Volzin 12 2019

Page 1

Nr 12 · december 2019 · jaargang 18 · volzin.nu

+

EL Z Z U P MEE p.52

De uitdaging van 2019:

SPRING OVER JE SCHADUW HEEN Interviews Greet Prins ✽ Wielie Elhorst ✽ Ineke Bakker ✽ Joram Rookmaaker ✽ Martin Drenthen ✽ Daan Roovers ✽ Marc Schuilenburg ✽ Karsu ✽ Gerko Tempelman


Rusland Mongolië China

Bezoek ons op de vakantiebeurs 16-19 januari 2020

Georgië

Hal 9 stand D059

Armenië Oekraïne Baltische landen Finland

Al 34 jaar dé specialist individuele- en groepsreizen | maatwerk | citytrips | riviercruises ȵ\ GULYHV | Trans Siberië Express en andere treinreizen

2020

Vraag nu de nieuwe brochure aan!

020 – 2012777 | info@bolsjoj.nl | www.bolsjoj.nl

Rusland | Mongo lië | China | Georgi ë | Armenië Oekraïne | Baltisc he landen | Finland


Beeld: Christiaan Krouwels

Redactioneel Jan van Hooydonk

Een zaak van zwart-wit et is elk jaar weer hetzelfde liedje. Sinterklaas is nog geeneens in het land of zwarte mensen, grote mensen en kinderen, worden voor Zwarte Piet uitgescholden”, zei actrice Gerda Havertong in 1987 in het televisieprogramma Sesamstraat. Dertig jaar later blijkt dit helaas nog altijd het geval te zijn. Terwijl elders in ‘s-Hertogenbosch de intocht van Sinterklaas werd gevierd, hieven supporters in het plaatselijke voetbalstadion hatelijke spreekkoren aan tegen Excelsiorspeler Ahmad Mendes Moreira: ‘kankerneger’, ‘kankerkatoenplukker’, ‘Zwarte Piet’. Mendes, een geboren Schiedammer van Guinese afkomst, verliet in tranen het veld. De scheidsrechter legde de wedstrijd stil. Minister Bruno Bruins ontving de speler om hem moed in te spreken. Het Openbaar Ministerie onderzoekt de zaak. De KNVB heeft (eindelijk?) door dat racisme op voetbalvelden een serieus probleem is.

‘H

Zoals gebruikelijk reageerden ook politici in de Tweede Kamer geschokt – met uitzondering, zoals evenzeer gebruikelijk, die van PVV en Forum voor Democratie. Premier Rutte zei de racistische spreekkoren ‘vreselijk’ te vinden. Maar hij voegde daaraan toe dat de overheid dit probleem niet in haar eentje kan oplossen. “Racisme en discriminatie zijn het stomste en het domste wat je in een land kunt doen; dit lossen we alleen op als we met 17 miljoen mensen zeggen dat we dit niet accepteren”, aldus Rutte. Dat had de premier beter niet kunnen zeggen, meende de oppositie. Zij zagen in diens woorden een gebrek aan daadkracht en moreel leiderschap. De premier ontvangt wel boze boeren, bouwers en ‘gele hesjes’, maar ruimt vooralsnog geen tijd om de actiegroep Kick Out Zwarte Piet te ontvangen. Daar heeft de oppositie een punt. Niet-

temin heeft Rutte gelijk als hij zegt dat een maatschappelijk probleem als racisme niet met politieke maatregelen alleen is op te lossen. Nederland is geen China of Noord-Korea. Staatspedagogiek kent in een democratische samenleving als de onze gelukkig haar grenzen. En het strafrecht biedt hoogstens een correctie achteraf, maar is niet bij machte harten en hoofden van mensen te veranderen. De verwijten aan Rutte over gebrek aan moreel leiderschap zijn vooral een vorm van politieke retoriek. Ze maskeren ook de onmacht van de democratische partijen om effectief tegenwicht te bieden aan partijen als PVV en Forum voor Democratie die de utopie van een ‘wit Nederland’ propageren. Tradities zijn veranderlijk. Dat geldt zeker ook voor Zwarte Piet. In mijn jeugd was hij vooral een schrikwekkende figuur die ‘stoute kinderen’ in zijn zak wilde stoppen. Tegenwoordig is hij meer het vrolijke, lichtelijk onnozele hulpje van Sinterklaas. Tegelijkertijd blijkt ‘Zwarte Piet’ nog steeds een scheldwoord waarmee blanke Nederlanders hun zwarte landgenoten laten weten dat zij ‘anders’ en minder zijn dan zijzelf. Dat is vernederend. Zo dient zich nu opnieuw een verandering van traditie aan. Her en der wordt bij het Sinterklaasfeest Pikzwarte Piet vervangen door Roetveegpiet. Onderzoek heeft aangetoond dat de kleur van Piet er voor kinderen eigenlijk niet toe doet. Maar volwassenen die wars zijn van ordinaire scheldpartijen en kwetsende ‘onnozele grapjes’, zullen de transformatie in de richting van de Roetveegpiet toejuichen. Intussen zet ik toch ook graag een vraagteken bij de slogan van actiegroep Kick Out Zwarte Piet: ‘Zwarte Piet is racisme’. Zwarte Piet heeft in de Nederlandse geschiedenis heel oude wortels. Historisch gezien staat dit personage

voor een boeman. Deze boeman heeft volgens folklorekenners niet de trekken van een ‘neger’, maar van de duivel. De stelling dat Zwarte Piet racistisch zou zijn, doet dus geen recht aan de historische ontwikkeling van deze figuur. Maar ernstiger dan dit historische bezwaar is het psychologische aspect. Wie zegt dat Zwarte Piet racistisch is, zegt daarmee impliciet dat alle aanhangers van deze traditie racisten zijn. Dat verwijt maakt de aanhangers van Zwarte Piet – nog altijd de meeste Nederlanders – boos. Dat brengt de zaak niet verder. Inzet tegen racisme is geboden. Gesprekken en ontmoetingen tussen bevolkingsgroepen en ook gepaste voorlichting en onderwijs zijn nodig om een werkelijke mentaliteitsverandering tot stand te brengen. Simpele zwart-witredeneringen van voor- en tegenstanders blokkeren de noodzakelijke bewustwording.

.

Reageer via: jan@volzin.nu

Tradities zijn veranderlijk. Ook die van Zwarte Piet

december 2019

3


✽ inhoud volzin 12

december 2019 jaargang 18

06

10

14

18

22

30

Spring over je schaduw heen

06

18

Greet Prins, bestuurder

Joram Rookmaaker, rabbijn

Greet Prins, boegbeeld van Philadelphia

Rabbijn werkt aan een positief en krachtig

In het laatste nummer van 2019 maakt Volzin de

Zorg en CDA-senator, ziet het als haar taak

jodendom. Niet het geloof in God staat

balans op van het bijna voorbije jaar. Politici zouden

om mensen in de zorg te ‘laten schitteren’.

centraal, maar het doorgeven van traditie.

Haagse diaconale stichting Stek mee aan de wieg

10

22

stond van het kerkasiel voor de familie Tamrazyan.

Wielie Elhorst, lhbt-dominee

Martin Drenthen, filosoof

Besteed eens wat minder aandacht aan extreme

Roze dominee weet: “Uit de kast komen is

Milieufilosoof over natuur, de stikstofcrisis

uitingen, luister liever naar ‘de middenstem’, advi-

een religieuze ervaring.”

en religieuze ervaring.

Heel verschillende mensen komen in dit nummer

14

30

aan het woord. Wat ze gemeen hebben, is: ze willen

Ineke Bakker (Stek)

Daan Roovers, filosoof

de wereld mooier maken. Veel leesplezier en goede

Scheidend Stek-directeur blikt terug op

Denker des Vaderlands op de bres voor

wensen voor het naderende kerstfeest!

werk in Nicaragua en Den Haag.

‘de middenstem’.

eindelijk eens over hun eigen schaduw heen moeten springen, stelt Ineke Bakker, die als directeur van de

seert Denker des Vaderlands Daan Roovers. Houd de traditie in ere, zegt rabbijn Joram Rookmaaker.

4

december 2019


Beeld omslag: Jedi Noordegraaf

Colofon

34

38

Managementteam Ron van de Hoef (commercieel manager) Peter Vorstenbosch (hoofd content) bduvakmedia.nl vakmedia

Redactie Jan van Hooydonk (redactie), Albert Schuurman (eindredactie), Daniël Zevenhuizen (stagiair). Redactieraad Elleke Bal, Elze Riemer, Frieda Pruim, Jan Offringa, Jurgen Tiekstra, Kees Posthumus, Victor Bulthuis, Willem van der Meiden.

42

57

Medewerkers aan dit nummer Bernadette van Heel, Bert van der Kruk, Claudia Kamergorodski, Daniël Zevenhuizen, Elleke Bal, Elke van Riel, Elze Riemer, Eric Corsius, Jan Offringa, Jedi Noordegraaf, Jeroen Fierens, Jurgen Tiekstra, Kees Posthumus, Lisette Thooft, Michiel Wijnbergh, Myriam Keijzer, Nynke Sietsma, Rebke Klokke, Roel Abraham, Rogier Chang, Ruud Pos, Selcuk Danyildiz, Tom Engelshoven, Willem van der Meiden, Willem Pekelder, Wilma Hartogsveld. Adres redactie Postbus 67, 3770 AB Barneveld Tel.: 0342-494292 E-mail: redactie@volzin.nu www.volzin.nu Facebook: Volzinmagazine Twitter: @Volzin Abonnementenadministratie BDUvakmedia Postbus 67, 3770 AB Barneveld Tel.: 0342-494882 E-mail: administratie@volzin.nu

34

48

Marc Schuilenburg

Ludwig van Beethoven (250)

Criminoloog waarschuwt voor mis-

Eric Corsius schetst het portret van de suc-

daadhysterie: “Aanpak van veiligheid

cesvolle componist als een man met meerde-

leidt tot meer onveiligheid.”

re gezichten.

38

52 DOE MEE!

Karsu, zangeres

Eindejaarspuzzel

Megatalent combineert Amsterdam-

Willem van der Meiden daagt u uit. Help de

se branie met Turks temperament.

Bijbel en win een prijs.

42

57

Gerko Tempelman

Dichterbij Maarten t Hart

Ex-vrijgemaakte theoloog: “De dood

“Weemoedig is het... Uiteindelijk is er niet

van God is niet het einde.”

veel hoop.”

… en

verder 09 Wilma Hartogsveld 13 Roel Abraham 26 Denker van nu 46 Film 51 Grensverleggers 54 Boeken 58 Jeroen Fierens

Tarieven 2020 Jaarabonnement: € 96,27; België: € 113,54; buitenland: € 126,09; Digitaal jaarabonnement: € 71,38 Voor alle tarieven: zie volzin.nu Bij betaling via automatische incasso wordt € 2,50 korting berekend. Prijzen zijn inclusief btw. Opzeggen abonnement Opzegtermijn voor het opzeggen van uw abonnement voor onbepaalde tijd: uiterlijk één maand voor de volgende abonnementsperiode. Advertentie-exploitatie BDUvakmedia Roel Abraham Tel.: 06-54274244 r.abraham@bdu.nl Vormgeving Giesbers Communicatie Groep, Duiven Technische realisatie Vellendrukkerij BDU, Barneveld Verschijnt ook op geluidsdrager en/of in grote letter. Informatie: Dedicon, tel. 0486-486486 © BDUvakmedia ISSN: 1571-4004

december 2019

5


Greet Prins: ‘Mijn opdracht is om cliënten en medewerkers te laten schitteren’

6

december 2019


Greet Prins, bestuurder Philadelphia

zorg ✽

Tekst: Willem Pekelder Beeld: Rebke Klokke

‘Ik word altijd gezien’ Greet Prins is het boegbeeld van Philadelphia Zorg. Ze heeft het idee dat alle lijntjes uit haar leven daar samenkomen. “Ik geloof zeker dat er sturing is geweest.” e entree van Philadelphia Zorg in Amersfoort biedt een kleurrijke aanblik: een galerie met bekers, schilderijen en andere voorwerpen, allemaal gemaakt door cliënten. De christelijke zorgorganisatie telt er op het moment zo’n 8.600. Het gaat om mensen met een verstandelijke beperking, waarbij de zwaarte varieert. Bij Philadelphia werken 7.600 mensen. Sinds tien jaar is Greet Prins-Modderaar bestuursvoorzitter van Philadelphia. Ze trad aan in een periode waarin de instelling door financieel wanbeheer op de rand van de afgrond balanceerde, en maakte de zorgstichting binnen anderhalf jaar weer gezond. Prins, dochter van een gereformeerd predikant, heeft een verleden achter de rug in onder meer de reclame. Ze zat in de directies van PPGH/ JWT (‘Melk, de witte motor’), Saatchi & Saatchi en haar eigen reclamebureau Prins Walvisch. In de jaren 2002-2008 leidde ze als directeur Vernieuwing een grote reorganisatie bij het UWV. Nu, op 65-jarige leeftijd, heeft Greet Prins het gevoel dat alle lijntjes uit het verleden samenkomen in haar bestuursfunctie bij Philadelphia Zorg. In haar werkruimte domineren dezelfde vrolijke kleuren als in de entree. “Ik kom uit een blij en opgewekt predikantengezin”, zegt Prins. “Mijn vader zag altijd de zonzijde. Zelf beschouw ik het als mijn opdracht om cliënten en medewerkers van Philadelphia te laten schitteren.”

D

U begon uw werkzame leven als directiesecretaresse op de sigarettenfabriek van Caballero in Den Haag?

“Ja, ik was twintig, roken was normaal. Naast het secretaressewerk zat ik in een commissie, waarin ik elke middag van één tot twee, samen met vijf collega’s, sigaretten moest controleren. We namen trekjes om nieuwe tabakssoorten en houdbaarheid van sigaretten en dergelijke te testen. Wij waren de consumentengroep. Je had ook een professionele groep, waarin de directie zat. Die rookte van negen tot tien uur ’s morgens.” Vervolgens werkte u jarenlang in de reclame. U was gymnasiast en een gereformeerde vrouw bovendien. Was die wereld u niet te oppervlakkig?

Verbaasd: “Oppervlakkig? Ik denk het niet. Je moet je inleven in de drijfveren van mensen: waarom kopen ze een product? Tegelijkertijd verdiep je je in de strategie van een bedrijf om zo’n product aan de man te brengen. Daar komt heel veel creatief, onverwachts denken bij te pas. Ik heb er veel aan gehad in mijn latere banen.” Zoals?

beren te vangen, en daar ben ik een beetje huiverig voor. Wat ik wel geloof is dat er sturing is geweest.” De meesten van uw generatie hebben het geloof achter zich gelaten. Waarom u niet?

“Nou, velen hebben de kerk achter zich gelaten. Dat is net even iets anders. Tja, hoe zit dat bij mij? Ik word geraakt door het geloof dat God bestaat en er altijd voor je is. Tegelijkertijd houdt het geloof de opdracht in om andere mensen tot bloei te laten komen. Dat is ook het uitgangspunt van Philadelphia: haal het beste uit jezelf, en daarmee uit anderen.” Toen u hier in 2009 aantrad hadden uw voorgangers Brink en Kralt door vastgoedaankopen en fusies Philadelphia op de rand van de afgrond gebracht. Wat trof u aan?

“Een verweesde organisatie. Medewerkers hielden nog steeds veel van hun werk, maar hadden moeite met hoe de buitenwereld tegen Philadelphia aankeek. Het onderlinge vertrouwen en de balans tussen zorg en zakelijkheid waren grotendeels weg. Mijn eerste taken waren: met medewerkers, cliënten en verwanten in gesprek en de focus samen weer richten op het belang van de cliënt. Maar daarnaast ook de fusie ongedaan maken, vastgoed afstoten en een grote bezuiniging doorvoeren. Er zijn in die tijd zo’n 180 fte’s verdwenen. Voor een belangrijk deel zaten die in de overhead, er waren hier toen heel veel managementslagen. Eind 2010 waren onze financiën weer op orde, en stond de cliënt weer centraal.”

“Nou, bij het UWV bijvoorbeeld. Het denken vanuit de cliënt was daar, voorzichtig uitgedrukt, niet de gewoonte. Daarbij, als je in de reclamewereld geen resultaten behaalde, was dáár het gat van de deur. Dat leren denken vanuit de cliënt en in prestaties was voor het UWV van cruciaal belang. Ik ben gelukkig dat ik heb kunnen meewerken aan de invoering daarvan. Inlevingsvermogen en dwars durven denken – nothing is impossible, zeiden we bij Saatchi & Saatchi – zijn Is in die tijd ook het digitale contact met ook bij Philadelphia Zorg van grote waarde.” cliënten op locaties ingevoerd? “Nee, dat is gebeurd in 2014, nadat we als Achteraf zijn er dus allerlei lijntjes zichtbaar. gevolg van het regeringsbeleid een deel van ons werk noodgedwongen decentraliseerDenkt u als praktiserend christen dat God den. We hebben daarbij zo’n 1.000 mededaarachter zit? werkers boventallig moeten verklaren. Om “Dan zou ik God in menselijke termen pro-

december 2019

7


✽ Greet Prins tegen lagere kosten toch ondersteuning aan cliënten te kunnen bieden, hebben wij toen Digicontact geïntroduceerd. Dat is van grote toegevoegde waarde. Onze cliënten op locatie kunnen 24/7 via hun tablet digitaal contact hebben met onze professionele begeleiders in Amersfoort. Vroeger moesten ze met hun vragen wachten tot een begeleider over de vloer kwam. Maar als je dinsdag een moeilijke brief krijgt van de wooncorporatie, en pas vrijdag komt er een begeleider, dan duurt dat wachten wel heel erg lang. Een van de cliënten vertelde me: ik heb mijn vrijheid terug. Dat vond ik wel het grootste compliment voor dit project.” Philadelphia loopt voorop in de sociale robotica. Robot Phi, afkorting van Philadelphia, neemt medewerkers zorg uit handen. Zou ik Phi mogen zien?

“Ha, dat kan niet. We hebben er drie, maar ze zijn allemaal uit logeren bij cliënten.” Is dat niet wat kil, een robot aan je bed in plaats van een echt mens?

“Het gaat er niet om wat ík vind, maar wat de cliënt vindt. En die zegt bijna zonder uitzondering: Phi is geweldig, ze is een maatje, ik durf aan haar meer te vertellen dan aan mijn begeleider. Cliënten ervaren een robot als gelijkwaardig, terwijl ze een begeleider zien als iemand die boven hen staat. Als Phi zegt: nu is het tijd om je medicijnen in te nemen of om naar bed te gaan, vinden cliënten dat oké, terwijl ze zo’n opdracht van een begeleider soms betuttelend vinden.” Maar een robot zegt toch niets terug?

“Phi heeft bij mij thuis gelogeerd in Nieuwkoop. Dan vroeg ze ’s ochtends: heb je lekker geslapen, Greet? Waarop ik antwoordde: uitstekend, en jij? Ja, dan bleef het stil. Maar daar kun je natuurlijk aan sleutelen. Belangrijk daarbij is, heb ik uit eigen ervaring gemerkt, dat de interactie heel precies moet worden afgestemd op het ritme van de cliënt. Ik kwam om half tien ’s avonds thuis, maar Phi had gerekend op een halfuurtje later, dus die begon om tien uur ineens te vragen: hoe was je dag, heb je nog gesport, enzovoorts. Nou, in die vragen had ik op dat moment geen zin. Ik zat lekker op de bank de krant te lezen.”

8

december 2019

‘Laten we een einde maken aan het georganiseerde wantrouwen in de zorg’

Paspoort Greet Prins-Modderaar (Appingedam, 1954) is bestuursvoorzitter van Philadelphia Zorg in Amersfoort.

Hoe groot is de kans dat de politiek de sociale robotica aangrijpt om rigoureus op de zorg te bezuinigen? Medewerkers eruit, robots erin?

“Ik denk niet dat dat gaat gebeuren. Robots kunnen zorg door mensen nooit vervangen. Sterker, we hebben op het ogenblik een gebrek aan medewerkers. Als een cliënt een vervelende ervaring heeft op de dagbesteding en zijn emoties wil uiten, komt er toch echt een medewerker langs en geen robot. Robots zijn hooguit een welkome aanvulling, in gevallen als op tijd medicijnen innemen of voordoen hoe je je tanden moet poetsen.” Wat is op dit ogenblik het allerbelangrijkste dat de politiek voor de zorg moet doen?

1966-1972: gymnasium Leiden. Volgde daarna de directiesecretaresseopleiding van Schoevers en deed later in de avonduren communicatie-, marketing- en managementsopleidingen. 1974: directiesecretaresse Sigarettenfabriek Laurens (Caballero) in Den Haag. 1979: accountmanager Nijgh Campbell Ewald. 1983: diverse accountfuncties PPGH/JWT. 1992: ceo reclamebureau Saatchi & Saatchi. 1999: eigen reclamebureau Prins Walvisch. 2002: directeur Vernieuwing bij UWV. 2009: bestuursvoorzitter Philadelphia Zorg. 2019: lid Eerste Kamer (CDA).

“Eraan werken dat onze cliënten een zo gewoon mogelijk leven kunnen leiden. In mijn ogen betekent dat: meer vertrouwen geven aan de medewerkers en regelgeving terugdringen. Laten we een einde maken aan het georganiseerde wantrouwen in de zorg. Verder: regel aanvullende financiering, zodat medewerkers die met cliënten met complex gedrag werken tijd hebben voor reflectie. Deze mensen werken onder enorme spanning en moeten voortdurend alert zijn, anders is de kamer bij wijze van spreken verbouwd. Geef die medewerkers de mogelijkheid om tussendoor even te ontspannen.”

Prins, dochter van een gereformeerd predikant, is getrouwd met de voormalige bankier en thans PKN-predikant in Aalsmeer Teus Prins, met wie zij een dochter en een zoon heeft.

“Dat heeft weer te maken met het beste uit jezelf halen, het motto van Philadelphia. Ik denk dat ik van toegevoegde waarde kan zijn voor de politiek.”

Sinds afgelopen juni zit u zelf in de politiek. U bent senator van het CDA. Vanwaar deze stap?

In welke zin?

“Kijk, Eerste Kamerleden zijn uitdrukkelijk mensen uit de beroepswereld. Eén dag per week reizen ze af naar Den Haag af om de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van wetten te toetsen. Ik geloof dat ik vanuit de zorg en mijn werk bij het UWV veel praktijkkennis kan inbrengen.” Maar uitgerekend over de gehandicaptenzorg mag u als CDA-senator niet spreken, omdat dat zou kunnen leiden tot belangenverstrengeling.


Wilma Hartogsveld

“Dat moet ik inderdaad aan een collega overlaten. Overigens vind ik de vrees voor belangenverstrengeling wel wat ver doorgeschoten. Ik zou zeggen: als een Kamerlid er persoonlijk niet beter van wordt, laat hij zijn kennis dan volledig mogen inzetten. Over welke belangenverstrengeling hebben we het als ik vanuit mijn beroepsachtergrond Kamervragen stel over bijvoorbeeld de wet zorg en dwang?”

dingen, zoals een hand in een warm bakje water. De menselijke maat.” U werd als domineesdochter in de gaten gehouden. Als u niet goed oplette tijdens de dienst, kreeg u dat van kerkgangers te horen.

“Dat wet- en regelgeving, vaak gemaakt op de tekentafel, in de praktijk wat beter uitvoerbaar is. En dan denk ik breder dan alleen de zorg.”

“Ja, dan zeiden ze: jij moet zéker het goede voorbeeld geven, Greet. Thuis werd ik opgevoed met de boodschap: loop anderen niet voor de voeten, zorg dat ook de ander tot zijn recht komt. Nou, daar doe ik mijn best voor.”

Philadelphia is een christelijke stichting, maar op de website wordt daar niet expliciet naar verwezen.

Hebben uw inspanningen misschien tevens te maken met dat ‘gezien worden’?

“Daar zijn we inderdaad heel zorgvuldig mee. Het is onze inspiratiebron, maar het aantal cliënten en medewerkers dat actief christelijk is, is klein. We vieren kerst met het kerstevangelie en Pasen met het paasverhaal, aan de andere kant moet iedereen zich hier kunnen thuisvoelen. De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan, mijn favoriete bijbelverhaal, laat zien dat uit onverwachte hoek iets moois kan komen.”

“Zeker. Door mensen of door God, er is altijd iemand die je ziet. Overigens vind ik dat niet beklemmend. Integendeel. God geeft mij de hoop dat na duisternis altijd weer zonneschijn komt. Dat je het altijd weer opnieuw mag proberen. Met een oud woord: genade.”

Wat zou u het eerst willen bereiken in de politiek?

‘Philadelphia’ betekent in het Oudgrieks naastenliefde. Bestaat er zoiets als christelijke zorg?

“Nee, wel christelijke inspiratie, wat in onze zorgvisie betekent: respect hebben voor iedereen en voor ieders persoonlijke ontwikkeling. Je hoort mij niet zeggen dat christelijke zorg beter is dan andere zorg. Wel heb je verschillende fundamenten. Wij hebben het christelijke en daar kunnen we op terugvallen.” In uw columns op de website beschrijft u dagelijkse voorvallen bij Philadelphia, bijvoorbeeld over Maaike die rustig wordt wanneer je haar hand in een bakje warm water legt. Gaat het in de zorg om kleine dingen?

“Ik kom geregeld op de werkvloer, omdat mijn belangrijkste taak is daar het werk mogelijk te maken. En op die werkvloer zit de vooruitgang inderdaad vaak in kleine

Heeft u de afgelopen tien jaar bij Philadelphia kunnen bereiken wat u wilde?

“Voor mij stond voorop om de instelling weer financieel gezond te maken en de cliënt centraal te stellen. Ik denk dat we daarin zijn geslaagd. We werken hier met aandacht en plezier. Dus niet alleen aandacht, nee, beide.” Er zit, geloof ik, veel plezier in u?

“Ik vrees van wel, ja. Hahaha.”

.

Een dagje zorg De bouwvakker die de garagedeur komt plaatsen drinkt talloze koppen koffie en rookt evenzovele sigaretten. De hele dag heeft hij luide Nederlandstalige muziek aan maar hij levert prima werk af. Mijn werk wil die dag niet erg vlotten. Ik vraag me af of ik de jankende haakse slijper waarmee hij een stuk uit de gevel zaagt, wel of niet erger vind dan de muziek. En hoe komt het dat ik de ramen en deuren dicht heb en toch stof tussen mijn tanden voel? Hij wil niets eten. “Ik loop op een stevig ontbijt”, zegt hij. Ik kijk naar het profiel dat inmiddels op de plek zit. “Knap werk”, zeg ik. “Ach ja, ieder zijn vak”, antwoordt hij. Als ik op zijn vraag wat ik voor de kost doe vertel dat ik dominee ben, lichten zijn ogen op. “Wat een mooi beroep”, en zachter dan eerst zegt hij ineens: “De laatste tijd denk ik er vaak over om iets anders te gaan doen. Ik wil eigenlijk graag de zorg in. Dat lijkt me zo mooi.” Hij kijkt me wat onzeker aan. “Het past misschien wel heel goed bij je, waarom laat je je niet omscholen?” Hij, spijtig: “Ik heb een gezin, mevrouw. Brood op de plank, dus het kan niet. Ik heb geprobeerd het uit mijn gedachten te krijgen. Heb zelfs een dag meegelopen in een tehuis waar mensen zitten...,” even stokt zijn stem, “op het niveau van een peuter.” “En, hoe was dat?” “Ze vroegen of ik met twee van hen naar de snoezelkamer wilde gaan. Kent u dat? Zo’n kamer met van die gekleurde belletjes.” Zijn eeltige hand maakt sierlijke bewegingen naar boven. Ik knik. “Zit ik daar tussen die twee mannen in, pakken ze mijn hand! Het was knap ongemakkelijk. Maar toen zei ik tegen mezelf: doe niet zo achterlijk, je wilde dit toch? Geniet er dan van. Ik ontspande en die twee werden ook helemaal rustig.” Hij haalt diep adem en vervolgt: “Het was zo mooi. Dat ze mij vertrouwden en dat ik zo simpel iets voor hen kon betekenen. Ik kon wel huilen, mevrouw, echt waar!” Ik heb kippenvel gekregen en dat komt niet omdat er nu geen deur in de garage zit. “Het is verschrikkelijk”, zegt hij. “Ik dacht dat ik na zo’n dag dat idiote idee los kon laten. Maar het is alleen maar erger geworden. Mijn leven is erdoor veranderd, ziet u.” Iedere keer als ik de garagedeur open- of dichtdoe, denk ik aan die man. Een maatschappelijke stage is zo gek nog niet. Maar dan niet alleen voor scholieren. Wilma Hartogsveld is theoloog, predikant en schrijver.

december 2019

9


Wielie Elhorst: ‘Uit de kast komen is een religieuze ervaring’

10

december 2019


homoseksualiteit ✽

Wielie Elhorst, ‘roze dominee’

Tekst: Nynke Sietsma Beeld: Hollandse Hoogte

‘MIJN LIEFDE IS NIET MINDER WAARD’ Wielie Elhorst houdt van de Protestantse Kerk. Ze is een van de meest vooruitstrevende geloofsgemeenschappen ter wereld, zegt hij. Toch is er binnen deze kerk voor ‘roze dominee’ Elhorst nog volop werk te doen. “Wat is goed voor mensen? Dat staat bij mij voorop.” e benne op de wereld om mekaar om mekaar om mekaar om mekaar, te hellepe nietwaar!’, schalt het over de donderdagmarkt in Bussum. Het is druk en een marktkoopman zingt het refrein van het ‘t Schaep met Vijf Pooten-liedje. Boven de marktkraampjes torent de Wilhelminakerk uit, een imposant gebouw. De marktkraampjes staan pal voor de kerk opgesteld. Predikant Wielie Elhorst (1969) zit boven in de jongerensoos van de kerk te werken. Hij is een drukbezet man. Hij houdt zich als predikant niet alleen bezig met het vitaliteitswerk in de drie protestantse kerkwijken in Bussum, maar ook is hij vervangend predikant in de Oranjekerk in Amsterdam. Vanmiddag heeft hij een werkbezoek en hij moet nog een column schrijven voor het lifestylemagazine Winq. En o ja, hij zingt ook nog in een Galakoor, een gay & lesbian klassiek koor. In 2020 zingen ze het Stabat Mater van Haydn en van Rheinberger. “Vanwege die markt ben ik hier bijna altijd op donderdagen”, zegt Elhorst, “en heb ik mijn boordje om, zodat iedereen weet: dat is de dominee.” Op die marktdag zetten vrijwilligers om zeven uur de koffiekopjes al klaar, omdat kooplieden al vroeg komen binnenwandelen. De groenteboer gaat – vaste prik – naar de wc zodra de kerkdeu-

‘W

ren opengaan. Het meisje van de slagerij heeft snert gebracht. “Was het lekker?”, vraagt ze aan de vrijwilligers. “Heerlijk!” Elhorst en de vrijwilligers zijn er trots op dat de Bussumse kerk midden in de samenleving staat.

Onhygiënisch taalgebruik Elhorst werd vooral bekend als de ‘roze dominee’. In 2016 werd hij de eerste lhbt-dominee van ons land, voor de Protestantse Kerk in Amsterdam. Lhbt staat voor lesbisch, homo, biseksueel en transgender. Al sinds zijn studententijd is hij actief binnen de christelijke lhbt-gemeenschap. Dat hij officieel roze dominee werd, was een bekroning op dat homoactivistenoeuvre én een bewijs hoe vooruitstrevend ‘zijn’ Protestantse Kerk in Nederland is. Maar er is werk aan de winkel. Neem de Nashvilleverklaring, begin dit jaar ondertekend door ruim 250 Nederlandse christenen, vooral predikanten uit orthodoxe kring. Wat schetste Elhorsts verbazing? Wel dertig collega’s uit zijn eigen moderne Protestantse Kerk ondertekenden de vertaling van het oerconservatieve document, opgesteld in de Verenigde Staten. Dat was slikken, zegt hij. “Het document is een stap terug in de Nederlandse traditie van dialoog. In evangelicale kring is het nog altijd lastig, omdat men er daar grosso modo van uitgaat dat homoseksualiteit en transgenderidentiteit te genezen is of te veranderen door gebed. Maar in reformatorische kring wil men al langer erkennen dat er zoiets als een homoseksuele oriëntatie bestaat, al ziet men nog altijd liever niet dat dit in praktijk wordt gebracht. Toch was dat positief, er ontstond meer pastorale ruimte, en echte aandacht voor homomannen en lesbische vrouwen.” De Nashvilleverklaring zette daar weer een streep doorheen. “In die verklaring gaat het bijvoorbeeld over ‘transgenderisme’, alsof

transgender zijn een ideologie is. Alsof het een overtuiging is waar je anderen voor moet winnen.” Daar schrok Elhorst van. “Dat kenden we nog niet in Nederland. Spreken over een ideologie doet enorm tekort aan de ervaringen van deze mensen. Het gaat gewoon om mensen met ervaringen en levens die ontdekken dat ze vrouw zijn in een mannenlichaam of andersom, of iets ertussenin. Als je dat als ideologie bestempelt, ga je aan die werkelijkheid voorbij. Het gaat om identiteit. Om levens waarin wordt ontdekt en gezocht en soms gevonden. Om dan over ‘transgenderisme’ te spreken, vind ik onhygiënisch taalgebruik en het is ook niet eerlijk.” Het gaat, onderstreept Elhorst, om mensen die ook binnen de kerkgemeenten van deze ondertekenende predikanten leven. Waarin zoekende jongeren leven, die nadenken over hun identiteit of hun seksuele oriëntatie. “Wat zeg je nou eigenlijk tegen deze jongeren? Dat je moet veranderen? Dat je je eigen ervaringen niet serieus kunt nemen? Dat je niet goed bent zoals je bent? Dat je rondloopt met een waanidee?”

Vooral herder Elhorst vindt het niet alleen een schande dat er door de verklaring over transgenders wordt gepraat alsof ze werven voor een ideologie, en alsof je voor homoseksualiteit kunt kiezen, maar hij maakt zich vooral ook zorgen. “Onder gelovige lhbt-jongeren wordt er meer aan zelfmoord gedacht. Ook, of juist daarom, is het een klap.” Een kerk moet er voor iedereen zijn. Iedereen moet zich veilig voelen, vindt hij. Daarom was die Nashvilleverklaring zo’n dolksteek in de rug, legt hij uit. “Alsof je weer tien stappen terugzet.” Elhorst deed op de sociale media een oproep aan leidinggevenden binnen de Protestantse Kerk om het gesprek aan te gaan met de ondertekenaars in de regio. In een enkel geval

december 2019

11


✽ Wielie Elhorst lijkt dat te zijn gebeurd, maar verder bleef het stil. “Een predikant die zo’n verklaring ondertekent, moet doorhebben wat hij voor boodschap afgeeft. Er zijn grenzen. Die predikant heeft blijkbaar niet door hoe er door zo’n ondertekening op een onaanvaardbare manier wordt gemorreld aan wie mensen zijn. Dat je je identiteit, soms met veel moeite bevochten, wéér moet bevechten, dat er wéér wordt verteld dat je eigenlijk aan jezelf moet twijfelen, dat je niet deugt. Dat creëert grote onveiligheid.” Elhorst windt zich op. Hij vindt het ook zo onnozel. Er zijn tig onderzoeken gedaan, ook theologische, die onderstrepen wat de do’s en don’ts zijn in de omgang met lhbt’ers. Dat je kunt stellen dat homoseksueel of transgender zijn een kwestie van keuze is, hoort daar niet bij. Als je dat dan als predikant nog steeds gelooft en je zo uitspreekt, daar kan hij niet over uit. “Sorry, maar ik vind het net zo onnozel als denken dat de aarde plat is.” En trouwens, vindt hij, je bent als predikant, ook als je conservatief bent, niet alleen leraar maar vooral ook herder. Sluit de ogen niet voor de mentale en fysieke ellende die je iemand kunt aandoen of die hoe dan ook ontstaat als je in een conservatieve gemeenschap ontdekt dat je homo bent of bi of trans, stelt hij. De kans dat je ongelukkiger bent als lhbt’er, is groter dan als je hetero bent. “Heb daar oog voor als predikant. Wat is goed voor mensen? Dat staat bij mij voorop.”

‘De PKN-synode maakt zich schuldig aan een ridicuul gespeel met woorden’ begin van zijn puberteit. Dat ging prima. Elhorst groeide op in een Leger des Heilsfamilie. “De ouders van mijn vader waren al officier, net als mijn ouders, en dat wilde ik ook worden. Ik zag van dichtbij hoe mooi dat werk was.” Hij ging in Kampen theologie studeren. Een heerlijke tijd vond hij het. Het waren de jaren tachtig, de jaren van de Ikon, van de antikernwapenbeweging, van de vredesbeweging en de bevrijdingstheologie. Met een jaargenoot richtte hij de Kamper Homokring op, vanuit het studentenpastoraat. De strijdvaardigheid, met z’n heilssoldatenfamilieachtergrond, zat er toen al in. Officier binnen het Leger des Heils werd hij niet. Het Leger kon niet omgaan met zijn homoseksualiteit. Een teleurstelling. Misschien dat hij daarom zo van de Protestantse Kerk houdt. Het voelt voor hem alsof hij daar aan wal mocht klimmen. “Ik zeg wel eens gekscherend dat ik op kerkelijk gebied een asielzoeker was en dat ik asiel heb gekregen.” Ondanks zijn teleurstellingen ook daar heeft hij de kerk nooit de rug toegekeerd. “Ik hóú van de kerk.”

Uit de kast komen Lhbt’ers zijn waardevol voor kerkgemeenschappen. Sowieso, maar temeer omdat ze vaak uitdrukkelijk stilstaan bij de vraag naar identiteit, in de kerk en tegenover God. “Omdat je niet weet hoe de omgeving zal reageren, zijn die ervaringen vaak onplezierig.” Al gaat dat steeds beter, zegt Elhorst. “De uiteindelijke coming-out is een bevrijdingservaring, een exodus van datgene wat mensen te lang gevangen heeft gehouden. Er ontstaat ruimte om te ademen, te leven. Voor veel gelovige lhbt’ers is uit de kast komen een religieuze ervaring, of die bevrijding nu wel of niet aan God wordt toegeschreven. Om deze reden is het de moeite waard om deze ervaringen te delen.” Zelf had Elhorst zijn coming-out al aan het

12

december 2019

Zegenen van relaties Er gaat veel goed in de Protestantse Kerk vindt hij. Het is volgens hem een van de meest vooruitstrevende kerken ter wereld en hij is er maar wat trots op dat hij bij die club hoort. Maar wat emancipatie en sociale acceptatie van lhbt’ers betreft, is er nog steeds werk aan de winkel. In de kerkorde komt weliswaar in een toevoeging te staan dat er principieel geen onderscheid is tussen een huwelijk en de zegening van andere levensverbintenissen, maar de artikelen daarover zelf blijven ongewijzigd. Het onderscheid blijft en dus ook de ongelijkwaardige behandeling. Het besluit van de synode om de tekst van de huwelijksordinantie ongewijzigd te laten noemt hij buitengewoon laf. “Hier willen zeggen dat

de kerkorde ‘niet discrimineert maar wel onderscheid maakt’ is een ridicuul gespeel met woorden dat niemand recht doet.” “Voor mij is het belangrijk dat mijn kerk laat zien dat zij inclusief is en wíl zijn en die kans hebben ze hiermee laten liggen. En dat creëert ook onveiligheid. Ook al ziet de liturgie er hetzelfde uit, het feit dat het zegenen en inzegenen niet als hetzelfde wordt gezien, is een gemiste kans. Is mijn liefde dan minder waard?” De dominee heeft hoe dan ook niet zoveel op met relaties binnen de lijntjes, alsof het predicaat huwelijk een relatie beter maakt. Voor hem zijn alle liefdesrelaties waardevol. Is die inzegening dan emancipatie of een vorm van aanpassing aan een ouderwetse, truttige heteronorm? “Ja, je zou het een vorm van aanpassing kunnen noemen. Maar zolang de kerk het huwelijk tussen een paar erkent als relatievorm die gezegend moet worden, vind ik de openstelling voor paren van gelijk geslacht een nastrevenswaardige zaak. Het bevordert gelijkwaardigheid.”

Geen sacrament Hij vindt de discussie hierover ook een mooie aanleiding om het eens te hebben over de status van het huwelijk in het georganiseerde kerkelijke leven. “Het huwelijk is sinds de Reformatie al geen sacrament meer. Ook is het misschien eens tijd om te bestuderen op welke wijze mensen in deze tijd seksualiteit ervaren en praktiseren en voor wat voor relaties ze kiezen. Liefde, trouw, duurzaamheid, verantwoordelijkheid en zorg zijn niet alleen mogelijk binnen een traditioneel huwelijk. Daar weten veel lhbt’ers over mee te praten.” Of hij zelf ooit wil trouwen? “Ik sluit dat niet uit, al ben ik nu single. Ik verlang wel naar een gelukkige relatie. Als ik ooit ga trouwen, dan ook graag ingezegend in de kerk, maar wel gewoon op zondagochtend. Niet op een apart moment.” Hij lacht. Op de vraag wie er voor hém zorgt, als pastor in hart en nieren, valt hij even stil. “Ik heb gelukkig een kleine maar sterke vriendenkring om mij heen. Die letten op mij. En ik haal mijn hart zingend op in het Galakoor. Lhbt’ers krijgen naast of soms in plaats van hun eigen familie een nieuwe lhbt-familie. Die heb ik ook en daar ben ik erg blij mee.”

.


Beeld: Christiaan Krouwels

column Roel Abraham ✽

In Hippolytushoef ben je als jood aan de wolven overgeleverd et is waarschijnlijk bij u allang weer verdwenen uit uw brein: Hippolytushoef. Er kwamen alweer clowneske uitspraken van Pipo de Trump voorbij, uw steunkousen moesten worden aangetrokken, nicht Anja ging nog clicklaminaat kopen maar heeft nu zo’n lelijke naad in de vloer omdat haar living maar liefst vijf meter breed is en natuurlijk moest u nog naar de Jumbo voor chocoladeletters. Misschien koos nicht Anja wel voor plaklaminaat. Dus enigszins korzelig vraagt u zich nu af waarover ik bazel. Hippolytushoef? Is dat niet zo’n stomvervelend dorp ergens in West-Friesland? Neen, maar wel bijna goed. Het ligt in de Wieringermeer, heeft 5.000 inwoners, onder wie één joods gezin en dat gezin wordt getreiterd, uitgescholden, bekogeld, belasterd en een paar weken geleden ontplofte er ‘zwaar vuurwerk’ en lag hun raam in piezels. O ja, u weet het weer. Oud nieuws. Neen lieve lezeressen, lezers en genderdiversen, geen oud nieuws. U mag vermoeid zuchten, alhoewel ik vermoed dat de meesten van u dat niet doen en dat siert u, maar deze ‘spielerei’ duurt al twintig jaar. Ik probeer me dat voor te stellen. Mijn huidige woonstee betrok ik vijftien jaar gelêe, ik gewon vier kinderen in dit huis. Het gezin Schmidt in Hippolytushoef heeft een soortgelijke historie. Daar kom je dan in je nieuwe dorp. Terwijl je huis bekogeld wordt, de inwoners hun smoel houden, komen er kinderen, je leven gaat door, maar de terreur ook. Wat een angst! Elke joodse Nederlander heeft wel verhalen, maar dit is wel even andere koffie.

H

Weet je, shit happens. Overal. Iedereen maakt wel eens wat mee. Maar wanneer je in een dorp van 5.000 inwoners woont, waar het terreurstokje van de ene generatie op de andere wordt overgedragen binnen

die twee decennia, niemand iets weet terwijl iedereen álles weet: hoe eenzaam voelt dat? Hoe verlaten en aan de wolven overgeleverd? Heel erg treurig. In arren moede zet je je mooie huis maar te koop. Je raakt het niet kwijt en het gaat maar door met als feestelijk hoogtepunt het ‘zware vuurwerk’. Dat noem ik – maar wie ben ik – gewoon een bomaanslag. Terwijl ik dit schrijf sta ik stil bij de decembermaand. Sinterklaas is net geland op het strand, zijn zwarte of witte of pastelkleurige pieten marcheren achter hem aan. 95 procent van de joodse Nederlanders viert Sinterklaas, al sinds de negentiende eeuw. In het vooroorlogse Amsterdam heette Sinterklaas zelfs in veel gevallen Cohen of Polak. Gekscherend noemde men zo’n joodse Sinterklaas ook wel Sjouteklaas. Dat betekent ‘dwaas vrouwmens’. Zal wel met de tabberd van doen hebben en niet met de baard. Wat ik wil zeggen: geen groep zo geïntegreerd als de joodse ‘niche’. Gewoon lekker meedoen met van alles. Ook met kerst? Ook met kerst. Zelf laat ik tot verdriet van enkele van mijn kindjes de kerstboom aan me voorbijgaan, maar ik ken d’r genoeg die er volop van genieten, met alles erop en eraan – behalve dan misschien de nachtmis. Dat doet een enkeling dan ongetwijfeld stiekem. Chanoeka, da’s ons winterfeest. Als we de chanoekia aansteken, met z’n acht kaarsjes plus één, dan zijn de kindjes die zielige kerstboom snel vergeten. Bovendien is kerst maar twee dagen diazepam slikken en vriendelijk knikken naar je schoonmoeder, bij ons is het acht dagen feest hè! Jullie jaloezie zou onmeetbaar moeten zijn. Wat we vieren? Dat we terugkeerden uit de Babylonische ballingschap, dat we een Tempel aantroffen die eruit zag alsof André Hazes er een feestje had gevierd, dat we de menora weer wilden ontsteken, maar dat er maar

olie was voor één dag en het een week zou duren voor er nieuwe olie was, want eh... er moesten onderdelen voor de oliepers in België worden besteld, dat de menora als door een wonder acht dagen brandde zodat hij tussendoor niet doofde. Eigenlijk ging het natuurlijk, zoals al onze feesten, over de overwinning op het antisemitisme. En zo kom ik weer bij Hippolytushoef. Ook aan de malaise daar zal een einde komen!

.

Roel Abraham is naast schrijver ook vader van zes kinderen en dat met slechts één echtgenote, actief in het joodse leven, rijdt Trabant en vindt wel eens wat van dingen.

Alle joodse feesten vieren de overwinning op het antisemitisme

december 2019

13


Ineke Bakker: ‘Ik ben altijd gezegend geweest met het werk dat ik heb mogen doen’

14

december 2019


Ineke Bakker, Stek Den Haag

geloof & samenleving ✽

Tekst: Elleke Bal Beeld: Rogier Chang

‘Ik begin haast te krijgen’ ‘Verzin een list’, denkt theoloog Ineke Bakker vaak. Als dingen onmogelijk lijken, vindt zij een manier om ze gedaan te krijgen. Nu gaat ze met pensioen. Een gesprek over Nicaragua en de mislukte revolutie, de hand van God in haar leven en de inzet van de kerk voor armen en vluchtelingen. n het Nicaragua van de jaren tachtig ontdekte Ineke Bakker dat ze niet bang is aangelegd. Er woedde een burgeroorlog, en ze woonde samen met haar man in de stad Juigalpa. Maar Bakker doceerde theologie aan een baptistenseminarie in de hoofdstad Managua, een paar uur rijden ten westen van hun woonplaats. Ondanks de oorlog maakte ze die tocht iedere week. “Ik ging dinsdagochtend vroeg weg en kwam donderdagavond terug. Je moest voorzichtig zijn. Vooral ’s avonds en ’s nachts waren er hinderlagen, en werd er veel geschoten. Dus ik hield er een stalen discipline op na nooit in het donker te reizen.” In die tijd werd ook hun dochter geboren. “Dat was bijzonder. Je voelt tijdens een oorlog hoe het leven bedreigd wordt. Er was een goed ziekenhuis in de stad, waar een Spaanse gynaecoloog werkte. Voor de controles liep ik door de gangen van dat ziekenhuis, die lagen soms vol gewonde oorlogsslachtoffers. Dan is zwanger zijn bijna een politieke daad: het leven beschermen en voortdragen, te midden van die verschrikkingen. Gek genoeg herinner ik me ook dat er in die dagen veel werd

I

gelachen. Die ervaringen hebben me geholpen om hoofd- en bijzaken in het leven te scheiden. Eenmaal terug in Nederland dacht ik regelmatig: ach, ik heb wel voor hetere vuren gestaan.” Tijdens het interview met Ineke Bakker in haar kantoor bij de Stichting Stad en Kerk (Stek) in Den Haag komt haar tijd in Latijns-Amerika – Nicaragua, Cuba en Costa Rica – snel ter sprake. “Nicaragua was mijn eerste echte baan, dus die is vormend geweest.” Terug in Nederland werd ze teamleider Latijns-Amerika bij de protestantse ontwikkelingsorganisatie Icco, werkte ze bij de Ikon-radio, was ze twaalf jaar lang secretaris van de Raad van Kerken in Nederland en later directeur bij ontwikkelingsorganisatie Oikos. De laatste negen jaar werkte ze bij Stek, de Haagse diaconale organisatie die onder meer het kerkasiel in Den Haag initieerde en tot een goed einde bracht. Komende maand gaat ze met pensioen. Ze wordt opgevolgd door Derk Stegeman, die nu al als afdelingsmanager bij de organisatie werkt. Bakker staat bekend als een diplomatiek, pragmatisch en communicatief persoon, en als een bruggenbouwer. ‘Als geen ander verwoordt ds. Ineke Bakker de stem van het geëngageerde protestantisme, altijd op de bres voor asielzoekers en andere nooddruftigen’, schreef Trouw toen ze geïnterviewd werd ten tijde van de grote fusie van protestantse kerken in 2004. “Ik ben altijd gezegend geweest met het werk dat ik heb mogen doen”, zegt Bakker. Maar een blik op haar carrière geeft ook aanleiding tot gesprek over pijnpunten. Bakker: “Ik kan het niet ontkennen, je moet de dingen zeggen zoals ze zijn. Nicaragua is een dictatuur geworden en de Nederlandse kerken krimpen.”

Bevrijdingstheologie Ineke Bakker werd in 1953 in Amsterdam geboren. Op haar vijftiende bedacht ze dat ze theologie wilde gaan studeren. “Echt een pubergedachte. Ik zat met een vriendinnetje in de kerk, en we vonden het niks. Zó saai. We zeiden tegen elkaar: dat kunnen wij toch beter.” In de gereformeerd-synodale kerk van toen mochten vrouwen nog niet op de kansel staan. Maar de gedachte liet haar niet meer los. En toen Bakker in 1972 ging studeren, was het vrouwenstandpunt veranderd. Ze begon aan een studie theologie aan de Vrije Universiteit en maakte in 1976 en 1977 een uitstapje naar de Universiteit van Amsterdam, waar een theoloog uit Uruguay – gevlucht voor de dictatuur – bevrijdingstheologie doceerde. Dat jaar was belangrijk voor haar. “Die Uruguayaan zei tegen ons: voordat we de bevrijdingstheologie behandelen, gaan we een semester de politieke geschiedenis, economie en sociologie van Latijns-Amerika doen. Eerst moet je de context kennen, dan pas kun je aan theologie beginnen. Dat is een manier van theologie bedrijven die ik me eigen heb gemaakt.” Theologie is geen ‘waardenvrij bolwerk’, zegt Bakker. “Ze is áltijd contextueel bepaald door de maatschappelijke positie waarin mensen zitten.” In juli 1979 brachten de guerrillastrijders van het Sandinistisch Nationaal Bevrijdingsfront de pro-Amerikaanse dictator Somoza ten val. Bakker en haar man Ruerd Ruben – die ontwikkelingseconoom zou worden – studeerden allebei aan de VU, en raakten in de ban van de revolutie. “Het was zo’n prachtig voorbeeld van een volk dat een dictatorfamilie aan de kant zet”, zegt Bakker. Ze probeerde samen met medestudenten de VU zover te krijgen dat er

december 2019

15


✽ geloof & samenleving iemand naar Nicaragua ging om te kijken of universitaire samenwerking mogelijk was. Dat bleek inderdaad het geval, met een baptistenseminarie in Managua, ooit door Amerikaanse zendelingen gesticht. In 1980 werd de rector van dat seminarie – ter ere van het honderdjarig bestaan van de VU – uitgenodigd in Amsterdam. “Toen vonden de mensen van het organiserend comité dat ik die man wel twee weken door Nederland kon begeleiden”, vertelt Bakker, die inmiddels Spaans had geleerd om de boeken over bevrijdingstheologie te kunnen lezen. Ze nam de uitnodiging aan. En na dat bezoek zei de man: “Waarom kom je niet als docent naar Nicaragua?”

kerken van migranten in Nederland. Ik kan het ook echt zeggen als ik terugblik op mijn carrière: wie had nu kunnen denken dat mijn leven zo zou lopen? Dat is misschien wel die hand van God.” Teleurstellingen waren er ook. De sandinistische revolutie liep mis. Daniel Ortega, eens de leider van het verzet werd zelf dictator. “Godgeklaagd”, zegt Bakker fel. “Maar het kwaad is een realiteit, je kunt niet doen alsof het er niet is. En macht corrumpeert. Er zijn weinig leiders die integer kunnen blijven terwijl ze steeds meer macht krijgen. En dáárom zit ik op zondag in de kerk. Je moet het voortdurend aangezegd krijgen, dat je zorg moet houden voor je naaste, voor de meest kwetsbare mensen.”

Hand van God “Het heeft nog wel twee jaar geduurd voordat het rondkwam”, vertelt Bakker. “En ik ben op een uiterst wankel contract die kant uit gegaan.” Voor de gereformeerde kerken werd haar tocht gezien als ‘de opening van een nieuw zendingsgebied’. Oorspronkelijk zou ze er Nieuwtestamentisch Grieks gaan doceren – “ik had m’n kennis nog driftig bijgespijkerd voordat ik vertrok” – , maar toen ik er eenmaal was zeiden studenten: we willen leren over de Europese theologie. Dus dat werd het: Barth, Bonhoeffer, Moltmann. In de weekenden trok Bakker erop uit, om samen met een team van Nicaraguaanse vrouwen opbouwwerk in dorpen te doen, waar armoede heerste. “Mijn studenten kwamen vaak van de kerken op het platteland. En dan kun je op hoog theologisch niveau van alles willen, ze moesten in de praktijk aan de slag. Ik wilde zelf die context begrijpen. We gingen het land door om tweedaagse trainingen te geven. Ik deed bijbelstudies, die waren altijd bedoeld om vrouwen zelfvertrouwen te geven, om te benadrukken dat ook vrouwen een leidende positie in de kerk kunnen krijgen.” Nicaragua heeft Bakker ‘vromer’ gemaakt, zegt ze. “Ik ben een rationeel mens en ik zou voorheen niet snel gezegd hebben dat ik ergens de hand van God zag in mijn leven. Als je in een context leeft waarin mensen dat authentiek kunnen zeggen, dan raakt het je. Misschien dat ik me daarom ook best thuis voel in de pinkster-

16

december 2019

Paspoort Ineke Bakker (Amsterdam, 1953) is tot 15 januari 2020 directeur van Stek (stichting voor stad en kerk) in Den Haag, daarna gaat ze met pensioen.

. Studeerde theologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. . Werkte van 1982 tot 1992 als zendingswerker namens de Gereformeerde Kerken in Nicaragua, Cuba en Costa Rica. Ze doceerde theologie en deed opbouwwerk met vrouwengroepen. In Nederland werkte ze als teamleider Latijns-Amerika bij ontwikkelingsorganisatie Icco en als programmaleider bij Ikon-radio. Was van 1995 tot 2007 algemeen secretaris van de Raad van Kerken in Nederland Werkte van 2007 tot 2011 als directeur van het oecumenisch studie- en actiecentrum Oikos. Van 2011 tot 2020: directeur van Stek (Stad en kerk), de diaconale uitvoeringsorganisatie van de Protestantse Kerk Den Haag. Sinds 2015 voorzitter van het Interkerkelijk Vredesberaad (IKV)

. . . . .

Ineke Bakker woont met haar man Ruerd Ruben in Den Haag en heeft twee volwassen kinderen.

Zorg voor de kwetsbaren, het is het werk van Stek in een notendop: armoedebestrijding en individuele hulpverlening, ondersteuning en opvang van vluchtelingen en ongedocumenteerden. De organisatie telt ongeveer 45 medewerkers, en ruim negenhonderd vrijwilligers die betrokken zijn bij projecten zoals maatjes voor mensen met schulden, bijlessen voor kinderen en activiteiten voor mensen zonder papieren die op straat leven. “Stek is een fijne organisatie om directeur van te zijn, maar het werk is taai”, zegt Bakker. “Het is makkelijk om er cynisch van te worden, bitter.”

Twee stappen vooruit, drie achteruit Hoe voorkomt Bakker dat? “We moeten het doel voor ogen houden. Het koninkrijk van God: daar komen alle mensen tot hun recht. Ik heb een onverwoestbaar geloof dat het belangrijk blijft om daaraan te werken. En dat je daar zelf ook gelukkig van wordt. Maar soms is het twee stappen vooruit en drie achteruit. Waar ik pessimistisch van word, is als de kerk met interne zaken bezig is. Dan denk ik: oh mens, regel dat nu toch. De wederzijdse erkenning van avondmaal en eucharistie, acceptatie van het homohuwelijk. Bij alle nood die er is, is het toch een merkwaardige luxe dat je je over dat soort dingen zo lang druk kunt maken.” In verschillende functies voor kerkelijke organisaties zal Bakker toch heel wat gekrakeel over regels hebben moeten doorstaan. Dat klopt, zegt ze. “Maar ik zie het als een sport om onderwerpen op de agenda te krijgen waar je mee verder wilt. Daar ontwikkel je creativiteit in.” Bakker is bovenal een pragmatisch mens. “Verzin een list, denk ik vaak. En als het niet door de voordeur kan, dan door de achterdeur, of desnoods door het zolderraampje.” Ze noemt een voorbeeld uit haar tijd in het Nationaal Comité dat het 25-jarig ambtsjubileum van toenmalig koningin Beatrix moest voorbereiden. Ze bedacht een plan om samen met vertegenwoordigers van andere religies een viering aan te bieden. “En dan niet alleen met de progressieve vleugels.” Dat idee bleek goed te vallen. Koningin Beatrix wilde graag komen. “Maar alleen als er geen geruzie was.” Het werd een bijeenkomst in de Dom in Utrecht. “En het was me toch een organisatie! We mochten in de gebeden niemand


Ineke Bakker ✽

‘Ik hoop zó op politici die over hun eigen schaduw kunnen heen springen’

voor het hoofd stoten, en ook het handen schudden was een issue.” Rond religieuze zaken kunnen mensen slecht compromissen sluiten, weet Bakker. “En dat moet je serieus nemen, dat mensen iets vanuit hun diepste overtuiging niet kunnen of willen. Maar dan blijft er nog een veld over van zaken waar mensen het wél over eens kunnen worden”, zegt Bakker nuchter. Anno 2019 is er nog altijd een groep mensen die het initiatief verder draagt. ‘In vrijheid verbonden’ heet het. Bakker was daarnaast samen met rabbijn Awraham Soetendorp de drijvende kracht achter de jaarlijkse prinsjesdagviering, een moment van bezinning bij de opening van het parlementaire jaar, met bijdragen uit verschillende religieuze tradities.

Schande “Ik merk wel dat ik haast begin te krijgen”, zegt Bakker midden in het gesprek.

“We kunnen wel allemaal mensen blijven helpen, maar zorg nu toch dat de oorzaken aangepakt worden. Dan moet je bij de politiek zijn. Ik hoop zó op politici en bestuurders die over hun eigen schaduw kunnen heen springen.” Ze merkt in het werk bij Stek dagelijks hoeveel arme mensen er in Den Haag zijn. “Er zit structureel zoveel fout. Het is een schande hoe ongelijk de welvaart verdeeld is. Er worden maatregelen genomen om de pijn te verzachten, maar dat zet geen zoden aan de dijk. Stel je voor, 20 procent van de aanvragen voor individuele hulpverlening die we krijgen, komen bij de gemeente Den Haag vandaan. Die mensen sturen ze naar ons door. Dan denk ik: hallo, zit de kerk hier om de overheid te subsidiëren? Een van onze grootste klachten ten opzichte van de gemeente is een continue wisseling in beleid. Wees toch trouw in het beleid dat je kiest.”

Trouw zijn, volhouden, dat hoort bij de kerk, vindt ze. En het was de lastigste vraag waar ze wakker van lag tijdens het kerkasiel. “Houden we dit vol?” Van 26 oktober 2018 tot en met 30 januari 2019 bood de Protestantse Kerk Den Haag kerkasiel aan het Armeense gezin Tamrazyan, dat negen jaar in Nederland woonde en met uitzetting werd bedreigd. Stek was het hart van de actie, het crisiscentrum. De doorlopende kerkdienst was héél hard werken, zegt Bakker. “Dat we het konden volhouden, daar ben ik trots op. Maar als het CDA niet van gedachten was veranderd, dan had het nog lang kunnen duren.” Bakker dacht vaak terug aan Dwingeloo in 1998, toen ze als secretaris van de Raad van Kerken een tentenkamp opende voor 22 ‘technisch onverwijderbare vreemdelingen’. Die kwestie sleepte zich jarenlang voort. De groep moest continu verplaatsen naar nieuwe locaties. “Uiteindelijk hebben de meesten van hen een verblijfsvergunning gekregen”, zegt Bakker. “Dat ging moeizaam hoor. Ik heb ervan geleerd dat je ontzettend goed moet nadenken waar je aan begint.” Toch is het haar hoop, dat kerkelijke organisaties zich op allerlei manieren blijven inzetten voor armoedebestrijding en een humaan asielbeleid. “Dat moeten prioriteiten zijn. Maar ik ben natuurlijk niet zo objectief”, lacht ze. Hoe Bakker straks de tijd na haar pensioen gaat invullen, laat ze open. “Ik heb mijn hele leven fulltime gewerkt, dus dat zal wel vreemd zijn. Ik ben nu nog voorzitter van het IKV (Interkerkelijk Vredesberaad, EB) en dat blijf ik doen. Verder denk ik: er zal wel wat komen. Een van de meest terugkomende adviezen van andere gepensioneerden is om eerst eens jaar niks te doen. En dan gewoon eens te kijken.” Al voegt ze een seconde later toe: “Ach, maar als er nu net iets op m’n pad komt, dan ga ik geen nee zeggen.”

.

december 2019

17


Rabbijn Joram Rookmaker: ‘Mijn opdracht is het mensen over de drempel te helpen’

18

december 2019


jodendom ✽

Joram Rookmaaker, rabbijn

Werken aan een positief en krachtig jodendom

‘God staat in de synagoge niet centraal’ “Ik wil vernieuwend zijn, met volledig respect voor de traditie. Die traditie is zó gelaagd, dat er in mijn ogen weinig radicaal anders moet, maar wat ik wel wil is een verbinding leggen tussen de traditie en de moderne tijd.” Rabbijn Joram Rookmaaker zet zich in voor “een positief en krachtig Nederlands jodendom”. Tekst: Kees Posthumus Beeld: Claudia Kamergorodski

ls jongen van zes wilde hij al Hebreeuws leren en op zijn dertiende vulde hij bij een beroepskeuzetest ‘rabbijn’ in. Maar het zou nog even duren eer het zover was. Twee jaar geleden studeerde Joram Rookmaaker (1971) af als rabbijn. Sindsdien werkt hij als joods geestelijk verzorger binnen de krijgsmacht. Begin dit jaar werd hij bovendien aangesteld tot tweede rabbijn van de Liberaal Joodse Gemeente (LJG) in Amsterdam. Onze afspraak valt een week na Simchat Torah (Vreugde der Wet), het laatste feest in een reeks die de ‘Hoge Feestdagen’ wordt genoemd. Die periode begint met Rosj Hasjana (Nieuwjaar), waarna onder andere Jom Kipoer (Grote Verzoendag) en Soekot (Loofhutten) volgen.

A

Drukke weken voor een rabbijn?

“Het leven van een rabbijn houdt meer in dan het leiden van diensten, maar in de periode van de Hoge Feestdagen vraagt dat veel aandacht. Op Rosj Hasjana zijn er di-

verse diensten en alleen al op Jom Kipoer heb je van tien uur ’s ochtends tot kwart voor acht ‘s avonds diensten. In de joodse context worden de diensten grotendeels geleid door een voorzanger, de chazzan, die grote delen van de dienst zegt of zingt. De rabbijn geeft inhoudelijk vorm aan een aantal onderdelen in de dienst. Hij of zij – de laatste alleen in liberale gemeenten – houdt onder andere een drasja, een uitleg bij de teksten van die week. Daarnaast zijn er de feesten in huiselijke kring. Er zijn maaltijden, er worden gasten uitgenodigd. In die periode gaan de andere gebeurtenissen binnen de levenscyclus gewoon door. De Liberaal Joodse Gemeente in Amsterdam telt 2.000 mensen, van jong tot oud. Daar worden kinderen geboren, wordt getrouwd, is er ziekte, sterven mensen, wordt er gerouwd. Op bepaalde momenten tijdens de feesten geldt een werkverbod en daarnaast zijn er de reguliere diensten op sjabbat. Samengevat: dat is een intensieve tijd.”

Waarom wilde u rabbijn worden?

“Ik wil mijn verantwoordelijkheid nemen in de voortzetting van het Nederlandse jodendom, dat hier al vierhonderd jaar bestaat en ongelooflijk breed geschakeerd is. Dat jodendom heeft een bewogen geschiedenis en speelde een belangrijke rol in de Nederlandse samenleving, maar is helaas door de Shoah enorm beschadigd. Ik wil ook, beïnvloed door mijn achtergrond in relatie tot de Shoah, een rol spelen in het verder vormgeven van het naoorlogse Nederlandse jodendom, en een positief en krachtig Nederlands jodendom neerzetten. Ik heb een grote liefde voor de joodse traditie. Vanuit die liefde kan ik een bijdrage leveren die voor andere joden blijkbaar waardevol is. Dat bleek bij De Brede Hagada die ik in 2010 samen met anderen heb uitgebracht. Een hagada is een handleiding voor het vieren van Pesach. Dat is een ongelooflijk ingewikkeld, voor veel mensen ondoorgrondelijk ritueel. In deze hagada leg ik uit wat er gebeurt, wat je moet doen, en waarom. Ik wil vernieuwend zijn, met volledig respect voor de traditie. Die traditie is zó gelaagd, dat er in mijn ogen weinig radicaal anders moet, maar wat ik wel wil is een verbinding leggen tussen de traditie en de moderne tijd. Mijn beslissing om rabbijn te worden is een volgende stap in dit proces. Onze hagada sloeg aan. De teksten zijn in het Hebreeuws, fonetisch en in het Nederlands. We dachten er vijfhonderd te verkopen, het zijn er intussen over de 3.000.”

december 2019

19


✽ jodendom Er bestaat dus een behoefte in joods Nederland aan een toegankelijke, moderne manier van kijken naar het jodendom.

“Inderdaad. De Brede Hagada is bedoeld om het ritueel toegankelijk te maken, juist ook voor mensen die niet joods zijn opgevoed. En om te laten zien dat het jodendom ook in onze moderne tijd grote waarde heeft. Ik ben een kind van onderduikouders en niet actief joods opgevoed. Bij hun ouders was voor de oorlog de afstand tot het jodendom al groter. Ook vanuit de overtuiging dat wij allemaal mensen zijn, dat afkomst en religie er niet te veel toe doen.

Paspoort Joram Rookmaaker (1971) is rabbijn van het Nederlands Verbond voor Progressief Jodendom.

. Tot zijn overstap naar het rabbinaat werkte Rookmaaker als projectmanager en adviseur op het terrein van innovatie en leiderschap. Na zijn studie internationale betrekkingen specialiseerde hij zich in de politiek van het Midden-Oosten. Hij woonde enige jaren in het buitenland. In 2006 begon hij aan zijn opleiding tot rabbijn. Met een korte onderbreking studeerde hij in 2017 af. Zijn afstudeerscriptie handelt over het Nederlandse liberaal-joodse beleid ten aanzien van mensen die wel een joodse vader hebben maar geen joodse moeder. In 2011 publiceerde hij de De Brede Hagada, herdrukt in 2015, een nieuwe herdruk is in de maak (zie ook: www.hagada.nl). Sinds 2015 combineerde hij werk en studie als rabbinaal medewerker bij de Liberaal Joodse Gemeente (LGJ) Amsterdam. Sinds 2017 is hij rabbijn binnen de Nederlandse krijgsmacht. Op 6 januari 2019 werd hij geïnstalleerd als tweede rabbijn van LJG Amsterdam. Hij was onder andere bestuurder van de European Union of Jewish Students, community worker bij de LJG Utrecht en voorzitter van de progressief-joodse denktank PJ-21.

.

.

. . . .

20

december 2019

Helaas bewees de geschiedenis dat de ander daar anders naar kijkt. Hoe onuitgesproken of hoe humanistisch-joods mensen ook waren, ook zij zijn afgevoerd en vermoord. Naast mijn werk in de gemeente ben ik rabbijn in de krijgsmacht. Twee jaar geleden ging ik met een groep Joodse militairen naar Auschwitz. Daar gaf ik elk van hen een overlijdensdocument van het Rode Kruis, van familieleden van moederskant die daar vermoord zijn. Ik vroeg hen deze mensen te blijven gedenken: zolang je iemands naam noemt, blijft hij of zij voortleven. In mijn opvoeding was er altijd een verbinding met het jodendom en Israël, maar wij leefden niet religieus-joods. Die beweging heb ik vanaf het moment dat ik uit huis ging zelf gemaakt. Ik heb ook zelf veel moeten leren. Ik weet welke slag je moet maken als je niet van kinds af aan joods opgevoed bent. Dat herken ik bij veel mensen in onze gemeenschap, die helemaal niet met de traditie zijn grootgebracht. Onlangs sprak ik een man van in de zestig die pas na de dood van zijn moeder ruimte kon geven aan zijn joodse identiteit. Zijn moeder was zo getraumatiseerd door de oorlog dat ze het niet eens goed vond dat hij zijn davidsster droeg. Nu pas kon hij de stap maken, maar hij wist niet hoe of wat. De stap naar de synagoge is voor veel mensen heel groot. Ik zie het als mijn opdracht mensen over die drempel te helpen.” Wat betekent uw nieuwe functie voor uw gezin?

“Feitelijk draagt mijn vrouw een groot deel van de verantwoordelijkheid voor deze stap. In het vliegtuig naar Israël, hoe symbolisch, ontmoette mijn vrouw rabbijn David Lilienthal, die aan het Levisson Instituut een rabbijnenopleiding had opgezet. Zij adviseerde mij om met hem te gaan praten, misschien nog zonder te weten wat de impact daarvan zou zijn op ons gezin. Mijn vrouw heeft ook een volledige baan. Ik ben er vaak niet en de week verloopt heel anders dan een reguliere werkweek, zowel vanwege mijn werk bij de Liberaal Joodse Gemeente, als vanwege mijn werk als krijgsmachtrabbijn. Op vrijdag en zaterdag hebben wij diensten, op zondag zijn er bijeenkomsten in relatie tot de synagoge. Doordeweeks zijn er, in de vrijwilligersor-

ganisatie die wij zijn, vaak ’s avonds vergaderingen. Deze nieuwe functie heeft gevolgen voor mijn vrouw en kinderen. Gelukkig hoef ik het niet alleen te doen, ik werk bij de LJG samen met rabbijn Menno ten Brink.” In uw synagoge komen ook mensen die niet in God geloven. In een kerk zou dat lastig zijn.

“Let op: ik gebruik niet de term ‘joods geloof’. Je zult mij horen spreken over het jodendom, de joodse traditie, mensen met een joodse achtergrond. Het jodendom is een totaal van culturele uitingen, gebruiken, verbondenheid met het joodse volk, Israël. Weleens gehoord van de schijf van vijf van Ido Abraham z.l.? Hij was een van onze grote denkers. Hij noemt in een identiteitscirkel vijf elementen van joods zijn, die ten opzichte van elkaar in grootte kunnen variëren. Israël en zionisme, de verbinding met Israël. Oorlog, vervolging en overleving. Persoonlijke ontwikkeling, opvoeding. Religie en traditie. En vermenging van culturen: hoe hangt je joodse identiteit samen met het land waarin je woont? Iemand kan zich heel joods voelen omdat hij een sterke binding heeft met Israël, maar religieus gezien niets ‘doen’. ‘Ik kom nooit in sjoel, ik vier de feestdagen zelden, maar ik voel me diep joods.’ Dat kan. Daar wordt hij niet meer of minder joods van. Een ander kan niets hebben met Israël of met de oorlog, maar diep verbonden zijn met de joodse religie. Al die mensen kan ik tegenkomen in sjoel. Geloof in God is een onderdeel van het schijfje religie. Het is raar om te begrijpen voor iemand met een christelijke of islamitische achtergrond dat de geloofsvraag binnen joodse context niet zo vaak gesteld wordt. Dat is een privéaangelegenheid, daar bemoei ik mij ook als rabbijn niet mee. De vraag is: wat doe je, hoe beleef je de traditie, hoe geef je de week vorm? Wij gaan het gesprek over geloof in God niet uit de weg, maar het staat niet centraal. En het is zeker geen voorwaarde om naar sjoel te komen.” Wat onderscheidt liberale en orthodoxe joden van elkaar?

“Ik gebruik liever het woord ‘progressief’ dan ‘liberaal’; die laatste term krijgt al snel


Joram Rookmaaker ✽

‘Israël is voor joden een verzekeringspolis’

een politieke connotatie. Tijdens een dienst op sjabbat zou je waarschijnlijk geen verschil merken, behalve dan dat bij ons mannen en vrouwen in dezelfde ruimte zitten. De positie van vrouwen is een herkenbaar verschil. Bij ons kunnen vrouwen voorgaan, de Thora lezen. Het is niet precies identiek, er zijn verschillende rollen, maar de posities zijn gelijkwaardig. Wij kijken hoe de moderne tijd een plaats krijgt en invloed heeft op de manier waarop wij de joodse traditie beleven. Daarin zijn wij op een aantal punten flexibeler dan de traditionele orthodoxie. Wij staan wel degelijk in de lijn van de halacha, de joodse wetgeving. Tegelijk kijken wij ook kritisch naar de eisen van de tijd. Sinds enkele jaren sluiten wij een verbond van liefde tussen twee mannen of twee vrouwen. Dat is niet volledig identiek aan een choepa, een joods huwelijk, maar we erkennen die relatie volledig.

Binnen onze leden is een enorme diversiteit. Er zijn leden die traditioneel leven, met een koosjere huishouding. In ons gezin eten wij geen verboden producten, maar we hebben geen twee keukens. Er zijn ook leden die vanuit een eigen verantwoordelijkheid andere keuzes maken.” Hoe is de verbinding met Israël?

“Israel heeft een belangrijke rol in het jodendom van nu. Ik ga er graag heen, op vakantie, op studiereis, om gevoed te worden. Er is in Israël zoveel spiritualiteit en kennis voor handen, je wordt er in ondergedompeld. Het raakt mij heel diep, als ik bij de kotel sta (de Klaagmuur, KP) sta, de enig overgebleven muur van wat eens de tempel was. En het is een mooi land met een fijn klimaat. Als gemeenschap zijn wij duidelijk proIsraël. Ik spreek nu over Israël als land,

los van de Israëlische politiek. Onze leden hebben daar hun eigen opvattingen over, maar dat neemt de diepe verbondenheid niet weg. Israël is voor joden een verzekeringspolis. Het antisemitisme lijkt van alle tijden, of dat nu de kruistochten of de Sjoa zijn, de Inquisitie of de pogroms, of het hedendaagse antisemitisme waarbij joden moeten vrezen voor hun leven als zij hun religie beleven of zelfs maar een koosjer restaurant bezoeken. Ik heb daar geen illusies over. Daarom is het belangrijk dat er een plaats is waar joden naartoe kunnen: Israël, een plek die centraal staat in onze geschiedenis. Antisemitisme, soms openlijk, soms verborgen, in de kerk en daarbuiten, soms expres, soms onopzettelijk. Ik begrijp fundamenteel niet waarom kinderen van vijf, zes of veertigers of ouderen van boven de negentig simpelweg vanwege het feit dat ze joods zijn, moeten vrezen voor hun leven. Bizar. Mensen realiseren zich niet dat wij bewaakt moeten worden om onze religie te beleven. En wij weten, opnieuw na de aanslagen in Halle, dat die bewaking nodig is. Ik denk niet dat er veel kerken zijn met kogelvrij glas. Ik zal mij nooit kunnen neerleggen bij het antisemitisme. Tegelijk vind ik het de medeverantwoordelijkheid van niet-joden om dit kwaad keihard te bestrijden. Dan neem ik op mijn beurt de verantwoordelijkheid om de joodse traditie vandaag vorm te geven, sterker te maken. Het enthousiasme, de beleving, de rol van onze traditie in de Nederlandse samenleving. 80 procent van de Nederlandse joden is tijdens de Tweede Wereldoorlog vermoord, onbeschrijflijk veel. Met het vermoorden van een groot deel van onze bevolkingsgroep is ook een groot deel van de kennis en traditie vermoord. Na de oorlog was er overal te kort aan: kennis, publicaties, ervaring. Er kwam verdriet en rouw voor in de plaats. Wij zijn nog steeds aan het repareren.”

.

december 2019

21


Martin Drenthen: ‘Natuur kun je niet apart zetten’

22

december 2019


natuur ✽

Martin Drenthen, milieufilosoof Tekst: Elke van Riel Beeld: Bernadette van Heel

‘Natuur overstijgt ons mensen’ De stikstofcrisis zette de afgelopen maanden de vraag hoe we in Nederland willen omgaan met natuur op scherp. Volgens milieufilosoof Martin Drenthen hebben we een morele plicht om samen te leven met andere soorten. “Maar dat vraagt wel iets van ons.”

gaat over natuur, worden doorgaans natuurgebieden bedoeld: aangewezen plekken met een zogeheten natuurbestemming waar je op zondag kunt gaan wandelen. Alsof natuur iets is dat je apart kunt zetten. Natuur en cultuurland zijn onderdeel van een en hetzelfde landschap. Bovendien zijn in Nederland de cultuurlandschappen juist de plekken waar de meeste biodiversiteit zit.” Hoe definieert u natuur?

e afgelopen maanden bleek dat, om de stikstofbelasting van de natuur te reduceren, een halvering van de Nederlandse veestapel noodzakelijk is. “Wat me opviel in de discussies hierover, is hoe laconiek er gesproken wordt over de rol van de natuur in Nederland”, zegt Martin Drenthen (1966), hoofddocent milieufilosofie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij brengt dit in verband met het nationale zelfbeeld. Daarin heerst sterk het idee dat Nederland ‘door ons is gemaakt’. “Het klopt dat er geen vierkante meter niet door ons is aangeraakt”, zegt Drenthen, “maar het lijkt me niet productief om natuur te definiëren als: datgene dat niet door mensen is aangeraakt. Want dan bestaat natuur in ieder geval niet hier en misschien nergens.” Dit voorjaar schreef Drenthen Natuur binnen of buiten het hek?, een preadvies voor de Nederlandse Vereniging van Bio-ethiek over de spanning tussen natuurbeheer en veeteelt en de grens tussen natuur en cultuurland. De tekst verschijnt komend voorjaar in bewerkte vorm als boek. Drenthen constateert hierin dat veel problemen in onze relatie met de natuur voortkomen uit een dualistische manier van denken die uitgaat van een duidelijke grens tussen ‘natuur’ en ‘cultuurland’. “Als het in Nederland

D

“Ik stel voor om ernaar te kijken als het ecologische netwerk om ons heen, waar we allerlei relaties mee hebben. Als er al een tegenstelling is tussen natuur en cultuur, denk ik dat het vruchtbaarder is om te praten over cultuur als datgene wat wij vormgeven en proberen te controleren en beheersen en natuur als datgene wat zich aan die vormgeving onttrekt of zich daartegen verzet. Ik zie natuur vooral als de plek waar plaats is voor andere organismes dan de mens. Als je er zo naar kijkt, is natuur overal, ook in je huis. Houd maar eens op het te onderhouden, dan zul je zien dat er van alles aan begint te knabbelen, totdat het niet meer overeind staat. In eerste instantie erkennen de meeste mensen wel dat overal natuur is en dat de mens zelf ook natuur is, maar in discussies zie ik toch steeds weer die tegenstelling. Zelfs geëngageerde natuurbeschermers bezondigen zich er soms aan.” Drenthen ziet het als filosoof als zijn rol om vragen te stellen die ‘onder de discussie’ zitten, zoals: hoe willen we ons als mens tot de natuur verhouden? En om veelgebruikte maar meerduidige begrippen zoals intrinsieke waarde te verhelderen. In zijn boek Natuur in mensenland. Essays over ons nieuwe cultuurlandschap (2018) onderzocht hij de betekenis van wildheid en nieuwe natuur in oud cultuurlandschap. Ook schreef

hij met anderen het boek De wolf is terug. Eng of enerverend? Wat hem als filosoof aan de wolf het meest fascineert, is dat dit dier ons confronteert met de vraag in hoeverre we werkelijk bereid zijn plaats te maken voor andere organismen. De wolf doorbreekt namelijk de door ons bedachte nette scheiding tussen natuur en cultuurlandschap. “Hij gebruikt het landschap op een heel andere schaal dan de meeste dieren, want hij kan 70 kilometer per nacht lopen. Je kunt dus niet ergens een natuurgebiedje voor ‘m reserveren.” Drenthen mist het besef dat, om te kunnen samenleven met de wolf, een maatschappelijke omwenteling noodzakelijk is. “Als we zeggen dat we de wolf willen beschermen, dan vraagt dat iets van ons. Dan moeten we ervoor zorgen dat die wolven zich niet zullen vergrijpen aan schapen en zullen we hen moeten leren dat ze uit de buurt van mensen moeten blijven. Ook moeten we accepteren dat er plekken zijn waar we het dier met rust moeten laten.” In zijn preadvies pleit Drenthen voor het zoeken van een evenwicht tussen drie, soms tegenstrijdige, manieren waarop de natuur een moreel appel op ons doet. De kwetsbare natuur vraagt om zorg, de autonome, grootse natuur om ontzag en terughoudendheid en de vruchtbare natuur om een vorm van dankbaarheid en erkentelijkheid. Voor het gesprek tussen deze drie verschillende soorten ethiek is volgens de milieufilosoof een gesprek nodig over wat onze kernwaarden zijn. Duidelijk is voor Drenthen dat het idee ‘van die ingewikkelde natuur’ waarin zeldzame soorten voorkomen, aan de meeste mensen niet besteed is. “Zodra wordt gepraat over natuur in abstracte termen als biodiversiteit en ‘natuurdoeltypen’, wordt natuur een raar bureaucratisch en abstract verhaal en worden zogenoemde ‘natuurwaarden’ bij-

december 2019

23



Martin Drenthen ✽ na iets wat je kunt afturven.” Zelf bespreekt hij natuurbescherming daarom liever in ethische termen en heeft hij het over solidariteit met andere soorten. In het preadvies noemt u het een morele verantwoordelijkheid om samen te leven met andere soorten in Nederland. Vindt u dat we ons land vooral zien als ‘mensenland’?

“Ja, maar dat ik dat vind is eigenlijk niet zo interessant. Waar het om gaat is dat we als samenleving die verantwoordelijkheid kennelijk ook erkennen. We hebben namelijk allerlei verdragen ondertekend waarin we beloven dat we andere soorten willen beschermen. Wat opvalt, is dat Nederland altijd de eerste is om dat soort verdragen te ondertekenen. Maar als vervolgens duidelijk wordt wat de prijs van zo’n verdrag is, proberen we er met allerlei omwegen weer onderuit te komen, zodat het ons niets hoeft te kosten. Dat zie je nu weer met het stikstofdossier. Het idee is dan: we doen dit omdat Europa dat van ons eist, maar we hoeven niet ‘het braafste jongetje van de klas’ te zijn. Alsof we dat de laatste twintig jaar nog ergens in zijn.” Het ondertekenen van deze verdragen betekent dat je ergens plek voor andere soorten zult moeten maken, benadrukt Drenthen. “Ik hoor soms mensen zeggen over beschermde soorten als de zandhagedis: ‘Die beesten horen niet in een druk cultuurlandschap als Nederland, dus waarom kiezen we daarvoor?’ Maar deze soorten zitten daar niet omdat ecologen kiezen voor een bepaald natuurdoeltype. Ze wonen er vaak al duizenden jaren en hebben voortdurend geprobeerd zich aan te passen aan door ons veroorzaakte veranderingen. Een enkele soort is dat gelukt; dat zijn de overlevers. We hebben nog ongeveer 15 procent van de soorten die we rond 1900 hadden. Dan vind ik het een gotspe om te zeggen dat die soorten hier niet meer passen. Dat is een vorm van antropocentrisme die ik moreel laakbaar vind.” Volgens publieksfilosoof Bas Haring kunnen we anders best wat soorten missen.

“Daar zijn veel argumenten tegenin te brengen, zowel ethische als wetenschappelijke. Zo laat het IPBES-rapport zien dat de meeste soorten wel degelijk een functie

‘De beleving van het landschap kun je zien als een religieuze ervaring’ hebben, al is het maar als een soort verzekeringspolis. Als je twintig soorten bijen hebt, lijkt één soort misschien genoeg om je appels te bevruchten. Maar als die last krijgt van een virus, of het niet redt door de klimaatverandering, is het wel fijn dat er nog negentien andere bijensoorten zijn. We houden ons veel bezig met bedreigde soorten, maar de laatste jaren zie je dat soorten die altijd heel gewoon waren, langzaam maar zeker ook minder voorkomen. Dat roept de vraag op of we niet moeten zorgen voor een soort basiskwaliteit, die overal zou moeten gelden. Biologen komen dan meteen met modellen, want daar zijn het biologen voor. Voor mij gaat het ook om het landschap dat mij dierbaar was toen ik opgroeide en waar ik in het boerenland een bosje veldbloemen voor mijn moeder ging plukken. Ik zie het als een basiskwaliteit dat een landschap ook een esthetische waarde heeft en iets is waar je een betekenisvolle relatie mee kunt hebben. Maar dat soort argumenten krijgen nooit het gewicht dat ze verdienen op het moment dat het gaat over hoe je het land wilt inrichten.” U doelt op het fenomeen ‘landschapspijn’, een gevoel dat veel mensen ervaren bij de aanblik van weilanden zonder weidevogels?

“Ja, maar die term verwijst voor mij niet zozeer naar het verdwijnen van de grutto, maar meer naar het onherkenbaar worden van het landschap dat mensen altijd iets vertelde over wie ze waren en waarmee ze zich verbonden voelden. Als dat verdwijnt, voel je je verloren en gedesoriënteerd.” Voor Drenthen ligt de waarde van natuur niet zozeer in een lijst met losse elementen, een verzameling soorten die je kunt tellen of een afgebakend gebiedje. Hij voelt meer voor een narratieve benadering. Een landschap of omgeving is dan een plek met een verhaal en geschiedenis. “Het is een context waarin we het verhaal van ons

eigen leven kunnen plaatsen, waaraan we betekenis kunnen ontlenen en waardoor we onszelf begrijpen. Je ervaart dan: mijn leven maakt deel uit van iets dat groter en ouder is dan ik en wat ik niet helemaal kan overzien, maar waar ik me toe verhoud op een manier die zin geeft aan mijn bestaan. Dat kun je zien als een religieuze ervaring.” Heeft natuur volgens u ook een religieuze functie?

“Ja, want natuur voorziet voor veel mensen in de behoefte om de werkelijkheid te zien als een betekenisvol geheel dat je omsluit, waar je je toe verhoudt en onderdeel van bent, maar waarvan wij als mensen niet bepalen hoe het zich voordoet of eruit moet zien. In die zin overstijgt natuur ons mensen. In die betekeniservaring kan het gaan om een ervaring van ontzag voor iets dat groot en imposant is, zoals de Grand Canyon, of juist wonderbaarlijk klein en kwetsbaar, of supertoevallig. Het kan ook te maken hebben met tijd. Als je in een druipsteengrot bent en het licht gaat uit, word je geconfronteerd met deep time, de diepe tijd van de wereld miljoenen jaren voordat wij er waren. Je beseft dan dat de dingen die voor ons belangrijk zijn in het licht van de eeuwigheid eigenlijk futiel zijn. Daar zit een besef van oneindigheid in die niet religieus is in de zin van een alwetende God of iets dergelijks, het is meer een afgrond waarin je kijkt. Natuurschrijver Koos van Zomeren beschrijft ergens mooi hoe hij merkte dat de natuur een plek is waar je geen mening over hoeft te hebben en die ook niet over jou oordeelt. Dat is een troostrijk besef en haalt helemaal onderuit dat je je druk zou maken over zoiets als koopkrachtplaatjes. En uiteindelijk geldt dat zélfs voor onze zorgen over de afname van biodiversiteit of klimaatverandering. Ook geologen wijzen erop dat de mens zichzelf wijsmaakt dat hij zo belangrijk is. Over een miljoen jaar heeft de aarde ons afgeschud en begint de tijd weer opnieuw. Maar hoe belangrijk dat besef van de relativiteit van ons bestaan ook is, we moeten ook erkennen dat onze betekenisvolle en zorgzame relaties met de wereld om ons heen slechts kunnen bestaan binnen de context van een mensenleven.”

.

december 2019

25


✽ Frits de Lange over Simone Weil

‘EEN ONVOORWAARDELIJKE LIEFDE VOOR HET LEVEN’ Wat kunnen wij weten? Wat mogen wij hopen? Wat moeten we doen? Dat zijn de eeuwige vragen van de filosofie. Elze Riemer geeft in deze jaargang van Volzin het antwoord van twaalf ‘denkers van nu’ en legt daartoe haar oor te luisteren bij kenners. In de laatste aflevering Frits de Lange over Simone Weil: “Ze had een compassie zonder grenzen, omdat ze niet de illusie had dat haar persoon iets voorstelde.” Tekst: Elze Riemer Beeld: Myriam Keijzer

e Franse filosoof Simone Weil (1909-1943) belichaamde als geen ander haar eigen filosofie. Waar veel filosofen zich beperken tot hun studeerkamer, stond zij niet alleen midden in het leven – ze nam er ook deel aan. In haar korte leven was ze naast filosoof ook vakbondsactivist, onderwijzer, fabrieksarbeider, journalist, revolutionair, soldaat, anarchist en niet te vergeten: mystica. Ze koos ervoor om in een metaalfabriek te werken terwijl ze daar fysiek totaal niet op gebouwd was; de verschrikkelijke hoofdpijnen die haar elke dag teisterden, nam ze voor lief. Voor haar was de lichamelijke arbeid bij uitstek de manier om contact te maken met de wereld én om haar liefde voor diezelfde wereld te uiten. “Ze zocht altijd de plekken op waar de klappen vallen, omdat ze daar de hartenklop van het leven het best ervoer”, vertelt theoloog, ethicus en Weil-kenner Frits de Lange (1955). “Hierin was ze grenzeloos, ze gaf zichzelf volledig op om totaal beschikbaar te zijn voor deze wereld. La folie d’amour, de gekte van de liefde, noemde ze dat zelf. Het is de rode lijn in haar werk: de onvoorwaardelijke liefde voor het leven, in al z’n extremiteit. Grenzeloos, totaal en nietsontziend gaan voor de waarheid en het leven.”

D

Die liefde joeg haar uiteindelijk op 34-jarige leeftijd de dood in. Ze is officieel gestorven aan de gevolgen van tuberculose, maar de lijkschouwer vermeldde in zijn rapport dat

26

december 2019

Weil mentaal instabiel was en zichzelf de dood in had gejaagd, door te weigeren om te eten.

“Er zijn mensen die zeggen dat Simone Weil een pathologisch geval was. Meer nog: dat ook haar filosofie ziekelijk is, omdat ze zichzelf inderdaad verschrikkelijk verwaarloosde, terwijl ze tegelijkertijd een heel begaafd en intellectueel persoon was. Ik denk hier anders over. Ik denk dat, ook al heb je iemand voor wie het goed zou zijn om eens naar de psychiater te gaan, die persoon juist daarom heel goed in staat kan zijn om kanten van het leven te zien die niemand anders ziet. Zelfverlies is een belangrijk thema in haar filosofie. Ze ging hier inderdaad extreem ver in, omdat ze het ego zag als een sta-inde-weg bij het kennen van de werkelijkheid zoals zij is, een vertekening van het perspectief op de waarheid. Maar hierin heeft ze een realiteitszin die veel ‘normale’ mensen nooit zullen bereiken omdat die zichzelf met hun aannames, wensen en fantasieën in de weg zitten. Ze had een compassie zonder grenzen, omdat ze niet de illusie had dat haar persoon iets voorstelde. Wij zijn net zo vergankelijk als de stroom van het leven waarin we meegaan.” Maar waarom dan niet Prediker achternagaan? Hij heeft hetzelfde uitgangspunt, namelijk dat alles ijdelheid en leegte is, maar komt bij een heel andere – en aangenamere – conclusie uit: ‘Dus eet je

brood met vreugde en drink met een vrolijk hart je wijn’.

“Ik vind haar als persoon ook wel een pathologisch geval, ze had het niet zover moeten laten komen. Ze had beter voor zichzelf moeten zorgen, meer van zichzelf kunnen houden. En ik denk dat die zelfzorg ook in lijn is met haar filosofie: ze had de ‘noodzakelijkheid’ van haar eigen zwaartekracht kunnen omarmen: een lichaam heeft voedsel nodig. Met de scepsis van Prediker had ze voor zover ik weet niks. Ze had eerder iets stoïcijns; de stoïcijnen waren haar filosofische helden. Hun centrale idee is dat je het lot liefhebt, wat het je ook brengt, de amor fati. Daarin toonde ze veel meer hartstocht dan de Prediker.” Er komen al wat typische Weil-termen voorbij. Even terug naar het begin: wat typeert Weils filosofie?

“Plato is haar grote held, maar ze leest hem mystiek. Hij gaat uit van een intens verlangen naar het goede, het ware en het schone. Hij denkt ook dat er een wereld is achter deze wereld, waarin het goede, ware en schone gestalte krijgen. Die tweede wereld is eigenlijk de échte wereld, en de onze leidt ons daar alleen maar van af. Het verrassende bij Weil is dat ze dat verlangen onderkent en tot het extreme doorvoert, maar tegelijkertijd niet denkt dat er daadwerkelijk zo’n wereld is. Er is maar één wereld, déze. Op deze wereld strijden twee krachten met elkaar, door haar ‘zwaartekracht’ en ‘genade’ genoemd, ofwel: de natuur en


RS DENKE

12

VAN NU

bovennatuur. De zwaartekracht is evident, die voelen we. Voor de genade moeten we open willen staan. De zwaartekracht is de kracht waardoor we ons op deze aarde kunnen bewegen. Onze emoties, zoals angst en woede, gehoorzamen er ook aan. Maar we kunnen ook door de zwaartekracht verpletterd worden, in een oorlog, door honger of door ziek te worden. Aan de noodzakelijkheid waaraan de wetten van deze wereld zijn onderworpen, kunnen we niks doen. Maar er is nog een tweede kracht werkzaam in deze wereld. Dat is de genade. Om die te leren onderkennen, moeten we ons verlangen naar het goede, ware en schone – als mystica spreekt ze dan liever van de liefde tot God – wakker maken. Dat is een ongerijmdheid vanuit de zwaartekracht gezien. Maar als je je door de macht van de liefde laat leiden, dan probeer je de zwaartekracht zo te bespelen dat hij niet langer verplettert. “Je kunt de

natuur niet anders overwinnen, dan door haar te gehoorzamen”, zei ze graag. Wij zijn, net zoals deze aarde, totale materie en natuurwetmatigheid. Maar we zijn wel vrij, om ons verlangen naar het goede vorm te geven, om ons wel of niet blind aan deze zwaartekracht uit te leveren.” Weil werd gedreven door haar verlangen naar het goede. Wat is dat goede precies?

“Het goede, ware, schone én God zijn synoniemen voor haar. Het goede, en dus ook God, is in deze wereld niet te vinden. Maar dát er goedheid, schoonheid, liefde en compassie is, is een bovennatuurlijk feit. Het is alleen niet inpasbaar in de orde van deze wereld. En toch verlangen we ernaar, en doen we soms het goede. Weil zelf zette zich in voor de arbeiders, meldde zich als vrijwilliger in de Spaanse burgeroorlog, nam daklozen mee naar huis. Het leek alsof ze al het leed van de wereld op haar

schouders wilde nemen. ‘Zij is gek’, moet generaal De Gaulle gezegd hebben toen hij hoorde dat Weil zich vanuit Londen achter het front in Frankrijk wilde laten droppen als verpleegster. De gekte van de liefde, de folie d’amour. Voor Weil is het goede een soort randbegrip: we kunnen het ervaren en doen, maar we kunnen het niet pakken of definiëren. Hoe je het kunt ervaren of doen, dat is voor haar primair een mystieke aangelegenheid. Een genade, een overrompelende liefdeservaring. Ze verwees later naar drie mystieke ervaringen, maar ze heeft zich er nooit op beroepen. Wat ze wel doet, is filosoferen op grond van die ervaringen.” Waarin komt het mystieke van Weils werk naar voren?

“Ze heeft veel van Meister Eckhart gelezen en ik zie tussen die twee een grote verwantschap. Het bijzondere is dat ze

december 2019

27


E zo en g m re er e -ĂŠ pu n it w o i n ns te a r c an ur b su o d ss en

20 19 -2 02 0 docenten

Ger Groot Henk Oosterling Jean-Paul van Bendegem Paul Moyaert Ruud Welten Marc de Kesel Carla Rita Palmerino Ben Schomakers Hans Achterhuis RenĂŠe van Riessen Paul Cobben Theo de Wit Maarten van Buuren Paul van Tongeren

over Foucault Bataille Sartre & Baudelaire Descartes Onttovering Heisenberg & Houellebecq Kant Aristoteles Deleuze & Guattari Wittgenstein Augustinus Literatuur & filosofie Carl Schmitt Karl Marx Simone Weil Meer informatie en inschrijven op www.centre-erasme.nl


denkers van nu ✽

Paspoort Simone Weil (Parijs, 1909 – Ashford, 1943) was een Franse filosoof, politiek activist en mystica.

. Werd geboren in een joods, agnostisch gezin. Bekeerde zich toch het roomskatholieke geloof maar liet zich uiteindelijk niet dopen. Had ook interesse in oosterse godsdiensten. Studeerde aan de École Normale Supérieure, waar ook Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir studeerden. Was lerares filosofie, terwijl ze ook actief was in de arbeidersbeweging en als stakingsleider. Haar bijnaam: De Rode Maagd. Werkte acht maanden als fabrieksarbeider bij Alsthom en Renault. Meldde zich in 1936 als vrijwilliger in Spaanse burgeroorlog. Verliet na een ongeluk met een pan kokende olie het front. Had in haar leven een drietal spirituele en mystieke ervaringen. Voor het eerst in Assisi: “Daar was er iets dat sterker was dan mijzelf, dat me, voor het eerst van mijn leven, dwong om op de knieën te gaan.” Trok in de Tweede Wereldoorlog vanuit Vichy-Frankrijk naar de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. Kampte levenslang met gezondheidsklachten. Stierf op 24 augustus 1943, 34 jaar oud, in een Engels sanatorium aan de gevolgen van tuberculose. Haar hoofdwerk Wachten op God verscheen dit jaar opnieuw in het Nederlands (Bijleveld, 190 blz., € 19,50).

. . . . .

. .

iemand is die niet in de christelijke traditie is geworteld of opgegroeid, ook al flirtte ze met het katholicisme. Het mystieke zit ‘m erin dat haar uitgangspunt is dat we deel uitmaken van een goddelijke realiteit. Je krijgt deel aan God door deze realiteit, zoals die is en dus zonder illusies daarover, voor de volle honderd procent te omarmen, er helemaal in op te gaan. Je wordt niet uit deze werkelijkheid vandaan gehaald, maar deze werkelijkheid ís op zichzelf al een uiting van Gods liefde – in al haar hardheid en materialiteit. Het is een mystiek van de afwezige God. Maar let op: het wachten op God betekent voor haar niet dat ze verwacht dat God ooit terugkomt. Het wachten op God is de enige manier waarop God in deze wereld present is: als de afwezige. Het is zijn schepping, waaruit hij zich teruggetrokken heeft. Dat gat in het verlangen naar het goede, dat is eigenlijk het bewijs voor God. God is niet een macht die het universum bestiert in zijn voorzienigheid – God is geen Persoon. God ís dit op liefde aangelegde universum. De enige reden waarom je over God spreekt is dat dit universum erom vraagt lief gehad te worden. God is dus present in zijn absentie in deze wereld. Het klinkt misschien heel abstract, maar dat hoeft het niet te zijn. Bedenk maar eens hoe iemand van wie je intens houdt maar die zich aan de andere kant van de wereld bevindt ongelooflijk aanwezig voor jou kan zijn, ook al staat diegene niet fysiek naast je.” Weil stelt dat de moderne mens ontworteld is en die wortels kan terugvinden door middel van lichamelijke arbeid. Ze schrijft: ‘Het is gemakkelijk om de plaats te bepalen die de lichamelijke arbeid in een goed geordend sociaal leven moet innemen. Hij moet er het spirituele centrum van zijn.’ Waarom is de lichamelijke arbeid zo belangrijk en spiritueel voor haar?

“Dat vind ik een heel sterk punt in haar filosofie: dat je geen fundamenteel onderscheid kunt maken tussen lichaam en geest, maar dat wij in z’n totaliteit als fysieke en geestelijke wezens de zwaartekracht van de werkelijkheid ervaren. Zij was ervan overtuigd dat via fysieke arbeid de wereld pas echt bij je binnenkomt. En zo ervaar je ook dat je onderdeel bent van de noodzakelijkheid waaraan de wereld als

‘Simone Weil zocht altijd de plekken op waar de klappen vallen’ materie gehoorzaamt. Veel intellectuelen zijn losgezongen van lichamelijk contact met de wereld waarover ze nadenken. Ik ben het wel met haar eens dat dit een probleem is. Ik schrijf zelf veel over ouderen en ouderenzorg. Een collega van me zei eens: ‘Ik ga eerst als vrijwilliger aan de slag in de zorg en dan pas ga ik erover schrijven.’ Dat zie je niet vaak. Er is op dit moment zo’n kloof tussen theoretisch en praktisch opgeleide mensen, terwijl we elkaar eigenlijk zo nodig hebben.” Waarom zou je haar werk nu, in deze tijd en samenleving, nog lezen?

“Wachten op God, het boek waar ze beroemd mee is geworden, is van zo’n verpletterende schoonheid. De taal die zij gebruikt is zo mooi en helder, dat je er wel voor moet vallen. Haar werk is ook een antidotum tegen elke vorm van cynisme. Ze laat zien hoe je tegelijkertijd lucide kunt zijn, de wereld zonder illusies tot je kunt nemen, én kunt geloven in de liefde. We leven en we doen ons best, maar ik vind het bijzonder dat er mensen zijn zoals zij die je uitdagen om nietsontziend eerlijk te zijn en ondanks dat van het leven te blijven houden. Weil helpt ons om ons ego te relativeren. Als we onszelf kunnen loslaten, komen we dichterbij de essentie van de dingen, dichterbij de waarheid. Dan ontdekken we dat zinloos lijden bij het leven hoort. Dat het kwaad vaak niet gestraft wordt en het goede niet beloond. Dat willen we graag ontkennen natuurlijk. Maar zij loopt daar niet voor weg. Meer nog, dat inzicht is voor haar juist een reden om des te krachtiger te geloven in de tegenmacht van de liefde.”

.

Frits de Lange geeft in de Academie op Kreta in oktober 2020 een cursus over de filosofische mystiek van Meister Eckhart en Simone Weil, zie www.evdaimonia.com

december 2019

29


Daan Roovers: ‘Polarisatie is een verdienmodel waarbij beide partijen winnen’

30

december 2019


Daan Roovers, Denker des Vaderlands

filosofie ✽

Tekst: Daniël Zevenhuizen Beeld: Ruud Pos (30), Hollandse Hoogte (33)

‘De middenstem wordt niet gehoord’ Extreme meningen doen het in de media goed. “Het is de tijd van de grootste mond krijgt de meeste aandacht”, stelt Daan Roovers vast. Als Denker des Vaderlands wil ze vooral luisteren naar “mensen die zich niet zo roeren”.

n Amsterdam ben ik op zoek naar een filosoof. Maar ik word niet naar een universiteitsgebouw gestuurd. In plaats daarvan tref ik Daan Roovers in een imposant kantorencomplex in Oud-West, vlak tegen het centrum van de hoofdstad aan. Het complex biedt ruimte aan ondernemers in alle soorten en maten. En aan de Denker des Vaderlands dus. Eenmaal op het kantoor aangekomen, kom ik tegenover een grote boekenkast te zitten. Hier moet wel een filosoof werkzaam zijn. Dan komt de Denker binnen, enigszins aan de late kant. “Druk, druk, druk.” Daan Roovers heeft net nog lesgegeven aan de Universiteit van Amsterdam, waar ze colleges publieksfilosofie verzorgt. Haar assistent had me al netjes op de hoogte gebracht dat het wat later kon worden die dag. “Mijn assistent ziet erop toe dat ik alleen interviews doe waar een intrinsieke motivatie achter zit. Je wordt maar al te vaak gevraagd om zomaar een rubriekje te vullen.” Toch kijkt ze positief terug op de eerste periode van haar termijn als Denker des Vaderlands. “Het begin was overweldigend. Er stond een interview in dagblad Trouw met de bescheiden kop ‘Waarom zou mijn mening belangrijker zijn dan die van

I

jou?’. Ik had verwacht dat de mensen hun schouders zouden ophalen. Binnen een dag kwamen er zevenhonderd reacties binnen. Dat was een ontzettend warm bad.” De storm aan reacties was een verrassing voor Roovers. Haar constatering is juist dat extreme meningen hoogtij vieren, omdat ze veel meer aandacht krijgen in de media en het politieke debat. Daarbij wordt de gematigde mening systematisch weggedrukt en genegeerd. Voor de ‘gematigden’ is de boodschap van de filosoof een bevrijding.

weer een filosoof was die het beter wist. Mijn interesse was ook te danken aan mijn docent, Harm Boukema. Hij kon het elke week zo uitleggen, dat het leek alsof de filosoof die hij besprak de ultieme visie op de werkelijkheid had verwoord. En hij zei: filosofie is de strijd tegen de vooroordelen. Dat bleek wel, doordat ik ertoe werd aangezet elke week mijn oordeel weer op te schorten en mijn wereldbeeld bij te stellen.”

Ooit bent u begonnen als student geneeskunde. Was het uw roeping om filosoof te worden?

“Niet iedereen heeft daar zin in of er het geduld voor. En dat hoeft natuurlijk ook niet. Ik heb mezelf een ontzettend plezier gedaan door filosofie te gaan studeren. Daarmee kon ik uit de voeten. Ik wist eerst niet eens dat het bestond. En mijn ambitie is om zoveel mogelijk mensen mee te laten profiteren van het feit dat ik filosofie gestudeerd heb. Als hoofdredacteur bij Filosofie Magazine viel mij op dat er veel interesse was. Veel abonnees, lezingen in volle zalen. Laatst stond ik in het dorp waar ik vandaan kom. Niemand wist daar wat filosofie was vroeger. En ook nu kwamen de meeste mensen daar voor mij persoonlijk naar de lezing. Maar ze zeiden na afloop toch: ‘Goh, wat interessant allemaal.’ Of ze Plato zijn gaan lezen weet ik niet. Maar er zijn denk ik wel één of twee ideeën blijven hangen.”

“Ach..., roeping. In mijn geboortedorp ging ik naar een katholieke school en daar vertelde een zuster over hoe roeping in het werk ging. Dan zat je op de fiets en hoorde je God roepen. Dat vond ik echt fascinerend... Nou, zo gaat dat met de filosofie niet. Ik kwam in aanraking met mensen die filosofie studeerden via mijn studentenhuis. Ik dacht: dat lijkt me wel wat. Ik ben naar college gegaan en wist meteen: dit is het. Mijn eerste college ging over Galileo Galilei, over het moderne wereldbeeld. Een week later ging het weer over een volgende filosoof, René Descartes. Dan werd het wereldbeeld weer een beetje gekanteld.”

Niet iedereen kan filosoof zijn. Toch moet filosofie volgens u de publieke ruimte in.

Wat boeide u zo aan die filosofen?

“Bij geneeskunde zat ik me altijd te vervelen en naar het plafond te staren. Nu moest ik echt opletten. Als ik eindelijk een beetje doorhad wat een filosoof bedoelde, dan behandelden we de week daarop weer een andere denker. Dan moest ik weer begrijpen dat het nog anders zat. Dat er nog

U heeft het in uw werk ook over ‘publiek denken’.

“Die term ontleen ik deels aan Kant. Die heeft het over het öffentliche Gebrauch en het Privatgebrauch van het verstand. Dat laatste is in dienst van een bepaalde functie, met een bepaald doel. Een baas van

december 2019

31


✽ filosofie een bedrijf moet de winst maximaliseren, en neemt daarom bepaalde beslissingen waar hij zijn verstand voor gebruikt. Dat doet hij ‘in functie van z’n functie’. Het openbaar gebruik van het verstand zet het denken in met het oog op onze gezamenlijkheid. Niet mijn doelen zijn van belang, maar de mensheid als geheel. Daarnaast heeft Kant het nog over laut denken. Hardop denken, in interactie met anderen. Ik wil, een beetje zoals Socrates, eropuit gaan en mensen vragen wat zij denken.” Socrates werd uiteindelijk tot de dood veroordeeld. Wat dat betreft is onze samenleving er wel op vooruit gegaan.

“Onze samenleving is een stuk weerbaarder dan die van Socrates. Hij moest moedig zijn om de normen van zijn samenleving te trotseren. Die moed hoef ik niet op te brengen, omdat het een onderdeel is van onze samenleving om meningen tegenover elkaar te zetten. Dat betekent overigens niet dat alle meningen tegenwoordig goed aan bod komen in het publieke debat. En ook niet dat wat er leeft aan opvattingen goed vertaald wordt naar politieke machtsstructuren. We leven in een democratie en toch voelen veel mensen zich niet gehoord. Hoe kan dat? Onder andere doordat politieke macht tamelijk willekeurig tot stand komt. Denk bijvoorbeeld aan het aantal zwevende kiezers op de dag voor verkiezingen. Dat ligt rond de 50 procent. Hoe kan zo’n stemming dan een goed beeld geven? Als het regent is de opkomst een stuk lager.” Het blijft niet bij één keer stemmen. We worden te pas en te onpas om onze mening gevraagd.

“De oplossing is niet om vaker te gaan stemmen. Burgers moeten medeverantwoordelijk worden gemaakt voor de manier waarop onze samenleving georganiseerd wordt. Niet meer alleen ‘ja’ of ‘nee’ stemmen, maar actief meedenken.”

onderwerp was. Er werd weinig draagvlak verwacht voor een wetswijziging. Dus voerden ze een loting uit onder de burgers. Honderd willekeurige burgers, vanuit allerlei stromingen, werden bij elkaar gebracht om samen na te gaan denken over een aanpassing in die wet. Een hoop koffie, een hoop deskundigen, een hoop papier. Zij schreven een nieuw voorstel en brachten dat voor stemming in een referendum, hetgeen leidde tot het legaliseren van abortus onder bepaalde voorwaarden, maar vooral met grote meerderheid van stemmen. Ze hebben op deze manier groot draagvlak gecreëerd. Dat is een inspirerend voorbeeld van hoe we de democratie nieuw leven kunnen inblazen.”

Paspoort

“Tegenwoordig moet je kennelijk een vrij extreme opvatting hebben om gehoord te worden. Er zijn natuurlijk altijd overheersende stemmen in de publieke opinievorming. Mannen over vrouwen. Wit over zwart. Mensen met een opleiding over mensen zonder. Aan die posities wordt aandacht besteed, maar de dominantie van extreem over gematigd wordt vaak over het hoofd gezien. Extinction Rebellion tegenover klimaatontkenners, stalbezetters versus boeren. Maar de middenstem wordt niet gehoord: de mensen die heus wel openstaan voor de kritiek op de vleesindustrie en voor verandering, maar die niet van de ene op de andere dag hun stukje vlees willen laten staan.”

Daan Roovers (Veghel, 1970) is sinds 29 maart 2019 Denker des Vaderlands.

Hoe komen we zo sterk tegenover elkaar te staan?

. Studeerde geneeskunde en filosofie .

. . . .

.

Hoe ziet u dat voor zich?

“Er zijn voorbeelden. Denk aan Ierland: conservatief land, strenge antiabortuswet. Niemand durfde daar zijn vingers aan te branden, omdat het een explosief

32

december 2019

De democratie is al 25 eeuwen in ontwikkeling, maar zij is nog niet af. Wat zorgt ervoor dat er nog steeds stemmen zijn die niet gehoord worden?

.

aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Werd in 2001 hoofdredacteur van Filosofie Magazine en vervulde die functie tot 2015. Daarbij riep ze diverse initiatieven in het leven zoals de Nacht van de Filosofie en de G8 van de Filosofie. Schreef een essay over opvoeding in onze tijd, getiteld Mensen maken. Nieuw licht op opvoeden (2017). Schreef ter gelegenheid van haar benoeming tot Denker des Vaderlands samen met Marc van Dijk het boek Wij zijn de politiek (2019) Doceert sinds 2013 aan de Universiteit van Amsterdam een vak ‘Publieksfilosofie’. Ontwikkelde samen met omroep Human en Harvard-filosoof Michael Sandel de internationale tv-formats What’s the Right Thing to do? (2017) en Change Your Mind (2018). Maakt voor debatcentrum De Rode Hoed in Amsterdam de interactieve lezingenreeks Bucketlist Filosofie waarin elke keer een klassieker in de filosofie centraal staat. Heeft haar eigen website: www.daanroovers.nl.

“Een deel komt door sociale media. Die zorgen dat extreme opvattingen uitvergroot worden. Kwantiteit is een soort kwaliteit geworden: wat het meest gelezen en gedeeld, getweet en geliket wordt komt bovenaan. De mensen die fel op een onderwerp reageren, spinnen daar op een bepaalde manier garen bij. Dat zie je ook in de politiek. Verkiezingen zijn vaak een tweestrijd tussen premierskandidaten, Rutte-Baudet of Rutte-Samson. Zulke kandidaten hebben er allebei belang bij dat ze zo fel mogelijk de strijd ingaan en op die manier de verschillen uitvergroten. Polarisatie is een verdienmodel waarbij beide partijen winnen. Zij zijn volop aan het woord, terwijl de rest erdoor feitelijk wordt overstemd. Bij de reguliere media zie je dat journalisten, kranten enzovoorts bang zijn iets mis te lopen. Om die reden kiezen zij er liever voor sentimenten uit te vergroten, dan het risico te lopen iets daarvan te missen. Dat noem ik wel eens ‘populistische correctheid’: veel aandacht voor ongenoegen en zelden een poging tot het relativeren daarvan.” Maar is dat ongenoegen niet reëel?

“Dat kan, maar er zijn ook mensen die zich niet zo roeren, en dáár ben ik ook weleens


Daan Roovers ✽ ons kunnen het niet. En dus moeten we het opbrengen om alleen in die horizontale verbindingen proberen zorg te dragen voor elkaar. Dat is veel moeilijker, maar het kan wel.” Kan de filosofie wellicht de religie vervangen als nieuwe betekenisgever?

“Nee, helemaal niet. Daar is de filosofie ook niet voor bedoeld. Zij kan wél inspireren wat morele waarden betreft. Alleen, filosofie geeft geen antwoord op vragen, en dat deed de religie natuurlijk wel. In dat verhaal geloven de mensen niet meer. Zelfs in mijn geboortedorp, waar veel mensen toch nog naar de kerk gaan, denk ik dat bijna niemand meer echt gelooft. Het is een soort relict, een ritueel waar mensen nog aan vasthouden. Dat is natuurlijk heel wat, want dat geeft sociale samenhang, maar niet als een diep geloof. Er is niemand daar die nog letterlijk gelooft dat-ie in de hemel komt, denk ik.” Om af te sluiten met een vraag van een van uw favoriete filosofen, Immanuel Kant: wat mogen wij hopen?

in geïnteresseerd. Het is de tijd van de grootste mond krijgt de meeste aandacht. Ik weet niet of we daarmee echt recht doen aan de publieke opinie. Het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft onderzoek gedaan naar polarisatie en constateerde twee dingen. Ten eerste: mensen maken zich steeds meer druk over de polarisatie in de samenleving. Er kan geen debat zijn of de vlam vliegt in de pan. Denk maar aan zwarte piet, het klimaat, de boeren enzovoorts. Tegelijkertijd is onderzocht of de meningen van mensen féítelijk meer uit elkaar zijn gaan liggen. Het antwoord is nee. Mensen ervaren in hun eigen omgeving geen wijd uiteenlopende opvattingen en kijken vervolgens verbaasd naar de televisie, of krijgen het idee dat ze dan maar tussen twee extreme kampen moeten kiezen.” Ondanks de schijn van een diepe kloof in de samenleving kunnen mensen het blijkbaar nog wel met elkaar vinden. Levert religie een bijdrage aan die gemeenschapszin?

‘Mijn hoop is dat de mens het vermogen behoudt zichzelf steeds opnieuw uit te vinden’ “Religie heeft haar bindende kracht verloren nu een groot deel van de mensen niet meer gelooft. Maar je kunt met denken ook wel een vorm van gemeenschapszin benaderen. Kant had de religie niet nodig om te denken over het beste voor de wereld. Verschil is dat je in de filosofie alleen kunt denken in horizontale verhoudingen: we staan op gelijke hoogte met elkaar en er is niets wat ons overstijgt. Bij religie is er ook een verticale verhouding: die naar de Vader die ons allemaal verbindt. Sommige mensen geloven nog in die verticale verhouding, en daar zijn ze dan van harte mee gefeliciteerd, maar de meesten van

“Dat de mens het vermogen behoudt zichzelf steeds opnieuw uit te vinden. Dat betekent: dat we blijven geloven in de mogelijkheid om onze problemen te boven te komen. Dat wil niet zeggen: ons eigen hachje redden en dan na ons de zondvloed, maar ook de hoop levend houden voor de generaties na ons. Je kunt natuurlijk pessimistisch worden over het klimaat en het vrijemarktdenken. We kunnen wel wat inspiratie gebruiken. Dan vertel ik altijd over Hannah Arendt. Die leefde gedurende de Tweede Wereldoorlog, en is twee keer gevlucht, van Duitsland naar Frankrijk en vervolgens naar de Verenigde Staten. Ze schrijft in haar boek over totalitarisme dat een mens altijd opnieuw kan beginnen. Je kunt een baan opzeggen en opnieuw beginnen, scheiden en opnieuw beginnen. Zelfs vluchten en weer een leven opbouwen. En zij kan het weten. Dat geeft mij veel hoop. Als je zo optimistisch kunt zijn nadat je op de vlucht bent geslagen voor een wereldoorlog, dan komt het met ons, de mensen die leven in veel betere tijden, ook wel goed.”

.

december 2019

33


Marc Schuilenburg: ‘De aanpak van veiligheid leidt tot meer onveiligheid’

34

december 2019


Marc Schuilenburg, criminoloog

misdaad ✽

Tekst: Lisette Thooft Beeld: Hollandse Hoogte (34)

‘We vergeten de banaliteit van het goede’ De maatschappij vraagt om meer strengheid tegenover criminaliteit, maar tegelijkertijd lijken we gefascineerd door misdaad en misdadigers. Marc Schuilenburg van de VU noemt dat ‘hysterie’: hij schreef een boek met die titel. We moeten ons richten op positieve waarden, stelt hij, op geborgenheid, vertrouwen en samenleven. ls hij in het Journaal weer eens verteld heeft dat de criminaliteit afneemt en dat we in een veilig land leven, krijgt hij de dag erop een stortvloed van boze mails over zich heen. “Ze verwijten me een wegkijker te zijn, niet te weten wat er speelt. Ze zeggen dat ik een randdebiel ben, niet zou mogen lesgeven op de universiteit.”

A

Terwijl het een aantoonbaar feit is dat de criminaliteit afneemt?

“Ja, sinds 2001. Je ziet het ook terug in slachtofferenquêtes. En hetzelfde is het geval in alle ons omringende landen. De cijfers zijn eenduidig: de criminaliteit daalt enorm. In Nederland was de grafiek in de jaren vijftig en zestig bijna vlak. Vanaf de jaren zestig begon de criminaliteit toe te nemen, en vanaf de jaren tachtig was de stijging scherp, tot 2001. Maar nu zitten we weer op het niveau van 1970.” Waarom is er dan zoveel roep om strengere straffen, zoveel angst?

“Politici praten over veiligheid altijd in termen van onveiligheid. Zelfs het ministerie van Justitie en Veiligheid praat nooit over veiligheid, alleen over criminaliteit

en onveiligheid. Dat is een rare paradox: dat we veiligheid gelijkstellen aan minder criminaliteit. Terwijl het woord veiligheid in zichzelf zo positief is – het komt van het oud-Fries felig of velich, dat betekende: geborgenheid, je ergens thuis voelen. Zoals de Engelsen zo mooi zeggen: a sense of belonging. Dat geeft een veilig gevoel. Maar die positieve connotaties: vertrouwen, geborgenheid, zorg, zijn we volstrekt vergeten in de afgelopen twintig jaar. We begrijpen veiligheid alleen maar in de negatieve zin van overlast en criminaliteit. Het taalgebruik staat bol van oorlogsmetaforen: we hebben het over de oorlog tegen drugs, de oorlog tegen terreur, de oorlog tegen misdaad. In Rotterdam hebben we stadsmariniers die optreden tegen onveiligheid, er zijn veiligheidsoffensieven, frontlijnwerkers... Die oorlogsmetafoor suggereert dat we een strijd aan het leveren zijn met de misdaad, op leven en dood. En als we die niet winnen, zijn we overgeleverd aan de wolven. Denk aan de term lone wolves, terroristen die op eigen houtje opereren. Beide metaforen kun je terugvoeren naar de zeventiende-eeuwse politiek filosoof Thomas Hobbes, maar ze zijn nog steeds enorm sterk. Los van de vraag of het klopt of niet.”

Kloppen die metaforen niet?

“Nee. Mensen als Steven Pinker en Frans de Waal hebben laten zien dat de oorlogstoestand van onze voorouders op de savanne zoals Hobbes die schetste, alsof mensen elkaar voortdurend de hersens insloegen, nooit zo heeft bestaan. Mensen waren van nature geneigd tot samenwerken, ook toen al. Het ging om samenleven, veel meer dan om overleven. Juist omdat we in kleine groepen samenleefden, dus geborgenheid hadden, ontstond er veiligheid. De metafoor van de wolf als bloeddorstig, solitair en agressief dier klopt ook niet. Ten eerste is de wolf niet solitair, hij leeft altijd in roedels. Binnen de roedels is er geborgenheid en samenwerking. Natuurlijk jaagt een wolf. Maar de neiging is om de positieve eigenschappen, van zowel de wolf als de mens, terzijde te schuiven. Bij samenleven gaat het dus om heel andere affecten: geborgenheid, toewijding, zorg voor de ander. We zouden er veel meer over moeten spreken in termen van het goede dan in termen van het kwade.” Steeds weer over de kwalijke kant van de mens praten is hysterie?

“Het idee dat we op het randje van de Apocalyps zitten, dat we overgeleverd zijn aan de wolven als we niet nog strenger handhaven en nog strengere wetten maken, en alles zien in termen van de wet en de wapenstok, is een vorm van hysterie. Ik heb zes jaar bij het Openbaar Ministerie gewerkt en ik zeg niet dat de wet en de wapenstok overbodig zijn. Bij misstanden moet je repressief optreden. Maar het

december 2019

35


✽ misdaad repressieve optreden van de afgelopen twintig jaar, gepaard met die hysterische taal die leidt tot meer wetten, nog straffere maatregelen, nog hogere boetes, meer camera’s enzovoort, heeft haar logische grens bereikt. Dan maakt het niet meer uit of er nog honderd camera’s bijkomen of de boetes verder verhoogd worden: het instrumentarium heeft zijn grens bereikt en het risico bestaat zelfs dat het omslaat in een negatief effect. Dat noem ik fantoomveiligheid: de aanpak van veiligheid die leidt tot meer onveiligheid.” Hoe werkt dat dan?

“Je ziet bijvoorbeeld veel buurtteams tegenwoordig. Het interessante is dat het overgrote deel daarvan surveilleert in wijken die al heel veilig zijn. Wat doen die teams? Ze kijken naar alles wat afwijkt van de norm: mensen met een baard, met een boerka, hangjongeren enzovoort. Als ze die zien, voelen ze zich onveilig en dat gaan ze met elkaar bespreken in de buurtapp. Op een simpel niveau zie je zo gebeuren dat in wijken die al heel veilig zijn, deze aanpak leidt tot een groter gevoel van onveiligheid, omdat alles wat van de norm afwijkt, die mensen schrik aanjaagt.”

dat? Omdat ze daarmee meer clicks genereren en dat betekent meer advertentieinkomsten. Hun verdienmodel is in potentie hysterisch.” Het infecteert volgens u ook de economie en de politiek?

“Hysterie heeft in psychoanalytische zin te maken met een tekort dat we voelen, dat inherent is aan de mens. Dat tekort kan nooit volledig worden ingevuld, het blijft altijd een tekort. Het heeft gemaakt dat de mens in de loop der eeuwen gezonder, welvarender en veiliger is geworden, want we hebben voortdurend gestreefd om het tekort op te vullen. Maar tegelijk leidt het tekort ertoe dat we voelen dat we nog niet alles hebben. Dat is de succesparadox: hoe veiliger, welvarender en gezonder we worden, hoe panischer we reageren op het laatste stukje tekort dat er nog is. Dat wordt in de economie ingezet om eindeloos spullen te blijven verkopen. Er komt elk jaar een nieuwe iPhone op de markt en iedereen weet dat het nieuwe model niet zoveel verschilt van het oude. Toch heb je de neiging om het nieuwe model aan te schaffen, om een gevoeld tekort op te vullen. De economie speelt dus handig in op het permanente gevoel van tekort.”

Maar als u het hysterie noemt, bedoelt u dan dat deze mensen ziek zijn?

“De term hysterie voor een geestesziekte is in de jaren tachtig uit de DSM geschrapt, het handboek voor artsen en psychiaters. Ik vat het op als sociologisch verschijnsel: het feit dat mensen zich enorm druk maken en daarbij zelfs de controle over hun gedrag kunnen verliezen. En dat ze zich voortdurend manoeuvreren in een soort slachtofferrol, waarbij ze zich bedienen van overdreven taal. Ik wil het niet meer als individuele ziekte zien; het gaat meer om massahysterie.” U schrijft dat hysterie is ingebed in de media.

“Een bekende criminoloog zei ooit: ‘Lees de Telegraaf niet en je hebt geen last meer van criminaliteit’. En je ziet het nog nadrukkelijker op sociale media als Facebook en Twitter: het model daarvan zorgt ervoor dat hysterische berichten, overdreven en aandachttrekkend, boven aan je tijdlijn komen. Waarom doen Facebook en Twitter

36

december 2019

Paspoort Marc Schuilenburg (1971) is universitair docent aan de afdeling Strafrecht en Criminologie van de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij studeerde rechten en filosofie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij werkte zes jaar voor het Openbaar Ministerie voor hij in dienst kwam bij de VU. In 2009 was hij docent van het jaar en in 2014 werd hem de Willem Nagel Prijs voor beste dissertatie toegekend voor zijn proefschrift Orde in Veiligheid: een dynamisch perspectief. In 2019 verscheen Hysterie. Een cultuurdiagnose (Boom Filosofie, 224 blz., € 22,50), waarin hij betoogt dat onze cultuur hysterie aanmoedigt, beloont en misbruikt. Schuilenburg woont met zijn vriendin en hun twee dochters in Rotterdam.

En in de politiek...?

“Politici zeggen: ‘Stem op mij en ik vul het tekort voor je in’. Ik werk nu tien jaar op de afdeling Strafrecht en Criminologie en ik heb nog niet één keer een persconferentie gezien van een minister van Justitie en Veiligheid die zegt: ‘Beste Nederlanders, het gaat heel goed, het is weer veiliger geworden’. Als de werkloosheid is gedaald, belegt de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid meteen een persconferentie om dat te vertellen. Met veiligheid doen we dat niet. Waarom niet? Omdat politici bang zijn voor theedrinkers te worden uitgemaakt, en niet te worden herkozen, als ze het niet alleen maar hebben over het bestrijden van criminaliteit. Dan zegt men dat ze het probleem miskennen, nooit in slechte wijken komen, niet met burgers praten, dat het grachtengordelbewoners zijn, linksmensen, gutmenschen, noem maar op.” Dat de cijfers niet kloppen...?

“Elk rationeel argument valt dan weg. Net zoals ik boze reacties krijg als ik op het Journaal vertel hoe veilig ons land is. Die boosheid en frustratie heb ik in mijn boek niet willen afdoen als onzin of onwetendheid, want ik denk dat die boosheid echt is. Blijkbaar zijn de gevoelens reëel en heeft het te maken met iets anders dan alleen criminaliteit of de afname ervan.” Gaat het om het verlies van geborgenheid?

“Geborgenheid begint in de baarmoeder. Het is interessant dat hysterie ooit begrepen werd als een ziekte van de baarmoeder; die zou gaan zwerven door het lichaam, op zoek naar sperma – want het waren meestal ongetrouwde vrouwen die hysterisch werden. Het idee van de zwervende baarmoeder werd pas in de zeventiende eeuw verlaten met de ontdekking dat de baarmoeder vastzat. Toen konden ook mannen hysterisch worden. Maar er zit nog steeds iets in het idee dat mensen opgewonden worden als ze het idee hebben dat ze hun geborgenheid kwijt zijn. En dat gebeurt als ze geconfronteerd worden met problemen die zo abstract en groot zijn dat ze die heel lastig kunnen vatten, zoals het klimaatprobleem en immigratiestromen. Maar ook door het huidige neoliberale beleid, dat ervoor heeft gezorgd dat de geborgenheid in de wijk op de tocht is komen te staan.


Marc Schuilenburg ✽

‘We hebben het gevoel ontheemd te zijn, of de sleutel van ons huis verloren te hebben’ zijn, of de sleutel van ons huis verloren te hebben.” Dus de fascinatie die er is rond geweld zegt vooral iets over onze angst om geborgenheid te verliezen?

Met de opkomst van het neoliberalisme – het idee van een grote globale markt – zie je dat het gemeenschapsdenken verloren gaat. Sinds de jaren zeventig speelt ook de ontzuiling, en ten derde is er een verlies aan buurthuizen en kleine bibliotheken, waardoor de geborgenheid onder druk komt te staan op lokaal niveau. Kortom, het thuisgevoel staat op het spel. En de politiek wil dat herstellen, maar doet dit vooral met defensieve middelen. Denk aan Trump en het bouwen van een muur met prikkeldraad. Mijn idee is dat je het gevoel van geborgenheid kunt opbouwen door veel meer aandacht te geven aan zaken als zorg en vertrouwen. We gaan uit van de banaliteit van het kwade, sinds Han-

‘Alles zien in termen van de wet en de wapenstok is een vorm van hysterie’

nah Arendt, in de overtuiging dat iedereen tot kwaad kan vervallen, maar we vergeten dat we elke dag ontstellend veel goede dingen doen. Dat noem ik de banaliteit van het goede. Ik wil niet zeggen dat mensen niet kwaad of agressief kunnen zijn, maar het is een ‘en-enverhaal’. Ja, de mens heeft de neiging om ruzie te maken, maar de mens doet ook heel veel meer. En die andere kant zijn we vergeten. In Rotterdam heb je bijvoorbeeld de Leeszaal, door bewoners opgericht omdat de bibliotheek werd wegbezuinigd en ze een ontmoetingsplek wilden creëren in de wijk. Daar werken nu zeventig, tachtig vrijwilligers, er worden kook- en naaicursussen gegeven, er wordt kleding geruild, er zijn leesavonden: puur om het gemeenschapsgevoel van onderaf te herstellen. “ U schrijft dat hysterie veroorzaakt wordt door het Unheimliche. Hoe zit dat?

“Het gevoel van het Unheimliche, met een term van Freud, ligt altijd in het Heim, in het huis, besloten. Hoewel we thuis zijn, hebben we toch het gevoel ontheemd te

“Die angst wordt geëxploiteerd en uiteindelijk kom je bij fantoomveiligheid. Dan heb je een samenleving gebaseerd op angst, en dat willen we niet, het is geen productieve manier om een samenleving in te richten. Ook vertrouwen kan mensen bij elkaar brengen, dat is het punt van mijn boek. Een samenleving die draait om waarden als toewijding, zorg voor de ander, vertrouwen, geborgenheid, is sterker – alles wat al zit in het woord samenleven. Daar is sociale verbeelding voor nodig. Die mis ik in de politiek. Daarbij negeren we dat criminaliteit er gewoon bij hoort, dat we die nooit helemaal weg zullen krijgen. Ik denk dat burgers best ontvankelijk zijn voor deze boodschap. Het is geen pleidooi voor soft zijn, maar voor de analyse dat een te sterke nadruk alleen op het kwaad en repressie uiteindelijk in het tegendeel omslaat. En alle bestuurders weten dat. Ik heb meer dan dertig burgemeesters gesproken en die zien dat allemaal. Je moet niet alleen onkruid wieden, maar ook af en toe een bloemetje planten.” Zoals in vergeving en barmhartigheid? Maar als slachtoffers vaker een stem krijgen, komt er dan niet minder ruimte voor vergeving?

“Integendeel. Het herstelrecht is enorm booming: als slachtoffers en daders met elkaar in contact komen, blijken slachtoffers heel vergevingsgezind te zijn. Je ziet ook: als mensen zelf gevraagd worden om rechter te zijn en een straf uit te spreken, en ze krijgen alle ins en outs van een strafzaak te horen, dan komen ze vaak tot een lagere straf dan een rechter. Mensen zijn niet zo wraakzuchtig.”

.

december 2019

37


✽ muziek

Karsu, zangeres

Tekst: Tom Engelshoven Beeld: Selcuk Danyildiz

‘Laat mij maar de boeman zijn’ Amsterdamse branie en Turks temperament. Zangeres en megatalent Karsu is populair in Nederland en Turkije. Zij roept jongeren op zich te verzetten tegen sociale druk en hun leven in eigen hand te nemen. Een gesprek over vooroordelen, verbinding, doorzettingsvermogen en hulp aan vluchtelingen.

e is een spraakwaterval, zegt ze ter begroeting in een hippe theebar in Amsterdam-West. Karsu betekent ‘sneeuwwater’. De 29-jarige zangeres en pianiste is geboren in Amsterdam, maar vernoemd naar Karsuköyü, de geboorteplaats van haar ouders. Haar vader is in 1980 Turkije ontvlucht, haar moeder kwam in 1970 in het kader van gezinshereniging naar Nederland. De avond tevoren heeft ze met haar vriendinnen een fles champagne ontkurkt om te vieren dat haar nieuwe, derde studioalbum Karsu in Turkije op nummer een is binnengekomen. Op de hoes van het album prijkt ze in het rood. Ze heeft wat met die kleur. “Rood staat voor liefde en kracht. Rood zet mensen aan tot het ondernemen van actie. Mijn plaat roept vooral jongeren op om zelf hun leven in regie te nemen en niet te veel naar een ander te luisteren, wat de balans van je leven kan verpesten. In Nederland geeft iedereen ongevraagd een mening over elkaar, maar in Turkije heerst erg veel sociale druk. Moeten presteren, moeten

Z

38

december 2019

trouwen, in een hokje passen, doen wat de maatschappij van je verwacht.” Haar boodschap gaat de hele wereld aan, zegt ze, heus niet alleen Turkije of Turkse mensen in Nederland. Karsu ziet zichzelf nadrukkelijk als wereldburger. “Ik treed in december op in Kazachstan en in april in New York. Dit thema speelt in veel culturen. In de Hindoestaanse gemeenschap heeft het sterke ons-kent-onsgevoel vooral bij jonge meisjes een heel hoog zelfmoordpercentage tot gevolg. In Amerika spitst de discussie hierover zich weer heel erg toe op pesten. Maar omdat de helft van de teksten op mijn plaat Turks is, komt de boodschap natuurlijk in Turkije makkelijker binnen.” Sana Ne is zo’n nummer dat in Turkije erg aanslaat. Dat betekent: ‘Bemoei je met je eigen zaken’. Tegen wie is dat gericht?

“Tegen de hele maatschappij. Maar vooral tegen de ouderen. Iedereen controleert elkaar. Hier in Amsterdam-West wonen ook heel veel Turkse mensen. Toen ik hier in de zomer in een rokje en topje rondliep, werd ik aangesproken door Turkse vrouwen. Die konden dan weer niet geloven dat ik in Amsterdam geboren was. Ze zeiden: ‘Jij bent vast een rijke studente uit Istanbul’. Zo zie je, we hebben veel vooroordelen over elkaar. Maar het kan me echt niets schelen wat een ander van me denkt. Daar gaat de plaat ook over. Toen ik Sana Ne voor het eerst in Turkije zong, vertelde ik er mijn ervaringen bij. Het is daar best een punt dat ik niet getrouwd ben. Er gaat wel een schok door de zaal als ik dan keihard Sana Ne zing. Na de show ging ik met een vriendin kebab eten. Ze zei: ‘Weet je waarom dat nummer in Turkije zo hard binnenkomt? Omdat veel jongeren met respect zijn

opgevoed. Je kunt dat niet zeggen tegen een ouder iemand. Hoogstens denken. En jíj schreeuwt dat van het podium! Maar je zegt wel wat we allemaal denken’. Dat vind ik tof. Dan denk ik: ja, laat mij dan maar de boeman zijn.” En bén je de boeman?

“Ik denk het wel, ik heb in Turkije op sociale media ook wel een beetje backlash gehad. Zo van: ‘Probeer jij onze meiden gek te krijgen?’ Maar: I don’t care. Mijn team, de mensen met wie ik werk, vonden ook: moet dat nou? Maar dan houd ik mijn poot stijf. In een ander liedje – Tavla – gaat het over een relatie die slecht afloopt. De tekst heeft – heel Turks – de vorm van een sprookje. Aan het eind zing ik: ‘We leefden nog lang en ik hoop jij altijd ongelukkig’. Mijn management zei: ‘Dat klinkt wel heel gemeen. Dat moet je niet doen’. Maar ik zei: ‘Echt wel’. Dat is meer het Amsterdamse in mij dan dat ik zo rebels ben. Ik voel me Amsterdammer, meer nog dan Nederlander, maar ik ben absoluut erg Hollands opgevoed. Ik vond het daardoor heel moeilijk om überhaupt in Turkije te werken. Het eerste jaar heb ik echt moeite gehad. Er wordt niet gecommuniceerd, niet vergaderd. Dingen worden heel snel geregeld. Voor een optreden in Nederland word ik anderhalf jaar van tevoren gebeld, maar voor een optreden in Turkije kan ik nu gebeld worden en over een week sta ik voor 2.000 man te spelen. Ik heb een Nederlands paspoort, maar ik voel me zeker ook Turks. Dat uit zich in heel positieve dingen. Gastvrijheid bijvoorbeeld. In mijn aard zit ook dat ik mensen blij wil maken. Daarom maak ik ook muziek en entertain ik. Ik houd ook heel erg van koken. Als een vriendin ziek


Karsu: ‘Baklava en pepernoten: allebei lekker’

december 2019

39


✽ muziek is, ben ik de eerste die met een pannetje soep voor de deur staat. Maar ik ben ook een Amsterdamse flapuit. Daar moeten de mensen vaak aan wennen. Niet alleen in Turkije, overal in de wereld. Als ik met mijn vriendinnen in Amsterdam praat – de een is Latina, de ander Afrikaanse en de andere komt uit Friesland – dan gaat het helemaal niet over cultuurverschillen. Maar over hoe het is om een meisje te zijn van rond de dertig. Over keihard werken en carrière maken. Over kleine dingen die eerder verbinden: ‘Heb je de nieuwe collectie van Zara al gezien?’ Ik denk en hoop dat mensen in Amsterdam blind zijn geworden voor etniciteit. Wij praten thuis ook Turks én Nederlands door elkaar. Wij vieren zeker Suikerfeest met de familie. Een soort paasontbijt, zonder vasten. En wij vieren ook Sinterklaas. Dat is net zo leuk als Suikerfeest. Met Suikerfeest krijg je baklava en met Sinterklaas pepernoten. Who cares, allebei lekker.” Ze was net zo gelukkig geweest als ze daar in een Turks dorp was geboren en opgegroeid, mijmert ze. “Dat weet ik omdat ik mijn nichtjes daar zie. De een heeft iets met olijfolie gestudeerd, de ander ging naar de kunstacademie, weer een andere is lerares geworden. Ze hebben zich allemaal kunnen ontwikkelen Of ik daar een piano was tegengekomen, weet ik niet. Maar qua opvoeding, qua normen en waarden zijn we exact hetzelfde. Misschien ben ik in hun ogen iets vrijer. Ik volg niet het patroon verliefd-vriendje-trouwen-kinderen. Lang leve de lol nog steeds, ik denk wel tot mijn veertigste. Anderzijds: mijn vriend en ik zijn al twaalf jaar samen, de laatste drie jaar wonen we ook samen.” Heeft Nederland een verkeerd beeld van Turkije?

“Alle landen hebben een vooroordeel over elkaar. Wat heel erg wordt ontkracht als je het zelf gaat bezoeken. Als mijn muzikanten naar Turkije komen, vallen ze van hun stoel van verbazing. Istanboel is nog hipper dan Amsterdam. Mensen genieten er echt wel, voor zover het kan. Maar natuurlijk, dat moet ik erbij zeggen, gaan we wel naar de mooie en fijne plekken. Maar andersom geldt het ook voor Nederland. Ik heb ook vrienden in Turkije die denken dat iedereen in Amsterdam dagelijks aan de drugs zit.

40

december 2019

Dat klopt ook niet, maar leg dat maar eens uit. En dat we de hele dag alleen maar kaas eten.” Aan erkenning heeft Karsu geen gebrek. Ze speelt overal ter wereld voor volle zalen. Maar toen ze in 2016 een Edison kreeg voor haar tweede album Colors barstte ze voor de camera in huilen uit. Het zat haar nog steeds hoog dat ze enkele jaren eerder was afgewezen op het conservatorium. “Wat me drijft? De wil om mezelf te bewijzen. Ik had dit beroep niet gekozen als ik niet de allerbeste wil zijn. Ik ben niet van de kantjes eraf lopen. Het strijdlustige heb ik van mijn vader en het me willen bewijzen komt van mijn moeder. In de jaren zeventig werd tegen haar gezegd, in Nederland: ‘Hé! je bent een meisje, ga maar lekker naar de huishoudschool’. Ze had atheneum-gymnasiumniveau. Mooi niet, dacht ze. Nu is ze afgestudeerd onderwijskundige. Zo heeft ze mij en mijn zusje ook opgevoed. Als iets niet lukt, niet bij de pakken neerzitten. Harder vechten! Toen ik was afgewezen door het conservatorium, zei ze: ‘Ga jij nou in een hoekje zitten janken? Zo heb ik je niet opgevoed’. Heel Hollands dus. Opstaan en door. Gewoon keihard werken. Als in Turkije een kindje valt, dan pakt de moeder het op en gaat meehuilen: ‘Oh, mijn schat,

Paspoort Karsu Dönmez (Amsterdam, 1990) is zangeres en pianist. 2004: begint op te treden in het Turkse restaurant van haar vader in de Pijp in Amsterdam. 2006: studeert met een beurs van de Clinton Foundation aan de universiteit van Rhode Island, Verenigde Staten. 2007: treedt voor het eerst op in Carnegie Hall in New York. 2010: eerste tournee, uitverkochte zaal in het Concertgebouw in Amsterdam. 2012: eerste studioalbum: Confession. 2016: ontvangt een Edison voor haar tweede album Colors. 2019: haar derde studioalbum Karsu belandt op nummer één in Turkije. www.karsu.nl

mijn baby, wat erg, je bent gevallen’. In Nederland is het: ‘Opstaan, niks aan de hand!’ Zo zijn wij opgevoed. Met de fiets naar school door de regen. Waarom moest dat van mijn moeder? Om je keihard te maken, zei ze dan. En ja, ik kan heel hard zijn. Tegen de mensen van het conservatorium: ‘O ja? Jullie willen mij niet? Nou, ik laat het zien’. Maar ook in discussies, in the heat of the moment kan ik héél ver gaan! Ik ben heel aardig en lief, maar ik kan je rauw eten, geloof me.” Tien jaar geleden reed ze tegen een boom. “Ik ben uit de auto gezaagd. Ze dachten dat ik dood was. Dat was vlak na die afwijzing van het conservatorium. In het ziekenhuis, glasscherven nog in mijn hand, onder het bloed, dacht ik: holy shit, het kan zo voorbij zijn! Vanaf nu ga ik het allerbeste uit het leven halen. Als ik sterf, wil ik tevreden kunnen terugkijken. Met die insteek leef ik. Ik ben deze carrière niet begonnen om daarover spijt te krijgen. Op mijn negentiende stond ik voor de derde keer in New York in de Carnegie Hall. Ik kreeg zoveel kansen en ik hoefde er destijds nog niet zoveel voor te doen. Ik dacht: ik kan gaan studeren en psychologe worden – dat wilde ik graag – maar dan heb ik op mijn vijftigste vast spijt dat ik niet geprobeerd heb muzikant te worden. Als het niet lukt, kan ik altijd nog gaan studeren. Want mijn moeder is afgestudeerd op haar 42ste. Zij is een goed voorbeeld. Eigenlijk zit ik voor mezelf nog steeds in die probeerfase.” Heb je geen hogere machten aangeroepen, toen je uit die auto gezaagd werd?

“Nee, ik dacht alleen maar: ik heb mama’s auto stuk gemaakt; die was total loss. En ik dacht aan mijn vingers, al die glasscherven in mijn handen. Die wilde ik eruit halen, maar dat mocht niet van de arts, terwijl ik die week op North Sea Jazz moest spelen. Ik vind religie een interessant gegeven. Ik heb ook heus wel vragen over hoe, wat, waar. Maar ik ben heel nuchter op dat gebied. Ik ben niet gelovig opgevoed, mijn ouders zijn ook niet praktiserend, maar ze hebben ons geleerd ieders religie te respecteren. Ik ben nog nooit naar een moskee geweest. Oh, ja toch, ik was als toerist in de Blauwe Moskee in Istanboel. Of je gelovig bent, hangt


Karsu ✽

‘Ik ben heel aardig en lief, maar ik kan je rauw eten, geloof me’

heel erg af van de omgeving waarin je bent opgegroeid. De vrienden van mijn ouders zijn veelal half Nederlands en half Turks. Mixed couples en zo. Je kiest de mensen met wie je omgaat. Mensen met wie je je kunt identificeren. Op de basisschool had ik een aantal Turkse vriendinnen. Ze waren er toen al mee bezig dat ze op hun achttiende gingen trouwen. Dat vond ik zo’n ver-vanmijn bedshow! Ik kreeg een Hollandse

vriendin, die zei: ‘Ik ga eerst een jaar door Azië reizen’. Toen dacht ik: my girl!” In 2016 zat Karsu in een dip. “Optreden is elke keer hotel-bus-optreden-applaus-hotel-bus-optreden. Ik vond het op dat moment ontzettend zwaar. Ik zei bij mezelf: Ik ga bij de McDonald’s werken, ik wil totaal wat anders doen. Je wordt constant geprezen, iedereen zegt steeds maar dat je geweldig bent. Het klinkt erg arrogant,

maar ik kon er niks meer mee. Je kunt niks anders zeggen dan dank je wel. Je wilt iets terugdoen! Toen zag ik op Facebook een oproep van een vriendin om te helpen bij het opvangen van vluchtelingen op het Centraal Station in Amsterdam. Ik heb toen snel tien Turkse pasteitjes gemaakt en die daarheen gebracht. Die waren zo op. De volgende dag twintig. Al gauw stond ik dagelijks in de keuken schalen vol de oven in te schuiven. Toen leerde ik de kracht van de sociale media kennen. Ik postte: ‘Jongens, er is wat aan de hand, ik heb broodjes nodig’. Er waren meteen bedrijven die reageerden. ‘Ja, we hebben over, die kunnen we komen brengen’. Ik dan terug: ‘Nou, we staan op perron 5!’ Daar kwamen vluchtelingenkinderen aan. Met ouders, maar ook zonder. We droegen shirts met daarop in het Arabisch: ‘Je bent hartstikke welkom’. Veel van hen waren heel schichtig: ‘Wat is dit nou weer?’ Bed-bad-brood. Dat was eigenlijk wat we deden. Eerste opvang. Sommigen wisten helemaal niet waar ze beland waren. ‘Parijs?’ ‘Nee, jij bent in Amsterdam’. Dan wisten ze niet waar dat lag. Het was een heel heftige periode, omdat ik ook bleef optreden. Op een avond stond ik letterlijk voor het koningshuis te spelen in Carré. In een jurk van een paar duizend euro, mijn haar werd gedaan et cetera. Dezelfde avond ging ik nog op de fiets in mijn spijkerbroek naar ‘t Centraal. Ik dacht: we leven in een crazy wereld. Ik voelde me ontzettend schuldig over mijn leven, dat ik trots en blij was omdat ik in Carré had gezongen. Kort daarop vroeg mijn vriend me uit om samen sushi te gaan eten. Hij zag me in die tijd amper, ik was steeds maar op het Centraal. Ik kreeg die sushi niet door mijn keel. Op hetzelfde moment waren er vluchtelingen die met de trein aankwamen, snap je? Maar mijn moeder zei: ‘In het vliegtuig moet je ook eerst je eigen zuurstofmasker opzetten, dan pas voor een ander’. Dat vond ik mooi gezegd. En toen at ik die sushi.”

.

december 2019

41


Gerko Tempelman: ‘Ik ben ongeneeslijk religieus’

42

december 2019


Gerko Tempelman, theoloog

postmodern geloof ✽

Tekst: Elze Riemer Beeld: Michiel Wijnbergh

‘De dood van God is niet het einde’ “Het touwtje met de hemel doorknippen is het meest spirituele dat ik ooit heb gedaan”, zegt theoloog Gerko Tempelman. “En dat adviseer ik de lezer ook: stop met geloven, laat het bouwwerk in elkaar storten. Zo schep je ruimte voor iets nieuws.” ilosoof en theoloog Gerko Tempelman (1988) verloor zijn geloof tijdens zijn studie theologie aan de Vrije Universiteit. Hij groeide op in een streng vrijgemaaktgereformeerd milieu, waar hij al werd gewaarschuwd om niet naar de Vrije Universiteit te gaan, om precies deze reden. Maar wat ze hem niet vertelden was dat het verliezen van dat geloof voor hem een bevrijding zou zijn. Juist door het bouwwerk af te breken dat het geloof voor hem was, ontstond er ruimte voor een nieuw soort geloof – wat hij ‘postmodern christendom’ noemt. Hij schreef er een boek over: Ongeneeslijk religieus; Waarom God verdween uit onze wereld/mijn leven en waarom steeds meer filosofen zeggen dat-ie terug is, dat dit jaar de shortlist haalde voor ‘beste theologische boek’. In het boek laat hij zien dat ‘de dood van God’ juist het begin kan zijn van iets moois.

F

Ongeneeslijk religieus; dat klinkt als een ziekte... In ieder geval niet als iets waar je blij mee bent.

“Het is die religieuze snaar waar ik maar niet vanaf kom, zelfs al zou ik dat willen. Het boek laat mijn zoektocht zien naar wat er overblijft nadat ik mijn geloof als een ui heb afgepeld; het is in die zin een weerslag van een postmoderne deconstructie van

mijn geloof. Bij een ui blijft er dan niks meer over, bij mij wel. Ik zou dat niet direct geloof willen noemen, wel ‘ongeneeslijk religieus’. In het boek laat ik ook zien hoe mijn persoonlijke verhaal parallel loopt met ‘de dood van God’ in het westerse denken. Waar velen de neiging hebben om het daarbij te laten, wil ik kijken naar hoe dat nihilistische perspectief juist ruimte biedt voor een nieuw soort religiositeit, die postmodern is ingekleurd. Ik vind hierin veel inspiratie bij filosofen uit de hoek van de relatief nieuwe radical theology, die precies dat doen: vanuit een postmoderne filosofie teruggrijpen naar het christelijke verhaal. Atheïstische filosofen die zeggen: ‘Kijk hoe interessant dat christelijke verhaal is’. Dat vind ik mateloos boeiend. Er is de impliciete veronderstelling dat je niet met filosofie bezig kunt zijn als je tegelijkertijd nog in God gelooft. Dat het iets is waar je overheen zou moeten groeien omdat serieuze filosofen onmogelijk in een God kunnen geloven. De filosofen Slavoj Žižek en John Caputo, die uitgebreid aan bod komen in mijn boek, laten zien dat je zowel filosoof als gelovige kunt zijn.” Waarom heb je dit boek geschreven?

“Ik heb best veel vrienden en contacten die dezelfde achtergrond hebben als ik, maar geen idee hebben van wat ze met die achtergrond moeten. Ze ervaren hun achtergrond vooral als vervelend en als iets wat totaal niet past in een moderne wereld. Ze zetten als gevolg alles wat met het christelijk geloof te maken heeft overboord. Het overkomt hen meer dan dat ze daar zelf een keuze in maken. Het lukt ze simpelweg niet om er een vervolg aan te geven, omdat ze denken dat dit niet mogelijk is. Ik wil laten zien dat er meer is dan het omarmen dan wel afwijzen van het christelijk geloof. Dat je misschien zelfs op een spannende,

intellectuele en postmoderne manier met die thema’s bezig kunt zijn – dat je niet achterlijk hoeft te zijn omdat je nog wat met het geloof hebt.” Wat me opviel bij lezing van je boek is hoe rationeel je het geloof aanvliegt. Maar is geloof nou niet juist iets wat het rationele overstijgt?

“Mijn boek is inderdaad een grote rationele onderneming. Maar dat is nu eenmaal hoe ik in elkaar zit, die rationaliteit is mijn register. Ik zie het als een poging van mij om met mijn middelen ruimte te scheppen voor iets wat verder gaat dan die rationaliteit. Ik zie mezelf daarbij stuiten op de grens van de rationaliteit, waarachter het domein van geloven en religie begint. Maar om iets te zeggen over dat domein, daar ben ik simpelweg niet zo geschikt voor. Ik héb ook niet zoveel andere registers dan dit. Ik word wel geraakt door dingen, bijvoorbeeld wanneer ik een vernieuwend theologisch boek lees. Dat lees ik op het strand in de vakantie, dat vind ik echt interessant. Voor mij zit er een zekere spiritualiteit in het rationele. Het christelijk verhaal kun je op zoveel verschillende manieren bekijken. Als iemand mij helpt het weer vanuit een ander perspectief te bekijken, dan heb ik een soort homerun.” Je schrijft dat het boek een weergave is van een zoektocht. Waar zoek je precies naar?

“Kijk, op dit moment heb je eigenlijk twee smaken in het christendom: orthodoxie en vrijzinnigheid. Het nadeel van orthodoxie is dat ze alles van God verwachten, wat echt problematisch is sinds Auschwitz. Ik vind dat een theoloog als Tim Keller zestiende-eeuwse antwoorden geeft op 21ste-eeuwse vragen. Vrijzinnigheid heeft als nadeel dat alles uit de mensen moet

december 2019

43


Een inspirerend boek waarin Henri Nouwen zelf ook uitgebreid aan het woord komt over leven en dood, over vreugde en verdriet, over eenzaamheid en thuiskomen en over kracht en kwetsbaarheid. Barbara Zwaan, Jan van den Bosch, Mirjam van der Vegt en Inigo Bocken schrijven vanuit hun persoonlijke betrokkenheid over Henri Nouwen.

Een brief naar de gevangenis

‘Mijn kinderen en ik worden ook gestraft’

‘Ik kende je nog maar net, toen je vertelde dat je een strafblad had. Ik zei toen: “Als jij ooit weer de bak indraait, is het klaar.” Maar toen dat gebeurde en ik je kwam opzoeken in het Huis van Bewaring dacht ik: “Nee, het is niet klaar. Ik wil met je verder.” Maar begrijp je wat dit voor mij betekent? Jouw inkomen is weggevallen en ik heb geen werk omdat ik voor onze kinderen moet zorgen. Alles loopt gewoon door. Ik moet alle rekeningen zien te betalen, de kinderen opvoeden,

werk zien te vinden. Onze families hebben ons laten vallen. Ik ben eenzaam. Nog even en dan zijn de december feestdagen er weer. Voor jou moeilijk, maar voor mij ook. Ik wil je vertellen dat ik hulp ben gaan zoeken. Ik vond op internet het nummer van Gevangenenzorg Nederland. Ze regelden een vrijwilligster voor me. Dat is zo fijn: er is iemand die naar me luistert, me niet veroordeelt en met me meedenkt. Ik kan het nu wat beter aan om nog een jaar te wachten tot je thuiskomt.’

Erica (vrouw van een gevangene)

Wij geloven in herstel en begeleiden gevangenen en hun familieleden op hun weg naar een leven zonder criminaliteit. Helpt u mee? www.gevangenenzorg.nl/help-mee/doneren

Geliefd Henri | isbn 9789493161153 | 76 pag. | € 9,95


Gerko Tempelman ✽ komen. Dat vind ik net zo leeg en onmogelijk als de orthodoxie. Want sinds Auschwitz is het onmogelijk om te denken dat mensen het allemaal zelf kunnen regelen. Dat is de spagaat, dus ik voel me niet thuis in beide kampen. Ik ben echt op zoek naar een tussenvorm, die ik vooralsnog gevonden heb in de radicale theologie, omdat zij vertrekt vanuit het nihilistische idee van Nietzsche dat God dood is. Maar hij voegt daar óók aan toe dat het daar niet eenvoudiger van wordt; volstrekt nihilisme is niet iets wat je wilt, het maakt cynisch en bitter, dus moeten we wat verzinnen om daar uit te komen. In die radicale theologie laten filosofen die in de school van Nietzsche staan, zoals Žižek, zien dat juist het christelijke verhaal zelf ons aanknopingspunten biedt om om te gaan met dat nihilisme. Het verhaalt van een God die afsterft, die op een bepaalde manier alle verwachtingen aan zijn adres aan het kruis meeneemt en laat verdwijnen. Daar zit van beide kanten, zowel van de orthodoxie als van de vrijzinnigheid, iets in. Je zou het een postmodern christendom kunnen noemen.”

Ik heb dat een leven lang gehoord, in de gereformeerde en evangelische wereld: ‘Tuurlijk kun je God niet snappen, God is groter dan jij’ et cetera. ‘Wat jij moet doen is het uit handen geven’. We leven in een tijd waarin we hebben geleerd om alles stuk te redeneren, waardoor we uiteindelijk allemaal cynicus worden. Dat maakt het heel moeilijk om tot overgave te komen. Dat is waar veel mensen inzitten nu, terwijl ze daar tegelijkertijd mee worstelen – want wat blijft er dan nog over? Er is wat dat betreft een zingevingsvacuüm. Het is zoals Nietzsche de dood van God weergeeft, namelijk als het uitwissen van de horizon en het loskoppelen van de zon van de aarde. Waarom hij dat zo formuleert? Om weer te geven in wat voor crisis mensen terechtkomen zonder God, een crisis waarin ze betekenisloos op deze planeet rondzwerven zonder te weten hoe het nu verder moet. Ik denk niet dat die mensen geholpen zijn met het idee dat ‘je je gewoon moet overgeven aan het mysterie’. Dat God doodgaat, dáár kunnen we niks aan doen, maar we kunnen wél kijken naar hoe nu verder.”

Wie was God voor je toen je nog gereformeerd was en wie is God nu voor jou?

Hoe nu verder dan, na die postmoderne deconstructie van het geloof?

“Hij was de belichaming van een manier van kijken naar de werkelijkheid. De bril waardoor ik naar de werkelijkheid keek. Zo geloofde ik in een God die het beste met ons voorheeft waardoor ik bijvoorbeeld niet uit de voeten kon met het feit dat het op Koninginnedag regende. Het kleurde mijn perspectief in alle opzichten. Nu heeft God voor mij te maken met alles waar we rationeel gezien niet uitkomen. Als God bestaat, en ik hoop dat, dan houd ik er rekening mee dat hij op een of andere manier betrokken is bij de werkelijkheid. Daar raak je aan als je een kind krijgt, of als je overvallen wordt door schoonheid. Paul Tillich beschrijft God als de ground of being; zo zie ik het ook. Het gaat voorbij de vraag of God wel of niet bestaat als entiteit, en kijkt naar wat daaronder ligt. God presenteert zich meer als mogelijkheid dan als werkelijkheid.”

“De dood van God is niet het einde, het is voor mij juist het begin geweest van iets moois. In het boek schrijf ik dat het touwtje met de hemel doorknippen het meest spirituele is dat ik ooit heb gedaan. En dat adviseer ik de lezer ook: stop met geloven, laat het bouwwerk in elkaar storten. Zo schep je ruimte voor iets nieuws, en dat nieuwe kan spiritueel, mystiek en misschien zelfs God zelf zijn. Zolang je je geloof en godsbeelden niet kunt loslaten, en rusteloos blijft, zal dit een blokkade voor je zijn. Ik heb mensen horen vertellen over het moment dat ze hun geloof waren verloren. Ze praatten erover alsof het een bekering was, dat ze de vogels hoorden fluiten en dat de lucht opklaarde. Het is een soort bevrijding, van iets wat in de kern juist niet-christelijk is.”

In hoeverre heeft geloof, in jouw register, nog iets te maken met overgave en vertrouwen?

“Na het boek heb ik me een stuk vrijer gevoeld om stappen te maken richting meer betrokkenheid bij Stroom, een christelijke gemeenschap hier in Amsterdam. Ik ga er regelmatig voor. Dan moet ik een postmo-

“Ik twijfel erover of het zo is dat het geloof een zaak van overgave en vertrouwen is.

Hoe kreeg die bevrijding vorm in jouw leven?

dern verhaal vertellen over het evangelie. Daar moet ik dan, vind ik, iets zeggen over de betekenis van het kruis en de opstanding, en wat daarin goed nieuws is voor vandaag. Dat vind ik een heel ingewikkeld format. Ik moet gaan vertellen wat het evangelie betekent voor vandaag. In bijna alle gevallen heb ik werkelijk geen idee. Maar ik heb wel het idee dat in het evangelie iets zit en ik wil mezelf dwingen me in dat format te bewegen. Het is het format van de christelijke traditie en daar wil ik iets mee. Dan probeer ik een week lang er iets uit te persen, soms lukt dat, maar soms niet en dan zeg ik dat gewoon: ‘Ik kom er niet uit’. Dat vinden mensen prima, want het is ook niet makkelijk. Het boek heeft me geholpen dat oké te vinden, dat dit intellectueel te rechtvaardigen is.” In je boek schrijf je meerdere keren ‘waar je mee omgaat word je mee besmet’. Daarnaast schrijf je dat je vrouw uit de evangelische hoek komt. Ben je ook op een bepaalde manier ‘besmet’ door haar, qua geloof?

“Niet dat ik zelf zie. Ik beschrijf ook in het boek dat dit een lastig thema is voor ons, dat we spiritueel gezien allebei op ons eigen eilandje zitten. We zijn nu wat langer onderweg en ik heb geleerd dat daar geen verandering in komt. Ik ben erachter gekomen dat ik veel starder ben in de manier waarop ik tegen geloof en spiritualiteit aankijk dan ik zou willen. Ik zou willen dat ik God net zo vrij en vrolijk in de dingen kon ervaren zoals zij dat kan. Maar ik kan dat niet.” Houdt het zoeken een keer op en zo ja, wanneer?

“Ik ervaar zoeken niet als negatief. Ik denk dat de zoektocht nooit eindigt, en dat dat juist bij het ongeneeslijk religieuze hoort. Veel mensen zijn niet blij in hun zoeken, ervaren het als rusteloos, onrustig. Ze hebben het gevoel dat ze ergens moeten landen. Ik bloei er juist van op. Dat gun ik iedereen die dit boek leest: er vrede mee hebben dat je niet bij A of B uitkomt, dat het ingewikkeld is en dat het daarom juist ook mooi is.”

.

Gerko Tempelman: Ongeneeslijk religieus (KokBoekencentrum, 176 blz., 17,99).

december 2019

45


✽ ‘Echo’

Rúnar Rúnarsson toont hoe de wereld een dorp wordt

SMARTPHONE MAAKT ONS ALOMTEGENWOORDIG In de filmrubriek deze maand aandacht voor de nieuwe IJslandse speelfilm Echo van filmmaker Rúnar Rúnarsson, die zich afspeelt rond kerst en Oud & Nieuw. De hoofdpersoon in de film is de IJslandse samenleving zelf, die opvallend veel gelijkenissen vertoont met Nederland. Ook toont de film hoe wonderlijk veel invloed de smartphone heeft op ons dagelijks bestaan. ilmscenaristen moeten lange tijd hebben geworsteld met de komst van de mobiele telefoon die daarna de smartphone werd. Dit wonderbare stukje communicatietechniek, dat iedereen continu in zijn handpalm of broekzak met zich meedraagt, heeft veel van de filmische verbeeldingskracht van zijn romantiek beroofd. Vroeger kon je een personage smachtend en eenzaam positioneren op een rotskust, uitkijkend over de blauwgrijze golven van een zee, verlangend naar geliefden die onbereikbaar ver verwijderd zijn. Heden ten dage is dat een onmogelijkheid geworden, omdat ieder droevig mens onmiddellijk een telefoon uit zijn zak zal opdiepen en zijn ouders, vrienden, familie of geliefde opbelt. Hoe kan een moderne filmmaker nog een beeldtaal vinden om menselijk verlangen op het witte doek te schilderen?

F

IJslandse samenleving Ook menig thrillerschrijver zal met de handen in het haar hebben gezeten, want veel aloude situaties werken niet langer in een modern filmscenario. Vroeger was het eenvoudig om een kwetsbaar personage te plaatsen in een afgelegen gebied of in een leegstand pand, waar hij niemand om hulp zou kunnen roepen in het geval een moorddadig figuur hem lastigvalt. Tegenwoordig kan het slachtoffer van dienst zijn smartphone erbij pakken en niet alleen hulp inroepen, maar ook live op Facebook filmen wat hem overkomt. Die technische

46

december 2019

mogelijkheid heeft veel impact op hoe een plot zich ontwikkelt. Tegelijkertijd biedt de mobiele telefoon ook dramaturgische kansen, zoals zichtbaar wordt in de nieuwe speelfilm Echo van de IJslandse filmmaker Rúnar Rúnarsson. Rúnarsson had al een paar filmtitels op zijn naam staan en werkte aan een nieuw filmproject, toen hij bij zichzelf een tegenzin opmerkte om weer het gebruikelijke plot te schrijven: van een hoofdpersonage dat in een crisis terechtkomt, daarmee worstelt, zich hervindt en als een veranderd mens boven water komt. In plaats daarvan besloot hij niet een mens, maar de IJslandse samenleving als hoofdpersonage te nemen. Zijn speelfilm bestaat uit 56 achtereenvolgende tableaux vivants: elk shot gefilmd vanaf een statief, zonder camerabeweging, zonder terugkerende personages en nagenoeg zonder professionele acteurs. Veel van de scènes zijn fictief, anderen zijn gewoon geplukt uit de IJslandse werkelijkheid. Dat de film toch het ritme van een plot heeft gekregen, komt doordat de scènes zijn gesitueerd rond en tijdens de kerstdagen en het einde van het jaar. We zien kerstgezang op een stadsplein, een afbrandende boerderij waarnaar mensen verwonderd kijken, een oudere vrouw die tot groot vermaak van haar familie een virtual reality-bril opdoet, drie dronkaards die Monopoly spelen, vleeshouwers in een abattoir die meedeinen op jingle bells, karrenvol supermarktrestanten die in een container worden gegooid, een meisje dat

tevergeefs haar vader wil laten horen hoe goed ze een pianostuk heeft ingestudeerd, een chagrijnige workaholic in een winkel vol kerstbomen, we zien de geboorte van een baby terwijl buiten Nieuwjaar wordt gevierd.

Teleporteren Allereerst valt op hoezeer de IJslandse samenleving gelijkenissen vertoont met de onze. Het is alsof je Nederland ziet, maar dan vlakbij de poolcirkel en omringd door bergen. In ons land halen we precies zo een auto door een wasstraat, lopen we precies zo door een warenhuis, staan mensen precies zo in de rij voor een voedselbank, hebben we precies dezelfde discussies over de omgang met immigranten en het bedrijfsleven, huren we precies dezelfde Polen in als goedkope krachten voor de bouw en laten we dezelfde vuurpijlen de lucht ingaan als het twaalf uur slaat en het nieuwe jaar aanvangt. We leven kortom in een geglobaliseerde cultuur en deze speelfilm van Rúnar Rúnarsson is daar een scherpe weerslag van. Een belangrijke oorzaak van die haast uniforme wereldcultuur is de moderne communicatietechniek, die van onze aardbol welhaast een dorp heeft gemaakt. Bijna alle personages dragen prominent een smartphone bij zich, al of niet verbonden aan een headset op het hoofd. En hier komen die nieuwe dramaturgische mogelijkheden aan het licht. Lichamelijk zijn we beperkt tot de plek waar we ons bevinden, maar dankzij de smartphone


film Jurgen Tiekstra ✽

Tableau vivant uit de film Echo: ouders verdringen zich om, met hun smartphone, een foto of filmpje te maken van het kerstspel van hun kinderen.

kunnen we onszelf moeiteloos teleporteren naar andere locaties. Dat kan een filmscène een dramaturgische laag geven die eerder veel minder mogelijk was. Zo zien we een man van eind dertig die kennelijk een bibliotheekmedewerker is en boeken staat te sorteren. Ondertussen voert hij een telefoongesprek met iemand die zijn moeder blijkt te zijn. Heikel onderwerp van gesprek is de aankomende kerstmaaltijd. Het kerstdiner zorgt nu al voor frictie tussen de twee generaties, aangezien de moeder walvisvlees wil serveren maar de zoon daar principieel op tegen is. Hij wil met name niet dat zijn eigen kinderen opgroeien met het idee dat het normaal is walvisvlees te eten. Zijn moeder heeft moeite te begrijpen dat iemand uit principe tegen walvisvlees kan zijn en oppert daarom het gerecht anders te bereiden, omdat het haar zoon vast om de smaak zal gaan.

In je luchtbel Rúnar Rúnarsson kijkt zo met een tamelijk liefdevolle blik naar het menselijke gestuntel van de moderne IJslander, in wie wij ons zo goed herkennen. Treffend en komisch is de scène waarin een ouderwets verkeersmisverstand een onverwacht hoogmoderne draai krijgt, als een man

achteruit wil inparkeren maar de chauffeur achter hem daar de ruimte niet voor geeft. Hij stapt uit om te vertellen wat zijn bedoeling is, waarna de vrouw die uit de andere auto stapt hem voor een seksist uitmaakt die denkt dat vrouwen niet kunnen autorijden, en vervolgens met behulp van haar smartphone live naar haar Facebookvolgers begint te streamen dat ze agressief wordt bejegend door de man op wie ze nu haar telefooncamera richt. De man vlucht maar weg, haar binnensmonds verwensend. Hij is niet opgewassen tegen het geweld van het digitale eigen gelijk, dat zo via het internet op straat belandt. Dat is de al zo vaak genoemde paradox van de smartphone: het is een apparaat dat de wereld kleiner maakt, maar niet de afstand tussen mensen. In het dagelijkse leven zorgt een smartphone er eerder voor dat je altijd in je eigen luchtbel kunt verblijven, hoeveel anderen jou ook mogen omringen; in de trein, in een winkel, op een school, op het werk. Want een mens heeft altijd zijn ‘eigen’ mensen bij zich, in de vorm van getelefoneer, geapp, gechat.

te maken, maar doet het ding vaak het tegenovergestelde. De ingebouwde camera kan wat we meemaken dupliceren: thuis kunnen we de gebeurtenis herbeleven door een afbeelding ervan te zien. Maar in plaats daarvan neemt de afbeelding het vaak over van het afgebeelde. Steeds meer situaties in het dagelijkse leven worden ‘een fotomoment’, waarbij de onderliggende ervaring haast secundair is. In één scène zien we een grootmoeder met haar dochter en kleinkind het graf van haar man bezoeken. De dochter heeft iets in de auto laten liggen en snelt dus terug om het vergetene te halen. Ondertussen kijken de andere twee naar de grafsteen. Als de dochter er weer is, neemt ze een foto van het tweetal bij het graf, omdat ze anderen beloofd heeft “een foto te maken”, zoals ze verklaart. En dat is voldoende: de foto is er. Daarmee is voor haar het grafbezoek afgerond. Je gaat haast denken dat we niet meer zonder beeltenis kunnen leven. Zouden we de beeldcultuur zozeer verinnerlijkt hebben, dat ons leven onwerkelijk aanvoelt als we er niet af en toe een afbeelding van onder ogen krijgen?

.

Fotomoment Ook heeft de smartphone de mogelijkheid om onze ervaring van het leven intenser

De speelfilm Echo draait vanaf 12 december in de bioscopen.

december 2019

47


â?ž

Zijn portret heeft Beethoven geen windeieren gelegd

Joseph Karl Stieler: Ludwig van Beethoven, 1820.

48

december 2019


cultuur Eric Corsius ✽

Ludwig van Beethoven (250)

COMPONIST MET MEERDERE GEZICHTEN Componist Ludwig van Beethoven (1770-1827) raakte vanwege zijn doofheid in een isolement. Zijn muziek werd daardoor ingetogener, intiemer en spiritueler. Een portret op de drempel van het Beethovenjaar.

ls ik u zou vragen om drie klassieke componisten op te noemen, is de kans groot dat Ludwig van Beethoven daarbij is. In brede kring heeft Beethoven een iconische betekenis. Hij is een van de boegbeelden van de toonkunst. Dat iconische kan ook gerust letterlijk worden opgevat. Wie aan Beethoven denkt, ziet daarbij voor haar of zijn geestesoog meteen een plaatje: een man met een even verwilderde, nadenkende als visionaire blik, een weelderige, maar ook warrige bos haar, een verbeten trek om zijn mond en een zogenaamd wilskrachtige kin. Al in 1820 werd door Joseph Karl Stieler het bekende, romantiserende schilderij van de componist gemaakt, waaraan deze zijn uitstraling van een vechtersbaas, halfgod en hemelbestormer dankt. Deze vroege vorm van beeldmarketing heeft de musicus in termen van roem geen windeieren gelegd.

A

Wereldstad Wenen Behalve een plaatje roept de naam Beethoven spontaan bepaalde klanken op. Vrijwel iedereen kent wel het indringende noodlotsmotief, waarmee de vijfde symfonie opent (‘ta ta ta taaaa’) en dat ook in de popmuziek zijn weg vond. En dan is

er het Europese volkslied, dat teruggaat op de negende symfonie (de Ode aan de Vreugde) en dat na de Val van de Muur op triomfantelijke wijze in Berlijn ten gehore werd gebracht. Deze melodie kan bijna iedereen meeneuriën of -fluiten. Beethoven is dan ook bekend als de componist van de overrompelende werken en het grote gebaar. Althans, daarmee wordt hij vooral geassocieerd. Minder bekend is zijn lyrische, spirituele en intieme kant. De liefhebbers en fans van Beethoven weten echter wel beter. De ‘harde kern’ van Beethovens aanhangers roemt, niet altijd zonder een zeker snobisme, vooral de korte, ingetogen pianosonates en de uiterst gevoelige en fijnzinnige strijkkwartetten, die op het eind van zijn leven ontstonden. Zoals altijd heeft ook hier de werkelijkheid meerdere kanten. Beethoven was een man met meerdere gezichten. De veelkleurige componist is niet goed te vangen en te vatten. Dit heeft zeker ook te maken met zijn levensloop, waarin geluk en tegenslag, liefde en eenzaamheid, roem en onbegrip elkaar afwisselden. Ludwig van Beethoven werd geboren in 1770, komend jaar dus precies 250 jaar geleden, in Bonn. Het ‘van’ voor zijn achternaam is geen tikfout en duidt ook niet op een adellijke afkomst. De beroemde Duitse toondichter was namelijk afkomstig uit een Vlaams middenstandsgeslacht. Zijn grootvader was vanwege zijn muzikale talenten door de Keulse keurvorst naar het hof in Bonn gehaald. Het muzikale beroep werd doorgegeven van vader op zoon. Ook Ludwig was voor een muzikale carrière in de wieg gelegd. Al op twaalfjarige leeftijd trad hij met meerdere instrumenten in de openbaarheid en al jong schreef hij zelf mu-

ziekstukken. Hij kon daarbij rekenen op de morele steun van vooraanstaande burgers en musici. De internationale connecties tussen de vorstenhoven baanden voor hem de weg naar Wenen, het Mekka van de klassieke muziek. Vanuit Bonn zag de jonge Ludwig in die wereldstad de ster van Mozart stralen en in 1786 ging een lang gekoesterde wens in vervulling: Beethoven kon op studiereis naar de hoofdstad van het Habsburgse Rijk. Onder andere vanwege familieomstandigheden keerde hij in 1787 al terug naar Bonn. Na het overlijden van zijn moeder en vanwege de labiliteit van zijn vader nam hij de zorg op zich voor zijn broers. Op instigatie van de Weense collega Haydn keerde Beethoven echter in 1792 terug naar Wenen, waar hij zich voorgoed vestigde en een grootse carrière opbouwde.

Gehoorschade Beethoven leefde op een kantelpunt van de westerse muziekgeschiedenis. In het begin van zijn loopbaan profileerde hij zich nog als uitvoerend musicus, die daarnaast componeerde. Hij was vooral bekend als pianovirtuoos en dirigent, die ook eigen werken ten gehore bracht en improviseerde. In zijn tijd ontstond echter een nieuw fenomeen: de componist als autonoom kunstenaar, die meer uit was op individuele expressie dan op contact met het publiek. Tot dan toe ontstond de muziek als het ware spelenderwijs, in de salon, de kerk en de concertzaal. Als ze werd gespeeld was de inkt van de partituur – als die er al was! – vaak letterlijk nog nat. Improvisaties en try-outs maakten deel uit van het compositieproces. Het werd echter steeds gebruikelijker dat een toondichter achter zijn werktafel zolang

december 2019

49


✽ cultuur Eric Corsius sleutelde aan zijn werk tot het helemaal naar zijn zin was. De componist ging als het ware componeren voor uitgevers in plaats van opdrachtgevers. Ook Beethoven ontwikkelde zich in de richting van dit type van de ‘eenzame’ componist, die in zijn werkwijze veel gemeen had met dichters en schrijvers. Daarbij speelde een tragische factor een doorslaggevende rol: rond zijn dertigste levensjaar openbaarde zich bij Ludwig het begin van een gehoorschade, die zich progressief zou ontwikkelen tot algehele doofheid. Dat was niet alleen een traumatische ervaring voor hem als mens en musicus. Het wierp hem ook op zichzelf terug en dwong hem tot een geïsoleerde werkwijze. In 1802 drong het voorgoed tot hem door dat zijn leven en zijn kunstenaarschap op hun kop werden gezet. In zijn buitenverblijf in de heuvels rond Wenen, het wijndorp Heiligenstadt, schreef hij een ontboezeming, die tot op heden wordt gekoesterd als een van de weinige egodocumenten van Beethoven. Hij gaf zich in dit Heiligenstädter Testament rekenschap van de ingrijpende omslag in zijn loopbaan.

Tedere gevoelens Het gedwongen isolement liet ook zijn sporen na in Beethovens persoonlijkheid. Beethoven was op zich een sociaal mens, die gesteld was op goede contacten en gezelligheid. Tegelijk was hij van huis uit wat gereserveerd en had hij ook zijn gebruiksaanwijzing. De handicap, de wanhoop en de frustratie, die het gevolg waren van zijn toenemende doofheid, versterkten vooral de schaduwkanten van zijn karakter: zijn egocentrisme, zijn veeleisendheid, zijn opvliegendheid en zijn achterdochtigheid. Dat heeft hem ten onrechte de faam van een sociaal ongeschikt mens opgeleverd. Hij was echter ten diepste een gevoelig mens, die niet kon leven zonder de waardering, liefde en hartelijkheid van zijn medemensen en die ook de verantwoordelijkheid voor zijn familieleden nam. Of deze dubbelheid ook ten grondslag lag aan zijn tragische liefdesleven is niet duidelijk. Het zou in elk geval nooit komen van een duurzame liefdesrelatie, ondanks zijn hunkering naar de onbekende vrouw, die de geschiedenis is ingegaan als de ‘onsterfelijke geliefde’. Misschien dat Beethovens isolement wel de

50

december 2019

Het gedwongen isolement liet ook zijn sporen na in Beethovens persoonlijkheid voedingsbodem is geweest voor de toenemende ingetogenheid, intimiteit van zijn werk en het groeiende spirituele karakter ervan. Natuurlijk genoot Beethoven met volle teugen als het publiek de concertzaal afbrak na pompeuze werken als Wellingtons Sieg – geschreven toen het Franse leger in 1813 in de pan was gehakt – of de Ode aan de Vreugde. Ten diepste lagen zijn hart en zijn kracht echter bij de meer naar binnen gekeerde genres. Naarmate hij ouder en zieker werd en steeds meer in zijn schulp kroop, won zijn werk aan diepgang, soberheid en subtiliteit. Inkeer ging daarbij gepaard met terugkeer naar de bronnen. De meesters uit het verleden werden zijn voorbeelden, terwijl de behoefte toenam om zijn tedere gevoelens jegens God en de medemensen op poëtische manier te uiten. Dat gebeurde op onovertroffen wijze in zijn instrumentale werken, zoals in de aan het begin genoemde strijkkwartetten. Beethoven liet zich echter evenmin onbetuigd in de vocale religieuze muziek, al bleef dat beperkt tot enkele liederen, een oratorium en twee missen. Zijn tweede mis, bekend als de Missa Solemnis, deed vanaf het begin veel van zich spreken. Oorspronkelijk was het werk bedoeld om te worden uitgevoerd bij de ambtsaanvaarding van de aartsbisschop van Olmütz, maar het ontwikkelde zich al snel tot een autonoom kunstwerk, dat vooral geschikt was voor de concertzaal en veel minder voor de kathedraal. In deze compositie legde Beethoven zijn gelovige kaarten op tafel. Er spreekt een religiositeit uit die niet zozeer verheven en hemels is – in dat opzicht zijn de strijkkwartetten verfijnder – maar aards, menselijk en bijna lichamelijk. Naast berusting klinkt er ook strijdbaarheid, naast inkeer ook uitzinnige vreugde. De operateske dramatiek van de heilsgeschiedenis komt meer tot uiting dan de aanbidding van het mysterie. Het tekent de religieuze mens Beethoven.

Vanaf zijn vroege jaren kwam de geboren en getogen katholiek in aanraking met andere invloeden, die van hem een oecumenische en vrijzinnige geest zouden maken: de vrijmetselarij, oosterse ideeën, het moderne protestantisme, het verlichtingsdenken van Kant, de daarbij horende onkreukbare ethiek en een door de natuur geïnspireerde vroomheid. Het paste allemaal bij zijn vrijgevochten, liberale inborst, die wars was van autoriteitsgeloof. Ook was Beethoven een universeel gezinde humanist – getuige zijn Ode an die Freude, waarin ‘alle mensen broeders worden’ en waarin de mensheid met een breed armgebaar wordt ‘omhelsd’. (Uit dat laatste mogen we echter niet de conclusie trekken, dat Beethoven erg politiek correct was. Enig opportunisme was hem niet vreemd, als het erom ging zijn machtige opdrachtgevers te vriend te houden.) Moeiteloos verbond de componist dit alles met een nuchter, Rijnlands en Weens volkskatholicisme, dat de wereld en zichzelf met een korreltje zout nam.

Laatste woord Begin 1827 ging het snel bergafwaarts met de componist. Hij had alles gegeven en ook alles uit het leven gehaald, wat er uit te halen was – afgezien van zijn ongelukkige liefdesleven. Het is waarschijnlijk aan zijn preutse moraal te danken, dat hem het lot bespaard bleef van veel collega-kunstenaars, die aan hun erotische losbandigheid een fatale venerische ziekte overhielden. Afgezien daarvan bleef hem aan ziektes echter weinig gespaard. Uitbundig drankgebruik had zijn constitutie en weerbaarheid danig ondermijnd. De flessen Rijnwijn die hem op zijn sterfbed werden aangeboden kwamen echter te laat. Beethoven ontving wel de laatste sacramenten. Was het zelfspot of trok hij nog één keer een lange neus naar de kerk, toen hij na afloop verzuchtte: “Dat was het, vrienden, de komedie is voorbij”? Er wordt ook verteld, dat hij zijn vuist balde, voordat hij zijn laatste adem uitblies. Dat paste wel bij hem. Maar zijn laatste, onweersproken woord blijft toch zijn weergaloze muziek.

.

Het 250ste geboortejaar van Ludwig van Beethoven wordt alom herdacht en gevierd, ook in Nederland. Een excursie naar de geboortestad Bonn is een aanrader. Zie: www.bthvn2020.de.


✽ grensverleggers Elisabeth Cady Stanton

Tekst: Willem van der Meiden

Haar vrouwenbijbel werd gezien als satanswerk e publicatie van The Woman’s Bible in twee delen, 1895 en 1898, wekte bij velen verontwaardiging. In de Verenigde Staten werd beweerd dat deze vrouwenbijbel als het werk van vrouwen en van de duivel moest worden beschouwd. Waarop de aanstichter van dit alles, Elisabeth Cady Stanton, repliceerde: “Dat is een grote vergissing. Zijne Majesteit Satan was niet uitgenodigd. Hij had te veel omhanden met het bijwonen van synoden, vergaderingen van geestelijken en conferenties waarop vrouwen niet werden toegelaten, waardoor Satan geen tijd overbleef taalkundige en hogere kritiek te bestuderen.” Toen The Woman’s Bible verscheen was Cady Stanton (1815-1902) tachtig jaar oud en had ze al een levenslange carrière achter de rug als activiste tegen de slavernij en voorvechtster van vrouwenkiesrecht en andere vrijheden voor vrouwen. Ze was in 1888 medeoprichtster van de Internationale Vrouwenraad, die nog steeds bestaat. Elisabeth Cady kwam uit een welgesteld gezin en was in de gelegenheid al op jonge leeftijd Grieks en Latijn te leren. Daarna was het gedaan met het onderwijs, moest er getrouwd worden en kwamen er kinderen, en die versperde toegang tot verder onderwijs heeft de koers van haar leven bepaald. Theologe Sieth Delhaas schrijft: “In haar strijd binnen de antislavernijbeweging moest zij herhaaldelijk meemaken dat haar op openbare bijeenkomsten, waarbij mannen aanwezig waren, het woord werd ontzegd omdat haar onderwerping als vrouw aan de man door God zou zijn neergelegd in het scheppingsverhaal.” Die vernedering heeft ze onthouden en diende haar als munitie in haar strijdbare leven.

D

Voor The Woman’s Bible nodigde Cady Stanton geleerde Engelse en Amerikaanse vrouwen uit, ook deskundigen in Grieks, Latijn en Hebreeuws, die de Bijbel nauwkeurig naplozen op de rol en beoordeling

Vernedering door mannen maakte haar strijdbaar van vrouwen in de bijbelverhalen en beschouwingen schreven over de werkelijke positie van de vrouw in de joodse en christelijke godsdienst. Het boek is deels een poging tot ‘zuivering’, waardoor een rest van bijbelverhalen overblijft die voor vrouwen nu eens niet ongunstig uitpakken. Voor een ander deel is het boek een erudiet commentaar op masculiene theologie en uitlegkunde, waarbij opvalt dat humor niet ontbreekt. Zo beweert een van de medewerksters dat de bouw van de ark van Noach zonder hulp van vrouwen tot stand moet zijn gekomen, omdat er anders wel beter voor lucht en licht gezorgd zou zijn. Na het commentaar op het boek Koningen vermeldt The Woman’s Bible: “In de vier volgende boeken — van Koningen tot Esther — worden geen vrouwen genoemd. Gedurende die lange bewogen periode moeten de mannen, zoals Minerva, uit de hersenen van hun vaders ontsproten zijn. Volledig bewapend en toegerust voor de strijd om het bestaan. Daar ze geen kindsheid kenden hadden ze geen moe-

ders nodig” (vertaling Sieth Delhaas). Om geheel andere redenen roept een Amerikaanse krant het boek in een cynisch commentaar uit tot het meest humoristische boek van 1895. De onderneming van Cady Stanton en haar medewerkers wordt in het algemeen neergesabeld als ‘duivels’ en ‘godslasterlijk’. Het ‘vrijzinnige’ uitgangspunt van de samenstellers – de Bijbel is een geloofsboek en niet het woord van God maar mensenwerk (= mannenwerk) – is in die jaren zeker in de Verenigde Staten al reden genoeg voor grote argwaan. Niettemin is het boek een bestseller. Van het eerste deel worden in drie maanden 50.000 exemplaren verkocht. Ook in Nederland baart het boek veel opzien en afkeuring. Recensenten zijn er als de kippen bij om te benadrukken dat veel Amerikaanse vrouwen over deze vrouwenbijbel hun afschuw hebben uitgesproken. Waarmee het project dan weerlegd zou zijn. The Woman’s Bible raakt in de vergetelheid tot feministische theologen als Mary Daly en Phyllis Trible hem weer onder het stof vandaan halen. Grappig is te merken dat de tekst nog altijd goed leesbaar is, mede dankzij het feit dat de medewerkers van toen hun pen behalve in verontwaardiging ook in humor hebben gedoopt. De Nederlandse Vrouwenbijbel uit 2016 is geen vertaling van Cady Stantons boek, maar een poging tot rechtvaardiging van de bijbeltekst zelf uit reformatorische hoek. Meer vergelijkbaar is de Duitse poging om in de Bibel in gerechter Sprache (2006) de tekst van de Bijbel politiek correcter te vertalen en te ‘ontmannen’. Die poging bracht net zoveel gemoederen in beweging als die van de grensverleggende vrouwen 110 jaar eerder.

.

In de rubriek Grensverleggers portretteerde Willem van der Meiden de afgelopen vier jaar 48 mensen die spirituele en sociale grenzen verlegden, overschreden of ophieven. Bovenstaand de laatste aflevering.

december 2019

51


✽ puzzel

Eindejaarspuzzel: Help de Bijbel! Wordt onze cultuur in bijbels opzicht analfabeet? Willem van der Meiden test in de eindejaarspuzzel uw bijbelkennis. Er zijn mooie prijzen te winnen. Tekst: Willem van der Meiden

n mei kwam het bericht dat het Bijbels Museum aan de Herengracht in Amsterdam zijn hele collectie gaat afstoten. Ook dit jaar besloot het Nederlands Bijbelgenootschap, ooit in dit gebouw gevestigd, zijn ruim voorziene bibliotheek af te stoten. Code rood voor de vele liefhebbers van de Bijbel in Nederland! Er zijn allerlei activiteiten ontwikkeld om te zorgen dat dit dierbare en kostbare erfgoed een nieuwe en goede plek krijgt, voor zowel bezoeker als wetenschapper toegankelijk. We lijken te zijn beland in de nadagen van de traditie van Nederlandse bijbelliefde. Er zijn nog vele minnaars, maar die maken

I

zich bezorgd over de sterk teruggelopen kennis van de Bijbel, als religieus én als cultureel erfgoed. Misschien helpt het een beetje als u deze eindejaarspuzzel van Volzin wilt oplossen. In het diagram moeten dertig Nederlandse woorden worden ingevuld die verwijzen naar een bijbels personage. De lichtcryptische omschrijvingen leiden naar de oplossing. Om u nog extra te helpen is er een lijst met bijbelplaatsen (in volgorde van de bijbelboeken) die naar het bijbelse personage en/of het bedoelde woord verwijzen. Voorbeeld 1: Luidt de omschrijving: ‘Frisse outfit van onze stamvader’ en ziet u ergens bij de bijbelplaatsen Genesis 3:7 staan, dan komt u vanzelf bij het woord ‘Adamskostuum’, een man in zijn blootje. Voorbeeld 2: Luidt de omschrijving ‘Transportband naar de hemel van Bethel’ en vindt u bij de bijbelplaatsen Genesis 28:12, dan is het woord ‘Jakobsladder’ de oplossing: de benaming van een soort transportband.

Zo komt u er met een woordenboek, internet en niet te vergeten de Bijbel wel uit. Het maakt niet uit welke editie van de Bijbel u gebruikt, maar let u er wel op dat de bijbelse namen soms verbasterd worden en dat er verschillende spellingen van bestaan. Bij juiste invulling van het diagram ontstaat er in de aangegeven kolom een nogal ouderwetse eindejaarswens. Die tekst mag u als oplossing indienen. In het diagram geldt de IJ als één letter.

Wijze van inzenden U kunt de door u gevonden oplossing mailen naar: puzzel@volzin.nu. Of opsturen naar: Redactie Volzin, Postbus 67, 3770 AB Barneveld. Inzendingen dienen uiterlijk maandag 6 januari 2019, 9.00 uur in ons bezit te zijn. De uitslag van de puzzel leest u in het februarinummer van Volzin. Prijswinnaars ontvangen persoonlijk bericht. Medewerkers van de redactie en uitgever zijn van deelname uitgesloten.

.

Prijzen Inzenders van de juiste oplossing dingen mee naar de volgende prijzen:

✽ Eerste prijs:

✽ Tweede prijs:

1e prijs: midweek Slangenburg.

2e prijs: boek ‘Spiegelreis’.

Midweekarrangement in Gastenhuis Kasteel Slangenburg, Doetinchem: vier nachten, volpension, in bosrijke omgeving, nabij abdij (winkelwaarde € 520,-).

52

december 2019

Twintigmaal het boek Spiegelreis van Herman Koetsveld en Enis Odaci (KokBoekencentrum, 192 blz., € 19,99).

Derde prijs: Vijftienmaal boek Geliefd Henri van en over Henri Nouwen (Adveniat, 84 blz., € 9,95).

3e prijs: boek Henri Nouwen.


puzzel ✽ Doe mee!

de opgave:

Bijbelplaatsen (op volgorde van bijbelboeken)

1

1

Schortje van de oermoeder.

2 Hoe kleiner de troep, hoe opstandiger.

Genesis 3: 21

3

3 Vijand van Noachs oudste zoon.

Genesis 4: 15 4

4 Kleine callionymus lyra aan de stadhoudershengel.

Genesis 9: 13

5

5 Naar de kapitein heet dit verbond met regenboog.

Genesis 11: 10

6

6 Jonge vrouw hield deze oude koning warm.

Genesis 38: 9 7

7 Veel gelopen route, genoemd naar de sleuteldrager.

Numeri 13: 33

10

10 Mediterrane peulen zijn voer voor de evangelist.

Deuteronomium 25: 5 11

11 Pleisterplaats voor een uit de doden opgewekte man.

Rechters 7: 7

12

1 Samuel 17: 4 13

13 Bufo blombergi is ook een reusachtige weg.

1 Koningen 1: 2

15

15 Kiezen of delen op koninklijke wijze.

1 Koningen 3: 27 16

16 Tovenaarshandel in geestelijke ambten.

Jona 1: 15

18

Matteüs 1: 24, 25 19

19 Stigma van de eerste moordenaar.

Matteüs 16: 18, 19 20

20 Almaar grotere kloof tussen arm en rijk, dankzij de evangelist.

Matteüs 25: 29 21

21 Een profeet slingerend overboord gooien.

Marcus 1: 16

22

22 Leden van de Herensociëteit.

Lucas 2: 21

23

23 Waarschuwing van de apostel bij de overweg.

Lucas 22: 48 24

24 Naar de man die zijn eigen noodlot op de post deed.

Johannes 2: 1

25

26 Witte doodsbloem van de priester.

Johannes 6: 35 26

Johannes 11: 1 27

27 Eindeloos uithoudingsvermogen van de baas van Apple.

Johannes 18: 38

28

Handelingen 8: 18 29

29 Verraderlijke omhelzing in de nacht. 30 Zo laat deze man het lopen bij zijn schoonzus.

Klaagliederen 4: 1

17

17 Reuzentelgen joegen de verspieders schrik aan.

28 Droge lekkernij van die lieve vrouwe.

2 Samuel 11: 14, 15

14

14 Mespilus pyracantha, de doornige struik van de redder.

25 Verbintenis van kuise man met jong meisje.

Exodus 30: 18-19

9

9 Profetische klaagzang.

18 Lekkernij zit verpakt in het logo van Shell.

Exodus 3: 2 8

8 Met deze priester bleef een vrouw in de familie van haar overleden man.

12 Een brok in de keel van de eerste mens.

Genesis 3: 6

2

Handelingen 12: 2

30

Jakobus 5: 11

december 2019

53


✽ boeken

In gesprek met dichters en denkers Theoloog Martien Brinkman gaat in zijn nieuwe boek te rade bij hedendaagse dichters en denkers. Geloof en theologie volop in gesprek met de cultuur: zó hoort het. Tekst: Jan Offringa

an de hand van elf kernwoorden uit de christelijke traditie maakt Martien Brinkman de balans op van zijn geloof. Hij was jarenlang hoogleraar oecumenische en interculturele theologie aan de Vrije Universiteit en kan terugzien op een productief leven. Daarin ging hij regelmatig te rade bij schrijvers, en dat doet hij ook deze keer. Wat hebben zij te melden over grote woorden als God, kwaad, schuld, opstanding, vrijheid, liefde en dood? Dat wordt in dit boek in een samenhangend perspectief geplaatst. Brinkman doet aan ‘theologie na Kuitert’. Hij waardeert zijn leermeester maar neemt ook afstand. Bij Kuitert wordt verbeelding – een sleutelwoord – meer en meer een kwestie van psychologische projectie, in de zin van een menselijk bedenksel. Brinkman zit meer op de lijn van de artistieke verbeelding. Daarin gaat het om inspiratie die een mens ‘toevalt’ en die we op eigen wijze verwoorden en doorgeven. Verbeelding in deze vorm is dan het tegendeel van opgesloten zijn in jezelf. Aan de hand van drie dichters verkent Brinkman het veranderende godsbeeld. God is niet meer hoog boven ons verheven maar staat vandaag de dag voor ‘datgene in mij dat meer is dan ikzelf’ (Dag Hammarskjöld). Hoe ongrijpbaar deze God is, komt aan bod in het hoofdstuk

A

54

december 2019

Martien E. Brinkman Grote woorden KokBoekencentrum, 176 blz., € 19,99

dat als opschrift een dichtregel van Joost Zwagerman heeft: ‘Hallo met God, ik ben er niet’. En Rutger Kopland krijgt in zijn telefoongesprek met God te horen dat er één wachtende voor hem is: hijzelf. Brinkman waardeert dit zoeken naar contact, ook als God niet op afroep beschikbaar is. Zijn verhaal doet denken aan het ‘misschien’ dat een postmoderne denker als John Caputo benadrukt in het zoeken en vinden van God. Ook het hoofdstuk over schuld springt eruit. Dichter Hendrik Marsman zet de toon met zijn weigering van vergeving. Zijn zonden gaan wat hem betreft mee in zijn graf. Vervolgens komen enkele dichters voorbij die begrip opbrengen voor Kaïn, al was hij een moordenaar. Romans van grote schrijvers ontbreken evenmin. En tussendoor vertelt Brinkman het verhaal van Bruins Slot, oud-hoofdredacteur van dagblad Trouw, die zijn leven lang bleef worstelen met de pijnlijke keuzen die hij moest maken. Bij de genadeverkondiging in een kerkdienst kon hij zijn tranen niet bedwingen.

Brinkman schreef een helder en toegankelijk boek dat zich zowel leent voor persoonlijk gebruik als een gesprekskring. Wel ontbreekt af en toe de meer recente literatuur in zijn verhaal. Waarom gaat hij, als het om het kwaad in de schepping gaat, niet in gesprek met iemand als Catherine Keller? Waar Brinkman naar dualisme neigt – naast God zou er een tegenmacht zijn – probeert zij dat als procestheoloog te vermijden. Of waarom doet, als het om vergeving gaat, de Duitse filosoof Svenja Flasspöhler niet mee? Zij schreef hierover vrij recent een zeer persoonlijk verhaal. Goed, je kunt niet alles lezen, maar het had zijn verhaal nog iets meer up-to-date kunnen maken. Dit doet niet af aan de rijkdom van dit boek. Met dank aan uiteenlopende denkers en dichters zit Grote woorden vol aansprekende teksten en diepe gedachten. En zo hoort het: geloof en theologie die volop in gesprek zijn met de cultuur en bereid zijn te leren van anderen.

.


Kort Recensies Edward van ‘t Slot (red.) De politieke Bonhoeffer De Duitse theoloog en verzetsman Dietrich Bonhoeffer schreef in 1941 een notitie over de verhouding van kerk en staat. Het nu veertigjarige Bonhoeffer Werkgezelschap wijdde een studiedag aan deze nog altijd actuele tekst. Boekencentrum, 107 blz., € 9,99 Richard Rohr Het Christus Mysterie Amerikaanse franciscaan en schrijver laat zien “hoe Gods tegenwoordigheid alles wat je hoopt en ziet kan veranderen”. De auteur is vooral geïnteresseerd in het ervaringsmatige en mystieke aspect van het geloof. KokBoekencentrum, 272 blz., € 24,99 Jan Willem van de Straten Je kunt het Mediatheoloog en vlogger ‘dominee Baardmans’ geeft levensadviezen, op basis van de Bijbel en zijn eigen ervaringen. Hoofdstukken dragen titels als: ‘Word jouw grootste fan’, ‘Overwin jezelf!’ en ‘Leef gezond, zorg voor je lijf!’. KokBoekencentrum, 183 blz., € 17,99 Fokke Obbema De zin van het leven Volkskrant-journalist Fokke Obbema kreeg een hartstilstand. Dat inspireerde hem tot veertig diepgravende gesprekken met uiteenlopende tijdgenoten over de essentie van het menselijk bestaan. Atlas Contact, 367 blz., € 22,99 Mieke Bal Het geel van Marcel Proust Cultuurwetenschapper en kunstenaar Mieke Bal komt via een bespreking van artistieke genieën als Marcel Proust en Gustav Flaubert, maar ook van de Bijbel en Koran, tot een pleidooi voor de herwaardering van kunst. Beelden helpen ons ‘zin te zien’. Vantilt, 323 blz., € 24,50

Tekst: Daniël Zevenhuizen

boeken ✽

Een rijk tijdvak Historicus Raoul Bauer onderzoekt in een erudiet boek de relatie tussen wetenschap, religie en magie in de middeleeuwen. Het tijdvak was rijker aan gedachten dan sommigen denken. n de middeleeuwen worden wetenschap, religie en magie moeiteloos aaneengeregen tot het wereldbeeld dat die tijd kenmerkt. Raoul Bauer laat in Niet meer blaffen naar de maan de rijkdom van de middeleeuwen zien. Als we cynisch op de tijd terugblikken als ‘donkere eeuwen’, slaan we de plank flink mis. De Vlaamse hoogleraar cultuurgeschiedenis is inmiddels met emeritaat. Hij kan dus putten uit jarenlange omgang met bekende en minder bekende figuren uit de tijd tussen pakweg het jaar 500 en 1000. Dat tijdvak vangt aan met christelijke denkers als Augustinus en Boëthius, die beginnen aan de receptie van de Schrift op filosofische leest. Zo werd de Bijbel de gedeelde grondslag van het persoonlijke en gemeenschappelijke leven. Dat was nodig, want na het uiteenvallen van het Romeinse Rijk was er behoefte aan eenheid. “[De Kerk] geeft aan de jonge beschaving een meesterlijk surplus: zonder de zin voor het mysterie te ontkennen, legt ze namelijk mede de basis van wat uiteindelijk zal uitgroeien tot de westerse cultuur, waarin God, de mens en de wereld op een unieke manier figureren.” Rond het jaar 1000 zet dan een middeleeuwse renaissance in. Verspreid door Europa komt, mede door veroveringen van ideologisch gedreven heersers als Karel de Grote, een onderwijssysteem tot stand dat uitmondt in de hyperrationalistische leervorm van de scholastiek. Religie, magie en wetenschap drijven stilaan uiteen. De vroegmiddeleeuwse periode geeft aan de rudiRaoul Bauer Niet meer blaffen mentaire wetenschap van de oudheid een goddelijke naar de maan verdieping. De natuur Sterck & komt in een ander bestel De Vreese, te staan. God heeft het 206 blz., € 25,-

I

Middeleeuwse meetkundige aan het werk.

hemelse en aardse raderwerk niet zomaar in gang gezet, maar deze ook van allerlei betekenissen voorzien. “Onze middeleeuwse soortgenoot neemt een andere aarde onder een andere hemel waar, omdat hij vertrekt vanuit een ander weten, vanuit een andere kennis waarin wetenschap, religie en magie elkaar vaak sterker en anders bevruchten dan nu het geval is.” De natuur wordt nooit volledig door het intellect gevat. Als het mysterium tremendum et fascinans ontlokt de schepping bij de middeleeuwse mens gevoelens van eerbied en verwondering. De ‘goddelijke verdieping’ van het wereldbeeld is tweeslachtig. Enerzijds stremde zij verder wetenschappelijk onderzoek. “Ongetwijfeld leidde deze visie tot een abstrahering van de natuur in haar concrete gestalten of een blind zijn voor de schoonheid of waarde ervan.” Als de natuur slechts teken is van een ándere werkelijkheid, dan verliest zij de waarde die ze van zichzelf uit heeft. Anderzijds gaf het een nieuwe impuls aan natuuronderzoek. Zij was (naast de Heilige Schrift) een van de ‘boeken’ waarin Gods plan zich openbaart. Door studie van de natuur kon men tekenen van Voorzienigheid gewaarworden. Door middel van spraakmakende figuren als Gerbert van Aurillac, die als paus Sylvester II de wetenschappelijke attitude zou promoten, en de Engelse historicus en geestelijke Beda Venerabilis, onttrekt Raoul Bauer de middeleeuwen aan de vergetelheid.

.

december 2019

55


boeken ✽

Kort Recensies Sjoerd Vredenberg Harrie Harrie is de koosnaam van het Harrison & Harrison-orgel uit 1883 dat onlangs vanuit Engeland verkaste naar Wijk bij Duurstede. Het proces van afbreken, reviseren en weer opbouwen wordt beeldrijk beschreven. Ondertussen wordt op toegankelijke wijze de werking van een Engels orgel uitgelegd. Te bestellen via www.scgk.nl/ BoekHarrie, 112 blz., € 20,Manuel Chrysoloras Vergelijking tussen het oude en het nieuwe Rome De geleerde Chrysolaras schrijft in 1411 een brief aan de Byzantijnse keizer Manuel II. Hij vergelijkt daarbij het orthodox-christelijke Constantinopel, het ‘Nieuwe Rome’, met het oude Romeinse rijk. In de brief komen diverse aspecten van de Italiaanse renaissance en de Griekse en Osmaanse wereld van de vijftiende eeuw naar voren. Ta Grammata, 80 blz., € 16,50 Lawrence Weschler ‘En hoe gaat het met u, dokter Sacks?’ Een van zijn beste vrienden schetst een intiem portret van neuroloog Oliver Sacks. De hersendokter die altijd op zoek was naar de verborgen aspecten van de menselijke ziel wordt voor even zelf onderwerp van onderzoek. Thomas Rap, 512 blz., € 34,99 Geert Mak Grote verwachtingen Het vervolg op meesterwerk In Europa uit 2004. De journalisthistoricus pakt de draad op in de 21ste eeuw. Hij geeft duiding aan de eeuwwisseling en de wereldschokkende gebeurtenissen die plaatsvonden in twee eerste decennia van de huidige eeuw. De bankencrisis, nine-eleven, de aanhoudende vluchtelingenstroom. “Een vrolijk verhaal wordt het niet, vrees ik, maar zeker interessant.” Atlas Contact, 531 blz., € 29,99

56

december 2019

De erfenis van Willem Banning istoricus Maarten van den Bos boekstaaft in Geloven in het ideaal de geschiedenis van de religieus-socialistische Arbeidersgemeenschap der Woodbrookers (AG). Aanleiding voor het boek is de honderdste verjaardag van de AG. In 2014 koos zij een nieuwe naam: Banning Vereniging, met als ondertitel ‘voor levensovertuiging, religie en sociaaldemocratie’. Deze naam is een eerbewijs aan de vrijzinnig-hervormde predikant Willem Banning (1888-1971), die niet alleen oprichter en bezieler was van de AG, maar ook een prominente rol speelde in zowel de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij als in de naoorlogse voortzetting daarvan, de Partij van de Arbeid. Banning speelde een hoofdrol in de AG als “laboratorium voor ideeënvorming over politiek, kerk en samenleving”. Van den Bos schetst diens denken. Centraal daarin stond de opvatting dat het socialisme niet begrepen kan worden als een economische theorie maar als ‘een beschavingsmacht’. In Bannings ‘personalistisch socialisme’ ligt de nadruk niet op

H

economische ontvoogding, maar op ‘zedelijke verheffing’, en niet zozeer op het collectief, maar eerder op het individu en diens ‘gewetensvorming’. De PvdA maakt moeilijke tijden door. Bij de laatste parlementsverkiezingen zakte zij van 38 naar negen zetels. De sociaaldemocratie is onmiskenbaar in crisis. Toch laat Van den Bos, die naast historicus ook secretaris is van de Banning Vereniging, de hoop niet varen. Volgens hem kan juist het gemeenschapsdenken van het personalistisch socialisme de PvdA helpen om weerwoord te bieden aan neoliberalisme en populisme. Terecht legt Van den Bos in zijn boek de vraag op tafel: in welke idealen gelooft de huidige PvdA? (Jan van Hooydonk) Maarten van den Bos Geloven in het ideaal Verloren, 140 blz., € 19,-

De baron en de goeroe Het leven van Philip Dirk baron van Pallandt (1889-1979), telg uit een voornaam en schatrijk Haags adellijk geslacht, nam een beslissende wending toen hij in 1913 onverwacht een landgoed met kasteel in Overijssel erfde. Van Pallandt maakte het landgoed Eerde tot een centrum voor de scouting, een organisatie die hij kort daarvoor in Engeland had leren kennen. Spoedig werd hij ook actief binnen de nieuw opkomende beweging van de natuurbescherming. Na de Eerste Wereldoorlog raakte Van Pallandt geboeid door de theosofie, waarin christelijke elementen vermengd werden met oosterse en occulte tradities. In de Indiër Jiddu Krishnamurti vond deze spirituele beweging haar langverbeide ‘wereldleraar’ die de mensheid zou leiden naar ‘wereldbroederschap’. In 1924 zette Van Pallandt de opzienbare stap om zijn landgoed te schenken aan zijn vriend en goeroe Krishnamurti. Als hoofdkwartier van diens Orde van de Ster zou Eerde volgens de baron “eeuwenlang gaan dienen als het centrum van waarheid waaruit de nieuwe orde geleid zou

worden”. Eerde zou “even belangrijk worden als Rome en het Vaticaan dat voor de oude wereld waren”. Dat zou toch anders lopen. In 1929 ontbond Krishnamurti de Orde van de Ster. Eerde kwam opnieuw in bezit van Van Pallandt. De baron bleef echter wel zijn leven lang Krishnamurti als zijn geestelijk leidsman beschouwen. Diens denken hielp hem ook om in het concentratiekamp Buchenwald overeind te blijven. Onder de titel Landgoed als leerschool schreef Joke Draaijer een boeiende biografie van de man die zijn adellijke status en zijn liefde voor de natuur, de padvinderij en ‘de mensheid’ vormgaf op het landgoed Eerde. (Jan van Hooydonk) Joke Draaijer Landgoed als leerschool Verloren, 384 blz., € 35,-


✽ dichterbij Maarten ‘t Hart

Tekst: Bert van der Kruk Beeld: ANP Foto

De kroeg en de meisjesogen Maarten ‘t Hart (Maassluis, 1944) is schrijver en gedragsbioloog. Recent verscheen van zijn hand: De nachtstemmer (De Arbeiderspers).

Je slaat de lichte schemer gade Je slaat de lichte schemer gade, maar in de stad gaan lichtjes aan, en zeelucht ademt door de straten, nu de fabriekssirenes gaan. En door de massa meegezogen gaat in de mist je ziel teloor... Een rode jas komt langsgevlogen, een vrouwenstem strijkt langs je oor. Je plannen plooien zich omzichtig, als in een eigentijds gewaad... En vrouwenwimpers flitsen schichtig, zo vaak je blikt in een gelaat. Wie zag je door het donker lopen? Waar zijn nog geen gordijnen dicht? De kroegen staan als kerken open, de kerk is als een kroeg verlicht... Zo dikwijls uitzichtloos bedrogen, is weer je ziel vergeefs misleid: de kroegen, en de meisjesogen, zij doven te bestemder tijd. Aleksandr Blok (1880-1921), vertaling door Jean Pierre Rawie, uit: Maatstaf, 1993 (zie dbnl.org).

ang geleden stond dit gedicht van Aleksandr Blok samen met drie andere vertalingen van Jean Pierre Rawie in Maatstaf. Ik had nog nooit iets van Blok gelezen, al helemaal niet in het Russisch, want die taal beheers ik helaas niet. Ik vond het een openbaring. Het eigenaardige is: de gedichten van Blok spelen in Sint-Petersburg in Rusland, want daar woonde hij, maar als ik ze lees, is het net of het over mijn geboortestad gaat. Met havens en kades, fabriekssirenes. Dat herinner ik me nog precies uit mijn jeugd, dat de fabriekssirenes gingen om vijf uur ’s middags. Dan was het al een beetje koud en gingen langzaam de gaslantaarns aan – ja, tot 1962 ging dat zo, Maassluis loopt altijd vijftig jaar achter. Ik ben blij dat ik dat nog heb meegemaakt, want het is veel mooier dan elektrisch licht, zachter, omfloerster. Het aanbreken van de avond vind ik een prachtig moment, Blok beschrijft dat heel mooi. Wat ook sterk werkt, is die zin over de kerk die als een kroeg verlicht is en de kroeg die openstaat als een kerk. Dat doet me ook zo aan mijn jeugd denken. In Maassluis had je vlak bij de kerk ook een kroeg, en die waren allebei open en stonden te baadden in het licht. Een heel eigenaardig contrast.

‘L

Ik heb het gedicht meteen uit mijn hoofd geleerd. Dat doe ik wel vaker. Het is fijn om zulke teksten steeds bij je te hebben. Ik heb altijd het idee gehad: vroeg of laat kom ik misschien een keer in de gevangenis terecht en dan heb ik niks te lezen en is er niets waaraan ik houvast heb, dus moet ik ervoor zorgen dat ik zo veel mogelijk gedichten uit mijn hoofd ken. Dan kan ik die voordragen voor mijzelf, maar ook voor mijn medegevangenen. Het is voor mij

vrij makkelijk om iets uit mijn hoofd te leren, ik vermoed omdat ik vroeger veel psalmen moest leren. Poëzie heeft voor mij de plek ingenomen van die psalmversjes. Ik hoef een gedicht maar een paar keer te lezen of het zit erin. Het is ooit begonnen toen ik veertien was met een gedicht van Guido Gezelle: Als de ziele luistert. Van Gezelle ken ik er idioot veel uit mijn hoofd. Als ik in de tuin werk of op de fiets zit, schiet me vaak een regel te binnen. Vervolgens wil ik altijd even controleren of ik het hele gedicht nog ken. Wat mij ook zeer aanpakt, is die vluchtigheid van de ontmoeting met vrouwen. De meisjesogen, die je alleen maar even aankijken zonder dat er verder iets gebeurt. Dat ontroert me enorm. En zo’n rode jas die langs komt vliegen, een vrouwenstem die langs je oor strijkt, vrouwenwimpers die schichtig flitsen. Je denkt: waar blijft het allemaal? Het slot van het gedicht interpreteer ik als het einde van het leven, je eigen einde. Dan is het afgelopen: geen meisjesogen meer, geen licht meer in de kroegen. Natuurlijk zijn die er nog wel, het zijn je eigen ogen die doven. Weemoedig is het. Maar zo gaat het nu eenmaal, het is niet anders. Dit kunnen wij verwachten, de kroegen en de meisjesogen doven te bestemder tijd. Uiteindelijk is er niet veel hoop. Dat einde houdt me de laatste tijd wel meer bezig, zeker nu ik net 75 ben geworden. Ik denk geregeld: binnenkort is het afgelopen. Niet dat ik er veel last van heb hoor; ik ben door het beroep van mijn vader (grafdelver, BvdK) opgevoed met de dood. Angstig word ik er niet van, maar ik vind het wel jammer dat het dan allemaal afgelopen is. Er is nog een heel aantal boeken dat ik graag zou willen schrijven. Maar of daar kans op is? Ik weet het niet.”

.

december 2019

57


01

Jeroen Fierens

De zevende dag

VOLGENDE VOLZIN VERSCHIJNT 3 JANUARI 2020

Volz schr inweds ij ftrijd

Vrijdagochtend, 8.29 uur. Een maagdelijk lege bladzijde in mijn virtuele agenda. Maagdelijk weliswaar, maar rijp, met mooie rondingen en vol potentie, zoals schrijvers van weleer over voor hen veel te jonge meisjes meenden te kunnen schrijven. Vanuit mijn warme bed stel ik mij voor waar al die potentie toe zou kunnen leiden. Ik zou de dag aan zelfstudie kunnen wijden, of eindelijk weer eens een flinke wandeling kunnen maken. De wc is al zeker een maand niet schoongemaakt, er begint een gelig laagje op de rand te komen; daar zou ik vandaag iets aan kunnen doen. En als ik dan toch bezig ben: de douche heeft een vergelijkbaar probleem en de volle vuilniszak van vorige week staat nog steeds naast de prullenbak te wachten. Maar is dat wat ik met mijn leven wil doen? Voor je het weet vullen de uren zich met tientallen kleine taakjes en is de dag voorbij. Volgende vrijdag dan maar iets groots met mijn leven doen, een boek schrijven? Of de vrijdag erna? Voor je het weet ben je tachtig en ga je dood. Maar wel met een schone wc. Op maandag vraag ik mij iets dergelijks niet af, dan ga ik zonder te vragen naar mijn werk; de week wacht. Op zaterdagen blijf ik steevast lang in bed liggen, waarna ik onder het genot van een bak koffie de krant (wederom virtueel) opensla, waarin ik overigens vorige week nog las dat de Britse Labourpartij serieus overweegt een vierdaagse werkweek in te voeren. Geweldig idee, ik kan het iedereen aanraden.

Wie zal ons leiden? Een herder? Een manager? Een profeet? Vooruitblik In het eerste nummer van 2020 de drie WINNENDE ESSAYS van de Volzin-schrijfwedstrijd. Jurgen Tiekstra BLIKT VOORUIT OP 2020. Kees Posthumus start de nieuwe serie GELOOF ELKE DAG over opmerkelijke activiteiten op kerkelijk erf. Bert van der Kruk spreekt met scheidend oud-katholiek aartsbisschop JORIS VERCAMMEN. 58

december 2019

Maar de vrijdag is een heilige dag, apart gezet van alle andere. Eén dag per week ligt alles open. Misschien is dit hoe zondagen waren voordat de Mammon ons de koopzondag bracht. En God zegende de zevende dag en heiligde die. Soms ga ik slenteren door de stad, laat het leven over mij heen komen. Andere dagen dompel ik mij volledig onder in een nieuw project. Er zijn vrijdagen waarop ik bergen werk verzet en vrijdagen waarop ik vier films achter elkaar kijk en nauwelijks mijn bed uit kom. Niets staat vast. De vrijdag vraagt mij elke week opnieuw: wat wíl je met je leven? Zo’n belangrijke vraag, maar een die in de dagelijkse beslommeringen zo snel ondergesneeuwd raakt. Ik besluit dat de wc nog wel even kan wachten, zeker tot maandagavond. Eerst nog even omdraaien en verder dromen van alles wat ik zou kunnen doen.

Jeroen Fierens is programmeur, een beetje schrijver en levensbeschouwer.


Een moslim en een christen op reis door elkaars geloof Wat gebeurt er als een moslim en een christen letterlijk op reis gaan door de geloofsgemeenschappen van de ander? De christelijke en islamitische traditie kijken in elkaars spiegel. Spiegelreis van Enis Odaci en Herman Koetsveld brengt moslims en christenen dichter bij elkaar. ‘Spiegelreis biedt een mooi voorbeeld van hoe je toch ergens kunt beginnen om de dreigende clash of civilizations te voorkomen: nieuwsgierigheid, persoonlijke belangstelling, niet meteen je eigen overtuiging eruit tetteren, hoe heilig die je ook is.’ – Trouw paperback | € 19,99 ISBN 9789043531818

Bestel Spiegelreis nu via www.kokboekencentrum.nl of ga naar de boekhandel.


Uw steun geeft hoop aan moeder en kind

Adventsactie komt op voor mensen die leven in mensonwaardige omstandigheden. Ook dit jaar zet de katholieke gemeenschap zich in voor Moeders & Kinderen. Ga naar onze website en lees hoe u onze vier projecten kunt steunen!

IBAN: NL89INGB0653100000

Groot denken. Klein doen.

www.adventsactie.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.