen in een “vredige ruimte”. De Groot: “Ik voelde me alsof ik in de zee lag te zonnen. Je drijft in de zee en denkt: o heerlijk. Maar in dit geval dreef ik andersom en keek ik naar beneden. Omdat die vrede om mij heen was, was ik niet ongerust. Het was alsof ik in een heel dunne, roze en paarse mist was. In die sfeer wilde ik wel blijven, maar ik zag een vinger heen en weer gaan, alsof die zei: dit is niet blijvend.”

In het niets opgelost “Na die operatie was het alsof ik een sleutel gekregen had naar een ander bestaansniveau. Daarna ben ik ook dingen in de natuur gaan waarnemen, een soort vriendelijke rust; alsof de natuur mij iets zeggen wilde. Het is alsof die droom tijdens de operatie mij iets heeft gegeven waardoor ik soms weer contact kan leggen met iets buitenwezenlijks, met iets waar je als mens gebruik van mág maken. Zes of zeven jaar geleden was ik met een vriendin bij toeval op vakantie in Dunblane, in Schotland. We kwamen daar terecht omdat ik in een rolstoel zit en daar de enige verblijfplaats was met een aangepaste kamer. We keken vanuit onze kamer uit op de Dunblane Cathedral en de begraafplaats ernaast. Ik zat gewoon te staren, en ineens zag ik van die begraafplaats transparante, menselijke wezens naar

Frederieke de Groot

mij toe komen. Eén persoon bleef voor het raam staan. Hij vroeg: mag ik binnenkomen? Ik zei: nee, je mag niet binnenkomen. Wij hadden wat kaarsjes aangestoken, en zaten bij dat licht, en... het is een raar verhaal, maar ik visualeerde in mijn hand een lichtvlam en ik zei: steek je hand maar uit, die mag jij hebben, laat die maar aan de anderen zien. En ik zei: morgen mag je mee in de kathedraal. Ik dacht: misschien zijn hier met een godsdienstoorlog mensen onschuldig vermoord, en heeft deze ziel geen vrede met het sterven. Hij keek mij aan, van: wat moet ik met dit licht? Ik zei: deel het uit. Maar het is zo raar: het is niet normaal dat je zoiets doet. Dit is pas zo gekomen na mijn operatie. De volgende dag ging niet die ene persoon mee, maar was er een hele grote groep. Zij gingen mee de kerk in en ze losten toen in het niets op. In vrede. Daarna was het klaar.”

Engelachtige gestalte “Na deze beleving heb ik aan die vriendin, Thea, gevraagd: als dit nou werkt, zullen

we dan ook naar Auschwitz gaan? Want je hoort weleens dat daar zoveel onvrede is. We nemen dan kleine steentjes mee – aquamarijn, die rust geeft, en rozekwarts, die voldoening geeft – en leggen die daar neer. In Auschwitz kon ik door mijn rolstoel niet bij plaatsen komen waar Thea wel kon komen. Zij liep langs een parkgedeelte en legde daar die steentjes neer, en ik zag van een afstand dat zij door een grote engelachtige gestalte gevolgd werd. En waar zij een steentje neerlegde, kwam een schaduwhandje uit de aarde. Die grote engelachtige gestalte pakte die hand en trok die ziel eruit: kom maar. Dat gebeurde niet alleen bij die ene, maar bij tientallen, tientallen. En ik dacht toen: als zielen vastzitten, of wat dan ook, dan kun je ze daar wel bij helpen. Maar het is uit onnozelheid dat je zoiets doet, want had ik dat niet eerder gemerkt in Dunblane, dan had ik dit voor geen meter ooit willen proberen in Auschwitz. Ik vond het niet griezelig, want ik had een heilig gevoel, net als toen ik boven die operatie hing. Het is het gevoel: mij kan niks overkomen. Ik ben daarom ook niet bang voor wat na de dood zal komen. Als die heerlijkheid die ik ook na die operatie ervaren heb, als die gewoon verder gaat, waar zou ik dan bang voor moeten zijn? Ik denk: als je naar de hemel gaat, dan ga je naar de vrede. Sommigen zeggen; mijn bankrekening is de vrede op aarde. Ik denk dat het anders is. Die vrede die ik heb gevoeld, die is er. Onlangs is een bekende van mij gestorven die het leven niet los kon laten. Dat was echt een gevecht met de dood. Het enige wat ik tegen hem kon zeggen, was: ‘Laat maar gaan, het is oké’. Als jij gewoon je leven hebt geleid, dan hoef je niet bang te zijn.”

.

augustus 2019

29


MET DANTE ONDERWEG NAAR DE HEMEL Met zijn Divina Commedia beklom Dante Alighieri de Mont Blanc van de wereldliteratuur. Daarin daalt hij af in de Hel en beklimt hij de Louteringsberg, om uiteindelijk ten hemel op te stijgen. Waarom lezen mensen dit weerbarstige laatmiddeleeuwse dichtwerk, dat zo ver van ons huidige wereldbeeld af staat, nog zo graag? Tekst: Victor Bulthuis

30

augustus 2019


special/literatuur ✽ stuur, zich op grond van zijn diplomatieke kwaliteiten staande te houden. Vergeefs, want in 1302 valt hij in ongenade en wordt hij op straffe des doods uit Florence verbannen. De ballingschap tekent Dante voor het leven. Vervuld van heimwee, verdriet, woede en wraakgevoelens doolt hij door Italië. Maar hij vindt een nieuw thuis in zijn schrijverschap, waarvoor hij voor zijn verbanning al de basis heeft gelegd als representant van de dolce stil novo (‘zoete nieuwe stijl’). Daarin wordt de dichter spiritueel omgevormd door zijn geliefde, zijn godsgeschenk.

cantica’s (Hel, Louteringsberg en Paradijs), die elk 33 canto’s (zangen) omvatten; samen met het inleidende canto maakt dat 99 + 1 = 100 canto’s. Elk canto telt ongeveer 1.000 woorden, elke cantica dus 33.000, waardoor het gehele werk inclusief het inleidende canto zo’n 100.000 woorden beslaat. Mogelijk is het beïnvloed door verlichtingsmomenten die Dante tijdens de studie beleefde. Maar misschien ook door mystieke ervaringen, die volgens Dantekenner Barbara Reynolds wellicht werden gevoed door geestverruimende kruiden.

Wedervergelding Goede afloop

Domenico di Michelino: Dante en de Divina Commedia, 1465, Dom van Florence.

ond 1300 bloeit Florence in economisch, cultureel en geestelijk opzicht als nooit tevoren. Tegelijk vormt zij het toneel van een gewelddadige machtsstrijd tussen bevolkingsgroepen, mede ingegeven door het conflict tussen paus en keizer. De rijke burgerij wint de zeggenschap over de stad, maar zij valt op haar beurt uiteen in partijen die elkaar op leven en dood bevechten. In dit wespennest probeert de dichter Dante Alighieri (1265-1325), lid van het stadsbe-

R

Voor Dante is dat Beatrice, die hij tweemaal op straat zou hebben ontmoet: de eerste keer toen hij negen, de tweede keer toen hij achttien jaar oud was (hoewel ze volgens sommige biografen niet echt heeft bestaan, maar als allegorische gestalte aan Dantes dichterlijke fantasie is ontsproten). Beide keren groette zij hem vriendelijk. Daardoor is de liefde zo hoog in hem opgelaaid dat hij gelooft dat Beatrice omwille van zijn zielenheil door God op zijn pad is gestuurd. Bij deze twee vluchtige ontmoetingen zal het echter blijven, want Beatrice trouwt en sterft jong. Intens verdrietig draagt Dante zijn bundel Vita Nuova (‘Het nieuwe leven’) aan haar op. Tevens verliest hij zich in de theologie en de filosofie. Na zijn verdrijving uit Florence groeit Dante in eruditie en wereldwijsheid. Zijn ballingschap, zo ziet hij, hangt samen met de morele ontaarding van de westerse wereld en in Italië in het bijzonder, doordat zowel de geestelijke (de paus) als de wereldlijke macht (de keizer) het laten afweten. Tegen die achtergrond moet het ontstaan van de Divina Commedia (Goddelijke Komedie) worden verstaan. Een komedie is een dramatisch werk met een goede afloop. Het predicaat divina (goddelijk) komt van Dantes biograaf Giovanni Boccaccio; zelf spreekt Dante van ‘mijn komedie’, maar ook van een sacrato poema, een ‘heilig gedicht’. De Divina Commedia is een strak gecomponeerd dichtwerk, waarvan de structuur wordt gedragen door de getallen 3 en 10 en hun veelvouden, respectievelijk verwijzend naar de heilige Drie-eenheid en de volmaaktheid. Het werk bestaat uit drie

In het eerste canto treffen we Dante vertwijfeld aan in een donker bos, zinnebeeld van zijn zonden die hem de weg hebben doen kwijtraken. Dan doemt zijn literaire held Vergilius op, schrijver van het epos Aeneis, en belichaming van het verstand. Hij vertelt Dante dat hij door Beatrice vanuit de hemel tot Dantes gids is aangesteld. Dat is het begin van een spectaculaire pelgrimage door de drie dodenrijken: de Hel, de Louteringsberg en het Paradijs. Niet toevallig begint dit avontuur op Witte Donderdag en eindigt het op de woensdag na Pasen, de dagen waarop het lijden en sterven, de nederdaling ter helle en de opstanding van Jezus worden herdacht. Volgens Dante is de hel het rechtstreekse gevolg van de engelenval. De opstandige engel Lucifer maakte, nadat hij uit de hemel was gesmeten, op het noordelijk halfrond van de aarde zo’n doodsmak dat zich een trechtervormige put vormde: de Hel. Op het zuidelijk halfrond stulpte zich door diezelfde kracht de aarde omhoog en vormde een berg, de Louteringsberg. De Hel reikt tot aan het middelpunt van de aarde en bestaat uit negen kringen; in elk daarvan wordt een bepaalde categorie zondaars gemarteld. Hier geldt de wet van de contrappasso, de wedervergelding, die inhoudt dat op elke begane zonde een symbolische bestraffing volgt. Zo worden overspeligen meegevoerd door een hete stormwind, dragen leugenprofeten hun hoofd achterstevoren op hun romp en worden tweedrachtzaaiers van kop tot kont opengereten. Dante knoopt gesprekken aan met de gepijnigde zielen, onder wie hij figuren uit de Bijbel en de Griekse en Romeinse mythologie aantreft, maar ook

augustus 2019

31


✽ hemel veel stad- en tijdgenoten. Nu eens beziet hij hen met medelijden, dan weer met leedvermaak. Dat de zielen kunnen praten, komt doordat zij de contouren en de zintuiglijke eigenschappen van hun lichaam hebben behouden, evenals hun herinnering, wilskracht en verstand. Daarom kunnen ze net als tijdens hun leven praten en bewegen, maar ook pijn ervaren – iets waarvan de duivels grimmig gebruikmaken. Spiraalsgewijs dalen Dante en Vergilius af tot de bodem van de hel, waar de machteloos geworden Lucifer vastgevroren zit in het ijs. Daar vinden ze een doorgang naar de Louteringsberg. Moeizaam klimmen zij naar boven, samen met de berouwvolle zondaars die op weg zijn naar de hemel. Zeven omgangen telt de berg, die corresponderen met de zeven hoofdzonden: hoogmoed, afgunst, woede, lusteloosheid, hebzucht, gulzigheid en wellust. Ook hier is de contrappasso van kracht: hoogmoedigen torsen zware rotsblokken, afgunstigen schuifelen voort met dichtgenaaide ogen. Maar het landschap is lieflijk en alles ademt de hoop op verlossing.

Wie de Divina Commedia wil lezen, moet zich voorzien van een paar onslijtbare Zwitserse spijkerschoenen De theoloog en mysticus Bernardus van Clairvaux ten slotte leidt Dante tot Maria, op wiens voorspraak hij een visioen krijgt van de Drie-eenheid, drie cirkels in verschillende kleuren waarvan twee (de Vader en de Zoon) elkaar reflecteren en samen de derde ‘uitademen’, die van vuur lijkt (de Geest). Daarbij ervaart hij “hoe alles wat in het heelal als het ware in losse vellen uiteenvalt, door de Liefde in één boekdeel wordt gebonden”. Dit visioen vormt de bekroning en het slot van Dantes reis.

Gewichtloos

Stevig schoeisel

Op de top van de Louteringsberg bevindt zich het aards paradijs. Daar moet Vergilius als heiden de leiding overgeven aan Beatrice, die in bovenaardse schoonheid aan Dante verschijnt. Zij neemt hem mee door de negen sferen van de hemel. Hij verbaast zich erover dat hij zich gewichtloos voelt, maar Beatrice legt hem uit dat dit te danken aan “het speciale instinct dat de mens heeft gekregen”, dat hen voert “naar een plaats die allang voor ons is bestemd”. Onderweg ontmoet hij zijn verre voorvader Cacciaguida, die Dantes ballingschap en ontberingen voorspelt. Maak aan de mensen bekend wat je meemaakt, krijgt Dante van hem te horen. In de hoogste hemel, het Empyreum, keert Beatrice terug naar haar plaats midden in de sneeuwwitte hemelroos, waarvan de bladeren worden gevormd door rijen van duizenden gelukzaligen. Tussen hen en God vliegen engelen heen en weer, die Dante met honingbijen vergelijkt: “Telkens als ze in de roos neerdaalden, lieten zij, van rij naar rij gaande, alle gelukzaligen delen in de vrede en de liefde die zij, door naar God omhoog te vliegen, vergaarden.”

Lezen in de Divina Commedia is meeslepend en slepend tegelijk. Niemand die dat beter verwoordt dan de Joods-Russische dichter Osip Mandelstam, die zich als vakbroeder en banneling in Dante herkende en altijd een exemplaar van diens meesterwerk op zak had. In zijn Gesprek over Dante zegt hij: “Roept de eerste lezing slechts ademnood en gezonde vermoeidheid op, voorzie je voor de volgende lezingen dan maar van een paar onslijtbare Zwitserse spijkerschoenen.” Het doorzettingsvermogen dat de Commedia van de lezer vraagt, hangt vooral samen met de menigte personages die de handeling zowel verlevendigen als vertragen. Voor een goed begrip van het verhaal is het van belang hen te leren kennen, en dat kost tijd en moeite. Ook met de filosofie en theologie van de late middeleeuwen zal niet iedereen vertrouwd zijn. Kortom, wie Dante wil volgen, schaffe zich inderdaad stevig schoeisel aan. Maar waarom zou je je wagen aan zijn helle- en hemelvaart? Omdat het werk meer is dan een imaginaire reis door het hiernamaals. Het is een pelgrimage door het landschap van de ziel

32

augustus 2019

met zijn kloven, vlakten en bergen, stinkende poelen en bloemenweiden. “Daarom”, schrijft de cultuurhistoricus Ole Martin Høystad, “lezen we de Komedie zo graag, keer op keer, als lagen van onze eigen ziel en de bezielde geest van Dante, soms als angstprojecties, soms vol hoop en geloof in de uiteindelijke overwinning van de rechtvaardigheid ondanks alles.” De ziel is de eigenlijke hoofdpersoon. Hoe het met haar kan gaan, dat tonen al die zielen die Dante ontmoet. De ziel is een heterogeen geheel, zegt Høystad, “een arena voor een heel leger van tegenstrijdige impulsen en hartstochten, motieven en emoties”. Precies daarom kan Dante zich inleven in de zielen die hij tegenkomt, omdat hij zelfs in de grootste zondaar wel iets van zichzelf herkent.

Levensles De Divina Commedia eindigt op het hoogtepunt, waar Dante een opleving ervaart van “mijn drang naar inzicht en mijn vurige wil, als een rad dat met gelijkmatige snelheid wordt rondgedraaid, reeds voortgestuwd door de Liefde, die de drijfkracht is van de zon en de andere sterren”. Met ditzelfde vuur wil hij de lezer, tot wie hij zich geregeld rechtstreeks richt, aansteken: beste lezer, het is nu aan jou om te ontdekken waar eenheid, goedheid, waarheid en schoonheid te vinden, je leven daarop af te stemmen en zo de hemel te vinden. Terecht zegt de theoloog Wiel Logister: “De liefde beweegt niet alleen zon en sterren! Als dichter wil Dante deze zowel bevestigende als kritische kracht van God naar voren brengen. Hij wil laten zien wat er gebeurt als het schepsel zich daardoor laat leiden of zich er moedwillig voor afsluit.” De lezer die de moed opbrengt om met Dante mee te wandelen, zal die levensles in zijn ziel prenten.

.

Van Dantes magnum opus Divina Commedia bestaan in het Nederlands diverse oude en nieuwe vertalingen: metrisch en rijmend (Ike Cialona en Peter Verstegen), metrisch zonder rijm (Christinus Kops, Rob Brouwer), en in proza (Frans van Dooren). Brouwer bewerkte zijn vertaling tot een becommentarieerde bloemlezing, die een prima introductie vormt tot het werk: Dante’s Goddelijke Komedie uitgelezen (Primavera Pers, 2004).


special/ervaring (2) ✽

Tekst: Jurgen Tiekstra

Aart Geervliet zoekt achter de woorden

‘IK WORD OPGENOMEN IN HET OVERAL EN ALTIJD’ Aart Geervliet (60) is casemanager in een gevangenis. Na een protestantse jeugd en daarna een lange niet-religieuze periode heeft hij zich een aantal jaren geleden rooms-katholiek laten dopen. Vervolgens is hij lid geworden van de Dominicaanse Lekengemeenschap Nederland. Geervliet: “Ik ben een zoekende en zwervende binnen geloofsland. Heel lang heb ik me verzet tegen het geloof van mijn jongere jaren. Maar ik ben altijd met de waarom-vraag bezig gebleven, ik was nooit tevreden met wat ik zag, ik wilde daaraan voorbij. In 2004 ben ik voor het eerst een dominicaans klooster binnen gegaan, in Huissen, en al op de eerste dag voelde ik me opgenomen in een atmosfeer waarin ik mocht zijn wie ik ten diepste ben. Ik was tot dan toe politiek sterk actief aan de ultralinkse kant en had altijd gedacht: geloof verdraagt zich daar niet mee. Maar dat was niet zo. Dat besefte ik na me te hebben verdiept in de persoon van de dichteres Henriëtte Roland Holst. Zij was al vroeg religieus, maar daarnaast een orthodox communiste. In feite viste zij als religieus en als communist in dezelfde vijver: het gaat steeds om de mens, en zijn ‘verheffing’.”

Je laten aanraken “In Huissen werd ik sterk geïnspireerd door een ‘theopoëtische’ atmosfeer. Het dominicaans klooster van Huissen heeft zijn eigen liturgische vormen, die naar mijn idee meer aanrakend en troostend zijn door de nadruk op stilte en ruimte, en meer gericht op de poëzie en op zachtheid. Ik werd daar uitgenodigd tot: word eerst maar eens stil, laat je eens aanraken door wat je ervaart, hoort en leest in plaats van direct in discussie te gaan. Na tien jaar daar inspiratie te hebben opgedaan, heb ik me katholiek laten dopen. Vervolgens ontmoette ik in

Als iemand zegt: mijn dierbare is naar ‘de hemel’ gegaan, dan begrijp ik enigszins wat hij bedoelt. Maar je kunt ook zeggen: hij of zij is uit de tijd gegaan. Of: hij is opgenomen in het overal en altijd. We proberen woorden te geven aan ervaringen, maar die woorden raken nooit de essentie. Ze schieten te kort. In poëzie kun je iets verder tot die essentie komen. Als een poëet de hemel beschrijft, dan weten we doorgaans wat in het menselijk verlangen bedoeld wordt. En laten we het in Godsnaam benoemen. Niets mis mee, want we kunnen niet anders; we zijn beperkt, eindig.”

Lege ruimte

Aart Geervliet

Rotterdam de dominicaanse pater Leo de Jong. Hij was actief als mystagoog en spiritueel leidsman van het Leerhuis. Tijdens een bijeenkomst, enkele jaren geleden, hoorde ik hem mijn hele bestaan terugbrengen tot twee woorden: ‘Ik ben...’ Dat was voor mij de bevestiging van wat al diep in mij sluimerde: het is wat het is. Misschien is dat wat ik zoek: voorbij raken aan wat wij zien, reiken naar de lege ruimte die schuilt achter de wereld die wij hebben gebouwd om vat te krijgen op ons bestaan. Als het gaat om het begrip ‘hemel’, heb ik als kind allerlei associaties meegekregen: oma gaat naar ‘de hemel’ als ze doodgaat, de ‘hemel’ is een plek die we zien als we naar boven kijken. Volgens mij is ‘hemel’ slechts een naamgeving voor iets wat zich niet laat vangen in ons begrip. Het is een naam voor een deel van ‘het mysterie’, wat we willen benoemen om het beter te kunnen duiden.

“Wat mij nu beangstigt, is dat ik fysiek afscheid zou moeten nemen van veel dierbaren. Ik wil die mensen nog zoveel zeggen, al weet ik dat woorden ontoereikend zijn. Dood-zijn op zich baart me geen zorgen. Zoals ik het zelf zeg: dan maak ik deel uit van het overal en altijd. Wat mij wel fascineert is waar ‘ik’ naar toe ga, dat wat mij ‘mij’ maakt. Mijn lichaam eindigt als stoffelijk deel, maar wat mij ‘mij’ maakt, vervliegt ergens. Is dat wat in het overal en altijd wordt opgenomen? Blijft het achter in de ziel en harten van dierbaren? Wat hierna komt, onttrekt zich aan de wereld waarin ik leef. Ik zou graag voorbij de dingen willen kijken, voorbij alle constructen en woorden en geschriften, en dan God willen zien; het mysterie dat wordt aangeduid met het woord ‘God’. Leo de Jong zei dan altijd: maar dat kan niet. Want als je God ziet, ben je dood. Ik begreep later pas: dan ben je opgenomen in die lege ruimte, en wij kunnen die werkelijkheid niet zien, niet kennen. Daarom hebben wij de wereld gebouwd waarin we dagelijks verkeren. Wij zijn deel van die lege ruimte, die ‘hemel’, maar we kunnen dat niet begrijpen.”

.

augustus 2019

33


✽ hemel

Hoe de hemel toekomst heeft

GEEN PLEK, MAAR WEL EEN SYMBOOL Tekst: Frits de Lange

“Ik heb inmiddels gemerkt hoe gevoelig de hemel ligt. Tijdens lezingen ervaar ik dat je beter kritiek kunt hebben op het traditionele geloof in God dan op de troost van het eeuwige leven.” Voor theoloog Frits de Lange gaat het bij de hemel niet om de onsterfelijke ziel, maar om de levende God.

ij beiden zijn verbaasd hoe plat het in onze kerken wordt”, schreven mij twee collega-theologen naar aanleiding van een kritisch essay over de hemel dat ik schreef in dagblad Trouw. “Wij zijn verbijsterd, hoe gemakkelijk al die schilders, dichters en componisten die op hun manier de lof van de hemel zongen met één krantenartikel buiten de kerk gezet worden. Wij persisteren toch maar bij onze wens, dat in onze

‘W

34

augustus 2019

uitvaartdienst het oude lied weer-klinkt: In paradisum deducant te angeli.” Tja, de framing van het essay was bepaald ook ongelukkig. “Eerst nam hij afscheid van de persoonlijke God. Nu zegt de protestantse hoogleraar Frits de Lange de hemel vaarwel.” Daarbij stond er ook nog eens deze titel boven: ‘Er is maar een leven. Dit’. Dat klinkt toch een beetje als: dood is dood. Had ik dit soort reacties niet over mijzelf afgeroepen? Ik heb inmiddels gemerkt hoe gevoelig de

hemel ligt. Tijdens lezingen ervaar ik dat je beter kritiek kunt hebben op het traditionele geloof in God dan op de troost van het eeuwige leven. Binnen en buiten de kerk – mensen hangen aan onsterfelijkheid, vooral aan die van hun beminde doden, die ze in de hemel op de een of andere manier nog steeds bij zich hebben. Ook al weten we vandaag niet meer goed wat we ons erbij voor moeten stellen: de hemel geeft het leven een hoopvolle horizon, zodat we ons minder verloren en alleen voelen.


special/essay ✽

Wat kan de ‘hemel’ voor gelovigen van nu wél en niet betekenen? Is het een notie die we beter maar kunnen vergeten of is hij als vrome verbeelding nog steeds van waarde? Ik denk allebei. Het hangt er namelijk maar van af wat we er onder verstaan. Als de hemel een plek, een bestemming is, kunnen we er beter afscheid van nemen. Of is het een ander woord voor het mysterie dat we ook ‘God’ kunnen noemen? Daarvoor wil ik het opnemen.

Gewoon een adres De hemel als concrete locatie, een bovenwereld waar de onsterfelijke zielen na hun dood naar toe verhuizen – dat is een christelijk-platoonse voorstelling die eeuwenlang ons wereldbeeld heeft bepaald. Die voorstelling heeft zijn tijd gehad. Er zijn drie redenen om haar een stille dood te laten sterven. In de eerste plaats een kosmologische. Het beeld van de aarde als platte pannenkoek, omgeven door de oerzee, met eronder het dodenrijk en erboven het rijk van de goden is vervangen door dat van een uitdijend universum en een darwinistische visie op aards leven. Het is een teken van volwassen geloof, dat we geloofsvoorstellingen en wereldbeeld bij elkaar laten passen. Maar er is ook een theologische reden om de hemel als plek af te zweren. Die weegt wat mij betreft zwaarder. In de Bijbel is er een krachtige joodse lijn, sterker dan de Griekse, die niet de onsterfelijke ziel, maar de levende God centraal stelt. De Hebreeuwse bijbel kent voor het grootste deel ook geen persoonlijk hiernamaals. In het Nieuwe Testament is het geloof in de toekomstige opstanding gegrond in het heilshandelen van God in Christus, en niet in een metafysische eigenschap van de ziel. Het christelijke geloof verwacht – in één ongedeelde adem – een-nieuwe-hemel-eneen-nieuwe-aarde. Een geheelde schepping waar de levende God zelf zorg voor draagt, geen all-inclusive reservaat voor losse zielen, waar we na onze dood naar toe worden gekatapulteerd. Er is ten slotte nog een ethisch argument tegen het geloof in de hemel als plek. Het hiernamaalsgeloof relativeert de waarde van het aardse leven en kan funeste gevolgen hebben voor de waardering van en om-

gang met het fragiele en kwetsbare leven. Onrecht, verdriet en pijn worden in hun eenmalige ernst gebagatelliseerd. Leden van extremistisch-religieuze groeperingen doden mensenlevens en offeren daarom zo gemakkelijk hun eigen leven op, omdat er een hemelse beloning wacht. En waarom zouden we ons druk maken over de klimaatcrisis? Nadat we deze aarde hebben vernield hebben we de hemel toch nog als een planeet B achter de hand. Vroeger was de hemel gewoon een adres/ Waar je naartoe ging wanneer je leven klaar was./ Je belt aan en iemand die je kent doet open. / Je ziet je vader en je moeder en je dode vrienden weer. En alles is voor eeuwig goed (...)/ ’t Is een kinderlijk idee maar je groeit eroverheen, zingt Maarten van Roozendaal in Heimwee naar de hemel. Ook ik ben er overheen gegroeid. Maar als ik dezelfde Maarten zijn lied Mooi hoor zingen: Ach ik ben Goddank dus nog een keer/ Een jonge lente waard/ Dit is zo mooi/ Het is om te janken zo mooi,krijg ik een brok in mijn keel. Dit is voor mij de hemel, op zijn joods dan.

Goddelijke Werkelijkheid Maar hoe moet het nu met ons na onze dood? Een kale crematoriumuitvaart met cake en koffie, en een urn op de schoorsteenmantel – moeten we het daar mee doen? Ik zie voor de hemel toch wel een toekomst, als we verder denken in wat ik maar de mystieke lijn noem. Daarin wordt de hemel als plek afgezworen, maar wordt aan de essentie van zowel het Griekse perspectief (er blijft iets van ons over) als het joodse (het gaat om de levende God) toch rechtgedaan. De hemel is dan een ander woord voor het mysterie dat we ‘God’ noemen. Zolang zij dan maar rondom het goddelijk mysterie cirkelt, mogen wat mij betreft alle sluizen van de vrome verbeelding open. Wij komen uit God en gaan weer terug naar God, exitus – reditus. Dit is ook de gedeelde mystieke kern in alle grote religieuze tradities. Door Aldous Huxley is zij ooit de Perennial Wisdom genoemd: er is een goddelijke Werkelijkheid; wij verlangen naar die Werkelijkheid omdat we iets ervan in ons ervaren; het uiteindelijke doel van ons leven is dat we ons met die Werkelijkheid

verenigen. We kunnen haar ‘God’ noemen, de Ene of Eeuwige, maar ook atman, of het mysterie. De woorden doen er niet zoveel toe. Religie is nu eenmaal symboolwerk. Met metaforen verwijzen we naar het Ongrijpbare en Onzegbare waaruit we voortkomen, waardoor we omringd zijn en waarin we uiteindelijk terugvloeien. Symbolen, schreef ooit de theoloog Paul Tillich, zijn de vingers waarmee we naar de maan wijzen. Laten we dan de vinger niet zelf voor de maan houden en de hemel letterlijk nemen. In deze theocentrische benadering bevind ik me ook in het oecumenische gezelschap van grote moderne theologen als Karl Barth en Karl Rahner. In de nascholing van predikanten merk ik dat zo’n mystiek-theocentrische benadering hen helpt bij uitvaarten. Als ze in de liturgie in hun eigen woordkeus kunnen koersen op dat religieuze midden, kunnen ze beter reageren op ‘oma is een sterretje geworden’, of ‘vader is nu weer verenigd met moeder’. De religieuze focus op het mysterie zuivert misschien ook een beetje de esthetische wildgroei in de uitvaartverzorging die helemaal op de persoon van de overledene is gericht, of dat nu met André Hazes’ De vlieger gebeurt of met een highbrow In paradisum.

Fakkel en emmer De soefimystica Rabia Adawiyya (717-801) ging radicaal voor die theocentrische lijn. Van haar gaat het verhaal dat ze door de straten van Basra rende met een brandende fakkel en een emmer water om brand te stichten in de hemel en het vuur in de hel te blussen, terwijl ze riep: “Wat zou er gebeuren zonder hoop op het paradijs of vrees voor de hel? Wie zou de Ene nog vereren of gehoorzamen?” En ze bad: “O God! Als ik u liefheb uit angst voor de hel, laat me dan maar branden in de hel. Als ik U liefheb omwille van de beloning van het paradijs laat mij dan nooit binnen in uw paradijs. Maar als ik U liefheb omwille van uzelf, onthoud mij dan niet Uw eeuwige schoonheid.”

.

Frits de Lange is hoogleraar Ethiek aan de Protestantse Theologische Universiteit, vestiging Groningen. (www.fritsdelange.nl).

augustus 2019

35


✽ hemel

Monument voor John Lennon in Central Park, New York.

Popmuziek richt zich op het leven nú

VERDWENEN HEL, GEVALLEN HEMEL De hel werd door de kerk afgeschaft, de hemel door popmusici als John Lennon. Wordt het tijd om het requiem voor de hemel te schrijven? Nee, meent Peter Sierksma, want “als je goed om je heen kijkt en weigert in te kakken tot gefrustreerde boze burger, komen er te midden van alle leegte en duisternis toch altijd weer nieuwe mensen met nieuwe klanken opzetten die het er niet bij laten zitten”. Tekst: Peter Sierksma Beeld: Hollandse Hoogte (38)

36

augustus 2019


special/popmuziek ✽ inds de hel eind 1996 als louterende brandstapel en plaats van eeuwige verdoemenis officieel door de anglicaanse kerk werd afgeschaft, hangt de hemel er ook wat losjes en verlaten bij. Soms perst hij er nog wat stormen, regenbuien en tyfonen uit en worden we vanaf de vaste grond op mooie stapelwolken getrakteerd, maar van een Hemel ‘hoger dan de blauwe luchten en de sterretjes van goud’ met bovendien een Vader of een Moeder die daar hoog boven dankzij een eenvoudige vlieger op ontroerende wijze liefdesbriefjes van de kleine Hazes ontvangt is anno 2019 al lang geen sprake meer – passé.

S

hemel nodig hadden, maar hem wel graag wilden inruilen voor een betere wereld waar de mensen wat meer rekening met elkaar zouden houden. Bij Lennon heb ik daarbij overigens wel eens gedacht dat het juist Imagine is geweest dat de hoeders van de Engelse kerk ertoe heeft gebracht zich van die oude hel en de hele santenkraam beneden te verlossen: ‘Joh, stel je nou toch eens voor dat er inderdaad geen hemel is – wink wink – It ’s easy if you try (wouldn’t you say? )/ No hell below us/ Above us only sky/ Imagine all the people living for today... En zo werd Lennon nog profetischer dan The Hollies.

Leeuw en lam Betere wereld Natuurlijk – soms hoor je nog wel echo’s van die oude hemel terug, zoals bij wijlen Leonard Cohen, een rouwende Nick Cave of David Bowie’s vlak voor zijn dood geschreven Black Star. Al is de hemel voor de laatste geen fijne plek meer (Look up here, man, I’m in heaven, I’ve got scars that can’t be seen... Look up here, man, I’m in danger, I’ve got nothing left to lose...), de link met de stigmata van Christus die de hemel voor ons heeft geopenbaard is duidelijk, net als de weerklank van diens ‘Het is volbracht’ in Oh I’ll be free (just like that bluebird...). Maar meer dan echo’s zijn het niet. In het beste geval is de hemel inmiddels, gewoon, lucht geworden. En dus hangt ons zielenheil nu vooral af van het CO2-gehalte en is het uitspansel derhalve meer bron van zorg dan een vrije zuurstofrijke ruimte om naar te verlangen. In die zin waren The Hollies hun tijd ver vooruit toen ze in The Air That I Breathe (1973) zongen dat ’t enige wat ze echt wilden een beetje lucht was om in en uit te ademen. Nou ja ‘and to love you’ vanzelfsprekend. En dat is van alle tijden en gelukkig dus nog steeds zo, want de moderne individualist is, zo lijkt het als je de media en de verhalen moet geloven, behalve met reizen, feesten en posten vooral met eigen ego en imago en de daaraan gekoppelde extase van geluk en liefde bezig. Nee, dan luister ik met enige weemoed terug naar John Lennon en Patti Smith, de een al heel lang dood, de ander nog springlevend, die getuige songs als Imagine en Peacable Kingdom evenmin veel van de

Maar hoe zit het dan met die betere wereld? Gaf het hellebeeld, vol vuur en regen met daarin op de modderige bodem die ene dictator, met op zijn schouders een paus en op zijn kop weer een andere onverlaat, ons ook niet de garantie dat het goede het kwaad zou overwinnen? En was dat dan niet de troost van dit alles: dat alle onaanzienlijken en vreedzame martelaren, al die dichters, dromers, troubadours en rechtvaardigen in de geest van de filosoof Blaise Pascal een andere plek zouden beërven? Daar zingt Patti Smith over in Peacable Kingdom als Lam en Leeuw naar de woorden van de profeet Jesaja en de openbaring van Johannes op Patmos ooit weer samen zullen weiden, zoals eens in het eerste Paradijs, die mooie Tuin van Eden. Hoe sterk het neoliberalisme en het welbegrepen eigenbelang de laatste decennia ook om zich heen geslagen hebben, Smith is altijd blijven geloven in haar boodschap, haar Blakean Year, ofwel haar op Het huwelijk van hemel en hel van William Blake (1757-1827) geënte droom, haar Utopia, waarvan zij ook nu nog altijd getuigt. Maar wat zegt dat nu nog? Is zij, net als ik, niet oud en van een generatie van voorbij? Hoe leeg kun je het krijgen: geen God, geen hel en geen ideeën meer. En als ze er al zijn, dan worden ze ondergesneeuwd door de

Stuur God en Allah zo nu en dan maar even op vakantie

louter berekenende propaganda en commerciële shit die vrijwel elke site verziekt. Rest ons nog die ene persoonlijke keus en inschatting bij het verwerken van bergen diffuse informatie die ons leven algoritmisch bepalen. En zo wordt het er al met al zonder hel en hemel, maar met een wereld op drift vol klimatologische dreiging en persoonlijke eenzaamheid niet helderder, laat staan vrolijker op.

Wegwerpproduct Een aangrijpend nummer in dit licht is Heaven van dj en producer Tim Bergling, beter bekend als Avicii (een woord dat wrang genoeg binnen het boeddhisme de onderste regionen van de hel aanduidt). Moe van alle stress en succes maakte hij in het voorjaar van 2018, alleen en verlaten in rijk Oman, een einde aan zijn leven. De tekst is persoonlijk aangrijpend (letterlijk, want het door angst, liefde en drugs gepijnigde leven grijpt de dichter naar de keel en hij bidt voor het licht in de duisternis dat uiteindelijk de hemel is) maar inhoudelijk gezien vrij eendimensionaal en in die zin betekenisloos. En dat terwijl de familie na zijn dood zijn eeuwige zoektocht naar betekenis in een brief aan de wereld juist zo sterk benadrukken. Zo schrijven zij onder meer op 26 april 2018: “Onze geliefde Tim was een zoeker, een breekbare artistieke ziel die zocht naar antwoorden op existentiële vragen. Een perfectionist die reisde en werkte in een tempo dat leidde tot extreme stress. Hij kon niet langer verder. Hij wilde rust vinden. Tim was niet gemaakt voor de zakelijke machine waarin hij zich bevond.” Het is de pest van onze tijd. Voor wie talentvol is liggen er in deze global society talloze kansen op roem en succes te wachten. Vooral het getal (uitgedrukt in geld, ranking, verkoopcijfers, aantal concertbezoekers, likes) waarop de business drijft maakt gek en voor je het weet ga je viral en ben je niet alleen big maar ook publiek bezit en dus gepromoveerd tot wegwerpproduct. Een recente film die dit ook scherp aan het voetlicht brengt is Vox Lux van Bady Cortlet over het waanzinnige bestaan van een jonge zangeres, Céline, gespeeld door Natalie Portman, die dankzij een Voice-achtig programma doorbreekt en zichzelf net als Avicii aan alle kanten tegenkomt. Hoe verhoud je je als eenling tot die grote

augustus 2019

37


special/popmuziek ✽

Typhoon: Hemel valt Wat zijn woorden opgeschreven als de kern ervan niet wordt begrepen? Voorbij het punt van lezen is het de kunst van leven. Tussen de regels, buiten de kantlijn, hoe anders zou het zijn, hoe anders zou het zijn? Ik ben ’n gezegend man, maar een man met gebreken, soms belabberd, niet eerlijk, soms te berekenend. Alles op de tekentafel, liefde geven is makkelijk, maar ontvangen van ’n ander kaliber. Je kent mijn streken en mijn kracht, kent de muziek, de poëzie en wat het heeft gebracht. En ik ben dankbaar voor mijn lach, Als ik dat niet had, was ik depri of suïcidaal. Ze zeggen ‘doe normaal, verman jezelf!’ Al gaat ’t goed, het paradijs lijkt soms verdacht op ’n hel. Maar goed, ik sta versteld, sta stil en herinner me; alles is er al van binnen. Als de hemel valt, de hemel faalt. De druk op God wordt groter en ze draagt het allemaal. Maar als de hemel valt zullen we het samen moeten dragen en kunnen zij en Allah samen even weg. Misschien ben ik een domme jongen, maar mijn God, zeg me waarom men Zonde blijft verkondigen als Liefde de bron is. Da’s geen brood maar kruimels uit mensenhanden, niet door jou of een zogenaamde duivel Zeg, hoe is dat nou, zo’n multispagaat. Er altijd zijn voor iedereen en alles. Beetje zoals mijn eigen ma, zij is te goed voor deze wereld. We willen meer, plus door de crisis is iedereen skeer. En dan die eeuwige strijd, klopt drama aan de deur is ’n ieder van de partij. Ja, we willen ons gelijk opgehangen aan ideeën van het liefst één waarheid. Lieve, hoe zou het zijn? Even een break, telekinetisch of met de trein. Pootje baden in het universum, modderbad, verse koffie en de ochtendkrant. Als de hemel valt, de hemel faalt. De druk op God wordt groter en ze draagt het allemaal, Maar als de hemel valt, zullen we het samen moeten dragen En kunnen zij en Allah samen even weg.

38

augustus 2019

Typhoon

kille mensenwereld? Wanneer word je gezien en wanneer niet? Wanneer heb je succes en denk je dat je uniek bent tot je erachter komt dat je niet die ene unieke God in jouw gedachten bent, maar in file de Mount Everest opklimt?

Troostpsalm Het lijkt wel een requiem, deze reflectie op de hemel. Maar hoe dood de hemel ook is, het is nooit goed om Lazarus te vroeg te begraven. Want hoe somber de moderne cultuurpessimist ook mag zijn, als je goed om je heen kijkt en weigert in te kakken tot gefrustreerde boze burger, komen er te midden van alle leegte en duisternis toch altijd weer nieuwe mensen met nieuwe klanken opzetten die het er niet bij laten zitten. Zo iemand is wat mij betreft Glenn de Ramadie, die in 2007 onder zijn artiestennaam Typhoon als rapper doorbrak met het album Tussen licht en lucht. In het nummer Hemel Valt (2012) toont hij de verwarring van de crisis (die ons behalve arm of skeer ook apathisch maakt) waarin wij ons bevinden. Wat is echt, waar draait het allemaal nog om en hoe kunnen we nog goed zijn in deze vervreemdende wereld? Aanvankelijk schreef Typhoon Hemel valt in opdracht van NPO Radio 6 met de vraag of hij voor de zogenoemde Zwarte Lijst een nummer over God wilde schrijven. Hij

stelde zich voor hoe het zou zijn als God een vrouw was en kwam tegelijkertijd tot de conclusie dat niet de Voorzienigheid bepalend is voor een betere wereld maar “dat we het zelf moeten doen”. De song kreeg echter extra betekenis toen hij het als moderne troostpsalm zong op Lowlands, kort na de ramp met de MH17 in de zomer van 2014. Net als bij André Hazes is het dus uiteindelijk de eeuwige moeder die er het best van afkomt – als vertrouwensfiguur en schenker van de onbaatzuchtige liefde. En net als bij John Lennon is Typhoon ervan overtuigd dat de hemel pas echt valt en faalt als wij niet zelf het voortouw nemen om er samen iets van te maken in voor- en tegenspoed. Met andere woorden, projecteer het verlangen naar een betere wereld niet lusteloos op een hiernamaals heel ver weg, maar doe wat met het hier en nu en stuur God en Allah daarom zo nu en dan maar even op vakantie. Daar zit niet alleen humor maar ook toekomst in. En ja, als je Typhoon dan zo beluistert, bekruipt je onvermijdelijk het gevoel: hadden de Engelse kerkvaders van 1996 dan toch gelijk?

.

Peter Sierksma (1958) was redacteur bij Trouw en de Ikon en schrijft nu als zelfstandig journalist over onder meer popmuziek, literatuur en film (www.petersierksmaschrijft.nl).


special/ervaring (3) ✽

Tekst: Jurgen Tiekstra

Christine Stam worstelde met de uitverkiezing

‘ALS IK OP JEZUS ZIE, KAN NIETS MIJ BANG MAKEN’ Publicist Christine Stam- van Gent (37) schrijft columns en artikelen voor het Reformatorisch Dagblad. Ze is in Kampen lid van de Gereformeerde Gemeenten, maar ze is als kind “nog rechtser daarvan” opgegroeid: in de Gereformeerde Gemeenten van Nederland, een nog bevindelijkere afsplitsing van de Gereformeerde Gemeenten. Stam: “Ken je het thema van ‘de uitverkiezing? Dat betekent, plat gezegd, dat God kiest wie er in de hel en wie er in de hemel komen. Dat dat besluit bij God ligt, erkennen veel christenen, maar het verschilt nogal welke plek dat leerstuk krijgt. Bij de Gereformeerde Gemeenten in Nederland is dat alles overheersend, in die zin dat je wel naar de kerk kunt gaan en in de Bijbel kunt lezen, maar je hebt daar pas wat aan als je uitverkoren bent. Dat is de officiële leer. In de praktijk fungeert dat zo dat je wacht op een bijzondere ervaring, waardoor je weet: God heeft zijn hand op mij gelegd en wil dat ik behouden ben. Binnen de gemeenschap zijn er niet veel mensen die dat meemaken. Nou ja, dan snap je dat je als kind opkijkt tegen zulke mensen. Zij zijn speciale figuren; de ambtsdragers, de dominees en soms ook wat vrouwen die eruit springen.”

Behouden of niet “Als dat het allerbelangrijkste is, dat je die ervaring krijgt, dan draait alles daar om. Een manier om mensen die ernst mee te geven, is door het te benaderen vanuit de Oordeelsdag. Naar die dag leven we toe en op die dag zal duidelijk worden waar iedereen hoort. Als kind denk je: hoe kan ik dan die ervaring krijgen? Je probeert heel serieus en ernstig te leven. Ik bad heel veel. Soms probeerde ik de hele nacht te bidden. Ik moest God bewegen om mij in genade

Gehoord en gezien

Christine Stam-van Gent

aan te nemen. Ik dacht: stel dat er niks gebeurt, dan moet ik misschien naar de hel. Als ik onderweg vuur zag van mensen die afvalhout stookten, dan dacht ik aan de hel. Ik las een stichtelijk verhaal van een jongetje dat een kaarsje aanstak, zijn vinger er inhield en dacht: als ik straks in hel kom, dan voel ik dit altijd. Ik herkende mijzelf in dat jongetje. Hij was ook bezig met die pijn. Stel je voor dat die pijn er altijd is, hoe voelt dat dan, kun je dat wel dragen? Die beklemming was er altijd. Zeker als er mensen gestorven waren, speelde die vraag: zijn zij behouden of niet? En als ze niet behouden zijn, wat maken ze nu mee? Op 31 december lag die beklemming over de mensen in de kerk, omdat aan het einde van het jaar meestal werd gerefereerd aan de wederkomst. De sfeer was dan: dit is het einde van het jaar, en we weten niet of we nog een jaar zullen krijgen.”

“Aan de ene kant ben je als kind heel bang voor Gods toorn over de zonden, aan andere kant had ik ook altijd een liefdevol beeld van God. De mensen die zeker waren van hun eigen heil, konden heel liefdevol over Christus spreken, alsof Hij een bekende van hen was. En zo was dat ook: ze kenden hem in hun hart. Aan de ene kant had je dus die beklemming, tegelijkertijd was Hij het waard om je leven aan te geven. Als kind had ik echt een verlangen om de Heere Jezus te zien en met Hem te praten. Als ik had gebeden, las ik soms in mijn bijbeltje en kreeg ik een antwoord op mijn gebed. Mijn moeder was vaak ziek en kwam dan ’s morgens niet uit bed. Dat vond ik heel naar. Daar bad ik dan voor, en las daarna in mijn bijbeltje een tekst uit de Psalmen: ‘God zal haar helpen in de morgenstond’. Dan dacht ik: God heeft mijn gebed gehoord en doet er wat mee. Op een kinderlijke manier groeide er een vertrouwen: ik weet niet of ik het eeuwige heil krijg, maar ik word wel gehoord en gezien. Dat vertrouwen heeft steeds meer de overhand gekregen. Ik zit nu bij een Gereformeerde Gemeente, waar het klimaat anders is. Ik ben erachter gekomen dat God juist wel wil dat je zekerheid hebt over je heil: Hij heeft Jezus gegeven als een offer. Als wij ons slecht over onszelf voelen, kunnen we naar Jezus kijken: maar Hij heeft de zonde gedragen, ik hoef alleen maar mijn hand te openen en mijn hart aan Hem te geven. Als ik op Jezus zie, is er niks wat mij bang kan maken. Af en toe gebeurt het nog dat ik me slecht voel, over iets wat ik gedaan heb. Dan kan de gedachte mij weer bekruipen dat God mij zal afstraffen. Dat is het kind in mij dat ik met mijn volwassen deel kan geruststellen. Met dat kind in mijzelf blijf ik altijd in gesprek.”

.

augustus 2019

39


✽ schrijfwedstrijd 2019

Volzin-schrijfwedstrijd:

‘WIE ZAL ONS LEIDEN?’ ‘Wie zal ons leiden?’ luidt het thema van de Volzin-schrijfwedstrijd 2019. U kunt nog tot 9 september een pakkend essay inzenden. Er zijn drie prijzen te winnen. Daarnaast verschijnen de bekroonde essays in het eerste nummer van Volzin in 2020. e elfde editie van de Volzinschrijfwedstrijd staat dit jaar in het teken van leiderschap. Een hoogst actueel thema, lijkt het. ‘Wie zal ons leiden?’ luidt de vraag. Een sterke leider? Een dienstbare leider? Of is het beter niet al te zeer op leiders

D 40

augustus 2019

te vertrouwen en zelf het heft in handen te nemen?

Thema Leiderschap heeft in onze tijd een dubbel gezicht. Paus Franciscus en Angela Merkel zijn populair, Donald Trump en Vladimir

Poetin zijn dat op hun manier ook. Aan de ene kant is er alom een verlangen naar inspirerende leiders. Mensen – politici, activisten, ondernemers en anderen – met een visie die de talloze uitdagingen en problemen van onze tijd voortvarend aanpakken. Leiders die hun volgelingen


INZENDTERMIJN SLUIT 9 SEPTEMBER

schrijfwedstrijd 2019 ✽

weten te begeesteren om ongebaande wegen te gaan. Leiders ook die het niet bij mooie woorden laten, maar die zelf van aanpakken weten en met hun voeten in de modder staan. Aan de andere kant is er een roep om ‘sterke leiders’ die velen angst aanjaagt. Een sterke man – dictators zijn bijna altijd mannen! – die voor ons de problemen oplost die we zelf niet kunnen, durven of willen oplossen. Ook binnen religies heeft leiderschap een dubbel gezicht. Binnen het christendom bijvoorbeeld heten leiders vanouds ‘herders’ en ‘dienaren’ te zijn. Maar niet zelden blijken kerkelijke leiders zich te verheffen boven hun kudde en meer op eigen voordeel en (seksuele) lust uit te zijn dan op het welzijn van hun gelovigen. En dan is er nog de vraag naar leiderschap in het alledaagse leven. Hoe doe je dat eigenlijk, een geloofwaardige moeder of vader voor je kinderen zijn? Is dat een kwestie van je kinderen bevestigen of ook van hen tegenspreken? Of hoe word je in de klas of op de werkvloer iemand met gezag? Bekijken we de zaak ook eens vanuit de leiders zelf. Zij combineren twee taken die zich niet zo makkelijk combineren laten: een leider houdt enerzijds voeling met zijn of haar achterban, maar anderzijds ook met het perspectief waarvan hij of zij aanvoelt dat men er samen naartoe moet (zelfs wanneer de ‘de meerderheid’ daar wellicht nog niet aan toe is). Een goede leider is dus solidair met de achterban en tegelijk verpersoonlijkt hij of zij ook de heilzame toekomst voor die achterban. Dat kan een grote spanning oproepen, voor de leider in kwestie, maar ook voor diens achterban. Wie moet ons

leiden? Iemand die ons vertegenwoordigt of iemand die ons verder brengt en daarom soms tegenspreekt? En ook: door wie of wat laat de leider zelf zich leiden? ‘Wie zal ons leiden?’ is een thema dat zich in vele richtingen laat uitwerken. Elke uitwerking en invalshoek is toegestaan mits het thema maar herkenbaar blijft. De opdracht voor de Volzin-schrijfwedstrijd luidt: schrijf een pakkend essay over leiderschap. Daarin is zowel ruimte voor ervaringen als inzichten.

Voorwaarden

. De Volzin-schrijfwedstrijd staat open voor iedereen. . De maximale lengte van de inzending is 1600 woorden. . Inzendingen moeten uiterlijk maandag .

.

.

9 september 2019, 9.00 uur, ontvangen zijn. Inzendingen dienen digitaal (in Word) en per e-mail te worden aangeleverd. Te mailen aan: schrijfwedstrijd@volzin.nu; bijdragen moeten voorzien zijn van personalia (naam, adres, leeftijd, geslacht, (voormalig) beroep) en de aanduiding ‘Volzin-schrijfwedstrijd 2019’; niet-digitale bijdragen worden niet in behandeling genomen. Inzenders verlenen aan Volzin het recht van eerste publicatie van de ingezonden bijdragen. Volzin houdt zich het recht voor inzendingen (ook) te publiceren op www.volzin.nu. Over de inhoud en de uitslag wordt niet gecorrespondeerd.

De jury hanteert bij de beoordeling van de inzendingen de volgende criteria. De bijdrage:

. bestaat uit een persoonlijk getoonzette uitwerking van het thema; . is origineel van inhoud en invalshoek; . is ‘prikkelend voor de geest’; . is helder van stijl en toegankelijk geschreven;

Jury Voorzitter van de jury van de Volzinschrijfwedstrijd 2019 is mgr. Joris Vercammen, oud-katholiek aartsbisschop van Utrecht. De jury bestaat verder uit: Barbara de Lange (strateeg, gespreksleider en idee-optimist, bureau Moondance), Peter Pot (directeur Dominicanenklooster Zwolle, voetbalscheidsrechter, oud-wethouder Ameland en Zwolle), Greet Prins (voorzitter Raad van Bestuur Philadelphia Zorg, lid Eerste Kamer voor het CDA), Elze Riemer (godsdienstwetenschapper en journalist, lid redactieraad Volzin). Volzin-redacteur Jan van Hooydonk is secretaris van de jury.

Prijzen en prijsuitreiking De jury kiest uit de inzendingen een eerste, tweede en derde prijs. Daarnaast kiest zij nog maximaal zeven inzendingen die in aanmerking komen voor een ‘eervolle vermelding’. De winnaar van de eerste prijs ontvangt € 500,-, de winnaar van de tweede prijs € 300, -, de winnaar van de derde prijs € 200,-. Deelnemers aan de wedstrijd krijgen uiterlijk 15 november 2019 bericht over de uitslag. De bekroonde essays worden, fraai geïllustreerd, gepubliceerd in het eerste nummer van de jaargang 2020.

.

De jury van de Volzin-schrijfwedstrijd, 2019: Joris Vercammen (voorzitter), Barbara de Lange, Peter Pot, Greet Prins, Elze Riemer, Jan van Hooydonk (secretaris).

augustus 2019

41


✽ tattoos

OP HET LIJF GESCHREVEN Tekst & Beeld: Stijn Rademaker

ijk maar eens om je heen op een zomers terrasje: het lijkt wel alsof de halve wereld tegenwoordig een tatoeage heeft. Wetenschappers schatten dat 14.000 jaar geleden de eerste tatoeage werd gezet. Op de lichamen van mensen uit diverse culturen en delen van de wereld zijn ze ontdekt. Recent nog op een Egyptische mummie in het British Museum. En enkele jaren geleden op het lijf van de uit het gletsjerijs tevoorschijn gekomen Ötzi. Hij had er 59, een echte liefhebber dus. In oude tijden had de tatoeage vooral een religieuze betekenis, tegenwoordig is het vooral een sieraad voor het lichaam. Veel tatoeëerders zijn dan ook zonder overdrijving echte kunstenaars. Toch gaat het vaak niet om schoonheid alleen. Het zetten van een tattoo kan een ritueel zijn, een herinnering, een markering in de tijd. Soms is het letterlijk het uitdragen iemands persoonlijke levensovertuiging. En dat mag gezien worden.

K

Roy Clermons:

‘Eerbied voor gewonde mensen’ Roy Clermons (44), geestelijk verzorger in een ggz-instelling in Eindhoven en lekendominicaan: “Mijn nieuwste tatoeage is geïnspireerd op het verhaal van de apostel Thomas die na de verrijzenis van Christus diens wonden aanraakt. Voor mij staan de wonden van Christus symbool voor de wonden van de wereld, van mensen. De meest kwetsbare plekken van Christus zijn zijn wonden. Die plekken moeten we met veel eerbied en respect behandelen. Als ik kijk naar de plek waar ik nu werk, zie ik mensen die door het leven gewond zijn geraakt. Psychiatrische patiënten zijn in de politiek kostenposten en in de media lastposten als er weer een incident is geweest met een verward persoon. Maar zo zouden we niet moeten denken. Het zijn fantastische maar kwetsbare mensen die zijn vastgelopen in het leven. Bij hen moet ik zijn.”

42

augustus 2019


fotoreportage ✽

Esther Klaasen:

‘Bij Hem mag ik schuilen’ Esther Klaasen (32) uit Roosendaal is lid van een evangelische gemeente en moeder van twee kinderen. Dat zij twee kinderen heeft, mag een wonder heten. Ze heeft er meer verloren. Alle zwangerschappen waren problematisch. “Ik werd erg ziek, de artsen zeiden: ‘Het wordt hopen en bidden’. En dat heb ik gedaan. Ondanks angstige nachten en bang om niet meer te ontwaken voelde ik in mijn gebed dat ik gedragen werd door een hand. Toen we uiteindelijk thuiskwamen met een kind wilde ik een tatoeage om mezelf eraan te helpen herinneren dat God mijn thuis is. De strekking van psalm 18 is dat God je burcht is, je vuurtoren en schuilplaats. Door alle negativiteit rondom mij van kennissen en artsen was ik daaraan gaan twijfelen. Nu kan ik naar mijn schouder kijken en weet ik: bij Hem mag ik schuilen.”

Adriaan de Waardt:

‘Ik heb God herontdekt’ Adriaan de Waardt (32) uit Krimpen aan de IJssel werd geboren op Sri Lanka en geadopteerd door Nederlandse christelijke ouders, schippers. “Ik heb op een christelijk schippersinternaat gezeten. De leiding daar heeft ervoor gezorgd dat ik een paar jaar niet heb kunnen geloven. Zij leerden jongeren dat mensen verdord zijn van zonden en grote kans lopen naar de hel te gaan. Daardoor ben ik God en alle mensen van de kerk gaan haten. Na drie jaar ontmoette ik iemand die zei dat ik een verkeerd godsbeeld had. Ik heb de Bijbel er weer bij gepakt en allengs herontdekte ik God. Een liefhebbende, niet een veroordelende God. Op een gegeven moment wilde ik mijn hernieuwde overtuiging letterlijk aan mezelf laten zien. Na lang overwegen, het zijn geen plakplaatjes, durfde ik het aan. Een sleeve met afbeeldingen die voor mij het geloof in God symboliseren.”

augustus 2019

43


Rob van Essen: ‘Als schrijver ben ik een waarnemer, maar geen buitenstaander’ 44

augustus 2019


literatuur ✽

Rob van Essen, schrijver Tekst: Nico Keuning Beeld: Hollandse Hoogte

‘HET IDEE VAN GEMEENSCHAP BEN IK NOOIT KWIJTGERAAKT’ “Je wilt natuurlijk altijd gezien worden. Het liefst door een goedaardige vaderlijke aanwezigheid. Godsdienst heeft ook te maken met goedkeuring, regels en gedrag, wat door je ouders wordt versterkt. Dat raak je nooit helemaal kwijt.” Een gesprek met Rob van Essen die in mei de Libris Literatuurprijs ontving voor zijn roman De goede zoon.

e goede zoon is een futuristische roman met robots die bedienen in restaurants. Een roman, waarin de hoofdpersoon een dialoog voert met zijn zelfrijdende auto. Tegelijkertijd maakt de ‘ik’ een reis naar het verleden. De ‘ik’ past niet meer in de nieuwe tijd en kijkt terug op zijn leven, naar de plekken van zijn jeugd. Een van die plekken is het Overijsselse dorp Rijssen, een bolwerk in de Biblebelt. Ik ontmoet de schrijver in een grand café aan ’t Spui in Amsterdam. De stad die een belangrijke plaats inneemt in Kind van de verzorgingsstaat (2016), het non-fictieboek dat geldt als pendant van De goede zoon. Fictie en werkelijkheid, de stad en de provincie, waar Van Essen (56) opgroeide in dorpen waar het gereformeerde geloof zijn jeugd bepaalde. “Ik heb vijf jaar over dit boek gedaan”, zegt hij. “Ik schreef al over een hoofdpersoon die zijn moeder elke week bezoekt in een bejaardenhuis, maar ik kreeg het verhaal niet rond. Toen overleed mijn moeder, februari vorig jaar. Ineens paste alles in elkaar; ik heb de verteller ouder gemaakt dan ik zelf ben. Nu

D

zijn moeder was overleden, kon de hoofdpersoon beter terugkijken. Zowel op zijn eigen leven als op dat van zijn moeder.” In het autobiografische boek Kind van de verzorgingsstaat vertelt Van Essen dat zijn ouders, toen hij bijna een jaar was, van Amstelveen naar Rijssen verhuisden en terugkeerden naar het geloof. In De goede zoon moet de hoofdpersoon het verleden van Bonzo – de crimineel die aan geheugenverlies lijdt – bedenken, schrijven: een verleden in Amstelveen. Het laatste hoofdstuk van de roman heet Zevende dag. Dat doet denken aan het scheppingsverhaal. Heeft u dat bewust gedaan?

“Een reis moet een aantal dagen duren. Zo kwam ik op zeven dagen. Een mooi symbool. Maar het ontstond pas tijdens het schrijven. Stephen King zegt in On writing: ‘Symboliek moet je nooit van tevoren in je verhaal stoppen, dan wordt het iets doods’. Je mag het wel uitbaten, maar je moet het uit zichzelf laten komen.” Nu we het toch over symboliek hebben. De titel De goede zoon roept associaties op met de bijbelse ‘verloren zoon’.

“Zeker. Als motto heb ik in de roman The good son gebruikt, van zanger Nick Cave. ‘De goede zoon’: zo noemt Cave de broer van de verloren zoon. De goede zoon is al die tijd thuis gebleven, heeft voor zijn ouders gezorgd, meegewerkt op het land.” De hoofdpersoon is in zeker zin ook ‘verloren’ nu beide ouders zijn overleden.

“Mijn eerdere boek is ontstaan uit stukken die ik op mijn blog had geschreven en die ik steeds verder heb uitgebreid. Maar nadat ik het boek had geschreven, wist ik dat ik er nog niet klaar mee was. Toen ik aan De goe-

de zoon begon, kwam alles weer terug, in fictieve vorm. In fictie kun je meer zeggen dan in non-fictie, omdat het multi-interpretabel blijft. Meer betekenissen heeft. Een roman is gelaagder. De lezer kan er veel meer uithalen.” Uw ouders zijn in achttien jaar zeven keer verhuisd. Zij verhuisden soms zelfs terug naar een dorp waar ze eerder ook al woonden. U keert in de twee boeken ook voortdurend terug naar plekken uit uw verleden.

“Als je ouder wordt ga je je eigen geschiedenis reconstrueren. Een vriendin van mij is opgegroeid in Amstelveen. Ik ging wel eens met haar mee als zij haar oude vader bezocht. Ik ben daar geboren, maar had er geen herinneringen aan, omdat ik er maar zo kort heb gewoond. Ik vroeg me af hoe het was geweest als mijn ouders hier waren gebleven en nooit terug waren gegaan naar de zwartekousenkerk. Laatst liep ik nog door Rijssen. Het is een soort zelfonderzoek, gerelateerd aan plekken. Voor mij zijn locaties en plekken heel belangrijk. Mijn herinneringen zijn eraan verbonden, maar ze maken zelf ook indruk. De architectuur, de rijtjeshuizen, doorzonwoningen. Hoe een wijk gebouwd is, gevormd is. Wat het betekent als je in zo’n dorp terechtkomt, in zo’n gemeenschap.” Denkt u dan aan de paasvuren en bedreigingen van hel en verdoemenis?

“Mijn moeder was bang voor de dood en bang voor de hel. Ik als klein kind niet. Ik wilde dominee worden. Als je opgroeit in een systeem waarin ‘bekeren’ zo belangrijk is, waarin je als kind ‘een nieuw hartje’ moet krijgen, is het logisch dat anderen bekeerd moeten worden en dat je zendeling of dominee wordt. De angst voor de hel heb ik ontleend aan een zus van mij. Zij was ou-

augustus 2019

45



literatuur ✽ der dan ik en kende het vrije, seculiere leven in Amstelveen, voordat wij verhuisden naar Rijssen. Ik was één jaar en kende geen ander leven. Toen ik ouder werd, kreeg ik er ook mee te maken. Dat was niet comfortabel.” De goede zoon: “Je was gemaakt van vlees en vlees kon branden tot alleen de botten over waren, het zou eeuwig duren en dat kon alleen maar betekenen dat het steeds opnieuw zou beginnen, zodra je as was, werd je weer nieuw en stond je weer naast je ouders en je zusje naar het paasvuur te kijken, nietsvermoedend, en dan: weer rook aan de horizon, noord, zuid, oost en west, aanstormend vuur, en vuur onder je waar geen ontkomen aan was, razend vuur, de angst is nog erger dan de pijn, tot de pijn begint, dan is de pijn erger en telkens als het opnieuw begint herinner je je de pijn van de vorige keren, steeds herinner je je méér pijn en daar komt steeds meer pijn bij.” De hel als zwaard van Damocles.

“De predestinatie die eigenlijk niemand echt kon verklaren. Daarom was het ook wel weer eenvoudig om van je geloof te vallen, want het is iets onmogelijks: aan de ene kant moet je je goed gedragen en bidden en smeken om bekering, aan de andere kant is alles al voorbestemd. Alles in de Bijbel werd letterlijk genomen. Zes scheppingsdagen, de aarde – en verder niets – is 6.000 jaar oud. Het voordeel was dat mijn ouders die andere wereld van Amstelveen kenden, dus wij mochten naar de Openbare Bibliotheek. Daar las ik over de evolutietheorie en ik maakte kennis met de literatuur.” U bent niet haatdragend tegenover het geloof zoals Maarten ’t Hart.

“Ik ben nogal vatbaar voor melancholie en nostalgie. Meer dan ik zou willen. Als ik door de jarendertigwijken van Amsterdam fiets en ik zie kerken midden in die buurten staan, die nu meubelhal zijn, klimhal of dansschool, dan vind ik dat jammer. De kerk staat voor een gemeenschap, een keurige wijk en op zondag rukte iedereen op naar zijn of haar kerk. Dat roept een nostalgisch verlangen op. Het idee van zo’n gemeenschap ben ik nooit kwijtgeraakt.” Is dat niet een geïdealiseerd beeld?

“In Kind van de verzorgingsstaat schrijf ik dat die wijken gebouwd zijn voor mensen

‘Een kerk roept bij mij een nostalgisch verlangen op’ die nooit bestaan hebben. Het idee van de ideale mens. Maar die bestaat niet. Dat komt ook voor in De goede zoon als ik het over basisinkomen heb, een idee waar iedereen jubelend over is en waar ik een soort negatieve kijk tegenover stel, waarop anderen weer roepen dat wetenschappelijk bewezen is dat mensen dan creatiever worden en zorgzamer. Maar er bestaat niet één soort mens. Het kan niet voor iedereen werken. Ik heb als schoolverlater zelf lange tijd een uitkering gehad, wat ook als een soort basisinkomen gold, maar daar werd ik niet creatiever van. Ik schreef wel in die tijd, maar toen ik ging werken, schreef ik niet minder.” Een harmonieuze gemeenschap met gelijkgestemden bestaat niet. Daarom zijn er zoveel regels. U geeft in Kind van de verzorgingsstaat als voorbeeld het panopticon, zoals een koepelgevangenis met een wachttoren in het midden vanwaaruit iedereen wordt geobserveerd.

“Je bent niet alleen. Je wilt natuurlijk altijd gezien worden. Liefst door een goedaardige vaderlijke aanwezigheid. Godsdienst heeft ook te maken met goedkeuring, regels en gedrag, wat door je ouders wordt versterkt. Dat raak je nooit helemaal kwijt. Als je je van zaken bewust wordt, betekent dat niet dat je ze kwijtraakt, of dat je er vrede mee hebt. Dat is het begin van het proces om er achter te komen hoe je in elkaar zit. Je moet wennen aan het feit dat je niet meer gezien wordt. Dat kan heel bevrijdend zijn.” U hebt zich indertijd aangesloten bij de SP. Een andere vorm van mensen bekeren.

“Ik was zeventien, achttien jaar. Ik merkte dat je de structuur van de kerk over een politieke partij kon leggen, dat het dezelfde structuur heeft: dominee, kerkenraad, ouderling, diaken. Dat is misschien wel de predestinatie: dat je blijft zoeken naar hoe je als kind bent gevormd, naar een verge-

lijkbaar systeem. Het gemis moet je op een of andere manier invullen. Dat is wel steeds individueler geworden. Daarom spreekt boeddhisme of taoïsme me meer aan. Meer dan een heilsverwachting die je met anderen moet delen. Waarom zou ik mensen willen veranderen? Herman Finkers zei daarover: ‘Ik ken ze niet eens. Misschien zijn ze veel beter dan ik’.” U bent als schrijver ook wel een chroniqueur. Biedt schrijven voor u genoeg invulling van uw leven?

“Voor mezelf wel. Ik kan heel gelukkig zijn als ik schrijf. Ik zit er helemaal in. Dat is een soort zingeving voor de schrijver zelf. Het nut, of zingeving, ervaar je als je lezers ontmoet. Ook economisch heeft het nut. Voor de uitgever is een boek een product. Ik maak deel uit van een economisch systeem. Dat merk je als zo’n boek goed verkoopt.” Is dat een genoegdoening om een maatschappelijke bijdrage te leveren?

“Als schrijver ben ik een waarnemer, een man in de marge. Maar ik ben natuurlijk geen buitenstaander; ik maak ook deel uit van een systeem. Iemand op Facebook had het jaren geleden over ‘schrijvers die zelf jurylid en recensent zijn’ – ik had dat jaar in de jury van de Libris Literatuurprijs gezeten en schreef al jarenlang recensies voor NRC Handelsblad. In de ogen van gefrustreerde buitenstaanders waren al mijn belangen met elkaar verstrengeld, maar het vreemde was: ik zag mezelf ook als zo’n buitenstaander. Ik was met dat beeld aan mijn carrière begonnen en ik had het moeiteloos met me meegedragen, terwijl ik steeds verder in het literaire wereldje verknoopt raakte. Voor mij was dit een belangrijk moment. In bijbelse termen uitgedrukt: de schellen vielen van mijn ogen. Iedereen droomt ervan een unieke, slechts per stuk verkrijgbare passievrucht te zijn, of beter nog, een exotische doerian die de massa met zijn stekels en geur op afstand houdt – maar in werkelijkheid hang je allang met andere mandarijnen in een netje. Door de Librisprijs ben ik opnieuw in een andere positie terechtgekomen. Een positie waar ik nooit naar heb gestreefd. Dat is wennen.”

.

Rob van Essen: De goede zoon (Atlas Contact, 384 blz., € 21,99). Kind van de verzorgingsstaat (Atlas Contact, 192 blz., € 15,-).

augustus 2019

47


✽ ‘So long, my son’

Onwrikbaar communisme blijkt niet van graniet te zijn

DE ROUW DIE NOOIT VERDWIJNT In de drie uur lange Chinese speelfilm So long, my son gebruikt regisseur Wang Xiaoshuai dertig jaar aan recente Chinese geschiedenis als decor. Hij keert zich, naar eigen zeggen, tegen de Chinese volkswijsheid ‘kijk vooruit en vergeet het verleden’. De twee hoofdpersonen maken een universeel drama mee. Maar dat drama wordt nog zwaarder doordat ze leven in een autoritair communistisch land. o’n zeventigduizend jaar geleden onderging de mensensoort homo sapiens, tot wie de huidige bevolking van de aarde ook behoort, een ‘cognitieve revolutie’. Wat de oorzaak van die revolutie was, schijnt onduidelijk te zijn – misschien was het een toevallige genetische mutatie in de hersenen – maar vanaf die tijd ontwikkelde de homo sapiens niet alleen een uiterst verfijnd taalvermogen, maar ook: verbeeldingskracht. De Israëlische historicus Yuval Noah Harari vertelt over dit scharnierpunt in zijn boek Sapiens, Een kleine geschiedenis van de mensheid (2011), dat wereldwijd een verkoopsucces is dankzij Harari’s heldere, licht provocatieve schrijfstijl. Die verbeeldingskracht, dat vermogen om na te denken over wat niet bestaat, is in zijn ogen een van de grootste krachten van de mens. Het is eerst de taal die mogelijk maakt dat mensen in grote groepen kunnen samenwerken, maar dat coöperatieve talent vertienvoudigt dankzij ons vermogen om collectieve mythes te creëren.

Z

Imaginaire orde Op zijn karakteristieke ontnuchterendsociologische toon schrijft de Israëlische hoogleraar in zijn boek: “Elke vorm van grootschalige menselijke samenwerking – een moderne staat, een middeleeuwse kerk, een antieke stad of een archaïsche stam – is geworteld in gemeenschappelijke mythen die alleen bestaan in de collectieve fantasie. Kerken zijn geworteld in gemeenschappelijke religieuze mythen. Twee katholieken die elkaar nooit eerder hebben

48

augustus 2019

ontmoet kunnen toch samen op kruistocht gaan of geld bijeenbrengen om een ziekenhuis te bouwen, omdat ze allebei geloven dat God ooit is geïncarneerd in menselijke vorm en zich heeft laten kruisigen om onze zonden weg te wassen. Staten zijn geworteld in gemeenschappelijke nationale mythen. Twee Serviërs die elkaar nooit hebben ontmoet kunnen hun leven riskeren om elkaar te redden, omdat ze beiden geloven in het bestaan van de Servische natie, het Servische moederland en de Servische vlag. (...) Maar geen van die dingen bestaat buiten de verhalen die mensen verzinnen en aan elkaar doorvertellen.” Een land, maar ook het politieke systeem van een land, noemt hij een ‘imaginaire orde’. Daarmee benadrukt Harari hoe arbitrair het allemaal is, de nationale en politieke ordening waarin bijvoorbeeld wij in Nederland nu toevallig leven. Want in het verleden en op andere plekken bestonden en bestaan totaal andere imaginaire ordes. Zo wordt opnieuw duidelijk hoezeer je eigen geboorte een loterij is geweest: ik ben in 1983 in de constitutionele monarchie Nederland geboren, filmregisseur Wang Xiaoshuai is in 1966 in de Volksrepubliek China te wereld gekomen, precies in het jaar dat de grote communistische roerganger Mao Zedong besloot tot de berucht geworden Culturele Revolutie, waarin onder de bevolking een rigoureuze ideologische zuivering werd uitgevoerd, zijn eigen persoonsverheerlijking een vlucht nam en talloze net afgestudeerde jongeren onder dwang naar het platteland moesten verhuizen. Je hebt het maar te doen met de geschie-

denis waarin je als boreling geworpen wordt. Toen Wang Xiaoshuai dertien jaar was, kwam boven op alles nog de Chinese eenkindpolitiek, die de onstuimige groei van de bevolking moest inperken en pas sinds een paar jaar is verruimd naar een tweekindpolitiek. Inmiddels is Wang Xiaoshuai 53 jaar oud en uitgegroeid tot een gewaardeerd filmregisseur, die met zijn films probeert te reflecteren op de geschiedenis die hemzelf gevormd heeft.

Omwentelingen In zijn drie uur durende film So long, my son gebruikt hij drie decennia aan omwentelingen in de Chinese samenleving als decor. Zijn personages werken eerst in de jaren tachtig en negentig in een staatsfabriek in de Noord-Chinese stad Baotou, in Binnen-Mongolië. Als ze in hun vrije tijd bij elkaar zitten, in een van de kleine appartementen in het grote woningblok waarin ze leven, denken ze vol melancholie terug aan de periode net ná de Culturele Revolutie (1966-1976). Toen konden ze eindelijk van het platteland terugkeren naar hun thuisstad. Als de staatsfabriek vervolgens een grote ontslagronde aankondigt, moeten ze hun eigen weg zoeken in het nieuwe China waar de planeconomie is ingeruild voor staatskapitalisme. De één wordt rijk als projectontwikkelaar dankzij de vastgoedboom, de ander vlucht weg van zijn herinneringen en wordt monteur in het vissersplaatsje Hou Wan aan de Chinese oostkust, in de provincie Fujian, waar hij het dialect niet kan verstaan. Het grote drama dat de verhaallijn in beweging zet, is de verdrinkingsdood van


film Jurgen Tiekstra ✽

Vader Liu Yaojun en moeder Liyun kunnen het verleden niet vergeten.

het kind van een van de twee bevriende gezinnen die in de film worden gevolgd. Beide ouderstellen hebben een zoon, Xingxing en Haohao. Op dezelfde dag geboren. Het gaat mis als de jongetjes zonder toestemming spelen bij een waterreservoir. Het verlies van het kind van vader Liu Yaojun en moeder Liyun wint nog aan zwaartekracht vanwege de stringente eenkindpolitiek; opgejut door haar communistische ijver heeft de moeder van het andere jongetje, Haiyan, haar vriendin Liyun onder grote druk gezet om abortus te plegen toen zij jaren eerder van een tweede kind zwanger was. Door complicaties bij die abortus kan Liyun geen kind meer krijgen. De wroeging van Haiyan, over wat zij haar vriendin heeft aangedaan, zal haar blijven plagen. Des te meer omdat het ooit zo heilige communisme, waarvan zij een trouwe discipel was, in de loop van de jaren zijn vanzelfsprekendheid heeft verloren. De imaginaire orde die ooit zo onwrikbaar was, blijkt in het moderne China niet meer van graniet te zijn.

Droefheid van weemoed Met zijn speelfilm wil regisseur Wang Xiaoshuai zich naar eigen zeggen keren tegen de Chinese volkswijsheid ‘kijk vooruit en vergeet het verleden’. Het zou de Chinese overheid misschien goed uitkomen als haar bevolking aan collectieve amnesie ging lijden, maar dan zou geen recht gedaan worden aan de nationale geschiedenis. Wat is gebeurd, kan niet met één beweging van tafel worden geveegd. Alleen vormtechnisch al wil Wang Xiaoshuai dat punt maken: zijn speelfilm So long, my son is niet chronologisch opgebouwd, maar springt door de tijd heen, zonder duidelijk te markeren wanneer we in de jaren tachtig, jaren negentig of jaren nul zijn. Zo is het menselijk leven ook zelf: grote gebeurtenissen uit het verleden kunnen zich zonder ophouden aan het heden blijven opdringen. De menselijke geest werkt eerder associatief dan chronologisch, eerder emotioneel dan calculerend. Ook op een andere manier maakt Wang Xiaoshuai duidelijk hoe manifest het ver-

leden blijft: het muzikale motief in zijn film is een Chinese versie van het van weemoed overstromende Auld Lang Syne. Dit eeuwenoude Schotse lied over de tijden die vervliegen is ook in Azië bij iedereen bekend, aangezien de pentatonische melodie zo goed samenvalt met de Aziatische muzikale traditie. Weemoed en melancholie passen niet bij een samenleving die het verleden achter zich wil laten en zich verwoed wil moderniseren. Nostalgie als gemoedstoestand zou nog kunnen, als het geïdealiseerde Chinese verleden maar de bron is van die vleiende herinneringsemotie. Maar de droefheid van weemoed, om alles wat verloren is gegaan en alles wat had kúnnen zijn als het verleden anders was geweest, is dan een groot obstakel. Of erger nog: de rouw, die nooit verdwijnt, naar welke Chinese uithoek je ook verhuist. Het is pijnlijk maar wel noodzakelijk dat een film als So long, my son gemaakt kan worden.

.

De speelfilm So long, my son draait sinds donderdag 1 augustus in de bioscopen.

augustus 2019

49


✽ cultuur Eric Corsius

Gabriele Münter en Wassily Kandinsky, geliefden en geestverwanten

ONTVANKELIJKHEID ALS TWEEDE NATUUR Gabriele Münter en Wassily Kandinsky stonden aan de wieg van een revolutie in de schilderkunst van de twintigste eeuw. Ze legden hun oor ten luisteren bij de hartslag van de tijd. Ze wensten volledig recht te doen aan de ‘innerlijke klank’ van de werkelijkheid. ls de ziele luistert, spreekt het al een taal dat leeft...’ Deze klassieke woorden van de Vlaamse dichter Guido Gezelle roepen ons op tot zwijgen en luisteren. Ze nodigen ons uit tot het scheppen van ruimte in onszelf, opdat de werkelijkheid tot ons kan spreken. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Deze houding moet worden ingeoefend en gecultiveerd. Monniken van alle religies verstaan deze kunst en gaan ons daarin voor, maar ook kunstenaars en dichters, zoals Guido Gezelle zelf.

‘A

Vorm van mystiek Op één beroemd kunstenaarsduo zijn deze woorden op een bijzondere wijze van toepassing: Gabriele Münter (1877-1962) en Wassily Kandinsky (1866-1944). Zij legden zich toe op een aandachtig bestaan, op de kunst van het luisteren naar de dingen. Deze ontvankelijkheid werd hun tweede natuur, een grondhouding. We gaan zeker niet te ver als we deze attitude een vorm van mystiek noemen. De twee kunstenaars schuwden immers zelf het woordgebruik uit de spirituele traditie niet. Kandinsky ontwikkelde zelfs een eigen leer aan de hand van dit begrippenkader, een leer die tot op heden zeer invloedrijk is.

50

augustus 2019

Gabriele Münter: Steegje in Murnau.


Gabriele Münter & Wassily Kandinsky ✽ Luisteren naar de ‘innerlijke klank’ van de werkelijkheid, zoals Kandinsky het formuleerde, stond centraal in deze leer. En dit begon voor hem met inkeer, met het luisteren naar het eigen hart, het gevoel en de zielenroerselen. Naast het doorgronden van de dingen was ook het doorgronden van het eigen innerlijk voor hem van belang. Dit paste goed bij het introverte en gesloten karakter van Kandinsky, die niet was geboren voor regelmatig en intensief contact met zijn medemensen. Voor zover hij relaties aanging, schrok hij terug voor sterke bindingen. Ook kwam het nooit tot een sterke binding met zijn geliefde Gabriele Münter. Hij leefde als een kluizenaar en reisde graag alleen rond. Ook zij was van huis uit enigszins verlegen en naar binnen gekeerd, maar als het erop aankwam toch meer een gezelschapsmens. In de tijd dat ze geliefden waren (1903-1916), legde dit verschil in aanleg een zware wissel op de relatie tussen de twee kunstenaars. Münters minnaar liet haar maar al te vaak bungelen – om haar uiteindelijk te laten vallen als een baksteen. Niettemin was hun vriendschap een van de meest vruchtbare uit de kunstgeschiedenis.

Volkskunst Münter en Kandinsky kwamen beide uit de grote stad – hij bracht zijn jeugd door in Moskou en verhuisde in 1896 naar Duitsland, zij kwam uit Berlijn. Ze genoten met volle teugen van de reizen naar en verblijven in grote kunststeden als München en Parijs. Uiteindelijk sprak echter vooral het landelijke hen aan, misschien ook vanwege de rust die ervan uitging en de overzichtelijkheid ervan. In menselijk en artistiek opzicht bloeiden ze op tijdens een verblijf op het Beierse platteland. De jaren in Murnau, vanaf 1908, vormden het hoogtepunt in de relatie tussen Münter en Kandinsky, maar droegen ook bij aan een doorbraak in beider kunstzinnige ontwikkeling. Ze leefden in de stimulerende sfeer van het vriendelijke vooralpenlandschap, met zijn kleinschalig dorpsleven. Tevens verkeerden ze met collega-kunstenaars. Het was niet in de laatste plaats het authentieke karakter van de lokale volkskunst die de kunstenaars aansprak. Zoals veel vernieuwers uit die tijd zochten ze immers een ontsnappingsroute uit de al te acade-

misch geworden kunstbeoefening met zijn meedogenloze vormenleer en conventies. De directheid van het ‘primitieve’ sprak hen aan. Münter zou in haar eigen werk voortborduren op één vorm van volkskunst, het achterglasschilderen – bijvoorbeeld door te werken met grote kleurvlakken, onderling afgebakend door zwaar aangezette lijnen en contouren. Terwijl ze oog in oog stonden met het agrarische landschap, de bergachtige natuur en de volkscultuur, openbaarde zich aan Münter en Kandinsky iets wezenlijks. Ze ontdekten de noodzaak om niet te blijven staan bij de buitenkant van de dingen, doch om door de dringen tot de kern ervan. Ze kwamen tot het inzicht, dat het niet langer noodzakelijk – en zelfs niet meer wenselijk! – was om heel natuurgetrouw te schilderen. De kunstenaar diende in hun ogen de ruimte te krijgen om vrij om te gaan met de realiteit en daarvan te abstraheren. Het ging erom, de ‘innerlijke noodzaak’ te volgen en niet meer de uiterlijke dwang van conventies en voorbeelden. Münter schreef over de periode in Murnau: “Ginds heb ik, na een korte lijdensweg, een grote sprong voorwaarts gemaakt: een sprong van het min of meer impressionistisch nabootsen van de natuur enerzijds naar het voelen van een inhoud, naar het abstraheren, naar het maken van een extract.” In Murnau werden ook de kiemen gezaaid voor de theoretische geschriften van Kandinsky uit 1911 en 1912, waaronder zijn klassieke Over het spirituele in de kunst en zijn bijdragen aan de almanak van de kunstenaarsbeweging Der Blague Rijder (‘de blauwe ruiter’).

Seismograaf van de tijd De aangehaalde uitspraak van Münter maakt duidelijk, waarom het ging in de abstracte kunst, die zich in deze tijd ontwikkelde. Nog altijd associëren veel mensen abstracte kunst met een cerebrale aanpak, met doorgeschoten rationaliteit, met de kilheid van de rechte lijn. Abstracte kunst staat dan voor intellectuele, moeilijk doorgrondbare kunst voor en van de elite. In haar vaak aangehaalde woorden laat Münter echter zien, dat abstractie juist voortkomt uit het hart, uit het gevoel, uit de ontdekking van iemand die doordringt tot het hart van de dingen, tot de ziel ervan. Abstractie is de

Wassily Kandinsky: Gabriele Münter met schildersezel.

uiting van een hart dat meetrilt met de ‘innerlijke klank’ van de dingen. Het getuigenis van Münter over haar ontdekking zou Kandinsky op zijn beurt uitwerken in de genoemde geschriften, waarin hij zich aan een eigen theorie waagde. Kandinsky waarschuwde overigens voor een kunsttheorie die losgezongen raakte van de praktijk en het leven. De theorie moest voortkomen uit – en dus ook volgen op – de ontdekkingen en experimenten van kunstenaars. Professoren en zelfbenoemde profeten hadden daarover niets te zeggen – en al helemaal niet als ze meenden boven de geschiedenis te kunnen staan. De kunst was ook de seismograaf van de eigen tijd en wie de kunst wilde verstaan, moest op de eerste plaats die tijd en haar tekenen verstaan en daarvan doordrongen zijn. Geen kunstenaar – en al zeker geen kamergeleerde – kon dan ook iets zeggen over de kunst van de toekomst, tenzij vermoedenderwijze, of daarover iets voorschrijven. Dat laatste pretendeerde Kandinsky ook zeker niet. Het profetisch pathos van Kandinsky ging echter soms met hem op de loop en verleidde hem tot een ronkend taalgebruik en een onkritisch meeliften met modieuze esoterische, antiwetenschappelijke stromingen zoals de theosofie. Hiermee komen we op een belangrijk verschil in temperament tussen de beide kunstenaars. Kandinsky was behalve een begaafd schilder en een gevoelsmens ook een man van grote woorden en niet gespeend van ideologische trekjes. Münter bleef altijd consequent dichter bij de realiteit staan. Hoe ongedwongen en vrij ze ook te werk ging: het vertrekpunt was de invoelende observatie. Ze had deze artistieke

augustus 2019

51


✽ cultuur Eric Corsius deugd ontwikkeld in haar jonge jaren, toen ze zich vooral had toegelegd op tekenen en fotograferen. Vanuit de observatie drong ze dan door tot het wezen, tot de geestelijke kant van de dingen.

Liefdevolle toenadering Münter had bij haar onderwerpkeuze ook een voorkeur voor het ‘kleine’ en intieme. Ze schilderde bij voorkeur geen ruwe berglandschappen, doch overzichtelijke tuinen dorpsgezichten, huiselijke taferelen en stillevens – en niet in de laatste plaats: portretten. Die waren altijd gestileerd,

Gabriele Münter: Dorp met grijze wolken, 1939.

52

augustus 2019

maar nooit onherkenbaar vervormd. Voor haar was het cruciaal om geportretteerde mensen zo invoelend en liefdevol mogelijk weer te geven: als concreet. Het abstracte ‘demonteren’ van de kubisten was minder aan haar besteed. In haar eigen woorden: “De opdracht om een mens weer te geven is zo belangrijk dat ik nooit daarbovenuit wilde gaan. Ik heb nooit geprobeerd, de menselijke verschijning op mijn manier uit elkaar te halen, te reconstrueren of te vervangen door een non-figuratief beeld. Misschien kan men op die laatste manier de kern, het spirituele, de aura van de mens

Abstractie komt voort uit het hart en het gevoel vangen op een symbolische manier. Maar voor mij zijn de lichamelijke verschijningsvorm en gezicht al voldoende symbool voor de mens.” Deze liefdevolle toenadering tot de natuur en de medemens: het was misschien wel het meest opvallende punt waarin Münter van Kandinsky verschilde. De monnik en asceet Kandinsky was van huis uit afstandelijk en wars van het lichamelijke en zintuigelijke. Misschien kwam dit wel door zijn bovenmatige vermogen om zintuigelijk geprikkeld te worden. Het abstracte was voor hem óók een vlucht voor de opdringerige werkelijkheid. De op zich ook wel teruggetrokken Münter kende deze contactvrees niet. Ze stond maar al te graag midden in het leven, met zijn nuances en zijn kleuren, altijd nieuws- en leergierig. Wellicht was Münter daardoor ook minder dan Kandinsky bezig met zichzelf, met het ontwikkelen van een eigen herkenbare stijl en handtekening. De laatste ging weliswaar uit van de ‘innerlijke noodzaak’, maar was ook enigszins geobsedeerd door de drang om ‘Kandinsky’ te zijn. Münter bleef daarentegen liever langer bij een thema staan, verkende dat van alle kanten en liet er verschillende stijlen en methoden op los. Ze experimenteerde graag – en dit verklaart wellicht ook waarom haar oeuvre zo kleurrijk en divers is. Münter en Kandinsky stonden, samen met vele anderen, aan de wieg van een revolutie in de kunst van de twintigste eeuw. Ze legden hun oor ten luisteren bij de hartslag van de tijd. In hun werk en hun gedachten daagden ze anderen uit om hetzelfde te doen. Ze stonden voor vrijheid en ruimte in de kunst – maar niet omwille van de individuele ontplooiingsdrang van de kunstenaar, maar om volledig recht te doen aan de ‘innerlijke klank’ van de werkelijkheid. Dwang en dogma moesten plaats maken, maar niet voor bandeloosheid, maar voor gehoorzaamheid aan de ‘innerlijke noodzaak’. Als Münter en Kandinsky op hun best waren, lieten zij het mysterie van deze noodzaak in hun werk onverbloemd spreken.

.


✽ grensverleggers Anna Terruwe

Tekst: Willem van der Meiden

Biechtmoeder voor verkrampte celibatairen werk hij zeer waardeerde, gerehabiliteerd. Bij wijze van genoegdoening werd zij meermalen in privéaudiëntie ontvangen door paus Paulus VI. Na haar dood verscheen in de Osservatore Romano een prijzende terugblik op haar leven en werk.

e leek vergeten: ooit omstreden, maar de herinnering aan haar vastgeroest in een voorbij tijdsbeeld. Op het hoogtepunt van de verzuiling en van de roomskatholieke zelfbeleving en assertiviteit, de jaren vijftig, gooide zij diverse knuppels in het hanenhok. Het kwam haar te staan op verguizing en op officiële onderzoekingen van het Vaticaan. Maar ook bracht het haar roem, als degene die de krampachtige katholieke moraal op het gebied van seksualiteit en intimiteit aan het wankelen bracht en de slachtoffers ervan erkenning bood.

Z

Anne Terruwe (1911-2004) was een begaafde Noord-Brabantse vrouw, die zich na haar artsexamen specialiseerde in de psychiatrie. In 1945 begon ze een eigen praktijk als psychiater en haar proefschrift uit 1949 – wel eens samengevat als ‘Sigmund Freud meets Thomas van Aquino’ – was het eerste dat door een vrouw in dit vak werd geschreven. Hoewel ze haar hele leven trouw bleef aan de katholieke kerk – en meer dan dat – was ze niet te spreken over de knellende seksuele moraal en met name de schadelijke ontwikkeling van een krampachtig celibaat voor het gevoelsleven van de katholieke clerus. Ze werd als psychiater therapeut en ‘biechtmoeder’ van priesters en religieuzen die worstelden met hun eigen intimiteit en seksualiteit. Terruwe werkte haar denkbeelden begin jaren zestig uit in haar ‘bevestigingsleer’: wanneer mensen van jongs af aan belemmerd zijn in de natuurlijke ontwikkeling en uiting van hun intieme gevoelsleven, tederheid en liefde, heeft dat nadelige gevolgen voor hun zelfbeeld en voor hun zelfbevestiging. En dat heeft weer nadelige gevolgen voor hun vermogen tot het aangaan van contacten en relaties met anderen en voor de kwaliteit van het pastoraat. Dat ze in haar praktijk als psychiater masturbatie niet veroordeelde, wanneer priesterstudenten problemen hadden met hun

Terruwe zou haar cliënten aansporen tot zedeloosheid seksualiteit, werd haar door behoudende krachten in haar kerk zwaar aangerekend. Terruwe werd ervan beschuldigd haar cliënten aan te sporen tot onzedelijk gedrag en vooral enkele jezuïeten drongen aan op een kerkelijke veroordeling. Dat is er niet van gekomen, mede dankzij de steun die Anna Terruwe ontving van bisschop Bernard Alfrink. Alfrinks biograaf Ton van Schaik over de beschuldigingen van deze jezuïeten: “Die heren, aanhangers van de gecanoniseerde en door vele generaties beproefde jezuïetenascese van afzien, verdringen en wilskracht met de tanden op elkaar, hadden er lucht van gekregen dat de zenuwarts dr. Anna Terruwe in haar behandeling van neurotische priesters en religieuzen deze mensen een te grote vrijheid gaf in hun luststrevingen, anders gezegd dat zij toeliet wat ‘objectief’ zwaar zondig was.” Alfrink, in 1960 kardinaal geworden, heeft midden jaren zestig Anna Terruwe, wier

Terruwe trok in de jaren zeventig met haar bevestigingsleer volle zalen en werd ‘patrones’ van velen die vanwege de drukkende seksuele moraal de katholieke kerk vaarwel zeiden. Hoewel zij genoot van haar roem en ook niet onwillig was om als goeroe van vrijdenkers op te treden, bleef zij zelf een trouw en zelfs conservatief katholiek. Ruud Blom over haar in 1001 vrouwen in de 20ste eeuw: “Als psychiater toonde zij moed en creativiteit door een nieuwe therapievorm te ontwikkelen voor de behandeling van seksueel verkrampte celibatairen. Voor deze principiële en openlijke houding werd zij gestraft door de achterklap van conservatieve Vaticaangezinden. Tegelijkertijd werd zij in haar aanpak gesteund door vernieuwingsgezinde psychologen, psychiaters en theologen. Terruwe was echter eerder traditioneel dan vernieuwend, en dat werd na haar rehabilitatie steeds duidelijker.” Anna Terruwe leek vergeten, maar in meer recente discussies over misbruikschandalen in de rooms-katholieke kerk duiken haar naam en haar bevestigingsleer weer op. Het rapport van de commissie-Deetman (2011) erkent de heilzame werking van de opvattingen van Terruwe in het verstikkende morele klimaat van de kerk en noemt haar “een vrouw die na eerst verketterd te zijn het aanvaardbare compromis bleek te belichamen”. De Nijmeegse hoogleraar religiegeschiedenis Marit Monteiro maakte deel uit van de commissie-Deetman en werkt al enige jaren aan een biografie van deze fascinerende vrouw.

.

In de rubriek Grensverleggers portretteert Willem van der Meiden mensen die grenzen verlegden, overschreden of ophieven en zo de samenleving betekenisvol vernieuwden.

augustus 2019

53


✽ boeken

Het ware leven is elders Met intellectuele reisverslagen laat Jos de Mul zien hoe reizen ons niet alleen iets leert over een andere cultuur, maar ook over de eigenaardigheid van onze eigen denkbeelden. Tekst: Jasmijn Olk

r is nog een andere wereld te ontdekken – en meer dan één! Inschepen, gij filosofen!”, luidt niet alleen het motto van Nietzsche, maar ook van hoogleraar wijsgerige antropologie Jos de Mul (1956). Het avontuur en het onbekende lonkten, daar was hij zich al jong van bewust. Geboren en getogen aan de Zeeuwse kust, keek hij als kind uren naar de zeeschepen die daar passeerden. “Die schepen, met exotische namen, deden me al vroeg beseffen dat er voorbij de Zeeuwse horizon nog talloze andere werelden waren te ontdekken en wekten een onbestemd verlangen in mij op.” De reizen van De Mul zijn geen tripjes, het zijn filosofische reizen die een grote invloed hebben op de ideeen die hij koestert. Reizen maakt het mogelijk om je ‘ervaringshorizon’ te verbreden. Een ervaringshorizon is de manier waarop de tijd en plaats waarin mensen leven, het land, hun gender, sociaal-economische status et cetera, bepaalt hoe zij de wereld om hen heen ervaren. Reizen is, zo meent De Mul, een uitdagende manier om onze beperkte horizon te verbreden. “Reizen vervreemdt ons vaak van het vertrouwde”, schrijft hij. “Wie in een vreemde cultuur verblijft, leert niet alleen iets van die andere cultuur, maar niet in de laatste plaats ook over de eigenaardigheid en toevalligheid van de

‘E

54

augustus 2019

Toeristen in de Chinese hoofdstad Beijing.

Jos de Mul Breng mij die horizon! Boom, 256 blz., € 24,90

eigen denkbeelden, gewoonten en tradities.” Breng mij die horizon! is een bundel verslagen van de verschillende reizen die De Mul in zijn leven heeft gemaakt. In Oxford gaat hij met zijn dochter op zoek naar Alice in Wonderland, fietsend langs de Rijn in Duitsland volgt hij de voetsporen van Nietzsche. In Californië mijmert hij over de pophelden uit zijn jeugd en in Beijing waant hij zich in de wereld van de Chinese avant-garde, kunst tegen de status quo. “De Chinese avant-gardisten waren erin geslaagd het museum te transformeren tot een symbolisch slagveld en de eerste slag was overduidelijk voor hen”, schrijft hij over de expositie China / Avant Garde die in 1989 plaatsvond. Een tentoonstelling die, mede dankzij het feit dat zij meermaals door het regime gesloten werd, de talk of the town was en een belangrijke inspiratiebron voor de grote studentenrevolte twee maanden later. Zelf verwondert hij zich in 2004 voornamelijk over de grote hoeveelheid kitsch die hij in de Beijingse kunstscene aantreft.

De lezer moet niet denken dat hij in Breng mij die horizon! met lichtvoetige reisliteratuur te maken heeft. De verschillende reisverslagen die aan bod komen, zijn voornamelijk ook intellectuele uitstapjes. Jos de Mul is een erudiet man, die in één zin een ervaring koppelt aan een filosofische stelling. Hij plaatst de plekken die hij bezoekt in een brede context – van de geschiedenis waarin ze zijn ontstaan, hun politieke achtergrond en maatschappelijke rol. Zo neemt De Mul de lezer mee op een filosofische wereldreis. Met dit boek stelt De Mul iedereen in staat een glimp op te vangen van een andere wereld, zonder zelf aan de zonde van het massatoerisme toe te geven. Zelf stelt hij: “De moderne toerist gelooft niet langer in God, maar koestert onverminderd de door platonisme en christendom gevoede hoop op verlossing. Net als de traditionele gelovige veronderstelt de moderne toerist dat het ware leven elders is, aan gene zijde van het geploeter en de zorgen en verveling van alledag.”

.


Kort Recensies Ambrosius Zingen moet ons hart De groots hymnedichter van de vierde eeuw prijst lof van de ene, christelijke God. Oude lofzangen, die tot het spirituele en literaire erfgoed van Europa behoren, in sprankelende vertaling van Patrick Lateur. Damon, 136 blz., € 14,90 Thijs Lijster Kijken, proeven, denken Cultuurfilosoof Thijs Lijster (1981) verbindt werken van hedendaagse kunstenaars aan het gedachtengoed van filosofen en denkers. Zijn uitgangspunt is om niet alleen over kunst, maar juist door kunst te spreken. De Bezige Bij, 256 blz., € 22,99 Antonio Gramsci Alle mensen zijn intellectuelen Italiaans filosoof Antonio Gramsci (1891-1937) is het brein achter het cultuurmarxisme. Zijn ideeën zette aan tot een cultuurstrijd die nog steeds actueel is. In zijn notities laat hij zien hoe macht, politiek en cultuur vervlochten zijn. Vantilt, 272 blz., € 24,50 Joseph Wresinski e.a. ATD Vierde Wereld Verkenningen Een serie pamfletten en publicaties die onderwerpen belichten die te maken hebben met ernstige armoede en met initiatieven die nodig zijn om deze mensonwaardige situatie uit de wereld te helpen. Vierde Wereldfonds, € 2,00 Eric van den Berg, Frank G. Bosman & Peter van Zoest Eerste hulp bij katholieke begrippen Van Aartsengel, Absoute en Altaarciborie tot Zwitserse Garde en Zoeaaf: dit boek biedt een korte uitleg van de vele begrippen die de rijke rooms-katholieke traditie de afgelopen eeuwen heeft opgebouwd. Berne Media, 192 blz., € 16,90

boeken ✽

Tekst: Jasmijn Olk

God als onbevattelijke omvatting Wim Davidse presenteert een heldere inleiding op de moderne mystiek, toegankelijk voor iedereen die behoefte heeft aan verdieping, ongeacht religieuze achtergrond. ls beginnende theologiestudent, overweldigd door de grote hoeveelheid theoretische kennis die de studie mij bood, vond ik rust in de apofatische, of negatieve theologie. Geen woord, geen taal of gedachten, is in staat Gods onbegrijpelijkheid uit te drukken. God gaat de mens te boven en ons rest een gepast zwijgen. De mystiek was een andere weg die tegenwicht bood aan overmatige rationaliteit waarmee sommige theologen trachten God te vangen. De weg van de ervaring. Godsdienstfilosoof Paul Mommaers definieert: “Een mysticus is iemand die op overweldigende wijze de tegenwoordigheid ervaart van iets dat hem zelf overstijgt en veel werkelijker is dan al hetgeen men doorgaans voor werkelijkheid aanziet.” Want juist dat waar je niet over kunt spreken, kunnen we met onze ervaring aanraken. Ondanks dat de ervaringen van mystici soms ver van ons lijken af te staan, zijn mystici net gewone mensen, merkt Wim Davidse op. Zelf ook een gewone man, die zich geraakt voelde door de mystiek en het zenboeddhisme. Om zijn standpunt kracht bij te zetten schreef hij een helder, toegankelijk boek over de mystiek. “Bedoeld voor iedereen die niet meer zo tevreden is met het drukke, wat oppervlakkige leven en behoefte heeft aan verdieping.” Een religieuze traditie aanhangen is daarbij niet van belang. Davidse refereert aan filosoof en dichter Henk van der Waal Wim Davidse (1960) die in zijn boek Er is meer in ons Mystiek voor goddelozen Berne Media, een mystiek los van alle 200 blz., € 17,90

A

Etty Hillesum: “Dat allerdiepste en allerrijkste in mij waarin ik rust, dat noem ik ‘God’.”

godsdiensten beschrijft. De mystieke ervaring is volgens hem iets authentieks, los van religieuze tradities. “Hij stelt dat er tegenwoordig sprake is van ‘een transcendentale nood’ en wijst er in zijn boek naar ‘het opene’ dat ons koestert”, beschrijft Davidse. “We zijn volgens Van der Waal vergeten dat we een uitvloeisel zijn van iets veel groter van onszelf. De mens is gebed in een ‘onbevattelijke omvatting’. Ik vind dat wel een mooie aanduiding voor God.” Hoe wordt er dan zoal gedacht over God? “De joodse mystiek leert het ‘God alles in allen’ en ‘er is niets dan Hij’. Elk mens heeft een goddelijke vonk in zich. In de mystiek van de islam, het soefisme, heet het ‘Ik ben niets, Hij is alles’. Volgens de Advaita Vedanta is Brahma – het eeuwige beginsel van de wereld, waaruit alles ontstaat en waarin alles rust – identiek aan ons meest innerlijke ‘zelf’. [...] De uitdrukkingen zijn verschillend, maar ik vermoed dat achter die verschillende woorden dezelfde soort eenheidservaringen schuilgaan.” Het boekje is beknopt, doet de uitgebreide leer van de mystici wellicht niet altijd eer aan, maar biedt prachtige aanknopingspunten om een eigen zoektocht te beginnen. Davidse verbindt theoretische reflecties met persoonlijke ervaringen – hij wijdt hier een heel hoofdstuk aan – en komt de lezer zo nu en dan tegemoet met puntsgewijze samenvattingen. Verschillende ideeën worden zo overzichtelijk uiteengezet, overeenkomsten en verschillen benoemd. Het biedt de lezer houvast. Een houvast die, zelfs in de wereld van het onuitspreekbare, zeer welkom is.

.

augustus 2019

55


boeken ✽

Kort Recensies Markus Gabriel De zin van denken Denken is ons zesde zintuig, betoogt de Duitse filosoof Markus Gabriel. Het is volgens hem van groot belang dat we achterhalen wat denken is, om te voorkomen dat we veranderen in hopeloze infojunks en technozombies. Boom, 320 blz., € 29,90 Ioannis Zizioulas Gemeenschap en andersheid Invloedrijk Grieks-orthodox theoloog Ioannis Zizioulas (1931) laat zien dat gemeenschap en andersheid hand in hand kunnen gaan. Dat geldt zowel voor God, als voor de mens en al het andere. “Eén persoon is geen persoon.” Skandalon, 400 blz., € 36,50 Donald Loose Over vriendschap, de praktische filosofie van Kant Loose legt Kants benadering van vriendschap uit aan de hand van zijn praktische filosofie. Een boek dat een bredere kijk biedt op Kants ethiek dan de plichtenleer waartoe die veelal wordt herleid. Vantilt, 304 blz., € 23,50 Cuong Lu De Boeddha in de bajes Boeddhistisch geestelijk verzorger Cuong Lu deelt verhalen die hij opdeed terwijl hij gevangenissen bezocht – om te praten en mediteren met gevangenen. Korte overdenkingen die laten zien dat het altijd mogelijk is om op te staan en opnieuw te beginnen. Spectrum, 144 blz., € 15,99 Wiel Logister Maria en Mariaverering in de cantieken van Montfort Louis-Marie Grignion de Montfort (1673-1716) bezingt allerlei aspecten van Gods bekommernis om mensen. Dertig cantieken over Maria en haar verering zijn voor het eerst uit het Frans vertaald, ingeleid en toegelicht. 112 blz., inclusief cd, € 17,95

56

augustus 2019

Kostbare weldaad van een huis at maakt een huis een thuis? Het heeft op z’n minst een dak nodig, deuren, een sleutel, misschien wel een trap en keuken. Er zijn spullen, je moet er schoonmaken en, het belangrijkste, je kunt er thuiskomen. Wie in de Dikke Van Dale de betekenis van het woord ‘thuis’ opzoekt, stuit op de volgende beschrijving: plaats waar iemand zich thuis voelt. “Een huis beschermt de bewoner niet alleen tegen regen, wind en ander ongerief, maar voorziet ook in meer immateriële behoeften, namelijk de behoefte toegedekt te worden, en daarmee gerustgesteld en bemoedigd”, schrijft essayist en filosoof Pieter Hoexum (1968). Hij kreeg de afgelopen jaren een bijzondere kans om een vreemd huis tot zijn thuis te maken. Als writer in residence verblijft hij vier keer een maand als gast in het Roland Holsthuis in kunstenaarsdorp Bergen. Hij onderzoekt, ontdekt, droomt en mijmert over het huis, zijn omgeving en alle aspecten die het wel of niet tot een thuis maken. “De meest kostbare weldaad van een huis”, zegt hij met de Franse

W

filosoof Bachelard, is dat “het huis ons toestaat in vrede te dromen.” Zoals het een echte filosoof betaamt, schuwt Pieter Hoexum in Thuis een conclusie of antwoord. Wel biedt hij een aantal mooie overdenkingen. “Wonen is echt een dubbelzinnige aangelegenheid”, schrijft hij. “Wonen is hinken op twee gedachten: als je onderdak gevonden hebt, krijg je het na verloop van tijd toch benauwd en ga je verlangen naar de buitenlucht en eenmaal buiten ga je op den duur toch weer verlangen naar de geborgenheid van je huis, van thuis.” Thuis is daarmee misschien vooral een kwestie van doen. “Uiteindelijk is er maar één ‘huisregel’: doe alsof je thuis bent.” (Jasmijn Olk)

Pieter Hoexum Thuis Atlas Contact, 244 blz., € 21,99

Geïnspireerd perspectief op zorg Voor ons lichaam zorgen we, bewust of onbewust. Met dagelijkse routines of in de sportscholen, maar ook, als het nodig is, in revalidatiecentra of tijdens een strandwandeling om eens lekker uit te waaien. Wat nou als dat lichaam hapert, we ons bewust worden van onze lichamelijke begrenzingen en onze, vaak vanzelfsprekend geachte, lichamelijke autonomie verdwijnt? “Mensen blijken vaak krachtig en weerbaar”, schrijft theoloog Arnold Smeets, “al moet het soms van diep of ver komen – en kunnen dierbaren of professionele hulpverleners van grote waarde zijn met hun steun, troost en aandacht.” Centraal in de nieuwe bundel Helende zorg staat het positieve gezondheidsbegrip van Machteld Huber. Zij stelt dat gezondheid veel dynamischer, genuanceerder en omvattender is dan lang werd gezien. Gezondheid is volgens haar het vermogen van mensen om zich met veerkracht aan te passen aan de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven. Een grote rol hierin is weggelegd voor de existentiële dimensie van het leven. Hoe helpt een

levensovertuiging, zingeving en spiritualiteit ons, om te gaan met kleine en grote gebeurtenissen, met lijden en verdriet? Hier mengen theologen en geestelijke verzorgers zich in het debat. In verschillende bijdragen bieden zij in Helende zorg een nieuw, geïnspireerd perspectief op gezondheid en zorg. Zij schrijven onder andere over het vroegchristelijke denken over de verhouding tussen lichaam, ziel en God; over monastieke stilte als middel om je tot een ziekte te verhouden; over luisteren, kijken en vragen. Een prachtige bundel voor wie werkzaam is in de gezondheidszorg en voor ieder die zich op een dieper niveau wil verhouden tot ziekte en gezondheid in eigen omgeving. (Jasmijn Olk)

Arnold Smeets (red.) Helende zorg Berne Media, 192 blz., € 24,90


✽ dichterbij Ahmed Aboutaleb

Tekst: Bert van der Kruk Beeld: Marc Nolte

Het eerste woord van de openbaring Ahmed Aboutaleb (Beni Sidel, Marokko, 1961) is sinds 2009 burgemeester van Rotterdam. Hij is een groot liefhebber van poëzie. Ter gelegenheid van het vijftigjarig jubileum van het Rotterdams festival Poetry International stelde hij de bloemlezing Lees! Vijftig gedichten uit de wereldpoëzie samen (uitgeverij Douane).

De schoenpoetser De man die zich geknield buigt naar voeten in gloeiende hitte onderdanig zittend zich verplaatst tussen veel benen zich inspant glans te geven aan zwartvale schoenen en jeugdige schoonheid aan voeten zijn benen steken in schoenen met gaten Jij, voorbeeld van zelfverzaking, leer egoïsten wat geven is laat de minachting voor je lijf je niet deren jij leeft met een gave, trotse geest vromer dan vromen die het leven besteden aan huichelend knielen Jij stijgt boven hen uit al zouden ze in het sterrenbeeld Gemini wonen Hij staat op terwijl de mensen gaan slapen en de duisternis in de verte zich mengt met het licht Hij ziet dat zijn moeder beide kinderen toespreekt en ze voedt zonder eten Hij komt bij haar om de tranen van verdriet in haar ogen en in zijn ogen te drogen. Jamal Addine Aloumari, vertaling C. Nijland, met dank aan Amina Abed. Uit: Lees!

iet zo lang geleden was ik in Rabat. Ik liep door een straat waar tientallen schoenpoetsers zaten. Zij worden door de lokale autoriteiten beschouwd als uitschot, en door de meeste klanten als werktuig. Gereedschap om je schoenen mee te poetsen en verder het aanzien niet waard. Een van hen zag ik een boek lezen, een drama van Shakespeare, in het Frans. Ik durfde hem niet aan te spreken en liep aanvankelijk door. Maar mijn nieuwsgierigheid won het van mijn beschroomdheid en ik liep terug. Terwijl ik mijn schoenen liet poetsen, vertelde hij me dat hij filosofie had gestudeerd, maar geen werk had kunnen vinden. Hij kon zich financieel net redden, maar geld voor een fatsoenlijk huis, laat staan een gezin, zat er niet in.

‘N

Aan deze man denk ik als ik het gedicht van Jamal Addine Aloumari lees. Aloumari trekt zich het lot van schoenpoetsers wél aan, geeft hen een gezicht. Hij wijst ons op de misplaatste arrogantie waarmee klanten zo achteloos gebruikmaken van hun diensten. Het vreemde van het alledaagse tonen, het onbespreekbare bespreekbaar maken: dat is voor mij een belangrijke functie van poëzie. Niet voor niets zijn dichters vaak luizen in de pels van autoritaire machthebbers. Zij schrijven over de onderhuidse woede, het onrecht en het verdriet in een samenleving, vaak met gevaar voor eigen leven. Iedereen in de Arabische wereld groeit op met poëzie, al vond ik dat als kleine jongen niet altijd leuk. Op mijn vierde werd ik door mijn vader naar de moskeeschool gestuurd, om klassiek Arabisch te leren lezen en schrijven. Als onze gedachten even afdwaalden, wat mij en mijn klasge-

nootjes regelmatig overkwam, waren een paar ferme tikken met een stok je deel. De littekens op mijn arm herinneren mij aan deze tijd. Ik neem het mijn ouders niet kwalijk. Het was de droom van mijn vader dat zijn oudste zoon imam zou worden, net als hij. Ook hij was ooit met harde hand onderwezen. Het goede was dat ik de Koran leerde lezen als één groot gedicht. Met hun begin- en eindrijm zijn de verzen bedoeld voor recitatie. Het eerste woord van de eerste openbaring is: Lees! Een verstrekkende opdracht in een van oudsher orale samenleving, want voor lezen is immers onderwijs vereist. Hoe zou het Midden-Oosten er nu uit hebben gezien als leiders in de loop van de geschiedenis deze opdracht ter harte hadden genomen? Lees! is ook de titel van de bloemlezing die ik op verzoek van het Rotterdamse festival Poetry International heb samengesteld. Vanwege het vijftigjarig jubileum van Poetry heb ik vijftig gedichten uit de wereldpoëzie gekozen. Lees! is een uitnodiging om nieuwsgierig te zijn, en je hart te openen voor een ander. In de westerse wereld zijn gedichten weliswaar geen daden van verzet, maar ze kunnen wel bijdragen aan saamhorigheid. Saamhorigheid en gemeenschapszin zijn kenmerken die vaak met een dorpsgemeenschap worden geassocieerd, maar ook een grote stad heeft die nodig om te kunnen groeien en bloeien. We hebben alleen een toekomst als we omzien naar elkaar, zo simpel is het. Of zoals Jules Deelder het treffend verwoordde: De omgeving van de mens is de medemens. Ook die regel staat in mijn bloemlezing.”

.

augustus 2019

57


09

Grapje moet kunnen

VOLGENDE VOLZIN VERSCHIJNT 6 SEPTEMBER 2019

Nadat ik uit de kast was gekomen, veranderde mijn naam in het dorp waar ik opgroeide al snel in Siep (naar de voormalige zanger van De Kast). Siep was een jongen die alles prima vond; harde homograppen liet hij lachend over zich heen komen en hij maakte er vaak zelf moeiteloos een paar overheen. Ik was dan misschien homo, maar niet van plan een zeurende homo te zijn.

Wa God ar o woo ok nt

‘Dit is een krachtplek. Ik voel mij direct gedragen door het universum’ Witte heks Monique Le Grand over het Solse Gat. FOTO SJAAN VAN DER JAGT

Vooruitblik Komende maand een special over Gods voetafdrukken op aarde, HEILIGE GROND zogezegd. Bert van der Kruk spreekt erover met ARCHITECT Steven van Kooten, MONNIK Thomas Quartier en WITTE HEKS Monique Le Grand, bestijgt een HEILIGE BERG in Ierland en bezoekt een monumentaal KERKHOF in Rockanje. 58

augustus 2019

Jeroen Fierens

Het was rond die tijd dat cabaretier Hans Teeuwen in het tv-programma Bimbo’s en Boerka’s op het matje werd geroepen voor zijn grappen over moslims – een gewaagde onderneming die pijnlijk mislukte; Teeuwen zat volledig op zijn gemak in de studio en had op iedere vraag een gevat antwoord. Een van zijn sterkste uitspraken vond ik: “Alles wat status heeft, heeft ook een vorm van macht en macht corrumpeert altijd. Er moet geridiculiseerd kunnen worden. Als dat niet meer kan, krijg je enge toestanden, dictaturen en zo.” Hierin vond ik voor mijzelf een morele bevestiging van wat ik al die tijd al voelde: een grapje móét kunnen. Toch merk ik de laatste tijd bij mezelf een groeiend ongemak over al die ‘grapjes’ die moeten kunnen. Veel van deze grappen hebben volgens mij namelijk evengoed een element van macht. Neem de terugkerende grappen over dat moslims geitenneukers zijn, grappen die ik vaak genoeg recht in het gezicht van moslims gemaakt heb horen worden – niet verkeerd bedoeld, grapje moet kunnen. Maar intussen worden moslims wel neergezet als inferieur en ongecultiveerd. Het is een machtsspelletje. Kun je meelachen, dan ben je oké, want je doet niet moeilijk. Ga je ertegenin, dan loop je te zeuren en loop je het risico verder geridiculiseerd te worden. Teeuwen hekelt later in het programma het ‘monopolie op beledigd zijn’ dat gelovigen menen te hebben: “Denken jullie dat ik op tv geen dingen zie waardoor ik mij beledigd voel? Maar je ontwikkelt daar een schild voor, dat doe je in een vrije samenleving!” Daar zit echter volgens mij een belangrijke denkfout. Teeuwen heeft makkelijk praten met zijn ‘schild’; hij behoort zelf niet tot een groep die bij voorbaat al 3-0 achterstaat in de samenleving, een groep voor wie iedere ridiculisering een steek in de rug is, een bevestiging dat ze er nooit helemaal bij zullen horen. Grappen kunnen een krachtig wapen zijn – en moeten juist daarom misschien níét altijd kunnen.

Jeroen Fierens is programmeur, een beetje schrijver en levensbeschouwer.


Bashira, 10 jaar, SyriĂŤ

IEDER KIND VERDIENT ''0 ''4.Ä? -' -#05 Save the Children geeft in de hele wereld kinderen een gezonde start, de kans om te leren en we beschermen ze tegen onrecht en gevaar. Wij doen alles wat nodig is om het leven van kinderen - en daarmee de toekomst van onze samenleving - te verbeteren. Niet alleen in geval van nood, maar elke dag weer.

www.savethechildren.nl



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.