Nr 10 · oktober 2019 · jaargang 18 · volzin.nu
Wim Reedijk ‘Alleen redden we het niet’ Eenzaamheid De kunst met jezelf te leven Goed preken Hoe geneuzel te vermijden Marike Jager ‘In muziek voel ik me veilig’
Special: Mens & techniek
TECH IS DE TOEKOMST pagina 27
Columnisten Roel Abraham ✽ Wilma Hartogsveld ✽ Jeroen Fierens
Wat ✽ g de roelooft bo p.32 t?
Maçonniek Symposium Zondag 17 november 2019 Thema: Een Goed Verhaal De ontmoetingsplek voor Vrijmetselaars, Weefsters en geïnteresseerden
Iedereen is welkom Op 17 november a.s. zal in Hotel Oud London te Zeist, voor de tweede maal een jaarlijkse treffen van Vrijmetselaars, Weefsters en geïnteresseerden plaatsvinden, in de vorm van een Maçonniek Symposium. In een tijd waarin wij worden bestookt met "fake news", is voor het thema “Een goed verhaal” gekozen in een poging enig tegenwicht te bieden.
Interessant programma
Keuze uit vele workshops: zelf aan de gang
De inleider van het ochtendgedeelte zal een gedegen referaat houden over de vraag wanneer een verhaal geloofwaardig is. Een voordrachtskunstenaar zal u tonen, dat ook zonder woorden een goed verhaal kan worden verteld. Daarnaast is er uiteraard veel ruimte om uw eigen verhaal te vertellen aan bekenden en nieuwe gezichten. Net als vorig jaar hopen wij op een grote opkomst uit alle delen van het maçonnieke landschap en daarbuiten.
Na de lunchpauze wordt er een tiental workshops aangeboden, waarbij het dagthema “Een goed verhaal” steeds op een weer andere manier een plaats krijgt. Deelnemers kunnen twee workshops volgen. Aan het einde van de dag volgt een gezamenlijke evaluatie en afsluiting, waarna we met elkaar kunnen napraten tijdens een gezellige receptie. Ga voor meer informatie naar de website: www.maconnieksymposium.nl en boek uw toegangsbewijs. De kosten van de dag zijn € 40,-- inclusief koffie/thee en een goedverzorgde lunch.
Openheid is de kernboodschap De organisatoren – de Nederlandse Federatie I.O.G.V.M. Le Droit Humain en een aantal bevriende Loges voor Gemengde Vrijmetselarij - willen met dit symposium de openheid zoeken en nodigen geïnteresseerden, niet-Vrijmetselaars/Weefsters, uit om kennis te nemen van het gedachtegoed en de open sfeer te proeven. Dit alles vanuit de gedachte dat een eerste ontmoeting de start kan zijn van het vertellen van een goed verhaal!
Uitgebreide antiek- en boekenmarkt Uiteraard is Antiquair Clemens Hondtong aanwezig met een keur aan fraaie antieke voorwerpen en boeken, Stichting Ritus en Tempelbouw zal u hun fraaie collectie uitgaven tonen en last but not least is uitgeverij Fama aanwezig met hun interessante fonds. Kortom, kosten noch moeite zullen worden gespaard om u een interessante dag te laten beleven.
Resumerend: Locatie: Hotel Oud London, Woudenbergseweg 52 te Zeist Aanvang Vanaf 9.30 uur inloop met koffie en thee, aanvang 10.00 uur, afsluiting ca. 17.00 uur Kosten: € 40,-- inclusief een goed verzorgde lunch Meer informatie: www.maconnieksymposium.nl
De organisatie van het Maconniek Symposium is in handen van de Internationale Orde der Gemengde Vrijmetselarij Le Droit Humain, Nederlandse Federatie, in nauwe samenwerking met de Loges Fiat Lux (GOvL), Loge Ishtar en Loge Ziggurat.
VRIJMETSELARIJ VOOR MANNEN EN VROUWEN
INTERNATIONALE ORDE DER GEMENGDE VRIJMETSELARIJ LE DROIT HUMAIN NEDERLANDSE FEDERATIE
✽
Beeld: Christiaan Krouwels
Redactioneel Jan van Hooydonk
Euthanasie is niet doodgewoon uthanasie “is niet iets goeds, maar een noodzakelijk kwaad”, “een uiterste redmiddel”, zo stelt ethicus Theo Boer in deze Volzin. Boer pleit voor ‘een ethiek van de behoedzaamheid’: “Ik denk dat dat een welkom tegenwicht is tegen het liberale maakbaarheidsgeweld. Neem het leven zoals het is. Probeer de zelfbeschikking en de menselijke bemoeienis met het leven niet uit de hand te laten lopen.” Nederland had volgens Boer beter geen euthanasiewet gehad. Dat standpunt doet geen recht aan de vraag vanuit de samenleving. Soms lijdt iemand zo ondraaglijk en uitzichtloos dat actieve levensbeëindiging een daad van barmhartigheid kan zijn. Christenen zien het leven als een geschenk van God. Zou men, als het echt niet anders gaat, dit geschenk niet aan de Schepper mogen teruggeven? Mede door de toegenomen medische mogelijkheden worden mensen steeds ouder. Sommigen worden in hun beleving ‘te oud’. Ook dat gevoel kan resulteren in een vorm van ondraaglijk en uitzichtloos lijden.
E
Het standpunt van Boer over de euthanasiewet deel ik dus niet. Dat neemt niet
Schrijfwedstrijd ‘Wie zal ons leiden?’ luidt het thema van de Volzin-schrijfwedstrijd 2019. Wij ontvingen 94 inzendingen. Dank aan alle deelnemers! De jury, onder leiding van aartsbisschop Joris Vercammen, zal drie winnaars aanwijzen. Deelnemers ontvangen in de maand november bericht over de uitslag. De winnende essays worden gepubliceerd in Volzin van januari.
weg dat ik wél zijn zorgen deel. Actieve levensbeëindiging lijkt in Nederland steeds meer ‘normaal’ te worden. Voor het eerst sinds de invoering van de euthanasiewet in 2002 stond vorige maand een arts voor de rechter. Deze verpleeghuisarts pleegde euthanasie op een demente patiënte die vóór haar ziekte een onduidelijke wilsverklaring op papier had gezet. Eenmaal dement was de vrouw niet in staat haar wilsverklaring eenduidig te bevestigen. De rechtbank sprak de dokter vrij. Een eerdere wilsverklaring mag van de rechter door een arts als leidend worden beschouwd. De vraag die hier rijst is wel of een demente persoon – die niet meer in staat is volledig autonoom beslissingen te nemen – nog altijd als volwaardig mens gezien wordt. Door deze rechters kennelijk niet. Welk signaal geven zij daarmee af aan de samenleving? Zij voeden het maatschappelijk ethos dat euthanasie doodgewoon zou zijn. Dat is euthanasie natuurlijk niet, niet voor de betrokken patiënt en al evenmin voor diens naasten en voor artsen. En dan is er ook nog de aankondiging van D66-Kamerlid Pia Dijkstra dat zij ‘binnenkort’ haar initiatiefwet Voltooid Leven aan de Tweede Kamer zal sturen. Die wet moet het mogelijk maken dat mensen die niet ondraaglijk of uitzichtloos lijden maar wel levensmoe zijn, hulp bij zelfdoding ontvangen. VVD, CDA, D66 en ChristenUnie spraken bij de kabinetsformatie af dat er eerst onderzoek gedaan zou worden naar de behoefte in de samenleving aan wetgeving op dit terrein. Dijkstra wil de uitkomsten daarvan niet afwachten, laat staan dat zij op basis daarvan nog eens goed zou willen nadenken over de wenselijkheid van de door haar voorgestane regeling. De overheid voert een actief beleid ter preventie van suïcide. Twee
jaar terug adviseerde een commissie van wijzen onder leiding van – nota bene! – Dijkstra’s partijgenoot Paul Schnabel om geen wet Voltooid Leven op te tuigen. Zij meende dat de huidige euthanasiewet aan mensen met een stervenswens voldoende mogelijkheden biedt. Dijkstra heeft aan dit alles geen boodschap. Het liberale mensbeeld heeft juristen en politici in zijn greep. Wat in deze discussie door hen zorgvuldig buiten beeld wordt gehouden, is de vraag naar zingeving van lijden en naar solidariteit met wie niet meer ‘autonoom’ zijn. Noch het recht noch de politiek heeft daarop een antwoord. Door hun toedoen ‘evolueren’ euthanasie en hulp bij zelfdoding van “uiterste redmiddel” tot een algemeen aanvaard recht. Ten onrechte.
.
Reageer via: jan@volzin.nu
De vraag naar zingeving en solidariteit blijft ten onrechte buiten beeld
oktober 2019
3
✽ inhoud volzin 10
oktober 2019 jaargang 18
06
21
44
06
16
24
Wim Reedijk
De liefdesmarkt
Michel Foucault
“Alleen redden we het als mens niet.”
Uithuwelijken? Daar moet je toch niet
Franse meesterdenker laat zien dat er
Theoloog Wim Reedijk pleit voor meer
meer aan denken. Maar zo vrij is de
altijd vormen van verzet zijn geweest en
broederschap en solidariteit.
liefde in tijden van Tinder nog niet.
dat verzet nog altijd mogelijk is.
10
18
44
Boeren en burgers
Positieve eenzaamheid
Marike Jager
Zonder moedige gesprekken heeft de
De overheid wil eenzaamheid uitbannen:
Zangeres Marike Jager: “Door muziek
Nederlandse landbouw geen toekomst.
niet per se een goed idee.
begon ik mijzelf beter te begrijpen.”
12
21
50
Nationale identiteit
Stem en tegenstem
Het licht betrappen
Religie is in het debat terug van
Preken kunnen korter en vrijmoediger en
Eric Corsius ontmaskert mythes over
weggeweest, maar de kerken zwijgen.
met minder geneuzel.
schilder Claude Monet.
4
oktober 2019
… en
verder 09 Wilma Hartogsveld 15 Roel Abraham 48 Filmrubriek 53 Grensverleggers 54 Boeken 57 Dichterbij 58 Jeroen Fierens
Beeld omslag: Jedi Noordegraaf
Colofon
28
Uitgeefteam Corina Kuipers (uitgever) Ron van de Hoef (salesmanager) Peter Vorstenbosch (hoofd content) bduvakmedia.nl vakmedia
Redactie Jan van Hooydonk (redactie), Albert Schuurman (eindredactie), Daniël Zevenhuizen (stagiair). Redactieraad Elleke Bal, Elze Riemer, Frieda Pruim, Jan Offringa, Jurgen Tiekstra, Kees Posthumus, Victor Bulthuis, Willem van der Meiden.
33
34
Medewerkers aan dit nummer Bert van der Kruk, Bob Bronshoff, Daniël Zevenhuizen, Eljee, Elke van Riel, Elleke Bal, Elze Riemer, Eric Corsius, Jan Jorrit Hasselaar, Jan Offringa, Jedi Noordegraaf, Jeroen Fierens, Jurgen Tiekstra, Kees Posthumus, Martijn van de Griendt, Maurice van den Bosch, Michelle Muus, Myriam Keijzer, Niek Stam, Roel Abraham, Sandra Haverman, Stijn Krooshof, Tom Engelshoven, Trees van Montfoort, Victor Bulthuis, Willem van der Meiden, Willem Pekelder, Wilma Hartogsveld. Adres redactie Postbus 67, 3770 AB Barneveld Tel.: 0342-494292 E-mail: redactie@volzin.nu www.volzin.nu Facebook: Volzinmagazine Twitter: @Volzin Abonnementenadministratie BDUvakmedia Postbus 67, 3770 AB Barneveld Tel.: 0342-494882 E-mail: administratie@volzin.nu
special Mens & techniek
28
34
Menselijke waarden centraal
Tussen taboe en droom
“Technologie is niet iets wat ons overkomt.”
Filosoof Jos de Mul over techniek en religie.
32
38
‘Een mager mensbeeld’
Techniek verhindert sterven
Is ook de robot onder de gelovigen?
Ethicus Theo Boer: “Beter geen euthanasie.”
33
42
Intiem met je computer?
Scepsis over vooruitgang
Marjolijn Antheunis mist warmte.
“Technische ontwikkeling stagneert.”
Tarieven 2019 Jaarabonnement: € 96,27; België: € 113,54; buitenland: € 126,09; Digitaal jaarabonnement: € 71,38 Voor alle tarieven: zie volzin.nu Bij betaling via automatische incasso wordt € 2,50 korting berekend. Prijzen zijn inclusief btw. Opzeggen abonnement Opzegtermijn voor het opzeggen van uw abonnement voor onbepaalde tijd: uiterlijk één maand voor de volgende abonnementsperiode. Advertentie-exploitatie BDUvakmedia Roel Abraham Tel.: 06-54274244 r.abraham@bdu.nl Vormgeving Giesbers Communicatie Groep, Duiven Technische realisatie Vellendrukkerij BDU, Barneveld Verschijnt ook op geluidsdrager en/of in grote letter. Informatie: Dedicon, tel. 0486-486486 © BDUvakmedia ISSN: 1571-4004
oktober 2019
5
❞
Wim Reedijk: ‘Broederschap gaat over wat we voor anderen betekenen’ 6
oktober 2019
interview ✽
Wim Reedijk, theoloog
Tekst: Elke van Riel Beeld: Trees van Montfoort
‘Alleen redden we het als mens niet’ Theoloog Wim Reedijk pleit voor een herwaardering van broederschap. Zeker nu de politiek verhardt en de kloof tussen rijk en arm groter wordt, is er behoefte aan meer solidariteit. “Juist als religieus mens besef je dat je meer bent dan een individu.” rijheid, gelijkheid en broederschap vormen samen de bekende leus van de Franse Revolutie. Maar in vergelijking met de eerste twee is van broederschap tot nu toe nog weinig werk gemaakt, vindt Wim Reedijk. In zijn half september verschenen essaybundel Zonder broederschap geen vrijheid en gelijkheid. Essays over bewogenheid duikt hij in de geschiedenis van broederschap. Hij laat onder meer zien dat de wortels van de armenzorg in het christendom liggen, niet in de klassieke beschavingen. Behalve bij inspiratiebronnen als Jezus, Franciscus en Clara staat hij stil bij denkers als Alexis de Tocqueville, Adam Smith, Hannah Arendt, Karl Marx en Thomas Piketty.
V
Hoe kwam u op het idee om een boek over broederschap te schrijven?
“Ik werd ervoor gevraagd door de uitgever, naar aanleiding van een artikel. Het boek begint met een citaat van filosoof Theo Zweerman, van wie ik als student college had. Hij vroeg: ‘We horen veel over vrijheid en gelijkheid, maar wat is er eigenlijk van
broederschap terechtgekomen?’ Die vraag ging toen al enorm bij mij resoneren; ik draag haar sindsdien met me mee. In deze tijd van globalisering, waarin we zoveel verbinding hebben met de hele wereld, zou je kunnen zeggen dat broederschap meer gerealiseerd is dan ooit tevoren. Tegelijkertijd zie je dat mensen politiek gezien tegenover elkaar staan en tegen elkaar worden uitgespeeld. De politiek is grimmiger geworden. Daarom is de boodschap van fundamentele solidariteit en begaan zijn met elkaar belangrijker dan ooit. Broederschap is ook actueel omdat we leven in een multiculturele samenleving en te maken hebben met Europa.” De titel stelt: Zonder broederschap geen vrijheid en gelijkheid. Hoe bedoelt u dit?
“Vrijheid en gelijkheid zijn, zeker zoals we daar in het Westen mee bezig zijn geweest, sterk terug te voeren op mensen- en burgerrechten. Dat was ook ten tijde van de Franse Revolutie een belangrijke kwestie. Er was toen immers evident sprake van een standenmaatschappij. Het was toen revolutionair om te zeggen dat elk mens basale rechten heeft. Vrijheid en gelijkheid passen daarbij en zijn zeker belangrijk, maar deze twee waardes laten vooral de uniciteit van elk individu zien. Ze maken nog niet helder wat wij als individuen met elkaar te verhapstukken hebben, aan elkaar verplicht zijn, of voor elkaar kunnen betekenen. Broederschap is zo fascinerend, omdat die waarde nou juist niet gaat over het individu, maar over de ander en wat we voor die ander kunnen betekenen. De titel van mijn boek is natuurlijk ook
bedoeld als een appel – of misschien wel als een provocatie. Wat ik zeg, is: aan vrijheid en gelijkheid is weliswaar nog van alles te doen, maar laten we het nou eens over broederschap hebben. Want als je daar niets mee doet, zakt de zaak toch in elkaar. Doordat binnen de trits vrijheid, gelijkheid, broederschap het ventiel uit broederschap is getrokken, is het met die andere twee ook niet helemaal goed gegaan, want alleen redden we het niet. Je ziet dat terug in de zorg. Daar wordt sinds enkele jaren het belang van zelfredzaamheid en het hebben van de regie over je eigen leven benadrukt. Mensen die zorg behoeven, hebben natuurlijk een eigen waardigheid die bewaard moet blijven. Maar het klopt niet dat je altijd zelf je broek kunt ophouden of zelf initiatief kunt nemen. Juist in de zorg klopt dat niet.” Waarom is broederschap er volgens u relatief bekaaid vanaf gekomen?
“Tijdens de Franse Revolutie nam het atheïsme de overhand. Broederschap werd gezien als iets dat hoorde bij de kerk. Er werd een afrekening gehouden met het ancien régime. Omdat de kerk met de oude machthebbers werd geassocieerd, werd ook zij in één moeite door geslachtofferd. Maar als je onderzoek doet, blijkt dat de kerk in veel opzichten naast mensen stond en emancipatoire verlangens juist steunde. Voor mij was het een eyeopener dat de kapitalistische samenleving in feite al bestond voordat de Franse Revolutie uitbrak. De ideologen daarachter waren voor een deel mensen uit de betere standen. Niet de landadel, maar ondernemers en mensen
oktober 2019
7
✽ interview die vooruit wilden, maar zichzelf beperkt zagen worden door de groep die de macht had. Men wilde zijn bezit veiligstellen en dacht al sterk in termen van concurrentie. Ook daardoor sloeg bij deze groep broederschap niet aan en had zij geen prioriteit.” In de titel van uw boek is sprake van ‘broederschap’, maar hoe zit het met ‘zusterschap’?
“De titel is mooi gekozen, maar kan in deze tijd eigenlijk niet meer, besef ik. Je kunt dan ook niet snel roepen dat je met broederschap ook zusterschap bedoelt, want dat is een vorm van annexatie waarmee je niet echt wegkomt. Ik geef in het boek voorbeelden waaruit blijkt dat vrouwen vaak het grootste deel van het maatschappelijk onrecht dragen. Ik schrijf ook over microkrediet. Je ziet dat in dorpsgemeenschappen vrouwen op het land en thuis vaak het meeste werk doen en eigenlijk de samenleving overeind houden. Daardoor levert het investeren in vrouwen via microkrediet vaak het meest op. De grootste solidariteit vind je vaak bij vrouwen, omdat juist zij weten hoe belangrijk zorg is. Ik wil uiteraard niet zeggen dat mannen niet kunnen zorgen, maar in de meeste culturen is de werkverdeling traditioneel. Over zusterschap valt nog veel meer te zeggen. Dat zou een extra boek waard zijn.” Waarom is broederschap volgens u juist nu belangrijk?
“Je ziet de kloof tussen arm en rijk breder worden. De verdeling van bezit klopt niet. Er is een steeds kleinere groep extreemrijken met daarnaast veel working poor. In Nederland heerst onder zzp’ers veel verkapte armoede. Op veel plaatsen in de VS en Engeland zie je een samenleving in verval, met ongezonde en verwaarloosde mensen, terwijl het toch rijke landen zijn. Ondanks de ecologische crisis blijven aanhangers van het kapitalisme denken in termen van groei. Hoe komt het dat er nog zoveel grote bedrijven zogenaamd geen winst maken en dus geen belasting hoeven te betalen? Iedereen voelt aan dat dit niet klopt, maar waarom komen ze er toch mee weg? Dat is een vorm van kapitalisme waarvan we dachten dat we
8
oktober 2019
❞
‘De grootste solidariteit vind je vaak bij vrouwen. Juist zij weten hoe belangrijk zorg is’
Paspoort Wim Reedijk (Rotterdam, 1957) is theoloog en auteur.
. Studeerde van 1978 tot 1985 theologie aan de Universiteit Utrecht. . Promoveerde in 2003 aan de Vrije Universiteit op Zuiver lezen. De bijbel gelezen op de wijze van de vroegchristelijke woestijnvaders (Damon, 2006). Werkte van 1984 tot 1993 als radioprogrammamaker voor IKON en KRO. Was vanaf 1989 enige jaren docent Hebreeuws aan de Radboud Universiteit Nijmegen en Jodendom aan de voormalige Katholieke Theologische Universiteit Amsterdam. Werkte bijna twintig jaar als gemeentepredikant van de Protestantse Kerk. Vanaf 1996 in Boxtel en vanaf 2006 in Nieuwegein. Ging in 2015 met emeritaat vanwege zijn gezondheid. Publiceerde recent: Zonder broederschap geen vrijheid en gelijkheid. Essays over bewogenheid (KokBoekencentrum, 128 blz., € 14,99). Woont in Utrecht en is getrouwd met theoloog, journalist en auteur Trees van Montfoort. Zij hebben een volwassen zoon en dochter.
. .
.
. .
die beteugeld hadden, een soort cowboykapitalisme.” In het boek gaat het vooral over broederschap als politiek en economisch ideaal. Maar is zij niet ook, of misschien zelfs op de eerste plaats, een manier waarop we als mensen in kleiner en groter verband met elkaar zouden moeten omgaan?
“Ja, zeker. Het bijbelverhaal van de barmhartige Samaritaan vind ik prachtig. Het neemt een belangrijke plaats in mijn boek in. Voorbij redeneren en berekenen gaat dat verhaal over je hart openen en je ongevraagd en onbaatzuchtig om een ander bekommeren. Als dat gebeurt, wordt iedereen er rijker van, ook degene die het doet. Er zit natuurlijk een duidelijke oproep in dat verhaal om dit na te volgen.” In de kerk spreken mensen elkaar aan als zusters en broeders, niet omdat ze het in alles eens zijn met elkaar, maar omdat ze elkaar erkennen als kinderen van dezelfde Vader. Broederschap kan dan niet beperkt blijven tot mensen die politiek gezien hetzelfde vinden of je sympathiek zijn. Ziet u dat ook zo?
“Ja, dat broederschap de eigen groep overstijgt is fundamenteel. Een mooie uitspraak van Jezus vind ik dat hij, als mensen tegen hem zeggen dat zijn moeder en broers buiten staan en willen dat hij met hen meegaat, antwoordt: ‘Iedereen die hier aanwezig is en de wil van mijn vader doet, is mijn moeder en mijn broer en mijn zuster’. Hij breidt het dus uit. Natuurlijk worden we ergens geboren in een familie, maar fundamenteel de ander tegemoet treden als een broer of zus, getuigt van een enorme openheid. Het is mensen eigen dat zij iemand die hen letterlijk vreemd is liever even op afstand houden. Ik voel me ook meer senang met mensen met eenzelfde soort achtergrond. Maar het christendom heeft ons de ogen ervoor geopend dat we boven die reflex uit een stap moet zetten in de richting van de ander. Het is daar nog veel verder in gegaan door te zeggen: zelfs degene die je vijand is, moet je liefdevol tegemoettreden. Je kunt zeggen dat dit eigenlijk bovenmenselijk en te veel gevraagd is. Maar juist dat maakt deze uitspraak zo krachtig. Je kunt als christen nooit naast je schoenen lopen,
Wilma Hartogsveld
omdat je voelt: met dat appel kan ik mijn hele leven bezig zijn.” Volgens sommigen staat de protestantse traditie aan de wieg van de trits van de Franse Revolutie. Tegelijk hebben juist christenen zich hiertegen verzet, zoals de Anti-Revolutionaire Partij van destijds. Ook bekritiseren sommige christenen D66 en de VVD als te veel gericht op vrijheid. Hoe kijkt u daarnaar?
“De antirevolutionairen vonden in het spoor van de Franse Revolutie wel dat er dingen moesten veranderen, maar niet op een revolutionaire manier. Binnen het christendom zijn zeker ook conservatieve krachten, maar christenen duiken politiek gezien binnen allerlei richtingen op, ook in het socialisme. Iemand als Domela Nieuwenhuis was daarvan rond 1900 een pregnant voorbeeld. En in zijn roman Pieter Daens schrijft de Vlaamse auteur Louis Paul Boon over priester Daens die een enorme voorvechter voor de arbeidersbeweging was in het stadje Aalst. Je hoort ook vaak: het christendom heeft niet bijgedragen aan de afschaffing van de slavernij, want die heeft eeuwenlang bestaan. Maar bij het protest tegen de slavernij stonden christenen ook vooraan. Je moet dat beeld dus nuanceren.” Zouden we in de huidige maatschappij niet juist ook iets van moslims kunnen leren als het gaat om broederschap? Aan het eind van de ramadan gedenken zij de armen.
“Zij hebben ze nog echt een vastenpraktijk en sparen om te delen met anderen hoort daarbij. Christenen vasten traditioneel ook zo. Je ziet daaraan dat we familie van elkaar zijn.” Waarom is het verband tussen broederschap en religie volgens u zo sterk?
“Dat vind ik wel een intrigerende vraag. Ik denk dat dit komt doordat je, als je rekent met het bestaan van God en ervan uitgaat dat je als mens voor en door God bestaat, nooit op jezelf staat. Als religieus mens besef je dat je meer bent dan alleen een individu. Religie betekent letterlijk verbinden. We zijn met elkaar verbonden en hebben elkaar nodig: no man is an island.” Hoe zou meer broederschap er in deze tijd concreet kunnen uitzien?
“Dan denk ik aan wat journalist Rutger Bregman schrijft over het basisinkomen. Volgens hem worden mensen die arm zijn vaak arm gehouden. Hij zegt: geef ze nou gewoon eens geld, waardoor ze kunnen leven, vertrouw die mensen. Ons kapitalistische systeem is gebaseerd op wantrouwen. Mijn droom is dat mensen met meer openheid en vertrouwen door het leven gaan en actief worden in hun buurt, vrijwilligerswerk doen, of anderen opzoeken. Dat gebeurt natuurlijk al veel, juist door kerkelijke mensen, dus ik ben op dat punt niet somber.” Wat hoopt u met het boek te bereiken?
“Ik hoop dat de lezers broederschap herkennen als een belangrijk thema en ontdekken dat het christendom hierin een belangrijke rol heeft gespeeld en hierover nog steeds veel te vertellen heeft. Ik zie het ook als een stimulans voor de kerk om te zeggen: het christendom heeft een geweldige erfenis en heeft echt wat te melden als het gaat over omzien naar elkaar. Veel kerkmensen proberen iets te betekenen voor de samenleving, maar zitten toch vaak wat in hun schulp. We hoeven ons niet op de borst te kloppen, maar kunnen wel meer zeggen: hier staan wij voor.”
.
Alle talen Lange tijd heb ik gedacht dat mijn vader, die marineman was, alle talen sprak. “Hoe praat je dan met al die mensen, papa?”, vroeg ik als hij thuis kwam van een verre reis. “Gewoon, Zweeds, Chinees of Argentijns”, antwoordde hij dan en stootte zeer geloofwaardig een aantal klanken uit. Mijn bewondering voor hem en mijn fascinatie voor taal namen exponentieel toe met het aantal reizen dat hij maakte. Tot ik erachter kwam dat mijn vader heus een talenknobbel had, maar dat hij vooral ook erg goed was in het nabootsen van klanken. Dit verklaart wellicht ook mijn wens om met ieder mens in de eigen taal te kunnen communiceren. Dit beperkt zich niet tot taal. Ik wil gewoon graag mensen echt ontmoeten, juist als ze heel anders zijn dan ik. Bij mij roept een vrouw in een boerka dan ook niet zozeer angst of irritatie op maar fascinatie en de wens om persoonlijk te horen wat het betekent om in haar geval dagelijks rond te lopen in iets wat ik als westerse vrouw alleen maar als een wandelende gevangenis kan zien. En dit gevoel heb ik dus ook bij mensen die hun lichaam bedekken met tatoeages, jongeren die ik op Terschelling zie lopen met winkelwagens vol met kratten bier en bij voetbalhooligans, om maar een paar voorbeelden te noemen. Misschien had ik journalist moeten worden, of antropoloog, hoewel mijn huidige beroep gelukkig ook veel kansen biedt op dit vlak. Steeds nieuwe mensen ontmoeten met voor mij vreemde gewoontes, beroepen en levenswijzen. Hoe ‘vreemder’, hoe leuker. Kennelijk heb ik een wat kinderlijke, onbevangen en nieuwsgierige manier van kijken behouden die veel andere mensen zijn kwijtgeraakt. Zij hebben van een afstandje een oordeel over wat hen vreemd is of willen dat zelfs het liefst uitbannen. Wat me dan wel weer fascineert maar eerlijk gezegd ook irriteert. Gelukkig heb ik van huis uit ook de tale Kanaäns meegekregen. “Al sprak ik alle talen, had ik de liefde niet...” Zo’n zinnetje uit de Bijbel popt bij mij net zo makkelijk op als de reclames op mijn mobiel wanneer ik met mijn nieuwe hobby bezig ben: duolingo. Als een kind zo blij ben ik met deze app waarmee je ‘alle talen’ kunt leren in een kwartiertje per dag. Sinds een paar maanden stoot ik dagelijks een aantal onbegrijpelijke klanken uit terwijl ik Arabisch of Portugees oefen. Die talen leken me wel leuk om mee te beginnen. Wilma Hartogsveld is theoloog, predikant en schrijver.
oktober 2019
9
✽ landbouw
Bijbel verschaft inspiratie voor moedige gesprekken
LANDBOUW HEEFT POLITIEK VAN HOOP NODIG
Tekst: Jan Jorrit Hasselaar Beeld: ANP Foto
Boeren, dierenactivisten, politici, de milieubeweging: niet zelden staan ze met verhitte koppen tegenover elkaar. Ze denken heel verschillend over de toekomst van de agrarische sector. Betrokkenen in de FoodValley pogen om tot een gedeeld perspectief te komen. Theoloog Jan Jorrit Hasselaar is betrokken bij deze ‘moedige gesprekken’. aandag 13 mei 2019: honderd dierenactivisten bezetten een varkensstal in Boxtel. Ze vragen hiermee aandacht voor dierenleed. Boeren uit de omgeving laten zich niet onbetuigd en organiseren een tegenprotest.
M
Auto’s van de dierenactivisten worden ondersteboven in een greppel gegooid. De politie moet tussenbeide komen. De toekomst van de agrarische sector staat momenteel volop ter discussie. Dierenrechtenactivisten, de milieubeweging en ook een aantal politici stellen grote
vraagtekens bij de gang van zaken in de sector. De spanningen tussen boeren en hun ‘tegenstanders’ lopen zienderogen op. Het incident in Boxtel leverde daarvan een publiek bewijs. De media deden er uitvoerig verslag van. Hoe kunnen dikwijls conflicterende partijen met elkaar op constructieve wijze het gesprek over wezenlijke vragen in de landbouw voeren?
Kringlooplandbouw Vorig jaar presenteerde minister Carola Schouten (ChristenUnie) haar kringloopvisie op landbouw. Zij heeft waardering voor de huidige resultaten van de sector,
Minister Carola Schouten presenteerde vorig jaar september haar visie op de landbouw op de Bieslandse Hoeve in Delfgauw.
10
oktober 2019
opinie ✽ maar geeft ook aan dat behaalde resultaten geen garantie bieden voor de toekomst. Er blijken namelijk drie onbedoelde negatieve effecten te zijn van de huidige vormgeving van de landbouw. Ten eerste is er druk op inkomens van veel boeren. Ten tweede is er druk op de leefomgeving, wat ten koste gaat van bijvoorbeeld biodiversiteit en klimaat. Ten derde is er druk op de sociale verhoudingen. Door verstedelijking en de afname van de agrarische beroepsbevolking wordt de afstand tussen boeren en burgers groter. Schouten bepleit daarom een structurele verandering. Om de toekomst van de voedselvoorziening veilig te stellen moet er volgens haar een transitie naar een kringlooplandbouw plaatsvinden. Die overgang moet in 2030 voltooid zijn. Bij deze kringlooplandbouw komt zo min mogelijk afval vrij, is de uitstoot van schadelijke stoffen zo laag mogelijk en benut men grondstoffen en eindproducten met zo min mogelijk verliezen. De transitie dient volgens de minister te gebeuren door samenwerking tussen alle betrokken partijen. De vraag is dan hoe de transitie zodanig in te richten dat partijen tot samenwerking komen. In een notitie voor de Tweede Kamercommissie Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit stelt de Wageningse hoogleraar Katrien Termeer dat beleidsmakers die met transitievraagstukken te maken krijgen twee reflexen laten zien. De ene reflex is dat men de kwestie hanteert als betreft het een klassiek vraagstuk van markt en overheid dat geen fundamentele verandering van aansturing vergt. De andere reflex is dat men overdonderd raakt door de complexiteit van het probleem en de heftigheid van de reacties daarop. Beleidmakers vervallen daardoor in cynisme of apathie. Beide reflexen zijn niet bevorderlijk voor het vertrouwen van burgers en bedrijven in de overheid. In het eerste geval creëert de overheid beloftes die niet zijn waar te maken en in het tweede geval gebeurt er ondanks de ervaren urgentie niets. Wat kan dan wel een weg vooruit zijn?
Groot-Brittannië, vindt deze vorm terug in de bijbelse traditie, in het bijzonder in het verhaal over de uittocht van het joodse volk uit Egypte zoals verteld in het bijbelboek Exodus. Sacks noemt deze vorm ‘een politiek van hoop’. In deze vorm wordt de realiteit ervaren als een plaats van tekort. Het blijft in het verhaal van de Bijbel echter niet bij een bewustzijn van een aanwezig tekort, maar het verhaal leert ons dat de toekomst anders kan zijn wanneer directbetrokkenen samen verantwoordelijkheid leren nemen voor een gedeelde toekomst. Primair gaat het erom dat de directbetrokkenen de heersende beelden van zichzelf, van de ander en van de wereld om hen heen anders gaan invullen. Daardoor kan een nieuw en gedeeld perspectief ontstaan. Hoogleraar Termeer wijst erop dat eerdere initiatieven voor transities in de landbouw allemaal begonnen met hoge ambities om vervolgens vast te lopen in blokkades en een stille dood te sterven. Een belangrijke oorzaak van deze blokkades is volgens haar juist de aanwezigheid van vastgeroeste overtuigingen waarover niet echt gesproken kan worden. Dat zijn meestal ook de onderwerpen waar politiek de grootste tegenstellingen zitten. Een politiek van hoop onderkent deze realiteit van vastgeroeste beelden. Tegelijkertijd is ze in staat er op creatieve wijze aan voorbij te gaan. Ze brengt het bijbelse concept van de sabbat in als een regulier instituut om de kwaliteit van de transitie te bewaken. Het begrip sabbat verwijst hier niet naar de wekelijkse joodse rustdag. Het gaat veeleer om een zich telkens herhalend publiek instituut waarbinnen directbetrokkenen, met dikwijls conflicterende posities, hun oordeel uitstellen, zich verplaatsen in elkaars positie, bouwen aan vertrouwen en samen het nieuwe perspectief vieren. Op deze manier is de publieke sabbat de motor van de transitie. Verschil wordt hier niet gezien als primair een bron van conflict en polarisatie, maar als bron van vernieuwing die ontstaat wanneer mensen hun eigen beelden relativeren en laten opgaan in een gedeeld perspectief.
Publieke sabbat
Moedige gesprekken
Naast de klassieke vormen van aansturing van markt en overheid blijkt er een derde vorm van aansturing te zijn. Jonathan Sacks, voormalig opperrabbijn van
Diverse partijen in de FoodValley – het gebied tussen Nijkerk en Wageningen – verkennen sinds enige tijd of deze politiek van hoop in hun regio een bijdrage zou kunnen
leveren aan de transitie van de agrarische sector. Ze willen met elkaar een ‘moedig gesprek’ aangaan. Hun eerste gesprek vond plaats op 22 mei 2019, kort na het incident in Boxtel. Boeren, jongeren, natuurorganisaties, politiek, banken, kerken, planbureau en wetenschappers kwamen toen samen op een boerderij in Barneveld. De aanwezigen deelden hun ervaringen met en perspectief op vragen en uitdagingen in de landbouw. Het bleek lastig om samen tot een gedeelde omschrijving van het probleem te geraken. Wel gaf men aan dat het weinig zin heeft om met de vinger naar de ander te wijzen. Alleen samen kun je eruit komen. Voorwaarde is daarbij wel, zo werd vastgesteld, dat betrokkenen op een andere manier met elkaar omgaan. Ook in de FoodValley blijken er concrete voorbeelden van polarisatie te bestaan. Die te boven komen vraagt van de betrokkenen het uiterste. De gesprekspartners aan de ronde tafel in Barneveld maakten een begin met het benoemen van mogelijke taboes. Daaronder een inkrimping van de veestapel. Aandacht werd ook gevraagd voor de vele boeren die weinig toekomst meer zien. Is er voor hen nog hoop? De vraag klonk of we met elkaar tot een nieuw sociaal verbond kunnen komen. Een boerin nodigde de aanwezigen uit om kennis te komen maken met haar bedrijf. Een hoogleraar gaf aan dit graag met haar te willen organiseren. Een andere hoogleraar nodigde de aanwezigen uit op zijn universiteit. Een aparte vraag die ook tijdens deze eerste samenkomst aan de orde kwam, is wie structurele dragers kunnen zijn van moedige gesprekken in de landbouw. Vertegenwoordigers van kerk en universiteit gaven aan dat ze intern het gesprek willen voeren om te kijken of ze hierin een rol kunnen spelen. Ook de politiek werd genoemd als mogelijke drager. Deze ronde tafel was een eerste stap. Op dit moment verkennen we mogelijke vervolgstappen in de FoodValley.
.
Jan Jorrit Hasselaar is econoom en theoloog. Hij is werkzaam binnen het Dominicaans Studiecentrum voor Theologie en Samenleving, en aan de Vrije Universiteit coördinator van het Amsterdam Centre for Religion and Sustainable Development.
oktober 2019
11
✽ identiteit Beeld van Michiel de Ruyter op de Boulevard in Vlissingen.
Debat over religie en nationale identiteit gewenst
‘HELD OF BOEF? HET MAG BEST KNETTEREN’ De christelijke wortels van de Nederlandse samenleving maken weer volop deel uit van het debat over nationale identiteit. Terug van weggeweest. Opvallend is dat kerken daarbij doorgaans zwijgen, terwijl partijen als PVV, Forum voor Democratie en de VVD zich opwerpen als pleitbezorgers van wat de joods-christelijke traditie heet. Die traditie verschiet daarbij van kleur. Tekst: Kees Posthumus Beeld: ANP Foto (12), Bob Bronshoff (14)
estaat er wel zoiets als een Nederlandse nationale identiteit? De verhalen, symbolen, stereotypen en clichés over Nederland en Nederlanders zijn feitelijk niet volledig juist; ze gelden niet voor iedereen. Je hebt spreekwoordelijk zuinige Neder-
B 12
oktober 2019
landers en landgenoten die het geld over de balk gooien. De veelgeprezen tolerantie voor seksuele minderheden is ver te zoeken in de kleedkamer van een gemiddelde middelbare school. Aan de andere kant: de verhalen die we vertellen over wat ons eigen is, zijn invloed-
rijk en belangrijk voor mensen. Elk land heeft verhalen die symbool staan voor die eigenheid. Deze verhalen veranderen met de tijd. Afgelopen zomer publiceerde het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) een rapport over nationale identiteit, Denkend aan Ne-
achtergrond ✽ derland. Het SCP vroeg Nederlanders voor het eerst op grote schaal naar hun opvattingen over nationale identiteit. De conclusie stelt gerust: in de kern zijn de ondervraagden het eens over wat Nederland tot Nederland maakt. Taal, tradities en symbolen scoren hoog, vrijheid geldt als een grote gemene deler. Niettemin loopt het debat over nationale identiteit nu en dan flink uit de klauwen. Aan de basis daarvan ligt een tweedeling. Aan de ene kant van de streep staan burgers die zich met Nederland verbonden voelen op basis van symbolen en tradities. Aan de andere kant heb je mensen die verbondenheid ervaren op basis van de burgerlijke vrijheden die ons land kent, zoals gelijkheid voor de wet van vrouwen en mannen, homo’s en hetero’s. De een ziet Sinterklaas het liefst zo traditioneel mogelijk binnenkomen, met stoomboot en Zwarte Piet. De ander wordt
Anne Stael: “Door de verhalen die mensen vertellen ontstaat een rode draad van gedeelde waarden
warm van zoenende leernichten tijdens de jaarlijkse Gay Pride in de Amsterdamse grachten.
Spraakmakers Wat het SCP deed voor heel Nederland, doet Anne Stael binnen organisaties: op zoek gaan naar gedeelde waarden en gezamenlijke identiteit. Vanuit haar bureau Zien wat onzichtbaar is adviseert Stael organisaties over de verbinding van zingeving en zakelijkheid. Stael: “Ik word gevraagd voor audits in de zorg, om te ontdekken welke waarden in een organisatie belangrijk zijn en hoe die waarden dan binnen de organisatie naar voren komen. Cliënten, medewerkers en bestuurders zitten samen om de tafel. Gaandeweg ontstaat, door de verhalen die mensen vertellen, een rode draad van gedeelde waarden. Dat is een motiverend en bemoedigend proces, waarin verschillen worden benoemd en overbrugd. Mensen voelen zich meer of minder verbonden met die waarden. De uitkomst van zo’n proces is vervolgens geen voldongen feit. De organisatie kan actie ondernemen om mensen mee te nemen in het verhaal.” De gesprekken die Stael voert zijn gericht op de vraag waar de betrokkenen het wél over eens zijn. Dat is bij discussies over nationale identiteit zelden het geval. Op de flanken nemen spraakmakers heftig stelling. Daardoor ontstaat de indruk dat twee groepen lijnrecht tegenover elkaar staan. Het SCP concludeert op basis van zijn onderzoek dat het wel meevalt met die polarisatie. Wij blijken het meer eens te zijn met elkaar, dan soms lijkt in ronkende Twitterberichten en haatmails.
Paaseitjes In Denkend aan Nederland concluderen de onderzoekers dat religies zoals de islam, boeddhisme en in mindere mate het christendom voor de meeste Nederlanders geen bron van verbondenheid vormen. Dat leek in februari 2017 wel even anders. Dat kwam door chocola. De oer-Hollandse Hema had besloten haar chocolade-eitjes, tot dan toe paaseitjes, voortaan verstopeitjes te noemen. Premier Rutte kwam bij Radio 1 dapper op voor dit eeuwenoude, nu ernstig bedreigde christelijke gebruik. Bij de EO pleitte hij
❞
‘Het christelijke tafelzilver wordt opgepoetst en op een andere tafel gelegd’ ervoor om de christelijke feesten in stand te houden, zoals ze altijd zijn geweest, met paaseitjes. Fijntjes wees presentator Tijs van den Brink er op dat er niks christelijks is aan paaseitjes. Met die kritische noot kon de premier niets, zijn statement bleef staan: blijf met je handen van onze paaseitjes af. Dit voorbeeld komt van religiewetenschapper Ernst van den Hemel. Hij werkt bij het Meertens Instituut en promoveerde op de invloed van calvinisme op de politieke cultuur en identiteit van Nederland. Hij onderzoekt de rol van religie in de nationale identiteit. Van den Hemel: “Ik dacht: wat gebeurt hier? Een liberale premier, voor wie scheiding tussen kerk en staat en vrije markt twee hoofdpunten zijn, zegt tegen een bedrijf dat het de christelijke traditie moet beschermen. Duizenden tweets volgden: ‘Paaseitjes mogen niet eens meer! What’s next? Voor je het weet is het over met Kerstmis en moeten we Suikerfeest vieren’.” De paaseitjes waren volgens Van den Hemel symbool geworden van een bedreigde nationale identiteit, uit angst voor voortgaande islamisering. “Was iemand op paaseitjes gekomen, wanneer je voor deze controverse aan mensen gevraagd had tien dingen te noemen waar ze zich thuis bij voelen?” Dat laatste deed het SCP. Het resultaat? In de top 20 van zaken die bepalend zijn voor onze nationale identiteit, ontbrak elk al dan niet vermeend christelijk symbool.
Migrantenstop Dat de christelijke traditie weer een plaats kreeg in het denken over nationale identiteit kwam voor menigeen onverwacht. Zo niet voor Van den Hemel. “In de jaren negentig leek er voor religie geen plaats meer te zijn”, verduidelijkt hij. “Voor velen had geloof afgedaan. Gemakshalve werd ver-
oktober 2019
13
✽ identiteit geten dat nog steeds een aanzienlijk deel van de bevolking naar de kerk gaat. Religie heeft niet alleen een historische, maar ook een actuele betekenis. Ook secularisatie blijkt echt niet zo’n eenvoudig verhaal te zijn als sommigen denken. Dat alles bleek toen het zogeheten islamdebat losbarstte. Daarbij kwam het christendom opnieuw boven tafel, als een vertrouwd religieus anker tegenover de islam als ‘nieuwe’ godsdienst. Mensen realiseren zich pas dat ze met iets vertrouwd zijn, wanneer ze zich bedreigd voelen. Een al dan niet reële bedreiging ‘van buiten’ zorgt ervoor dat we de rijen sluiten en formuleren wie er wel of niet bij ‘ons’ hoort. Dan ineens zie je in de samenleving een contrast opkomen: ‘Wij zijn christelijk.’ Religie is blijkbaar fijn om op terug te vallen in tijden van bedreiging. Ook al weet je niet precies bij wie je voor dat religieuze gevoel moet zijn. Ook al geloof je zelf niet meer of heb je zelfs een hekel aan de kerk. ‘Echte’ christenen zien soms met verbazing, dat hun tafelzilver opgepoetst wordt en op een andere tafel gelegd.” Vaak wordt er lacherig gedaan over hoe bijvoorbeeld Baudet (Forum voor Democratie) en Wilders (PVV) zich uitlaten over de joods-christelijke cultuur. Nogal gemakkelijk die reactie, vindt Van den Hemel. “Als het alleen populistische praat zou zijn, waarom werkt het dan zo goed? Waarom verwijzen mensen niet naar de Verlichting, de vrijgevochten jaren zestig of de poldercultuur? Waarom die religieuze component, in een cultuur die zo seculier heet te zijn?” Van den Hemel onderzoekt ook hoe politie-
❞
‘Bij elke bijdrage aan het debat over nationale identiteit vraag ik mij af: wie vertelt het verhaal, en met welk doel?’ ke partijen zich op sociale media uiten over christelijke cultuur. “Wat blijkt? Zij komen zelden uit bij de liefde van Jezus voor de mensheid. Het gaat vaker over het beschermen van de eigen cultuur. We moeten niet uit naam van christelijke naastenliefde vluchtelingen welkom heten, heet het dan, maar ijveren voor een migrantenstop om de christelijke traditie te verdedigen.” De mix van religie en nationalisme is niet nieuw, zegt Van den Hemel. “In heel onze geschiedenis is gevochten over de vraag wat religie en nationale identiteit met elkaar te maken hebben. Alleen zou ik graag zien dat religieuze gemeenschappen zich wat meer in het debat mengen.” Sinds de jaren tachtig zijn volgens Van den Hemel vooral progressieve gelovigen terughoudend om zich te uiten over de rol van religie in het publieke domein. “Ooit waren de kerken voortrekkers in de massale vredesbeweging. Ooit kwamen christenen op voor het recht van jongeren om huizen te kraken. Misschien is men aan progressieve zijde religie gaan zien als een deel van het privédomein. Misschien is het bescheidenheid, vanwege de teloorgang van de grote progressieve verhalen. Conservatieven hebben van dat soort zaken wat minder last. Maar het is een feit dat de christelijke traditie naast behoudende, conservatieve stromingen ook altijd progressieve, vernieuwende stromingen heeft gehad. Dat mag best knetteren. Juist in de rommeligheid en tegenstrijdigheden zit een opening, een mogelijkheid tot debat en interpretatie.”
Slavernij Ernst van den Hemel: “Juist in rommeligheid en tegenstrijdigheden zit een opening.”
14
oktober 2019
Een van de zaken waarover het debat steeds feller wordt, is de rol van Nederland in de tijd van de slavernij. Waar de een vooral helden ziet, ziet de ander vooral boeven. Wat voor de een de Gouden Eeuw
is, is voor de ander een gitzwarte periode. De koloniale expansie zorgde voor een tijd van economische bloei en vooruitgang. Tegelijk was het een periode van onderdrukking en religieus gesanctioneerd geweld. Hoe iemand zich in het heden verhoudt tot het verleden is onderwerp van de zogenoemde organisatieopstelling die Anne Stael verzorgt. Stael: “In organisaties met een levensbeschouwelijke identiteit, bijvoorbeeld in de zorg, onderzoek ik hoe de organisatie ooit ontstond. Vaak staat er een religieus geïnspireerde persoon, een religieuze orde of een geloofsgemeenschap aan de wieg van een organisatie. Die zet ik in het midden van de ruimte en ik vraag mensen om hun positie te bepalen ten opzichte van die oorsprong. Wie zich er sterk mee verbonden voelt, kan er heel dichtbij gaan staan. Je kunt ook in het verste hoekje van het vertrek gaan staan. Misschien stond je nooit stil bij de identiteit van deze zorginstelling en was die toevallig bij jou in de buurt. Je kunt zelfs buiten de deur gaan staan, als je er negatieve gevoelens bij hebt. Het is logisch dat mensen met een andere culturele achtergrond anders tegenover de oorsprong van een bepaalde instelling staan dan mensen die erin gepokt en gemazeld zijn. Die afstand kun je niet wegnemen. Je kunt het wel erkennen en kijken hoe je kunt werken aan verbinding. Dat gebeurt in een proces dat je met elkaar aangaat; je draagt de organisatie immers samen. Dat geldt uiteindelijk ook voor de Nederlandse samenleving. Stel je zo’n opstelling voor, met in het midden de Nachtwacht, de Deltawerken of de geschiedenis van de Verenigde Oost-Indische Compagnie.” Van den Hemel: “Je kunt op verschillende manieren naar de geschiedenis kijken. Het is maar wie het verhaal vertelt en vanuit welk perspectief. Ik groeide op in Zeeland, met op de boulevard van Vlissingen een standbeeld van Michiel de Ruyter. Schoolboekjes beschrijven een legendarische held uit een glorieus verleden. Veel mensen voelen zich bij die verhalen thuis. Wie een ander verhaal vertelt, bedreigt dat thuisgevoel. Bij elke bijdrage aan het debat over nationale identiteit vraag ik mij af: wie vertelt het verhaal, en met welk doel?”
.
Beeld: Christiaan Krouwels
column Roel Abraham ✽
Laten we blij zijn met onze democratie en ons kapitalisme et is aankomende 7 oktober precies dertig jaar geleden dat er voor het laatst een grootse militaire parade werd gehouden in Oost-Berlijn, de hoofdstad van de Duitse Democratische Republiek. De DDR bestond die dag in 1989 precies veertig jaar en dat werd uitbundig gevierd door de SED-top en het volk. Fakkeloptochten van de FDJ, de communistische jeugdbeweging, veel spandoeken, parolen als ‘DDR, unser Vaterland’ werden gescandeerd, het geheel werd zelfs live uitgezonden op televisie, voor die tijd in Oost-Europa heel bijzonder.
rond de tweehonderd soldaten van de Grenztruppen der DDR zelfmoord, (deels) omdat ze niet het wapen konden opnemen tegen hun landgenoten die hun leven elders en anders wilden inrichten. De laatste vluchteling was overigens Mario Wächtler, die op 2 september 1989 het 15 graden koude water van de Oostzee trotseerde en er in negentien uur in slaagde een West-Duitse veerboot te bereiken. Hij viel toen hij aan boord gehesen werd gelijk flauw om iets rijker wakker te worden: de opvarenden waren met de pet rondgegaan. Zo doneerden de Nederlanders aan boord 27 gulden.
U, als Volzinlezer, was in die tijd ongetwijfeld net zo links als ik. Als u eerlijk terugkijkt, was u ook niet een beetje fan van ‘het andere Duitsland’? Jawel hè? Nou, ik ook. Ik was lid van de jeugdorganisatie van de PSP en zag in de DDR een alternatief voor onze – in mijn toenmalige ogen – harde maatschappij. Dus ik genoot wel van de beelden, van die optocht, van de massa’s jongeren in hun blauwe hemd van de FDJ. Als ik eerlijk terugkijk, sloot ik mijn ogen voor de vele misstanden en ging ik, zoals dat heet, met boter en suiker mee in de propaganda. En ik was heus niet de enige. Nu kan ik allerlei excuses aandragen: ik was amper achttien en wist niet beter, wilde graag geloven in een mooi alternatief voor het harteloze kapitalisme. Maar hallo zeg, minimaal 327 Oost-Duitsers stierven bij hun poging het land te verlaten. Het waren er veel meer, maar het regime verdoezelde veel en documenteerde zo min mogelijk. De doden waren niet bepaald goede reclame. Sommige schattingen noemen zelfs 1.500 mensen, maar van de genoemde 327 staat vast dat ze verdronken, werden neergeschoten of op een mijn trapten. Er zijn ook onbekende slachtoffers, die niet genoemd worden bij de 327. Zo pleegden
Inmiddels ben ik allang van mijn socialistische geloof gevallen. Lijkt me niet meer dan logisch: alle socialistische staten over de hele wereld, van Cuba tot Noord-Korea en alle Oost-Europese landen die daartussen lagen, bleken te zijn ontaard in vreselijke dictaturen waar geen sprake was van het mooie ideaal ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’. Voor mij dan ook op z’n minst bevreemdend, zo niet onbegrijpelijk, dat er nog steeds bewegingen zijn die streven naar een socialistische staatsvorm. Groepen als de NCPN en de SAP zijn er nog steeds, ondanks dat het bewijs uitvoerig is geleverd: het werkt niet. Maar goed, resultaten uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst, zoals de überkapitalistische beleggingsfondsen ons voorhouden. Deze waarheid geldt dan misschien ook voor de socialistische staten en hun prestaties. Dat mogen we hopen: de prestaties waren niet voor herhaling vatbaar. De gevangenissen puilden uit vanwege de politieke gevangenen, de tekorten aan maandverband en toiletpapier in de winkels waren bijzonder ongemakkelijk en als slagroom op de schnitzel was het milieu in sommige delen van de DDR volledig verwoest: nog maar
H
1 procent van de rivieren kreeg het predicaat ‘schoon’. Bij de meren was dat 4 procent. Afijn, ik kan nog wel even doorgaan met de statistieken. Wat ik heb geleerd is dat we erg blij mogen zijn met onze staatsvorm, onze democratie en ons kapitalisme. Uiteraard gaat niet alles goed, maar in het algemeen zijn er gelijke kansen voor iedereen en staat onze samenleving voor vrijheid en eigen initiatief, maar ook voor verbinding en diepgang. Moge dit ook in de toekomst zo blijven.
.
Roel Abraham is naast schrijver ook vader van zes kinderen en dat met slechts één echtgenote, actief in het joodse leven, rijdt Trabant en vindt wel eens wat van dingen.
❞
Eerlijk gezegd sloot ik mijn ogen voor de misstanden in de DDR
oktober 2019
15
✽ liefdesmarkt
Dwalen in de romantiek
DE LIEFDE IS NOG LANG NIET VRIJ Tekst: Daniël Zevenhuizen
Uithuwelijken? Daar moet je toch niet meer aan denken. Maar vrij in de liefde zijn we in tijden van Tinder evenmin. Een pleidooi voor de sprong in het diepe. e liefde gaat al sinds mensenheugenis als een lopend vuurtje over straat. Dat betekent ook dat er een hoop onzin rondgaat. Stel je een groot marktplein voor waar mensen in alle hoeken staan te smoezen over wie het met wie heeft gedaan. Marinthe heeft een oogje op William, en Joost wordt ervan verdacht naast de pot te hebben gepist. Zo gedacht zit je niet ver van de realiteit. Sinds kort lijkt romantiek meer op een markt dan ons lief is. Dat heeft onder meer te maken met de romantische technologieen die op de markt komen. Die technologieen hebben de langverwachte dag ingeluid dat we zélf onze geliefde kunnen samenstellen. Dan heb ik het niet over seksbots, maar over mensen van vlees en bloed. Die verschijnen op het scherm, gerangschikt onder kenmerkende categorieën. Misschien wil ik iemand met een bril, of iemand van een andere cultuur – exotisch! Het enige verschil tussen de liefdesmarkt en een veemarkt is dat op de liefdesmarkt de koopwaar zichzelf aanbiedt. Alles krijgt een prijsplaatje opgespeld, zodat we weten waar we aan toe zijn. En we doen er maar al te graag aan mee. Natuurlijk moet iedereen zelf wegwijs worden in de wereld van romantiek, maar dat betekent niet dat je zomaar van alles kunt beweren of dat je zelf de regels van het spel kunt bepalen. Dat liefde een spel is, betekent veeleer dat er een aantal patronen zijn die we onszelf aanleren om wegwijs te worden in de romantische praktijk. Die
D
16
oktober 2019
regels komen tot stand in samenspraak met anderen. Niet alleen in gesprekjes met je geliefde, maar ook in discussie met de gemeenschap en de traditie. En reken maar dat je in een traditie staat, zelfs als het om zoiets universeels gaat als de liefde. Waar bestaat die traditie uit? Uit pogingen in de
liefde die in het culturele bewustzijn zijn blijven hangen – in films, liedjes, romans. Maar ook uit het denken van moralisten, eventueel geïnstitutionaliseerd in scholen, kerken en het wetboek. De Grieken in de Oudheid vonden liefdesrelaties tussen oude mannen en jonge
opinie ✽
jongens heel gewoon. In onze contreien moest het huwelijk tot voor kort bovenal liefdelóós zijn, zodat het verbond niet door de willekeur van het hart gebroken zou worden. Dat alles toont aan, dat er heel wat veranderd is in onze liefdesbeleving en de manier waarop de samenleving eromheen georganiseerd is. Tegenwoordig vinden we het dan weer normaal dat we onze geliefde zelf samenstellen – uit een profielfoto, opleidingsniveau, baangarantie en geschikte hobby’s.
Zekerheid zoeken Wij moderne mensen oordelen zélf wel over potentiële partners; daar komt geen ouder of priester aan te pas. En waarom zou het ook anders zijn? Moeten we inmiddels niet kunnen liefhebben wie we willen? Zeker. De vraag is alleen hoe vrij de liefde werkelijk is, als we precies diegenen kandidaat stellen, die ons zekerheid bieden: sociale, economische en romantische zekerheid (de laatste noemen we ook wel trouw). Nieuw zijn sociale en economische zekerheid trouwens niet als doelen van partnerselectie. Ze zijn de motor achter het eeuwenoude gebruik van uithuwelijking. Wat heeft uithuwelijking in vredesnaam met een datingapp als Tinder te maken? Het opvallendste verschil is wíé de relatie voltrekt. Dat zijn in het geval van uithuwelijking de ouders van beide partijen, eventueel bemiddeld door een spiritueel leider. Op Tinder ben je zelf de baas. Maar dat je een beslissing neemt, zonder dat iemand over je schouder meekijkt of dreigt je uit de erfenis te ontzetten, betekent niet dat je geheel vrij van invloeden een keuze maakt. Die invloeden variëren van seksuele impulsen tot associaties bij opleidingsniveau. Voor de eerste categorie verlangens bestaan allerlei diensten, en Tinder wordt er ook voor gebruikt. Toch is het hoofdzakelijk de blijvende relatie waar men op uit is, dus spelen andere afwegingen een rol. Maar verschillen die andere afwegingen echt zo wezenlijk van de richtlijnen die papa en mama hanteerden bij een uithuwelijking? Ik durf het te betwijfelen. Nog steeds liever iemand met een baan, die van reizen houdt (en er dus het geld voor heeft) en een stabiel sociaal netwerk heeft. Liever dan de (nog) onsuccesvolle dromer
die aan thuisblijven hecht en er een aantal excentrieke contacten op nahoudt. Er is niks mis met die overwegingen. Sterker nog, die hanteren we toch wel bij het eerste drankje, hoe ‘natuurlijk’ en ‘spontaan’ dit ook tot stand kwam. Maar gebiedt de eerlijkheid niet te zeggen dat het de markt is, die hier de scepter zwaait? Aan een opwelling van het hart zal het toch steeds minder liggen, als we Floor kiezen boven Marisha, omdat de eerste het geld en de tijd heeft om driemaal in de week met haar vriendinnen te gaan ‘wijnen’, terwijl de laatste zich uit de naad werkt om haar studie te kunnen financieren. Al met al zitten we dus nog altijd in de traditie gevangen, hoe vrij we ook denken te zijn.
Sprong in het diepe Toch verandert er iets met de intrede van de digitale bemiddelaar. De mechaniek van de toenadering is volledig anders dan bij een spontane ontmoeting. Goed, van een eerste proef op de som is altijd wel sprake. Je zou maar de lokale pedofiele badmeester of een seriemoordenaar aan de haak slaan. Desalniettemin is er bij een spontane ontmoeting sprake van een soort ‘sprong in het diepe’. Die sprong duidt het risicokarakter van een ontmoeting aan. De ander krijgt het voordeel van de twijfel, krijgt de ruimte om in zijn of haar leven misstappen te maken. De ontmoeting is namelijk geen sollicitatiegesprek. Je wordt niet beoordeeld op de successen die je wel of niet behaald hebt. Bovendien zou het maar wat frustrerend zijn als Guus Geluk (m/v) daar tegenover je zit op te scheppen over al zijn verdiensten! We moeten het onderscheid tussen ‘spontane’ en ‘bemiddelde’ liefde in dit verband niet overschatten. Ook bij onbemiddelde relaties is het spontane er vaak snel vanaf. Dat gebeurt niet zonder dat de spontaniteit met tussenpozen terugkomt, als een hernieuwd bewijs van liefde. Maar wel zó, dat ijkpunten in elke relatie nodig zijn; de balans wordt opgemaakt. Hoewel je je luie man misschien het voordeel van de twijfel gaf toen bleek dat hij nog nooit een vinger had uitgestoken in het huishouden, begint dat na een aantal weken toch te irriteren. Dan maak je afspraken, of past er je leven op aan. Bij datingappliefde is er sprake van een
omgekeerde volgorde. Gewoonlijk mag de ander eerst dwalen, waarna de rafelrandjes later bijgeschaafd worden. Maar op Tinder is het andersom: de selectieprocedure wordt al in werking gesteld vóórdat de ander zich op jou heeft kunnen oriënteren. Dan beoordeel je gemeenplaatsen met evenzo onverschillige, puur statistische maatstaven. Je zet in op de zekerheid. Zie het als een liefdesverzekering: de ander heeft in ieder geval genoeg geld en aanzien om zichzelf en mij gelukkig te houden. ‘Love is love’, lezen we overal. Wij hebben de vrije liefde uitgevonden. Alleen nog die paar conservatieven op gayparadeboten krijgen en het paradijs is daar. Maar in feite hebben we onszelf overgegeven aan marktwerking in de romantiek. We trekken onze strijd om status en stabiliteit een gebied binnen, waarvan we altijd dachten dat het daarvan gevrijwaard was. De liefde is nog lang niet vrij.
Voordeel van de twijfel Wat is het alternatief? Denk nog eens aan ‘de sprong in het diepe’. Het risico dat je neemt met iemand door diegene het voordeel van de twijfel te geven, diegene toe te staan om te dwalen in zijn of haar leven, is een essentiële voorwaarde van liefde. Waarom? Omdat juist de onvolkomenheid iemand tot een levend persoon maakt. Dat is niet een vergoelijking van de menselijke natuur, maar een punt tegen het idee dat je de perfecte partner zou kunnen samenstellen. Wat je boetseert, is een afgodsbeeld van je eigen fantasie. Kwam dat beeld tot leven, dan werd je alleen met je eigen voorkeuren geconfronteerd. Dat kan alleen tot bevestiging of walging van jezelf leiden. Het berooft je bovendien van de mogelijkheid om werkelijk van de ander te proeven. De ander geeft ons een kans om onszelf te bewijzen in zijn of haar ogen; om een wereld van twee in plaats van één te bouwen; om voor even meer dan een ik-alleen te zijn. En dat eist geen verzekering, maar een sprong; een gedurfde liefdesverklaring. Dus hup! – van het marktplein naar... waar dan ook, eigenlijk.
.
Daniël Zevenhuizen (22) is student filosofie en stagiair bij de redactie van Volzin.
oktober 2019
17
✽ eenzaamheid
Hoe wij onszelf gezelschap kunnen houden
DE RIJKDOM VAN EENZAAMHEID Tekst: Victor Bulthuis
‘Eén tegen eenzaamheid’ heet het actieprogramma van de overheid dat erop gericht is eenzaamheid duurzaam uit te bannen. Maar is eenzaamheid wel altijd negatief? Nee, zo vindt Victor Bulthuis. “Existentiële eenzaamheid verdient het te worden betreden in plaats van te worden bestreden. Hoe pijnlijk die eenzaamheid vaak ook is, ze kan bijdragen tot een rijker leven.” p 15 april 1802 maken de dichter William Wordsworth en zijn zus Dorothy een wandeling langs een meer in het Engelse Lake District. Verrukt zijn ze als ze zien hoe een eindeloos lint van narcissen
O
18
oktober 2019
zich langs de waterkant slingert. De aanblik inspireert Wordsworth tot zijn beroemdste gedicht: I wandered lonely as a cloud, ook wel The daffodils (‘De narcissen’) genaamd (zie kader). Eenzaamheid is de grondstemming van dit
gedicht, maar de dichter gebruikt er twee verschillende woorden voor. I wandered lonely as a cloud luidt de eerste regel. Lonely duidt hier op rusteloosheid en thuisloosheid. Maar het laatste couplet spreekt over eenzaamheid als solitude. Hier is de dichter
essay ✽
niet meer buiten, maar thuis: hij ligt op de canapé. Hij is alleen, maar ook weer niet. Want in de beslotenheid van zijn huis heeft hij opnieuw geraakt het beeld van de narcissen voor ogen. Hoewel hij al wandelend zijn uitwendig oog volop de kost gaf, ontvouwt de bloemenpracht zich pas in haar volheid voor zijn inwendig oog. Dit geestesoog, dat niet naar buiten kijkt maar naar binnen, noemt Wordsworth the bliss of solitude, ‘de zegen van de eenzaamheid’. Blijkbaar is er een eenzaamheid waarin de mens de wereld indringender beleeft dan wanneer hij erin rondwandelt. Paradoxaal genoeg voelt hij zich juist in de afzondering intenser verbonden met de narcissen dan toen hij er oog in oog mee stond. Zo sterk zelfs dat zijn hart met de bloemen meedanst. Het gedicht maakt duidelijk dat in de eenzaamheid een mens zichzelf genoeg kan zijn. Dat heeft iets hachelijks: de narcis doet immers denken aan Narcissus, die verzonk in de aanblik van zijn eigen spiegelbeeld en daarbij wegkwijnde. Maar zichzelf genoeg zijn is niet hetzelfde als zelfgenoegzaamheid. De dichter kan alleen zichzelf genoeg zijn doordat hij de wereld om hem heen in zijn hart heeft gesloten. Zijn verbondenheid daarmee wordt door de eenzaamheid niet doorbroken maar juist geïntensiveerd, doordat ze alle ruimte geeft aan het geestesoog. Waar het uitwendig oog niet verder kan kijken dan de oppervlakte van de wereld, ziet het geestesoog de diepte ervan. Dat maakt de eenzaamheid tot een zegenrijke ervaring. De Amerikaanse schrijfster May Sarton zegt: “Loneliness is de armoede van het zelf, solitude is de rijkdom van het zelf.” We zouden ook kunnen zeggen: solitude is thuis zijn bij jezelf, ‘samenleven met jezelf’ (Hannah Arendt) – of op zijn benedictijns: habitare secum, bij zichzelf wonen Loneliness daarentegen is thuisloosheid, het niet meer kunnen uithouden met jezelf.
Intense vrijheid Maar als eenzaamheid zo’n zegen kan zijn, waarom ontlopen we haar dan voortdurend? In haar boek How to Be Alone (Nederlandse editie: Alleen zijn) vraagt de Britse schrijfster Sara Maitland zich af hoe het kan dat we in onze relatief welva-
rende en ontwikkelde wereld die streeft naar autonomie, persoonlijke vrijheid en zelfverwerkelijking, zo doodsbenauwd zijn om alleen te zijn met onszelf. Volgens een wetenschappelijk experiment uit 2014, waarbij proefpersonen zes tot vijftien minuten alleen werden gelaten in een kamer, onderwierp het merendeel zich liever aan lichte elektrische shocks dan aan hun eigen gedachten. Of ze dat thuis ook zouden hebben gedaan, waag ik te betwijfelen. Toch constateerde de filosoof en wiskundige Blaise Pascal al drieënhalve eeuw geleden in zijn Pensées: “Ik heb vaak gezegd dat alle ellende van de mensen veroorzaakt wordt door één ding, namelijk dat ze niet rustig in een kamer kunnen verblijven.” Maitland, die zelf een huisje bouwde in een verlaten streek in de Schotse hooglanden, kan dat duidelijk wel. Sterker nog, wat de eenzaamheid haar brengt is niet mis: dieper bewustzijn van zichzelf en intense vrijheid, nauwere verbondenheid met de natuur, grotere creativiteit en een verdiepte relatie met het transcendente dat zich onder meer uit in givenness: het gevoel deel uit te maken van iets groters en onuitsprekelijks. Maar ook maakt ze gewag van intense zintuiglijke en emotionele ervaringen, auditieve hallucinaties, vervagend besef van tijd en ruimte alsmede van binnen en buiten, een zekere onbeschaamdheid (niemand let immers op je) en het opwindende gevoel dat je in je eentje toch risico loopt. En last but not least spreekt ze net als Wordsworth van bliss: zegen, geluk, vreugde. Maar helaas worden mensen die kiezen voor eenzaamheid, volgens Maitland vaak voor sad, mad of bad versleten (zielig, gestoord of gevaarlijk). Bovendien worden alleen-zijn, stilte en introspectie in onze extraverte cultuur vaak beschouwd als schadelijk voor de gezondheid, terwijl veel mensen er ten diepste ook naar verlangen. Daarom is het haar missie om mensen – kinderen in het bijzonder – de zegen van de eenzaamheid te laten ervaren. Ze geeft daartoe zelfs huiswerkopdrachten, zoals: kijk je angst in de ogen, doe iets leuks in je eentje, kijk naar de natuur, ga dagdromen, leer iets uit je hoofd, en vooral: leer kinderen alleen spelen.
De narcissen Zo eenzaam als een hoge wolk zwierf ik van heuvel tot vallei; plots zag ik een geelgouden volk van narcissen, een lange rij, onder de bomen langs het meer; een bries bewoog ze heen en weer. Als ’t fonkelende sterrenlicht, dat alom langs de Melkweg brandt, was hun oneindig lint dat zich slingerde langs de waterkant: tienduizend dansten er, zag ik, hun kopjes wiegelend van schik. De golfjes dansten lustig mee, hoewel wat minder sprankelend dan de uitgelaten bloemenzee. Daar wordt een dichter vrolijk van! Ik keek en keek, maar ik bedacht niet wat voor schat mij ’t schouwspel bracht: want heb ik mij – benen omhoog – ledig of peinzend neergevlijd, dan flitst het op voor ’t geestesoog, die zegen van de eenzaamheid; mijn hart wordt dan met vreugd omkranst, waarop het met narcissen danst. William Wordsworth (1770-1850); vertaling: Victor Bulthuis.
Tot nu toe echter hebben we het alleen over zelfgekozen eenzaamheid gehad, terwijl eenzaamheid ons meestal overkomt als loneliness: verlies van dierbaren, geen geestverwanten kunnen vinden, lichamelijke beperkingen die de mobiliteit beperken, ziekte, angst en depressie. Of niet kunnen aarden in de omgeving waarin je woont en studeert, zoals Jasmijn van Olk beschreef in haar bijdrage over eenzaamheid bij studenten in de vorige Volzin. Eenzaamheid wordt wel beschouwd als een van de grootste problemen van deze tijd. Of zelfs als een ziekte, zoals de Duitse neuroloog Manfred Spitzer doet. In zijn boek Eenzaamheid. De impact van sociaal isolement stelt hij dat eenzaamheid 20 procent dodelijker is dan roken en dubbel zo dodelijk als alcohol. Vandaar zijn diagnose: “Eenzaamheid is
oktober 2019
19
✽ essay niet ‘slechts’ een symptoom, dat wil zeggen een ziekteverschijnsel, nee: eenzaamheid is zélf een ziekte!”
Actieprogramma Hier te lande heeft de rijksoverheid het onderwerp op de maatschappelijke agenda gezet. 43 procent van de volwassen Nederlanders zou kampen met eenzaamheid; 54 procent van de 75-plussers zou er last van hebben, waarvan 11 procent in sterke mate. In 2018 waren er 700.000 eenzame ouderen, in 2023 zouden dat er 1,1 miljoen kunnen zijn. Daarom gaf minister Hugo de Jonge van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) vorig jaar de aftrap voor het actieprogramma Eén tegen eenzaamheid. Het doel is tweeledig: eenzaamheid onder ouderen signaleren en bespreekbaar maken, om deze vervolgens duurzaam te bestrijden. Daartoe heeft het Rijkinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) de eenzaamheid per gemeente en zelfs per wijk in kaart gebracht. Zowel op landelijk als op gemeentelijk niveau zijn er initiatieven, zoals meldpunten en signaleringsnetwerken. Ook is voorzien in een jaarlijks huisbezoek voor 75-plussers. Publiekscampagnes op tv, radio, internet en sociale media moeten het probleem verder onder de aandacht brengen. Het actieprogramma Eén tegen eenzaamheid onderscheidt drie soorten eenzaamheid: sociaal (ontbreken van gelijkwaardig contact met mensen met wie je iets gemeenschappelijk hebt), existentieel (ontbreken van zingeving) en emotioneel (ontbreken van een hechte, intieme band). Het ministerie erkent dat alle drie de vormen aandacht vereisen, maar ook dat eenzaamheid een complex verschijnsel is dat vraagt om een ‘fijnmazige aanpak’. De insteek van de overheid ligt bij sociale eenzaamheid, en dan vooral onder ouderen.
Zelfaanvaarding Ton Jorna, supervisor en onderzoeker op het gebied van levensprocessen, plaatst vraagtekens bij deze aanpak. Behalve dat ze volgens hem niet werkt, benadert ze eenzaamheid te eenzijdig als gebrek aan kwaliteit en kwantiteit van sociale relaties, “als een sociaal probleem dat met sociale activiteiten en interventies bestreden kan worden”, zo constateert hij in het boek
20
oktober 2019
❞
Montaigne: ‘De kunst zichzelf toe te behoren is het grootste goed dat men op de wereld heeft’ Onmetelijke eenzaamheid. De aanpak van eenzaamheid geschiedt meestal groepsgericht: “Sociale eenzaamheid wordt meetbaar geacht en kan zo ook op resultaten worden afgerekend.” Zoals het actieprogramma zelf vermeldt, is eenzaamheid complexer en veelzijdiger. Ze heeft niet alleen betrekking op de relatie van het individu met anderen, maar vooraleerst op de verhouding tot jezelf. Of je je eenzaam voelt wordt bepaald door je buitenwereld én je binnenwereld. Die buitenwereld omvat volgens Jorna maatschappelijke factoren als het nest waaruit je komt, de taal die je spreekt, de groep waartoe je behoort, je werkkring. De binnenwereld wordt gevormd door persoonlijke factoren (levensloop, levenshouding en levenskeuzes, gezondheid, interesses, werk) en existentiële factoren (grondstemming, karakter, gevoelens, zingeving, mogelijkheden tot persoonlijke groei, affiniteit met cultuur en natuur). Kortom, existentiële eenzaamheid heeft te maken met hoe je je eigen bestaan ervaart en waardeert. Ze is niet in sociale strategieën of interventies te vatten en evenmin in een zorgbehandelplan. Omdat de overheid niet goed raad weet met existentiële eenzaamheid, richt ze zich uitsluitend op de sociale variant. Existentiële eenzaamheid verdient het te worden betreden in plaats van te worden bestreden, zegt Jorna. Het is een eenzaamheid die vaak bij iemand hoort en niet meetbaar is. Je agenda, concepten en strategieën op je bureau achterlaten, luisteren zonder te oordelen, te adviseren of oplossingen aan te dragen – dat wordt gevraagd van degene die een ander in zijn existentiële eenzaamheid nabij wil zijn. Niet jij, maar de ander bepaalt de te bewandelen weg, want “existentiële eenzaamheid roept op te zoeken naar
het existentiële zelf”. Hoe pijnlijk die eenzaamheid vaak ook is, ze kan bijdragen tot een rijker leven. Zelf herinner ik me een gesprek dat ik als pastor voerde met een vrouw die in de maanden na het overlijden van haar man niet alleen werd gelaten door haar kinderen. Wanhopig werd ze ervan, omdat ze er gewoon aan toe was om de confrontatie met de eenzaamheid aan te gaan, hoe zwaar die haar ook zou vallen. Slechts door de eenzaamheid te betreden, zou ze haar leven uiteindelijk weer kunnen oppakken. Eenzaamheid die op deze manier wordt doorleefd, kan tot zelfaanvaarding leiden. Daarom kan existentiële eenzaamheid leiden tot een (hernieuwd) thuiskomen bij zichzelf en tot verdiepen van het contact met anderen en de omringende wereld. Jorna: “Eenzaamheid blijkt dan een spirituele queeste die het ik thuisbrengt bij wie het echt is of blijkt te zijn, om van daaruit van betekenis te kunnen zijn voor zichzelf, de ander en het andere.” Loneliness die ten diepste wordt doorleefd kan worden omgevormd tot solitude.
Persoonlijke groei Het is daarom hoog tijd voor een maatschappelijk gesprek over eenzaamheid dat meer omvat dan alleen het sociale aspect. Willen we echt authentieke en zelfstandige individuen zijn, dan moeten we weten hoe eenzaamheid kan bijdragen tot persoonlijke groei. In solitude, de rijkdom van het zelf, opent zich het geestesoog waardoor gedachten en gevoelens kunnen rijpen tot filosofie en poëzie, en boeken en kunstwerken tot stand komen. Maar ook in loneliness die wordt doorleefd, kan de diepte en de rijkdom van het leven worden ervaren en een brug worden geslagen naar een nieuw bestaan. In zijn essay Over de eenzaamheid schrijft Michel de Montaigne: “Wij hebben een geest die op zichzelf gericht kan worden; hij kan zichzelf gezelschap houden. Laten we niet bang zijn dat we in deze eenzaamheid door ledigheid en verveling verkommeren. De kunst zichzelf toe te behoren is het grootste goed dat men op de wereld heeft.” Wie de eenzaamheid niet als zegen ervaart, moge zo toch iets smaken van haar rijkdom.
.
opinie ✽
Preken kan korter, vrijmoediger en zonder geneuzel
GEEN WOORD TE VEEL, GEEN WOORD TE WEINIG ‘Een lastig verhaal’ was de titel van de preekwedstrijd die liberaalchristendom.nl afgelopen maanden organiseerde. Voor Jan Offringa, hoofdredacteur van die website, reden om zich af te vragen: wat is eigenlijk ‘een goede preek’? Zijn advies: staar je niet blind op de bijbeltekst, maar verdiep je vooral ook in de wereld van vandaag. Geef stem aan de Bijbel, maar wees indien nodig ook een tegenstem. Tekst: Jan Offringa
oktober 2019
21
✽ preek egelmatig zit ik, vanwege een vroege dienst in mijn gemeente, zondagochtend rond kwart voor negen in de auto. Dan luister ik naar Radio 4 om schrijver A.L. Snijders niet te missen. Over de telefoon vertelt hij dan een eigen ZKV, oftewel een Zeer Kort Verhaal. Met grote regelmaat zitten er juweeltjes tussen. Dan is elke zin raak en wordt er geen woord te veel of te weinig gezegd. Vaak zit er een verrassende wending in. Zo word je in een paar minuten meegenomen in een verhaal dat de ene keer een grijns, de andere keer een frons op je gezicht achterlaat. Het is jaloersmakend hoe hij in korte tijd veel weet te zeggen. Zelf vrees ik wel eens dat ik die ochtend, net als menig collega, het omgekeerde ga doen: in veel voorspelbare woorden weinig zeggen. Regelmatig word ik daarin bevestigd als ik bij een ander ter kerke ga of een oude preek van mezelf herlees. Het zijn geen slechte verhalen, maar ze zijn gewoon te lang en voorspelbaar en neigen naar geneuzel. Dat laatste woord bleef me bij na een niet te lange huwelijkspreek, toen een van de bruiloftsgasten reageerde met: ‘Gelukkig geen geneuzel over de liefde’. Tien tot twaalf minuten is de ideale lengte van een preek. Daarin kun je een paar zinnige dingen zeggen en de rest – kill your darlings! – bewaar je voor later. Voorgangers denken graag dat het niet in de lengte zit, terwijl gemeenteleden aangeven van wel. Zelf, moet ik toegeven, overschrijd ik ook regelmatig de twaalf minuten. Die lengte kreeg ik al in de jaren tachtig mee vanuit de praktisch-theologische opleiding. Men had veldonderzoek gedaan naar de aandachtsboog van luisteraars. Daaruit bleek dat de gemiddelde predikant na twaalf minuten driekwart van zijn of haar gehoor kwijt was. Na een kwartier haakten sommigen weer even aan, maar na twintig minuten was het echt basta. Wie dan nog aan het woord is, doet dit dus voor een enkele goed getrainde luisteraar en verder voor de kat z’n viool. Ik weet niet wat de huidige stand van zaken is, ruim dertig jaar later, maar die aandachtsboog is vast niet gegroeid. Na tien minuten moet je afronden.
R
❞
We zullen nooit weten wat een bijbelschrijver precies bedoelde midden – van de kerk wordt niet slecht gepreekt. Menig voorganger wisselt heel aardige met ronduit goede verhalen af. Toch blijven er veel preken die niet echt kunnen boeien. Zelf haak ik snel af als iemand te veel in de bijbeltekst blijft hangen. Die wordt van alle kanten belicht: wat staat er wel of niet, waar kom je bepaalde woorden of beelden nog meer tegen? Een enkele keer is dat zinvol, maar het neigt al snel naar tekstueel geneuzel. Vaak gaat dat ten koste van de link naar de actualiteit: wat heeft zo’n oude tekst ons vandaag de dag mogelijk te zeggen? Daar wordt het echt interessant, maar op dat moment wil een voorganger nog wel eens kort door de bocht gaan. Al te makkelijk worden er lijntjes getrokken naar het heden, alsof je de werkelijkheid van toen een op een op die van nu kunt leggen. Dat is zelden het geval. Een voorbeeld: ongetwijfeld staan er teksten in de Bijbel die een royale houding ten aanzien van de vreemdeling en vluchteling stimuleren. Toch maakt het een groot verschil of er een enkeling bij je aanklopt of dat er 10o.ooo mensen tegelijk aan de Europese grens staan. Wie met grote stappen vanuit de Bijbel bepleit dat elke vluchteling hier even welkom is, gaat als een olifant door de porseleinkast. Evenmin kun je op basis van de Bijbel, of anders wel van de joods-christelijke traditie, hardmaken dat de grenzen hermetisch gesloten moeten blijven. Bij zo’n actueel dilemma is het juist de kunst iets van het spanningsveld in stand te houden tussen teksten van toen en de complexe wereld van nu. Als dat niet gebeurt en de zorgvuldigheid en nuances ontbreken, haken luisteraars teleurgesteld af. Dan kijk je liever thuis naar Buitenhof of lees je de analyses in de bijlage van je krant.
Vrijmoedig Actualiteit Nu wil ik ook weer niet te somber zijn. In mijn segment – zeg maar het moderne
22
oktober 2019
Bijbelteksten bieden geen kant-en-klare waarheden of antwoorden maar vragen om dialoog. Het zijn dus gesprekspartners
die we in de kerk serieus nemen. Dat heeft predikant Alke Liebich helder uitgewerkt in het boek Liberaal christendom. Ze laat zien hoe zo’n dialoog al in de Bijbel zelf begint. In zowel het Oude als Nieuwe Testament staan stem en tegenstem naast elkaar. Deuteronomium zegt niet hetzelfde als Prediker of Job, Paulus niet als Jacobus of Marcus. Er klinken meerdere stemmen door elkaar heen. Op die manier organiseert de Bijbel zijn eigen tegenspraak. Volgens Liebich kan de lezer van nu zich laten inspireren door wat teksten ons aanreiken maar ook de vrijheid nemen om tegenstem te zijn. Dat laatste is bijvoorbeeld aan te bevelen als vrouwen worden miskend of al te gemakkelijk grof geweld wordt gebruikt in naam van God. Dat is ook een van de opties die de website liberaalchristendom. nl onlangs meegaf bij de succesvolle preekschrijfwedstrijd rond lastige bijbelverhalen. Volgens de aankondiging was het aan de deelnemers om zo’n lastig verhaal “te verdedigen, uit te dagen, te weerspreken of anderszins te verwerken in hun bijdrage”. In dat opzicht zijn preken te voorspelbaar: voorgangers nemen te weinig vrijheid in hun omgang met de Bijbel. Met name ontbreekt het dan aan vrijmoedigheid om zo’n tegenstem te zijn. Naast goede exegese is een beetje lef en humor bijvoorbeeld onmisbaar. Het kan heel verfrissend zijn om Jozua te waarschuwen dat hij met zijn niemand en nietsontziende verovering van het land Kanaän vandaag de dag in Den Haag voor het oorlogstribunaal zou moeten verschijnen. Een beroep op een goddelijke opdracht of belofte zou de zaak daarbij geen goed doen. Als Paulus in Galaten 4 het verhaal over Sara en Hagar een wonderlijke draai geeft, kun je hem meegeven dat die uitleg aan de universiteit een dikke onvoldoende zou scoren. Ook zijn er andere passages in zijn brieven waar hij veel te kort door de bocht gaat. Aan Jezus kun je vragen of Hij misschien een mindere dag had toen hij iemand opdroeg hem meteen te volgen zonder eerst zijn net overleden vader te begraven. Lieve Heer, heeft het komende koninkrijk zo’n haast? Laat het op zo’n moment maar eens lekker schuren in een preek!
Interpretaties Dit pleidooi voor een vrijmoedige dialoog
opinie ✽ sluit aan bij hedendaagse inzichten in wat zich afspeelt tussen een tekst en zijn lezer. In vaktaal heet dat het hermeneutisch proces. Over dit proces bestaan veel misverstanden. Zo leeft her en der de gedachte dat een tekst een eenduidige betekenis heeft. Die zou naar boven komen als je de woorden en zinnen – het liefst in de brontaal – zorgvuldig bestudeert. Op den duur zou een tekst zijn oorspronkelijke, diep verborgen betekenis prijsgeven. Zo werkt het echter niet. Tegenwoordig beseffen we dat zoiets als een oorspronkelijke betekenis niet meer te achterhalen is. We zullen nooit weten wat een bijbelschrijver precies bedoelde, en evenmin of hij dit zelf wel helder had. Het gaat altijd om interpretaties, een tekst heeft geen eenduidige betekenis voor alle tijden en plaatsen. Want in een interpretatie neemt iemand altijd zichzelf mee. Als lezer ben je zelf volop betrokken in zo’n proces van betekenis geven. Zo ben ik zelf een blanke, welvarende en goed opgeleide mannelijke Europeaan die anno
Veel preken duren te lang.
2019 met mijn eigen vragen en ook met mijn vooringenomenheid aanklopt bij een tekst. En omdat ik een liberale theoloog ben, benader ik een bijbeltekst heel anders dan een confessionele collega. Allebei lezen we weer met heel andere ogen dan een zwarte arbeider in Zuid-Afrika, een lesbische vrouw in Iran of iemand die 1.000 jaar geleden in China leefde. Dat duidt niet op willekeur maar hoort bij een levendige omgang met de traditie en bij het creatieve proces tussen tekst en lezer.
Bruggen slaan In mijn optiek blijven voorgangers te veel steken in de tekstexegese. Daardoor komen ze te weinig toe aan een creatieve dialoog tussen de Bijbel en het hier en nu. Terwijl daarin juist de stem van God tot leven kan komen. Vaak doen we of God alleen in bijbelse tijden heeft gesproken en daarna is stilgevallen. Alsof de Geest ook nu niet onder ons rondgaat, op ons inwerkt en aan ons appelleert. Preken is niet het ontvouwen van een geheim dat besloten ligt in een tekst, maar een levende dialoog aangaan met de in eerdere teksten aangereikte geloofservaring van wie ons zijn voorgegaan. In dat proces kan God tot ons gaan spreken en daar gaat het uiteindelijke om. Voor een goede preek is dus meer nodig dan grondige bestudering van een tekst. Als je daarin blijft steken, kom je niet toe aan de dialoog tussen het verhaal van de Bijbel en je eigen verhaal. Als tussen die verhalen geen goede brug wordt geslagen, blijft de preek in het luchtledige hangen. Vanuit Op Goed Gerucht, de beweging van moderne protestantse theologen waarvan ik vijf jaar voorzitter was, schreef een collega ooit dat predikanten op drie fronten tegelijk te lezen. Ze bestuderen spirituele teksten uit zowel de Bijbel als de christelijke traditie, en hebben ook belangstelling voor de rijkdom van andere culturen en religies. Tegelijk proberen ze de moderne cultuur te lezen en te doorgronden wat daarin zoal speelt. Om die reden verdiepen ze zich in de wereld van de literatuur, film en muziek, en ook in die van de politiek, de gezondheidszorg en de financiële wereld. Als derde proberen ze aandachtig de menselijke ziel te lezen. Wat maken mensen mee in deze wereld en wat doet dat ten diepste met hen? Wat zijn hun angsten, frustra-
ties, gelukservaringen en verlangens? Wat biedt dan troost en inspiratie? Een preek krijgt diepgang als een predikant daarin deze dingen met elkaar in gesprek brengt en bruggen weet te slaan tussen die drie werelden: de bijbelse, culturele en persoonlijke. Dan kunnen oude teksten ons op een nieuwe manier raken of laten nadenken over ons bestaan.
Ik zeggen Natuurlijk past hier grote bescheidenheid. Want predikanten zijn op alle drie fronten ook beperkt: ze zijn lang niet altijd goede exegeten of bijbelse theologen, ze zijn niet zomaar goede kenners van de moderne cultuur en wetenschap, laat staan dat ze stuk voor stuk uitgroeien tot goede pastoraalpsychologen. Dat kun je van niemand verwachten. Ze doen er daarom goed aan in een preek regelmatig ‘ik’ te zeggen of ‘naar mijn bescheiden mening’ en niet stiekem de betweter of profeet uit te hangen. Het geeft de hoorder, die niet meteen iets terug kan zeggen, de ruimte er anders over te denken. Predikanten staan wel in het ambt, maar niet zomaar boven of tegenover hun gemeente. Wel staan ze model voor hoe gelovigen vandaag de dag een levende dialoog met de Bijbel kunnen aangaan. Het is heerlijk om na intensief denk- en schrijfwerk een punt te zetten, al dan niet gevolgd door ‘Amen’. Toch is de preek dan niet af, want er is nog een laatste ronde nodig. Het is goed jezelf drie kritische vragen te stellen. Om te beginnen: waar ben ik breedsprakig en kan ik overbodige dingen weglaten? Ten tweede: waar zou ik meer vrijheid in mijn verhaal kunnen nemen? En ten slotte: waar neig ik naar exegetische, moralistische of misschien wel psychologische prietpraat die het niveau van het gemiddelde zelfhulpboek niet overstijgt? Dan is de preek kort, vrijmoedig en zonder geneuzel. Als verder het woordje ‘ik’ niet in je verhaal ontbreekt, loop je weinig gevaar dat die zondag je eigen stem met die van de Eeuwige wordt verward. Dan is het helemaal af.
.
Jan Offringa (1957) is predikant van de Protestantse Gemeente te Wijk bij Duurstede en hoofdredacteur van www.liberaalchristendom.nl. Dit essay zal, al dan niet in aangepaste vorm, ook op die website verschijnen.
oktober 2019
23
✽ Herman Westerink over Michel Foucault
‘HEB DE MOED OM ZELF AAN JE LEVEN VORM TE GEVEN’ Wat kunnen wij weten? Wat mogen wij hopen? Wat moeten we doen? Dat zijn de eeuwige vragen van de filosofie. Elze Riemer geeft het antwoord van twaalf ‘denkers van nu’ en legt daartoe haar oor te luisteren bij kenners. Aflevering 10: Herman Westerink over de Franse denker Michel Foucault. “Hij laat zien dat er altijd vormen van verzet zijn geweest en dat verzet nog steeds mogelijk is.” Tekst: Elze Riemer Beeld: Myriam Keijzer (25), ANP Foto (26)
e Franse filosoof Michel Foucault (1926-1984) wordt ook wel getypeerd als een grootmeester van de argwaan. In zijn werk combineert hij thema’s uit de filosofie, psychologie, psychiatrie, geschiedwetenschap en sociologie, waarbij hij voortdurend de status quo, het normale, bevraagt. Alles wat vanzelfsprekend is, moet je kritisch tegemoet treden, vindt Foucault. Volgens Herman Westerink (1968), universitair hoofddocent godsdienstfilosofie aan de Radboud Universiteit, is hij hierin opvallend genuanceerd, ook wanneer het gaat over het christendom: “Je verwacht niet van Foucault, als volger van Nietzsche, dat hij een positieve visie op christendom zou kunnen ontwikkelen. Maar hij leest met een ongelofelijk open vizier de christelijke bronnen en weet waardering op te brengen voor mensen die binnen het geloof hun eigen relatie, los van instituties, weten vorm te geven.” Foucault is een filosoof die je scherp houdt en tegelijkertijd verrast, stelt Westerink.
D
De meeste mensen kennen Foucault van zijn denken over macht. Is macht inderdaad zijn grootste thema?
“Foucault is zijn hele leven bezig geweest met macht, dat klopt. Wat dat betreft is hij echt een kind van zijn tijd, de jaren zestig. Hij wil laten zien dat er overal op een bepaalde manier macht en kennis wordt georganiseerd. Hiermee stelt hij de vanzelfsprekendheid ter discussie waarmee we de samenleving vorm hebben gegeven.
24
oktober 2019
Bij Foucault speelt altijd deze vraag op de achtergrond: kan het ook anders? Zijn denken is dus ook een kritiek op het idee van vooruitgang, dat hoe wij de dingen nu organiseren per definitie beter is dan hoe we dat eerder deden. Neem bijvoorbeeld zijn eerste werk, Geschiedenis van de waanzin. Hij laat hierin zien hoe we met abnormaliteit omgaan en stelt daar vragen bij als: waarom vinden we met z’n allen dat we waanzinnigen moeten uitsluiten van de samenleving en moeten afzonderen in een instituut? En waarom moeten er artsen ingezet worden om hen weer ‘normaal’ te maken? Abnormaliteit associëren we met ziekte en met iets wat niet in de samenleving thuishoort. In de werken hierna stelt hij soortgelijke vragen over het gevangeniswezen en de psychoanalyse.” Beantwoordt hij die vragen ook?
“Het gaat Foucault niet zozeer om antwoorden, maar om het stellen van vragen. Hij wil laten zien dat deze benadering van abnormaliteit relatief nieuw is: er zijn immers altijd al ‘zotten’ geweest, maar die werden niet uitgesloten en hadden op een vreemde manier een plek in de samenleving. Ze lieten iets zien, zou Foucault zeggen, van wat ons allemaal aankleeft: dat we allemaal een beetje vreemd zijn. En in een religieuze context zou je kunnen zeggen: dat we allemaal zondig zijn. Dus de nar en de zot zijn een soort spiegel. Dat verdwijnt in de moderne tijd. Dan wordt waanzin irrationaliteit en disfunctionaliteit. Maar daar hoeven we geen genoegen
mee te nemen, we kunnen ons ertegen verzetten. Dat doet Foucault in al zijn werk: niet alleen die systemen van macht en kennis blootleggen, maar ook laten zien dat er altijd vormen van verzet zijn geweest en dat verzet nog steeds mogelijk is. Met dat verzet kun je je ontworstelen aan categorieën, machten en instituten. Je moet zijn aandacht voor macht dan ook zien in een groter kader, namelijk Foucaults zoektocht naar vrijheid.” Waar bestaat dat verzet uit?
“Kritisch en vrijuit denken. Dat is een moeilijke opgave, omdat je altijd onderdeel zult uitmaken van allerlei systemen, maar door jezelf te oefenen kun je een heel eind komen. Dit doe je door voortdurend te reflecteren op je eigen overtuigingen, op zoek te gaan naar de juiste vragen en steeds weer los proberen te komen van het geijkte. Foucault laat zien dat er tegenover allerlei organisaties van kennis en macht ook altijd al een tendens is geweest om zélf vorm te geven aan het leven. Dat noemt hij de traditie van de spiritualiteit. Dat ziet hij al bij de oude Griekse filosofen die pleiten voor meesterschap over jezelf en jezelf ontwikkelen. Maar ook wanneer het christendom zijn intrede doet, met een heel nieuw denken over gehoorzaamheid, ziet hij tegenbewegingen. Hij is vooral onder de indruk van mystici en asceten. Die hebben zich nooit zomaar gehoorzaam onderworpen aan wie of wat dan ook – behalve God zelf natuurlijk. Zij slagen erin zelf vorm te geven aan de relatie tot God, los van instituties. Deze
RS DENKE
10
✽
VAN NU
lijn zet zich door in de seculiere tijd, in de filosofie ook. Er is een lange traditie van ‘tegengedragingen’, zoals hij dat noemt: mensen die manieren vinden om vorm te geven aan het eigen leven, aan de randen van de systemen. Een groot deel van zijn latere werk is aan dit thema gewijd.” Zien we dit nu niet ook terug in veel publieksfilosofie, waarin het zelf vormgeven aan je leven bijna altijd centraal lijkt te staan?
“Zelf kritisch nadenken is heel wat anders dan je oor te luisteren leggen bij een stel levenskunstfilosofen die je vertellen wat het goede leven is. Iemand als Alain de Botton bijvoorbeeld, die zijn publiek haarfijn weet uit te leggen wat het goede leven is, zou door Foucault echt gewantrouwd worden. Hij zou hem zien als een soort priester of dominee, een prediker van een waarheid waaraan je je dient te conformeren. Je kunt best naar De Botton luisteren, maar je moet je wel blijven afvragen: wat gebeurt hier nu eigenlijk? Je wordt toch in een bepaalde richting geduwd, met een verleidingstactiek en een manier van spreken. Je moet daar scherp op blijven.”
Maar dat is best veelgevraagd. We willen ons maar wat graag overgeven aan een goed verhaal.
“Dat klopt, makkelijk is het niet. Foucault zegt ook dat het onmogelijk is om jezelf helemaal buiten de structuren in de maatschappij te plaatsen. Maar het is interessant dat we in een cultuur leven waarin we met z’n allen ervan overtuigd zijn dat we een goed en zingevend verhaal nodig hebben. Waar komt dat vandaan? Met een foucaultiaanse bril op zou ik zeggen: van het christendom. Foucault heeft een goed oog voor de vormen van verzet in het christendom, maar de kerk an sich, daar heeft hij weinig goede woorden voor over. De kerk oefent pastorale macht uit. Daarin draait het om het beheersen van bevolkingsgroepen. Dat verlangen om grote groepen mensen te beheersen, dat je nu ook terug ziet in de moderne politiek, is de vrucht van de kerk. Het idee dat we een groot verhaal nodig hebben, heeft daarmee te maken. Want die pastorale macht over mensen heeft de kerk enkel en alleen gekregen door een verhaal, niet met militair ingrijpen of met een strafsysteem.”
Pastorale macht, is dat iets wat in onze tijd nog speelt?
“Er is inderdaad veel veranderd sinds de jaren zestig. In de samenleving, en zeker in het christendom, is er een andere omgang gevonden met verhalen, maar ook met macht. Dominees konden vroeger nog de waarheid prediken aan de hand van ‘het grote verhaal’, van ‘de leer’. Nu is er niet meer zo’n dwingend verhaal. Bovendien heeft de predikant al lang zijn autoriteit en macht moeten inleveren. Dat is de vrucht van de emancipatiebewegingen in de jaren zestig, maar ook van Foucault. Waarover hij zich druk maakte is, voor een deel, iets dat al gerealiseerd is: we zijn in staat om op allerlei plekken in de samenleving vorm te geven aan ons leven.” Het grote verhaal van het christendom representeerde ‘de waarheid’. Hoe kijkt Foucault hier tegenaan?
“Hij stelt dat zoals de Grieken spraken over waarheid, christenen spreken over God. En zo kun je ook in de seculiere tijd weer spreken over waarheid. Dat heeft hij van Nietzsche. Die was van mening dat het christendom altijd van ons heeft geëist dat
oktober 2019
25
✽ denkers van nu
Paspoort Michel Foucault (Poitiers, 1926 – Parijs, 1984) is een van de belangrijkste Franse intellectuelen van de vorige eeuw.
. Is met name bekend geworden vanwege zijn aandacht voor het ‘anders kijken’ naar de geschiedenis, specifiek wat betreft thema’s als macht, dwang, sociale uitsluiting en seksualiteit. Wilde in zijn jonge jaren geschiedenisleraar worden maar koos uiteindelijk voor de studies psychologie en filosofie in Parijs, aan de prestigieuze École Normale Supérieure. Worstelde tijdens zijn studietijd met depressie en zelfmoordneigingen, omdat hij moeite had met zijn homoseksuele geaardheid. Was vanaf 1970 hoogleraar aan het Collège de France. Zijn colleges trokken volle zalen. Zijn hoofdwerken zijn Geschiedenis van de waanzin (1961), De woorden en de dingen (1966), Discipline, toezicht en straf (1975), Geschiedenis van de seksualiteit (3 delen, 1976-1984). Overleed in 1984 aan aids. In 2018 verscheen postuum het vierde deel van de Geschiedenis van de seksualiteit, met als ondertitel De bekentenissen van het vlees – over het vroege christendom. Herman Westerink publiceerde recent: De lichamen en hun lusten. In het spoor van Foucaults Geschiedenis van de seksualiteit (Vantilt, 263 blz., € 22,50).
.
. . .
. .
.
we ons onderwerpen aan de waarheid, dat wil zeggen aan God. En toen God eenmaal gestorven was, zijn we niet opgehouden ons te onderwerpen aan de waarheid, want sindsdien heeft de wetenschap de plaats van God overgenomen. Onderwerping blijft, maar waarheid neemt dus steeds andere vormen aan. Zo ging het tot nu toe. Inmiddels leven we sinds enkele jaren in het zogenaamde ‘post-waarheidstijdperk’: er bestaat geen consensus meer over wat waarheid is en hoe je waarheid vindt. Het gevolg is dat iedereen zijn of haar waarheid kan verkondigen, ook al is die ‘waarheid’ volstrekte onzin. Particuliere meningen ondergraven het idee van waarheid. Daarmee zitten we in een situatie die Foucault niet heeft voorzien, laat staan zich heeft kunnen voorstellen. Hij zou in reactie hierop, denk ik, pleiten om zo waarachtig mogelijk te leven en te denken. Dan kan niet zonder zelfkritiek. Dat is iets waar we in een tijd van ‘meningen’ niet erg goed in zijn.” Hebben we Foucault in deze tijd nog wel nodig?
“Zeker! Ook in onze tijd blijft het nodig kritisch te zijn op machtsstructuren. Nu nemen ze alleen andere vormen aan dan in de tijd van Foucault. Kijk bijvoorbeeld naar de ecologische crisis, waarin we allemaal meegezogen worden en waarin het vooral ook gaat over hoe individuen en bevolkingen als geheel zouden moeten leven, hoe hun gedrag kan worden beïnvloed. Macht gaat zich rond dit thema organiseren, macht die mensen op hun plaats wil zetten in de samenleving.” Foucault zou vragen stellen bij een duurzame levensstijl?
“Wel bij het grote verhaal, het discours, dat erachter schuilgaat en dan met name bij de machtsstructuren die dit verhaal vormgeven. Hij zou vragen stellen als: in hoeverre dwingt dit discours ons om op een andere manier te gaan leven, op zo’n manier dat het onze vrijheden in grote mate beperkt? En: kan het ook anders, op een manier dat we zelf in vrijheid bepaalde beslissingen nemen? Hij zou bijvoorbeeld al dat gereis van ons, het toerisme eigenlijk, eruit kunnen lichten
26
oktober 2019
❞
‘Foucault is onder de indruk van mystici en asceten. Die hebben zich nooit zomaar gehoorzaam onderworpen’ en kijken naar wat erachter schuilgaat en waarom we dat niet willen opgeven. Om een persoonlijk voorbeeld te geven: laatst nog sprak ik een buurvrouw over de vakantie. Zij was net in Peru geweest en was daar heel enthousiast over. Ze vroeg mij of ik nog op reis was geweest en ik zei dat ik juist wat minder wilde reizen, waarop ze heel oprecht zei: ‘Maar dan zie je niets meer!’ Dat is echter nog maar de vraag. Ik zie dan andere dingen, op een andere manier. Misschien zie ik die dingen juist wel béter. Zo zijn er nog wel meer grote verhalen in onze tijd te bedenken waarbij een foucaultiaanse blik helpt om anders te denken, bijvoorbeeld over hoe we omgaan met vrije tijd, met ons lichaam, met relaties, met onszelf.” Zelfzorg lijkt wat dit betreft een centrale term te zijn in Foucaults werk. Wat betekent het precies?
“Dat je je niet laat leiden door omstandigheden, of die nu intern of extern zijn, maar zelf vorm probeert te geven aan je leven. Die zorg voor jezelf heeft inherent te maken met vrijheid, en hierdoor met een goed leven. Foucault heeft trouwens geen algemene regel voor het goede leven, anders was er natuurlijk geen vrijheid meer. Dan zitten we weer in een nieuw systeem. Vrijheid komt wel het dichtst in de buurt van een goed leven. Wat daarvoor nodig is? Allereerst een goede portie ironie, want de structuren en regels in de samenleving niet zo serieus nemen of belachelijk maken is natuurlijk ook een vorm van verzet. Verder een goed gevoel voor kritisch denken en ten slotte moed. Want die structuren zijn ook altijd ‘comfortzones’; je conformeren is altijd de makkelijkste weg. Er is moed voor nodig om die te verlaten en een eigen kritische positie in te nemen.”
.
✽
Spec ial
Special: Mens & techniek
ONZE TOEKOMST IS TECH lomtegenwoordig, alwetend, almachtig. Ooit werden deze drie kenmerken aan God toegeschreven. Volgens filosoof Jos de Mul zijn deze kwaliteiten intussen overgenomen door de informatietechnologie. “De mensheid heeft techniek vanouds aangewend om haar religieuze dromen gestalte te geven”, aldus De Mul. Religie en techniek vormen volgens hem allebei een uitdrukking “van het verlangen van de eindige mens om zijn begrensdheid in ruimte en tijd te overschrijden”. Hoog tijd dus voor een special van Volzin over ‘mens & techniek’.
A
Digitalisering, robotisering en kunstmatige intelligentie zijn motors van maatschappelijke ontwikkeling en verandering. In het ‘tweede machinetijdperk’ leveren machines geen spierkracht, zoals tijdens de industriele revolutie, maar denkkracht. Dat heeft gevolgen voor het beeld dat de mens van zichzelf heeft. “We worden omgeven door intelligente machines in allerlei soorten en maten”, zegt techniekfilosoof Roos de Jong. “We worden gemonitord en gestuurd. Wat betekent het wanneer we op onbewust niveau worden beïnvloed en keuzes voor ons worden gemaakt door onze slimme omgeving? Zijn we dan nog in
staat om onze eigen doelen en waarden te bepalen en na te streven?” Techniek bewerkt ook dat steeds minder mensen een ‘natuurlijke dood’ sterven. Is euthanasie wellicht een reactie op deze ontwikkeling? Dat zou kunnen, maar dan wel een ongewenste reactie, zo stelt ethicus Theo de Boer. Zoveel is wel duidelijk: onze toekomst is tech. Maar we hoeven niet machteloos toe te zien. Technologie is niet iets wat ons overkomt. We hebben onze toekomst in eigen hand. Daarin verschilt de mens van de robot. Althans, nog wel. (JvH)
.
oktober 2019
27
✽ mens & techniek
Rechtspreken lukt een computer nog niet echt.
Oude deugden actueel voor nieuwe technische wereld
‘TECHNOLOGIE IS NIET IETS WAT ONS OVERKOMT’ We worden omgeven door intelligente machines in allerlei soorten en maten. De opkomst van slimme machines stelt ons voor grote ethische vraagstukken en grijpt diep in op ons mens-zijn. Hoe kunnen menselijke waarden centraal komen te staan in de ontwikkeling van kunstmatige intelligentie? Tekst: Elleke Bal
dvocaten en rechters keken reikhalzend uit naar een experiment tijdens de jaarlijkse Dag van de Rechtspraak in 2017. Voor heel even kreeg een computer een rechtershamer in handen. Een computersysteem gemaakt door een bedrijf gespecialiseerd in juridische da-
A 28
oktober 2019
ta-analyse kreeg twee zaken voorgelegd. Als eerste een arbeidszaak, waarin een financieel directeur zijn ontslag aanvecht en een ontslagvergoeding eist. De tweede zaak draaide om een voorval waarbij een automobilist een rotonde niet rechtsom maar linksom neemt en daarvoor een boete krijgt. Om een gok te doen over het vonnis
doorzocht de computer met behulp van bepaalde algoritmes data van vergelijkbare zaken uit het verleden. In de verkeerszaak zat de computer ernaast. Die dacht dat de man schuldig was aan de verkeersovertreding, maar miste een cruciaal detail. Het verkeersbord bij de rotonde ontbrak, waardoor de automobilist
special/achtergrond ✽ onterecht de boete had gekregen, oordeelde een rechter van vlees en bloed. In de arbeidszaak deed de computer het iets beter. Net als een menselijke rechter oordeelde ook de computer dat de man onterecht was ontslagen. Maar de ontslagvergoeding die de menselijke rechter toekende was € 65.000, terwijl de computer daar € 6.500 van had gemaakt. “Al met al vind ik dat de computer nog lang niet kan tippen aan het ambacht van de rechter”, sprak rechter Erik Koster, die het in dit experiment opnam tegen de computer. Volgens de Raad van de Rechtspraak liet het experiment zien dat het ambacht van de rechter noodzakelijk is. Machines kunnen nog geen zelfstandige besluiten nemen, laat staan dat ze een vonnis motiveren. Maar toch worden wereldwijd stukje bij beetje onderdelen van het werk van rechters en advocaten geautomatiseerd. Er zijn al zelflerende programma’s die grote hoeveelheden data doorspitten om zo advocaten te helpen in de voorbereiding van zaken en er zijn systemen die een percentage kunnen produceren dat de kans
❞
’We moeten proberen heel goed te begrijpen hoe techniek de maatschappij en de mens verandert’ op recidive weergeeft. Het zal niet lang meer duren voordat computerprogramma’s argumenten voor en tegen een veroordeling van een verdachte op een rij kunnen zetten. Maar wie heeft inzage in deze gegevens? En zijn deze computersystemen wel gestoeld op menselijke waarden zoals gelijkheid?
Ethiek De rechtspraak is slechts een van de vakgebieden die de komende jaren ingrijpend geraakt zal worden door de toepassing van artificiële intelligentie (AI). Dat gegeven brengt grote ethische vraagstukken met
zich mee. Volgens de Europese Commissie moeten ‘Europese waarden’ centraal komen te staan in de ontwikkeling van zinvolle en betrouwbare kunstmatige intelligentie in Europa. In april van dit jaar kwam een speciale Europese deskundigengroep van 52 experts met een opvallend en uitgesproken advies. Zorg voor ‘ethische AI’, schreven zij. De Europese experts muntten ook de term human-centric AI, vertelt Roos de Jong, techniekfilosoof en onderzoeker bij het Rathenau Instituut. Dat betekent zoveel als: stel de mens centraal. De Jong: “AI zou geen doel op zich moeten worden, maar we moeten het inzetten om het menselijk welzijn te vergroten. De Europese waarden vormen daarvoor de kern.” Een fundamenteel andere benadering dan in China, merkt ze op, waar de overheid een monopolie heeft op kunstmatige intelligentie en technologieën veel worden gebruikt om burgers in de gaten te houden. Of neem Amerika, waar de grote techbedrijven deze technologieën gekaapt hebben om consumenten aan zich te binden. Volgens De Jong zou het proble-
Een robot kan ook persoonlijke aandacht geven.
oktober 2019
29
✽ mens & techniek matisch zijn om de grote bedrijven achter kunstmatige intelligentie ook hier te veel ruimte te geven. Juist in een democratische rechtsstaat moeten maatschappelijk debat en wetgeving een centrale rol spelen bij de inzet van AI. Het gaat om de vraag hoe we onze samenleving willen organiseren? Dat AI op een fundamentele manier in ons leven kan ingrijpen wordt steeds breder erkend. Daarom zijn er binnen de wetenschap, het bedrijfsleven, de overheid en maatschappelijke organisaties veel initiatieven om vanuit ethisch perspectief naar AI te kijken. Zo werkt Marc Steen bij onderzoeksorganisatie TNO aan de ethische vraagstukken die komen kijken bij technologische innovatie. Het is zijn taak om samen met collega’s kritische vragen te stellen over de maatschappelijke of ethische implicaties die een bepaalde uitvinding zou hebben op de levens van mensen. “Stel dat een collega mij vertelt over een bepaald nieuw product of een computerprogramma. Dan stel ik kritische vragen zoals: zijn er ook publieke waarden in het geding? Hoe zit het met privacy? En wat als dit idee zich over de wereld zou verspreiden, hoe zou de wereld er dan uit zien?” Volgens Steen zal het de komende jaren steeds gewoner worden om dit soort vragen te stellen, met name als het om kunstmatige intelligentie gaat.
Roos de Jong: “Kunstmatige intelligentie moet geen doel op zichzelf worden.”
30
oktober 2019
De filosofisch-ethische traditie vindt hij daarin waardevol. Dat beaamt Roos de Jong. “Ik moest vroeger vaak verdedigen waarom ik filosofie ging studeren, maar dat is nu niet meer nodig”, lacht ze. Dat komt volgens haar deels omdat steeds meer mensen zich realiseren dat AI diep ingrijpt op ons menszijn. “We worden omgeven door intelligente machines in allerlei soorten en maten. We worden gemonitord en gestuurd. Wat betekent het wanneer we op onbewust niveau worden beïnvloed en keuzes voor ons worden gemaakt door onze slimme omgeving? Zijn we dan nog in staat om onze eigen doelen en waarden te bepalen en na te streven?”
Beperkte intelligentie Overigens bestaan er volgens De Jong veel misverstanden over wat AI nu precies is. Je kunt het zien als de motor van het tweede machinetijdperk, zegt ze. Alleen leveren deze machines geen spierkracht zoals tijdens de industriële revolutie, maar denkkracht. Zo breed als het begrip ‘intelligentie’ is, is ook het concept kunstmatige intelligentie. De test die wel eens gebruikt wordt om vast te stellen of een computer intelligent is, is de Turingtest. Als een computer een mens voor de gek kan houden en ‘m kan laten denken dat hij een mens is, móét er wel sprake zijn van intelligentie. In sciencefiction zie je vaak systemen die de menselijke intelligentie overstijgen en vervolgens de hele mensheid overnemen, vertelt De Jong. “Maar de meeste systemen kunnen maar op een heel beperkt vlak intelligent gedrag vertonen.” Ze noemt het voorbeeld van de computer AlphaGo van Google, die heel goed is in het Aziatische spel Go. Computervariant AlphaZero blijkt van elke schaakmeester te winnen. Maar voetballen, tennissen en monopoly spelen kunnen computers niet. Daarnaast is AI niet één technologie, maar vaak een onderdeel van een cluster van technologieën zoals sensoren, big data en algoritmes die ervoor zorgen dat machines in een bepaalde omgeving bepaald gedrag kunnen vertonen. Toch is AI niet per se futuristisch; de meesten van ons worden er al dagelijks door beïnvloed. Spamfilters in onze mailboxen werken op
basis van kunstmatige intelligentie, net als de aanbevelingen die je krijgt als je Netflix kijkt, Spotify luistert of iets koopt in een internetwinkel. Onze voorkeuren worden constant bijgehouden en gemonitord. En razendsnel wordt deze informatie weer gebruikt om ons nog beter ‘van dienst te zijn’. “AI wordt vaak gekenmerkt door de snelheid van informatieverwerking”, vertelt De Jong. Ze begrijpt dat daardoor soms het idee kan ontstaan dat zo’n machine het menselijk kunnen te boven gaat en dat we aan alle kanten ingehaald en gestuurd worden. Dat was ook waar Stephen Hawking in 2014 voor waarschuwde in een interview met de BBC. “De ontwikkeling van kunstmatige intelligentie kan het einde van de mensheid betekenen”, zei hij. “De techniek verbetert zichzelf op een steeds hoger tempo. De mens kan die groei niet bijhouden, omdat biologische evolutie hen tegenhoudt.” De Jong is er niet zo bang voor. “Mensen zijn meer dan ‘informatieverwerkers’. Een zesjarig kind kan nu in veel opzichten nog veel meer dan een computer.” Maar, zegt ze ook: we hebben nu wel van alles te beslissen, dus het is nu belangrijk dat we als samenleving nadenken over de vraag: in wat voor soort wereld willen we leven? “Technologie is niet iets wat ons overkomt”, zegt ze, we bouwen haar zelf, en zij kan ons helpen bij het bereiken van onze doelen. Maar aan de andere kant beïnvloedt diezelfde technologie hoe we naar de wereld kijken. “We moeten dus proberen heel goed te begrijpen hoe techniek de maatschappij en de mens verandert. Ik denk dat we juist daardoor verantwoorde technologie kunnen ontwikkelen.” Wie eerst bepaalt welke waarden centraal staan, kan die waarden vervolgens meenemen in de ontwikkeling van bijvoorbeeld robots, zegt De Jong ook. Dan kun je in de zorg bijvoorbeeld zeggen, dat je ‘persoonlijke aandacht’ belangrijk vindt. “Dan blijf je ook niet hangen in de discussie: meer of minder technologie. Ik geloof dat we veel meer moeten denken in termen van samenwerking.” Dat betekent volgens De Jong wel dat het hardnekkige onderscheid in alfa- en bèta-opleidingen moet worden opgeheven. “We hebben bijvoorbeeld ingenieurs nodig die ook over waarden, ethiek, filosofie en mens-zijn nadenken.”
special/achtergrond ✽
❞
‘Neem de waarheid van het algoritme niet als een absolute waarheid’
Marc Steen: “Zijn er ook publieke waarden in het geding? Hoe zit het met privacy?”
Deugden Marc Steen van TNO verwijst graag naar het werk van een Amerikaanse filosofe die zich heeft gespecialiseerd in technologie-ethiek: Shannon Vallor. Zij schreef het boek Technology and the Virtues (Technologie en de deugden), waarin ze bepleit dat het tijd is om ons weg te bewegen van twee extremen: AI gaat óf al onze problemen oplossen óf het brengt de mensheid om zeep. “Het wordt iets ertussenin. Het hangt ervan af welke deugden wij cultiveren en manifesteren tijdens het ontwikkelen en toepassen van AI.” Net als Vallor betoogt Steen – opgeleid als industrieel ontwerper in Delft – dat we deugdethiek hard nodig hebben bij vragen over opkomende technologieën. Volgens Aristoteles is rechtvaardigheid de belangrijkste deugd, zegt Steen. De deugdethiek gaat over het inrichten van de maatschappij op zo’n manier dat mensen kunnen floreren. Deze denkwijze is een van de ethische tradities naast plichtethiek en gevolgenethiek. Die laatste twee zijn alleen minder geschikt, vindt Steen, omdat plichten en regels rondom AI nog helemaal niet duidelijk zijn. “AI is nog volop in ontwikkeling. Maar onze deugden zijn juist vrij stabiel.” Zo vindt hij de deugd bescheidenheid een belangrijke. “Heel veel technologieën staan
nog in de kinderschoenen, dus daar moet je je bewust van zijn als je zo’n technologie wilt toepassen of gebruiken.” Rechtvaardigheid is een andere deugd die volgens hem van pas kan komen: “Stel je werkt in een bedrijf en je maakt een bepaald algoritme: kun je straks thuis uitleggen: wat heb ik vandaag gedaan? Heeft het iets bijgedragen?” Steen houdt zich dagelijks bezig met de ethische vragen die komen kijken bij technologische innovatie. Zo deed hij onlangs een week lang een project met de politie. Ze spraken over een aantal potentiële innovaties zoals een computerprogramma dat een risicotaxatie kan maken voor ‘herhaald slachtofferschap’. Hoe groot is de kans dat een slachtoffer nog eens getroffen wordt? Die vraag is nog weinig gesteld omdat tot nu toe de nadruk vooral op herhaald daderschap heeft gelegen, maar is minstens zo interessant. Zo’n beoordeling zou de politie kunnen helpen om kwetsbaarheid vast te stellen en iemand verdere hulp te bieden. Maar het vraagt wel om ander soort registraties in politiesystemen. “Daar komen toch wel wat ethische vragen
bij kijken”, zegt Steen. “Het gaat dan om hoe je iemand benadert. Stel, iemand komt aan de balie, en een computer gaat kijken naar de mogelijkheid dat deze persoon binnenkort wéér slachtoffer wordt. Dan is bescheidenheid belangrijk. Je weet bijvoorbeeld dat er altijd valse positieven uit een algoritme kunnen komen, en daar kun je rekening mee houden. Loop in twijfelgevallen niet te hard van stapel. Neem de waarheid van het algoritme niet als een absolute waarheid.” Om niet zomaar klakkeloos een nieuw product, een nieuwe machine of een nieuw algoritme op de samenleving los te laten, dat vraagt ook moed, zegt Steen – nog zo’n deugd. “Moed om aan de rem te trekken, tijd te nemen om iets beter na te denken over het inzetten van AI.” Dat zou voor bedrijven die zich vooral bezighouden met spullen verkopen een mooie kunnen zijn. Is het niet een beetje een ideale wereld die Steen omschrijft? Want tot nu toe lijkt het alsof de techgiganten als Facebook, Twitter en Amazon zich toch vooral druk maken hun omzet, in plaats van over deugden. “Dat klopt wel”, zegt Steen. “Het is ook vooral een hoop die ik heb.” Maar die hoop wordt bij hem zeker gevoed door de nieuwe visie van Europa op het ontwikkelen van human-centric AI. “Dat is voorlopig een van de beste pogingen wereldwijd om hier iets mee te doen. AI zou een middel moeten zijn voor het menselijk floreren en het waarborgen van mensenrechten en menselijke waardigheid.”
.
Computer AlphaZero wint elke schaakwedstrijd.
oktober 2019
31
✽ special/opinie (1)
Tekst: Jurgen Tiekstra Beeld: Sandra Haverman
Arjan Plaisier bespeurt mager mensbeeld
‘ZIE JIJ AL EEN SCHULDIGE ROBOT IN DE KERKBANK ZITTEN?’ Denken over een toekomst met robots en kunstmatige intelligentie is ook nadenken over wat het betekent om mens te zijn. Dat besef heeft Arjan Plaisier, de voormalige scriba van de Protestantse Kerk, die nu dominee is in Apeldoorn en docent aan de Protestantse Theologische Universiteit. “Blaffen tegen de maan helpt niet veel”, zegt Plaisier. “Op een schrikachtige manier reageren op technologische innovatie is niet de manier om in het leven te staan. Maar je kunt de ethiek niet losmaken van de technologie en doen alsof de ontwikkelingen een fatum zijn; ‘het is nu eenmaal niet anders’. We moeten ons altijd afvragen: wat betekent dit voor de samenleving? Als geavanceerde robots zelflerend zijn en daardoor bijna een eigen leven krijgen, moeten we onszelf wel de vraag stellen: wie zit er aan de knoppen, wat is de kans dat dit ons ontglipt en robots óns gaan sturen?”
Iets plats “Voor sommige sectoren snap ik de toepassing van robots. De vraag in de zorg wordt alleen maar groter. Een zorgrobot is dan zeker een oplossing. Tegelijk geeft die oplossing zijn eigen problematiek, want als een robot het kan, hoeft een mens het niet te doen. Maar misschien hoort bij zorg ook het intermenselijk contact. Je kunt die robots zo ver vermensenlijken dat je denkt: het is net een echt mens, waarna je de gevoelens die je normaliter op een mens projecteert, op die computer projecteert. Maar dan denk ik aan het bijbelse beeldverbod; je moet aan een beeld geen eigen leven toekennen. Wat is nou een mens? Dat is bijna ondefinieerbaar. Dan kom je bij woorden als ‘ziel’, ‘geest’, ‘energie’. Als twee mensen elkaar
32
oktober 2019
niet knutselen, dat kun je niet met heel veel data tot stand brengen. Dat is een kwalitatief verschil. Moraliteit vraag om bewustzijn, om schuldig kunnen zijn. Zie jij al een schuldige robot in de kerkbanken zitten? Wat je wel kunt zeggen, is: hij faalt, hij moet gerepareerd worden. Maar nee, volgens mij is het baarlijke nonsens. Alleen als je religieus bewustzijn zou deduceren uit hormonen, uit opvoeding, uit de onmacht van mensen – als je religiositeit zo plat zou maken, dan kan ik me wel voorstellen dat je een robot maakt die religieus kan zijn.” Arjan Plaisier
ontmoeten, is dat meer dan een optelsom van hebbelijkheden en onhebbelijkheden. Eenzaamheid ga je volgens mij niet oplossen met technologie; dat in het vervolg een robot jou gezelschap houdt, een robot die op al je wensen ingaat en die je steeds menselijker kunt maken. Nou nee, want dan heb je het intermenselijk verkeer gereduceerd tot iets plats. Je kunt ook sociaal-menselijke gevoelens krijgen bij zo’n robot, maar wat gebeurt er als die gevoelens lang aanhouden? Zullen jouw gevoelens dan niet afvlakken? Een robot is perfect, hij doet alles wat je wilt. Maar het leven bestaat ook uit weerstand. Een robot kan ondersteunend werken, maar ga niet denken dat je met een robot het middel hebt gevonden tegen de condition humaine.”
Liefhebben “Kan een robot religieus zijn? Ik kan me niet voorstellen dat een robot echt lief kan hebben, en religie zit in hetzelfde spectrum. Daar is ‘ziel’ voor nodig. Liefde is niet iets wat losstaat van lichaam en van emoties. Dat kun je niet creëren, dat kun je
Schuren aan elkaar “Wie heeft eens gezegd: toenemende macht van middelen met een vaag doel, dat geeft gevaar? Wat als we zo investeren in de perfectionering van de middelen, maar ons niet afvragen wat ons levensdoel is? Stel je voor: robots kunnen echt alles overnemen en we rusten op onze lauweren. Maar is het ook niet een doel van de mens om zich door zijn werk te ontwikkelen? Zijn we er om alle last van het leven kwijt te raken met hulp van technologische oplossingen? Dan heb je een definitie van het mens-zijn als: zoveel mogelijk genieten en alles wat weerstand geeft uitbesteden. Maar is de menselijke bestemming niet meer dan geen narigheid en rottigheid tegenkomen? Stel je voor dat iedereen in de samenleving een eigen robot heeft. Dat lijkt fijn. Maar misschien is een samenleving wel bedoeld om elkaars moeite mee te dragen, met elkaar te lachen, te huilen, aan elkaar te schuren. Het is toch geen samenleving als de politiek alleen maar zorgt dat iedereen aan zijn maximale genot komt? Dan is er geen bindweefsel. Achter de fixatie op robotisering kan een mager mensbeeld en mager maatschappijbeeld zitten.”
.
special/opinie (2) ✽
Tekst: Jurgen Tiekstra Beeld: Maurice van den Bosch
Marjolijn Antheunis onderzoekt intimiteit met een computer
‘HIJ MIST WARMTE, EMPATHIE EN HERINNERING’ Kan een mens in grote intimiteit praten met een computer? Lucht het een mens op als hij iets wat zwaar op z’n maag ligt kan opbiechten aan een chatbot? Afgelopen zomer werd dit onderzocht door Marjolijn Antheunis, hoogleraar communicatie en technologie aan Tilburg University. Zij deed haar proef tijdens het Lowlands festival, met deelname van driehonderd festivalgangers. Die deelnemers konden digitaal biechten in een chatbox. Daarbij zat aan de andere kant óf een computer óf een mens. Eén punt van onderzoek was of de ‘pratende computer’, een chatbot, in staat was om empathisch te reageren op wat de biechteling hem vertelde, legt Antheunis uit. Over de onderzoeksresultaten kan ze overigens nog niets kwijt, omdat ze de data nog niet heeft geanalyseerd. Een ander punt was of mensen meer intieme geheimen delen met een chatbot dan met een mens. “In de theorie kunnen we beide kanten op redeneren”, vertelt Antheunis. “Enerzijds oordeelt de chatbot niet, waardoor schaamte of angst om veroordeeld te worden een minder grote rol spelen. Anderzijds is een chatbot geen mens. Een chatbot is niks. Dus een andere redenatie is dat een biecht alleen waarde heeft tegenover een ander mens, omdat die mens begripvol kan reageren. Maar wat gebeurt er als een chatbot ook in staat is om begripvol te reageren: voelen mensen zich dan beter, en opgelucht, of niet?”
Doen alsof “Computerwetenschappers zeggen: het moet mogelijk zijn om een chatbot te ontwikkelen die empathisch kan reageren op wat iemand tegen hem zegt. Stel dat dat mogelijk is over een paar jaar, dan nog is dat geen oprechte empathie. Want het
nu nog geen chatbot in staat om op een affectieve manier met mensen te communiceren. Er is nog geen warmte, empathie en herinnering.”
Welzijn verbeteren
Marjolijn Antheunis
is niet zo dat die computer empathisch is; die computer doet alsóf hij dat is. Filosofen zeggen dan ook: er kan nooit vriendschap ontstaan tussen een mens en een computer, omdat er geen oprechte empathie en oprechte interesse mogelijk zijn. Ook uit een eerdere studie die wij hebben gedaan, bleek dat mensen geen vriendschappelijke gevoelen krijgen voor een chatbot nadat ze drie weken contact met zo’n chatbot hadden gehad. Dat kwam doordat die chatbot nog lang niet empathisch genoeg was. Ook humor is nog heel moeilijk. Daarnaast is herinnering belangrijk in de ontwikkeling van een vriendschap. Als ik jou eerder heb verteld dat ik er tegen opzie om naar mijn werk te gaan vanwege een bepaalde afspraak die ik heb, dan is het fijn als jij een paar dagen later aan mij vraagt: hoe is het gegaan die dag? Die chatbot kon dat nog niet. Daarom gaat het nog een tijd duren om het antwoord te vinden in dit debat; er is
“Voor het onderzoek naar vriendschapsgevoelens maakten we gebruik van de chatbot Mitsuku, die al jaren prijzen wint als de meest sociale chatbot. De ontwikkelaar ervan, een Engelsman, zegt dat hij ontzettend veel berichten van mensen heeft gekregen die zo dankbaar zijn voor Mitsuku, omdat Mitsuku ze door een moeilijke tijd heen heeft geholpen. Want Mitsuku is er altijd – ook midden in de nacht als je je rot voelt. Wij deden ons onderzoek met studenten, die over het algemeen niet eenzaam zijn omdat ze veel sociale contacten hebben. Maar wij willen nu ook met ouderen een onderzoeksproject opzetten. Ken je de documentaire Ik ben Alice, waarin te zien is hoe een fysieke robot in de vorm van een meisjespop in zorgtehuizen wordt neergezet? Achteraf bleek dat er een mens achter die robot zat; het leek heel mooi, maar in werkelijkheid kon Alice nog niet zoveel. Maar de crux was dat die ouderen het fijn vonden met Alice. Het feit dat ze iets kwijt konden aan haar zorgde al dat die mensen er blijer van werden. Die eenzaamheid onder ouderen is triest. Het liefst zou je meer mensen om hen heen zetten, maar blijkbaar kan dat niet. Als ouderen zich er prettig bij voelen om te praten met een chatbot of met een robot, dan is dat het onderzoeken waard. Ik zeg niet dat technologie het menselijke moet vervangen. Maar als we technologie kunnen inzetten om van meer mensen het welzijn te verbeteren, dan vind ik dat een goede zaak.”
.
oktober 2019
33
❞
Jos de Mul: ‘Hoogmoed en technologie gaan in het Westen niet goed samen’ 34
oktober 2019
Jos de Mul, filosoof
special/interview ✽
Tekst: Elleke Bal Beeld: Bob Bronshoff (34), Michelle Muus (37)
‘Techniek geeft gestalte aan onze religieuze dromen’ In de christelijke cultuur rust er een taboe op het ‘voor God spelen’, zegt Jos de Mul, hoogleraar wijsgerige antropologie. Dit heeft volgens hem grote invloed op onze omgang met technologische ontwikkelingen zoals robots en kunstmatige intelligentie e Japanse film Sayonara speelt zich af in een postapocalyptisch Japan na een atoomramp. De terminaal zieke jonge vrouw Tanya verblijft in een desolate omgeving tussen bamboe- en graanvelden en wacht op bericht van de Japanse overheid dat ze geëvacueerd kan worden. Naarmate de dagen vorderen lijkt het er steeds meer op dat dat bericht nooit gaat komen. Gelukkig kan ze haar tijd doorbrengen met robot Leona, die poëzie voordraagt, haar vergezelt tijdens wandelingen en gesprekken met haar voert over sterfelijkheid, vergankelijkheid en het leven. Mens en robot hebben in de Japanse film uit 2015 een diepe emotionele band. “De film draait om hun relatie, hun kwetsbaarheid en angst voor de dood”, vertelt Jos de Mul, hoogleraar wijsgerige antropologie en haar geschiedenis aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. De Mul noemt de film als een voorbeeld van de omgang met robots in Japan. “Ze zijn vaak helpers van mensen.” Dat is volgens hem een fundamenteel
D
andere houding dan in het Westen: relaxed, positief en hoopvol, in plaats van angstig en pessimistisch. De robot Leona wordt in de film Sayonara ‘gespeeld’ door Geminoid F, ontwikkeld in een lab aan de universiteit van Osaka. Ze sleepte ook nog eens een nominatie in de wacht voor beste vrouwelijke hoofdrol op het Tokyo International Film Festival, vertelt De Mul. Het onderstreept nog maar eens dat een robot in Japan gerust voor vol wordt aangezien. Westerse sciencefictionfilms gaan bijna altijd over robots die de mensheid dreigen te vernietigen of anderszins willen domineren. De Mul noemt The Matrix, waarin de mensen legbatterijen worden voor kunstmatige intelligenties. En dan zijn er films als Blade Runner en Ex Machina. Het loopt telkens slecht voor de mens af. “Dat is eigenlijk al zo geweest vanaf Frankenstein door Mary Shelley, geschreven in 1818, helemaal aan het begin van het industriële tijdperk. Het standaardverhaal vanaf dat moment is dat de mens iets uitvindt, en dan vervolgens die mens gaat overheersen.” De filosoof ziet er een belangrijk thema in dat als een rode draad door de christelijke westerse cultuur speelt, namelijk de zonde van de hoogmoed: “de moeder van alle zonden”. In de christelijke cultuur rust er een taboe op het ‘voor God spelen’, zegt de filosoof. Dit heeft volgens hem invloed op onze omgang met technologische ontwikkelingen zoals robots en kunstmatige intelligentie. Hoe anders zijn de gedachten en gevoelens hierover in oosterse religies en levenswijzen, merkte hij met eigen ogen tijdens
reizen in Azië, gasthoogleraarschappen en conferentiebezoeken in Japan en China. Het is een thema dat terugkomt in zijn nieuwste boek Breng mij die horizon! Filosofische reisverhalen (Boom, 2019; besproken in Volzin, augustus 2019). Als opmerkzame, enthousiaste en nieuwsgierige reiziger vertelt hij in dit boek over de omzwervingen over de wereld die hij de afgelopen 35 jaar maakte.
Ervaringshorizon “Hoe wij de wereld ervaren, wordt in belangrijke mate bepaald door de plaats en tijd waarin wij leven”, schrijft De Mul in zijn filosofisch reisboek. We worden begrensd, in tijd, in ruimte, in mogelijkheden, in visie, op zovele wijzen. Hij noemt een begrip uit de hermeneutische traditie: we hebben allen een ‘ervaringshorizon’ die onze blik kleurt en ons vormt. Zelf groeide hij op in een Nederlands-hervormd gezin in Terneuzen. “Mijn ouders en grootouders waren niet zo fanatiek. Ik ben nog wel gedoopt, maar het sleet allemaal een beetje. Ik ben niet zo religieus van aard.” Zeeland is voor hem wel altijd een belangrijke provincie gebleven. Zoals hij schrijft: “De provincie waar zee en land elkaar onophoudelijk naar het leven staan – de geschiedenis van Zeeland is er een van overstromingen en inpolderingen – maakt je ook ontvankelijk voor de veranderlijkheid van die horizon.” Het is nu bij uitstek de tijd om als filosoof op de veranderlijkheid van de horizon van de menselijke soort te reflecteren, vindt De Mul, omdat de moderne technologie filosofen voor grote uitdagingen stelt. “Wat
oktober 2019
35
✽ mens & techniek is leven, wat is de geest, wat is bewustzijn? Al die thema’s worden uitgedaagd door vakgebieden als biotechnologie, kunstmatige intelligentie, robotica en neurowetenschappen.” De Mul schreef er meerdere boeken en essays over. En regelmatig komt hij daarin terug op de verhouding tussen techniek en religie. Dat is geen nieuwe relatie, zegt hij, want “de mensheid heeft de techniek vanouds aangewend om haar religieuze dromen gestalte te geven”. Neem de Egyptische piramiden en de Griekse tempels, die werden gebouwd om religieuze dromen waar te maken. “De nauwe samenwerking tussen religie en techniek is mogelijk omdat beide een uitdrukking vormen van het verlangen van de eindige mens om zijn begrensdheid in ruimte en tijd te overschrijden”, schreef hij in 2002 in zijn boek Cyberspace Odyssee. Er zijn dus mogelijkheden tot samenwerking, maar toch botsen religie en technologie ook regelmatig. En dat is volgens De Mul op dit moment het geval in de westerse, door christendom gevormde cultuur, om meerdere redenen. In het Westen denken we bijvoorbeeld in scherpe tegenstellingen, zegt De Mul. Goed en fout, lichaam en geest, mens en dier, man en vrouw. God is de schepper, niet de mens. De Mul noemt het onze ‘scheidingsdrift’. In veel oosterse religies en tradities – shintoïsme, boeddhisme, taoïsme – zijn grenzen niet zo hard, en lopen onderdelen vloeiender in elkaar over, yin-yang. “Er is geen scheppende en scheidende God.” Kijk eens naar het shintoïsme, zegt De Mul, de oorspronkelijke Japanse animistische godsdienst. Daarin is kami een belangrijk begrip, losjes te vertalen als ‘ziel’. Niet alleen mensen hebben een kami, maar ook dieren, planten, en zelfs stenen. Dan is het niet meer zo’n gekke gedachte dat ook robots een ziel hebben. De Mul verwijst in dat verband naar de gerenommeerde roboticus Masahiro Mori, die gelooft dat ook robots hun ‘boeddhanatuur’ moeten realiseren, net als de mens. In Japanse boeddhistische tempels worden er begrafenisrituelen voor oude robothondjes georganiseerd. En onlangs werd de eerste robotpriester in een tempel geïnstalleerd. “Misschien zijn Japanners door hun door shintoïsme en boeddhisme gestempelde wereldbeeld wel conceptueel beter uitgerust om de gemeenschappelijke toekomst
36
oktober 2019
van mens en robot vorm te geven”, concludeert De Mul in Breng mij die horizon!
Hoogmoed In het christendom is het scheppen eigenlijk voorbehouden aan God, vervolgt De Mul. “Als wij iets scheppen dat intelligent is en wat op een mens lijkt, dan rekenen we ons eigenschappen toe die eigenlijk aan God zijn voorbehouden. Daar zullen we voor worden gestraft.” Zelfs in de seculiere cultuur werkt dit nog door in onze omgang met technologie, denkt De Mul. “Ook al ben je niet gelovig meer, die christelijke waarden verdwijnen niet. Zo’n taboe van dat je niet voor God mag spelen, dat zit heel diep.” Wie voor God speelt, maakt zich schuldig aan hubris, hoogmoed, zegt De Mul, en dat is niet alleen een christelijk thema, maar was ook al een hoofdthema in Griekse tragedies.
Paspoort Jos de Mul (Terneuzen, 1956) is hoogleraar wijsgerige antropologie en haar geschiedenis aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij houdt zich onder meer bezig met techniekfilosofie en de rol van technologie op het menselijk zelfbegrip.
. Studeerde filosofie, kunstgeschiedenis en rechten aan de Universiteit Utrecht en de Universiteit van Amsterdam. Promoveerde in 1993 aan de Radboud Universiteit Nijmegen op het werk van de Duitse historicus en filosoof Wilhelm Dilthey (1833-1911) met het proefschrift De tragedie van de eindigheid. Diltheys hermeneutiek van het leven. Was onder meer gasthoogleraar aan universiteiten in Amerika (Ann Arbor), China (Shanghai) en Japan (Kyoto). Schreef meer dan twintig boeken en vele essays en artikelen. In 2014 schreef hij het Essay van de Maand van de Filosofie: Kunstmatig van nature. Onderweg naar Homo sapiens 3.0.
.
. .
Jos de Mul is getrouwd, heeft drie volwassen kinderen en woont in Molenhoek bij Nijmegen. www.demul.nl
Prometheus stal het vuur van de goden en bracht het naar de mensen, tegen de wil van Zeus in. Hij werd aan een berg geketend waar een adelaar iedere dag zijn lever eruit pikte. En neem de grote held Ajax, die vecht in Troje, vervolgt De Mul. Om een Griekse oorlog te winnen moet je heel dapper zijn en heb je goede krijgstechnieken nodig. Maar je hebt ook tuchè nodig: de aanraking van de goden. “Je moet de wind net een beetje mee hebben”, legt De Mul uit. In dit geval komt de godin Pallas Athena de Grieken helpen. Ze raakt alle Grieken aan. En dan komt ze bij Ajax, en dan zegt hij overmoedig: ‘Dat is niet nodig hoor’. Vervolgens gaat het mis met hem. “Altijd wanneer de mens zich goddelijke eigenschappen toedicht, dan loopt het slecht af.” Neem bijvoorbeeld de vragen die Craig Venter – bekend van het Human Genome Project – veelvuldig in de media moet beantwoorden. Deze vermaarde biotechnoloog timmert nogal aan de weg, in het in kaart brengen van ons DNA, maar ook omdat hij bezig is met het ‘herprogrammeren’ van bacteriën. Zijn ultieme droom is om kunstmatig leven te scheppen. In interviews vragen journalisten dan: ‘Maar ben je niet voor God aan het spelen?’ Jos de Mul kan wel lachen om de reactie die Venter dan geeft. Hij jaagt ze tegen zich in het harnas door gespeeld verontwaardigd uit te roepen: “I’m not pláying!”, “Ik speel helemaal niet!” De Mul wil hiermee helemaal niet zeggen dat de samenleving klakkeloos en naïef alle technologische ontwikkelingen moet omarmen. Maar hij kijkt met interesse naar het optimisme dat in Japan en andere Aziatische landen heerst als het gaat om een toekomst waarin mensen, computers, robots en kunstmatige intelligenties steeds vaker samen op zullen trekken. “Natuurlijk zien de Japanners bijvoorbeeld ook dat hoogtechnologische wapens een gevaar zijn, en dat dit soort wapens ook verkeerd gebruikt kunnen worden. Maar zij zeggen juist: we moeten goede en positieve systemen en robots bouwen, laten we ons daarop richten.”
Virtuele werelden Dat techno-optimisme ook kan doorslaan, zal De Mul zeker niet ontkennen. “Tech-
special/interview ✽
❞
Jos de Mul: ‘In Japan zijn robots helpers van mensen, in het Westen vernietigen ze ons’
nologie kan ook op zichzelf een object worden van religieuze verering”, merkt hij op. Hoewel godsdienst in de westerse wereld niet meer voor iedereen vanzelfsprekend is, hebben veel mensen nog altijd een verlangen naar ‘het goddelijke’. “God is een soort instantie die gaat over de dingen die we niet zelf in de hand hebben. Als mensen zijn we beperkt; we zijn eindig. We hopen dat God ons helpt en tot heil brengt.” Technologische vooruitgang heeft een sterk religieus aura gekregen, vindt De Mul. “De heilige graal van de geneeskunde is bijvoorbeeld de onsterfelijkheid. Vroeger hoopten we dat God onze ziel voor eeuwig zou bewaken. En nu hopen sommige mensen dat we ooit onsterfelijk zullen worden doordat veroudering uitgesloten wordt.” Ook ziet De Mul dat de digitale wereld in zekere zin de drie kenmerken die ooit aan God werden toegeschreven nu door de informatietechnologie worden overgenomen. “God is alomtegenwoordig? Nou, met een
telepresentietechnologie als Skype kunnen we overal tegelijk zijn. God is alwetend. Alle kennis is voor ons ter beschikking, zoek het maar op, op Wikipedia. En God is almachtig: we kunnen online onze eigen virtuele werelden scheppen.” Die overgang naar een digitale cultuur heeft volgens De Mul grote gevolgen voor de religies die sterk verwant zijn aan de cultuur van het boek, zoals het christendom en de islam. “Het idee van een absolute waarheid die onveranderlijk is, is sterk verbonden met de cultuur van het boek. En vandaar ook dat ik sceptisch ben ten aanzien van religies van het boek. Die zijn vaak heel intolerant.” De internetcultuur lijkt volgens De Mul meer op de oude orale Griekse traditie, een complex netwerk van verhalen en goden. “Online heb je dat ook, zoveel verschillende meningen en verhalen.” Waarmee hij niet wil zeggen dat de digitale cultuur zoveel toleranter is, “als je kijkt wat er aan hatemail en boze tweets rondgaat.” Maar zijn punt
is dat online verhalen, ideeën en teksten continu mengen. Dat past wat hem betreft beter bij het polytheïsme, en bij de mengvormen van boeddhisme en shintoïsme in Japan en het confucianisme en taoïsme in China. Hij ziet de toekomst dus somber in voor het christendom? “Ach, het is zo’n massieve religie, die zal heus niet zomaar verdwijnen. Maar ik denk dat het karakter sterk zal veranderen. Je zult mengvormen krijgen met andere stromingen en religies.” Uiteindelijk past alles zich ook wel weer aan elkaar aan, denkt De Mul. “Kijk naar de televisiedominees in Amerika, die vonden ook een nieuw medium om zich mee te representeren. En paus Franciscus heeft het internet ‘een geschenk van God’ genoemd.” Hoe dan ook blijft De Mul zich er als filosoof over verwonderen hoe technologie en religie zich tot elkaar verhouden. Zouden theologen daar niet ook veel meer over kunnen nadenken? “Ik denk dat theologen over het algemeen toch wat meer achteruitkijken”, zegt De Mul. “Al moet het geloof ook steeds weer in een nieuwe context bestudeerd worden.” Overigens was de voorganger van Jos de Mul op de positie van zijn hoogleraarschap aan de Erasmus Universiteit Rotterdam een theoloog: Jan Sperna Weiland, die begin jaren zestig de overstap maakte van hervormd predikant naar hoogleraar filosofie. Om hem een beetje te plagen, koos De Mul een motto uit de Bijbel tijdens zijn oratie, waar Sperna Weiland bij aanwezig was: ‘Tijd en toeval treft ons allen’, uit het bijbelboek Prediker. “Dat is toch de meest onchristelijke gedachte die je je kunt voorstellen?”, zegt De Mul. “Want als tijd en toeval zo belangrijk zijn, hoe staat het dan met dat plan Gods?” Kortom, zo zwart-wit is het allemaal niet. Een wijze raad voor een toekomst vol technologie.
.
oktober 2019
37
❞
‘Zonder de hulp van de technologie waren zeer velen van ons al jaren terug overleden’
Vrouw bezoekt stervende moeder in het ziekenhuis.
38
oktober 2019
Theo de Boer, ethicus
special/interview ✽
Tekst: Willem Pekelder Beeld: Niek Stam (41)
‘Beter geen euthanasiewet’ Dankzij medisch-technische vooruitgang leven we langer en sterven we steeds moeilijker, zo lijkt het wel. Wat is christelijke ethiek in een getechnologiseerde gezondheidszorg? Ethicus Theo Boer: “Probeer de zelfbeschikking niet uit de hand te laten lopen.”
en christelijk ethicus is vooral terughoudend, vindt dr. Theo Boer. “Dwaal liever aan de zijde van de voorzichtigheid.” Helaas vindt hij van die behoedzaamheid te weinig terug in de medisch-ethische discussie. Theoloog en ethicus Boer (1960) staat bij het grote publiek vooral bekend als euthanasiescepticus.
E
Onze medische techniek is zo ver voortgeschreden dat mensen niet altijd meer ‘vanzelf’ overlijden. Is alleen daardoor al euthanasie geen bittere noodzaak?
“Het klopt dat we mede door het voortschrijden van de techniek euthanasie hebben gekregen. Dat is het gevolg van, wat mijn collega Heleen Dupuis noemt, de behandelimperatief van de medische stand. Een dierbaar iemand van me die onlangs overleed, kreeg tot aan zijn 96ste chemokuren, terwijl iedereen wist dat hij stervende was. Ik zou zeggen: maak dankbaar gebruik van de natuurlijke dood als die zich
als mogelijkheid aandient, bijvoorbeeld in de vorm van een longontsteking.” Bestaat er in dit technologische tijdvak nog wel zoiets als de natuurlijke dood?
“Zonder de hulp van de technologie waren zeer velen van ons al jaren terug overleden. In die zin is onze hoge leeftijd sowieso al een element van onnatuurlijkheid. Maar ik pleit ervoor dat we de technologie vooral gebruiken om onze ‘natuurlijke levensspanne’ ten volle te benutten en als dat niet lukt, een dood te sterven die zo natuurlijk mogelijk is. Het leven eindeloos rekken of het juist actief beëindigen zijn twee zijden van eenzelfde medaille, die ik onnatuurlijk zou willen noemen.” Wat is christelijke ethiek ten opzichte van de technologische mogelijkheden rond euthanasie?
“Van mijn helaas te vroeg overleden collega Gerrit de Kruijf heb ik geleerd twee keer te denken. Eerst op het niveau van de brede moraal, dat zijn het Oude en Nieuwe Testament tezamen, en daarna op dat van de smalle moraal, dat is de consensus die je deelt met de samenleving. Op grond van de brede moraal zou ik zeggen: nooit euthanasie. Ik sluit me aan bij Augustinus die zei: ik kan me voorstellen dat mensen in bepaalde omstandigheden niet meer willen leven, maar de dood moet wel van elders komen. Er zit in christelijke traditie heel sterk de intuïtie dat je de dood niet zelf actief moet bewerkstelligen. Maar op het terrein van de smalle moraal is er
zo’n groot maatschappelijk draagvlak voor actieve levensbeëindiging, dat ik daaraan niet voorbij kan gaan. In Nederland zeggen we: actief doden blijft strafbaar, en euthanasie moet per geval achteraf worden beoordeeld. Dat is op zich een teken van beschaving, al vind ik zelf de huidige euthanasiewet te liberaal.” Is de Bijbel tegen euthanasie?
“Ik denk dat je actieve levensbeëindiging krachtens de Bijbel, de brede moraal dus, niet kunt verdedigen. Aan de andere kant is de Bijbel ook een boek van barmhartigheid. Als een chauffeur met zijn vrachtauto tegen een muur botst, klem komt te zitten en mij, als medepassagier, vraagt of ik hem wil doodschieten voordat hij in vlammen opgaat, dan zou zo’n daad bijbels gezien gerechtvaardigd zijn, al zou ik erna wel meteen naar mijn biechtvader gaan en zeggen: eerwaarde, ik heb gezondigd. Zo zie ik het ook met euthanasie. Het is niet iets goeds, maar een noodzakelijk kwaad. Met Luther en Augustinus zeg ik dan: zondig dapper.” Maar wat zegt u tegen zieken die niet willen wachten op die brandende truck? Is het geen daad van christelijke barmhartigheid om hun een vroegere dood te gunnen?
“Laat er geen twijfel over bestaan dat euthanasie een daad van barmhartigheid kan zijn. Maar wel één met schaduwzijden, bijvoorbeeld dat je het leven ook te vroeg kunt opgeven. Of dat er ook in lijden ervaringen van troost en groei kunnen zijn. Het actief beëindigen van een mensenleven is per definitie een uiterste redmiddel.”
oktober 2019
39
✽ mens & techniek
U zou zelf nooit euthanasie overwegen?
“Alleen in de situatie van de brandende truck.” U heeft negen jaar in de regionale toetsingscommissie euthanasie gezeten. Had u daar problemen mee als christelijk ethicus?
“Nee, want ik respecteer de uitkomsten van een democratisch proces, dus ook de euthanasiewet. Bovendien zou ik het onwenselijk vinden als in zo’n commissie alleen maar mensen zaten die geen moeite hebben met actieve levensbeëindiging. Overigens had ik bij mijn entree in die commissie niet door welke ruimte de wet in de praktijk zou bieden. En niet alleen ik trouwens.” Hoe ruim is de euthanasiewet?
“Nou, de begrippen terminaal en nabije dood staan er bijvoorbeeld niet in. Daardoor zou je zelfs voltooid leven makkelijk onder deze wet kunnen scharen, ware het niet dat de Hoge Raad daar een stokje voor heeft gestoken. Die bepaalde in 2002 in het Brongersma-arrest dat levensmoeheid geen rechtsgeldige reden is voor hulp bij zelfdoding. Er moet altijd een medisch kwalificeerbare aandoening zijn. Maar goed, ook dat is natuurlijk weer ruim geformuleerd. Ik heb tien à twintig dossiers onder ogen gehad die naar mijn gevoel over voltooid leven gingen, maar waarbij de arts de euthanasie wegschreef op een medisch kwalificeerbare aandoening.” U heeft 4.000 dossiers beoordeeld. Welk was voor u als ethicus het moeilijkst?
“Dat was het dossier over een niet eens zo hoogbejaard iemand die zich erg eenzaam voelde. Tot dan toe hadden we alleen ‘traditionele euthanasiezaken’ onder ogen gekregen, dat wil zeggen: als middel om een ellendige dood te voorkomen. En toen die patiënt. Die had één keer per twee weken een gezellige avond met vrienden, maar voor de rest was het stil. In feite een dossier voltooid leven. Maar deze patiënt was tevens slechtziend, een medisch kwalificeerbare aandoening, en vond het vervelend dat mensen getuige waren van de neergang. Euthanasie had bij deze persoon met trots te maken, iets
40
oktober 2019
❞
Theo Boer: ‘Op zich positieve ontwikkelingen dreigen zich tegen ons te keren’
dat je steeds vaker ziet opduiken in de euthanasiediscussie. Ik heb toen als enige in de toetsingscommissie tegen gestemd. Ik dacht: hier gaat het de verkeerde kant op. Voor de rest stemden we bijna altijd unaniem.” Nederland was in 2001 het eerste land ter wereld met een euthanasiewet. En dat na decennialange discussie. Hoe kan het dan dat een belangrijk criterium als ‘nabijheid van de natuurlijke dood’ niet in de wet staat?
“Dat spoedige levenseinde is ooit als criterium in discussie geweest, maar doelbewust niet in de wet opgenomen. Betrokkenen wilden op die manier voorkomen dat mensen met een langdurig ziekteproces, zoals chronische patiënten, geen beroep zouden kunnen doen op de wet. Niettemin is in de toetsingscommissies tot circa 2008 bij euthanasie voornamelijk aan terminale situaties gedacht. Was er een dossier dat daarvan afweek, dan gingen de alarmbellen rinkelen.” Nu nog?
“Nee, nu niet meer. Vroeger begonnen we bij psychische problematiek altijd zeer te fronsen, en kon de dienstdoende arts rekenen op een uitnodiging voor een toelichting. Evenzo bij gevallen waarin een patiënt nog lang te leven had of waarin er geen arts-patiëntrelatie was. Uiteraard worden die complexe dossiers nog steeds besproken, maar ze krijgen makkelijker een paraaf dan vroeger.” Toch is er volgens D66 een wet voltooid leven nodig. Komt die er volgens u?
“Ik denk het niet. 95 procent van de intelligente bijdragen in de media is kritisch. Bovendien zou zo’n regeling de huidige
euthanasiewet voor iedereen boven de zeventig overbodig maken. En ten derde: we zouden in het buitenland een modderfiguur slaan. Ze zijn daar verbijsterd over welke kant het in Nederland dreigt op te gaan. En terecht. Waarom zou je van een ander mogen verwachten dat hij jou helpt te sterven als jij dat wilt? En dat een overheid suïcide wettelijk faciliteert, terwijl we tegelijk een beleid hebben om suïcide te voorkomen?” U wilt een minder maakbare euthanasiewet?
“Om de vijf jaar wordt de wet geëvalueerd. Daarbij zou een goede vraag zijn: wat doet deze wet met onze maatschappelijke omgang met lijden, kwetsbaarheid, eigen regie en dood? Pas als over die vragen een nieuwe consensus ontstaat, zou je de wet eventueel kunnen veranderen. Vooral geen haast maken, want de materie ligt zeer gevoelig. Dat laat onverlet dat ik als ethicus grote moeite heb met de dood als antwoord op zo’n beetje al het ondraaglijke lijden. Nederland lijkt een gericht onvermogen te hebben om lijdenstragiek een plek en een zin te geven. Zonder druk van buitenaf – hoewel dat ook voorkomt – gaan mensen geheel uit zichzelf om euthanasie vragen, omdat ze er heilig van overtuigd zijn dat het beter is voor henzelf en hun omgeving om te sterven. Daar heeft de bestaande ruime wet aan meegeholpen. Hadden we dan beter geen euthanasiewet kunnen hebben?
“Nogmaals, als democratisch burger accepteer ik deze wet, maar ik denk dat het onverstandig is geweest euthanasie te legaliseren. Wat we hadden moeten doen is, zoals in bijna alle andere landen, mensen die een vreselijke dood tegemoet gaan voorzien van voldoende pijnstillende en rustgevende middelen. En mochten die leiden tot een versneld sterfbed, dan zij het zo. Er zijn 195 landen in de wereld en we begrijpen nog steeds niet dat 190 daarvan euthanasie niet willen legaliseren. Wij denken pioniers te zijn, en vinden dat andere landen achterlopen, maar in werkelijkheid zijn we loners.”
special/interview ✽
In hoeverre vinden uw opvattingen als christelijk ethicus weerklank in de seculiere maatschappij?
“Als ethicus probeer ik de christelijke geloofsleer niet aan een seculier publiek te slijten. Maar de christelijke moraal heeft wel degelijk een woord voor de wereld: een ethiek van behoedzaamheid. Je zou het conservatisme kunnen noemen, wat in mijn ogen een deugd is. ‘Dwaal liever aan de zijde van de voorzichtigheid’, luidt een Engels spreekwoord. Ik denk dat dat een welkom tegenwicht is tegen het liberale maakbaarheidsgeweld. Neem het leven zoals het is. Probeer de zelfbeschikking en de menselijke bemoeienis met het leven niet uit de hand te laten lopen.” Geldt die terughoudendheid wat u betreft voor het volledige terrein van de voortschrijdende technologie?
“Zeker. Een goede beschaving, het woord zegt het al, schaaft zichzelf bij. Een samenleving die dat niet doet, bijt zichzelf uiteindelijk in de staart. Neem de informatietechnologie. Op zich een prachtige vinding, maar mede daardoor zijn mensen steeds minder in staat langere teksten te lezen en te bevatten, wat niet anders dan tot vervlakking kan leiden. Om nog maar te zwijgen over privacy- en verslavingsproblematiek. Aan de ene kant verhoogt de informatietechnologie de kwaliteit van leven, maar aan de andere kant verlaagt ze die juist.” Hoe voorzichtig moeten we volgens u zijn op het gebied van medisch-ethische technologie?
“Ook daar geldt dat op zich positieve ontwikkelingen zich tegen ons dreigen te keren. Denk aan de Nipt, de niet-invasieve prenatale test. Zwangere vrouwen kunnen daarmee laten onderzoeken of hun ongeboren vrucht gezond is. Een mooie uitvinding, want daardoor kan een kind soms in de baarmoeder al medische therapie krijgen. Maar wat zie je in landen waar die test standaard wordt aangeboden, zoals IJsland en Denemarken? Dat het aantal geboren Downkinderen vrijwel nul is. Als onze definitie van wat een leefbaar leven is smaller wordt, zal dat uiteindelijk ook onszelf treffen. Ander
Paspoort Theo Boer (Rotterdam, 1960) is theoloog en ethicus.
. Studeerde theologie aan de Universiteit Utrecht, en ethiek in Uppsala en aan de kerkelijke opleiding van de Universiteit Utrecht. Deed in 1989 een leervicariaat in KarlMarx-Stadt (Chemnitz). Promoveerde in 1997 op de Amerikaanse ethicus James M. Gustafson. Werkte van 1987 tot 2001 bij het Centrum voor Bio-ethiek en Gezondheidsrecht van de Universiteit Utrecht. Werd in 2001 universitair docent ethiek, eerst aan de Universiteit Utrecht, later aan de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) in Groningen. Sinds dit jaar is hij aan de PThU hoogleraar ethiek van de gezondheidszorg. Daarnaast visiting professor aan de University of Sunderland (Verenigd Koninkrijk). Was van 2005 tot 2014 lid van de regionale toetsingscommissie euthanasie in Arnhem. Zat diverse jaren in de programcommissie van het CDA.
. . . .
. .
Theo Boer, zoon van een gereformeerd predikant, is lid van de PKN, gehuwd en vader van twee kinderen.
voorbeeld: ivf-bevruchtingen. Sinds 1978 is in Nederland zo’n behandeling mogelijk bij subfertiliteit, dat is gedeeltelijke onvruchtbaarheid, bijvoorbeeld bij langzaam zwemmend sperma. Inmiddels is één op de dertig kinderen in ons land een ivf-baby. De kans bestaat dat we door ivf een verveelvoudiging krijgen van subfertiliteit. Ik zou daar graag meer onderzoek naar willen. Is het wel verstandig om met deze reageerbuisbevruchtingen door te gaan?” Maar is het juist niet mooi en humaan dat ouders die anders ongewild kinderloos zouden blijven nu dankzij de technologische vooruitgang toch kinderen kunnen krijgen?
“Absoluut. Vanuit het perspectief van individuele ouderparen acht ik de vraag om ivf voor 100 procent invoelbaar, maar als ethicus moet je ook oog hebben voor perspectieven die het individu overstijgen.” Dan hebben we het nog niet over embryoonderzoek.
“Ook daar is een enorme haast. Tot nu toe mag alleen met embryo’s van niet ouder dan twee weken worden geëxperimenteerd. En ze mogen niet voor onderzoek worden gekweekt. Maar die beperkingen moeten stante pede worden afgeschaft om allerlei ziektes te kunnen bestrijden, vinden wetenschappers. Dan denk ik: ga nou eens rustig achteroverleunen, wacht eerst eens af wat we de komende twintig jaar op het terrein van alternatieven kunnen bereiken. Ontdek met behulp van dierlijke embryo’s wat voor mogelijk ongewenste bijeffecten er op dit gebied zijn, en kijk dan weer eens verder. We moeten niet alles doen simpelweg omdat het kan. Dat zou een gevaarlijke tendens zijn.” Maar wat zegt u tegen zieken die misschien niet zo lang de tijd hebben om op de uitkomsten van embryonaal onderzoek te wachten?
“Zolang er nog geen nieuwe technologie beschikbaar is, zullen we het moeten doen met wat er aan alternatieven wél beschikbaar is. Zo is het altijd geweest.”
.
oktober 2019
41
✽ special/opinie (3)
Tekst: Jurgen Tiekstra Beeld: Eljee
Reinier Sonneveld ziet crisis in de kunstmatige intelligentie
‘DE TECHNISCHE ONTWIKKELING STAGNEERT’ Tot een paar jaar geleden geloofde schrijver/theoloog Reinier Sonneveld in de mogelijkheid dat robots religieuze gevoelens kunnen ontwikkelen. Maar hij is van dat geloof gevallen tijdens het schrijven van zijn boek Gids voor de laatste dagen uit 2018. “Een belangrijke reden dat ik dat waarschijnlijk achtte”, zegt hij nu, “was dat de technologische ontwikkeling altijd doorgaat. Dat is al 100.000 jaar een rechtopgaande lijn, waarbij er globaal gezegd per euro steeds meer kan. Als je dan in een IQ vertaalt wat een computer kan, dan kon al snel gezegd worden dat een computer net zo slim is als een muis. Op een gegeven moment is een computer net zo slim als een tweejarig kind, daarna als een vijfjarig kind... Na verloop van tijd heeft een computer een bepaalde complexiteit waardoor religieuze ervaringen mogelijk worden. Je kunt bovendien beargumenteren dat juist kinderen religieus zijn, omdat ze heel magisch denken. Mijn zoontje, die een peuter is, heeft het over een huilboom; dat is een treurwilg die hij wil troosten. Die boom is voor hem bezield. Zeker voor gelovigen ligt het voor de hand om te denken dat robots religieus kunnen zijn: de wereld is door God geschapen, allicht zou ook een nieuwe intelligentie God erkennen.”
Het maximum bereikt “Toch ben ik nu sceptischer. De belangrijkste reden is dat het steeds duidelijker is dat een heel aantal ontwikkelingen stagneert. Dat is niet mijn ontdekking; als je nu even googelt op ‘technological stagnation’ zie je honderden artikelen op allerbei gebieden. Grosso modo is dat al dertig tot veertig jaar aan de hand, maar heel nadrukkelijk de laatste vijf jaar. Ik zou honderden voorbeelden kunnen noemen. De laatste maanden
42
oktober 2019
broertje heeft een aantal jaren geleden blaaskanker gehad en is genezen met een middel uit de jaren vijftig. De mortaliteit voor die ziekte is sinds de jaren vijftig gelijk gebleven. Vooral rond het midden van de twintigste eeuw zijn veel vaccins en penicillines ontdekt die miljoenen levens hebben gered. Sindsdien worden de onderzoeksgroepen steeds groter, maar de hoeveelheid geredde levens wordt steeds kleiner.”
Waanzinnig complex Reinier Sonneveld
zat ik bijvoorbeeld over deeltjesversnellers te lezen. Daarin is het maximum bereikt in wat we kunnen doen. Er is nu een deeltjesversneller met een doorsnede van 27 kilometer. Je kunt er nog één bouwen van 120 kilometer, maar dat is het dan wel zo’n beetje. Men denkt dat onder de ‘quarks’ – de kleinste deeltjes – ‘snaren’ zitten. Maar om dat te ontdekken, moet je een deeltjesversneller bouwen van hier naar de maan, en dat kan niet. De grootste ontdekkingen – zoals de relativiteitstheorie en de kwantummechanica – zie je in de eerste helft van de twintigste eeuw. Die werden gedaan door eenlingen met een extreme intelligentie. Eigenlijk alles wat er sindsdien gebeurd is, zijn uitbreidingen daarvan. Er zijn maar twee grote dingen bewezen de afgelopen tien jaar: zwaartekrachtrimpelingen en het higgsdeeltje. Die zijn allebei meer dan vijftig jaar geleden voorspeld en nu pas bewezen. Zo zit er een steeds grotere afstand tussen het voorspellen en het bewijzen. Een ander voorbeeld: laatst vroeg ik mijn huisarts of de medicijnen die hij voorschrijft allemaal stammen uit de jaren vijftig en zestig. Dat klopt wel, zei hij. Mijn
“De belangrijkste term is: laaghangend fruit. Het idee is dat wij als mensheid allereerst de eenvoudigste ontdekkingen doen: we pakken een stok, maken hem scherp en we hebben een speer. Langzamerhand heb je een steeds groter groep nodig om iets nieuws uit te vinden. Totdat je bij plekken komt die echt moeilijk te bereiken zijn. Wat dat betreft wordt er gesproken over een crisis in de kunstmatige intelligentie. Al een jaar of tien zijn er geen grote ontwikkelingen. Er wordt wel van alles geclaimd, maar dat zijn vaak lolligheden. Een tijd geleden werd op een techsymposium een robot gepresenteerd die koffie kan zetten. Dat had tien jaar geleden ook gekund. Er is altijd een revolutie aangekondigd, maar hij komt niet. Een helder voorbeeld is de zelfrijdende auto. Ik herinner mij de voorspelling dat die in 2010 op de weg zou zijn. Tien jaar verder is hij er nog lang niet. Een zelfrijdende auto op de weg zetten is niet moeilijk, maar de laatste paar procenten van de ontwikkeling zijn het ingewikkeldst. Stel je voor: je bent met je auto op een smal weggetje en een tractor komt je tegemoet. Als mens reageer je acuut: je hebt even oogcontact en je duikt rustig de berm in. Dat zijn waanzinnig complexe dingen voor kunstmatige intelligentie. Dat kunnen robots in de verste verte nog niet.”
.
Een brief naar de gevangenis
ZATERDAG 9 NOVEMBER
JAARBEURS UTRECHT
‘God loopt niet weg als jij op de bodem zit’
BESTEL GRATIS KAARTEN OP OPENDOORS.NL/DAG
Hoop doet leven
‘
‘Al in het eerste bezoek kwam het aan de orde: De hand van God in jouw situatie. Je vertelde dat je een hardwerkende vader van drie kinderen bent, maar dat er in je huwelijk en op je werk spanningen waren. Je zocht je toevlucht in alcohol en andere uitspattingen. Je arrestatie kwam voor jou totaal onverwacht, maar je wist wel meteen waarvoor je werd opgepakt. Achttien maanden kreeg je. Je liep vast door de spanningen en het verdriet van je ouders en familie. Je vrouw wil niets meer van je weten en je kinderen mag je niet meer zien. Letterlijk op de bodem van je
bestaan trof ik je aan. Maar je zei het zeker te weten: Dit is de hand van God. Ik zag zelfmedelijden, maar ook oprechte spijt over je delict en wat je anderen hebt aangedaan. God loopt niet weg als jij op de bodem zit, hij zoekt je daar op. We hebben afgesproken om onze contacten af te ronden. Jij bent nu vrij en gaat je richten op je therapieën. Het raakte me toen je vertelde dat er in je nieuwe woonplaats een kerkgemeenschap is die ex-gevangenen begeleidt. God zoekt jou en jij zoekt Hem. Hij geeft een open deur!’.
’
Jan (bezoekvrijwilliger)
Wij geloven in herstel en begeleiden gevangenen en hun familieleden op hun weg naar een leven zonder criminaliteit. Hoe? Kijk op gevangenenzorg.nl en vraag onze nieuwsbrief aan.
Stichting Oecumenische Vieringen Groningen is op zoek naar een
THEOLOGISCH MEDEWERKER 16 UUR PER WEEK
(de functie kan ook als duobaan worden ingevuld van 2x 8 uur)
Onze geloofsgemeenschap laat zich verbeelden als een open tent, een pleisterplaats voor jong en oud waar de mensen met elkaar in gesprek zijn over het vieren, delen en leren vanuit de joods-christelijke traditie. Meer weten? Kijk dan op de website www.ovg-web.nl
Derde jaarlijkse Graallezing met Mpho Tutu Op 2 november spreekt priester en auteur, Mpho Tutu, in de Lutherse Kerk in Utrecht de derde jaarlijkse Graallezing uit. De Graalbeweging wil hiermee jaarlijks een vrouw in het licht zetten die zich (mede) vanuit religieuze bewogenheid inzet voor een betere wereld. Na afloop ontvangt Mpho Tutu de Graalwisselbeker. Zin om erbij te zijn? Geef je op via degraal@planet.nl. Tickets: Plaats: Tijd: Meer info:
20 (incl. ontvangst met koffie en drink na afloop). Lutherse Kerk, Hamburgerstraat 9, Utrecht. 15.00u tot 17.00u, inloop vanaf 14.30u. zie www.degraalbeweging.nl.
✽ muziek Een mens kan binnen enkele jaren een totaal andere kijk op het leven krijgen. Nu maakt zangeres en singer-songwriter Marike Jager (40) een opvallend levenslustig album. Dat was vijf jaar geleden wel anders. Toen trok ze zich terug in haar eigen verdriet. Ditmaal neemt ze het op voor de buitenbeentjes in de maatschappij en wil ze verbinding maken. Tekst: Tom Engelshoven Beeld: Martijn van de Griendt
fgaand op haar twee meest recente albums, The Silent Song uit 2014 en haar zojuist verschenen nieuwe album Hey Are You OK, is zangeres en singer-songwriter Marike Jager een spiritueel mens. Maar wat verschillen deze twee platen van temperament! The Silent Song klonk bijna bedeesd melancholiek en introvert. Hey Are You OK lijkt juist wel een vitaminebom. Zo sprankelend en levenslustig zijn de – overwegend uptempo – liedjes. Marike viert het leven! En dat is ook helemaal logisch, gezien wat er in de vijf tussenliggende jaren in haar leven veranderd is. Maar laten we niet op de zaken vooruitlopen. “Ach, wat is spiritueel?”, vraagt ze zich hardop af, gezeten tussen de versterkers en instrumenten in haar repetitieruimte in een voormalig klooster in Beuningen, onder de rook van Nijmegen. Religie heeft ze niet van huis uit meegekregen. Haar moeder is katholiek opgevoed en vader hervormd, maar ze gingen thuis niet naar de kerk en over geloof werd niet gesproken. Ze herinnert zich een vriendje op de middelbare school. Dertien, veertien was ze. Ze keek een beetje tegen hem op en kon fijn met hem praten, onder anderen over muziek. Op een dag stak hij haar een briefje toe, zoals dat in die dagen nog ging. Jager: “Ik dacht: misschien gaat hij verkering vragen. Maar er stond: ‘Ik wil je iets heel bijzonders vertellen in de grote pauze’.” Toen begon hij haar te vertellen over God. Dat hij Het Licht had gezien. “Ik stond met mijn mond vol tanden, maar ik
A
44
oktober 2019
De muzikale zoektocht van Marike Jager
‘VOOR MIJ IS HET LEVEN ÉÉN GROTE, LANGE REIS’
interview ✽
❞
Zangeres Marike Jager: ‘Door muziek begon ik mezelf beter te begrijpen’
oktober 2019
45
✽ muziek vond het ook heel bijzonder. Ik begreep het niet, maar ik probeerde het wel. Hij vertelde mij ook hoe je kunt bidden. Dat ging ik ‘s avonds thuis in bed proberen. Ik deed echt mijn best te begrijpen wat hij meemaakte en ben ook een keer met hem mee geweest naar zijn kerk. Naast hem zitten gaf me een veilig gevoel. Hij was mijn maatje en ik vertrouwde hem. Maar ik werd er ook fysiek heel ongemakkelijk van. Met een groep mensen om mij heen, die zo duidelijk ‘iets’ samen aan het ervaren waren, waar ik de buitenstaander was.”
Jezelf begrijpen Marike Jager had, opgroeiend, haar eigen privéreligie. En dat was muziek, nog steeds een vaste waarde in haar leven. “In de muziek kon ik alles zijn wat in me zat. Van jongs af aan voelde ik me er veilig. Alle onrust die ik in me had kon ik erin kwijt.” Muziek is voor haar ook een instrument om het leven te begrijpen en te accepteren. “Muziek bracht me niet alleen inzichten, kracht en rust, maar ook troost.” Dat geldt zowel voor het beluisteren van muziek van andere artiesten, als voor het maken, spelen en schrijven van eigen liedjes. “We leggen niet voor niets graag ons hoofd op iemands schouder. We willen heel graag dat iemand anders zich over ons ontfermt en ons begrijpt. Daar haal ik veel troost
Marike Jager: “Dat sprankelende gevoel is op de plaat terechtgekomen.”
46
oktober 2019
❞
‘Ik ga heel intuïtief te werk, muziek overkomt mij echt’ uit. Dat zit natuurlijk heel erg in muziek. Ik was als tiener idolaat van Eddie Vedder, de zanger van de Amerikaanse grungeband Pearl Jam. Er zat zoveel emotie in hun muziek, die onderging ik echt in die tijd. ‘Ha, iemand die voelt wat ik voel.’ Eddie was natuurlijk ook een knappe man, ik was zestien en hij hing boven mijn bed. Nu moet ik er om lachen, maar toen schreef ik heel plechtig in mijn dagboek dat ik hun muziek altijd moest blijven waarderen en nooit een cd van hen weg mocht gooien. En dan een heel verhaal erbij waarom die muziek zo belangrijk voor me was. Opdat ik die maar altijd bleef vasthouden, ook over twintig jaar nog! Alsof ik mezelf wilde bekeren. Achteraf denk ik: de een heeft God, maar ik had Eddie Vedder, of althans zijn muziek. Ik herkende daarin een emotie, die ik wel voelde van binnen, maar niet kon duiden. Het zat in de muziek, niet zozeer in de tekst. En daardoor begon ik mezelf beter te begrijpen. Ik heb als puber geen dramatische dingen meegemaakt, geen dierbare
die overleed of iets dergelijks. Ik vond het al moeilijk genoeg om mezelf een plek te geven. Ook op school. Dat is gewoon de puberteit. Ik wist gewoon niet wie ik was. Ik veranderde en werd heel onzeker, omdat ik niet goed snapte hoe ik daarmee om moest gaan.” Je kreeg al gauw erkenning door je muziek, won de Grote Prijs van Nederland toen je begin twintig was bijvoorbeeld. Nam dat je onzekerheid weg?
“Nee. Ik ben nog heel lang onzeker geweest. Dat zit gewoon in mij. Ik houd van complimenten en waardering. Vooral als mensen dingen bij de naam noemen waar ik erg mijn best op heb gedaan. Maar mijn eigen oordeel is altijd leidend geweest en daarin dook vaak onzekerheid op. Tijdens het maken van deze nieuwe plaat, Hey Are You OK, heb ik het voor het eerst anders ervaren. Ik zat die liedjes te schrijven, liet me door niks of niemand beïnvloeden en ik vond echt, in alle bescheidenheid, dat ik iets heel gaafs aan het maken was. En dat heb ik mezelf nooit eerder horen zeggen. Want ik ga heel intuïtief te werk en muziek overkomt mij echt.” Je vorige plaat, The Silent Song uit 2014, klonk veel ingetogener, maar er hing ook een droefenis over. Met terugwerkende
interview ✽ kracht gaat die plaat over je op dat moment onvervulde kinderwens.
“Ja, dat is een hele bijzondere, lastige periode geweest, die uiteindelijk vijf jaar duurde. Er zijn verschillende fases geweest. Want het begint natuurlijk met dat je een kind wil. Dan kom je er allereerst achter dat het niet vanzelf gaat. Oké. Dan ga je naar de huisarts. Vervolgens kwamen we, mijn partner Henk Jan (Heuvelink, toetsenist, TE) en ik, in het ziekenhuis terecht voor ivf. Wat een beetje tegen mijn principes inging. Ik dacht: als het niet vanzelf gaat, dan is het blijkbaar niet zo bedoeld. Maar de kinderwens was toch groter dan de principes. Voor je het weet zit je in een soort traject. Ik ben altijd wel hoopvol gebleven. Nooit verbitterd geraakt. Wel verdrietig. Maar ik ben er nooit aan onderdoor gegaan, zoals ik andere mensen wel zag doen. Wij hebben ook samen een periode gehad, waarin we afscheid namen van het idee. Daarin heb ik echt gerouwd. Maar ik wilde me niet laten meeslepen door een doel: het krijgen van een kind. Dat vond ik ook té biologisch bepaald. Het zijn gewoon hormonen. Op een gegeven moment was het een gevecht tussen mij en mijn hormonen. Ik dacht: nee, ik moet terug naar wat ik wil met Henk Jan en me niet zo laten sturen door het biologische. Ik voelde dat het met Henk Jan samen goed zat. Dat wij dit samen aankonden, vond ik al heel mooi. En als het dan niet zou lukken, dan was het ook goed. Bij elke behandeling ging ik ook opnieuw nadenken: willen we dit nog wel en waarom? Het was een rollercoaster. Na een paar jaar werd het vermoeiend. Een tijdje was het bijna een soort hobby. We hebben ook een nuchtere periode gehad en veel gelachen. Daar gaan we weer naar het ziekenhuis! Dan pak je het leven weer op, je maakt weer een plaat, je gaat weer op tour. Ik was wel bang voor de toekomst. Ik dacht: wij kunnen ook prima zonder kinderen leven, maar later zullen we toch altijd een gemis ervaren. Ook omdat kinderen krijgen in een vrouwenlijf een ‘soort van geregeld’ is. Dat vond ik misschien wel het moeilijkste ervan. Dat het zo blijvend is: kinderloosheid.” Een lastig onderwerp om popmuziek over te maken.
“Ik wilde het niet inzetten om zieltjes mee te winnen. Ik heb het ook nooit letterlijk
opgeschreven in de teksten. Wel verkapt. Natuurlijk was die plaat de voltooiing van die melancholische periode. Maar dat had ik zelf niet eens door. Ik zat er gewoon middenin. Ik voelde me ook matter in die tijd, stiller. Ik heb de liedjes geschreven in een hutje achter ons huis. Ik vond het fijn om me daar terug te trekken en soms ook te huilen, of heel bang te zijn, en mijn emoties van me af te schrijven. Met andere vrouwen in de popwereld heb ik nooit over die gevoelens gesproken. Ik was er wel heel snel achter dat heel veel mensen kampen met een onvervulde kinderwens. Best raar dus dat het helemaal geen groot onderwerp lijkt te zijn. Want iedereen om me heen kent wel iemand die er ook mee te maken heeft. Dan dacht ik altijd: waarom weet niemand dat?” En toen werd je dus zwanger. Inmiddels heb je drie kinderen. Denk je dan ook: nu heb ik alles wat ik zo lang wilde. Nou moet ik ook gelukkig zijn.
“Nee, zo heb ik dat nooit gezien. Voor mij is het leven één grote, lange reis. Met momenten van geluk, maar er kan ook van alles misgaan. Nu zijn er kinderen, die gaan mee op die reis en op een gegeven moment laat ik ze los. Natuurlijk was zwanger worden een feest, hun geboorte ook. Dat waren heel gelukzalige, lonende momenten. Ik vind het heel gaaf dat ik mag meemaken hoe ze opgroeien. Met die nieuwe uitdaging ben ik heel bewust bezig. Leren en kijken en verbinden met kinderen, wat dat dan weer teweegbrengt. Machtig mooi.” Is er met het moederschap ook een nieuw hoofdstuk in je carrière begonnen?
“Die vraag stel ik mezelf ook. Wat laat ik bijvoorbeeld zien op sociale media? Ben ik daar moeder Marike die ook gitaar speelt? Het is niet moeder Marike, maar artiest Marike, die deze plaat heeft gemaakt. Die is zelfbewuster en heeft meer zelfvertrouwen dan ooit. Ik ben wel geïnspireerd door mijn
❞
‘Heel veel mensen kampen met een onvervulde kinderwens’
kinderen, dat zit er zeker in. Maar ik voel, misschien meer nog sinds ik hen heb, dat ik de artiest Marike moet bewaken. Want ik ben heel veel moeder. En dan ben je een ander mens. In mijn studio kan ik letterlijk de deur dichtdoen. Dan ben ik even in mijn hoofd niet aan het zorgen. Het is veel te makkelijk om alleen maar moeder te zijn en veel te leuk ook. Na jarenlang thuis te zijn geweest met baby’s, met voeden, weinig buiten de deur komen, weinig energie, ook door slaaptekort, voelde ik een nieuwe energie in mij. Ineens was het tijd om dat stukje los te laten en gewoon weer te genieten van muziek maken. Het begon weer te kriebelen en dat sprankelende gevoel is op de plaat terechtgekomen. Ik kreeg bijvoorbeeld zin om op festivals te spelen. Nou, dan moest ik maar eens beginnen uptempoliedjes te schrijven. Wat ik eigenlijk nooit gedaan heb.” De liedjes op Hey Are You OK gaan vrijwel allemaal over buitenbeentjes, mensen die niet helemaal in de maatschappij passen.
“Ja, de plaat gaat over de vaak flinterdunne scheidslijn tussen wat we zien als normaal stabiel gedrag en als onvoorspelbaar of zelfs krankzinnig, omdat we het niet altijd goed begrijpen. We hebben de neiging om mensen die we gek vinden te mijden. Of mensen die depressief zijn, wat we vaak óók niet begrijpen. Als we hen al vragen of ze ‘oké’ zijn, dan doen we dat vluchtig, met geveinsde of oppervlakkige belangstelling. Vervolgens lopen we snel door. Zo laat je zo iemand eigenlijk in z’n eigen sop gaarkoken. En dat vind ik heel heftig. Ik merk dat de vraag sowieso minder gesteld wordt: hoe gaat het nu écht met je? Die puur menselijke verbinding, die in het dagelijkse bestaan lijkt te slijten, moet je nu juist wel maken. Naar een ander luisteren, gewoon proberen te begrijpen hoe die zich voelt, daarmee kun je zó veel oplossen voor die persoon. Voor mij is de kern van het mens-zijn: voelen dat iemand je hoort en je begrijpt. We zijn daar te weinig mee bezig. We laten ons afleiden door zoveel andere dingen, die ook tijd innemen. Wat dat betreft kan ik veel van mijn kinderen leren. Als ik maar even afgeleid ben, dan komen ze naar mij toe en pakken mijn hand stevig vast. Dan willen ze dat ik meekom en dat ik iets met hen ga beleven. Verbinding maken! Samen. Meemaken.”
.
oktober 2019
47
✽ ‘Your mum and dad’
Klaartje Quirijns toont een estafette van pijn
WIE LEEFT, LOOPT AVERIJ OP In de nieuwe bioscoopdocumentaire Your mum and dad wil filmmaker Klaartje Quirijns de oude emoties naar boven halen die haar familie al sinds jaar en dag dwarszitten. Ze toont hoe verzengend groot de impact is die ouders op hun kinderen hebben, zelfs als die kinderen zelf inmiddels volwassen zijn geworden en kinderen hebben gekregen. Dankzij je vader en je moeder krijg je een kans om te bestaan, maar ze zadelen je wel op met emotionele schade. fgelopen mei las ik de krant en snapte ik iets niet. Het ging om een artikel over het schandaal rond de inmiddels overleden vruchtbaarheidsarts Jan Karbaat. Ruim vijftig kinderen die verwekt zijn met zaad van zijn donorkliniek stapten naar de rechter om van Karbaats erfgenamen een schadevergoeding te krijgen. De arts had hun donorvaders namelijk niet gecontroleerd op erfelijke afwijkingen, waardoor de nu volwassen kinderen kampen met ziektes en stoornissen. Eén vrouw leidt aan verschillende vormen van reuma. “Mensen als ik zijn ziek geworden van onze donor”, zei ze. Ik begreep haar frustratie over haar ingrijpende ziekte, maar was tegelijk verward. Was ze nog steeds van mening dat de vruchtbaarheidsarts haar donorvader had moeten afwijzen, vanwege zijn erfelijke afwijking die kennelijk bij hemzelf en zijn kinderen reuma veroorzaakt? Want had Karbaat dát gedaan, dan had zij niet bestaan. Zij is geboren uit het zaad van deze man en had uit niemand anders zijn zaad geboren kunnen worden. In feite protesteren zij en de andere kinderen niet tegen de ziekte of stoornis waarmee zij moeten leven, maar tegen het feit dat ze bestaan. Want die vervloekte handicap is, hoe verwerpelijk ook, inherent aan hun leven. Bij het zien van de nieuwe bioscoopdocumentaire Your mum and dad van de Nederlandse filmmaker Klaartje Quirijns moest ik weer aan Karbaats donorkinderen denken. Quirijns’ film is genoemd naar een sardonisch gedicht van de Britse dichter Philip Larkin, een gedicht dat zo waarachtig is dat
A
48
oktober 2019
sommige lezers ervan naar adem zullen happen. De openingsstrofe van This be the Verse is: They fuck you up, your mum and dad. / They may not mean to, but they do. / They fill you with the faults they had / And add some extra, just for you (‘Ze verkloten je, je ma en pa. / Ze hebben het misschien niet zo bedoeld, maar ze doen het wél. / Ze plempen je vol met hun eigen gebreken. / En voegen er nog wat extra aan toe, omdat jij het bent’).
Zonder opsmuk Het is geen gestileerde documentairefilm die Klaartje Quirijns heeft gemaakt. Veel beelden heeft ze door de jaren heen zonder opsmuk met de eigen hand gefilmd, zonder zich te bekommeren om belichting, kadrering of enscenering. Maar het onderwerp van de film is zo diep menselijk en belangwekkend dat het elke gedachte aan vorm onbeduidend lijkt te maken. Aan de hand van haar eigen levensverhaal toont Quirijns’ film hoe ouders hun emotionele pijn overdragen op hun kinderen, waarna de kinderen ook ouders worden en hun pijn overdragen op hun kinderen, waarna die kinderen ook weer ouders worden en hun pijn overdragen op hun kinderen. Waarbij het wonderlijke is: die estafette van pijn vindt vaak onbewust plaats. Veel mensen verdringen hun meest bepalende emoties, omdat ergens in hen de angst leeft dat ze die grote, onverwerkte gevoelens, die vaak stammen uit hun vroegste jeugd, niet kunnen bolwerken. Toch vormen die belangrijke emoties hun gedrag en hun relaties, ook al zullen ze zo lang mogelijk blijven ontkennen dat dat het geval is. Men-
sen zijn er ijzersterk in om hun gedragingen te rationaliseren, terwijl ratio in de regel helemaal niet in het spel is. Klaartje Quirijns maakt in haar film geen omwegen. Direct na aanvang klinkt haar voice-over: een arts heeft haar verteld dat er iets mis is met één van haar borsten. Veel meer zegt ze hier niet over. Ze weet ook niet wat de arts precies bedoelt, maar ze weet wel dat ze het haar twee dochters niet wil vertellen, omdat ze hen wil beschermen voor wat achter de opmerking van de arts schuil kan gaan. Dat instinct in haarzelf herinnert haar aan haar eigen ouders, die ook iets met zich meedroegen waarvoor ze haar als kind wilden beschermen. In de tijd dat ze in New York woonde, tot 2007, raadde een bevriende psycholoog haar al eens aan in therapie te gaan. Dat hield ze toen van zich af. In plaats daarvan bleef ze zich achter haar camera verschuilen en besloot ze te filmen hoe die bevriende psycholoog, met de naam Michael, zélf in therapie ging en liggend op de sofa van diens Afro-Amerikaanse collega Kirkland Vaughans vertelde over zijn angsten en depressies. Michaels psychische problemen moesten komen uit zijn weerbarstige jeugd, met een OostEuropese joodse moeder die in de Verenigde Staten was gaan wonen vanwege het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog en de jodenvervolging in Europa. Zijn moeder was net als hij depressief. Met regelmaat verviel zij in hysterische episodes, waarbij ze schreeuwde en sloeg, net zolang tot hij als kind niet meer kon ophouden met huilen. Dan bedaarde zij, kwam naar zijn kamer toe en probeerde hem te troosten.
film Jurgen Tiekstra ✽
Klaartje Quirijns’ vriend Michael Moskowitz tijdens een therapiesessie bij de psycholoog Kirkland Vaughans.
Die oude beelden van Michaels therapiesessies heeft Quirijns in haar nieuwe documentaire gemonteerd. Daar voegde ze beelden bij uit haar eigen bestaan, want dit keer wil ze wél reflecteren op haar eigen emotionele leven. Ze gaat het gesprek aan met haar gescheiden ouders, van wie vooral haar vader een ongrijpbaar leven heeft geleid: met veel onrust, veel gereis, veel verschillende relaties. En dit keer praat ze zelf ook met die psycholoog Kirkland Vaughans, een man met een groot besef van hoe ingrijpend het is als een klein kind niet in zijn bestaansrecht bevestigd wordt door zijn ouders en het kind niet de ruimte krijgt om zijn eigen gevoelsleven te leren kennen. Dat komt doordat een kind volkomen machteloos is ten opzichte van zijn opvoeders. Voor het kind zijn zij alles waar het op steunt. Het kind verinnerlijkt de disciplinering en afwijzing door zijn ouders en zal zichzelf als volwassene blijven disciplineren en afwijzen. Volgens Kirkland Vaughans krijgt een kind door de depressie van zijn of haar moeder vaak het gevoel dat het verlaten is; het kind voelt zich verlaten door de persoon aan wie hij zich juist moet hechten. Als dat gebeurt, dan ervaart het kind niet slechts verdriet. Het gaat verder dan dat,
zegt Vaughans: het kind krijgt hierdoor een angst voor vernietiging. Zo van existentieel belang is het voor een kind om zich te kunnen hechten aan eerst zijn moeder en daarna zijn vader. Dat diepe gevoel van verlatenheid is te groot voor een kind om te ervaren, waardoor de emotie naar het onderbewuste wordt geduwd. Maar daarmee is dat grote verdriet nog niet weg. Het blijft de volwassene lastig vallen en diens gedrag bepalen, zonder dat diegene zich daarvan bewust is.
Bibliotheek van emoties Het lichaam van een mens is de bibliotheek van zijn oude emoties; van alle eenzaamheid, afwijzing en minderwaardigheid die een kind heeft ervaren, zelfs al dacht het zelf een geruisloze jeugd te hebben. Als het even kan idealiseren kinderen hoe ze zijn opgegroeid, vanwege hun verlangen om loyaal te zijn aan hun ouders en het verlangen om niet dat oude verdriet bloot te hoeven leggen en te voelen. Ons bewustzijn onthoudt alleen wat het wil onthouden, maar het lichaam is een genadeloze archivaris en bewaart álle pijn. Die verbroken verbinding tussen het verdriet dat in het lichaam is opgeslagen en het bewuste denken dat van geen verdriet wil weten, kan mensen zelfs ziek maken.
Dat schrijft de Vlaamse psychiater Paul Verhaeghe tenminste in zijn recente boek Intimiteit. Net als eerder ook de Pools-Zwitserse psychologe Alice Miller, in haar boek Eva’s ontwaken uit 2001: “Wanneer het cognitieve systeem het tegendeel beweert van wat onfeilbaar in de lichaamscellen is opgeslagen, voert de mens een aanhoudende oorlog met zichzelf.” Een mens kan intens boos worden als hij gaandeweg zijn leven zicht krijgt op hoe zijn gevoelsleven is gehavend. Het is schrijnend om te moeten concluderen: als mijn ouders niet emotioneel tekort waren geschoten toen ik kind was, dan had ik nu meer zelfvertrouwen gehad, dan was ik minder bang voor intimiteit geweest, dan werd ik niet met regelmaat geplaagd door zwaarmoedigheid of eenzaamheid. Tegelijkertijd is het net als met de donorkinderen van Karbaat. Hun fysieke averij is inherent aan het feit dat ze bestaan; net zo is het met oud, kinderlijk verdriet dat mensen hun leven lang kan blijven plagen. Kennelijk konden onze ouders niet anders dan tekortschieten. Ons bestaan is daardoor een worsteling, maar we léven wel.
.
Your mum and dad draait sinds donderdag 3 oktober in de bioscoop. De film zal later ook worden uitgezonden door de EO.
oktober 2019
49
✽ Claude Monet
Claude Monet: ‘Impressie – Zonsopgang’, 1872.
Claude Monet (1840-1926), schilder van land en stad
HET LICHT NIET VANGEN, MAAR BETRAPPEN Claude Monet (1840-1926) geldt als de vader van het impressionisme. Als schilder volgt hij rusteloos het allesomvattende maar ook altijd beweeglijke licht. Zijn werk verwijst naar de rusteloze stroom van de tijd en de geschiedenis, die eind negentiende eeuw in een versnelling raakt. 50
oktober 2019
cultuur Eric Corsius ✽ p 5 december 1926 sterft op 86-jarige leeftijd de Franse schilder Claude Monet. Hij kan terugkijken op een bewogen, maar geslaagd leven en een schitterende loopbaan. Zijn leven heeft hoogte- en dieptepunten gekend, maar hij sterft als een gerespecteerd en gefortuneerd man in zijn royale landhuis in Giverny, omgeven door de tuinen en lelievijvers die hij zelf heeft ontworpen. Hij heeft een omvangrijk oeuvre achtergelaten en heeft vrienden en opdrachtgevers op het hoogste niveau. Niettemin is er ook een schaduwzijde. De roem van Monet is tanende. Hij is altijd zichzelf gebleven en trouw aan zijn principes. Wat echter niet hetzelfde is gebleven, zijn de opvattingen over kunst en de smaak van het publiek. Monet is reeds een oude man, als de Europese kunst grote revoluties doormaakt en als de Eerste Wereldoorlog de wereld op zijn kop zet – twee zaken die deels ook met elkaar samenhangen. De nieuwe bewegingen en stromingen in de kunst – vooral het heftige expressionisme en de koele abstractie – zijn niet aan de ‘impressionist’ Monet besteed. Tijdgenoten beschouwen de bejaarde natuurschilder uit Giverny dan ook als achterhaald of, voor zover hij aan het experimenteren slaat, als een beetje gek.
O
eigen stijl en methode gevonden. Daarop zal hij blijven voortborduren tot het eind van zijn leven, als hij onder andere ook het schilderij Blauweregen maakt. Dit werk hoort sinds 1961 tot de collectie van het Haagse Gemeentemuseum en vormt het middelpunt van de tentoonstelling die daar vanaf 12 oktober te zien is onder de titel Monet – Tuinen van Verbeelding. Dankbaar maakt het museum gebruik van de populariteit van Monet, die een trekpleister en publiekslieveling is. Dat laatste is overigens ook een risico gebleken. Tot de jaren vijftig was Monet min of meer vergeten, doordat men hem niet op waarde schatte en unieke aspecten van zijn werk over het hoofd zag. Na zijn ‘herontdekking’ zijn er echter andere vertekeningen en eenzijdigheden geslopen in de waardering van zijn werk.
In beweging
Voor velen is met de naam Monet het imago van een natuurschilder verbonden. Dat is uiteraard niet helemaal onbegrijpelijk. Na zijn intrek in zijn landhuis in Giverny in 1883, legt Monet zich meer dan eerst toe op het schilderen van de zee en de natuur. In zijn laatste levensjaren stort hij zich zelfs als een bezetene op het weergeven van zijn tuin. De vele waterleliewerken zijn daarvan een voorbeeld, maar ook de Blauweregen die centraal staat in de Haagse tentoonGeuzennaam stelling. Een ander voorbeeld zijn Monets Dat was ooit anders. Het is Monet die het weergaven van de beroemde ‘olifantkliffen’ woord ‘impressionisme’ de wereld in heeft geholpen, waarmee de kunststroming wordt bij Etretat, in zijn geliefde Normandië. Toch is Monet nooit een natuurschilder aangeduid, die de laatste decennia van de geweest in de romantische zin van het negentiende eeuw domineert. In 1874 houwoord. Uiteraard trekt hij er graag op uit den Monet en een aantal geestverwanten om in de openlucht te schilderen, iets wat namelijk een alternatieve tentoonstelling in zijn tijd door nieuwe technieken voor in Parijs. Tot dan toe lukte het hun niet, om het eerst mogelijk is. Maar hij zoekt daarbij in de gevestigde orde van de kunst door te evengoed de stad op als het platteland of breken. Daarom nemen zij het heft in eigen de natuur. Hij heeft een zekere voorkeur handen. Op de tentoonstelling is onder andere een werk van Monet uit 1872 te zien. voor het cultuurlandschap of het overImpressie – Zonsopgang. Daarop is niet meer gangsgebied tussen natuur en civilisatie. te zien dan de verstilde haven van Le Havre, Terwijl de romantische generaties voor hem nog graag teruggingen naar de ‘ongedie goeddeels nog is gehuld in de ochrepte’ natuur, zoekt Monet juist de plekken tendnevels. Sarcastische recensenten, die op waar stad en land op elkaar botsen, geen raad weten met de nieuwe beeld- en vormentaal, spreken over ‘impressionisten’. waar de moderniteit binnendringt in het landschap. Zijn Impressie – Zonsopgang Niet veel later nemen de jonge kunstenaars is daarvan bij uitstek een voorbeeld. Er is deze aanduiding over als een geuzennaam. veel aandacht voor de gloedvolle opkomst Een van de beroemdste kunststromingen is van de zon en de schittering van het water, geboren – en gedoopt! Met zijn Impressie heeft Monet definitief zijn maar evengoed voor de schepen in de we-
reldhaven van Le Havre. Die schepen zijn ook het symbool voor de vooruitgang en de industriële revolutie. Daarom schildert Monet ook graag aan de Seine en brengt hij daar het scheepvaartverkeer in beeld. Hij is gefascineerd door bruggen, sluizen en treinen. Monet is zeker geen allegorisch schilder, maar de door hem zo gretig geschilderde rivier- en zeelandschappen kunnen in zekere zin worden beschouwd als een verwijzing naar de rusteloze stroom van de tijd en de geschiedenis, die eind negentiende eeuw in een versnelling raakt. Alles is in beweging. Die gedachte heeft ook zijn weerslag gevonden in de seriewerken, die beschouwd kunnen worden als variaties op een thema. Hij past die variatietechniek toe op onder andere de kathedraal van Rouen, die hij herhaaldelijk schildert om de werking van het licht op verschillende tijdstippen te kunnen vangen. Monet is gefascineerd door het licht. Dat is op zich niet nieuw, maar de manier waarop het licht wordt benaderd is dat wel. Tot en met de Romantiek is het licht beschouwd als een soort schijnwerper die de geschilderde objecten belicht. Dat heeft geleid tot geraffineerde weergaven van schaduweffecten en contrasten. Voor Monet en tijdgenoten is het licht echter iets wat de werkelijkheid omvat of waarin de werkelijkheid als het ware baadt, ook en juist als het wordt gebroken door nevels of als de stand van de zon aan dat licht een ander karakter geeft. Dat altijd vloeiende
Claude Monet: ‘Blauweregen’, 1917-1920, Gemeentemuseum Den Haag.
oktober 2019
51
✽ cultuur Eric Corsius en veranderende licht wil Monet als het ware betrappen – in het besef dat dat niet kan. Rusteloos volgt hij dat beweeglijke licht, in plaats van het te vangen. Zijn variatiereeksen zijn daarvan als het ware een getuigenis. De schilder kan de tijd niet stil doen staan of zijn waarneming voor de eeuwigheid vastleggen, zo lijkt Monet te zeggen – een diep inzicht en een wijze les van de kunstenaar, ook voor theologen en andere denkers. De werkelijkheid is ieder ogenblik anders.
Rationele werkwijze Dat laatste moet echter goed worden begrepen. Rond Monet en andere impressionisten is namelijk het beeld ontstaan, alsof ze volledig in het moment leefden en alsof hun werken het resultaat waren van een spontane, onmiddellijke indruk (impressie), die ze zonder lang na te denken op het doek overbrachten. Inmiddels is wel duidelijk dat dit een mythe is. Niet alleen werkten de ‘impressionisten’ met veel geduld en toewijding aan hun werken, met als uiterste consequentie het zogeheten pointillisme dat een schilderij opbouwde vanuit ontelbare, zorgvuldig neergezette puntjes – een stroming waarvan Monet zich overigens distantieerde. Bovendien ging het Monet en de zijnen niet om de
❞
Voor Monet is de werkelijkheid een eeuwig stromende rivier indruk van het moment doch, zoals gezegd, om het volgen van de tijd. De exemplaren uit een reeks, zoals de serie van de kathedraal van Rouen, zijn geen snapshots, maar met uiterste precisie gemaakte afleveringen uit een overkoepelend verhaal, het verhaal over de stroom van de tijd en het ononderbroken vervloeiende licht. Dat Monet daarbij ook experimenteerde en dat zijn werken daaraan ook soms een schetsmatige indruk maken en de sporen dragen van het uitproberen, is een ander hoofdstuk. Maar juist dat experimenteren duidt op een doordachte en zelfs rationele werkwijze. Zijn atelier was ook een laboratorium, waarin hij gedurende lange tijd aan meerdere doeken tegelijk werkte in een streven naar perfectie. Monets inspiratie lag niet in zijn buikgevoel. Hij vergat in zijn fascinatie voor het licht soms zelfs zijn gevoelens. Daarvan getuige het merkwaardige feit, dat hij aan het sterfbed van zijn
echtgenote Camille eerder geobsedeerd was door de lichtval op haar bleke gezicht en de witte lakens, dan in beslag genomen door zijn verdriet.
Blijvend actueel Het beeld van Monet als een kunstenaar die zich liet leiden door impulsen en reflexen is mede te danken aan de eigenaardigheden van zijn late werk, waartoe de Blauweregen in Den Haag hoort. Zijn penseelstreek werd in Giverny steeds ruwer en vluchtiger, de kleuren steeds gedurfder en de ruimtewerking steeds onduidelijker. De zogenaamde textuur van de verf – zeg maar: de tastbare eigenschappen van het geschilderde oppervlak – kreeg een toenemende betekenis. Criticasters weten dit alles aan zijn oogkwalen of aan de verstandsverbijstering van een oude man, terwijl latere fans hem een vooruitziende blik toedichtten. Waarschijnlijker is dat Monet consequent voortging op de ooit ingeslagen weg en binnen dat kader bleef experimenteren, zonder dat kader ooit echt te verlaten. Hij zou zich hebben verbaasd, als hij zou hebben geweten dat men hem ooit een abstract expressionist zou noemen. Hij bleef een negentiende-eeuwse schilder en moest niets van het modernisme hebben. Dat blijkt wel uit het feit, dat hij zich steeds meer zag als een ornamenteel kunstenaar. Zijn monumentale reeksen met waterlelies waren bedoeld als wanddecoraties voor representatieve ruimtes. Dat getuigde van een zeer traditionele opvatting van de rol van de kunstenaar. Maar zoals elke geniale kunstenaar die zichzelf blijft en zich niet identificeert met een stroming, was Monet groter dan zijn tijd – hetgeen hem een blijvende actualiteit opleverde. De werkelijkheid is een eeuwig stromende rivier en een goede kunstenaar weet dat. Hij of zij zal dan ook nooit blijven staan op één moment maar zichzelf blijven ontwikkelen. Nooit zal hij of zij met Faust tegen de werkelijkheid zeggen: ‘Blijf toch nog even hier, je bent zo mooi’. Gelaten en gedreven gaat hij of zij mee met de stroom. Monet was hiervan bij uitstek een voorbeeld.
.
Claude Monet (1840-1926): ‘Waterlelies’, 1916-1919, Musée Marmottan.
52
oktober 2019
De expositie Monet – Tuinen van verbeelding is te zien van 12 oktober 2019 tot en met 2 februari 2020 in het Gemeentemuseum in Den Haag (www.gemeentemuseum.nl).
✽ grensverleggers Franciscus van Assisi
Tekst: Willem van der Meiden
De ziel van een dichter, het lichaam van een bedelaar tigmatiseren is tegenwoordig een negatieve aanduiding voor iemand een stempel opdrukken en al bij voorbaat monddood maken. Letterlijk, zoals ooit de gele ster voor joodse mensen, figuurlijk in de variant die vandaag de dag framing heet. Stigmatisering was in de latere middeleeuwen een religieuze mode. Van enkele honderden mensen is gedocumenteerd dat hun diepe verering voor het lijden en sterven van Jezus bij hen een opvallend fysiek fenomeen had veroorzaakt: ze ontvingen in hun handen, voeten en zijde ‘replica’s’ van de wonden die Jezus zelf tijdens zijn kruisdood waren toegebracht. Onder hen waren charlatans en aandachtszoekers, maar er waren er ook die er in het geheel niet om gevraagd hadden en toch gestigmatiseerd werden. Enkelen van hen werden mede daarom zalig of heilig verklaard. In 1224 ontving Franciscus vanuit de hemel de eerste erkende stigmatisatie. Het droeg veel bij aan de geur van heiligheid die hij al bij zijn leven bij zich droeg en aan zijn heiligverklaring kort na zijn dood in 1226. Na hem waren beroemde stigmatici Catharina van Siena, Lidwina van Schiedam, Teresa van Avila en een halve eeuw geleden nog Padre Pio in Zuid-Italië. Het ontvangen van de stigmata was altijd wel het voorrecht van gelovige en liefst behoorlijk vrome mensen. Kreeg je de stigmata als ongelovige, dan moest er bedrog in het spel zijn of iets anders aan de hand zijn, zoals in de horrorfilm Stigmata uit 1999.
die naar hem is genoemd en die domicilie koos in het dal van Assisi. Franciscus deed mee aan een van de kruistochten, maar niet uit veroveringszin, maar om contacten te leggen met moslims en op te roepen tot godsdienstvrede.
S
Franciscus van Assisi (1181/82-1226) had deze wondertekenen helemaal niet nodig om diepe indruk te maken op zijn gelovige tijdgenoten. Zonder stigmata was hij ook wel heilig verklaard. De ommezwaai die hij in zijn tijd voltrok en die leidde tot een wijdvertakte beweging van christelijke soberheid, armoede en maatschappelijk dienstbetoon was misschien niet uniek, maar vanwege de massaliteit en het elan
❞
Franciscus’ enige geliefde was Vrouwe Armoede dat zij teweegbracht wel ongekend en invloedrijk tot op de dag van vandaag. Tijdens Franciscus’ leven werden drie kruistochten gehouden en onder leiding van paus Innocentius III waren het de hoogtijden van het streven van de rooms-katholieke kerk naar wereldlijke macht. Te midden van die gebeurtenissen keert een onopvallend mannetje uit Umbrië zich af van zijn bestaan als niets-nut, ontmoet zijn enige geliefde, Vrouwe Armoede, en staat zo aan de wieg van een wereldwijde golf van toewijding die als de franciscaanse beweging te boek zal komen te staan. Zijn bekering had Franciscus naar verluidt te danken aan een ontmoeting met een groep melaatsen, in de middeleeuwse samenleving de minsten van de minsten, onaanraakbaar. Daardoor geïnspireerd besloot Franciscus dat hij de allerarmste wilde zijn. Mensen sloten zich bij hem aan en rond 1208 ontstond de beweging der franciscanen,
Niet alleen voor gelovige katholieken en later voor gelovige protestanten is Franciscus een baanbrekend en grensverleggend figuur geworden – de huidige paus draagt zijn naam – maar zijn uitstraling gaat ook over de kerkgrenzen. Henk van Os, ouddirecteur van het Rijksmuseum, hield een lezing en schreef in 2017 een brochure, Franciscus voor vrijzinnigen. Daarin laat hij zien hoe (kunst)historici, schrijvers en vrijzinnige theologen niet de historische maar de symbolische Franciscus nodig hebben, om hem “te verheffen hoog boven de kerkelijke grenzen”. De vrijzinnige radiopredikant J.C.A. Fetter voegde daaraan toe: “De symbolische Christus- en Franciscusgestalten zijn geen mensen, die wij hebben na te volgen, [...] doch beginselen, die in ons moeten leven, zoveel als mogelijk is, en waaruit wij moeten leven, zoveel wij kunnen.” Oscar Wilde schreef in de gevangenis in De Profundis over Franciscus: “Met de ziel van een dichter en het lichaam van een bedelaar vond hij de weg naar volmaaktheid niet moeilijk. Hij begreep Christus, dus hij werd als hij.” Zo stoort de populariteit van de kleine Umbriër zich niet aan grenzen tussen kerken en mensen. Die universele populariteit is niet het minst te danken aan Franciscus’ Zonnelied dat hij schreef in 1225: het loflied op de schepping, op broeder zon en zuster water, dat de mens tekent als onlosmakelijk verbonden met de natuur. Het lied is een actueel appel. Werelddierendag wordt gehouden op de feestdag van Franciscus, 4 oktober.
.
In de rubriek Grensverleggers portretteert Willem van der Meiden mensen die grenzen verlegden, overschreden of ophieven en zo de samenleving betekenisvol vernieuwden.
oktober 2019
53
✽ boeken
Een kleurrijk religieus palet Het nieuwe boek van Kick Bras is gewijd aan spiritualiteit in de schilderkunst. De auteur is geestdriftig, de beschreven schilders zijn dat niet minder. Tekst: Daniël Zevenhuizen
unst en religie gaan van oudsher hand in hand. Kick Bras, theoloog en onderzoeker aan het Titus Brandsma Instituut te Nijmegen, laat in zijn nieuwste werk beeldend zien hoe dat door de eeuwen heen het geval is. Het bezielde landschap, met de passende ondertitel Spiritualiteit in de schilderkunst, is een overzichtelijk en rijk geïllustreerd werk, waarin Bras een sprekende inleiding in de kunstgeschiedenis geeft, van middeleeuwse miniaturen tot twintigste-eeuwse expressionisten. Daarnaast bespreekt hij losstaande werken uit die periode aan de hand van thema’s als ‘Aarde, lieve Aarde’, ‘Wildernis’ en ‘Kosmisch besef’. Bras maakt dankbaar gebruik van een groot scala werken als hij zijn licht op de ontwikkeling van de schilderkunst laat schijnen. En steeds weer met de intentie om God op het doek te treffen, of op z’n minst de krachten die de verscheidene kunstenaars in hun werk hebben willen aanroepen. Zo schrijft hij over de Sterrennacht dat Van Gogh weliswaar geen religieuze opvattingen wilde verwoorden met de waarden van ‘zuiverheid, sereniteit en troost’, maar dat deze “toch wel altijd nauw verweven (zijn) geweest met religieuze ervaring; datgene waar Van Gogh soms zo hartstochtelijk naar verlangde”. Ziet de auteur van Het bezielde landschap daarmee niet wat hij wíl zien? Ja en nee. Het is waar dat Bras de schilderijen zó thematiseert, dat zij
K
54
oktober 2019
Vincent van Gogh: ‘Sterrennacht’.
Kick Bras Het bezielde landschap Skandalon, 271 blz., € 32,50
precies onder de lens van de bijbehorende kopjes te lezen zullen zijn. Plots wordt Anselm Kiefers Winterlandschap uit 1970 een teken van ‘Vitaliteit en afbraak’. Daar staat het samen met Emil Noldes De Hülltoft boerderij uit 1932 geëtaleerd. Het eerste doek geeft inderdaad een winterlandschap weer, besmeurd met het bloed van een dramatisch op de achtergrond afgebeeld oorlogsslachtoffer; het tweede toont echter een majestueuze, oranje-paarse hemel. Dit bij elkaar nemen roept vragen op over de reikwijdte van de thema’s: zijn deze niet te breed genomen? Zeggen ze op deze manier nog wat? Desalniettemin verantwoordt de schrijver zijn indeling. Waar een breuk dreigt op te treden tussen themadelen die desondanks bij elkaar horen, maakt hij gebruik van verbindende tussenkoppen. Het is aan de lezer zelf om na te gaan of deze in de schilderwerken terugvindt wat Bras daarover te melden heeft, of om deze desnoods met nog weer andere thema’s te verbinden.
In zijn zoektocht naar schilderspiritualiteit schakelt Bras gemakkelijk tussen verhelderende segmenten uit het nalatenschap van de kunstenaars zelf en anderen die over hun werk geschreven hebben. Zo haalt hij Carus aan, vriend van de beroemde Duitse kunstschilder Caspar David Friedrich, wanneer deze over hét doek van de Romantiek, Der Wanderer über dem Nebelmeer, zegt: “Ga staan op de top van het gebergte, kijk uit over de lange heuvelruggen ... en welk gevoel bekruipt je dan? Er is een stil besef in je; je verliest jezelf in de onbegrensde ruimte, je hele wezen ondergaat een stille loutering en reiniging. Je Ik verdwijnt. Jij bent niets, God is alles.” Zodoende passeren in deze kleurrijke uitgave de belangrijkste figuren in de schildergeschiedenis alsook hun naasten. En in die veelstemmigheid klinkt zowel Bras’ eigen geestdrift door, als die van de steeds op zijn of haar eigen manier geïnspireerde kunstschilder.
.
Kort Recensies Hein Vrijdag Zingen van binnenuit Koordirigent en liturgist Hein Vrijdag reikt in deze ‘wegwijzer voor dirigenten, voorzangers en koren’ een methode aan om uit liturgische gezangen te halen wat erin zit en dat tot bloei te brengen. Berne Media, 319 blz., € 24,95 Hannah Arendt De vrijheid om vrij te zijn In dit pas recentelijk in het Nederlands vertaalde essay gaat filosofe Hannah Arendt (1906-1975) nader in op het begrip dat onze cultuur al meer dan tweehonderd jaar hoog in het vaandel draagt: vrijheid. Atlas Contact, 54 blz., € 10,00 Pieter Beullens De sleutel tot Aristoteles Dit boek schetst de overlevering van wetenschap en filosofie sinds de oudheid tot het verschijnen van gedrukte boeken. De dertiende-eeuwse geestelijke Willem van Moerbeke, speelde daarin als universeel intellectueel en vertaler, samen met de werken van Aristoteles, een centrale rol. Damon, 229 blz., € 24,90 Thomas Quartier Liefdesgeboden Veel mensen denken bij liefde en religie vooral aan strenge regels, maar de ervaring spreekt volgens monnik Thomas Quartier een andere taal: liefde is in het ‘klooster van je leven’ geen verbod maar een gebod. Adveniat, 158 blz., € 17,90 Dietrich Grönemeyer Geneeskunst van de wereld Arts en hoogleraar Dietrich Grönemeyer vindt dat de westerse geneeskunde open moet staan voor de wijsheid van andere samenlevingen. Er is namelijk een verschil tussen kwakzalverij en serieuze traditionele geneeskunst. Grönemeyer brengt de wereld van alternatieve geneeswijzen in kaart. Atlas Contact, 295 blz., € 22,99
boeken ✽
Tekst: Daniël Zevenhuizen
Rusten in het Ene Mysticus Meister Eckhart en zenmeester Dōgen leefden beiden in de dertiende eeuw, maar wel op 9.000 kilometer afstand van elkaar. Niettemin vertoont hun denken grote overeenkomsten, zo laat filosoof Michel Dijkstra zien. Filosoof Michel Dijkstra promoveerde afgelopen maand aan de Radboud Universiteit Nijmegen op een onderzoek naar de verhouding tussen het denken van westerling Meister Eckhart en oosterling D gen. De Duitse mysticus en de Japanse zenmeester leefden beiden in de dertiende eeuw, maar wel zo’n 9.000 kilometer van elkaar verwijderd. Opvallend dus dat er veel gelijkenissen in hun respectievelijke werk aan te treffen zijn. Dijkstra legt deze gelijkenissen bloot in de publieksversie van zijn proefschrift, vernoemd naar een preek van Eckhart, In alle dingen heb ik rust gezocht. In die titel komt wat Eckhart en D gen gemeenschappelijk hebben, al direct naar voren. We weten dat spirituele denkers vaker ‘rust’ nastreven, in de zin van individuele verlossing. De twee besproken meesters bereiken ‘rust’ door een bijzondere variant van meditatie. Die is volgens Dijkstra namelijk geënt op de ‘non-dualiteit’ van de dingen; hun ‘niettwee’-zijn. Wie weet dat alle dingen, in hun mooie en minder mooie verschijningen, in hun soms vereenzamende en vervreemdende onderscheidingen, allemaal terugvallen op één werkelijkheid, kan in die gedachte troost vinden. Nadenken over deze werkelijkheid is niet gemakkelijk. De taal suggereert constant diversiteit. We hebben het over ‘de rivier’, over ‘schepsels’ over ‘jij’ en over ‘ik’. Als we spreken over een ding, lijkt het alsof het op zichzelf staat. Michel Dijkstra Maar vanuit non-dualiteit In alle dingen gedacht kunnen dingen heb ik rust niet werkelijk los van gezocht elkaar bestaan. De taoïstiVantilt, sche filosoof Zhuang Zhi 152 blz., € 15,00
Meister Eckhart (ca. 1260-1328).
licht toe: “De tienduizend dingen zijn één met mij. Als ze dus reeds één zijn, is het dan nog mogelijk daarover een uitspraak te doen?” Wie zegt dat ‘alles één is’, schept al een tweeheid, namelijk tussen ‘Alles’ en ‘het Ene’. Taal leidt ons dus op allerlei dwaalwegen. Om die reden bewandelen de zenmeester en de mysticus vaak de ‘negatieve weg’: iets benaderen door te zeggen wat het níét is. God is “voor ons onbenoembaar”, zegt Eckhart, “vanwege de onbegrensheid van alle zijn in Hem. Al onze namen en begrippen drukken echter iets begrensds uit.” D gen spreekt niet over God maar over ‘boeddhanatuur’. Toch zien we ook hier toenadering; de taal kan de overkoepelende eenheid van de werkelijkheid niet direct vatten. Dat ligt voor de boeddhist overigens niet zozeer aan de begrensdheid van de taal. Die kan immers via paradoxen wel iets tonen van ‘het alomspannend net’. Een opvallend voorbeeld daarvan vinden we in een verhaal over twee zenmeesters. Een van hen, toen pas zeven jaar, beweerde dat zijn naam ‘boeddhanatuur’ was. Schertsend zei de oudere meester: “Je hebt geen boeddhanatuur.” Waarop de eerste antwoordde: “U zegt ‘geen boeddhanatuur’ omdat de boeddhanatuur leegte is.” Het aantal mensen dat zich in Meister Eckhart verdiept, groeit nog altijd. Het boek van Michel Dijkstra zal hen zeker kunnen boeien. Ook oosterse denk- en levenswijzen mogen zich in Nederland in veel belangstelling verheugen. De vergelijking van Meister Eckhart en D gen is daarmee zeer op zijn plaats.
.
oktober 2019
55
boeken ✽
Kort Recensies Jos de Heer De ladder van de kloosterlingen Theoloog Jos de Heer vertaalt en belicht het werk van de twaalfde-eeuwse kartuizer monnik Guigo II. Hij geeft ook praktische aanwijzingen voor de ‘lectio divina’, de meditatieve omgang met de Bijbel. Skandalon, 240 blz., € 22,95 Angela Saini Superieur De rassentheorie beleeft een zorgwekkende comeback, in wetenschap en in politiek. Angela Saini onderzoekt pseudowetenschappelijke beweringen en theorieën over ras en toont aan waarom ze onhoudbaar zijn. Ten Have, 336 blz., € 22,99 Marja Vuijsje De kleine De Beauvoir Marja Vuijsje, zelf onderdeel van ‘de tweede feministische golf’, biedt een kernachtige samenvatting van hét boek van die stroming: De tweede sekse van Simone de Beauvoir, geschreven in 1949. Vuijsje laat zien welke invloed het boek had en nog steeds heeft. Atlas Contact, 79 blz., € 11,99 Paul Moyaert Hoe schizofrenie zich redt Waanzin komt vaak negatief in beeld; hij wordt dan tot een defect gereduceerd. In het voetspoor van Franse filosofen Gilles Deleuze en Félix Guattari verwerpt filosoof Paul Moyaert deze eenzijdigheid. Vantilt, 119 blz., € 19,95 Corine Beeuwkes-van Ede Ik ben niks Geloof van vandaag heeft veel weg van een tapasbar: je haalt overal ingrediënten vandaan om daarvan een smakelijk geheel te maken dat bij je past. Daaraan voegt predikant Corine Beeuwkesvan Ede wat bijbelse ingrediënten toe, voor iedereen die zich niet direct tot één geloof wil bekennen. Hof van Ede, 216 blz., € 19,90
56
oktober 2019
Het vertrouwen van de internetpastor e kloosterordes gaan met de tijd mee. De Vlaming Nikolaas Sintobin is tegelijk jezuïet en ‘internetpastor’. Zo houdt hij zich bezig met zijn podcast ‘Bidden onderweg’ en weblog ‘In alle dingen’. Daarnaast schrijft hij ook nog ouderwets boeken. Maar wel in telegramstijl: in Wat deed God voor Hij de wereld schiep? geeft hij een bloemlezing van thema’s binnen het christelijk geloof aan de hand van 52 innemende vragen. Die vragen zijn interessant voor alle lezers – christen of niet. Zo luidt de eerste vraag of geloven iets uitzonderlijks is. Nee, zegt Sintobin. Geloven hangt nauw samen met vertrouwen hebben. Ieder mens leert, van kinds af aan, de mensen in zijn omgeving te vertrouwen. Ze kunnen ook niet anders, want mensen zijn van samenwerking afhankelijk. Veel mensen zouden ook willen vertrouwen op God. Maar de sprong is dan vaak te groot, aldus Sintobin. We kunnen als kind wel onze ouders zien, maar God zien we niet. Het geloof, of het vertrouwen, is iets wat je moet ontvangen. Je
D
kunt niet zomaar beslissen het te hebben. Onder elke inleidende vraag en Sintobins begeleidende antwoord staat een aantal gerelateerde vragen om alleen of met anderen op door te gaan. Doordat elke vraag in het boek gekoppeld is aan andere vragen, hoeft het boek niet van kaft tot kaft gelezen te worden. Zo kun je juist een spoor volgen dat je specifiek bezighoudt. Zo kun je dwalen langs de vraag of wetenschap en geloof wel samengaan, of Jezus écht uit de dood is opgestaan en wat mensen zoal doen in de hemel. ‘Het’ christelijk geloof overzichtelijk weergeven is een onmogelijke taak. Toch is Sintobin erin geslaagd om een boek samen te stellen waar (bijna) iedereen iets mee kan. (Daniël Zevenhuizen)
Nikolaas Sintobin Wat deed God voor Hij de wereld schiep? KokBoekencentrum, 128 blz., € 13,99
‘Een vurigen missieijver’ ‘Een familiegeschiedenis van katholieke wereldverbeteraars’: zo luidt de ondertitel die journalist en antropoloog Mar Oomen (1961) meegeeft aan haar boek ‘Missievaders’. Met die missievaders zijn dan bedoeld haar grootvader Janus en haar vader Dries Oomen. Zowel Janus als Dries stelde zich als arts in dienst van het rooms-katholieke missie-ideaal. Hun vrouwen deelden in dat ideaal. “Bezield door een vurigen missieijver” ging Janus in 1933 aan de slag als arts in Nederlands-Indië. Echtgenote Stans liet zich ook niet onbetuigd. Met succes leerde zij vrouwen op Celebes de reidans zoals die voor de oorlog onder Nederlandse katholieken opgang maakte. Het gezin Oomen raakte tijdens de Japanse bezetting verspreid over verschillende ‘Jappenkampen’. Na de oorlog besloten Janus en Stans nog een tijd in Indonesië te blijven om bij te dragen aan een sterke r.-k. aanwezigheid in het inmiddels onafhankelijk geworden land. In 1951 kwam het gezin voorgoed terug naar Nederland. Dries Oomen en zijn vrouw Pauke vestigden
zich in 1958 in Tanganyika. Hij wilde ‘neger zijn met de negers, voorzover mogelijk’. Was dat wel mogelijk? Aan goede bedoelingen en inzet ontbrak het haar vader en grootvader niet, zo maakt Mar Oomen duidelijk, maar in feite waren zij onderdeel van het koloniale systeem. Familiegeschiedenissen zijn onder auteurs en lezers populair. Mar Oomen blijkt een uitmuntend beoefenaar van dit genre. Zij geeft evenwichtig een betrokken gezicht aan een belangrijk stuk Nederlandse en katholieke historie. Pijnlijke confrontaties schuwt ze daarbij niet. Het boek eindigt met de aangrijpende geschiedenis van de teloorgang van haar vader. (Jan van Hooydonk) Mar Oomen Missievaders Atlas Contact, 302 blz., € 22,99
✽ dichterbij Thomas Quartier
Tekst: Bert van der Kruk Beeld: Stijn Krooshof
Graven naar een hart van goud Thomas Quartier (Kranenburg, Duitsland, 1972) is benedictijner monnik van de St. Willibrordsabdij bij Doetinchem en doceert theologie aan de universiteiten van Nijmegen en Leuven. Onlangs verscheen van hem Liefdesgeboden. Gevoel in het klooster van je leven (uitgeverij Adveniat).
Heart of Gold I want to live, I want to give I’ve been a miner for a heart of gold It’s these expressions I never give That keep me searching for a heart of gold And I’m getting old. I’ve been to Hollywood, I’ve been to Redwood I crossed the ocean for a heart of gold I’ve been in my mind, it’s such a fine line That keeps me searching for a heart of gold And I’m getting old.
Hart van goud Ik wil leven, ik wil geven Ik heb gegraven naar een hart van goud Door me niet te uiten en niet te geven Blijf ik zoeken naar een hart van goud En ik word al oud. Hollywood, Redwood, ik ben er geweest Ik heb de oceanen bezeild voor een hart van goud Ik heb mijn geest onderzocht, het is een dun lijntje Waardoor ik blijf zoeken naar een hart van goud En ik word al oud. Neil Young, Nederlandse vertaling door Thomas Quartier.
et is opvallend en misschien geen toeval dat dit lied verscheen in mijn geboortejaar, 1972. Ik ontdekte het medio jaren ’80, toen ik singer-songwriters als Neil Young, Bob Dylan en John Lennon leerde kennen – voor mij de grote drie. Zij staan voor een generatie in beweging, de beweging die ik in mijn eigen omgeving miste. In Duitsland, waar ik opgroeide, was de popcultuur nogal vlak. Ik miste er een soort revolutionaire geest in, een radicale andersheid. Mijn vermoeden was dat ik die elders moest zoeken, bij zangers van de jaren zestig en zeventig. Ik dacht aanvankelijk dat hun liederen vooral een politiek protest inhielden, maar ontdekte al snel dat ze ook diepere lagen aanboorden: het zoeken naar de kern van je leven, je diepste bezieling. De echte beweging gaat naar binnen.
‘H
Dit nummer werd een van mijn favourites. In de tekst presenteert Young zich in alle opzichten als diepgraver, een mijnwerker die steeds verder de diepte ingaat. Niet om daar iets praktisch te vinden, maar een hart van goud. Het is niet duidelijk of dat zijn eigen hart is of dat van een ander. In ieder geval zoekt hij emotionele diepgang. In wezen is het een liefdeslied, waarin de kern van alle liefdesliederen subliem wordt verwoord: om de liefde te vinden, moet je diep graven in je innerlijke zelf. Pas dan zul je de ander vinden, of dat nou vrienden zijn, je ouders of je partner. Hij ging er de oceaan voor over, maar vond het niet. Het is een kwestie van steeds de zee op durven varen, wetende dat je het nooit vindt. En dat je ondertussen alleen maar ouder wordt. Het lied begeleidt me nu ook in het klooster. De vraag die mij inte-
resseert, is: bij welke bronnen van liefde kom je uit als je echt een mijnwerker bent? Voor dat boren heb ik het klooster nodig; dat is voor mij de goudmijn. Zonder het klooster zou ik bang zijn dat ik vluchtig word, ook in mijn eigen omgaan met gevoel. Ik weet dat bij alle mislukkingen die je in het klooster meemaakt – in de communiteit en bijvoorbeeld in de omgang met familieleden – het zoeken als zodanig altijd zinvol is en dat liefde er niet in bestaat dat je denkt iemand of iets gevonden te hebben. Je moet de diepte in om bij de kern van je gevoel te komen. Voor mij als monnik is die kern goddelijk. De goddelijke inspiratie zit dus niet boven je gevoel, maar erin. Het klooster is voor mij de plek om daarnaar te zoeken, zonder dat ik zeg dat iedereen nu moet intreden. Je kunt het ook zoeken in een huwelijk, in vriendschap of andere relaties. In mijn nieuwe boek beschrijf ik een aantal van die zoektochten, in de hoop dat mensen er hun eigen liefdesexperimenten in herkennen. Voordat ik op mijn veertigste intrad, was ik veelal een kind van mijn tijd. Het zou naïef zijn om te denken dat ik helemaal geen ervaring met de liefde opdeed. Maar die heeft geen vorm gekregen die voor mij tot een goudmijn kon worden. Het was geen principiële keuze, het heeft zich gewoon niet voorgedaan, ook omdat ik helemaal opging in mijn universitaire werk. Dat leek mijn allergrootste liefde. Tot ik merkte dat ook dat de goudmijn niet was en mijn verlangen steeds verder in slaap viel. Zo raakte ik vanaf mijn 35ste verliefd op het klooster. Zoals elke verliefdheid ging ook die voorbij. Vervolgens moest ik diep boren om te kijken wat daaronder ligt. Daar ben ik hopelijk de rest van mijn leven mee bezig. Tot ik echt oud ben.”
.
oktober 2019
57
11
Weltschmerz
VOLGENDE VOLZIN VERSCHIJNT 1 NOVEMBER 2019
✽
Spe ‘Ziek cial
& Zi n’
‘Geluk drijft niet op gezondheid maar op het vermogen om verbindingen aan te gaan’ Jacqueline Kool, publicist over ziekte en zingeving, ervaringsdeskundige
Vooruitblik Hoe word je een GOEDE PATIËNT? Hoe werkt een HERSTELCIRKEL? Hoe geef je als zieke ZIN aan je leven? Waarom is GEESTELIJKE VERZORGING belangrijk? Lees volgende maand het antwoord in de special ‘ZIEK & ZIN’. 58
oktober 2019
Jeroen Fierens
Plotseling waren ze overal: de tekenen van het einde der tijden; de vier ruiters van de Apocalyps. Overal in de binnenstad moesten sociale en culturele initiatieven wijken voor grote winkelketens. Caissières werden vervangen door zelfscankassa’s. Bezorgstudenten en restaurants moesten op een houtje bijten, terwijl een handjevol Thuisbezorgdbazen slapend rijk werd. Nog even en we waren weer terug in de tijd van slavernij, maar dan verborgen achter het onschuldige masker van het consumptiekapitalisme. Google scande onze gezichten, Facebook bracht een eigen munteenheid uit en nam de wereldeconomie over. En van ons laatste geld vlogen we voor spotprijzen naar exotische locaties die geen bal meer aan ons toerisme verdienden, omdat alles via belastingparadijzen rechtstreeks werd doorgesluisd naar het hoofdkantoor van Airbnb in Californië. De broeikasgassen van al dat gereis brachten de opwarming van de aarde, die inmiddels toch al niet meer te stoppen was, naar nieuwe hoogtepunten. Enge mannen die schreeuwden dat het ‘hun’ schuld was, kwamen aan de macht en het volk juichte: de verlosser is hier! Een holocaustoverlevende waarschuwde in de krant de mensheid: denk niet dat jullie wereld niet kan instorten zoals de onze deed; ook wij waanden ons veilig. De wereld is oud aan het worden, denk ik terwijl ik hoofdschuddend door de straten van Utrecht slenter. En ineens komt er een liedje op in mijn hoofd dat ik al zeker tien jaar niet gehoord heb (het was dan ook geen bijzonder goed liedje): “Volgens papa gaat de wereld naar de klote / volgens papa is er geen redden aan / maar papa ik wil u niet graag geloven / want papa ik heb nog 60 jaar te gaan.” Als ik besluit het nummer verder te luisteren, blijken de gelijkenissen tussen mij en ‘papa’ confronterend groot: “Volgens papa verdubbelt de bevolking / en is over 50 jaar de aarde vol / onder een dikke laag van CO2-bewolking / verstikt de aarde – en ontploft de wereldbol.” Over een paar maanden word ik dertig. Ik zou niet de eerste zijn die op zijn dertigste plots begint te preken dat het einde de tijden nabij is. “Ik verzeker jullie: deze generatie zal zeker nog niet verdwenen zijn wanneer al die dingen gebeuren”, riep iemand 2.000 jaar geleden al. Misschien is de wereld wel helemaal niet oud aan het worden, misschien ben ik het zelf.
Jeroen Fierens is programmeur, een beetje schrijver en levensbeschouwer.
“Als je graag in het klooster te gast bent en iQ dat ritme wilt leven, werken en bidden, is er nu de Kloosterbijbel. Voor iedereen die anders wil leven.” - LEO FIJEN
De Kloosterbijbel is een complete huisbijbel in de Willibrordvertaling, aangevuld met elf kleurenkaternen (van elk zestien pagina’s) met interessante informatie over het kloosterleven in de breedste zin van het woord.
MET HTIGE PRAC ) STER O O L (K RAFIE G O T FO
Deskundigen schrijven onder meer over Augustinus, Benedictus, Franciscus en Clara, Vincentius en de daarbij behorende vrouwelijke orde en de Jezuïeten. Daarnaast is er aandacht voor de Psalmen, lectio divina, ora et labora en de rol van leken, jongeren en gasten in kloosters.
€ 49,00
Feestelijke presentatie vindt plaats op 6 november, van 14.00 – 16.00 uur in de Abdij van Egmond.
www.royaljongbloed.nl