Vakantiegasten, voorbijgangers en groepen ontmoeten elkaar op Buitengoed Fredeshiem
Nr 11 · november 2019 · jaargang 18 · volzin.nu
Tom Mikkers ‘Onrust drijft mij voort’ Oswald Spengler Onbegrepen denker achter Baudet Pauluskerk geeft stem aan stemlozen
Buitengoed Fredeshiem een plek waar je tot rust komt. Waar je vakantie viert, mooie dingen beleeft. Mensen
Klimaatcrisis Groene Patriarch wijst de weg
ontmoet. Herinneringen maakt. Fredeshiem is een plek waar je je welkom voelt. Gewoon omdat je bent wie je bent, ongeacht afkomst, religie, levensbeschouwing, leeftijd
✽
of geslacht. Je voelt de gastvrijheid
ethe o G s Wa ? moslim p.44
zodra je binnenkomt. Je hoort het in de woorden die er klinken, je proeft het ĜĹ Úå ĩŅþåţ kŞ ĘåƋ ÆƚĜƋåĹčŅåÚ ƴŅåĬ ģå de vrijheid als je door de bossen loopt. Je gedachten de vrije loop laat. Niets
Special: Ziek & zin
moet, alles mag. Tijd voor bezinning.
IN DE ZIEL GERAAKT
Tijd voor jezelf en voor elkaar.
BUITENGOED FREDESHIEM Eiderberg 2 8346 KJ De Bult (bij Steenwijk) Tel. 0521 - 53 51 00 info@fredeshiem.nl www.fredeshiem.nl
22_Cover_01R.indd 2
pagina 23
Columnisten Roel Abraham ✽ Wilma Hartogsveld ✽ Jeroen Fierens
17-10-19 16:57
Doorbreek het taboe op schulden!
Doee! me Doe de
RS JH]LQQHQ KHHIW ÀQDQFLsOH SUREOHPHQ Uit schaamte vragen mensen (te) laat om hulp. Het taboe moet doorbroken worden, zodat mensen hulp durven zoeken en we hen kunnen helpen. Doe mee aan de campagne met je netwerk, je kerk of vriendengroep!
-challenge!
Een ludieke challenge op social media om aandacht te vragen voor mensen PHW ÀQDQFLsOH SUREOHPHQ Lukt het jou? #samenhartvoormensen
Bid mee Steek een kaars aan en/of bid het gebed op de kaart voor mensen met schulden. Maak licht voor je naaste.
Speel Open Kaart Een taboedoorbrekend kaartspel. Ga met elkaar in gesprek over geld en schulden. Hoe open durf jij te zijn?
Zing het Groeilied Geef mensen met schulden nieuwe moed. Zing met je kerk, koor of band jullie eigen versie van het groeilied en GHHO KHW ÀOPSMH #samenhartvoormensen
www.samenhartvoormensen.nl/doen SchuldHulpMaatje en de kerken willen eerder en meer mensen met schulden bereiken en nog beter ondersteunen. Samen lukt ’t … om er voor elkaar te zijn om hart te hebben voor elkaar om naar je naaste om te zien.
22_Cover_01R.indd 3
17-10-19 16:58
✽
Beeld: Christiaan Krouwels
Redactioneel Jan van Hooydonk
De paus en het s-woord e Amazone: nieuwe wegen voor de kerk en integrale ecologie’ luidde het thema van de bijzondere bisschoppensynode die de afgelopen drie weken in het Vaticaan plaatsvond. Het wachten is nog op het slotdocument, maar duidelijk is nu al dat daarin de rechten van de inheemse bevolking een centrale plaats zullen innemen en eveneens dat de rooms-katholieke kerk zich met kracht zal keren tegen de aantasting van het regenwoud (‘de longen van de mensheid’). Dit alles geheel in lijn met paus Franciscus die van de zorg voor de armen en voor de schepping een van de topprioriteiten van zijn pontificaat heeft gemaakt.
‘D
So far, so good. De Amazonesynode sprak echter niet alleen over politieke en ecologische kwesties. De deelnemers bezonnen zich ook op de pastorale zorg in hun regio. De Amazone is een immens gebied, 180 maal Nederland. Het priestertekort is er zo groot dat veel inheemse gemeenschappen maar eens in de vijf jaar een priester zien en de sacramenten kunnen ontvangen. Het werkdocument voor de synode beveelt daarom aan dat de kerk in dit gebied gehuwde mannen tot priester wijdt. Keurt de paus in het slotdocument de wijding van viri probati (‘beproefde mannen’) goed, dan gebeurt precies wat tegenstanders van de Amazonesynode vooraf al vreesden. Met zijn streven om de kerk te decentraliseren vernietigt de paus volgens zijn critici de eenheid van de r.-k. kerk. De Australische kardinaal George Pell, recent tot zes jaar gevangenisstraf veroordeeld vanwege seksueel misbruik, schreef vanuit zijn cel aan de vooravond van de synode een barse brief aan de paus waarin hij de vloer aanveegde met termen als ‘integrale ecologie’, ‘synodale kerk’ en ‘kerk van de armen’.
Traditionalisten als Pell zien ook met schrik en beven naar de Duitse kerk, die in januari een ‘synodaal proces’ start waarin leken en bisschoppen zich gezamenlijk beraden over hete hangijzers als het celibaat, de rol van vrouwen en de seksuele moraal en daarover ‘bindende besluiten’ willen nemen. Die besluiten zullen goedgekeurd moeten worden door de paus, zo is de Duitsers intussen vanuit het Vaticaan al wel te verstaan gegeven. Maar is daarmee ook gezegd dat de paus deze besluiten straks ook in de prullenbak zal werpen ? Een krachtmeting tussen Franciscus en zijn critici betreft ook de hervorming van het Vaticaanse bestuursapparaat, de Curie. De paus heeft enkele maanden terug zijn voorstellen daaromtrent gestuurd aan de bisschoppenconferenties. In de ogen van de paus oefent de Curie niet langer het centrale gezag over de kerk uit, maar is zij er ten dienste van de plaatselijke kerken. Lokale bisschoppen en bisschoppenconferenties kunnen het beste oordelen over lokale zaken, vindt de paus. De Curie zal niet langer in hoofdzaak bevolkt worden door priesters, maar ook mannelijke leken en vrouwen krijgen daarin een taak.
enkele malen het ‘s-woord’ in de mond nam. “Ik bid dat er geen schisma komt, maar ik ben er niet bang voor”, aldus de kerkleider op de vraag van een journalist tijdens zijn laatste reis naar Afrika. “Wanneer je rigide gelovigen, priesters en bisschoppen ziet, liggen daar problemen achter die niet te maken hebben met de heiligheid waar het Evangelie het over heeft”, aldus de paus bij een andere gelegenheid. “We moeten dus zachtmoedig zijn tegenover hen die door dergelijke aandriften worden beproefd. Ze maken een moeilijke tijd door; we moeten ze daarbij met zachtmoedigheid vergezellen.” Paus Franciscus zachtmoedig? Zijn critici zien eerder een jezuïet die wilskrachtig en onverschrokken zijn weg gaat. Ik kan alleen maar hopen dat hun kritiek hout snijdt.
.
Reageer via: jan@volzin.nu
‘Ik bid dat er geen schisma komt, maar ik ben er niet bang voor’
Kardinalen en bisschoppen die openlijk of in het geheim oppositie voeren tegen Franciscus, staan in nauwe verbinding met kapitaalkrachtige groepen in de Verenigde Staten. Er lopen lijnen tussen deze groepen en mensen rond president Trump (Steve Bannon) en Matteo Salvini, leider van de Italiaanse antimigrantenpartij Lega. Ook de Utrechtse kardinaal Wim Eijk gaf al meerdere malen blijk van innerlijke reserves over de opvattingen van de bisschop van Rome. Dat paus Franciscus zich van de conservatieve kritiek bewust is, blijkt uit het feit dat hij sinds twee maanden
november 2019
11_Column_03R.indd 3
3
17-10-19 16:47
✽ inhoud volzin 11
november 2019 jaargang 18
06
10
44
06
17
44
Tom Mikkers
Jom Kipoer
Goethe moslim?
“Onrust is mijn drijfveer.” De man achter
Hoe vertel je je kinderen waarom hun
“Ik zou willen bidden als Mozes in de
‘Mijn God trouwt ook homo’s’, die verkas-
synagoge zwaar beveiligd is? Een
Koran”, zei Goethe. Het vermoeden dat
te naar de EO, bestijgt weer de kansel.
column op Grote Verzoendag.
hij moslim zou zijn, weersprak hij niet.
10
18
50
‘Iedereen is hier welkom’
Groene patriarch
Dodendans
Pauluskerk in Rotterdam vangt
Patriarch Bartholomeus op de bres voor
Het einde van de mens en van de wereld
slachtoffers van het neoliberalisme op.
schepping en milieu.
inspireert kunstenaars.
14
20
54
Verder dan het oog reikt
Oswald Spengler
Spiegelreis
Filosofie onderzoekt het wezenlijke
Jelle van Baardwijk over de denker achter
Volzin-serie van Odaci en Koetsveld nu
verschil tussen zijn en schijn.
‘De ondergang van het avondland’.
in boekvorm.
4
22_Inhoud_01L.indd 4
… en
verder 09 Wilma Hartogsveld 47 Grensverleggers 48 Filmrubriek 55 Boeken 57 Dichterbij Lotte Jensen 58 Jeroen Fierens
november 2019
17-10-19 15:04
Beeld omslag: Jedi Noordegraaf
Colofon
35
Uitgeefteam Corina Kuipers (uitgever) Ron van de Hoef (salesmanager) Peter Vorstenbosch (hoofd content) bduvakmedia.nl vakmedia
Redactie Jan van Hooydonk (redactie), Albert Schuurman (eindredactie), Daniël Zevenhuizen (stagiair). Redactieraad Elleke Bal, Elze Riemer, Frieda Pruim, Jan Offringa, Jurgen Tiekstra, Kees Posthumus, Victor Bulthuis, Willem van der Meiden.
32
41
Medewerkers aan dit nummer Bert van der Kruk, Bert Ummelen, Daniël Zevenhuizen, Dio van Maaren, Elze Riemer, Eric Corsius, Gerard Verschooten, Jacqueline Kool, Jan Jorrit Hasselaar, Janita Sassen, Jedi Noordegraaf, Jeroen Fierens, Jurgen Tiekstra, Lisette Thooft, Maarten Boersema, Myriam Keijzer, Piet Vermuë, Roel Abraham, Victor Bulthuis, Willem van der Meiden, Willem Pekelder, William Moore, Wilma Hartogsveld. Adres redactie Postbus 67, 3770 AB Barneveld Tel.: 0342-494292 E-mail: redactie@volzin.nu www.volzin.nu Facebook: Volzinmagazine Twitter: @Volzin Abonnementenadministratie BDUvakmedia Postbus 67, 3770 AB Barneveld Tel.: 0342-494882 E-mail: administratie@volzin.nu
special Ziek & zin
24
35
De zin van ziek-zijn
Zelfregie of kwetsbaarheid?
De ene ziekte is de andere niet.
Overwegingen van een patiënt die dat niet is.
28
38
Samen sterk tegen de spuit
Logotherapie
Herstelcirkels: een nieuw recept.
Viktor Frankl ontdekte zin in zijn lijden.
32
41
‘Het is zoals het is’
Zoeken naar geestkracht
Monica van der Perk is chronisch ziek.
Levensvragen zijn geen hulpvragen.
Tarieven 2019 Jaarabonnement: € 96,27; België: € 113,54; buitenland: € 126,09; Digitaal jaarabonnement: € 71,38 Voor alle tarieven: zie volzin.nu Bij betaling via automatische incasso wordt € 2,50 korting berekend. Prijzen zijn inclusief btw. Opzeggen abonnement Opzegtermijn voor het opzeggen van uw abonnement voor onbepaalde tijd: uiterlijk één maand voor de volgende abonnementsperiode. Advertentie-exploitatie BDUvakmedia Roel Abraham Tel.: 06-54274244 r.abraham@bdu.nl Vormgeving Giesbers Communicatie Groep, Duiven Technische realisatie Vellendrukkerij BDU, Barneveld Verschijnt ook op geluidsdrager en/of in grote letter. Informatie: Dedicon, tel. 0486-486486 © BDUvakmedia ISSN: 1571-4004
november 2019
22_Inhoud_01L.indd 5
5
17-10-19 15:05
❞
Tom Mikkers: ‘Vrijzinnig of orthodox, het doet er eigenlijk helemaal niet toe’
6
44_Interview_03L.indd 6
november 2019
17-10-19 15:06
interview ✽
Tom Mikkers, predikant
Tekst: Willem Pekelder Beeld: Maarten Boersema
Tom Mikkers heeft haast De remonstrant achter ‘Mijn God trouwt ook homo’s’ verkaste naar de Evangelische Omroep en keerde als vrijzinnig predikant terug naar de kansel. In Wassenaar nota bene. Tom Mikkers: “Onrust is mijn drijfveer.”
oor het kerkgebouw staat in plexiglas het gedicht Zondagmorgen van Ida Gerhardt gegraveerd:
V
Het licht begint te wandelen door het huis En raakt de dingen aan. Wij eten ons vroege brood gedoopt in de zon. Je hebt het witte kleed gespreid en grassen in een glas gezet. Dit is de dag waarop de arbeid rust. De handpalm is geopend naar het licht. “Ida Gerhardt heeft hiernaast gewoond”, legt ds. Tom Mikkers (50) uit. Hij is sinds augustus vrijzinnig predikant in Wassenaar, en in de kerktuin praten we wat door over hoezeer Gerhardts gedicht verbeeldt wat de voormalige Nederlandse Protestanten Bond (anno 1864) wil belichamen: geloof, kunst en filosofie als beste vrienden. Een drie-eenheid die ook tot uiting kwam in Mikkers’ intredepreek, waarin hij Jezus, de dichteres Vasalis en de Franse filosoof Ricoeur tot één geheel smeedde. Tegenwoordig noemt de kerk in het villadorp zich enigszins cryptisch Vrijzinnigen NPB Wassenaar. Ongetwijfeld een vondst van een marketingbureau, een sector waar Mikkers als man achter de remonstrantse
mediacampagne uit 2014 ‘Geloof begint bij jou’ enige ervaring mee heeft. In het kerkgebouw hangen, als onderdeel van een wisselexpositie, portretten van koning Willem-Alexander en koningin Máxima, tot voor kort de voornaamste inwoners van dit eldorado, dat zich zo lieflijk aanvlijt tegen Hollands bos en duin. Vrijzinnig in Wassenaar, deftiger kan bijna niet. Mikkers, keurig blauw pak, rode das: “Ik zou zeggen: men zoekt verdieping. De vrijzinnigen in Wassenaar tellen zo’n driehonderd leden, van wie velen met een expat-achtergrond. Het zijn mensen die de wereld kennen. En zo niet, dan hebben ze er een mening over. Men legt de lat hoog voor zichzelf. En daarmee ook voor de predikant.” Wat betekent dat voor u?
“Niet dat ik jongeren ga werven. Natuurlijk mooi als de kerk voller wordt, maar dan wel als gevolg van wat we doen. De eerste stap die ik wil zetten is: wat stellen we in de plaats van spirituele jeukwoorden als verbinding zoeken en bruggen bouwen? Met dat soort begrippen eis je het morele gelijk op voor jezelf, en verstoot je onbewust mensen die genuanceerder denken. Een soort onbedoelde inquisitie. Bovendien verdoezelen ze de harde, ingewikkelde werkelijkheid van het menselijk tekort, ook dat van jezelf. In Trouw heb ik dat tekort inderdaad omschreven als zonde.” À la oud-aartsbisschop Rowan Williams van Canterbury: ‘Je zult niet perfect worden door perfect te willen zijn. Hoe meer je dat doet, hoe kwalijker het wordt.’
“Juist. Ik hoop in mijn preken woorden te vinden voor het feit dat we altijd in vlekken
wrijven. Levinas zegt: van de ander gaat een appel uit waaraan je niet voorbij kunt gaan. Daar moeten we ook zeker voor open blijven staan, maar wel in het besef dat we steeds tekort zullen schieten. Wat je voor de één doet, doe je voor de ander niet. We zitten gevangen in een systeem van vuile handen maken.” In uw intredepreek zei u tevens dat we af moeten van de uitdrukking ‘mijn God’. We hebben God namelijk niet in onze plunjezak. Maar als algemeen secretaris van de Remonstrantse Broederschap stond u juist aan de wieg van de reclameslogan: ‘Mijn God trouwt ook homo’s’.
“In een campagne bedien je je van het idioom van de marketing, en dat is belletje trekken. Prima. Maar theologisch gezien valt er op die leus heel wat af te dingen, omdat je iets buiten jezelf laat samenvallen met wat je zelf bent. Met andere woorden: je eigent je iets toe, precies wat ook orthodoxe gelovigen doen. Op die manier geef je geen ruimte meer aan God om met jou aan het werk te gaan.” Die campagne najaar 2014 heeft de daling van het remonstrantse ledental slechts tijdelijk gestelpt. In januari 2015 telde de Remonstrantse Broederschap 5.050 leden, afgelopen januari nog maar 4.737. Heeft de vrijzinnigheid nog wel toekomst?
“Als we waren doorgegaan met de campagne, hadden we die leden niet verloren, denk ik. Vrijzinnigen hebben zeker toekomst. Ze zijn de religieuze luis in de pels van de maatschappij. We stellen de samenleving wezenlijke vragen zoals: zijn we niet te ver doorgeschoten in het genieten en hoe sluiten we tijdens ons leven vrede met de dood?”
november 2019
44_Interview_03L.indd 7
7
17-10-19 15:06
✽ interview Kardinaal Simonis beweerde ooit dat alleen de orthodoxie toekomst heeft.
“Ach, dat is zo kerkelijk gedacht. Ik zou tegen hem willen zeggen: Eminentie, laten we samen een biertje drinken, we zijn broeders. Dat heb ik bij de EO ook geleerd: vrijzinnig of orthodox, het doet er eigenlijk helemaal niet toe. Goed, ik vond niet alle liederen van de EO geweldig, en mijn collega’s vonden mij misschien een sympathiek warhoofd die goede en foute dingen deed, maar we aten samen een broodje in de kantine, en we lachten naar elkaar. We waren broeders en zusters.” U was programmamaker bij de EO, maar we zagen u nooit op tv. Wat heeft u daar gedaan en wat heeft u bereikt?
“Ik had niet de ambitie om zelf op de buis te komen, maar om het christelijk geloof positief in beeld te brengen. Zo ben ik projectleider geweest van The Passion en van vijfhonderd jaar protestantisme. Verder onder meer eindredacteur van de nationale synode op tv en het radioprogramma Nog even zondag. Toen ik in 2016 in dienst kwam bij de EO was mijn kritiek dat het geloof er te veel om interviews draaide en te weinig om het hoge Boer zoekt vrouw-gehalte. Het gaat in de kerk om universele menselijke behoeftes: geborgenheid, gezien en aanvaard worden, saamhorigheid. Ik hoop dat ik wegbereider geweest om die kant van het geloof meer te laten zien: het heilige gewoon en het gewone heilig. Een voorbeeld daarvan is het nieuwe programma Zie je zondag, waarin Marleen Stelling allerlei protestantse kerken bezoekt.” U werkte maar drie jaar bij de EO. Waarom vertrok u zo snel?
“De directe aanleiding was het overlijden van mijn schoonzus in januari. Ik leidde haar uitvaart, en dacht daarna: zou het predikantschap niet opnieuw iets voor mij zijn? De dominee in mij had ruim tien jaar op de achterbank gezeten: acht jaar algemeen secretaris van de Remonstrantse Broederschap en drie jaar EO. Toen kwam Vrijzinnigen NPB Wassenaar voorbij, een kerkgenootschap dat dicht bij de remonstranten ligt, en waar ook veel van mijn voorgangers van remonstrantsen huize waren. Tijdens de sollicitatie heb ik gezegd dat ik niet houd van begrippen als
8
44_Interview_03L.indd 8
❞
‘Het was hartverwarmend om bij de EO te werken. Ze staken hun hand naar mij uit’
Paspoort Tom Mikkers (Boekel, 1969) is sinds augustus predikant van de Vrijzinnigen NPB Wassenaar.
. Studeerde rechten en later theologie aan de Universiteit Leiden. . Brak met de rooms-katholieke kerk en sloot zich aan bij de Remonstrantse Broederschap, waarvoor hij diende als predikant in Eindhoven (1997-2000), Amsterdam (2000-2004) en Delft (2006-2011). Van 2008 tot 2016 algemeen secretaris van de Remonstrantse Broederschap. Bedacht in die functie de eenmalige glossy Arminius en de Nacht van de Theologie. Stond aan de wieg van de mediacampagne ‘Geloof begint bij jou’. Van 2016 tot 2019 programmamaker bij de EO. Met het door hem gemunte begrip religiestress haalde Mikkers de Dikke Van Dale.
.
. .
Tom Mikkers is gehuwd met Peter Bost (63), een bouwer van plezierjachten, die in 2015 met zijn Korvet 14 CLR de Hiswaonderscheiding motorboot van het jaar in de wacht sleepte.
‘verbinden’ en ‘bruggen bouwen’. En ze schrokken niet. Ze wilden me juist graag hebben. Het was voor mij als een bijbels braamstruikje dat in brand stond. Ik moest op weg.” Bent u daarnaast wellicht een beetje wispelturig?
“Eh..., laat ik zeggen dat ik door onrust word gedreven. Als ik in de auto zit, wil ik iets beluisteren, als ik door het bos wandel een gedachte hebben om op te kauwen. Daarbij ben ik soms een emotioneel mijnenveld. Maar gelukkig heb ik een heel stabiele man, die alles een beetje in balans houdt.” Was het wel veilig voor u bij de EO? Bij uw komst stak een storm van protest op in behoudende hoek, omdat u getrouwd bent met een man en bovendien bekend was van de slogan ‘Mijn God trouwt ook homo’s’. Nog in september stapten twee ledenraadsleden op omdat de EO te liberaal zou zijn ten opzichte van homo’s.
“Het was er niet onveiliger dan bij de remonstranten. Ook daar kreeg ik het voor mijn kiezen. Zo ontving ik tijdens die mediacampagne bijna elke ochtend een kritische mail. Ik schrok wel van de brief van de Gereformeerde Bond aan het EO-bestuur. Ze waren door mijn benoeming zo uit het lood geslagen, schreven ze, dat ze niet wisten hoe te reageren. Mijn mond viel open. Ik kon niet geloven wat ik las. Alsof het om 9/11 ging of de moord op Pim Fortuyn in plaats van Mikkers die bij de EO ging werken. Ik las de brief voor aan een vriend en die reageerde: het lijken de middeleeuwen wel. Tegen de EO-directie, die mij zelf had aangezocht als programmamaker, zei ik: als het te moeilijk wordt, stap ik op, geen probleem. Maar daar wilden Arjan Lock en Jaap Kooij niets van weten. Ze stonden vierkant achter me. Net als mijn collega’s. Het was hartverwarmend om bij de EO te werken, ik ben steeds meer van die omroep gaan houden. Ze staken hun hand naar mij uit, zoals Jezus naar Zacheüs in de vijgenboom. Bij mijn afscheid werd de rode loper uitgerold, en tijdens mijn intrede in Wassenaar zongen EO-collega’s in de kerk. Ik kan nog steeds tranen in mijn ogen krijgen als ik daaraan terugdenk.”
november 2019
17-10-19 15:07
Wilma Hartogsveld
Uit remonstrantse hoek kwam trouwens ook protest tegen uw benoeming bij de EO, van uw collega-theoloog Eginhard Meijering. Was dat niet een beetje raar?
doorhadden, terwijl we nu zo’n weerzin voelen tegen die varkensvleesindustrie.”
“Tja, vreemde zaak, ofschoon ik het wel enigszins had verwacht. In zijn felicitatiemail schreef hij namelijk dat hij tevens met de EO had gebeld – ik denk met de klantenservice – om te waarschuwen tegen de lijn van de campagne ‘Geloof begint bij jou’. Dus toen enige tijd later zijn handtekening stond onder een open brief tegen mijn benoeming, was ik niet echt verbaasd, hoewel ik niet wist dat hij zelfs initiatiefnemer was geweest van die actie, wat ik later in Volzin las. Ik denk dat het een beetje oud zeer was, onder meer vanwege die mediacampagne, waar hij altijd erg op tegen was geweest.”
U bent van oorsprong een katholieke jongen van het Brabantse platteland. Waarom werd u remonstrants?
Hoe was uw aansluiting bij het Ikon-smaldeel, de omroep die de EO in 2016 inlijfde?
“Om eerlijk te zijn: problematisch. Je merkte het aan kleine dingen, een blik in de ogen, maar ook aan grote. Inhoudelijk waren we het niet eens. Ik was aangenomen om het protestantisme in zijn volle breedte te representeren, maar de oud-Ikon’ers zaten veel meer op de lijn van het algemeen-religieuze en links van het midden. Daar kon ik niets mee. Een enkele Ikon-collega had niks met het uitdragen van het christelijk geloof. Dat maakte het gesprek er niet gemakkelijker op.” Over links van het midden gesproken, zijn de meeste remonstranten niet D66’ers met een (dun) lijntje naar boven?
“Die partij is inderdaad goed vertegenwoordigd. Zelf heb ik ook lang op D66 gestemd en ik ben er zelfs lid van geweest. Totdat D66 me te seculier werd. Wat ik nu stem? Partij voor de Dieren. Dat komt door mijn achtergrond. Ik kom uit een familie van Brabantse boeren en slagers. Mijn vader was directeur van Kips leverworst. Ik voel me schuldig over al dat vlees in de familie. Vandaar mijn stemkeuze. Daarnaast probeer ik zo min mogelijk vlees te eten. Er viel iets te repareren, begrijpt u? Met mijn tweelingbroer heb ik het er wel eens over. Gek hè, zeggen we dan tegen elkaar, dat we het vroeger niet
“Ik ging studeren in Leiden: rechten. Mijn vader hoopte dat ik met die studie van nut kon zijn bij Kips. Maar daar had ik weinig zin in. Dus werd het al gauw theologie, een studie waar mijn hart naar uitging. Ik wilde graag preken, maar niet in dienst van de rooms-katholieke kerk, want dan zou ik celibatair moeten leven. Bovendien voelde die kerk voor mij als homo niet als veilige plek. Daarom koos ik voor een protestants kerkgenootschap dat dicht bij mij lag en al vanaf 1986 homo’s huwde: de Remonstrantse Broederschap.” En nu tot uw emeritaat vrijzinnig predikant?
“Zo zit ik er wel een beetje in, ja. Maar of ik mijn emeritaat haal.... Mijn voorouders van vaders kant zijn rond hun zestigste gestorven. Mijn vader zelf werd maar 58. Het idee dat we allemaal stokoud worden, met een hoge kwaliteit van leven en veel avontuurlijke reizen, gaat voor mijn familie in elk geval niet op. Ik ben nu vijftig. Ik reken in honden. Nog één hond te gaan. Ja, ik heb haast. Haast u, de dood is naast u.”
.
De drie P’s De pastorie is nog lang niet klaar voor de energietransitie. Ik kook dus op gas. Sinds kort heb ik wel een airfryer waarin je van alles elektrisch gaar kunt maken. Met mijn jongste zit ik lekker patatjes uit dat apparaat te eten. “Weet je nog wat jullie vroeger altijd riepen als ik vroeg wat jullie wilden eten?” Hij lacht. “De drie P’s: patat, pizza en pannenkoeken.” Ik kauw nog wat patatjes weg, ze zijn wel een beetje droog geworden. “De drie P’s staan ook voor People, Planet, Profit”, zegt hij. We concluderen dat er te lang alleen maar naar de derde P is gekeken, alsof ‘profit’ het enige is dat belangrijk is. Jongste doet een opleiding over duurzaamheid en weet hoe belangrijk het is dat bedrijven en overheden zorgen dat deze drie in balans zijn. Het lijkt nog maar zo kortgeleden dat hij met zijn broer en zus kibbelde over patat, pizza of pannenkoeken. Daarna volgde de discussie over al dan niet vlees eten, waarbij mijn dochter als eerste vegetariër in ons gezin glorieus won. Sindsdien, meer dan tien jaar geleden, eet geen van ons meer vlees. Net als andere twintigers kampen ze met studieschuld, prestatiedruk en krapte op de woningmarkt. En ik weet niet hoe ze hun kostje op de langere termijn bij elkaar moeten scharrelen op de huidige onzekere arbeidsmarkt. Zij maken deel uit van de generatie die terecht aandacht vraagt voor de tweede P: de toekomst van onze planeet. Ze zijn op een totaal andere manier bezig met ‘huisje, boompje beestje’ dan ik in die tijd. Gelukkig maar, denk ik weleens. In gedachten ga ik terug naar het gesprek dat ik die ochtend had met een jonge vrouw uit de gemeente. Wat ouder dan mijn kinderen, zelf moeder van drie. Ze zit thuis met een forse burn-out omdat ze op de werkvloer steeds meer ballen in de lucht moet houden, met minder mensen in minder tijd. In haar ogen lees ik de vermoeidheid en de onmacht. De marktwerking in de zorg heeft een desastreuze uitwerking. Misschien moet mijn generatie ook maar de straat op. Om aandacht te vragen voor de eerste P. Want de People worden volgens mij nog niet genoeg gezien. Al vraag ik me af of wij zullen worden gezien tussen de tractoren van de boze boeren en de jeugd die zoveel beter is in het bespelen van de media dan wij. We kunnen ook gewoon beter naar hen luisteren en daarnaar gaan handelen. Wilma Hartogsveld is theoloog, predikant en schrijver.
november 2019
44_Interview_03L.indd 9
9
17-10-19 15:07
â?ž
Ondanks de soms trieste verhalen is er in de Pauluskerk volop vrolijkheid
Op de bres voor slachtoffers van de neoliberale samenleving
PAULUSKERK WIL STEMLOZEN EEN STEM GEVEN 10
44_Artikel_04L.indd 10
november 2019
17-10-19 15:08
‘In de Pauluskerk vind je alles bij elkaar’
Daklozen, verslaafden, mensen die in de war zijn, vluchtelingen, mensen met te weinig geld: de Pauluskerk in Rotterdam biedt een gastvrij onderdak aan alle slachtoffers van ‘het neoliberale denken’. Onder het motto ‘doe leven’ biedt de kerk hulp, slaapplekken, een veelheid aan activiteiten en een zinvolle dagbesteding. Tekst: Jeroen Fierens Beeld: Maarten Boersema
ag Harry!” De groep verwelkomt de bonte verschijning die met dikke winterjas en driedubbele muts de kamer in komt gewandeld. De Iraakse jongen naast mij springt op om een kopje koffie voor hem in te schenken. “Heb je d’r two sugars in gedaan?” vraagt Harry. Dick begint intussen de bijeenkomst: “Ik wilde beginnen met een stuk uit de joodse en christelijke Heilige Schrift, over Kaïn en Abel. Het is een verhaal dat gaat over verantwoordelijkheid voor elkaar. En laten we het daar met Levinas nu net over hebben.” We zijn met een groep van zo’n vijftien bezoekers van de Rotterdamse Pauluskerk bijeen voor het ‘Kerkcafé’, waarin de actuele thema’s worden besproken en in verband worden gebracht met heilige teksten. Er zijn een paar voornamelijk wat oudere Nederlanders, een groot deel bestaat uit migranten uit verschillende delen van de wereld. Ergens tussen hen in zit predikant-directeur Dick Couvée.
‘D
Het gelaat van de ander “Kaïn en Abel hebben nooit bestaan”, vertelt Couvée. “De verhalen in Genesis zijn geen verhalen van toen, maar van nú; verhalen die gaan over jou en mij. Kaïn, dat betekent zoiets als: iemand die de dingen naar zich toehaalt. Op de achtergrond klinkt daarin mee: en daarbij geweld niet schuwt. Sommige hedendaagse leiders hebben wel iets van dat type. Abel betekent zoiets als ‘zuchtje’: als ik blaas, is-ie weg. Twee broers; hoe verhouden die zich tot elkaar?” Wanneer Kaïn zijn broer heeft neergeslagen, legt Couvée uit: “Wat hier
eigenlijk staat, is: Kaïn liet zijn aangezicht vallen. Pas toen hij zijn broer niet meer aankeek, kon hij hem neerslaan. Dus hij doet precies níét waar Levinas toe oproept; hij weigert het gelaat van de ander tot zich te laten spreken. En dan begint de ellende.” Het gelaat van de ander tot je laten spreken. Het mensbeeld van de joodse filosoof Emmanuel Levinas is kenmerkend voor het werk van de Pauluskerk: iedereen is hier welkom. Dat was al zo in de jaren tachtig, toen de kerk onder leiding van ds. Hans Visser een toevluchtsoord voor drugsverslaafden werd. En dat is anno 2019 nog steeds zo, hoewel er sindsdien veel is veranderd. Toen Couvée in 2008 aantrad, was de Pauluskerk behoorlijk uitgekleed. De laagdrempelige verslavingszorg waar de kerk beroemd en berucht mee was geworden, was volledig onder de vleugels van de gemeente Rotterdam gekomen en de kerk was tijdelijk ondergebracht in een kantoorgebouw omdat het oude kerkgebouw gesloopt moest worden. “Vanaf dat punt zijn we weer gaan bouwen, met veel energie, en met veel succes”, aldus Couvée.
reportage ✽
Directeur ds. Dick Couvée: “Je kunt iemand doden door hem aan zijn lot over te laten.”
Zelfredzaamheid En dat was hard nodig: “Mede dankzij dominee Visser had de gemeente eindelijk haar verantwoordelijkheid genomen en is men in staat geweest de verslavingsproblematiek en dakloosheid in de stad enorm terug te dringen. Vervolgens heeft men echter ten onrechte geconcludeerd: het probleem is opgelost, nu kunnen we flink terugschakelen.” Sinds circa 2009 is de dakloosheid namelijk weer flink toegenomen. “Het CBS maakte onlangs nog bekend dat het aantal daklozen in Nederland tussen 2009 en 2018 is verdubbeld, het aantal jonge daklozen zelfs verdrievoudigd. Dat zien we zelf natuurlijk recht voor onze neus gebeuren, wij peilen dagelijks de temperatuur op de straat.” Die groei komt deels van de groep mensen die op straat belandt als gevolg van armoede en schulden. De kosten van levensonderhoud worden hoger, de werkzekerheid lager en er wordt harder opgetreden bij schulden. Onder deze groep valt ook de nieuwe groep die het SCP vorig jaar de ‘werkende arme’ noemde, die met flexbaantjes wat geld bij elkaar sprokkelt, maar niet genoeg om van te leven. “Voor
steeds meer mensen wordt het moeilijk in het eigen levensonderhoud te voorzien. Zij vallen door de bodem van de samenleving en komen dan uiteindelijk bij ons terecht.” Couvée wordt fel als het over dergelijke ontwikkelingen gaat. “De samenleving wordt gedomineerd door het idee dat je zelfredzaam moet zijn; als je niet meekomt, is dat je eigen schuld. Maar het wordt je wel steeds moeilijker gemaakt om mee te komen. Dat hebben we te danken aan het neoliberale denken. Vanuit het idee dat de overheid de vijand is, hebben bedrijven vrij baan gekregen en is vrijwel alles wat we aan sociaal vangnet hadden opgebouwd tot op het bot toe uitgekleed. Grote multinationals worden met open armen ontvangen, ze laten mensen als ‘flexwerkers’ werken voor een hongerloontje en maken gebruik van alles wat we als samenleving hebben opgebouwd – infrastructuur, kennis – zonder daar iets voor terug te geven.”
Kans om te leven Ook bij mensen die op straat belanden als gevolg van psychiatrische problematiek zorgt het zelfredzaamheidsdenken voor
november 2019
44_Artikel_04L.indd 11
11
17-10-19 15:08
✽ reportage grote problemen. “Als iemand met psychiatrische problemen – ‘verwarde personen’ noemen ze dat tegenwoordig – na een behandeling weer op straat staat, geven ze hem één pil mee – meer mag je niet meegeven – en een recept voor de rest. Van zo iemand wordt dus verwacht dat hij zelf een apotheek weet te vinden – ook nog een die hem wil helpen – en daarna ook zelf zijn medicijnen blijft innemen. Dat kun je gewoon niet van iemand in die toestand verwachten.” Michael, een van de bezoekers, vertelt tijdens het kerkcafé hoe hij dit aan den lijve heeft ondervonden: “In de psychiatrie krijgen we tegenwoordig cursussen ‘herstellen kun je zelf’. Genezen kan niet meer, krijgen we daar te horen, hooguit herstellen. Na een paar bijeenkomsten word je weer op straat gezet en moet je het zelf maar zien te redden. Steeds meer mensen hebben psychische zorg nodig, blijkbaar wordt er een last op hen gelegd die ze niet meer kunnen dragen. Maar als je dan hulp nodig hebt, moet je het allemaal maar zelf uitzoeken. Mensen worden op die manier misschien niet letterlijk doodgemaakt, maar ze krijgen ook geen kans om te leven.” Dat brengt ons terug bij Genesis 4: Pas toen hij zijn broer niet meer aankeek, kon hij hem neerslaan. Dat doden moeten we niet alleen letterlijk zien, legt Couvée de bezoekers van het kerkcafé uit. “Je kunt iemand letterlijk doden door een kogel door zijn hoofd te jagen, maar je kunt iemand ook doden door hem of haar links te laten liggen, aan zijn lot over te laten.” Doe leven. Dat is misschien hoe je het werk van de Pauluskerk het best kunt omschrijven. Wat dat inhoudt verschilt sterk per persoon en situatie. Een groot deel van het werk van de Pauluskerk bestaat uit hulpverlening. Mensen die geen toegang hebben tot gezondheidszorg kunnen terecht op het medisch spreekuur. Verder zijn er een maatschappelijk spreekuur, juridisch spreekuur en vluchtelingenspreekuur. De kerk heeft ook 24 slaapplaatsen waar mensen zonder geldige verblijfspapieren tijdelijk kunnen verblijven. Maar doen leven kan evengoed betekenen: iemand op de bus zetten naar zijn land van oorsprong. “De laatste jaren zien we een enorme toename in het aantal Mid-
12
44_Artikel_04L.indd 12
De Pauluskerk lijkt meer op een buurthuis dan op een kerk.
❞
Kenmerkend voor de Pauluskerk is: iedereen is hier welkom den- en Oost-Europeanen”, vertelt Couvée. “Zij krijgen hier een tijdelijk contract met huisvesting aangeboden en belanden zodra het contract is afgelopen op straat. De gemeente biedt geen opvang of hulp voor deze mensen. Zij melden zich bij de Pauluskerk met alcohol en tegenwoordig ook weer in toenemende mate met drugs op. Ze hebben hier geen familie en geen toekomst. Als ze blijven, zakken ze alleen maar verder weg. Het beste wat we dan kunnen doen is een buskaartje voor ze kopen en ze op de bus terug naar huis zetten.”
Buurthuis Ondanks de soms trieste verhalen is er in de Pauluskerk ook meer dan genoeg vrolijkheid te vinden. Wie de Pauluskerk binnenloopt, waant zich eerder in een buurthuis dan een kerk, de lunchroom is gezellig vol, mensen van de meest uiteenlopende komaf hangen met elkaar aan de tafeltjes in de lunchroom. Iemand roept iets over Feyenoord en wordt vanaf de andere kant van de ruimte beantwoord met ‘S-P, A-R, T-A!’. Een belangrijk deel van het werk van de Pauluskerk bestaat uit het samen met bezoekers zoeken naar een zinvolle vulling voor de soms lege dagen van de bezoekers. Sommigen verblijven al jaren illegaal in de stad en kunnen door hun status niet aan werk komen. Zij kunnen aan de slag in de keuken of bediening van de lunchroom die dagelijks geopend is, in de fietswerkplaats of in de tweedehandskledingwinkel. Ook zijn er talloze culturele en educatieve activiteiten,
november 2019
17-10-19 15:08
Pauluskerk ✽
Aan het werk in het naaiatelier.
Fietswerkplaats.
uiteenlopend van muziek- en taallessen tot een naaiatelier. De lijst is bijna eindeloos. “Dat is wat de Pauluskerk uniek maakt”, meent Couvée. “Er zijn talloze instanties waar je met specifieke vragen of behoeften naartoe kunt, maar in de Pauluskerk vind je alles bij elkaar.” Naast directe hulp aan wie dat nodig heeft, ziet de Pauluskerk het ook als haar rol om ‘de stemlozen een stem te geven’. Daarvoor werd bijvoorbeeld op 16 september een Tweede Rotterdamse Daklozendag georganiseerd met als thema #hierslaapik. Ex-dakloze Patrick van der Jagt presenteerde een fotoserie van zijn voormalige slaapplekken en om aandacht te trekken voor het probleem van dakloosheid was voor het Centraal Station een bed neergezet waar bezoeker Jos in lag te slapen. Zijn vriend Erik moet lachen als hij eraan terugdenkt: “Daar was-ie goed in hoor, een echte acteur!”
.
Voor wie door de mazen vallen “Overwin het kwade door het goede,” staat in enorme letters op het balkon in de Rotterdamse Pauluskerk te lezen: een duidelijke opdracht die de kerk zich vanaf het begin ter harte heeft genomen. De kerk werd in de jaren tachtig onder leiding van ds. Hans Visser beroemd en berucht met de zorg aan drugsverslaafden onder de noemer Perron Nul. In 2008 nam ds. Dick Couvée het stokje over en vanaf 2013 vormt een nieuw modern gebouw aan de Mauritskade de nieuwe thuisbasis voor het centrum. De opvang van drugsverslaafden is inmiddels door de gemeente Rotterdam overgenomen, maar de kerk is er nog altijd in het bijzonder voor degenen die door de mazen van de samenleving vallen. De deuren van de Pauluskerk zijn de hele
week van negen uur ‘s ochtends tot negen uur ‘s avonds open voor iedereen die er binnen wil komen. Er is hulpverlening voor wie dat nodig heeft, van juridisch advies tot medische zorg voor wie niet bij de reguliere zorg terecht kan. Daarnaast is er een uitgebreid programma vol educatieve en culturele activiteiten; van taal- en muzieklessen tot een kunstatelier. Ook biedt de kerk ondersteuning bij het vinden van opleiding, werk of dagbesteding. Dit gebeurt zowel intern – bij de fietswerkplaats of de lunchroom – als extern bij sportclubs, bedrijven en onderwijsinstellingen in Rotterdam. Meer informatie: www.pauluskerkrotterdam.nl
november 2019
44_Artikel_04L.indd 13
13
17-10-19 15:08
✽ filosofie
Waarom metafysica nodig is
VERDER DAN HET OOG REIKT
“Zeg, wat studeer jij eigenlijk?” Als het antwoord dan ‘metafysica’ is, heb je wel wat uit te leggen. Daniël Zevenhuizen neemt de handschoen op. Het aloude verschil tussen zijn en schijn heeft volgens hem een nieuwe gestalte aangenomen: de tegenstelling tussen ‘harde feiten’ en ‘domme tradities en geloof’. Volop werk voor de metafysicus dus. Tekst: Daniël Zevenhuizen
et komt regelmatig voor dat ik op een feestje of in andere kringen moet uitleggen wat ik nou toch studeer. Die vraag kan ik niet afdoen met een simpel ‘rechten’ of ‘geneeskunde’, dat zou maar gemakkelijk zijn. Bij die studies hoort een carrièreplan en een onderzoeksobject waar de mensen bekend mee zijn. Ze worden dokter of advocaat; ze bestuderen het wetboek of het menselijk lichaam. Maar als ik vertel dat ik ‘metafysica’ studeer, dan is er nóch sprake van een vast onderwerp, nóch van een carrièreplan. Bij dat laatste sta ik liever niet stil, ofschoon er mogelijk een verband is tussen de explosieve toename van het aantal daklozen en het aantal filosofiestudenten zonder baan. Wat is metafysica? Meestal begin ik voorzichtig dat het een tak van de filosofie is. Dat roept al wat meer associaties op. Maar om de zaak goed te vatten, moeten we een langere weg bewandelen. Het woord komt van de Oud-Griekse samenstelling meta-ta-phusika: na of voorbij de fysica. Daarmee belanden we gelijk bij het eerste probleem. Hoewel elke zichzelf serieus nemende filosoof zich eraan ergert, stellen boekhandelaren werken over ‘metafysica’ doorgaans op naast die over ‘spiritualiteit’. Toch ligt dat in de lijn der verwachting. Want ‘voorbij de fysica’, dus voorbij het natuurlijke, zo zeggen we, is het boven-natuurlijke. Dat klopt wel, maar alleen als we de term niet in zijn alledaagse betekenis opvatten. Metafysici zijn géén sjamanen of profeten. Ze hebben het niet over de Dag des Oordeels of chakra’s en de geneeskrachtige werking van mineralen.
H
14
33_Artikel_04L.indd 14
Waar hebben ze het dan wél over? Misschien helpt het om dat begrip, het ‘boven-natuurlijke’, nog even vast te houden. De metafysicus is namelijk op zoek naar datgene wat aan de directe waarneming voorbijgaat, of wat daarin verborgen blijft. We zien allemaal nagenoeg hetzelfde. We leven in dezelfde wereld. Toch beoordelen we die wereld steeds anders. Ook in deze tijd geldt dat er een hoop onenigheid bestaat, ondanks de brede beschikbaarheid van informatie. Het helpt dan niet om te zeggen dat de ander maar eens zijn of haar ogen moet open doen. De onenigheid wordt veroorzaakt door iets wat zich niet zomaar laat zien.
Ware ideeën Zo belanden we bij het onderscheid waaruit de filosofie ontstaan is: dat tussen zijn en schijn. Wat is echt en wat lijkt alleen zo te zijn? Of zoals de eerste filosofen het soms schertsend formuleerden: “Waar laten gewone mensen zich door foppen, terwijl wij de boel wél doorzien?” Het antwoord: de dieperliggende oorzaken. Dat onderscheid tussen de verschijningen ‘aan de oppervlakte’ en oorzaken ‘in de diepte’, werd al door de Oud-Griekse filosoof Plato gemaakt. Het volk zou zich vooral bezighouden met de eerste categorie, terwijl filosofen zich bekommeren om de laatste. Dat deden zij niet zomaar: als je je alleen met oppervlakteverschijnselen bezighoudt, ren je als een kip zonder kop door een onbegrijpelijke, want steeds veranderende, wereld. Houd je je echter met de oorzaken bezig, dan begrijp je dat al die veranderingen, en al die verschillende verschijningen, steeds
teruggaan op dezelfde principes. Onbenullige politici houden een stuk ijs vast en zien er een argument in tegen de opwarming van de aarde; verstandige mensen zoeken naar de precieze toedracht van schijnbaar uit elkaar lopende fenomenen. Op zoek naar de hogere principes zijn talloze filosofenscholen uit de grond gestampt: misschien bestaat alles uiteindelijk uit water, of uit atomen. Misschien speelt alles zich wel af in mijn gedachtestroom. Zulke principes bepalen ook onze plaats in de kosmos. Er zijn immers hordes mensen op aarde, maar willen we begrijpen wat we gemeen hebben, dan moeten we denken over wie de mens is. Voor Plato stond die vraag gelijk aan de opdracht erachter te komen welk ‘idee’ we precies voor de geest halen als we aan mensen denken. Een idee in die zin is niet zomaar iets wat je in je hoofd hebt, maar een soort vorm die op alle mensen past bij gratie van hun mens-zijn. Die vorm moest volgens Plato onveranderlijk zijn, anders zou het onbegrijpelijk zijn hoe we elkaar door onderlinge verschillen en door tijd en ruimte heen steeds als mens kunnen herkennen. Naast onze veranderlijke ‘schijnwereld’ bestaat er dus, dacht de filosoof, een ware wereld. In die hemelse ideeënwereld houden de eeuwige vormen zich op als blauwdrukken van onze werkelijkheid. Een idee ‘mens’, een idee ‘hond’, maar ook een idee ‘rechtvaardigheid’, aldus Plato. Door de eeuwen heen is Plato’s ‘idee van de ideeën’ verder uitgewerkt. Dat leidde, langs een slingertocht van invloeden, tot de Wetenschappelijke Revolutie. Genieën als Galilei en Newton kwamen erachter dat
november 2019
17-10-19 15:09
essay ✽
Plato licht het verschil tussen zijn en schijn toe in zijn verhaal over de grot.
je je de werkelijkheid zó kunt voorstellen, dat je de wetmatigheden die zich daarin ophouden, kunt beschrijven met elegante wiskundige formules. Dat hadden ze niet van een vreemde, getuige het opschrift op Plato’s Academie: ‘Laat niemand binnentreden die geen wiskunde kent.’ De exacte wetenschap veronderstelt dat we door observaties met meetinstrumenten en toetsbare hypothesen een werkelijkheid kunnen doorgronden die zich onder onze waarnemingen schuilhoudt. Door alle verschijningen heen, kunnen we een waar ‘idee’ gewaarworden, zoals bij Plato. Maar bij Galilei en Newton bestaat die waarheid uit formules en hypothesen. Beter dan Plato’s abstracte ideeën, beschrijven weten-
schappelijke theorieën hoe zaken zich keer op keer gedragen.
Een dreigend misverstand Al sinds de Oudheid denken we dat de wereld op een bepaalde manier líjkt te zijn, maar dat deze in werkelijkheid heel anders ís. We denken dat er tafels zijn, kopjes koffie en tekens van vriendschap, maar eígenlijk zijn er atomen, neuronen en endorfine, die zich volgens vaste natuurwetten gedragen, zo stelt men. Hoe zit het dan met onze alledaagse werkelijkheid? Is dat allemaal maar schone schijn? Natúúrlijk is de alledaagse wereld geen illusie. Zou de wetenschap dat beweren, dan maait ze het gras voor de eigen voeten
weg. De waarneming is juist haar stokpaardje. Waar Plato misschien inderdaad wat veel met zijn hoofd in de ideeënwereld rondhing, stond zijn leerling Aristoteles systematisch empirisch onderzoek voor. Dat was natuurlijk niet op de leest van de moderne wetenschappelijke methode. Die methode bestond nog helemaal niet. Maar belangrijker is dat Aristoteles vragen stelde, waaraan de wetenschap zich niet waagt; vragen, die daarmee niet minder onder de noemer ‘rationeel onderzoek’ vallen. Een van die vragen is deze: ‘wat maakt een ding tot een ding?’. Wat zorgt er bijvoorbeeld voor dat we een stoel als zodanig herkennen? We leggen het probleem aan een wetenschappelijk onderlegde vriendin
november 2019
33_Artikel_04L.indd 15
15
17-10-19 15:09
✽ filosofie voor. Onmiddellijk begint ze de stoel te wegen, op te meten en de diverse onderdelen uit elkaar te halen. Dat doet zij, omdat ze al iets weet over dingen zoals stoelen. Namelijk, dat hun afmetingen, hun gewicht en de dichtheid van de bouwmaterialen van invloed zijn op de eigenschappen van fysieke objecten. Vervolgens kan ze haarfijn uitleggen wat de stoel zo geschikt maakt om op te gaan zitten. Met open mond kijk je toe hoe de wetenschapper, gewapend met meetlint en weegschaal, op haar prooi duikt. Dat, terwijl je vroeg wat die schommelstoel, waarin je moeder nog heeft zitten breien, maakt tot wat het is. Hoewel je zelf nog geen compleet antwoord paraat had, was dit niet wat je verwachtte. De gesprekspartners zijn elkaar totaal misgelopen.
Twee tafels De wetenschapper is met een compleet andere stoel bezig dan jij en ik. De Britse astrofysicus Sir A.S. Eddington zei eens dat er twee soorten tafels bestaan (en dus ook twee soorten stoelen); die van de natuurwetenschap en die van de alledaagse ervaring. Hoewel Eddington pleitbezorger was van de ‘atoomtafel’ zou er volgens hem altijd een restant van de alledaagse tafel overblijven. Dat restant bestaat uit de waarde die we aan een tafel hechten door de rollen die zij vervult in traditionele rituelen en de vindingrijke manieren waarop we ermee omgaan. Dat alles is niet tot atomen te herleiden. De achterliggende gedachte gaat verder dan tafels en stoelen. De vraag is of de werkelijkheid als zodanig begrepen kan worden door haar in natuurkundige grootheden te gieten, of dat er meer onder de zon is. De aanhangers van de laatste optie (waaronder de meeste wetenschappers zelf) beweren dat de modellen die de exacte wetenschappen opleveren weliswaar erg nuttig zijn vanwege de inzichten die zij opleveren in hoe de wereld werkt, maar dat het wezen van de dingen daarmee nog niet is gevat. De betekenis en waarde van dingen, mensen, dieren en ook van gedragsnormen zijn veeleer geënt op traditionele overlevering: religieuze geschriften, mythische verhalen en ethische handboeken. “Maar”, zal de fanaticus ons zeggen, “al die traditionele benaderingen zijn maar
16
33_Artikel_04L.indd 16
meningen! De waarde die we aan dingen hechten en de tradities die we daaromheen verzinnen zijn subjectief! Wetenschap daarentegen laat zien wat écht is, wat alle redelijke mensen kunnen inzien als ze de experimenten meemaken.” Het lijkt alsof we Plato hier aan het woord hebben, maar dan in moderne bewoordingen. Zoals zo vaak wordt ‘het volk’ tot een stelletje idioten verklaard, dat zich met illusies en meningen bezighoudt.
Verwondering Wel is de aard van de kennis, waarvan beweerd wordt dat ‘het volk’ haar niet zou bezitten, veranderd. Die is niet langer ‘boven-natuurlijk’, maar juist ‘natuurlijk’, vandaar ook ‘natuurkunde’. Ware kennis is niet meer iets esoterisch, iets wat alleen priesters kunnen vatten (zoals de ideeen van Plato, of God). Kennis is nu voor iedereen beschikbaar, bewezen en wel. Hoe kan er dan überhaupt nog onenigheid zijn? Laten we ons leiden door de wetten van de natuur, dan kunnen we technologieën ontwikkelen die alle problemen de wereld uitbannen: ebola, ecologie en emigratie. Het enige obstakel tussen onze huidige situatie en een technologische heilstaat zijn de mensen, die de ogen van de harde feiten afwenden om hun geruststellende geloof en (schijn)heilige tradities te behouden. Of zit het toch ingewikkelder in elkaar? Harde feiten versus domme tradities en geloof: het nieuwe onderscheid tussen zijn en schijn. Waar komt de trots van een wetenschapsfetisjist vandaan? Waarschijnlijk uit de gedachte dat de methode wérkt. Dat wordt steeds weer bevestigd, naargelang de wereld meer en meer in de technologische steigers komt te staan. Toch blijft er zo een belangrijke dimensie verborgen. Al vóórdat de mensheid allerhande theorieën over de wereld begon op te stellen, wist men zaken te ondernemen en beschrijven, zij het op een niet-wetenschappelijke manier. Hoe is dat mogelijk? Tasten we niet in het duister zonder de op de werkelijkheid beklonken wetenschappelijke theorieën? Niet helemaal. Het is niet alsof we pas aan waarheidsvinding doen zodra er wetenschap is. De wetenschap brengt die werkelijkheid eerder in het gelid; ze zorgt ervoor dat we haar kunnen benaderen als een verzameling van functies waar we dan ook
weer technologieën aan kunnen koppelen. Maar voordat wetenschap überhaupt mogelijk is, bekommeren we ons om onze leefomgeving. Er zou geen geneeskunde zijn zonder ziekte-ervaring, geen sterrenkunde zonder de gewaarwording dat ons leven alleen mogelijk is bij gratie van het gunstige gesternte waaronder we geboren zijn. Wetenschap, zoals alle praktijken, begint dus in menselijke bekommernis en verwondering. Het zijn de diverse omgangsvormen met de wereld die de dingen hun betekenis geven, niet de wijze waarop die gebruiken verankerd liggen in de natuur. We leren die gebruiken immers doorgaans niet van atoomstructuren, maar van traditionele overlevering, artistieke experimenten en morele overwegingen. De verwondering waaruit wetenschap geboren wordt, is óók onderdeel van onze werkelijkheid, en die kunnen we niet eenvoudigweg thuisbrengen in nog weer een wetenschappelijke theorie. Anders was de wetenschap allang geautomatiseerd.
Diplomaat Welke aannames over de werkelijkheid we noodgedwongen met ons meebrengen – als wetenschappers én als gewone, levende mensen – en hoe deze verbonden kunnen worden in een alomvattende visie op waarheid en werkelijkheid, is nu juist de vraag van de metafysicus. Zelfs als we nooit een complete visie kunnen ontwikkelen, omdat er altijd onenigheid blijft bestaan, zowel tussen mensen als binnen onszelf, is het onze politieke, ethische en ook existentiële missie ons daarop toe te leggen. De filosoof is dus bij uitstek diplomaat. Als iedereen immers plaatsneemt aan zijn eigen tafel – bestaande uit atomen dan wel verhalen en gebruiken – dan zal de filosoof ze aan de stamtafel uitnodigen. In dialoog ontwikkelen we een visie op de werkelijkheid die niet gekaapt is door ideologen, die de waarheid in pacht menen te hebben. De stamtafel is niet hoger of lager; ze is rond. En als ik daaraan dan ook plaatsnemen mag, is mijn werkloosheidsprobleem óók weer opgelost.
.
Daniël Zevenhuizen (22) is student filosofie aan de Radboud Universiteit en loopt stage bij de redactie van Volzin.
november 2019
17-10-19 15:09
column Roel Abraham ✽
Beeld: Christiaan Krouwels
Jom Kipoer, best een pittige dag et was vandaag Jom Kipoer (Grote Verzoendag). Dus ik hoorde vandaag niet te schrijven en heb keurig gewacht tot er drie sterren zichtbaar waren aan de hemel, teken dat de dag voorbij is. Op de belangrijkste feestdag van het jaar is werken uiteraard uit den boze. Bovendien was ik al met de auto naar sjoel. Dat mag ook niet, maar ik zie mezelf ook niet met vrouw en zes kinderen van Almere naar Amsterdam wandelen. Gisteravond begon Jom Kipoer met het Kol Nidre. Dit gebed bestaat al duizenden jaren, de hogepriester sprak het uit voordat hij het Heilige der Heiligen binnenging. We vragen met dit gebed ontslag van de verplichtingen die we aangingen, beloftes die we maakten jegens onszelf en de Eeuwige. De huidige melodie is prachtig, gecomponeerd door Max Bruch eind negentiende eeuw. Omdat hij dit deed werd hij door de Duitsers als Jood beschouwd, wat zijn carrière niet ten goede kwam. Nebbisj, plachten we dan te zeggen.
H
Als ik daar dan sta, met mijn hele gezin een hele bank vullend, en ik hoor de melodie, dan hou ik het niet droog. Je blikt terug op het afgelopen jaar, en je voelt – of beter: ík voel – dan nog even alle lasten op je schouders drukken. Daarna is het weg en dat is fijn. Vandaag was ik ook in sjoel en deden we de collectieve schuldbelijdenis. Ik heb gemoord, gestolen, geslagen en zo nog een hele lijst dingen die ik niet heb gedaan maar waar we wel, als collectief en met elkaar, vergeving voor vragen. De droosje, nederjiddisch voor drasja, predikatie was prachtig. Het gaat bij Jom Kipoer om de bewustwording van ingesleten gewoontes, zo hield de rabbijn ons voor. Door bewustwording kun je patronen doorbreken, daar begint het mee. Ondertussen speelde onze peuter tussen de banken, las één puber Lord of the Rings en legde een andere puber
uit aan een Amerikaans meisje wat er allemaal door de rabbijn werd gezegd. Vast een herkenbaar beeld ook bij u in de kerk. Afijn, de dienst duurt tot kwart voor acht en dat hield de peuter niet vol, dus met een goed gemoed gingen we na het zingen de synagoge uit, waar ik vrolijk de zwaarbewapende marechaussees bedankte die zo zuinig op ons zijn en ons tijdens de diensten bewaken. Raar misschien, maar zelfs dat went. Duurde wel verscheidene jaren hoor, zeker als je aan je kinderen uit moet leggen waarom er weer méér beveiliging is.
opeens anders. Je probeert nog een grapje te maken, de rabbijn moet zeker zijn preek aanpassen voor vanavond, haha, maar het lukt niet echt. Aangeslagen rijd je naar huis, ik wou dat het anders was. Nu ik dit schrijf weet ik nog niets van de aanslag in Halle, maar mijn gevoel zegt dat het rechtsextremisten zijn. We zullen het allemaal nog wel horen. Ik zit nu op de bank onder een dekentje, ik type mijn stukje en mijn lieve peuter leunt half slapend tegen me aan. Is ook best een pittige dag, Jom Kipoer.
Eerst was er alleen een gracht om onze sjoel en onze eigen beveiliging, de vrijwilligers van Bij Leven En Welzijn, zo heet die club. Daarna kwam er politie bij, een permanente politiepost, kogelvrij glas, betonblokken op het trottoir met vast een mooie naam die ik niet ken, marechaussees met kogelvrije vesten en karabijnen en van die dikke Hummers. Of Mercedessen. Ik heb er geen verstand van. Hoe het ook zij: elke keer mag je weer uitleggen waar het voor is en op een gegeven moment geloven ze je niet meer wanneer je zegt dat de Torarollen nou eenmaal erg kostbaar zijn. Neen. Die soldaten staan daar voor mijn kinderen. Dat went en dat is eigenlijk heel erg. Dus dan kom je buiten, je zwaait een bedankje naar de jongens en meisjes van de militaire politie (dat mag), stapt in je auto (dat mag niet) start hem (dat mag niet) en zet de radio aan (dat mag niet) want het is een rond 8 uur – dus tijd voor het journaal. En dan hoor je van de terreur in Halle an der Saale, in Sachsen-Anhalt, voormalige DDR. Een schietpartij op straat, vlak voor een stampvolle synagoge, want ook daar is het Jom Kipoer, twee doden en een gearresteerde verdachte. Je hoort dat ze de sjoel wilden binnendringen, maar dat dat niet lukte dankzij dezelfde beveiliging die wij ook hebben. De sfeer in de auto was
Roel Abraham is naast schrijver ook vader van zes kinderen en dat met slechts één echtgenote, actief in het joodse leven, rijdt Trabant en vindt wel eens wat van dingen.
.
❞
De zware bewaking van de sjoel went. Dat is eigenlijk heel erg
november 2019
11_Column_02R.indd 17
17
17-10-19 15:10
✽ milieu
Geen consument, maar communicant
DE GROENE PATRIARCH Tekst: Jan Jorrit Hasselaar Beeld: Dio van Maaren
Water in tijden van klimaatverandering is het thema van een internationaal symposium dat volgende week in Amsterdam plaatsvindt. Medeorganisator en hoofdspreker is patriarch Bartholomeus van Constantinopel. Jan Jorrit Hasselaar schetst het portret van de geestelijk leider die zijn bijnaam Groene Patriarch met ere draagt. atriarch Bartholomeus van Constantinopel bezoekt komende week Nederland. Hij is een van de hoofdsprekers van het internationale symposium Water in Times of Climate Change. A Values-driven Dialogue dat aanstaande woensdag en donderdag aan de Vrije Universiteit plaatsvindt. De geestelijk leider geniet wereldwijd bekendheid vanwege zijn jarenlange pioniersrol op milieugebied. De Amerikaanse vicepresident Al Gore gaf hem daarom de bijnaam ‘Groene Patriarch’. In 2008 werd Bartholomeus vanwege zijn ‘definiëren van milieuvragen als een spirituele verantwoordelijkheid’ door Time Magazine uitgeroepen tot een van de honderd invloedrijkste personen ter wereld. Paus Franciscus begint zijn milieu-encycliek Laudato Si’ (2015) met een verwijzing naar de voortrekkersrol en het werk van de patriarch. Het was voor het eerst in de geschiedenis van het sociale denken van de rooms-katholieke kerk dat een paus zich schatplichtig verklaart aan iemand die niet tot die kerk behoort.
P
Patriarch Bartholomeus vatte al jong liefde voor de natuur op.
Schoonheid en heiligheid
Dimitrios Archondonis zag op 29 februari 1940 het levenslicht op het eiland Imvros (nu Gokceada) voor de kust van Turkije. Hij
18
22_Artikel_04L.indd 18
november 2019
17-10-19 15:11
portret ✽ groeide op in een gezin met vier kinderen. In de zomervakanties hielp Dimitrios in het café van zijn vader. Al op jonge leeftijd assisteerde hij op het altaar. Als misdienaar vergezelde hij de dorpspriester op zijn tocht naar afgelegen kerkjes. Tijdens deze tochten werd de jonge Dimitrios gegrepen door zowel de pracht van het berglandschap als de pracht van de liturgie. Die twee vormen van schoonheid zijn voor de orthodoxe gelovige nauw met elkaar verbonden. Dimitrios voelde zich geroepen om zijn kerk te dienen. Bij zijn diakenwijding in 1961 ontving hij de naam Bartholomeus. Hij werkte als theoloog, werd in 1973 verkozen tot metropoliet (aartsbisschop) van Philadelphia, en in 1990 tot metropoliet van Chalcedon. Een jaar later werd hij gekozen tot 270ste aartsbisschop van de kerk die is gesticht door de apostel Andreas. Als patriarch van Constantinopel is Bartholomeus de eerste onder zijn gelijken en is hij de geestelijk leider van ongeveer 300 miljoen orthodoxe christenen. “Als de aarde heilig is, dan is onze relatie met de natuurlijke omgeving sacramenteel; dat betekent dat zij zaden en sporen van God bevat”, schreef Bartholomeus. De kern van zijn ecologische bijdrage ligt in diens overtuiging dat onze omgang met het milieu niet slechts van technologische aard kan zijn. Hij benadrukt dat het antwoord op ecologische vraagstukken alleen succesvol kan zijn als het een fundamentele en radicale verandering bevat van ethische waarden en spirituele houding. De mens moet van consument communicant worden, zegt hij. Als consument heeft de mens een mentaliteit die weinig tot geen rekening houdt met de natuurlijke omgeving en daaraan gerelateerde sociale vraagstukken. “In de mentaliteit van het consumentisme zijn ‘goederen’ alleen maar objecten. Zij dragen geen bepaalde heiligheid; ook zijn ze niet gerelateerd aan de Schepper en de onderhouder van alles.” De mens die communicant is, staat anders in het leven. “Hij of zij bezit geen dingen, maar neemt aan hen deel, terwijl hij in gemeenschap is met anderen, als deelnemers van het gedeelde leven.” Dank en ascese
Twee centrale termen uit de orthodoxe traditie helpen ons volgens Bartholomeus om
onze verantwoordelijkheid voor de aarde te verdiepen: ons leven zou een ‘eucharistisch’ en een ‘ascetisch leven’ moeten zijn. De term ‘eucharistisch’ is afgeleid van het Griekse woord eucharistia, dat ‘dank’ betekent. De liturgie is naar orthodox begrip ten diepste dankzegging. Bartholomeus: “In haar roep voor een ‘eucharistische geest,’ herinnert de orthodoxe kerk ons eraan dat de geschapen wereld niet slechts ons bezit is, maar veeleer een geschenk van verwondering en schoonheid. Zo’n gave dient men met erkentelijkheid en onder dankzegging te ontvangen. Het misbruik van dit geschenk wordt geïdentificeerd met Adams erfzonde, die het resultaat is van eigenbelang en hebzucht.” “Een eucharistisch georiënteerd persoon begrijpt dat God de wereld schiep, niet om haar te laten verdwijnen, maar veeleer om haar te transformeren ten goede. Hij schiep de mens niet om eigenaars of uitbuiters van de schepping te worden, maar veeleer priesters van de Schepping, die al haar ‘goederen’ dankbaar gebruiken, niet door de schepping te vernietigen, maar door haar mooi te maken.” De tweede term, ‘ascetisch’, is afgeleid van het Griekse werkwoord askeo, dat wijst op de discipline om eenvoudig te leven. “De ascetische houding”, zegt Bartholomeus, “stelt ons in staat te onderkennen dat Gods geschenken aangeboden worden om in onze behoeften te voorzien mits zij eerlijk verdeeld worden onder alle mensen. Ze zijn echter niet van ons om te misbruiken en te verspillen, eenvoudigweg omdat we een verlangen hebben om hen te consumeren of de mogelijkheid hebben om voor hen te betalen. De ascetische houding is de worsteling ter beperking en beheersing van onszelf, waarbij wij niet langer willens en wetens alles consumeren, maar in plaats daarvan een gevoel van matigheid en terughoudendheid laten zien.” Zelfbeheersing en delen met elkaar zijn volgens de patriarch uitingen van liefde voor de gehele mensheid en voor de schepping. “De ascetische benadering waardeert alles om zichzelf, en niet om de waarde voor ons. Het is het terugwinnen van een gevoel van verwondering en de mogelijkheid vervuld te worden met een gevoel van goedheid. Mensen zijn dan in
staat om alle mensen en dingen te omhelzen – niet met angst of uit noodzaak, maar met liefde en vreugde. Dan leren we zorg te dragen voor de planten en voor de dieren, voor de bomen en voor de rivieren, voor de bergen en voor de zeeën, voor alle mensen en voor de gehele natuurlijk omgeving. Dan zullen we de vreugde ontdekken – meer dan toegebracht leed – in ons leven en in onze wereld. Met als gevolg dat we instrumenten van vrede en leven worden, geen middelen van geweld en vernietiging. “ Watervraagstuk
Bartholomeus is ervan overtuigd dat een dergelijke transformatie alleen in samenwerking met anderen vorm kan krijgen. In samenwerking met de Europese Unie en de Verenigde Naties organiseerde het door Bartholomeus opgerichte Religieus en Wetenschappelijk Comité diverse symposia over watervraagstukken in gebieden als de Zwarte Zee, de Baltische Zee en de Mississippirivier. Menig milieuvraagstuk is in feite een watervraagstuk. Denk aan zaken als de stijging van de zeespiegel, bodemverzakking, tekort aan drinkwater, gebrekkige sanitatie, vervuiling en te veel of te weinig regenval. Onze omgang met water is cruciaal voor onze toekomst. De internationale, interreligieuze en interdisciplinaire symposia reflecteren de theologische overtuiging van de patriarch dat dergelijke vraagstukken alleen in samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven, media, jongeren, niet-gouvernementele en religieuze organisaties opgelost kunnen worden. Het symposium in Amsterdam kent dan ook deelnemers uit wetenschap, bedrijfsleven, religie en bestuur. Ook anderszins is de invloed van de Groene Patriarch voelbaar: de bijeenkomst richt zich op water als bedreiging, water als levensbron en water als reiniging – drie thema’s dus die direct naar zingeving verwijzen.
.
Jan Jorrit Hasselaar is econoom en theoloog. Hij is werkzaam binnen het Dominicaans Studiecentrum voor Theologie en Samenleving, en is aan de Vrije Universiteit coördinator van het Amsterdam Centre for Religion and Sustainable Development. Meer over het watersymposium op: www.vu.nl/ watersymposium.
november 2019
22_Artikel_04L.indd 19
19
17-10-19 15:11
✽ Jelle van Baardwijk over Oswald Spengler
‘WIE TEVREDEN IS MET ZIJN TESLA, LEEFT NIET HET GOEDE LEVEN’ Wat kunnen wij weten? Wat mogen wij hopen? Wat moeten we doen? Dat zijn de eeuwige vragen van de filosofie. Elze Riemer geeft het antwoord van twaalf ‘denkers van nu’ en legt daartoe haar oor te luisteren bij kenners. Aflevering 10: Jelle van Baardwijk over zijn held – en ook die van Baudet – Oswald Spengler, auteur van De ondergang van het Avondland. “Met Spengler gezegd: we zijn in de herfst beland.” Tekst: Elze Riemer Beeld: Myriam Keijzer
et als mensen hebben culturen hun eigen karakter, stelde de Duitse geschiedfilosoof en cultuurhistoricus Oswald Spengler (1880-1936). In 1918 verscheen zijn hoofdwerk De ondergang van het Avondland, waarin hij, kijkend naar de geschiedenis, deze karakters beschrijft. Hij constateert dat elke cultuur op haar eigen manier verschillende stadia doorloopt, van opkomst naar ondergang. Het werd in zijn tijd een bestseller. Pas in 2017 kwam de Nederlandse vertaling uit, wat gepaard ging met heel wat discussie: het zou een extreemrechts boek zijn en geweld vergoelijken – waarom zou je dat op de markt brengen in deze tijd? En dan blijkt Thierry Baudet ook nog met Spengler weg te lopen. Jelle van Baardewijk (1982), bedrijfsethicus en Spengler-kenner, begrijpt niet waarom het werk van Spengler zo terzijde wordt geschoven, vaak ook nog door mensen die niet eens de moeite hebben genomen het goed te lezen. “Ja, hij is conservatief en pessimistisch – terecht –, maar daar is niet alles mee gezegd. Hij leert ons onze eigen cultuur beter te begrijpen, maar meer nog leert hij ons hoe we kunnen bijdragen aan een prettige toekomst ervan.”
N
Zou u Spengler uw grote filosofische held noemen?
“Jazeker. Ik heb hem leren kennen tijdens mijn filosofiestudie. Uiteindelijk heb ik jarenlang bijna dagelijks Spengler gelezen. De ondergang van het Avondland is een boek
20
33_Artikel_02L.indd 20
dat tegelijkertijd over historie, economie en filosofie gaat. Het gaat zowel over de grote vragen van de filosofie – wat is waarheid? wat is het goede? – als over de aardse kwesties: hoe is het belastingsysteem opgetuigd, wat is leiderschap, hoe komt iemand als Caesar aan de macht? Met deze praktische en concrete insteek staat Spengler middenin het echte leven, wat behoorlijk uniek is in de filosofie. Veel andere filosofen hebben iets wereldvreemds, voeren discussies over hoogdravende thema’s, waarvan je dan denkt: wat hebben we hier nu aan? Spengler was 37 toen hij deel één afrondde. Het boek getuigt van een ongekende geleerdheid en een bijzonder methodisch bewustzijn. Op die leeftijd! Hij leefde geen heldhaftig leven – hij was een studiebol – maar zijn blik, historisch besef en vernuft maken hem mijn intellectuele held. Hij heeft me veel geleerd over bijvoorbeeld Rembrandt, Bach en ethiek. Is dat niet wat een leraar moet doen? De schoonheid van de traditie ontsluiten voor nieuwe generaties?” Welk doel had Spengler met zijn werk?
“Hij is een geschiedfilosoof die nadenkt over waarom culturen in de geschiedenis zijn opgekomen en ook weer zijn ondergegaan. Hij onderscheidt verschillende culturen die elk een eigen karakter hebben. Voor hem heeft dat alles te maken met wat de mens bezielt. Spengler spreekt in dit verband ook over de ziel van een cultuur. In het oude Rome is dat heel wat anders
dan hier of in China. De Europese cultuur is wat hij noemt een ‘faustische cultuur’, die rond 1100 is begonnen. Met ‘faustisch’ verwijst hij naar het beroemde boek van Goethe, Faust, wat letterlijk vuist betekent. De protagonist van dat boek is een geleerde met nogal wat machtsdrift. Er zitten vooruitziende passages in Faust over kapitalisme en uitbuiting. Spengler laat zien dat heel onze westerse cultuur gericht is op ontdekking en exploitatie. De moderne ondernemer is in al zijn dadendrang en individualisme zélf een soort Faust.” Spengler wordt neergezet als cultuurpessimist. Bent u het daarmee eens?
“Dat is deels te danken aan de titel van zijn bekendste boek: De ondergang van het Avondland. Met die titel speelde zijn uitgever slim in op de dreigende sfeer die in Duitsland ten tijde van het interbellum bestond. Maar inhoudelijk is Spengler zelf ook deels pessimistisch. Ik trouwens ook. Spenglers pessimisme komt voort uit wat hij een verlies aan bezieling noemt. Als een cultuur die bezieling verliest, is er niets meer wat haar voedt. Dat gebeurt onvermijdelijk bij elke cultuur; culturen bloeien op en gaan weer onder. Denk bijvoorbeeld aan het oude Rome dat oppermachtig was en toch verdween. Het gebeurt ook nu, in onze cultuur. Met Spengler gezegd: we zijn in de herfst beland. Waarom? Omdat we die kern van onszelf verwaarlozen doordat we vooral bezig zijn met geld, macht en ‘leuke dingen doen’. We stellen minder
november 2019
17-10-19 15:12
RS DENKE
11
✽
VAN NU
hoge eisen, genieten van kitsch en niet van kunst. Mensen met veel talent werken bij banken en niet in de techniek of wetenschap. Ondertussen zijn de stoïcijnen opnieuw hip met hun filosofie. Maar zij bepleiten de ataraxia, het onaangedaan zijn, de teruggetrokkenheid. Daar word ik niet vrolijk van; het gaat ons niet helpen de grote uitdagingen rond duurzaamheid en globalisering de baas te worden. Spengler hamert echt op de verantwoordelijkheid van de elite. Wie zich tevredenstelt met een Tesla en een carrière, leeft niet het goede leven. Daar hoort ook verantwoordelijkheid bij voor de publieke ruimte, voor de gemeenschap.” Nou bent u inderdaad wel erg pessimistisch. Mensen streven toch nog steeds naar een zinvol leven?
“Laten we religie als voorbeeld nemen: religie is belangrijk in het begin van elke
cultuur. Al het leven in een cultuur is in het begin ermee verbonden: de schrijvers bezingen hun God, de steden zijn gebouwd rondom de kathedralen, de universiteiten ontspringen in de kloosters. Toch is religie niet de bron van het leven voor Spengler, dat is de cultuur. Daarom maakt hij ook een scherp onderscheid tussen bijvoorbeeld het protestantisme van Nederlanders en het katholicisme van Italianen. Er zijn overeenkomsten, maar ook diepe verschillen. We leven nu in een tijd van secularisatie, waarin veel mensen hun geloof verliezen. Toch blijven we zoekers, dus ja, er wordt nog naar zin gezocht. Dat is overigens ook typisch Europees. Andere culturen worden minder gekenmerkt door de queeste en het zoeken naar zin. Maar de moderne westerse mens heeft zich in zichzelf opgesloten: we hebben geen besef meer van een groter geheel waarin we zijn opgenomen. We zijn het vermogen kwijtgeraakt om ons
verbonden te voelen met het gehele leven: van voorouders tot en met de aarde als onderdeel van de kosmos. De hedendaagse omgang met de aarde – denk aan het milieu – is ten diepste een uitdrukking van ons afgesneden zijn van de natuur in spirituele zin. We denken de kroon op de schepping te zijn, maar we zetten de schepping niet voort. Mijn pessimisme komt voort uit dit tragische besef.” Spengler wordt geassocieerd met rechts of zelfs extreemrechts denken. Wat vindt u daarvan?
“Spengler was geen nazi en heeft zich zelfs verzet tegen het nazisme. Hij was een poos wel populair in nazi-Duitsland, maar zijn werk ging daar op een goed moment ook in de ban. Ik heb zelf veel geleerd van zijn politieke geschriften, bijvoorbeeld over het belang om politiek te laten draaien om waarden, niet alleen om belangen. Of ook
november 2019
33_Artikel_02L.indd 21
21
17-10-19 15:12
✽ denkers van nu
Paspoort Oswald Spengler (Blankenburg, 1880 – München, 1936) was een Duitse filosoof, historicus en natuurwetenschapper.
. Wordt gezien als een van de grondleggers van het cultuurpessimisme. . Studeerde wiskunde en natuurwetenschappen en promoveerde op een wijsgerig proefschrift over de Griekse filosoof Herakleitos. Werkte als leraar op een gymnasium in Hamburg, waar hij wiskunde, natuurkunde, Duits en geschiedenis doceerde. Vestigde zich daarna in München als zelfstandig schrijver over cultuur. Werd beroemd met het tweedelige werk De ondergang van het Avondland (1918-1922), waarvan er tijdens zijn leven honderdduizenden exemplaren werden verkocht. Hierin brak hij radicaal met de dominante westerse geschiedenisvisie die uitgaat van altijd voortdurende vooruitgang. Het werk werd pas in 2017 voor het eerst in het Nederlands vertaald (Boom, 1200 blz., € 29,90). Was afkerig van het racisme van nazi’s, die hem aanvankelijk graag lazen maar zijn werk later in de ban deden. Leefde een teruggetrokken bestaan en bleef zijn leven lang alleen. Overdag studeerde hij, ‘s avonds luisterde hij naar eigen zeggen eindeloos naar Beethoven. Stierf op 55-jarige leeftijd aan een hartaanval.
.
.
. . .
22
33_Artikel_02L.indd 22
van zijn kritiek op Karl Marx; dat is de beste kritiek op Marx die ik ooit las. Spengler is inderdaad redelijk extreem in hoe hij zijn filosofie neerzet, maar ik zou hem niet rechts noemen. Het is eerder een levensfilosofie met conservatieve kanten.” Onderhand loopt Thierry Baudet wel met hem weg.
“Baudet zoekt een ander type politiek, meer inhoudelijk en cultureel. Hij haalt daarvoor inderdaad inspiratie uit Spengler. Vanaf de jaren zeventig is er veel fundamenteel veranderd in Nederland. We zijn onderdeel geworden van een geglobaliseerde wereld waarin we niet meer geloven in de natie of God en vooral bezig zijn met de economie. Onze premier Mark Rutte presenteert zich als ‘manager van managers’ en grapt over visies. In reactie daarop is een gevoel van onbehagen ontstaan; men voelt zich stuurloos zonder een verhaal dat het individu overstijgt. De politiek heeft op dit onbehagen geen antwoord. Veel burgers hebben het idee dat de huidige regering handelingsonbekwaam is: de wereld komt op ons af zonder dat iemand de teugels in handen lijkt te hebben. De EU wordt gepresenteerd als een voldongen feit, migratie als iets vanzelfsprekends. Baudet biedt ons heel slim wél weer zo’n groot verhaal. Alleen al diens zelfverzekerde claim dat het anders kan en moet spreekt mensen aan. Als een van de weinige politici vandaag de dag is hij antiliberaal. Daardoor zegt hij dingen die veel mensen denken maar die not done zijn. Juist daardoor genereert hij zo zoveel aandacht. Tegelijkertijd is dat zijn valkuil: hij vergroot de verschillen tot in het absurde uit, tot nepnieuws aan toe. Hij stelt dat cultuur ertoe doet, dat er te veel machtsdenken is, dat we onze culturele oorsprong vergeten en dat we terug moeten naar het Nederlanderschap. Hij denkt dit alles in Spengler terug te lezen en voor een deel klopt dat ook. Wat hij niet zegt, is dat Spengler juist in de herfst van een cultuur de fatale opkomst van iemand als Baudet voorzag: een soort wandelend cliché van een charismatisch leider. Hij voorspelt de opkomst van veel meer van dit type leiders, dat mensen aan zich kan binden door persoonlijk charisma. Met de brexit en Trump staan ons de voorbeelden hiervan inmiddels voor ogen. De
❞
‘Spengler voorzag juist in de herfst van een cultuur de fatale opkomst van iemand als Baudet’ reden voor deze opkomst is dat een democratie zo futloos kan worden en met zichzelf bezig kan zijn dat zij een voedingsbodem wordt voor tirannie. Dat zei Plato ook al: op de democratie volgt de tirannie. Op een goed moment ziet Spengler, naar analogie met Rome, een Caesar opkomen die de boel platslaat – waarmee er ook een einde komt aan de cultuur. Trump lijkt zichzelf een beetje naar dit beeld te modelleren. Maar, we kunnen Spengler natuurlijk net zo goed gebruiken om zo’n tiran de pas af te snijden. Trump had voorkomen kunnen worden en dat geldt ook voor Baudet: zij bieden een antwoord op de crisis van de globale liberale wereldorde, maar vormen zelf een nieuw probleem. Het kan echt anders.” Hoe dan?
“Spengler laat zien dat de cultuur van het Westen bij uitstek toekomstgericht is, omdat wij van nature duurzaam zijn. Rome ging ten onder aan zorgeloosheid en overmoed. Wij hebben veel meer zelfbewustzijn en besef van heden, verleden en toekomst. We kunnen onze instituties zo herinrichten dat ze stabiel blijven. Dat betekent volgens mij: nadenken over een nieuwe lokale, creatieve en niet louter op handel gerichte organisatie van de economie. We moeten hoge eisen blijven stellen, weg met de zesjesmentaliteit. Dat zal ook met zingeving te maken moeten hebben: mensen zijn alleen bereid hun levens te veranderen wanneer het voor een groter goed is. Wie weet biedt een nieuwe spirituele visie op de aarde uitkomst. Duurzaamheid kan een religie worden waarin je met kleine rituelen als afval scheiden en grote mythes rond de sterren betekenis verschaft aan het leven. De mens heeft een geestelijk rustpunt nodig en de aarde zélf is een goede kandidaat. Ergens heeft Spengler dat wel voorvoeld trouwens, want hij lijkt precies dit element van lokaliteit te waarderen in de oude Grieken en Chinezen.”
.
november 2019
17-10-19 15:12
✽
Spec ial
Special: Ziek & zin
IN ONZE ZIEL GERAAKT k wist niet wat me overkwam. De pijn was zo hevig dat ik niet meer kon werken, de kinderen niet kon tillen of de luiers kon vouwen”, zegt Monica van der Perk. Als chronisch zieke moest Van der Perk “zichzelf opnieuw uitvinden”. ‘Ziek & zin’ is het thema van de special in deze aflevering van Volzin. Bij ziekte komt al gauw moraliteit om de hoek kijken, schrijft Jurgen Tiekstra. Werd ziekte vroeger wel voorgesteld als straf van God, tegenwoordig treden gezondheidsdeskundigen op als ‘de zedenmeesters van deze tijd’. U weet het toch? Voldoende bewegen,
‘I
gezond eten, veilig vrijen, niet roken of drinken. Falen we daarin, dan geldt toch min of meer ‘eigen schuld, dikke bult’. Enig mededogen met het menselijke tekort zou ons kunnen helpen om met mildheid te kijken naar eigen en andermans ziekten. Afgezien daarvan geldt natuurlijk ook dat ziekte een kwestie is van pech hebben: “een van de vormen die het kwaad in deze wereld aanneemt”. Heeft ziekte ‘zin’? Ziekte heeft geen zin, maar raakt ons wel in onze ziel. Ziekte kan een kans zijn om te ervaren waar het in het leven ten diepste om gaat. Gaat het
daarin alleen om ‘autonomie’ en ‘zelfredzaamheid’? Voor Jacqueline Kool, die leeft met de erfelijke ziekte SMA, is dat hoogstens het halve verhaal. Zij laakt “het beeld van de patiënt als ‘zorgconsument’ die al zelfsturend door het leven gaat”. Dat beeld doet geen recht aan de kwetsbaarheid die wezenlijk deel uitmaakt van het menselijk bestaan. Voor haar en anderen die in deze special aan het woord komen, geldt: ziekte geeft te denken over de zingeving van het bestaan. Dat laatste geldt natuurlijk niet alleen voor wie ziek zijn. (JvH)
.
november 2019
11_Cover_01R.indd 23
23
17-10-19 15:13
✽ ziek & zin
Erachter komen waar het leven ten diepste om gaat
DE ZIN VAN ZIEK-ZIJN
Tekst: Jurgen Tiekstra
Ziekte kent vele gestalten. Ziek-zijn is niet alleen een persoonlijke zaak, maar ook een economische en een maatschappelijke. Medische zedenmeesters en disciplinering van onszelf maken ons ziek. Zo bezien is ziekte iets wat we onszelf aandoen. Tegelijkertijd is ziekte een van de vormen die het kwaad in deze wereld aanneemt. e grote Joodse filosoof Baruch Spinoza overleed op zijn 44ste, aan een longziekte. Hij stierf op zondag 21 februari 1677, in zijn woonplaats Den Haag, met longen beschadigd door het glasstof dat hij jarenlang had ingeademd door zijn werk als lenzenslijper. Ik moest aan Spinoza denken, omdat ik altijd een brildrager ben geweest. Ik kan me niet herinneren wanneer ik mijn eerste bril op kreeg, zo jong moet ik zijn geweest. Gin-
D
negappend werd ik door anderen weleens ‘brillenjood’ genoemd. Indertijd heb ik me nooit durven afvragen waar dat scheldwoord vandaan komt, maar nu lees ik dat het ermee te maken heeft dat Joden in vroegere tijden vaker lenzenslijper waren. Joden mochten namelijk geen universitaire studie volgen, maar het slijpen van lenzen was alsnog een tamelijk intellectuele bezigheid. Toen moest ik aan Spinoza denken, en aan zijn getroffen longen. Het is verdrietig dat
zijn gezondheid hem zo vroeg in de steek liet. Tegelijk vertelt zijn verhaal dat ziek-zijn niet alleen een persoonlijke zaak is, maar ook een economische en een maatschappelijke.
Economisch nuttig Dat gold in de zeventiende eeuw, en dat geldt ook nu. Neem het volgende voorbeeld. Ik heb een boek van gezondheidspsycholoog Trudy Dehue in handen, waarin ze schrijft over de Wajong, een regeling voor jongvol-
Zo’n kwart van alle Nederlanders voldoet aan de definitie van een psychische stoornis.
24
33_Artikel_05L.indd 24
november 2019
17-10-19 15:14
special/essay ✽ wassenen die arbeidsongeschikt zijn. Dat ze dat zijn, kan komen door een ziekte of handicap, maar ook door een stoornis. Sterker nog: het gros van de mensen in de Wajong is gediagnosticeerd met een psychische stoornis. De afgelopen jaren begon het aantal Wajongers schrikbarend op te lopen, tot zo’n 240.000 mensen nu in 2019. Het merendeel kampt met ontwikkelingsstoornissen als autisme, ADHD, Asperger, PDD-NOS. Zijn die mensen ziek, of worden ze ziek genoemd omdat dat iemand goed uitkomt? Dat laatste antwoord is geen nodeloze paranoia, toont Trudy Dehue. Allereerst valt op dat veel van de Wajongers aanvankelijk in de bijstand zaten. Ze kregen hun nieuwe identiteit pas toen ze geen ‘bijstandstrekker’ meer konden zijn, omdat gemeenten op de bijstand bezuinigden. Zo rijst er een vraag op: gaat het hier niet eerder om werkloosheid? Het is onthullend dat het Centraal Planbureau in een rapport over Wajongers uit 2011 de link legt met het feit dat veel mensen moeilijk meekomen in de veeleisende economie. Door toegenomen bedrijfsconcurrentie is er minder ruimte voor ‘laagproductieve’ werknemers. Het aantal banen in de goederenproductie is afgenomen ten faveure van meer werk in de dienstverlening, waardoor sociale vaardigheid aan belang heeft gewonnen. Een andere oorzaak kan volgens het CPB de privatisering van overheidstaken zijn, zoals plantsoenen die nu door bedrijven onderhouden worden. Die bedrijven eisen meer van hun werknemers dan de overheid eerder. Dat is dus óók een zin van ‘ziekte’: een scheiding kunnen aanbrengen tussen de mensen die wel van nut zijn voor onze economie en de mensen die dat niet meer zijn. In een terzijde van het CPB-rapport zeggen de auteurs nog iets: er loopt een arbitraire lijn tussen ziek en niet-ziek. Wie afwijkt en wie niet afwijkt is een keuze, geen natuurwet. De definitie van een psychische stoornis is zo ruim, dat elk jaar 20 tot 25 procent van de Nederlanders aan de criteria van een van de spectrumstoornissen voldoet (autistisch, obsessief-compulsief, schizoide, depressief of angstig). Vier op de tien Nederlanders zal minstens eenmaal in zijn leven zo’n stoornis hebben. Kortom: afwijkend-zijn is helemaal zo afwijkend niet.
Het is dus deels een kwestie van perceptie of je ziek bent of gezond. Dat geldt niet alleen voor psychische klachten, maar ook voor lichamelijke problemen. Terug naar mijn bril, want daar wilde ik het zonet al over hebben. Ik mag dan slechte ogen hebben, maar ik voel me niet ongezond. De bril is een extra lichaamsdeel geworden, en ik zie perfect. Maar dan stuit ik in een krant op een interview met een hoogleraar oogheelkunde die mensen zoals ik niet ‘bijziend’ maar ‘hoogbijziend’ noemt: mensen met minstens ‘min-6’. De kans blijkt één op drie dat mijn soortgenoten en ik later ‘ernstig slechtziend’ worden. We hebben ‘drie keer zoveel kans’ op netvliesloslatingen, ‘drie keer zoveel kans op glaucoom’, we riskeren ‘maculadegeneratie’. Ze zegt dat het gezond is om niet continu iets van dichtbij te bekijken en vaker naar buiten te gaan, omdat ogen dol zijn op de dopamine die vrijkomt door zonlicht.
Onheilsprofetie Daar zit ik dan, terwijl ik dat lees op mijn computerscherm, in mijn werkkamer, met een bewolkte lucht achter de ramen. Even daarvoor genoot ik nog in onschuld van mijn ochtendlijke kop koffie en de mogelijkheden die een nieuwe werkdag mij bood. Nu ben ik ruw in mijn zij geprikt door de onheilsprofetie van een oogheelkundige. Zij doet mij ziek voelen, of tenminste zieker dan even hiervoor. Met gegroeide onrust zit ik in mijn bureaustoel. Mijn enige ontsnappingsmogelijkheid is om de passage in het interview nog eens opnieuw te lezen waarin de hoogleraar vertelt dat ze maar met moeite onderzoekssubsidie los krijgt en artikelen kan publiceren omdat mensen de urgentie van het bijziendheidsgevaar niet willen inzien. De kans bestaat, concludeer ik, dat ze de ernst van haar verhaal heeft aangedikt. Toch heeft ze succesvol een dosis dreiging aan mijn leven toegevoegd. Mijn ogen beginnen raar te voelen. Dat is ook ziekte: de verinnerlijking van alle kansberekeningen en risicopercentages die de moderne mens op zich krijgt afgevuurd door de medische stand. Uit bekend psychologisch onderzoek blijkt dat mensen al trager beginnen te lopen als ze een tekst hebben moeten lezen waarin stiekem wat woorden zijn opgenomen die refereren aan
ouderdom. Het laat zich raden wat al die medische onheilsprofetieën met ons doen die we willens nillens meekrijgen.
Deugdzaam leven Maar er is nóg iets aan de hand met die donderpreek van de oogheelkundige: misschien vind ik het eigenlijk wel prettig wat zij mij zegt. Zij heeft mij vermanend toegesproken: het is onjuist om urenlang naar een boek, een krant, een telefoon of een computerscherm te staren. De ogen van een mens zijn gemaakt om over de savanne te turen, en niet bedoeld voor korte afstanden met weinig zonlicht. Als ik ondanks die kennis tóch vele uren in een slecht verlichte ruimte in een boek heb zitten lezen of achter een computerscherm heb gehangen, dan kan er iets interessants gebeuren: het kan zijn dat ik dat niet gewoon onverstandig vind van mijzelf, maar dat ik me een ‘slecht mens’ ga voelen. Op een of andere manier komt er moraliteit bij kijken. De inhoud van wat ik in het boek las kan verwerpelijk zijn geweest en wat ik op het computerscherm bekeek was misschien weerzinwekkend, maar dat is in het liberale Nederland nauwelijks een halszaak: het is mijn vrije keuze of ik me met verwerpelijke of weerzinwekkende zaken bezig wil houden. Maar dat ik ongezond gedrag vertoon, is moreel veel minder verteerbaar. Medici en gezondheidsdeskundigen zijn de zedenmeesters van deze tijd geworden. Zij vertellen ons hoe een deugdzaam leven eruit ziet, en iets in ons vindt die disciplinering prettig. Persoonlijke vrijheid is voor mensen heilig geworden, maar dat betekent niet dat mensen niet stiekem ook gedisciplineerd willen worden. We zijn dat nu eenmaal gewend, van onze geboorte af aan. Eerst door onze ouders, daarna de school, misschien de kerk, en later de arbeidsmarkt; voortdurend zijn we gedisciplineerd tot bepaald gedrag en tot bepaalde gedachten, zodat we eenmaal volwassen geworden ons hopelijk naadloos kunnen invoegen in de samenleving. Misschien is het hierdoor dat we een masochistische reflex ontwikkelen: we kunnen ons gaan verlustigen aan het overschrijden van grenzen en zelfs aan het schuldgevoel dat dat oplevert. Neem het dure abonnement op de sportschool: de moderne mens heeft zich het eigen ge-
november 2019
33_Artikel_05L.indd 25
25
17-10-19 15:14
Een brief uit de gevangenis
‘Ik vraag u om vergeving’
‘
‘Zoals u weet heb ik iets gedaan wat ik nooit had moeten doen. Ik besef dat ik daarmee uw leven heb beschadigd, iets waar ik enorme spijt van heb. De tijd die ik in detentie zit, heb ik besteed aan nadenken over mijn daad en door een cursus te volgen van Gevangenenzorg Nederland, genaamd SOS (Spreken Over Schuld, Slachtoffers en Samenleving). Door deze cursus zijn mijn ogen geopend, het heeft mij beter doen inzien wat de gevolgen van mijn daad zijn, maar het heeft mij ook de juiste richting gewezen om herhaling te voorkomen.
Ik heb nog nooit in mijn leven zoiets gedaan. Door het nemen van de verkeerde weg heb ik een spoor van vernieling achter gelaten. Dit zal nooit meer gebeuren. Ik besef dat u vol met woede en wraakgevoelens zit en verontwaardigd bent. Ik vraag u, hoe moeilijk ook, om vergeving. We kunnen het verleden niet veranderen, maar ik kan wel veranderen. Ik reik u de hand toe met de belofte datgene wat ik heb gedaan nooit en te nimmer meer te laten gebeuren, ik wil geen slachtoffers meer maken. Teveel gaat kapot.’
’
David (gevangene)
Wij geloven in herstel en begeleiden gevangenen en hun familieleden op hun weg naar een leven zonder criminaliteit. Helpt u mee? www.gevangenenzorg.nl/help-mee/doneren
19VOL011_ADVERTENTIES.indd 26
17-10-19 17:01
special/essay ✽ maakt dat het ‘goed’ is om te fitnessen. Dat geeft twee mogelijkheden tot masochisme: of je beult jezelf met tegenzin af op de roeimachine en met de halters en gewichten, of je blijft vaak thuis op de bank zitten maar zegt nooit je abonnement op, waardoor je je kunt laven aan schuldgevoel. Dat is ook de zin van ‘ziekte’: een moderne mogelijkheid om jezelf te kastijden.
Het kwaad Voor een belangrijk deel is ziekte natuurlijk volledig zinloos. Ik hoor het verhaal van een man die zijn vrouw is verloren aan kanker. Hij kwam een nieuwe vrouw tegen, trouwde met haar, waarna ook zij kanker kreeg en nu met een verdrietig makend vooruitzicht leeft. Zo bezien is ziekte een van de vormen die het kwaad in deze wereld aanneemt. Ziekte doet ons de onvolmaaktheid voelen en zien van het bestaan op aarde en is daarom vaak genoeg een reden om smekend naar de hemel te kijken en om uitkomst te vragen. In de nieuwste film van de Spaanse filmmaker Pedro Almodovar, Dolor y gloria, lijdt de hoofdpersoon aan rugpijnen, hoofdpijnen, zenuwpijnen, tinnitus. Als hij ’s nachts wordt gepijnigd door vijf kwalen is hij een gelovige, zegt hij. Als hij maar door één kwelling wordt bezocht, dan is hij atheïst. Zo raakt ziekte verwikkeld met de algemene zoektocht van de mens naar zin in dit leven. Met veel wrangheid wordt dat zicht-
❞
Medici en gezondheidsdeskundigen vertellen ons hoe een deugdzaam leven eruitziet baar bij de 38-jarige journalist Jetske van der Schaar, die een DNA-test heeft laten doen en nu weet dat zij drager is van het alzheimergen Presenilin1. Daardoor staat voor haar vast dat ze rond haar vijftigste zal beginnen te dementeren. De toch al zo opdringerige vraag naar ‘de zin’ is in haar bestaan op hoogspanning gebracht. Het is geen wonder dat de mens zijn lot wil beheersen en ziektes te vuur en te zwaard wil bestrijden. Over de veertiende eeuw wordt gezegd dat mogelijk een derde van de bevolking in Europa omkwam door de pest, verspreid door vlooien op ratten. Een Ierse monnik noteerde in 1349: “Ik laat perkament over om het werk voort te zetten, mocht er in de toekomst nog iemand in leven zijn, mocht ook maar één zoon van Adam kunnen ontsnappen aan deze pestilentie en het werk weer opnemen.” Tot voor kort was de mensheid machteloos in het gevecht met dodelijke ziektes waarvan we de namen nu zijn vergeten. Als kind had ik een paar keer longontsteking. Daar stierf je vroeger aan. Nu sliepen mijn ouders er niet minder om. Tegen de achtergrond van die enorme vooruitgang zijn de ‘medicalisering’ van
De moderne mens heeft het zich eigen gemaakt dat het ‘goed’ is om te fitnessen.
de samenleving en de ‘overdiagnostiek’ een kleine prijs om te betalen. (Figuurlijk gesproken dan.)
Verbinding Maar ziekte is niet alleen zinloos. Ziekte kan ons ook weer gronden. Het ziekbed is vaak de wieg van een grote geestelijke verandering in het leven van een mens. Want we leren dat de kwetsbaarheid die we ‘als de pest’ hebben gemeden ons juist in verbinding met anderen brengt. We leren dat onze eerdere carrièredrang het najagen van wind was. “Door mijn ziekte heb ik doorgekregen dat ik een raar soort egoïst ben geweest”, zegt journalist Henk Blanken, bij wie Parkinson is geconstateerd, in een interview. Hij was een slechte vader, was ontrouw in zijn huwelijk, was altijd bezig met zijn werk. “Het gaat om het geluk van de ander”, beseft hij nu. “Dat is een gedachte van de laatste jaren – dat begint bij mij steeds meer post te vatten.” In de ziekte van een mens kan veel van die mens zelf zitten; letterlijk. Tot 40 procent van de consulten bij de huisarts betreft SOLK: Somatisch Onverklaarde Lichamelijke Klachten. Bij de poliklinieken varieert het aandeel SOLK-patiënten tussen de 35 en 66 procent. GGZ Nederland, de brancheorganisatie van de geestelijke gezondheidszorg, roept de medische stand op om te stoppen met het idee dat er een volmaakte scheiding bestaat tussen lichaam en psyche. Ze stelt: “Het scherp scheiden van lichaam en geest (is) nog steeds wijdverbreid, hoewel ieder mens te maken heeft met de verwevenheid van soma en psyche, van lichaam en geest.” Dat is ook een zin van ziekte: erachter komen waar het leven ten diepste om gaat. Gezond-zijn is in wezen dat een mens tot zijn recht komt. Op elk willekeurig moment zegt 90 procent van de Nederlanders dat ze de afgelopen twee weken last hebben gehad van een lichamelijke klacht, zo blijkt uit onderzoek. Dat maakt op zichzelf niet uit. Als ze maar gezond zijn.
.
november 2019
33_Artikel_05L.indd 27
27
17-10-19 15:14
✽ ziek & zin Deelnemers aan de Herstelcirkel koken samen gezond. FOTO WILLIAM MOORE.
Diabetespatiënten verenigen zich in ‘herstelcirkel’
SAMEN STERK TEGEN DE SPUIT Joop Cornelissen tobde al drie jaar met ‘suiker’. Sinds hij meedoet met de ‘herstelcirkel’ gaat het een stuk beter met hem. Zijn medicijngebruik halveerde en hij verloor 10 kilo gewicht. Herstelcirkels maken gebruik van de kracht van de groep. Kernwoorden zijn: je leven in eigen regie nemen, meer energie en een beter zelfbeeld. Tekst: Bert Ummelen
egen drieën leggen ze voor een kopje koffie aan bij een uitspanning op de Markt in het Gelderse Huissen. Ondanks het druilerige weer is er flink gewandeld. Wat de lopers verbindt is dat ze diabetes type 2, ‘suiker’ in de volksmond, hebben. Wat hen van de bijna een miljoen lotgenoten in ons land onderscheidt, is dat ze de regie over hun gezondheid in eigen
T 28
44_Artikel_06L_2.indd 28
hand hebben genomen. Je zou kunnen zeggen: teruggenomen. ‘Herstelcirkel in de wijk’ is het concept gedoopt; daar zijn er inmiddels dertien van, vooralsnog allemaal in de regio rond Nijmegen en Arnhem. Clubjes van tien tot twintig mensen die elkaar een jaar lang ondersteunen in het streven naar een gezondere leefstijl om zo pillen en injectienaalden de deur uit te kunnen doen. Initiator is
Nijmegenaar Huub ter Haar, theoloog van huis uit maar nu vooral ‘zorginnovator’. Bij hem thuis heeft hij me verteld hoe hij tot zijn initiatief kwam. Zijn ex-schoonmoeder had drie chronische aandoeningen en slikte zoveel medicijnen, wel vijftien verschillende, dat een cumulatief negatief effect optrad. “Op een ochtend belde ze dat ze de hele nacht op de grond had gelegen, te verzwakt om op te staan. Ik had al gelezen
november 2019
17-10-19 15:16
special/reportage ✽ dat hoge suikerniveaus ontstekingsziekten uitlokken. Toen hebben wij ingegrepen, een soort actieplan opgesteld dat we op het keukenkastje hebben gehangen. Het is veel beter met haar gegaan. Doordat ze meer ging bewegen, daar was ze heel stoer in, kon ze haar medicatie afbouwen.” Ter Haar trof een enthousiaste meedenker in Henk Schers, huisarts en onderzoeker aan ziekenhuis Radboudumc en inmiddels voorzitter van de Stichting Herstelcirkel in de wijk. En, ook niet onbelangrijk, ze vonden een financier. Zorgverzekeraar Menzis had wel oren naar het plan: zelfhulpgroepen die de huisarts op afstand zouden zetten.
Andere leefstijl Drie jaar geleden is het nu dat het project van start ging. Zo bezien hoort Joop Cornelissen (59) bij de veteranen. Uitgewandeld vertelt hij in het Huissense café over zijn ervaringen. Eind 2014 was het toen hij van de huisarts te horen kreeg: “U zit redelijk hoog met uw bloedsuiker.” Dus tabletten. “In de loop van 2017 kreeg ik steeds meer
last van bijwerkingen. Mijn energieniveau werd steeds lager en ik kreeg heel veel last van diarree. Eind van dat jaar zat ik zo’n beetje standaard vier avonden in de week tussen acht en half elf op het toilet. En toen kwam via de huisarts die was benaderd door Herstelcirkel een mail: of ik mee wilde doen aan zo’n cirkel. Ik heb dat een paar dagen op me laten inwerken en toen heb ik bedacht: ik ben nu drie jaar verder en ik heb in mijn eentje eigenlijk helemaal niks bereikt. Laat ik proberen of het in een groep wel lukt.” Daar lijkt het op. In een jaar tijd halveerde hij zijn medicijngebruik en leverde hij 10 kilo aan gewicht in. “Vooral eigenlijk doordat ik ben gaan wandelen, terwijl ik altijd zei: die wandelkaart van mij, daar staat 10 kilometer op en daar moet ik een heel jaar mee doen, dus daar moet ik zuinig op zijn. Ik ben veel meer gaan wandelen en ook begonnen met een koolhydraatarm dieet. Ik verloor niet meteen kilo’s, maar ik voelde me al gauw een stuk fitter.” Binnen zijn groep fungeert hij als ‘aanjager’. Dat is de figuur die de groepsactiviteiten
coördineert: samenkomsten, wandelingen, af en toe met z’n allen koolhydraatarm koken. En die zorgt dat de deelnemers ‘aangehaakt’ blijven. Ziet Cornelissen bij deze of gene inzet verflauwen dan kan die hem aan de deur verwachten voor een praatje. Ach nee, hij wil zijn huisarts niet verwijten dat die hem te weinig heeft aangemoedigd om zijn leefstijl te veranderen. Tussen het controleren van de bloedwaarden en het uitschrijven van herhaalrecepten werd hem wel degelijk gezegd dat meer bewegen en gezonder eten goed zouden kunnen uitpakken. “Daar was ik toen niet zo gevoelig voor. Ik zag het eerder als een inbreuk op mijn leven dan als een goed advies. Het heeft gewoon zijn tijd nodig gehad. Het zijn de bijwerkingen van de medicijnen die bij mij de knop om hebben gezet. Dat viel toen toevallig samen met de uitnodiging deel te gaan nemen aan een herstelcirkel.”
Verslavingsgedrag Doen huisartsen wel genoeg om hun patienten te doordringen van eigen mogelijkheden om een chronische aandoening als
Ook bewegen is voor mensen met diabetes belangrijk.
november 2019
44_Artikel_06L_2.indd 29
29
17-10-19 15:16
✽ ziek & zin ‘suiker’ de baas te worden? In zijn spreekkamer in Lent is huisarts Henk Schers bedachtzaam. “Ik denk dat het een soort klem is waar we nog steeds in zitten. Veel dokters en verpleegkundigen vinden het hun werk om mensen te helpen. Natuurlijk met de beste bedoelingen, maar ze ontnemen de
mensen veel te vaak hun eigen verantwoordelijkheid. Het is lastig om genoeg ruimte te laten voor de patiënt zelf.” Hoe weten we eigenlijk dat het Herstelcirkel-concept werkt? Schers: “Wat we in elk geval weten is dat bij mensen die een jaar lang deelnamen een aantal klinische para-
‘Verbinding is het beste medicijn’ “We vragen niet alleen aandacht voor voeding, beweging en ontspanning, maar ook voor verinnerlijking”, zegt initiatiefnemer Huub ter Haar. “Het gaat erom dat je door een betere leefstijl drie dingen verwerft: regie, energie en een beter zelfbeeld. Die drie noemen we leefkracht. Bij mensen die zich gewoontes hebben eigengemaakt die ondermijnend zijn voor hun leefkracht, zie je vaak zowel een vervreemding van het eigen lijf als van de zin van samenleven, van doelen stellen in het leven. Voor mij is essentieel dat je als persoon samenvalt met wat je je op enig moment ten doel stelt. Als je daarvan afgehouden wordt, omdat je omgeving je bijvoorbeeld verleidt te consumeren, voor comfort te gaan, dan werkt dat vervreemdend. Overgewicht is daar een verschijnsel van. Ik denk dat mensen echt naar binnen moeten gaan en kijken hoe ze de ziekmakende patronen die in hun leven zijn geslopen kunnen inruilen voor gezondmakende patronen. Wat heeft zeventig jaar diabeteszorg gebracht? Mensen krijgen de suggestie dat ze geholpen worden maar eigenlijk worden ze gestabiliseerd. Je kan zeggen dat heel veel mensen met diabetes type 2 zich onbewust zijn van hun bekwaam zijn. Ik bedoel dat ze niet beseffen dat ze hun aandoening heel goed zelf de baas kunnen worden. Ik ben de laatste jaren geschrokken van de afhankelijkheidsreflex van mensen tegenover de dokter. Wat ze doen is autoriteit weggeven. Het is het resultaat van vele decennia van professionalisering. Ze hebben niet in de gaten dat ze onderdeel zijn van een systeem waarin problemen ‘gefixt’ worden; het echt contact maken met de oorzaken ervan wordt uit de weg ge-
30
44_Artikel_06L_2.indd 30
Huub ter Haar, zorginnovator en theoloog: “Ook aandacht voor verinnerlijking.” FOTO PIET VERMUË
gaan. Uitbesteed aan de professional. Je krijgt pillen en de dokter zegt dat het goed met je gaat. Zo word je zelfs nog gesterkt in je weerstand om te veranderen. In onze visie gaat het om herstellen van verbindingen op alle niveaus. Verbinding is het beste medicijn: verbinding met jezelf, met de ander, met je levensdoel en leefomgeving. De kern van de zaak is dat we de eerstelijnszorg verantwoordelijk hebben gemaakt voor een probleem dat daar niet thuishoort. Het is een probleem van de samenleving. We moeten de afstand tot de professionele zorg vergroten. Het initiatief moet bij de burger komen te liggen, bij bedrijfsleven, verenigingsleven, sportverenigingen. Het is een verantwoordelijkheid van iedereen. Wij willen dat de burger ‘in lead’ komt. Ja, het is een opgave waar je u tegen zegt.”
meters duidelijk verbeterden. Mensen gaven ook aan dat ze beter hun doelen bereikten, een gezonder eetpatroon hadden en meer bewogen. Het is natuurlijk interessant om te kijken of het ook echt beklijft, hoe het over twee en drie jaar met ze gaat.” Uit onderzoek is bekend dat programma’s voor leefstijlverbetering vooral de eerste drie tot zes maanden effectief zijn, daarna loopt het terug en als je niet oppast ben je op een gegeven moment terug bij af. “We hopen natuurlijk op meer blijvend resultaat. Daarvoor moet je, denken we, wel de dynamiek binnen zo’n groep een beetje in stand houden. Deelnemers vertelden ook dat ze bang waren het niet vol te houden als ze er weer alleen voor zouden staan. Daarom hebben we een vervolgprogramma bedacht: Herstelcirkel+. Mensen die dat willen blijven dan nog, op een minder intensieve manier, met elkaar verbonden om elkaar te ondersteunen. Het idee is natuurlijk wel dat je het op een gegeven moment gewoon zelf kunt of dat het verankerd is in je sociale omgeving.” Hester Huiskamp uit Lent is blij dat ze door kan. Ze spoot al twintig jaar insuline toen ze mee ging draaien in een Herstelcirkel. En warempel, al na twee, drie weken koolhydraatarm dieet kon ze daarmee stoppen. Was ze bang in oude patronen – haar, zoals ze vertelt, in de middag opkomende ‘snaaihonger’ – te vervallen toen haar groep ophield te bestaan? “Nou en of”, zegt ze. Het vervolgprogramma voorziet, naast het twee keer in de week wandelen, in een aantal informatieavonden. Nu eens gaat het over bloedwaarden, dan weer over verslavingsgedrag. “Maar minstens zo belangrijk vind ik het dat je elkaar blijft ontmoeten, dat je eens bij iemand terecht kan om ervaringen uit te wisselen.” Henk Schers: “Wat wij graag hadden gewild is dat het zichzelf had gestuurd. We hebben gezien dat dat niet vanzelf gebeurt. Het liefst heb je natuurlijk een soort gezondheidsbevorderende structuur in de wijken, waar niet één maar meer groepen elkaar beinvloeden. Wat je wil voorkomen, is dat het oude patroon terugkeert van de zorgprofessional met achteroverleunende patiënt.”
Klinische waarden Tamara Baert is als ‘leefkrachtcoach’ verbonden aan Herstelcirkel in de wijk. Ze biedt
november 2019
17-10-19 15:16
special/reportage ✽
❞
‘Dokters en verpleegkundigen ontnemen mensen veel te vaak hun eigen verantwoordelijkheid’ informatie aan, begeleidt gesprekken en het stellen van doelen binnen de cirkels. Wat zijn echt zinvolle voedingsadviezen, wat haalbare doelen? Maar ook: wat zit er achter het ongezonde leefpatroon? Verdriet, ongerief? En zou je daar anders mee om kunnen leren gaan? Zij houdt contact met betrokken huisartspraktijken, is steun en toeverlaat voor coaches, en ziet er ‘helicopterend’ op toe dat dingen goed gaan. “Is hier of daar misschien een extra impuls nodig? Dreigt iemand af te haken? In zo’n geval probeer ik te achterhalen wat de oorzaak is. Als iemand dreigt af te vallen of minder gemotiveerd is, dan doet dat ook wat met de dynamiek in de groep. Dat wil je voorkomen. Bij startgesprekken hamer ik er ook altijd op dat je als deelnemer een commitment voor een jaar aangaat.” Zij weet natuurlijk dat goede voornemens niet altijd even duurzaam zijn. De Huissense cirkel is al een halfjaar over de looptijd van een jaar heen, een paar mensen zijn
Huisarts Henk Schers: “Zelf regie nemen, gezond leven, bewegen.” FOTO GERARD VERSCHOOTEN.
Deelname aan de Herstelcirkel leidt tot minder medicijngebruik. FOTO WILLIAM MOORE.
al afgehaakt. Over de effectiviteit van het programma op langere termijn is Baert net als huisarts Schers terughoudend. Maar voorlopig overheerst tevredenheid. “Het hangt er ook maar vanaf waar je die effectiviteit aan af wil meten. We beroepen ons op klinische waarden, het meest objectieve dat we hebben. Voor mij is belangrijker dat ik Joop hier hoor praten en zie wat voor baat hij heeft gehad bij de herstelcirkel, wat hij heeft gewonnen aan energie en, al klinkt dat wat zweverig, levensgeluk.” Ze zou het geweldig vinden als de groep nog bij elkaar kon blijven, dus een Herstelcirkel+ kon worden. Maar om de nodige professionele ondersteuning en een aantal activiteiten te kunnen bekostigen is geld nodig. Bij het verschijnen van deze Volzin is misschien duidelijk of de gemeente Lingewaard, waar Huissen onder valt, de portemonnee wil trekken. Ze heeft daar goede hoop op. ‘We geloven echt dat wat we op gang brengen betekenisvol is. Van de tien deelnemers aan deze cirkel is het, op één uitzondering na, iedereen binnen een jaar gelukt medicatie af te bouwen.’
Andere aandoeningen Inmiddels worden mogelijkheden verkend om het concept toe te passen op andere chronische aandoeningen. Een Herstelcirkel voor mensen met psychische klachten als depressiviteit of angstgevoelens startte onlangs en onderzocht wordt of ook mensen met een cardiovasculaire aandoening er mee geholpen zouden kunnen zijn. Schers: “Je zou kunnen zeggen dat bij veel chronische aandoeningen de uitdaging hetzelfde is: zelf regie nemen, gezond leven, bewegen. We hebben ook wel met de gedachte gespeeld een gemengde groep te starten. Mensen kunnen meer dan ze zichzelf toevertrouwen, dat is de basisgedachte. Bij veel mensen zit de behoefte er wel, ze vinden het eigenlijk vervelend dat ze zo weinig van zichzelf weten en kunnen sturen, maar ze vinden gewoon de sleutel niet in hun eentje. Gelukkig zijn er ook allerlei technologische ontwikkelingen die maken dat je niet meer voor elk onderzoekje een dokter nodig hebt. Daarmee zijn de mogelijkheden voor ‘eigen regie’ enorm toegenomen.”
.
november 2019
44_Artikel_06L_2.indd 31
31
17-10-19 15:16
❞
Monica van der Perk: ‘Ik moest mezelf opnieuw uitvinden’ 32
33_Artikel_10L.indd 32
november 2019
17-10-19 15:25
Monica van der Perk over haar chronische ziekte
special/interview ✽
Tekst: Elze Riemer Beeld: Maarten Boersema
Leven met pijn en beperkingen
‘HET IS ZOALS HET IS. DAAR DOE IK HET MEE’ Monica van der Perk ondervindt sinds twintig jaar de gevolgen van de ziekte van Lyme: een leven met pijn en beperkingen. “Maar dit is er wel altijd, op goede en slechte dagen: het besef dat ik leef in Gods aanwezigheid en dat dat oké is.” wintig jaar geleden kreeg Monica van der Perk (54) ineens heel veel pijn in haar armen en benen. Het was zo erg dat ze bijna niet meer kon lopen. Terwijl de onzekerheid toenam over wat er aan de hand was, werden de klachten in de loop van anderhalf jaar alleen maar erger. Uiteindelijk bleek het de ziekte van Lyme te zijn, als gevolg van een tekenbeet. Van der Perk is daar nog wel voor behandeld, maar veel te laat. De bacterie zelf is weg, maar de restschade niet – die kun je niet behandelen. Dit maakt dat ze sindsdien rondloopt met veel pijn, coördinatie- en concentratieproblemen en vermoeidheid. Haar wereld is een stuk kleiner geworden en haar energie is zeer beperkt.
T
Wat deed het met u dat u ineens zoveel pijn had?
“Ik wist niet wat me overkwam. De pijn was zo hevig dat ik niet meer kon werken, de kinderen niet kon tillen of de luiers kon vouwen. De pijn nam ook een groot deel van mijn energie weg, waardoor ik geen puf meer had voor de dagelijkse dingen. Ik
was een heel actief persoon met allerlei rollen: ik had betaald werk als re-integratieconsulent, deed vrijwilligerswerk in kerk en bestuur, had samen met mijn man de zorg voor onze twee kinderen – toen nog anderhalf en vier jaar – en genoot van een uitgebreide vriendenkring. Gaandeweg kwam alles grotendeels stil te liggen, want ik kón het gewoon niet meer. Het leven om mij heen ging ‘gewoon’ door. In het gezin was het spitsuur met opgroeiende kinderen. Ondertussen werden de klachten alleen maar erger. En dan was er nog de onzekerheid over wat het nou was. De klachten lijken op MS, maar het lijkt ook op de ziektebeelden van een heleboel andere ziektes. Ik wist niet meer waar ik me op moest richten, voelde me compleet stuurloos. Na een jaar voelde ik aan dat ik niet meer beter ging worden. Dat was het begin van een hele grauwe periode, een rouwproces waar ik doorheen moest. Ik moest gebruik gaan maken van een rolstoel en een scootmobiel en ontdekte dat mensen op die ik op straat tegenkwam mij niet meer tegemoet traden als jonge levenslustige vrouw, maar als een onmondige, onzichtbare.”
gaan. Dat heeft zo’n twee jaar geduurd. Ik wist daarbij niet meer in welke richting mijn leven ging of zou moeten gaan. Ik moest afscheid nemen van wie ik was en wist niet meer hoe ik verder moest. Uiteindelijk heb ik contact gezocht met mijn predikant, die toen bezig was met de opleiding van geestelijk begeleider. Met haar heb ik een reeks gesprekken gevoerd, wat me heeft geholpen weer een lijn te vinden in mijn leven. Ze stelde de vragen die ik nodig had, die me lieten nadenken over waar God is in mijn verhaal. Het heeft me geholpen om te beseffen dat ik met alles wat ik verloor, God niet kwijt wilde raken. Ik ben de confrontatie aangegaan: God, wat heb je van doen met mijn leven...? Ik ontdekte dat ik er nog was, dat ik niet helemaal was weggevaagd. Ik moest mezelf weer opnieuw uitvinden: van bepaalde rollen moest ik afscheid nemen en andere, zoals echtgenoot, moeder en vriend, kregen een andere invulling. Er bleef een heel kale versie van mezelf over, maar de Monica die met aandacht in het leven staat – die was er nog wel. Dat is zich gaan verdiepen. En met die Monica kon en kan ik wel leven.”
Hoe zag dat rouwproces eruit?
Heeft u toen een antwoord gekregen op uw vraag waar God was?
“Al die actieve rollen van moeder, werknemer, echtgenoot, vriend en vrijwilliger bepaalden mede mijn identiteit, dus toen ik die dingen niet meer kon doen had ik echt het gevoel dat ik werd weggevaagd. Ik wist niet meer wie en wat ik was. Het omgaan met de pijn maakt dat er nog maar heel weinig ruimte is voor andere dingen: dat vreet zoveel energie en vitaliteit. Ik had echt tijd nodig om daarmee om te leren
“Ik ben opgegroeid in de christelijke traditie en heb daar ook altijd bewust in gestaan. Ik ben dat niet kwijtgeraakt, maar in die grauwe periode raakte ik wel het geloof als anker kwijt; een basale zekerheid dat ik deel ben van Gods verbond en dat Hij de band met mensen nooit zal verbreken. Hij was de basis van mijn leven, maar in die periode wist ik echt niet waar God was. Ik
november 2019
33_Artikel_10L.indd 33
33
17-10-19 15:25
✽ ziek & zin riep wel ‘God waar ben je?’, maar ik ervoer totaal geen antwoord of houvast. Alles werd mij uit handen geslagen, alles wat mij vertrouwd was raakte ik kwijt. Door de gesprekken met mijn predikant ontdekte ik dat ik niet ook God nog wilde kwijtraken. Dat is wel een keerpunt geweest. Ik kon er weer een soort verhaal van maken, van mij, van God, het leven. Ik was niet meer stuurloos.” Wat vindt u het moeilijkst aan chronisch ziek zijn?
“Naast de lichamelijke klachten zelf heb ik erg geworsteld met het loskomen van de verwachtingen van de maatschappij: dat je een betaalde baan moet hebben, dat je gezond moet zijn, dat je maximaal moet genieten. Gaandeweg kon ik me daar wel van losmaken. Maar wat moeilijk blijft, is dat ik altijd op een grens moet leven tussen wat ik wel en niet kan. Iedere dag weer moet ik keuzes maken wat dat betreft en iedere keer mis ik daardoor ook allerlei mooie en waardevolle dingen – ik kan geen afspraken meer maken in de middag en avond. Ik ben een vrouw van 54 maar leef als een vrouw van 75. Ik kan mijn gezonde leeftijdsgenoten vaak niet meer bijbenen, letterlijk en figuurlijk. Wat het moeilijkst is, kan per dag verschillen, juist omdat ik zo in het moment leef, móét leven. Soms is het de pijn, een andere keer dat ik een week geen leeftijdsgenoten heb gezien een andere keer als ik zie welke invloed het allemaal heeft op mijn man en kinderen. Dat ik het erin moet uithouden, elke dag weer, dat is uiteindelijk het moeilijkste. Er is geen perspectief op verbetering.” Is er iets wat u helpt om het uit te houden?
“Op slechte dagen weet ik dat er een dag komt dat het weer wat beter gaat. Daarnaast kijk ik naar de dingen die wél kunnen en waar ik van geniet. Wat klusjes in de tuin, een ritje met de scootmobiel door de polder, een mooie sjaal weven, lunchen met een vriend. Het geloof is iets wat ik echt met mij meedraag, waar ik me aan kan vasthouden. Ik ben me op een gegeven moment bezig gaan houden met contemplatie en mystieke teksten. Die teksten hebben zich in mij verinnerlijkt, zijn een soort levensadem geworden. Er is een tekst van Dag Hammerskjöld,
34
33_Artikel_10L.indd 34
❞
‘Dat ik het moet uithouden, elke dag weer, dat is uiteindelijk het moeilijkste’ uit zijn boek Merkstenen, die je kunt zien als mijn geloofsbelijdenis: In het geloof dat ‘Gods eenwording met de ziel’ is ben jij een in God en is God geheel in jou, zoals hij voor jou geheel is in alles wat je ontmoet. In dit geloof daal je in het gebed neer in jezelf om de Ander te ontmoeten, in de gehoorzaamheid en het licht van de eenwording, staan voor jou allen, net als jij, alleen tegenover God, is elke handeling een voortgezette scheppingsdaad – bewust, omdat je de verantwoordelijkheid van een mens draagt, maar toch geleid wordt door de kracht buiten het bewustzijn die de mens geschapen heeft, sta je vrij tegenover dingen, maar treed je ze tegemoet in een beleving die de bevrijdende zuiverheid en de onthullende scherpte van de openbaring bezit. In het geloof dat ‘Gods eenwording met de ziel is’ heeft daarom alles zin. Zo leven, zo gebruikmaken van wat je in handen gegeven is. Het zijn grote woorden, maar dit is wat in mij gebeurt: Gods eenwording met de ziel en zo leven en zo gebruikmaken van wat je in handen gegeven is. Daarmee wordt het leven niet makkelijker. Maar dit is er wel altijd, op goede en slechte dagen: het besef dat ik leef in Gods aanwezigheid en dat dat oké is. Ik zou het geen troost noemen. Het is een houvast, dat wel.” U bent nu al twintig jaar chronisch ziek. Heeft u in die tijd een soort ‘zin’ in uw ziekte kunnen ontdekken?
“Nee. Er zit geen zin in mijn ziek-zijn. Het is ook niet zo dat God het zo bedacht heeft of zo; ziek-zijn is gewoon pech hebben. Maar door hoe dingen gelopen zijn, ben ik wel anders in het leven gaan staan, met meer aandacht. Niet omdat het zo heeft moeten zijn, maar omdat het zo nu eenmaal gelopen is. Het is niet dat ik geen ‘zin’ ervaar, maar ik zie dat niet als iets wat verbonden is met mijn ziekte. De mensen die dicht bij mij staan en waar ik van hou, mooie kleuren weven op mijn weefgetouw, afspraken met
vriendinnen, in de natuur zijn – die dingen maken dat ik het er, meestal, in uithoud. En in het geloof, ja, daar zit zeker ook zin. Maar om daar woorden aan te geven, dat vind ik heel lastig. Ik ben heel moeilijk met woorden, ze schieten vaak zo tekort. Ik hóéf er ook geen woorden aan te geven, voor mezelf. Ik ben heel erg een mens van ‘het is gewoon zo’. Daarmee zeg ik expliciet niet ‘het is goed zo’, zo ervaar ik dat niet.” Ervaart u het niet als oneerlijk, dat u dit moet meemaken? U krijgt onevenredig veel wanhoop voor de kiezen.
“Het is geen ronkend verhaal van wanhoop en geen ronkend verhaal van hoop – het is er allebei. De eerste tien jaar heb ik veel wanhoop gekend. Ik voelde me voornamelijk tekortschieten, zeker toen de kinderen nog klein waren. Nu is het wat meer stabiel geworden. Hoop heeft voor mij vooral te maken met vertrouwen. Ik vertrouw op de mensen om me heen, dat die me dragen, blijven steunen en van me blijven houden. Ik vertrouw op God, dat Hij mij zal blijven leiden. En er zijn regelmatig kleine dingen waar ik van geniet, elke dag is er wel iets. Sinds een jaar werk ik een ochtend per week als vrijwilliger bij een weefgroep van een dagbestedingscentrum voor mensen met een verstandelijke beperking. Ik geniet van de kleurige weefsels, van de aandacht die we elkaar kunnen geven. Het is een soort aandacht waarin weinig woorden voldoende zijn.” Hoe kijkt u naar de rest van uw leven?
“Nou, daar kan ik weleens wanhopig over worden. Ik ben nu 54 jaar, stel dat ik 85 word, dan heb ik het nog wel even uit te houden. Er zijn best momenten dat ik denk: dit hou ik niet vol. Er is niks heroïsch aan chronisch ziek zijn. Kwetsbaarbaarheid en afhankelijkheid zijn geen heldendaden. Ieder mens krijgt gebreken bij het ouder worden, maar bij mij tikt dat extra hard aan. Dus ik denk daar liever niet al te lang over na. Het is zoals het is, en daar doe ik het mee. Ik kan er natuurlijk wel naar verlangen dat de pijn een keer stopt, maar het is niet zo dat ik naar de dood verlang. Ik ben liever levend dan dood. Wat er gebeurt als je sterft? Dat weet ik niet. Ik geloof in een eenwording met God, maar op wat voor manier – we zullen het zien.”
.
november 2019
17-10-19 15:25
special/essay ✽
Overwegingen van een patiënt die dat niet is
TUSSEN ZELFREGIE EN KWETSBAARHEID Wie een chronische ziek heeft, kan niet anders dan balanceren tussen zelfregie en kwetsbaarheid, zegt Jacqueline Kool. Zij spreekt uit eigen ervaring: “De goede patiënt weet dat experts vaak zoveel minder weten dan hun witte jassen, titels, hightechbolwerken en publicatiestatus suggereren.” Tekst: Jacqueline Kool
k schrijf om dezelfde reden dat ik lees: het leven moet ruimer”, zei schrijfster en biografe Annejet van der Zijl eens in een interview. Die zin is bij me blijven hangen. In artikelen en lezingen streef ik er altijd naar om de vastomlijnde beelden en gedachten die mensen vaak hebben over leven met een chronische ziekte of een handicap, te
‘I
verruimen. Hopelijk ontstaat er dan meer ruimte voor uiteenlopende ervaringen van vlees en bloed. De vraag is dan wel: hoe rekbaar zijn onze ideeën over ziekte en gezondheid eigenlijk?
Etiketten plakken Maar laat ik, voordat we verdergaan, duidelijk vooropstellen dat ik een hekel heb
aan het woord ‘patiënt’. Mensen nemen dat woord in de mond in menige context waarbinnen iemands patiënt-zijn feitelijk helemaal geen rol speelt. Gekscherend gezegd: ik ben alleen patiënt in de wacht- of spreekkamer van een arts. Daar is de focus geheel gericht op dat ene aspect van mijn zijn: het hebben van een neuromusculaire ziekte. Voor de rest ben ik mens, burger,
november 2019
33_Artikel_13R.indd 35
35
17-10-19 15:26
✽ ziek & zin werknemer, vriendin, zus, geliefde en wat dies meer zij, die met een chronische ziekte leeft. Door in beleid, belangenbehartiging, artikelen en onderzoek consequent over iemand als ‘patiënt’ te spreken waar feitelijk diens hele bestaan in het geding is, reduceren we iemand tot dat ene aspect. Maar mijn beleving is nu juist dat niemand helemaal samenvalt met zijn of haar ‘ziekte’. Feitelijk is dat zelfs in die spreekkamer niet eens het geval. Ook wanneer ik tijdens een migraineaanval doodstil in het donker wacht tot de storm gaat liggen, val ik niet totaal met die migraine samen. Ook dan lig ik zachtjes mijn zijn te doorvoelen en popt af en toe een gedachte op aan het artikel dat ligt te wachten op mijn herstelde hoofd – zoals deze week. Als mijn vriendin T. doodziek is van de zoveelste longontsteking, is ze nog altijd wekenlang bezig met een beetje aardig blijven voor haar partner en met het kleien van kleine tere beeldjes. Zo houdt ze zich als mens overeind. Erkenning van het inzicht dat je als mens nooit alleen maar patiënt bent, is volgens mij van groot belang. Ik heb in mijn vak disability studies te veel gezien hoe de omgeving du moment dat mensen zorg of ondersteuning nodig hebben en zij het etiket patiënt/cliënt opgeplakt krijgen, anders naar die mensen gaat kijken. Heel vaak ook blijken met veel overtuiging opgeplakte labels – verstandelijk beperkt, doofstom, autistisch – later helemaal niet te kloppen. Maar ze blijven wel altijd in het dossier van betrokkenen staan. Conclusie van het bovenstaande: ik kan wel nadenken over wat patiënt-zijn zoal inhoudt en over de voorstellingen die daarvan in de samenleving bestaan, maar wat ik niet kan, is schrijven ‘als patiënt’.
Eigen regie voeren Bestaat er zoiets als de goede patiënt, en goed voor wie dan? Voor de dokter? De omgeving? Jezelf? Om me heen zie ik veel mensen met een chronische ziekte die zich in de relatie met arts, zorg- of hulpverlener uiterst coöperatief opstellen. Ze zijn attent, willen niet lastig zijn. Ze zijn zich bewust van het feit dat ze die professional nog vaak nodig zullen hebben, maar realiseren zich ook dat de hulpverlener in kwestie ook maar een mens is en er soms
36
33_Artikel_13R.indd 36
best moe uitziet. Toen mijn vriendin L. oudere mantelzorgers van een partner met dementie interviewde, onder andere over de relatie met zorgverleners, zei een man: “Ik bemoedig de zorgverleners vaak.” Vanuit wat ik meemaak en om me heen zie, vond ik dat een heel mooie en herkenbare reactie. Maar zoiets valt weinig op en krijgt geen plek in theoretische beschouwingen op zorg. De aardige, makkelijke, meegaande patient – het zou me niks verbazen als die in ziekenhuizen en zorginstellingen nog altijd gemakkelijk het predicaat ‘goede patiënt’ krijgt. Maar hoe moeten we die goede patiënt zien in het licht van de nieuwe definitie van gezondheid die in Nederland terrein wint? Gezondheid is niet meer de afwezigheid van ziekte, maar ‘het vermogen om je aan te passen en je eigen regie te voeren, in het licht van de sociale, mentale en fysieke uitdagingen van het leven’. Zoals de Patiëntenfederatie Nederland zegt: “De patiënt aan het stuur.” We zoeken blijkbaar naar nieuwe manieren om te kijken naar de arts-patiëntrelatie. We willen af van de hiërarchische verhouding waarin de arts wist wat goed was en de patiënt de passieve ontvanger van zorg was. We zoeken een visie die meer recht doet aan de gelijkwaardigheid van hulpzoeker en hulpverlener. We zoeken naar concepten die recht doen aan het feit dat ook mensen die leven met ziekte(n), gezond kunnen zijn, vitaal. Het past bij onze behoefte als 21ste-eeuwse westerlingen aan zeggenschap, aan je leven niet uit handen geven, aan jezelf managen.
Verhalende wezens Het beeld van de patiënt als ‘zorgconsument’ die al zelfsturend door het leven gaat, is niet onproblematisch. Het roept argwaan op. Dit beeld ruikt naar het alles overdekkende neoliberale sausje van de autonome, zelfredzame burger, die ook zijn eigen ziekte moet managen en onderhandelt over de beste behandeling. Zorgethica Karen Dahlberg legt de vinger op de zere plek, wanneer zij stelt dat een consumer driven concern in steeds meer westerse landen het beleid inzake de gezondheidszorg stuurt. Niet zelden is kostenbeheersing daarbij de onderliggende drijfveer. Onderzoeker, trainer en ervaringsdeskundige
Truus Teunissen beschrijft hoe deze eenzijdige nadruk op eigen regie faalt wanneer een mens door een chronische ziekte en daaraan gerelateerde aandoeningen wordt teruggeworpen op zichzelf en de eigen kwetsbaarheid knaagt aan alle waarden van het bestaan. Wie leeft met een chronische ziekte, weet dat de kracht om zelf regie te voeren er soms wel is, maar regelmatig ook wordt doorkruist door de kwetsbaarheid van lijf en leden die nu eenmaal met de ziekte samengaat. Teunissen signaleert hoe snel een gevoel van falen voor de patiënt opduikt: waarom krijg ik als patiënt geen greep op mijn ziekte? Waarom slaag ik er niet in mijn bestaan in regie te nemen? Nadruk op eigen regie en zelfmanagement alleen doen onvoldoende recht aan het complexe verhaal van mens-zijn en de menselijke zoektocht rond ziekte en gezondheid. De ervaringen van zowel agency (zelfregie) als van kwetsbaarheid maken beide wezenlijk deel uit van de menselijke conditie, zegt Dahlberg. Goede zorg komt de mens in beide aspecten tegemoet en erkent dat mensen vitale wezens zijn, die voortdurend in ontwikkeling zijn. Wezenlijk voor mens-zijn is ook dat wij elkaar verhalen vertellen. We zijn storied beings, zegt Dahlberg. Dat patiënten verhalende wezens zijn blijkt onder meer uit de enorme hoeveelheid egodocumenten die er zijn. Coleta Platenkamp begon ze te verzamelen toen ze chronisch ziek werd en bouwde de enorme bibliotheek op die ze samenbracht in haar stichting CCC (Coleta’s Chronische Circus). De website patientervaringsverhalen.nl. staat vol met verhalen over hoe mensen (leren) leven met alle (on)denkbare lijfelijke en geestelijke ongemakken en onzekerheden. Tegelijkertijd lees je daar ook over hoe je goed kunt leven en overeind kunt blijven in de confrontatie met de dwingende machten en krachten van zorgbolwerken. Veel, heel veel individuele en collectieve kennis zit daar, in al die verhalen.
Technische ontwikkeling Daarbij verkeert een ‘patiënt’ natuurlijk niet op een eiland; ziek-zijn doe je niet alleen of los van je omgeving. De wereld om ons heen bepaalt in verregaande mate hoe we kijken naar ziekte, naar ‘de goede patiënt’ en naar de arts-patiëntrelatie. Dat gaat ver-
november 2019
17-10-19 15:26
special/essay ✽
der dan onze directe naasten en verder dan het neoliberale wereldbeeld. Ook techniek en wetenschap spelen een rol in hoe wij naar ziekte kijken. Susan Sontag beschreef het meesterlijk in Ziekte als metafoor: hoe minder we weten over een aandoening en daaraan iets kunnen doen, hoe meer deze ziekte wordt bekleed met mysterie en metaforische duidingen. Omgekeerd vereenvoudigt ons beeld van een ziekte, zodra we die onder controle (menen te) hebben. Dat ondervind ik momenteel aan den lijve. Ik ben geboren met de zeldzame ziekte SMA. Tot voor kort had niemand ervan gehoord, maar de laatste tijd zie ik de radertjes werken in het hoofd van de ander als ik de naam van mijn ziekte noem: “Is dat niet die ziekte die zoveel in het nieuws is vanwege dure medicijnen?” Ja, die is het. Waar mijn ziekte tot een paar jaar terug ongeneeslijk en onbehandelbaar progressief was, komen er de laatste jaren medicijnen op de markt die het verloop ervan soms drastisch keren of stuiten. Onbetaalbaar, want de farmacie ruikt geld in een domein waar kindjes met de ernstigste vorm van deze ziekte jong sterven. Onlangs zei een jonge vrouw met SMA in een documentaire over de perspectieven die dit medicijn mogelijk gaat bieden, dat het haar hele beleving van haar ziekte heeft veranderd. Eerst was de ziekte haar lót, dus iets dat vanzelfsprekend deel uitmaakte van haar kwalitatief goede leven. Nu wordt de achteruitgang die bij de SMA hoort, haar ineens aangedaan door weerspannige zorgverzekeraars en de overheid. Die zijn samen verantwoordelijk voor de vertraging
van de beschikbaarheid en de vergoeding voor dit medicijn. Daardoor ziet zij ondertussen kostbare stukjes zelfredzaamheid en energie voorgoed door haar vingers glijden. Ze lijdt daaronder, het roept onmacht, verdriet, boosheid op. Ook ik voel dit aan me zuigen. Ergens buiten mijn invloed werken mensen aan een medicijn dat op den duur mijn ziekte ‘onschadelijk’ maakt of laat verdwijnen. Ineens hijgt de tijd ook in mijn nek: gaat dit medicijn nog op tijd komen om iets voor mij te doen of maak ik mee dat het beschikbaar komt, terwijl het voor mij al te laat is? En als het er is, wil ik het dan nemen, of heb ik mij zo verzoend met wie ik ben dat ik geen moeilijke behandeling en bijwerkingen verkies? Waar SMA gewoon deel was van mijn identiteit, maakt een anonieme technische ontwikkeling mij ineens tot SMA-patiënt voor wie een heel behandelcircuit lonkt. Word ik daarmee iemand die verlangen naar beterschap vooropstelt? Mag ik daar nog iets van vinden? Mijn vriendin E. zei onlangs: “Ik snap dat mensen het middel gaan gebruiken als het beschikbaar komt. Dat zou ik waarschijnlijk ook doen. Maar ik ken zoveel bijzondere mensen met SMA, ik vind het ergens ook erg dat die er straks niet meer zijn.”
heid. Je moet oppassen voor labels, maar je hebt ze ook nodig om de juiste zorg en voorzieningen te bemachtigen. Hoe je je daartoe verhoudt, is altijd in beweging en dat alles is deel van onze vitaliteit: actie, doen, overgave, verstilling, acceptatie, strijd en veel wachten – niet voor niets verwijst het woord patiënt naar patience, geduld. Juist chronisch zieken weten dat veel afhangt van hun vermogen om voor zichzelf te zorgen en steeds te zoeken naar wat werkt voor nu, voor even, voor jou. Want de goede patiënt weet dat experts vaak zoveel minder weten dan hun witte jassen, titels, hightechbolwerken en publicatiestatus suggereren. Dus moet je als mens met ziekte zelf zoeken, leren weten en zacht zijn naar het niet-weten. Die zachtheid kan essentieel zijn in de relatie met artsen en zorgverleners. Dahlberg ziet als ideaal een ‘existentieel partnerschap’ tussen patiënt en professional, dat recht doet aan de verschillende niveaus van expertise. In mijn beste ervaringen met artsen en zorgverleners gebeurt precies dat. Voor mezelf ben ik de beste patiënt, denk ik, als ik blijf zien dat ik er niet mee samenval en ruimte blijf zoeken of opeisen voor dat wat mijn leven betekenis geeft. Psychiater Viktor Frankl haalt in zijn beroemde boek De zin van het bestaan Nietzsche aan: “Hij die een reden tot leven heeft, kan vrijwel alle levensomstandigheden verduren” (zie het artikel op blz. 38 e.v., red.). Voor mij heeft dat twee pijlers: kunnen groeien en ontwikkelen – dat je in wederkerigheid leeft, kunt bijdragen aan de wereld – zelfs al is het in beide opzichten op de vierkante millimeter. Intussen blijven we inderdaad verhalende wezens. Met de verhalen die we over onszelf vertellen en die we vinden bij anderen, maken we het leven inderdaad ruimer. Wat zou het mooi zijn als zorgverleners en medische professionals daaraan bijdragen of er op zijn minst niet bij in de weg lopen. In afwachting daarvan blijft mijn patiëntstatus zoveel mogelijk aan de wilgen hangen en ben ik zorgmijder waar het kan.
.
Ruimte opeisen Voor de buitenwereld is het dus complex, paradoxaal en wisselvallig wanneer je een goede patiënt bent. En wanneer ben je een goede patiënt voor jezelf? Blijkbaar moet je balanceren tussen zelfregie en kwetsbaar-
Jacqueline Kool (1963) is zelfstandig trainer, adviseur en schrijver rond gezondheidsvraagstukken, handicap en levensbeschouwing. Ze leeft met SMA (spinale musculaire atrofie), een erfelijke ziekte die het spierstelsel aantast.
november 2019
33_Artikel_13R.indd 37
37
17-10-19 15:26
✽ ziek & zin
De logotherapie van Viktor Frankl
‘DRUK LIJDEN NIET WEG, MAAR ACCEPTEER HET ALS WAARDEVOL’ In het Therapeutikon van Pieter Hoekstra in Wijk bij Duurstede worden cliënten gezien als spiritueel wezen met een doel op aarde. De praktijk voor complementaire gezondheidszorg is geworteld in de logotherapie van Viktor Frankl. “Hij die een reden tot leven heeft, kan vrijwel alle levensomstandigheden verdragen.” Tekst: Lisette Thooft
ingeving is fundamenteel in de logotherapie. Maar Pieter Hoekstra (57), logotherapeut, vindt het een verkeerd woord. “Het gaat om zin-vinding,” zegt hij. “Zingeving betekent zoiets als: ik creëer iets, namelijk zin. Zin-vinding houdt in: de
Z 38
33_Artikel_07L.indd 38
zin is er al, maar het gaat erom dat ik die ont-dek, de bedekking eraf haal.” Hij geeft een pregnant voorbeeld uit de praktijk van de grondlegger van de logotherapie, Viktor Frankl. “Er komt een vader bij hem met een dochter van veertien die zelfmoord wil plegen, net als haar moeder.
Frankl confronteert haar: ‘Waarom heb je het nog niet gedaan?’ Het meisje begint te stotteren en brengt ten slotte uit: ‘Om mijn vader.’ Ze blijkt dus te leven voor haar vader. Ook in die dieptreurige situatie heeft dat meisje een zin buiten zichzelf gevonden waardoor zij vooralsnog kan blijven leven.
november 2019
17-10-19 15:27
special/achtergrond ✽ Ik zie dat natuurlijk als een eerste interventie van Frankl om tijd te winnen, niet meer dan dat, maar op dat moment was het een manier om helderheid te krijgen.”
De zolder van het huis De bekende Oostenrijkse psychiater Viktor E. Frankl (1905-1997) was de auteur van de wereldwijde bestseller De zin van het bestaan, waarin hij beschrijft hoe hij verschillende kampen overleefde. Het tweede deel van het boek bevat de grondbeginselen van de logotherapie. “Er ligt grote wijsheid besloten,” schrijft Frankl, “in de woorden van Nietzsche: ‘Hij die een reden tot leven heeft kan vrijwel alle levensomstandigheden verdragen.’ Ik zie in deze uitspraak een motto dat voor iedere psychotherapie geldt. In de naziconcentratiekampen heeft men geconstateerd (Amerikaanse psychiaters kwamen later in Japan en Korea tot dezelfde conclusie) dat gevangenen die wisten dat hun nog een taak te wachten stond in het leven, beslist grotere overlevingskansen hadden.”
Pieter Hoekstra: “Het gaat om zin-vinding.”
Voor hemzelf lag die taak in het boek dat hij wilde herschrijven – en dat later ook werkelijk is verschenen onder de titel Ärztliche Seelsorge. Het oorspronkelijke manuscript was direct geconfisqueerd toen hij het concentratiekamp binnenkwam. Op kleine vodjes papier had hij aantekeningen gemaakt om zijn tekst te kunnen onthouden. “Ik ben ervan overtuigd dat de reconstructie van mijn verloren manuscript, daar in die lugubere barakken van een Beiers concentratiekamp, mij inderdaad heeft geholpen een dreigende crisis te voorkomen. (…) Wij moeten dus ook zonder aarzeling de mens uitdagen tot het vervullen van een potentiële levensbetekenis.” Frankl zag in de twintigste eeuw een ‘existentieel vacuüm’ om zich heen grijpen, dat vele slachtoffers maakte. De wil-tot-betekenis, die hij onderkende in ieder mens, bleef vaak verborgen achter verlangen naar geld of seksuele bevrediging. In zijn visie had Freud met zijn nadruk op ‘de wil tot lustbeleving’ vooral de kelder van het huis van de mens gevormd, en Adler met zijn ‘wil tot macht’ het middengedeelte, en gaat de logotherapie over de zolder van het huis: de strijd om een waardevol doel te bereiken. Op zolder woont ‘die geistige Person’, die niet ziek of aangetast kan worden, maar die wel gefrustreerd kan raken. Maar wat is dan het verschil tussen ‘zin’ en ‘doel’? “Dat is een Nederlandse taaldiscussie,” zegt Hoekstra, die ook theologie studeerde. “Frankl gebruikte het woord logos, dat in het Hebreeuws dabar is – het scheppende woord als emanatie vanuit God. Dat heeft al die connotaties met zin. Het is dus niet alleen maar psychotherapie. Het gaat ook over dat wat buiten het meetbare valt, religieus gezien: de ziel. Dat maakt een mens tot totaliteit.” Genezing van een depressie of welke andere geestelijke benauwenis dan ook, kan gebeuren door een heroriëntatie op wat die ‘zielspersoon’ daarbinnen wil – wat de cliënt ziet als doel of zin van dit unieke individuele leven.
Een wereld van ruimte Zo’n heroriëntatie kan confronterend zijn, vertelt Hoekstra. Veel mensen geloven bijvoorbeeld dat ze er zijn om anderen te helpen; dat heeft ze zo scheef in het leven
❞
‘Verdriet reist met je mee tot het eind, en maakt deel uit van wat je bent geworden’ gezet dat ze een helperssyndroom ontwikkelen. Als ze dan ook nog perfectionistisch zijn, ligt een burn-out voor de hand. Maar ze voelen zich schuldig als ze om hulp vragen. Cliënten met een religieuze achtergrond wijst hij dan op de bijbelse gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. Hebben ze wel goed gelezen wat daar staat? “De meeste mensen zeggen namelijk: hier staat dat ik mijn naaste moet helpen. Maar staat dat er werkelijk? Of is de vraag: wie is degene die zich als mijn naaste betoont? Wie komt mij helpen als ik naast de weg lig? Dus welke positie neem je in? Ik ben niet de barmhartige Samaritaan, ik ben degene die in de goot ligt, en mijn naaste is de barmhartige. Het is vaak veel moeilijker voor ons om onszelf te laten helpen, dan om zelf een zwakkere broeder te helpen. Daar zit een beperkende overtuiging en als daaraan gemorreld wordt, komt er een wereld van ruimte.” Beperkende overtuigingen worden gevormd in de kindertijd, door opvoeding, ideologie, religie, de samenleving. Als ze in een therapeutische setting ontmanteld worden, kan dat tot verwarring leiden. Maar altijd is de leidende vraag dan: waarvoor leef je – wat staat je te doen, wat vraagt het leven van je?
Het lijden als offer Een speciale plaats in het werk van Frankl neemt het lijden in. Lijden heeft altijd zin, stelde hij – althans, zolang het geen vermijdbaar of oplosbaar lijden is. “Wanneer een mens wordt geconfronteerd met een onvermijdelijke situatie, wanneer hij het onafwendbare lot onder ogen moet zien, bijvoorbeeld bij een ongeneeslijke ziekte zoals een inoperabele kanker, dan wordt hem de laatste kans geboden om de hoogste waarde te verwezenlijken, de diepste zin te vervullen. Want het allerbelangrijkste is onze houding ten opzichte van het lijden,
november 2019
33_Artikel_07L.indd 39
39
17-10-19 15:27
✽ ziek & zin de wijze waarop wij ons lijden dragen.” Als voorbeeld geeft hij het bezoek van een oudere arts die leed onder ernstige depressie sinds de dood van zijn vrouw twee jaar geleden. Frankl vroeg hem wat er gebeurd zou zijn als hij eerder was gestorven dan zijn vrouw. “Oh, dat zou een ramp voor haar zijn geweest,” antwoordde de man. “Wat zou ze hebben geleden.” Waarop Frankl zei: “Ziet u wel, dokter, dat lijden hebt u haar bespaard, en nu wordt u de rekening gepresenteerd, want u treurt om haar.” Zwijgend drukte de oude man zijn hand en verliet de spreekkamer. “Op de een of andere manier is lijden niet langer lijden op het moment dat men zich de betekenis van dat lijden realiseert,” schrijft Frankl, “bijvoorbeeld in de zin van een offer.” Hij gaat nog verder als hij in een therapeutische groep de vraag stelt of een aap die gebruikt wordt als proefdier ooit de zin van zijn pijnlijke leventje kan begrijpen. Nee, natuurlijk niet. Welnu, vraagt hij dan, zou er niet een andere dimensie mogelijk zijn, die wij op ons niveau van de evolutie nog
niet kunnen zien, een hogere wereld die antwoord kan geven op de vraag wat ons lijden betekent? Dat noemt de logotherapie de ‘suprabetekenis’. Alles wat je hebt meegemaakt, staat als een huis, als een schat aan ervaring: niet alleen de realiteit van het werk dat je hebt verricht en de liefde die je hebt beleefd, maar ook van het leed dat je hebt geleden.
Verdriet accepteren “Door de therapie bij Pieter Hoekstra is me duidelijk geworden wat we over het hoofd zien,” zegt Fred Schoon (61), consultant en voormalig cliënt van het Therapeutikon, “namelijk: dat het lijden een even groot deel van het leven is als geluk. Het gaat er niet om het lijden weg te drukken, maar juist om het te accepteren als waar en nuttig, als waardevol. Erin te gaan hangen, ertegenaan te gaan leunen. En door het te ervaren, toe te laten en te waarderen verdwijnt het veel eerder dan wanneer je ermee in gevecht gaat.” Hij kwam vier jaar geleden bij Hoekstra terecht, toen hij in scheiding lag en een
nieuwe relatie begon. “Het werd druk en verwarrend in mijn hoofd, en heel erg pijnlijk. De gesprekken bij Pieter leverden het inzicht op dat het niet ging over goed of fout, maar over wat het met me doet wat er gebeurt. De sterke zelfveroordeling waarmee ik kwam, werd met nuchterheid bekeken. Dat bracht een rust in mijn proces, die ik nog steeds voel. Ik heb een betere balans gevonden tussen lijden en goed in mijn vel zitten – die horen bij elkaar.” Zijn huwelijk was afgelopen, vertelt hij, maar de liefde voor zijn ex is niet weg. “Er zit ook nog een missen in, niet naar de hele persoon maar naar wat goed en prettig was, en dat missen sleep ik mee. Ik kan een fijn gesprek hebben met mijn nieuwe partner en in mijn achterhoofd die pijn voelen. Ik duw het niet weg, ik maak het bespreekbaar en dat maakt het makkelijker. Verdriet reist met je mee tot het eind, en maakt deel uit van wat je bent geworden.”
.
Viktor E. Frankl: De zin van het bestaan (Donker Uitgeversmaatschappij, 176 blz., € 17,95).
Beginselen van de logotherapie: De mens is een bio-psycho-sociaal-spiritueel wezen; hij is een eenheid van geest, ziel en lichaam. De mens wil niet alleen overleven, hij zoekt
Viktor Frankl.
40
33_Artikel_07L.indd 40
naar een betekenis en doel van dit leven. De mens is een naar zin strevend wezen. Hij is gemotiveerd om in de wereld, in zijn bestaan en zijn handelen betekenis te vinden. De mens leeft in een wereld van betekenissen; hij zoekt naar een zinvolle vormgeving van de werkelijkheid. De mens is gebonden en vrij. Hij is ‘bepaald’ door zijn genen; zijn leven is door sociale ervaringen ‘ontworpen’. Maar zijn gedachten en zijn daden worden niet bepaald door de biologie en het milieu, want hij heeft door zijn ‘geest’ de mogelijkheid om te kiezen. De mens is een deel van de gemeenschap, hij beïnvloedt anderen en wordt beïnvloed door anderen (familie, maatschappij, cultuur). De relatie tot anderen kan een bron van betekenis, maar ook een bron van lijden zijn. De mens kan de biologische, sociale, culturele en historische invloeden overstijgen, want hij heeft de vrijheid en verantwoor-
delijkheid om zijn eigen leven zelf vorm te geven. Elk mens is uniek en onherhaalbaar. De mens kan goed en slecht, rationeel en irrationeel zijn. Want welke keuze hij telkens in de gegeven omstandigheid maakt, deze volgt uit een constante innerlijke worsteling. De mens kan zichzelf veranderen en kan door te leren rijpen als een persoon. In het menselijk leven zijn stress, angst, schuld, schaamte, zinloosheid, wanhoop, frustratie en ten slotte angst voor de dood onontkoombaar. Toch kan de mens een vervuld en vol leven hebben, als hij creatieve waarden, ervaringswaarden en instellingswaarden verwezenlijkt. De mens is er niet om zich enkel met zichzelf bezig te houden, maar om zich ‘kennend en liefhebbend’ aan een zaak of een andere persoon te wijden. (www.viktorfrankl.nl)
november 2019
17-10-19 15:27
special/ervaring ✽
Geestelijke verzorging begint altijd met luisteren.
SAMEN ZOEKEN NAAR GEESTKRACHT Een zorginstelling is geen reparatiewerkplaats, maar een huis waar mensen met lijf en geest welkom zijn. De geestelijk verzorger van zo’n zorginstelling heeft een eigen taak. Hij/zij is er niet voor hulpvragen maar voor levensvragen. “Levensvragen, die los je niet op, daar moet je vooral bíj zijn.” Frans Bossink bericht vanuit de praktijk. Tekst: Frans Bossink
november 2019
33_Artikel_11R.indd 41
41
17-10-19 16:48
✽ ziek & zin k ga dood. Of ik die behandeling nu neem of niet, ik word niet meer beter. Moet ik het dan wel doen? Ik wil nog niet dood, maar ik wil ook niet nog zieker worden van een behandeling die me ietsje langer laat leven. Ik word er zo verdrietig van.” We zijn allebei stil. Zo’n dilemma en zo’n tragiek. “Wat zou je willen doen met de tijd die je nog hebt?”, probeer ik. Zij, een vrouw van in de zeventig met een uitgezaaide kanker: “Ach, ik wil niet zo veel. Gewoon nog een tijdje thuis zijn, met mijn kinderen zijn, vrienden zien, praten.” Ze mijmert terwijl ze uit het raam kijkt: “Ergens had ik wel verwacht dat het niet goed zat in mijn lijf. Maar nu is het zo definitief. Weet je, ik ben eigenlijk niet bang om dood te gaan. Waar ik wel bang voor ben is pijn… En ja, om afscheid te nemen, pfff… Ik hou zo van het leven.” We verkennen enigszins wat het dan is waar ze van houdt, van wíe ze houdt en wie van háár, waar het leven haar vervuld heeft en waar teleurgesteld, en waar ze in moeilijke tijden kracht gevonden heeft. Een vertrouwen dat ze van haar vader geleerd heeft. Ook misschien nog een geloof, al is dat vervaagd, maar als ze dan ineens een versje van school ophaalt, moet ze huilen. “Kom je hier nou verder mee?”, vraag ik. “Ja”, zegt ze, “het geeft lucht. En ik krijg helderder wat nu echt belangrijk is voor me. Dat neem ik mee in mijn gesprek met de arts over hoe verder.” Als ik zo’n prachtig gesprek heb, kan mijn dag niet meer stuk. Dan ben ik bezig met wat ik als de kern van mijn werk beschouw: samen zoeken naar geestkracht. Daar is vertrouwen voor nodig, want iemand legt wel zijn ziel bloot aan de vreemde die ik ben. En ook enig vermogen tot zelfreflectie. En een beetje een zoekende geest, want als je eigenlijk geen vragen hebt, heb je elkaar niet veel te vertellen. Die voorwaarden zijn niet altijd meteen vervuld. Lang niet iedereen is gewend om over moeilijke gevoelens te praten of om gewoon hardop na te denken over wat in hem of haar omgaat. “Niet klagen, maar dragen” en “We gaan ervoor”: hoe vaak hoor ik dat niet. Uitstekend natuurlijk, maar dan probeer ik toch een beetje te peuteren: wat helpt je dan om te dragen? En wáár ga je dan voor? En wat maakt dat zo waardevol voor je? Soms komen we dan
‘I
42
33_Artikel_11R.indd 42
❞
Ik houd als het ware de zaklantaarn vast, in de hoop dat de ander zo zelf een weg vindt nog wat dieper. Soms is zo’n vraag alleen maar een zaadje dat ik uitstrooi en dat wellicht later ontkiemt. Mensen leven in heel verschillende werelden. Als ik op een dag een aantal patiënten spreek, treed ik even zoveel universums binnen. Elk met eigen verlangens, waarden, angsten, krachtbronnen. Gegroeid en vormgegeven in een persoonlijke geschiedenis die, wanneer verteld, bijna altijd respect afdwingt en ontroert.
Teken van trouw Wanneer een zorginstelling zich niet als reparatiewerkplaats beschouwt maar als een huis waar mensen met lijf en geest welkom zijn, dan geef je natuurlijk aandacht aan wat hen emotioneel bezighoudt. Maar moet je daarvoor geestelijk verzorgers in dienst nemen? De verpleegkundige geeft toch ook aandacht, en anders zijn er toch wel psychosociale professionals? Juist een van hen gaf mij onlangs de ultieme legitimatie voor mijn vak: “Jullie doen in levensvragen. En levensvragen zijn geen hulpvragen: daarvoor kunnen ze bij ons terecht om te kijken of we ze kunnen oplossen. Maar lévensvragen, die los je niet op, daar moet je vooral bíj zijn.” Klopt. Ik heb geen antwoorden, en zeker geen oplossingen. Ik stel een vraag en nog een vraag en ik houd als het ware de zaklantaarn vast, in de hoop dat de ander zo zelf een weg vindt. Een voorlopig antwoord, want een levensvraag stelt zich altijd opnieuw. Maar dan nog, is het de taak van een zorginstelling om daarvoor mensen in dienst te nemen? Geen mens zal zeggen: “Ik heb een levensvraag. Kan ik daar met iemand over praten?” Nee, iemand ligt te piekeren of vraagt: “Waarom gebeurt me dit?” Dan kun je iemand gaan uitleggen dat zijn longaandoening met roken te maken heeft, maar daar gaat zijn waaromvraag niet over. Die is eerder een uiting van machteloos-
heid en frustratie, van spijt misschien, en in elk geval van een verlangen om ondanks alles weer een betekenisvol leven te vinden, of een waardig einde. Aandacht daarvoor van willekeurig wie kan het vermogen van een patiënt om met de ziekte om te gaan versterken. Aandacht door een geestelijk verzorger kan licht werpen op vragen rond schuld en schaamte, aanvaarding, nieuwe zingeving. Nee, niet altijd een antwoord. Soms ben je vooral bij een patiënt om het bij die vragen uit te houden. Een soort teken van trouw, om uit te drukken dat iemand bij alle gevoel van uitzichtloosheid een waardevol mens blijft. En ja, dat is de taak van een instelling die als doel heeft zorg te verlenen aan zieke mensen bij wie de levensvragen in het gezicht springen.
Niet schiften Tsja, dan komt daar dus de ‘geestelijk verzorger’. “Ik heb niks met geloof, hoor,” dat antwoord krijg ik nog steeds af en toe – hoewel minder dan tien jaar geleden. “Ik ook niet,” zegt mijn humanistische collega. Dat breekt op een andere manier het ijs dan wanneer ik zeg: “Ik wel, maar dat laat ik in mijn rugzak zitten als dat voor u geen thema is. Ik kom allereerst kijken of u het een beetje trekt met alles wat er gebeurt.” Dan nog gaat de deur niet altijd open, want de ander heeft geen behoefte of is nu te moe of heeft voldoende steun aan familie of vrienden. Maar vaak toch vindt een patiënt het wel fijn dat er iemand komt die vooral luistert; een vreemde die je niet hoeft te ontzien, zoals je vaak wel je bezorgde partner of kind wilt ontzien. “Zie me maar als een soort praatpaal, een vertrouwenspersoon.” Maar ben ik wel helemaal eerlijk als ik zeg dat ik dat geloof van mij alleen tevoorschijn haal als die ander ook iets met geloof heeft? We hebben in ons team van geestelijk verzorgers afgesproken dat we de patiënten voor wie een begeleidingsaanvraag binnenkomt, niet schiften en niet onder elkaar verdelen op grond van geloof of levensbeschouwelijke achtergrond. Allereerst wordt daar zelden naar gevraagd bij opname, en bovendien kunnen veel mensen daar geen duidelijk antwoord (meer) op geven. “Katholiek, maar ik hoef geen pastoor,” lees ik dan bij iemand die in de rouw zit. Zeker, dat is allemaal relevante informatie, maar
november 2019
17-10-19 16:48
special/ervaring ✽ ga ik daar dan naartoe of niet? En zo ja, hoe stel ik me dan voor? Ik ga dus wel – want de rouw lijkt een levensvraag te bevatten – ik stel me voor met dat rugzak-verhaal en kijk gedurende het gesprek of er leven in dat katholiek-zijn zit of dat dat elders te vinden is. Als de vroegere ervaringen met ‘de pastoor’ niet alleen negatief zijn geweest, ben ik meestal wel welkom voor zo’n zoektocht.
Vrijzinnig katholiek Sinds kort heb ik een islamitische collega van Turks-Nederlandse komaf. Die hebben we aangenomen om allereerst moslimpatienten te bezoeken. Zij zal naar verwachting bij hen gemakkelijker en zinvoller toegang vinden dan de andere collega’s. Zij werkt dus meer expliciet vanuit haar levensbeschouwelijke achtergrond dan ik. En daardoor stel ik mezelf weer eens de vraag: wat doe ik nu eigenlijk zélf in mijn werk met mijn eigen rooms-katholieke en westerse wortels? Omdat er vrijwel geen patiënten meer naar de zondagse kerkdiensten in de ziekenhuiskapel kwamen – te ziek of geen belangstelling – zijn we daarmee gestopt, dus die ‘profilering’ heb ik niet meer. Maar zit die ergens niet toch in de begeleiding die ik bied? Ik zou mezelf omschrijven als een vrijzinnige katholiek, gevormd in de individualiserende Nederlandse cultuur van de late twintigste eeuw. Ik weet wel waar ik vandaan kom, maar ik weet niet precies ‘hoe het allemaal zit’. En als iemand me vraagt naar mijn geloof, dan zeg ik meestal zoiets. Op die manier laat ik iets van mijn eigen binnenkant zien. Ik hoop dan dat mijn woorden ook iets oproepen waar de ander bij kan aanhaken als het gaat om vragen rond geestkracht. Dat is dus functioneel, en het tilt het gesprek op naar het
niveau van ‘ontmoeting’. Natuurlijk moet het niet over mij gaan, maar wanneer ik iets laat zien van waarin ik me levensbeschouwelijk beweeg, probeer ik daarmee voor die ander als het ware dat gebied te openen en de zoektocht te faciliteren. Het schept een zekere verbondenheid, en daarin is de geestelijk verzorger anders dan de psycholoog die methodisch zijn persoon eerder buiten beeld zal houden. Toch uit mijn eigen overtuiging zich eerder impliciet, bijvoorbeeld als bepaalde waarden ter sprake komen. Zo hoor ik nog weleens zeggen: “Ik wil niet verder leven, want ik ben alleen maar een last voor mijn kinderen.” Dan stel ik vragen over wat zij tot nu toe voor elkaar betekend hebben, naar de rol waarbij hij of zij zich fijn voelt en hoe het is om die rol niet meer zoals voorheen te kunnen vervullen. Maar zo’n gesprek bepaalt me ook bij de ‘culturele’ context ervan, namelijk de vaak gevoelde spanning tussen autonomie en verbondenheid. De eerstgenoemde waarde wordt naar mijn smaak tegenwoordig overgewaardeerd ten koste van de tweede. Zeker niet-westerse patiënten lopen hier tegenaan. Met onze moslimcollega zijn we daarom begonnen lessen te geven aan zorgverleners om bij hen het bewustzijn over de gevoeligheden binnen verschillende culturen te bevorderen. Hier inspireren we elkaar, want het haalt in mij een besef naar boven van mijn katholieke socialisatie, die ons ‘leven in verband’ benadrukt: ik kan niet goed antwoorden op de vraag wat mijn leven betekent buiten mijn inbedding in een gemeenschap om. En wat mij betreft strekt die verbondenheid zich ook uit naar de wereld en naar wat ons overstijgt. Die ‘overtuiging’ – of misschien beter gezegd: dat ‘levensgevoel’ – stuurt mede mijn vragen in het gesprek.
Intens leven Bij mensen die hun geestkracht (ook) richting geloven zoeken, zal ik sneller geloofstaal spreken. Maar dan nog moet ik uitvinden wat het verstaanbare ‘dialect’ is en of ik dat ergens in mijn repertoire heb. De man die teleurgesteld is “dat God mij dit aandoet” heeft iets anders nodig dan de ‘ietsist’ met een groot oervertrouwen, en die weer wat anders dan de geëngageerde katholiek of de vrouw die “in nood gezeten, geen antwoord ziet”. Soms kan ik gedurende een gesprek vragen: “Met welke ogen zou Onze Lieve Heer nu naar u kijken? Meer liefdevol en ontfermend, of eerder streng en oordelend, of is hij u vergeten?” Of ik beloof iemand een kaarsje op te steken, als uitdrukking van hoop op verlichting. Of ik stel voor om samen te bidden om kracht. En steeds weer gaat het er daarbij om dat ik die ander bijsta in het vinden van enige geestkracht, door woorden te spreken waarin de ander zich herkent en die een dimensie openen waaraan hij of zij zich kan toevertrouwen. Zonder dat ik over mijn eigen grenzen heenga – het moet geen truc worden – maar precies vanwege de ‘ontmoeting’ laten zich vaak de juiste woorden vinden. Is er dan altijd zin te vinden in het ziekzijn? Zeker niet altijd. En sowieso kan alleen de zieke zelf die vraag beantwoorden. Gezien worden, erkend worden in het lijden, als patiënt niet tot je ziekte gereduceerd worden, dat mag iemand van elke zorgverlener verwachten. En in die ruimte is wellicht meer of minder zin te ontdekken. Objectieve zin is er nooit, misschien alleen een kans. Ik ben vaak onder de indruk van de veerkracht die mensen hebben – daar verbazen ze zichzelf vaak ook over. En van hoezeer praten vanuit het hart, en daarbij gehoord en empathisch bevraagd worden, lucht en rust en inzicht kan geven, eigenwaarde kan herstellen, je dichterbij de kern van je leven en uiteindelijk ook bij aanvaarding en overgave kan brengen. “Het leven is nu zo intens. Ik kan niet veel, maar buiten zie ik de vogels. En ik heb ineens zulke bijzondere momenten met mijn kinderen. Daar wilde ik niet ziek voor worden, maar ik ben er wel heel dankbaar voor.”
.
Frans Bossink is geestelijk verzorger in het Spaarne Gasthuis in Haarlem e.o.
november 2019
33_Artikel_11R.indd 43
43
17-10-19 16:49
Johann Heinrich Wilhelm Tischbein: ‘Goethe in Italië’.
Goethe, een moslimdichter?
‘IK ZOU WILLEN BIDDEN ALS MOZES IN DE KORAN’ Was de dichter, schrijver, wetenschapper en staatsman Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832) moslim? Die vraag is prangender dan ooit, nu het tweehonderd jaar geleden is dat zijn ‘Perzische’ dichtbundel verscheen, de West-östlicher Divan. Het vermoeden dat Goethe zelf moslim zou zijn, wilde hij niet weerspreken. Provocatie of waarheid? Tekst: Victor Bulthuis
44
33_Artikel_09L.indd 44
november 2019
17-10-19 16:49
achtergrond ✽
en curieus werk is het, die West-östlicher Divan. ‘Divan’ is Perzisch voor verzameling, in dit geval een bont geheel van spreuken en wijsheden, parabels en legenden, drinkliederen en liefdesgedichten. De thema’s lopen voortdurend in elkaar over: erotiek en zinnelijk genot, religie, mystiek, levenswijsheid en dichterschap. Goethes manuscript behoort sinds 2011 tot het Werelddocumentenerfgoed van Unesco. Ard Posthuma maakte een sprankelende vertaling, getiteld West-oostelijke Divan (uitgeverij Flanor, 2016). In 1814 begon Goethe gedichten te schrijven in een oriëntaalse stijl, maar de Divan kreeg pas echt vorm door zijn vriendschap met de dertig jaar jongere Marianne von Willemer, die zelf ook enkele gedichten bijdroeg – en niet de minste. Als het liefdespaar Hatem en Suleika, zoals ze zichzelf noemen, hebben ze poëziegeschiedenis geschreven. Waar komt Goethes fascinatie voor wat destijds de Oriënt heette, voor de islam en de Koran, voor oriëntaalse literatuur en poëzie vandaan? Daarvoor moeten we terug in de tijd.
E
Verkenning van binnenuit Zo’n duizend jaar lang, van de zevende tot en met de zeventiende eeuw, beschouwden christenen de islam vooral als een gevaarlijke concurrent. Niemand die met een onbevangen geest de Koran en het leven van Mohammed bestudeerde. Maar rond 1700, als de Verlichting aanbreekt en er belangstelling en tolerantie jegens andere godsdiensten begint te ontstaan, komen er barsten in het vijandbeeld. Denkers als Leibniz, Lessing en Herder spreken voorzichtig hun waardering uit voor de islam, die volgens hen in de kern in overeenstemming is met de wijsgerige godsleer en de christelijke visie op de ene God. De schrijver en filosoof Johann Gottfried Herder, vriend en leermeester van de jonge Goethe, noemt Mohammed de laatste religiestichter, die handelsman, profeet, redenaar, dichter, held en wetgever tegelijk was. Zelfs de religiehater Voltaire spreekt zijn waardering uit voor de islam en de profeet. Dat is opmerkelijk, omdat hij ook de auteur is van het toneelstuk Le
Fanatisme ou Mahomet le Prophète, waarin Mohammed wordt voorgesteld als een hypocriete zwendelaar en een wellustige tiran – hoewel het stuk eigenlijk is gericht tegen religieus fanatisme in het algemeen en de katholieke kerk in het bijzonder, waarbij de naam Mohammed als dekmantel fungeert. Goethe maakt zich als begintwintiger kwaad over de respectloosheid van Voltaires stuk, want zelf is hij helemaal in de ban van de islam. Dankzij Herder heeft hij de Koran leren kennen, die hij tot op zijn oude dag vol overgave bestudeert. In 1772 schrijft hij aan Herder: “Ik zou willen bidden als Mozes in de Koran: Heer, maak ruimte in mijn benauwde binnenste.” Als weerwoord op Voltaires persiflage begint hij in datzelfde jaar aan zijn onvoltooid gebleven toneelstuk Mahomet, waarin een schitterende hymne op de profeet voorkomt. In 1772 verschijnt ook de eerste Duitse vertaling van de Koran vanuit de grondtekst, waarmee Goethe in een venijnige recensie de vloer aanveegt omdat de vertaler het boek en de profeet vijandig gezind is. In zijn ogen dient de Koran te worden vertaald ‘onder een oriëntaalse hemel’, met gevoel voor de profetische en poëtische kwaliteiten van het werk. Een juist begrip van de islam vraagt om verkenning van binnenuit in plaats van beschouwing van buitenaf. Dat binnenperspectief is wat Goethes fascinatie voor de islam zo uniek maakt. Hij is meer dan een welwillende beschouwer, omdat hij in de islam zijn eigen diepste overtuigingen weerspiegeld ziet. Hij probeert zich zelfs het Arabisch eigen te maken en schrijft soera’s over die hem aanspreken. Geboren in een piëtistisch milieu is hij vergroeid geraakt met de Bijbel, maar als Sturm und Drang-dichter distantieert hij zich als ‘welbewust niet-christen’ van de christelijke erfzondeleer en de theologie van het kruis, dat hij ‘het lelijkste ding onder de zon’ noemt. Van dogma’s moet hij überhaupt niets hebben.
De blik van de dichter Wat vindt hij dan van zichzelf terug in de islam? Allereerst het monotheïsme dat in zijn ogen strikter is dan dat van het christendom, omdat het leerstuk van de Drie-eenheid volgens hem toch naar polytheïsme
neigt. Ten tweede het geloof in goddelijke predestinatie, dat zich vertaalt in een ‘onvoorwaardelijke overgave aan de ondoorgrondelijke wil van God’. Voor Goethe is dat geen kwestie van defaitisme, maar van gelatenheid. Bovendien is het feit dat een mens niet alles in eigen hand heeft, geen reden om niet het beste uit jezelf te halen. Maar de belangrijkste parallel die Goethe ziet tussen de islam en zijn eigen denken, is dat God zich openbaart in de natuur – een overtuiging die hij als kind al koesterde en die hij ook bij Spinoza aantreft. Met praktische kwesties, zoals voorschriften met betrekking tot kleding en voedsel, gaat Goethe op zijn eigen manier om. De lofzang die hij in de Divan aanheft op wijn en vrolijke dronkenschap, gaat regelrecht in tegen het verbod op het drinken van alcohol. De positie van de vrouw in de islam bekritiseert hij. De erotiek die in de Divan hoogtij viert, is weinig islamitisch maar vindt haar oorsprong in pre-islamitische bedoeïenenpoëzie. Door de dichter boven de profeet te stellen, strijkt hij trouwens Mohammed tegen de haren in, die weinig van poëzie moest hebben. De Koran leest Goethe vooral met de blik van de dichter. Het boek trekt hem aan, maar stoot hem ook af: “De stijl van de Koran is conform haar inhoud en doel: streng, groots, angstwekkend, en hier en daar waarlijk verheven.” Maar niet alleen de Koran is voor hem zaligmakend, het is ook de poëzie. Zijn grote liefde is de veertiende-eeuwse Perzische dichter en soefimysticus Hafez (‘hij die de Koran uit het hoofd kent’), wiens complete werk door Joseph von Hammer-Purgstall is vertaald. Goethe noemt Hafez zijn tweelingbroer. In de Divan probeert hij zich met hem te meten, en daarmee het Duitse publiek ontvankelijk te maken voor de cultuur, de poëzie en de religie van de Oriënt. Maar hoewel de oriëntalistiek zich rond 1800 heeft ontwikkeld van een modegril tot een serieuze wetenschap, blijft de algemene weerzin jegens de islam overheersen. Met grote tegenzin moet Goethe in 1799 op last van zijn broodheer, hertog Carl August von Sachsen-Weimar-Eisenach, Voltaires Mahomet vertalen. Het zal nog lang duren voordat de Divan op waarde wordt geschat,
november 2019
33_Artikel_09L.indd 45
45
17-10-19 16:49
✽ Goethe
en nog steeds leidt het werk tot uiteenlopende reacties. Goethe maakt het zijn lezer ook niet gemakkelijk. Lees bijvoorbeeld Selige Sehnsucht, het geheimzinnigste en wellicht meest becommentarieerde gedicht dat hij ooit schreef (zie kader). Het motief van de vlinder die zich uit verlangen naar het licht door de kaarsvlam laat verteren, is ontleend aan de soefimystiek en een destijds aan Hafez toegeschreven gedicht, waaruit Goethe zijn inspiratie putte. De erotische zelfgave tijdens de liefdesnacht vormt de bedding voor een nog radicaler zelfopoffering: het opgeven van de lijfelijkheid ten gunste van de eenwording van de ziel met het goddelijk licht.
Tot moslim verklaard Was Goethe moslim? Die vraag blijft de gemoederen bezighouden. Zelf heeft hij alleen in zijn verbeelding door het Midden-Oosten gereisd. De enige moslims die hij ontmoette, waren Basjkirische cavaleristen, die hij in 1813 thuis in Weimar ontving en wier vrijdaggebed hij meemaakte, een ervaring die hem zeer aangreep. Toch wilde hij bij de aankondiging van de Divan het vermoeden dat hij zelf moslim zou zijn, niet tegenspreken. Toen zijn schoondochter Ottilie ernstig ziek was, vond hij houvast in de islam. En op zijn zeventigste wenste hij ‘eerbiedig de heilige nacht te vieren waarin de Koran in zijn geheel van boven aan de profeet werd gegeven’ (Lailat al-Quadr, de 27ste nacht van de ramadan). Die uitgesproken sympathie voor de islam was in 1995 voor de moslimgemeenschap van Weimar reden Goethe tot moslim te verklaren. Maar het is de vraag of de dichtervorst, normaliter zeer ingenomen met titels en onderscheidingen, hiermee blij zou zijn geweest. Tegen geïnstitutionaliseerde religie koesterde hij weerzin. Zijn geloof gaf hij op zijn eigen manier vorm, heilige boeken beschouwde hij toch vooral als poëzie. De islam wil een moreel regime stichten, schrijft Rüdiger Safranski in zijn Goethe-biografie, terwijl Goethe een poëtisch regime nastreeft. Die persoonlijke ruimte als dichter is hem heiliger dan welke godsdienst ook. Als gelovige is Goethe toch vooral Goethe.
46
33_Artikel_09L.indd 46
“Als Islam betekent: buigen voor God, / dan leven en sterven wij daarin allen” – deze regels uit de Divan maken duidelijk dat het Goethe niet zozeer om de islam zelf te doen is, maar om de universeel-religieuze ervaringen die hij daarin opdoet. Het eigene herkennen in het vreemde, het algemeen-menselijke herkennen in de verschillende religieuze en culturele tradities, dat is zijn streven.
Wereldliteratuur Hetzelfde geldt voor de poëzie. Tegenover zijn secretaris Eckermann bekent Goethe: “Ik begin steeds meer in te zien dat poëzie een gemeengoed van de mensheid is, dat zij overal en in honderden en honderden mensen van zich doet spreken. Daarom steek ik graag mijn licht op bij vreemde naties en ik kan het iedereen aanraden dat ook te doen. De tijd van de wereldliteratuur is aangebroken en ieder moet het zijne bijdragen om dit tijdperk in een stroomversnelling te brengen.” De term ‘wereldliteratuur’ is zijn vondst. “Dit vermogen tot reflectie over het eigene in de spiegel van het vreemde”, schrijft de jonge Duitse islamoloog Ahmet Aydın op Islamiq.de, “lijken we tegenwoordig steeds meer kwijt te raken.” Ook Goethe stuitte in zijn omgeving op weerzin tegen de islam, maar omdat zij destijds vrijwel non-existent was in West-Europa, kon hij haar toch onbevangen benaderen. Nu de islam ook hier een dominante factor is geworden, inclusief de politiek gemotiveerde islam die zich uitdrukt in beruchte -ismen als salafisme, occidentalisme en terrorisme, is die onbevangenheid haast onmogelijk geworden. In de noten en toelichtingen die Goethe bij de Divan schreef, lijkt hij dit te voorvoelen: “Het eigenlijke, enige en diepste thema der wereld- en mensengeschiedenis, waaraan alle andere ondergeschikt zijn, blijft het conflict tussen geloof en ongeloof.” Maar juist nu de islam in Europa een blijvertje is en Angela Merkel heeft benadrukt dat de islam tot Duitsland behoort, is er alleen maar meer behoefte aan Goethes onbevangenheid en welwillendheid. Ook hier blijkt de dichter een profeet: “Wie zichzelf en anderen kent, / zal ook hier belijden: / Oriënt en Occident / zijn niet meer te scheiden.”
Heilige hartstocht Zeg het niemand, slechts de wijzen, want het gros zal enkel sneren: alle leven wil ik prijzen dat in vlammen wil verteren. Tijdens koele liefdesnachten, tijd van paren om te baren, laat jou ’t kaarslicht onverwacht een vreemde aanraking ervaren. Niet meer blijf je dan omvangen door de mantel van het donker, want je bent van nieuw verlangen naar een hoger daad doordrongen. Door geen verte nog gehinderd kom jij, door het licht geboeid, gretig aangevlogen, vlinder, en wordt door de vlam verschroeid. En zolang jou dit niet past: ‘Word, maar door te sterven!’, zul je op aard als droeve gast door het donker zwerven.
Johann Wolfgang Goethe. Vertaling: Victor Bulthuis.
.
november 2019
17-10-19 16:50
✽ grensverleggers Domela Nieuwenhuis
Tekst: Willem van der Meiden
Anarchist en revolutionair met messiaanse allure en Makker die de massa’s uit doodsche slaafschheid wekte’ kopte het communistische dagblad De Tribune op 24 november 1919, twee dagen na de uitvaart van Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846-1919) die 12.000 mensen naar Amsterdam trok. Dat was ruimhartig van deze krant, die het anarchisme, dat Nieuwenhuis in zijn laatste levensfase aanhing, en diens teleurstelling over de Russische Oktoberrevolutie in 1917 niet kon omarmen. Toch sierde een grote foto van de uitvaart en een necrologie met rouwrand de titelpagina van de krant, want het ging om het afscheid van de oervader van de radicale Nederlandse arbeidersbeweging.
‘D
Domela was de zoon van een evangelisch-luthers predikant, studeerde zelf ook theologie en was vanaf 1870 achtereenvolgens predikant in Harlingen, Beverwijk en Den Haag. In die jaren ontdekte hij de arbeidersbeweging en het werk van Karl Marx. Zijn werk als dominee kon hij daar steeds minder mee rijmen. Omdat hij niet wist of er een hemel bestond, weigerde hij bijvoorbeeld op Hemelvaartsdag te preken. Hij behield wel zijn hele leven een fascinatie voor de figuur van Jezus als radicale vernieuwer. In 1879 hing hij zijn toga aan de wilgen, daartoe in staat gesteld door een erfenis, en richtte het blad Recht voor Allen op. Domela stortte zich in de politiek: tegen het kapitalisme, voor algemeen kiesrecht, tegen de gedwongen winkelnering voor arbeiders (die verplicht werden hun loon in de dure winkel van de baas uit te geven). Hij radicaliseerde, fulmineerde tegen de 5 K’s – Kerk, Koning, Kapitaal, Kazerne, Kroeg – kreeg een proces wegens majesteitsschennis aan zijn broek en zat zeven maanden gevangen in Utrecht. Dat hielp hem aan een messiaans imago dat hij zorgvuldig cultiveerde. Hij mat zich een Jezus-achtig voorkomen aan en liet zich aanleunen dat men hem ‘Verlosser’ noem-
❞
Narcisme was Domela niet vreemd. Het martelaarschap trok hem de. De historici Jan en Annie RomeinVerschoor verwoorden het ingetogen: “Zijn nieuwtestamentische vergelijkingen zijn legio en niet zozeer op rekening van zijn vaderlijke omgeving, zijn theologische studie en zijn oorspronkelijk ambt te schrijven, als wel op die van het Jezus-ideaal, dat hem altijd is blijven trekken als de pool de kompasnaald.” Vooral de in de crisisjaren tachtig geradicaliseerde arbeiders en boerenknechten in Friesland droegen Domela op handen. Die hield in de Friese wouden fameuze toespraken en leidde hongertochten. Het verhaal gaat dat op een van die tochten een vrouw werd aangetroffen met een grote jutezak. Toen haar gevraagd werd waarom ze die zak bij zich droeg, zei ze dat ‘Ús ferlosser’ had gezegd dat de grote verdeling aanstaande was en dat ze iets wilde hebben om straks haar nieuw verworven bezit in mee te nemen. In Friesland kwam
Domela ook op de kieslijst te staan. Tot zijn stomme verwondering – en geholpen door een verrassend stemadvies van Abraham Kuyper – werd hij in 1888 gekozen in de Tweede Kamer als afgevaardigde van het district Schoterland. Maar als parlementariër kon hij geen potten breken. Domela schoof steeds verder op naar links in het socialistische spectrum, nam afstand van Marx, die hem te wetenschappelijk en te weinig hartstochtelijk was, en werd uiteindelijk anarchist. Van de gebeurtenissen in Rusland aan het eind van zijn leven distantieerde hij zich. Enig narcisme was Domela niet vreemd. Het martelaarschap trok hem. Terar dum prosim stond er op een wandbord boven zijn sterfbed. Het was zijn levensmotto en hij had het overgenomen van Johannes Calvijn: ‘Laat ik maar verteren, als ik maar tot nut ben’. Lijden was een thema in zijn leven: drie van zijn vier echtgenotes – ze heetten alle vier Johanna – stierven in het kraambed en hij overleefde enkele van zijn kinderen. Het droeg bij aan zijn messiaanse uitstraling en een ijdele dominee bleef hij eigenlijk heel zijn leven. Domela overleed een eeuw geleden, zeven weken nadat het Algemeen Kiesrecht in Nederland van kracht was geworden. Vooral in Friesland is Ferdinand Domela Nieuwenhuis nog steeds een beroemde naam. In Heerenveen is een klein museum aan hem gewijd. Over hem verschenen twee biografieën: een matige – want nogal anekdotische – van Jan Meyers uit 1993 en een veel betere van Jan Willem Stutje uit 2012: Ferdinand Domela Nieuwenhuis, een romantische revolutionair. Stutje weet veel van de vroege socialisten en anarchisten en kan ook het predikantschap van Domela recht doen. De eigen memoires van Domela, Van Christen tot Anarchist (1910), telden bijna achthonderd bladzijden.
.
In de rubriek Grensverleggers portretteert Willem van der Meiden mensen die grenzen verlegden, overschreden of ophieven en zo de samenleving betekenisvol vernieuwden.
november 2019
11_Artikel_02R.indd 47
47
17-10-19 16:50
✽ ‘Sorry we missed you’
Ken Loach toont de keerzijde van de flexibele economie
DE ZZP’ER IS EEN SLACHTOFFER In de filmrubriek deze maand aandacht voor de nieuwe speelfilm van de Britse regisseur Ken Loach, die drie jaar geleden opviel met zijn prijswinnende film I, Daniel Blake. Dat was een aanklacht tegen de wereld van uitkeringen en voedselbanken. In zijn nieuwe speelfilm Sorry we missed you toont hij de menselijke misère achter de ‘gig economy’. Hoofdpersoon is pakketbezorger Ricky, die vastloopt in zijn contractloze bestaan. aten we eerst een paar dingen duidelijk maken”, zegt de chef van het postbedrijf in Newcastle, tijdens het sollicitatiegesprek met Ricky Turner. “We huren je niet in, maar je komt aan boord. Je werkt niet voor ons, maar mét ons. Je rijdt niet voor ons, maar levert diensten. Er is geen contract, er zijn geen prestatiedoelen, je houdt je aan de leveringsvoorwaarden. Er is geen salaris, je krijgt een honorarium. Is dat duidelijk? Je klokt niet in, maar bent beschikbaar. Als je bij ons komt, word je een eigenaar, chauffeur en franchisenemer. De meester van je eigen lot.” De rossige Ricky Turner, vader van twee tienerkinderen, werkte jarenlang in de bouw. Maar na bevlogen verhalen van een vriend besluit hij te gaan werken als pakketbezorger. Dat is het vertrekpunt van de nieuwe speelfilm Sorry we missed you van de Britse filmmaker Ken Loach en zijn scenarist Paul Laverty, die eerder dit jaar in première ging op het filmfestival in Cannes. Met het tweetal Loach en Laverty weet je wat je in huis haalt. Dit zijn filmmakers wier hart werkelijk links in de borstkast klopt. Hun films zijn niet minder dan aanklachten. Het feit op zich dat zij onrecht tot het onderwerp van hun film maken, is niet uitzonderlijk. Vaak genoeg worden de schermen van een bioscoop gebruikt om er grote onrechtvaardigheid op te schilderen, doorgaans opgediept uit een ver verleden: films over slavernij, over oorlog, over vrouwenonderdrukking, over discriminatie van homoseksuelen. Maar Loach en Laverty doen iets anders: zij bekritiseren de huidige westerse samenleving. Zij willen aantonen
‘L
48
22_Artikel_01L.indd 48
dat het kapitalisme niet alleen mensen vermorzelde ten tijde van Charlie Chaplin’s Modern times (uit 1936), maar ook nu nog. En niet in een uithoek van de wereld, maar recht onder onze neus.
Werkende armen Drie jaar geleden won het tweetal op het filmfestival van Cannes de hoofdprijs, de Gouden Palm, met hun ontroerende speelfilm I, Daniel Blake, dat net als Sorry we missed you was gesitueerd in de stad Newcastle, in het noordoosten van Engeland. In deze eerste speelfilm was de hoofdfiguur een bouwvakker op leeftijd die een zwak hart had en volgens zijn dokter zou moeten stoppen met werken. Maar op last van de Britse sociale dienst moest hij blijven solliciteren om zijn uitkering te behouden. Met dit verhaal wilden Loach en Laverty ons de vernederende werkelijkheid voor ogen toveren waarin je leeft als je afhankelijk bent van uitkering en voedselbank. In wezen vormt Sorry we missed you een tweeluik met die eerdere film, waarin dit keer niet de werklozen maar de werkende armen aan bod komen. Het decor waartegen dit verhaal zich afspeelt is niet alleen de stad Newcastle, maar ook de zogezegde ‘gig economy’: de vrijemarkteconomie van de laatste tientallen jaren waarin flexibilisering en tijdelijke contracten steeds dominanter worden. Ook in Nederland is er eerder aandacht geweest voor de situatie van pakketbezorgers van bedrijven als PostNL, die op papier zelfstandig ondernemer zijn, maar in werkelijkheid onderhorig zijn aan dat ene bedrijf dat hen betaalt per bezorgd pakketje. Wee inderdaad de deur
die niet opengaat na herhaaldelijk aanbellen, want je verdient niks. De flexibilisering van de arbeidsmarkt klinkt als een economische innovatie met hoogmoderne schwung, maar is in werkelijkheid een teken van de verschoven machtsverhouding tussen bedrijven en werknemers. In feite schuift het bedrijfsleven zijn ondernemersrisico’s af op de arbeider met z’n stukloon: die moet zelf zorgen voor pensioen, voor vakantiegeld, voor inkomen in tijden van ziekte, voor de aanschaf van zijn bus en het onderhoud ervan. In Groot-Brittannië lijkt het bestaan van de pakketbezorger nog een stuk tragischer te zijn dan hier in Nederland. Een inspiratiebron voor Sorry we missed you is het werkelijke verhaal van de 53-jarige Don Lane, die jarenlang koerier was bij het Britse postbedrijf DPB. Hij leed aan diabetes, maar kreeg een boete toen hij vrij nam voor een doktersafspraak. Ondanks dat hij steeds zieker werd durfde hij vanwege het strikte bedrijfsbeleid niet minder te werken, al helemaal niet tijdens de kerstdrukte van 2017. Aan het begin van het nieuwe jaar kwam hij te overlijden.
Doodgewoon mens Het opmerkelijke van het fenomeen van de speelfilm is dat de meeste filmmakers niet proberen een stuk van de werkelijkheid te verbeelden. Wat ze wel doen: ze maken een film. Dus ook als een ‘waargebeurd verhaal’ verfilmd wordt, heeft het resultaat meer weg van een fílm dan van de alledaagse werkelijkheid. Het gevolg daarvan is dat filmpersonages vaker op filmpersonages
november 2019
17-10-19 16:51
film Jurgen Tiekstra ✽
De hoofdpersonages in Sorry we missed you, Ricky en Abby, met hun twee kinderen.
lijken dan op alledaagse mensen. Het contrast viel mij eens op tijdens het kijken naar de Amerikaanse speelfilm The Fighter (2010), over een Iers-Amerikaanse boksersfamilie waarvan één oudere broer verslaafd raakte aan heroïne waardoor zijn bokscarrière in mineur is geëindigd. Het was een sterke film, gemaakt door een begaafde regisseur, met gelauwerde acteurs in de hoofdrollen. Maar één personage vond ik overtuigender dan de bekende acteurs die hem omringden: een roodharige oudere man met snor, behept met enig overgewicht, gekleed in politie-uniform of wijd T-shirt. Naast zijn werk als politieagent was deze man de bokstrainer van de Iers-Amerikaanse broers die centraal stonden in deze film. Deze acteur was zo overtuigend omdat hij de indruk wekte een doodgewoon mens te zijn: hij was niet lichamelijk afgetraind, had geen uit marmer gehouwen kop, was niet nadrukkelijk aan het acteren, had het gebrek aan charisma dat ieder normaal mens heeft, en zag eruit alsof het leven over hem heen was gegaan. Na het zien van de film bleek dat deze man, Mickey O’Keefe geheten, zichzélf had
gespeeld. Hij was de enige van alle acteurs zonder acteerervaring. Sterker nog: hij was ook in werkelijkheid de trainer geweest van de boksende broers wier leven hier tot speelfilm was gemaakt.
Voormalig loodgieter Precies dit is ook het bijzondere aan de films van Ken Loach: vaak gebruikt hij acteurs à la Mickey O’Keefe – gewone mensen die ineens van hem een hoofdrol krijgen. Het hoofdpersonage Ricky in Sorry we missed you wordt gespeeld door Kris Hitchen, een voormalig loodgieter uit Manchester die na zijn veertigste besloot een poging te wagen om wat acteerwerk te gaan doen. Tot vlak voor deze allereerste hoofdrol kreeg hij nog betaald als reparateur van cv-ketels. Zijn vrouw in de film (die lange dagen maakt in de thuiszorg) wordt gespeeld door ene Debbie Honeywood. Zij is in werkelijkheid afkomstig uit een plaats vlakbij Newcastle, waar ze werkt als onderwijsassistent. Met het oog op figurantenwerk had ze zich op haar veertigste ingeschreven bij een castingbureau. Ze had nooit kunnen
bedenken dat ze uit het niets een hoofdrol zou krijgen in een speelfilm van Ken Loach. Hetzelfde geldt voor de chef van het postbedrijf, gespeeld door Ross Brewster, een man die nog steeds werkt als politieagent in de stad Durham, niet ver van Newcastle. Tot zijn verbijstering liep hij dit jaar over de rode loper van het meer dan prestigieuze filmfestival in Cannes, terwijl hij eerder nog geen minuut filmervaring had. Het is deels dankzij de alledaagse menselijkheid van deze onervaren acteurs dat ook deze nieuwste film van Ken Loach oogt als een indringende greep uit het leven. Maar dat is niet de enige reden dat ook deze film, net als I, Daniel Blake drie jaar geleden, zo ontroerend is. Ook deze film ontroert weer, dankzij het timmermansoog van Loach en Laverty voor het kleinmenselijke. Ze tonen hoe stress, geknakte trots en verdriet naar boven komen rond de eettafel, in de kleine biotoop van een gezin met twee hardwerkende ouders en hun opgroeiende kinderen.
.
De film Sorry we missed you draait vanaf 14 november in de bioscopen.
november 2019
22_Artikel_01L.indd 49
49
17-10-19 16:52
✽ dodendans
Bernt Notke: Dodendans, St. Nicolaaskerk, Tallinn.
Op het bal van de dood is iedereen gelijk
EEN ONGENODE DANSPARTNER Allerzielen, Halloween: de dood vraagt en krijgt in de novembermaand extra aandacht. “We staan in een lange traditie van omgaan met de dood als ongenode danspartner of boeman van de geschiedenis”, stelt Eric Corsius. Kunstenaars hebben daarbinnen met verve een rol vervuld.
et een enorm geraas vallen de grote bronzen klokken uit de brandende toren van de Marienkirche in Lübeck. Ze slaan enorme kraters in de vloer. Het is de nacht voorafgaand aan Palmzondag 1942. De kunsthistorisch zo belangrijke Hanzestad is het doelwit van een niets ontziend bombardement. Reeds lang hebben de Britten gezonnen op wraak voor het pijnlijke bombardement door nazi-Duitsland op Coventry in november 1940. Het Verenigd Koninkrijk
M 50
44_Artikel_06L.indd 50
waande zich tot op dat moment onaantastbaar en werd plotsklaps gevoelig herinnerd aan zijn kwetsbaarheid. Coventry was een symbolisch mikpunt voor de Duitsers. Het was een belangrijke industriestad, die bovendien rijk was aan cultureel erfgoed. De foto’s van Churchill die de verwoeste kathedraal bezocht, gingen de wereld over en zijn nog steeds in menig geheugen gegrift. Nu is dan Lübeck aan de beurt. Achteraf weten we dat het niet de laatste keer zal zijn, dat er aanvallen plaatsvinden met het doel Duitsland
te straffen en te demoraliseren. Tot op de dag van vandaag wordt er in dit land puin geruimd en gerestaureerd. De gebarsten klokken op de vloer van de Marienkirche heeft men bewust laten liggen – als een vermanend herinneringsteken. Een van de kunstschatten uit de Marienkirche, die voorgoed verloren zijn gegaan in die nacht in 1942 is de beroemde Dodendans van Bernt Notke (ca. 1440-1509). Het zijn helaas alleen nog maar foto’s en prenten die aan dit oude werk herinneren. Het is een macaber stripverhaal, een reeks
november 2019
17-10-19 16:52
cultuur Eric Corsius ✽
afbeeldingen met toelichtende teksten, waarop te zien is hoe Magere Hein mensen van alle rangen, standen en leeftijden en van beide geslachten achtereenvolgens ten dans vraagt: de keizer, de bisschop, de edelman, de arts, de koopman, de soldaat, de schipper, de heremiet, de boer, de jonge maagd, de grijsaard, het kind. De grondgedachte ervan is dat de dood niemand ontziet of naar de ogen ziet. Materiële zaken als bezit, kracht en jeugd zijn evenmin tegen de dood gewapend als immateriële rijkdommen, zoals een verfijnd geestelijk leven, eruditie en prestige. Een soortgelijke dodendans van Notke die wel bewaard is gebleven, is nog steeds te zien in Tallinn, de hoofdstad van Estland. Het thema is sinds de late Middeleeuwen op meerdere plaatsen in Europa door schilders tot uitgangspunt voor een werk gekozen, maar de Lübeckse Dodendans is wel de meest beroemde. Dat de dood geen onderscheid des persoons kent, werd met name duidelijk tijdens de pestepidemieën. De dodendans als schilderkunstig thema ontstond dan ook precies in deze periodes.
❞
De dood, ons onontkoombare lot, houden we het liefst op afstand Klapperend geluid Overigens werd het onderwerp van de dodendans ook dankbaar gebruikt door dichters en toonkunstenaars. Een van de vele componisten, die de Hanzestad Lübeck rijk was, Hugo Distler (1908-1942), raakte door het thema in 1934 nog steeds door geïnspireerd. In Europa hoorden pestepidemieën tot het verleden, maar de massaslachtingen van het begin van de twintigste eeuw lagen nog vers in het geheugen. En Distler leek ook te vermoeden wat er nog zou volgen. Het sarcasme, waarmee de dood zijn partners ten dans vraagt en hen eraan herinnert, dat uiteindelijk hij de toon en de maat aangeeft, is brandend actueel:
Stelt jullie op ten dans, hup, keizer, bisschop, burger en boer, arm en rijk en hoog en laag, kom op! Huilen is voor jullie te laat. Gelukkig hij, die op tijd erbij stil stond, goede werken tot stand te brengen en zich los te maken van de zonde – Vandaag is het motto: naar mijn pijpen dansen! Een variant op de dodendans, waarin de dood achtereenvolgens verschillende personen ten dans vraagt, is het tafereel van de dood als dansmeester of speelman die na middernacht de doden uit hun graf doet opstaan en in een zinloze en zinneloze dansroes brengt: de danse macabre. De met klapperend geluid dansende skeletten zijn een pijnlijke herinnering aan onze sterfelijkheid. Dat op de begraafplaats het belang van rangen en standen wegvalt, wordt ons hier nog eens extra goed onder onze neus gewreven: op het bal van de dood is iedereen gelijk. Dit griezelige – en toch ook wat op onze lachspieren werkende – tafereel is vooral bekend geworden via het muziekstuk van de Franse, romantische componist
november 2019
44_Artikel_06L.indd 51
51
17-10-19 16:53
✽ dodendans Camille Saint-Saëns, een werk dat op zijn beurt weer een rol speelt in films en zelfs in een van de attracties in de Efteling. Niet alleen in de kunst, maar ook in rituele tradities en volksgebruiken heeft de dodendans zijn weg gevonden. Vanouds zijn er, vooral in november, processies of stoeten waarin mensen de dodendans uitbeelden. Recentelijk is in ons land deze traditie nieuw leven ingeblazen tijdens de Allerzielentocht in Monnickendam. En we kunnen ook de fascinatie met Halloween, het volksfeest dat naar Europa is overgewaaid vanuit Amerika en inmiddels is ingeburgerd, in dit licht zien. De populariteit van de dodendans, in zijn meerdere varianten, is blijkbaar onsterfelijk.
Van alle tijden Het is te kort door de bocht om de dodendans alleen te beschouwen als vrijblijvende folklore of – in het geval van Halloween – als platte commercie. De grondtoon is een doodernstige. Met het steeds weer oproepen en opvoeren van de dodendans proberen wij de dood als een onontkoombaar lot onder ogen te zien en te omarmen. Tegelijk echter proberen we hem ook weer een beetje op afstand te houden. Hij wordt immers als een weliswaar meedogenloze, maar ook wat treurige gestalte ten tonele gevoerd. Want een geliefde danspartner zal hij nooit worden. Slechts met grote tegenzin gaan de door hem uitgenodigde mensen op zijn avances in. Zij laten duidelijk blijken, dat zij hem in hun hart altijd als muurbloempje blijven zien. En als het bal op de begraafplaats het hoogst haalbare is als je een feestje organiseert, is er ook wel iets grondig mis met je populariteit. Met andere woorden: de dood wordt ook met de nodige ironie bejegend. Dat de dodendans van alle tijden is, heeft nog een bijkomende reden. De dood als speelman is ook een zwarte karikatuur van de demagogen en ophitsers, die er iedere keer weer in slagen om hele volkeren tot blinde verdwazing te brengen en te storten in heilloze avonturen. Niet voor niets werd aan het eind van de Tweede Wereldoorlog gedicht: “De dood is een meester uit Duitsland.” Hitler was niet minder dan de handlanger en de personificatie van de dood zelf. Een hele natie had hij tot een vernietigende doodsdans weten te verlei-
52
44_Artikel_06L.indd 52
Albin Egger-Lienz: Dodendans, 1921.
den. Maar niet alleen terreur en oorlog zijn door kunstenaars als een ‘danse macabre’ afgeschilderd. Ook de economie als moloch moest het ontgelden. En de Oostenrijkse schilder Albin Egger-Lienz (1868-1926) gebruikte aan het begin van de twintigste eeuw het beeld van de dodendans, om het slopende bestaan van de landarbeiders weer te geven, die aan de leiband lopen van de wetmatigheden van het boerenbestaan, die zijn overgeleverd aan de elementen en die zich bewegen in de nooit eindigende cirkel van de seizoenen. De strijd om het overleven wordt aangevoerd door de dood – en vindt daar uiteindelijk ook zijn bestemming.
Grimmig boek De uiteengespatte klokken op de gebarsten vloer van de Marienkirche in Lübeck zijn, zoals gezegd, een vermanend teken voor hen die zich blindelings en lichtzinnig storten in de doodsdans van de oorlog. Het is een bijna apocalyptisch symbool, zouden we kunnen zeggen. En daarmee komen we bij een ander onderwerp uit de (christelijke) kunsttraditie, dat steevast naar boven komt in tijden waarin dood en verderf
wordt gezaaid door oorlogshitsers, maar ook door besmettelijke ziektes en andere natuurrampen: de visioenen van de apostel Johannes op Patmos, zoals neergeschreven in het laatste boek van de bijbel, de Openbaring of de Apocalyps. Dit grimmige boek – waaruit wordt voorgelezen in de liturgie als het kerkelijke jaar op zijn einde loopt – is ontstaan onder indruk van de ervaringen in het Romeinse Rijk: een rijk van welvaart en stabiliteit, die duur werden betaald en berustten op christenvervolging en andere vormen van staatsterreur. In een van de visioenen wordt de dood voorgesteld als een ruiter die een spoor van vernieling achterlaat: “Toen Hij het vierde zegel verbrak, hoorde ik de kreet van het vierde dier: ‘Kom!’ En daar verscheen een vaalgroen paard. En die erop zat, zijn naam was de
❞
De prenten van Dürer vormden tijdens het Derde Rijk een spiegel
november 2019
17-10-19 16:53
cultuur Eric Corsius ✽ Dood, en Hades kwam achter hem aan. En hem werd macht gegeven over het vierde deel van de aarde, om te doden met het zwaard en met hongersnood en met de pest en door de wilde dieren der aarde.” De dodendans en de apocalyps vormen twee polen, die elkaar aanvullen in de kunst. De dodendans aan de ene kant, ondanks de genoemde politieke bijklank, herinnert vooral iedere mens afzonderlijk aan zijn of haar eigen sterfelijkheid. Hij houdt hem of haar een spiegel voor en nodigt uit tot een individueel gewetensonderzoek. “O zondaar, als je zou beseffen hoe kort het leven is en hoe lang de eeuwigheid, dan zou je geen zonden bedrijven”, zo zingt de gemeente in Distlers oratorium. De apocalyps aan de andere kant houdt de mensheid als collectief bij de les en herinnert aan datgene wat er in de geschiedenis op het spel staat of, liever nog, wat wij mensen op het spel zetten als onze leiders met vuur spelen. De dodendans geeft de vergankelijkheid en de vluchtigheid van het aardse bestaan weer; de apocalyps verwijst naar de gevarenzone waarin de mensheid als geheel zich telkens weer beweegt. Traditioneel-theologisch uitgedrukt: de dodendans betreft het ‘bijzondere oordeel’ terwijl de apocalyps gaat over het ‘algemene oordeel’.
Jeroen Bosch: Johannes op Patmos.
In de christelijke kunsttraditie kunnen we dus niet om de apocalyps heen. Dit thema is veel vaker door beeldende kunstenaars als uitgangspunt genomen dan de dodendans. Bekend zijn de drieluiken en prenten uit de late middeleeuwen en de renaissance. Het Lam Gods van de gebroeders Van Eyck wordt op zichzelf als een visionair werk ervaren en Jeroen Bosch heeft de standaard gezet voor de beeldtaal, waarin de Openbaring van Johannes en het laatste oordeel werd geschilderd. Ook de indringende houtsneden van Albrecht Dürer zijn klassiek. Al deze artiesten werkten in tijden waarin de nabijheid van het einde der tijden heel concreet werd beleefd.
Als een spiegel In de twintigste eeuw zouden zij en hun werken in de belangstelling herleven. Dissidente Duitse kunstenaars hielden Albrecht Dürer: Johannes eet het boek (Apocalyps). hun volk tijdens het Derde Rijk de prenten
van Dürer als een spiegel voor. Zij zagen in het alles verwoestende geweld van Hitler een personificatie van de vierde ruiter van de Apocalyps. En tot op de dag van de dag gebruiken kunstenaars – vooral in de popcultuur en de film – een apocalyptische taal, als volgens hen de toekomst van de mensheid aan een zijden draad hangt en als ze een eindstrijd tussen goed en kwaad waarnemen. Een titel als Apocalypse now, een film die zich afspeelt tegen de achtergrond van de Vietnamoorlog, spreekt wat dit betreft boekdelen. Of we nu in de novembermaand met een knipoog huiveren bij Halloweengebruiken of tijdens de kerkdiensten tot nadenken worden gestemd door de lezingen uit het laatste bijbelboek: we staan in een lange traditie van omgaan met de dood als ongenode danspartner of boeman van de geschiedenis, een traditie waarin kunstenaars met verve een rol hebben vervuld.
.
november 2019
44_Artikel_06L.indd 53
53
17-10-19 16:53
✽ boeken
Spiegelreis door gelovend Nederland Christen Herman Koetsveld en moslim Enis Odaci maakten voor Volzin een ‘spiegelreis’. Het resultaat is nu in boekvorm verschenen. “Er is meer tussen mijn hemel en jouw aarde.” Tekst: Daniël Zevenhuizen Beeld: Janita Sassen
erman Koetsveld en Enis Odaci tonen dat begrip begint bij reizen. Niet naar Soedan of Bangladesh, maar naar het vreemde in ons eigen midden. Vorig jaar deden ze in Volzin verslag van hun ‘spiegelreis’ door gelovend Nederland. Moslim Odaci bezocht christelijke gemeenschappen, predikant Koetsveld islamitische gemeenschappen. Ze doorbraken met hun reis de scheidslijn tussen islamitisch en christelijk Nederland. De reportages uit Volzin zijn nu, aangevuld en verrijkt met ‘bespiegelingen’ van de auteurs, in boekvorm verschenen. Aparte vermelding verdienen de sfeervolle en sprekende foto’s van Stijn Rademaker. Er is een hoop retorisch spervuur tussen degenen die zich beroepen op hun ‘joods-christelijke’ wortels en degenen die zich tot de moslimgemeenschap rekenen. Het is ‘wij’ tegenover ‘zij’, ‘onze’ cultuur tegenover de ‘hunne’. Maar die twee kampen bestaan helemaal niet, beweren Koetsveld en Odaci. Zij laten zien dat er juist ook binnen de eigen groep van moslims en christenen sprake is van veel diversiteit. “Er is meer tussen mijn hemel en jouw aarde”, vertrouwt moslim Odaci zijn christenvriend Koetsveld toe. “En meer tussen jouw hemel en mijn aarde.” Zo begint hun reis tussen twee werelden die meer gemeenschap-
H
54
11_Boekbespreking_02L.indd 54
Enis Odaci (l.) en Herman Koetsveld.
Herman Koetsveld & Enis Odaci Spiegelreis KokBoekencentrum, 192 blz., € 19,99
pelijk hebben dan schreeuwerige politici beweren. De auteurs bieden tegenwicht tegen de verharding in de maatschappelijke discussie. Het gevolg van verharding is segregatie, wantrouwen en zelfs haat. De manier waarop over geloofsgemeenschappen gesproken wordt, heeft verregaande gevolgen voor de manier waarop mensen elkaar behandelen. Een welkome tegenbeweging dus van Koetsveld en Odaci. Zij zoeken mensen op waar ze bij al hun vreemdheid en verscheidenheid in hun gedeelde humaniteit naar voren komen: in de geloofskring en aan de eettafel. Dat wil niet zeggen dat het nooit van lastige vragen en ongemakkelijke situaties komt. De auteurs voelen om de haverklap spanningen. Enis Odaci kon de slaap niet vatten in de benedictinessenabdij in Oosterhout. Bij hem groeide de verdenking, dat deze gesluierde vrouwen toch als een terroristische beweging in de dop zouden worden aangemerkt, als ze geen christen maar moslim waren geweest. Het is niet gek dat juist Odaci op die gedachte moest komen. Als moslim wordt hem bij deze
zusters een spiegel voorgehouden. Op zijn beurt kan hij de benedictinessen, vanuit de buitenpositie die hij inneemt, zijn bedenkingen voorleggen. “Jij denkt dat de rechtse figuren van deze wereld in de meest negatieve bewoordingen afstand zouden nemen van wat zij denken dat achter die islamitische kloostermuren voor vreselijks zou worden bekokstoofd?”, reageert Koetsveld op de verdenking van Odaci. Voor iemand uit de christelijke traditie is een klooster wat het is. Maar iemand die altijd te maken heeft met discriminatie op basis van religieuze expressie, ziet dat anders. Hij vindt in het klooster symbolen terug die dáár gerust kunnen bestaan, maar die te vuur en te zwaard zouden worden bestreden als het klooster werd bewoond door moslims. Koetsveld en Odaci zijn in de bespiegelingen op hun reiservaringen uit op wederzijds begrip. Hun boek laat zien hoeveel gelovigen bij alle diversiteit toch met elkaar gemeen hebben. Uiteindelijk leven we toch in één wereld.
.
november 2019
17-10-19 16:53
Kort Recensies Marc Schuilenberg & Sjoerd van Tuinen (red.) Leven in het antropoceen Politici en wetenschappers gaan vaak voorbij aan de sociaal-politieke aspecten van de ecologische crisis. Schuilenberg en Van Tuinen laten zien waarom we het klimaatdebat niet kunnen overlaten aan techneuten en boekhouders. Boom, 200 blz., € 22,50 Donald Robertson Leer denken als een Romeinse keizer Tegenslag, verraad, verlies: Marcus Aurelius doorstond het allemaal. Uit leven en geschriften van deze Romeinse keizer leidt Robertson psychologische technieken af die de moderne mens helpen sterker te worden in het tumult van het leven. Ten Have, 304 blz., € 24,99 Carl Gustav Jung Het Rode Boek (Liber Novus) Toen dit boek in 2009 uit de Zürichse bankkluis tevoorschijn kwam, werd het meteen ‘de graal van het onbewuste’ genoemd. Een verslag van de persoonlijke crisis van Jung tussen 1913 en 1916. Van Warven, 581 blz., € 38,50 Thomas van Kleef De snelste weg is de omweg Van Kleef ontwikkelde de Libermethodiek voor persoonlijke vraagstukken, zoals omgaan met burn-out en depressie. Die niet draait om de bevrediging van verlangens, maar die inzet op de bevraging van je identiteit. Stichting Jan XVII, 55 blz., € 26,25 Franck Ploum Geest van nieuw begin Theoloog stelde een bundel teksten samen die gesproken, gebeden en gezongen kunnen worden. Het inclusieve taalgebruik maakt ze voor velen herkenbaar. Ter bezinning alleen, met een groep of in een liturgische samenkomst. Berne Media, 76 blz., € 8,95
Tekst: Daniël Zevenhuizen
boeken ✽
Vergeten vrouwen Waarom worden vrouwen in de geschiedenis vaak over het hoofd gezien? Historica Els Kloek geeft het antwoord in haar nieuwe bundel ‘Vrouwen en kinderen eerst’. Een brandend hart voor de vrouwenbeweging, dat heeft Els Kloek. Sinds jaar en dag brengt de historica het thema van vrouwen en gender onder de aandacht van vakgenoten en leken. En met succes: onder haar bewind is het Vrouwenlexicon groot geworden. Steeds was daarbij de spreuk ‘kort is goed’ leidend. Voor het eerst in onze ‘vaderlandse’ geschiedenis kwam de rol van vrouwen in de totstandkoming van onze samenleving naar buiten. Uit het onderzoek van Kloek kwam ook de bloemlezing Vrouwen en kinderen eerst voort. Dit is een bundel van de korte maar krachtige bespiegelingen die de historica schreef in de periode 2003-2019. Een belangrijk motief dat Kloek daarin bespreekt, is de self-fulfilling prophecy: de omstandigheden zó maken, dat je al van tevoren weet de uitkomst zal zijn. Dat mechanisme komt betreurenswaardig vaak voor in de geschiedschrijving als het om vrouwen gaat. Men stelt bijvoorbeeld een canon samen met ‘grote namen’, maar kiest de voorwaarden voor ‘grootsheid’ zó, dat vrouwen geen enkele kans maken in die canon opgenomen te worden. Neem Erflaters der beschaving, in 1938 samengesteld door Jan en Annie Romein. Daarin hanteert het echtpaar het criterium dat de kopstukken ‘een bijdrage aan de Europese beschaving’ geleverd moeten hebben. Het resultaat laat zich raden: in de canon zijn 35 mannen opgenomen en welgeteld één vrouw. Waarom is hier sprake van een self-fulfilling prophecy? Omdat vrouwen helemaal geen toegang hadden tot communicatiemiddelen. Els Kloek Zo was het onmogelijk Vrouwen en om invloed te hebben op kinderen eerst ‘de Europese beschaving’. Vantilt, Degenen die zulke mid152 blz., € 17,50 delen wél hadden, deden
Jan Steen: ‘De burgemeester van Delft en zijn dochter’, 1655.
er alles aan om ongewenste invloed weg te moffelen. Wanneer een vrouw dan trouwde met een man van aanzien, kon men van haar zeggen dat zij “zich geheel naar haar echtgenoot vormde”. Daarmee was haar succes gelijk gebagatelliseerd. Ondanks de gaten in onze geschiedenis die Kloek aan de kaak stelt, kan de schrijfster putten uit een rijk scala van historische bronnen. Een mooi voorbeeld is het schilderij van Jan Steen, ‘De burgemeester van Delft en zijn dochter’, uit 1655. Kloek bespreekt de lotgevallen van die dochter. Daags na haar achttiende verjaardag vroeg een dominee om de hand van dochterlief. Maar daar moest de burgervader niets van hebben. Hij wendde al zijn macht aan om zijn dochter bij de geestelijke weg te houden. Vijftien jaar later – vader was inmiddels gestorven – kon het stel elkaar eindelijk in de armen vallen. In de archiveren rest van de hele affaire slechts een aantal pamfletten van het kerkelijk bestuur dat zich in een strijd had verwikkeld met de burgemeester. Maar hoe het meisje zo lang op haar geliefde kon wachten, is onbekend. Daarbij heeft ze hoogstwaarschijnlijk andere gegadigden moeten trotseren. Niet voor niets krijgt het meisje van Kloek de eretitel ‘heroische vrijster’. Met verhalen zoals deze schrijft Kloek een kleine doch sprekende geschiedenis van de al te vaak vergeten helft der mensheid.
.
november 2019
11_Boekbespreking_04R.indd 55
55
17-10-19 16:54
boeken ✽
Kort Recensies Søren Kierkegaard De school van het lijden Kierkegaard heeft als geen ander de moeilijkheid van het probleem van het menselijk lijden aangevoeld, gepeild en doorleefd. De toespraken in dit werk bieden troost voor iedereen die worstelt met leed. Buijten & Schipperheijn, 184 blz., € 16,90 Eric Cossee e.a. (red.) Tolerantie in turbulente tijden Deze bundel verschijnt ter ere van het vierhonderdjarig bestaan van de Remonstrantse Broederschap. De teksten die daarin zijn opgenomen, behandelen het vraagstuk van de tolerantie: een remonstrantse kernwaarde. Centraal daarbij staat Johannes Uyttenbogaert (1577-1644), stuwende kracht en woordvoerder van de remonstranten. KokBoekencentrum, 208 blz., € 19,99 Paul Scheffer De vrijheid van de grens In zijn essay voor de Maand van de Filosofie vraagt Paul Scheffer naar de behoefte aan begrenzing om democratie en mensenrechten te waarborgen. Met de vluchtelingencrisis is het vraagstuk van de grens belangrijker dan ooit. Stichting Maand van de Filosofie, 126 blz., € 8,Walter Palm Het sluipende gif van de islamofobie 1989-2019 Voormalig topambtenaar trekt ten strijde tegen de ‘islamofobie’ (= ‘de radicale afwijzing van alles wat met de islam te maken heeft’). Volgens Palm heeft ‘het gif van de islamofobie’ inmiddels de Nederlandse Grondwet bereikt: een verbod op ritueel slachten en buitenlandse financiering van moskeeën is immers niet langer uitgesloten. In de Knipscheer, 228 blz., € 19,50
56
11_Boekbespreking_01L.indd 56
Teruggetrokken betrokkenheid ie graag alleen is, moet zich steeds verantwoorden. De einzelgänger wordt ervan beticht zich van de wereld af te sluiten, of men vermoedt dat hij met depressie of een sociale stoornis kampt. Voor kloosterling en kluizenaar Thomas Merton (1915-1968) gold niets van dat alles. Hoewel hij inderdaad ‘verstilling’ zocht, was niets werelds hem vreemd. Hij had contact met spirituele leiders en wereldverbeteraars als folkzangeres Joan Baez en de boeddhistische banneling Thich Nhat Hanh. Regelmatig vroeg hij toestemming aan zijn abt om op reis te mogen gaan. In Overdenkingen in eenzaamheid doet Merton verslag van overpeinzingen over het contemplatieve leven. Het werk werd in 1953 en 1954 in isolement geschreven, maar verschijnt nu voor het eerst in de Nederlandse vertaling. De kloosterling drukt zijn lezers op het hart dat zijn notities niet subjectief zijn of autobiografisch. “Ze zijn helemaal niet bedoeld als een relaas van geestelijke belevenissen.” Als monnik leid je geen idyllisch bestaan gevuld
W
met extatische visioenen: wat Merton betreft “waren er helemaal geen belevenissen om over te schrijven, en als die er wel zouden zijn geweest, dan zouden ze in geen geval aan het papier toevertrouwd zijn”. Merton toont dat individualiteit een fundamentele waarde is. De mens beschikt over een ‘innerlijke vrijheid’ om zich te verzetten tegen totalitaire regimes, die hem tot een schakeltje in een alomvattend systeem maken. “Een samenleving die die naam waardig is, moet bestaan uit personen en niet uit nummers of mechanische eenheden.” In eenzaamheid ligt de sleutel tot verbintenis en een schild tegen de mens als zijn eigen grootste vijand. (Daniël Zevenhuizen)
Thomas Merton Overdenkingen in eenzaamheid Damon, 144 blz., € 16,90
Zinvol ongelukkig Psychiater Dirk De Wachter heeft de afgelopen jaren over publiciteit niet te klagen. Blijkbaar heeft men oren naar zijn boodschap. Die luidt dat we kwetsbaar en ongelukkig mógen zijn. In De kunst van het ongelukkig zijn laat De Wachter zien dat het geluksideaal tot een soort plicht is geworden, die we onszelf opleggen. Op enig moment ongelukkig zijn, betekent: gefaald hebben. We moeten nóg harder werken, om maar niet minder dan een ander te zijn, die de zaken zogenaamd wel op een rijtje heeft. Van die tendens in onze maakbare samenleving moet de psychiater niets hebben. “Beter zouden we leren af en toe ook een beetje ongelukkig te zijn. Want het klopt niet dat je het geluk helemaal in de hand hebt.” Allereerst relativeert de Vlaming dus het idee dat geluk altijd binnen handbereik ligt. Zo zegt hij met schrijver Gerrit Komrij: “Geluk betekent het streven naar geluk (...) Als men weet dat dit streven nooit bevredigd zal worden, bestaat ons enige geluk derhalve uit ontevredenheid. Uit ongelukkig zijn.” Wel laat De Wachter zien dat de broosheid van
geluk níét betekent dat we daarom tot ongeluk veroordeeld zijn. “De deugd (dat is: het goede leven) ontstaat uit de onmogelijkheid om het genot voortdurend vol te houden.” Dat we ons soms kunnen losmaken van de geluksmolen, betekent dat we kunnen omkijken naar de ander, voor wie we nu juist een ‘kleine goedheid’ kunnen verrichten. De Wachter maakt dankbaar gebruik van ervaringen in zijn psychiatrische praktijk, maar hij put ook uit het werk van collega-denkers, encyclopedieën en de poëzie. Dat maakt dit hartstochtelijk betoog voor het omarmen van ongeluk tot een boeiende lezing en een veelstemmig geheel. (Daniël Zevenhuizen)
Dirk De Wachter De kunst van het ongelukkig zijn Lannoo Campus, 101 blz., € 19,99
november 2019
17-10-19 16:54
✽ dichterbij Lotte Jensen
Tekst: Bert van der Kruk
De stem van het water Lotte Jensen (Hillerød, Denemarken, 1972) is neerlandicus en filosoof. Ze werkt als hoogleraar Nederlandse literatuur- en cultuurgeschiedenis aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Ze publiceerde onder meer Vieren van vrede. Het ontstaan van de Nederlandse identiteit (1648-1815) en Wij tegen het water. Een eeuwenoude strijd.
Herinnering aan Holland Denkend aan Holland zie ik brede rivieren traag door oneindig laagland gaan, rijen ondenkbaar ijle populieren als hoge pluimen aan den einder staan; en in de geweldige ruimte verzonken de boerderijen verspreid door het land, boomgroepen, dorpen, geknotte torens, kerken en olmen in een groots verband. de lucht hangt er laag en de zon wordt er langzaam in grijze veelkleurige dampen gesmoord, en in alle gewesten wordt de stem van het water met zijn eeuwige rampen gevreesd en gehoord. H. Marsman (1899-1940), uit Verzamelde gedichten (Querido, 1992).
ijdens mijn studie Nederlands leerde ik de poëzie van Marsman kennen. Ik vermoed dat toen ook dit gedicht voorbij is gekomen. Aanvankelijk viel ik vooral voor het idyllische begin, het prachtige beeld van het Hollandse landschap waarmee ik me ook als Deense graag verbind. Die eerste iconische regels zijn in ons collectief geheugen gegrift. Ze schetsen een geruststellend, nostalgisch beeld van een land dat er allang niet meer zo uitziet – en juist daarom hechten we er zo aan. Recent maakte ik opnieuw kennis met het gedicht, omdat ik een groot onderzoeksproject leid naar de verwerking van rampen door de tijd heen. Toen ik het gedicht herlas, maakten juist de dreigende laatste regels indruk, waar het gaat over de vrees voor rampen, het water als eeuwige vijand. Door de klimaatdiscussie en de zeespiegelstijging is dat een heel actuele angst. Die dreigende stem van het water hoort net zo goed bij het Nederlandse landschap en is een soort kern van de Nederlandse identiteit. Denemarken heeft een heel ander landschap en heeft niet zo’n lang heroïsch verhaal over het temmen van de waterwolf.
‘T
Ik was tien maanden toen we naar Nederland verhuisden. Thuis hoorde ik de eerste jaren alleen Deens, maar op school kreeg ik al snel de Nederlandse taal en tradities mee. Ik groeide op in Oegstgeest, dus hartje Hollands landschap. We konden zo de polder in fietsen, en ’s winters ook schaatsen: zodra het maar even kon, gingen we de plassen op. Ik las veel kinderboeken over de watersnood van 1953, waarin ik de dreiging van het water leerde kennen. Er was geen reële angst, want ik groeide op in de tijd van de Deltawerken. We leefden dan wel vier meter onder NAP, maar
we waren veilig. De generatie van de toekomst zal eerder de angst kennen die Marsman aan het eind schetst. Dat slot laat goed zien hoe Nederlanders eeuwenlang omgingen met watersnoodrampen. Het weerspiegelt een houding die je als deemoed kunt typeren, het besef dat de mens nietig is tegenover de natuurkrachten. In oudere teksten is geen sprake van heroïek, van luctor et emergo, maar veel meer het idee: het is niet zeker of wij het gevecht met het water wel zullen winnen. Vaak zijn ze doortrokken van godvruchtigheid en straf-opde-zondetheorieën. Bij Marsman is dat niet het geval; toen dit gedicht in 1936 verscheen, had hij afstand genomen van het christendom. Maar je ziet bij hem wel het besef van nederigheid, van het idee dat de mens ondergeschikt is aan bredere natuurfenomenen. Zijn gedicht is zo een uitloper van die veel langere Nederlandse traditie waarin de mens accepteert dat er eens in de zoveel tijd een ramp voorbijkomt. Ik woon nu in de Betuwe; niet echt ‘veilig’ als het om het water gaat. Het karakteristieke landschap van Marsman vind ik hier om de hoek. Ik fiets elke dag vanuit Elst over de brug bij Nijmegen en zie daar de imponerende waterwerken om de rivier ruimte te geven. Ik denk er zelden aan dat het kan misgaan. Maar begin vorig jaar dreigde de Waalkade te overstromen. Ik ben gaan kijken en zag het water een paar centimeter onder de dijk staan. Heel fascinerend en tegelijk angstaanjagend. Wacht even, denk je dan, die massa water hebben we niet per se in bedwang. Ik interpreteer de stem van het water niet religieus, zoals je in dit gedicht ook kunt doen. Maar ik denk wel: de mens is nietig en er zijn grotere krachten om ons heen waaraan we onderworpen zijn. Niet alles is maakbaar.”
.
november 2019
11_Dichterbij_01R.indd 57
57
17-10-19 16:55
12
So excited
VOLGENDE VOLZIN VERSCHIJNT 6 DECEMBER 2019
Het blijft een bijzondere ervaring, Amerika. Na een halve dag vliegen stap je uit in een wereld die veel op Nederland lijkt, maar tegelijkertijd ook helemaal niet. Je begrijpt de gebruiken, de taal, de omgangsvormen en toch is alles net een beetje anders. Alsof je in een droom zit die net echt is, behalve dat je oom een paarse baard heeft en je huis ondersteboven staat.
✽
T inte ien rview s
❞
‘De stand van de beschaving kun je afmeten aan de zorg voor de kwetsbare mens’ Greet Prins, voorzitter Raad van Bestuur Philadelphia Zorg, CDA-senator
Vooruitblik In het laatste nummer van 2019 blikt Volzin terug op het bijna voorbije jaar en vooruit op het jaar dat komt. Met onder anderen GREET PRINS (Philadelphia Zorg), INEKE BAKKER (scheidend directeur Stek Den Haag), GERKO TEMPELMAN (theoloog), JORAM ROOKMAKER (rabbijn), WIELIE ELHORST (‘roze dominee’). 58
11_Dichterbij_02L.indd 58
Jeroen Fierens
Een van de mooiste eigenheden van Amerika is voor mij de excitement. Het woord laat zich niet eens echt goed vertalen, maar komt in de buurt van opwinding of enthousiasme. Amerikanen raken excited over alles – van de nieuwste latte van koffieketen Starbucks tot het feit dat een vreemdeling die ze ontmoeten uit Nederland komt en ze zelf ook voor 1/32 Nederlands zijn – en ze schamen zich niet dit te laten zien. In een bar in Harlem begint net een stand-upcomedyshow wanneer we binnenkomen. De mensen op het podium zijn grappig, maar de echte show speelt zich af in de zaal. Er wordt instemmend gejuicht (I feel you girl!), gegild en gesprongen van het lachen. Wanneer tussen de acts door enkele populaire hiphopnummers worden gedraaid, barst de tafel naast ons los in een explosie van geschreeuw en gedans. En de excitement beperkt zich niet tot het eigen kringetje; volslagen vreemden hangen al snel lachend bij elkaar op de schouders. Het is een eigenschap die ik in Nederland wel wat mis. Het lijkt soms of we te cynisch zijn geworden om nog in geluk te geloven. Wie zich laat gaan, is al snel overdreven of een aansteller. Wie durft te dromen is onrealistisch en wie succes heeft, is maar aandachtsgeil. “Je kunt ook nooit eens even rustig op een voetstuk staan”, zingen Acda en De Munnik. Maar waarom zou je de ander dat geluk niet gunnen? Wat is er mis met durven dromen? Het leven is soms lelijk genoeg, waarom zouden we het niet wat mooier voor onszelf en elkaar willen maken, ook al is dat misschien een beetje irrationeel of overdreven? Wanneer we weglopen uit de bar pak ik een lolly uit de pot op de bar. Het meisje dat naast ons zat en mij meerdere keren van het lachen op de knieën had geslagen, juicht me toe: “Ga ervoor, pak ze allemaal, je verdient het!”
Je Jeroen Fierens is programmeur, een beetje schrijver en levensbeschouwer. sc
november 2019
17-10-19 16:55
Doorbreek het taboe op schulden!
Doee! me Doe de
RS JH]LQQHQ KHHIW ÀQDQFLsOH SUREOHPHQ Uit schaamte vragen mensen (te) laat om hulp. Het taboe moet doorbroken worden, zodat mensen hulp durven zoeken en we hen kunnen helpen. Doe mee aan de campagne met je netwerk, je kerk of vriendengroep!
-challenge!
Een ludieke challenge op social media om aandacht te vragen voor mensen PHW ÀQDQFLsOH SUREOHPHQ Lukt het jou? #samenhartvoormensen
Bid mee Steek een kaars aan en/of bid het gebed op de kaart voor mensen met schulden. Maak licht voor je naaste.
Speel Open Kaart Een taboedoorbrekend kaartspel. Ga met elkaar in gesprek over geld en schulden. Hoe open durf jij te zijn?
Zing het Groeilied Geef mensen met schulden nieuwe moed. Zing met je kerk, koor of band jullie eigen versie van het groeilied en GHHO KHW ÀOPSMH #samenhartvoormensen
www.samenhartvoormensen.nl/doen SchuldHulpMaatje en de kerken willen eerder en meer mensen met schulden bereiken en nog beter ondersteunen. Samen lukt ’t … om er voor elkaar te zijn om hart te hebben voor elkaar om naar je naaste om te zien.
22_Cover_01R.indd 3
17-10-19 16:58
Vakantiegasten, voorbijgangers en groepen ontmoeten elkaar op Buitengoed Fredeshiem
Nr 11 · november 2019 · jaargang 18 · volzin.nu
Tom Mikkers ‘Onrust drijft mij voort’ Oswald Spengler Onbegrepen denker achter Baudet Pauluskerk geeft stem aan stemlozen
Buitengoed Fredeshiem een plek waar je tot rust komt. Waar je vakantie viert, mooie dingen beleeft. Mensen
Klimaatcrisis Groene Patriarch wijst de weg
ontmoet. Herinneringen maakt. Fredeshiem is een plek waar je je welkom voelt. Gewoon omdat je bent wie je bent, ongeacht afkomst, religie, levensbeschouwing, leeftijd
✽
of geslacht. Je voelt de gastvrijheid
ethe o G s Wa ? moslim p.44
zodra je binnenkomt. Je hoort het in de woorden die er klinken, je proeft het ĜĹ Úå ĩŅþåţ kŞ ĘåƋ ÆƚĜƋåĹčŅåÚ ƴŅåĬ ģå de vrijheid als je door de bossen loopt. Je gedachten de vrije loop laat. Niets
Special: Ziek & zin
moet, alles mag. Tijd voor bezinning.
IN DE ZIEL GERAAKT
Tijd voor jezelf en voor elkaar.
BUITENGOED FREDESHIEM Eiderberg 2 8346 KJ De Bult (bij Steenwijk) Tel. 0521 - 53 51 00 info@fredeshiem.nl www.fredeshiem.nl
22_Cover_01R.indd 2
pagina 23
Columnisten Roel Abraham ✽ Wilma Hartogsveld ✽ Jeroen Fierens
17-10-19 16:57