Volzin 2 2019

Page 1

Nr 2 · februari 2019 · jaargang 18 · volzin.nu

Mineke Schipper ‘Mannen zijn bang voor vrouwen’ De hel van Lesbos Vluchtelingen creperen, Europa kijkt toe Rapper Akwasi ‘Mijn God heeft geen kleur’

✚ g uitslzael puz 1 p. 2 Special: In de ban van Paulus

EEN RELIGIEUZE ZOEKER VOOR NU pagina 27

Columnisten Roel Abraham ✽ Wilma Hartogsveld ✽ Jeroen Fierens


Al 33 jaar dé specialist RUSLAND MONGOLIË CHINA GEORGIË ARMENIË OEKRAÏNE BALTISCHE LANDEN FINLAND INDIVIDUELE- EN GROEPSREIZEN • MAATWERK • CITYTRIPS • RIVIERCRUISES FLY & DRIVES • TRANS SIBERIË EXPRESS EN ANDERE TREINREIZEN

2019

Vraag nu de gratis brochure aan!

RUSLAND MONGOLIË CHINA GEORGIË ARMENIË OEKRAÏNE BALTISCHE LANDEN FINLAND

020 – 2012777 | INFO@BOLSJOJ.NL | WWW.BOLSJOJ.NL


Beeld: Christiaan Krouwels

Redactioneel Jan van Hooydonk

Nashvilleverklaring is onder de maat ooit was de solidariteit met homoseksuele, lesbische en transgendermedeburgers in Nederland zo groot als afgelopen weken. Ook ik ontving afgelopen weken vele hartelijke vormen van medeleven. Steen des aanstoots was de zogeheten Nashvilleverklaring over ‘bijbelse seksualiteit’. Zo’n 250 voorgangers uit orthodoxprotestantse hoek verspreidden begin januari deze uit de Verenigde Staten overgewaaide tekst in Nederland. De verklaring wil de ‘bijbelse leer’ over het huwelijk bevestigen. Homo- en transseksualiteit zijn daarmee in strijd, zo wordt gesteld.

N

De protestantse voorganger in mijn oecumenische kerk maakte op fijnzinnige maar niet mis te verstane wijze gehakt van de Nashvilleverklaring. Een bevriende predikant verontschuldigde zich tegenover mij voor wat haar orthodoxe collega’s met die verklaring hebben aangericht. “Ben je niet ontzettend boos?”, vroeg een lief gemeentelid me. Ach, wat moet ik daarop zeggen? Ik mag me al meer dan veertig jaar verheugen in de liefde van mijn vriend en partner. Dus raak ik niet meer zo gauw van slag van uitspraken van kerkleiders die menen dat homoseksualiteit niet beantwoordt aan wat zij zien als “Gods mooie plan” voor de mens. Bovendien, als rooms-katholiek ben ik wel wat gewend. Ook mijn kerk blijft, alle pastoraal bedoelde uitspraken ten spijt, de beleving van homoseksualiteit afwijzen. “Niets is zo vernederend voor homoseksuelen als wanneer hun leefwijze zouden moeten laten goedkeuren door een commissie van bijbelgeleerden”, zei de Engelse dominicaanse theoloog Giles Hibbert, zelf openlijk homoseksueel, ooit. Volgens Hibbert is de christelijke vraag niet hóé we liefhebben (homo- of

heteroseksueel) maar dát we liefhebben. “Hoe we liefhebben is afhankelijk van het feit dat we liefhebben, en niet omgekeerd”, aldus Hibbert. Ik vind dit citaat terug in mijn theologische afstudeerscriptie die ik in 1981 voltooide. Bijna veertig jaar later heeft het leven mij des te meer bevestigd in de juistheid van deze uitspraak. Het spijt me, maar ik ga de aanhangers van de Nashvilleverklaring niet het genoegen doen dat ik boos op hen ben. Maar ik hoop wel dat zij zullen inzien dat hun verklaring intellectueel, moreel en pastoraal ver onder de maat is. Intellectueel onder de maat omdat deze verklaring gebaseerd is op een fundamentalistische lezing van de Bijbel waarbij geen recht wordt gedaan aan de context van de bijbelse geschriften. Moderne concepten als homo- of transseksualiteit waren de bijbelse auteurs onbekend. Dat de Nederlandse verspreiders bij de verklaring verwijzen naar een bijbelvers als Leviticus 20,13 roept de vraag hoe het met hun morele vermogens is gesteld. “Wie met een man het bed deelt als met een vrouw, begaat een gruweldaad. Beiden moeten ter dood gebracht worden.” Hoe kun je zo’n bijbelvers nog citeren? De Nederlandse ondertekenaars voegden aan de verklaring een nawoord toe: mensen met homoseksuele en transseksuele gevoelens zijn bij hen welkom, ze hoeven die gevoelens niet verborgen te houden en de dominee zal zulke mensen niet naar de dokter sturen. Waarom dan toch een verklaring verspreiden die mensen zegt niet uit de kast te komen en de mogelijkheid van ‘genezing’ suggereert? Dat is het hoogst bedenkelijke pastorale aspect van deze verklaring.

van bijbelgeleerden’. Maar waar ik eerlijk gezegd nog minder op zit te wachten is de goedkeuring van mijn leven door minister Ingrid van Engelshoven en burgemeester Femke Halsema. De heftige verontwaardiging van seculiere zijde riekt me iets te veel naar morele zelfverheffing van mensen die ‘altijd al aan de goede kant stonden’. De aangifte van de Nashvillers bij de politie en het aangekondigde onderzoek door het Openbaar Ministerie helpen de zaak nul komma nul verder. Ik meen dat ‘wij christenen’ onze verschillen van inzicht best in onderling gesprek kunnen oplossen. De belangrijkste bijdrage die seculiere medeburgers – en seculiere politici op de eerste plaats – daaraan kunnen leveren, is een stoere verdediging van de grondwettelijke vrijheid van godsdienst, ook van minderheden die niet zo ‘moreel verlicht’ zijn als zijzelf menen te zijn.

.

Reageer via: jan@volzin.nu

Seculieren moeten de godsdienstvrijheid stoer verdedigen

Nee, ik zit niet te wachten op goedkeuring van mijn leven door ‘een commissie

februari 2019

3


✽ inhoud volzin 02

februari 2019 jaargang 18

06

10

42

06

18

46

Mineke Schipper

Kerk met sauna

Meerstemmig

“Mannen namen de kraamkamer van

Scandinavische zeemanskerken in

De vader van Amy Klipp verhuist naar

Moeder Aarde over.” Waarom mannen in

Rotterdam hebben veel moeite om het

een Hare Krishna-tempel maar muziek

de geschiedenis de baas spelen.

hoofd boven water te houden.

blijft vader en dochter verbinden.

10

22

48

De hel van Lesbos

Ludwig Wittgenstein

‘Werk ohne Autor’

Europa doet niets en laat vluchtelingen

Elze Riemer spreekt met Bert Keizer

Jurgen Tiekstra over de nieuwe film van

op Grieks eiland creperen.

over de Oostenrijkse meesterdenker.

Florian Henckel von Donnersmarck.

14

42

50

Seksueel misbruik

Rapper Akwasi

Francis Poulenc

Vaticaanse topconferentie moet puin

Ghanese Nederlander: “Ik weet dat ik

Componist was kwajongen en monnik

ruimen en schoon schip maken.

spreek als een predikant.”

tegelijk, levensgenieter en gelovige.

4

februari 2019

… en

verder 03 Redactioneel 09 Wilma Hartogsveld 17 Roel Abraham 53 Grensverleggers 54 Boeken 57 Dichterbij 58 Jeroen Fierens


Beeld omslag: Jedi Noordegraaf

Colofon

28

40

Uitgeefteam Corina Kuipers (uitgever) Ron van de Hoef (salesmanager) Peter Vorstenbosch (hoofd content) bduvakmedia.nl vakmedia

Redactie Jan van Hooydonk (redactie), Albert Schuurman, Job van der Mark, Linda Hulsman (allen eindredactie). Redactieraad Elleke Bal, Elze Riemer, Frieda Pruim, Jan Offringa, Jurgen Tiekstra, Kees Posthumus, Willem van der Meiden. Medewerkers aan dit nummer Amy Klipp, Bert van der Kruk, Christiaan Krouwels, Dirk Hol, Elleke Bal, Elze Riemer, Eric Corsius, Fleur Louwe, Jan Offringa, Jan W. de Kok, Jean-Pierre Jans, Jedi Noordegraaf, Jeroen Fierens, Joël Frijhoff, Jurgen Tiekstra, Karin Neutel, Kees Posthumus, Liesbeth Jansen, Martine Sprangers, Myriam Keijzer, Nynke Sietsma, Philippe van Heusden, Roel Abraham, Tom Engelshoven, Will Verhoef, Willem van der Meiden, Willem Pekelder, Wilma Hartogsveld.

32

Adres redactie Postbus 67, 3770 AB Barneveld Tel.: 0342-494292 E-mail: redactie@volzin.nu www.volzin.nu Facebook: Volzinmagazine Twitter: @Volzin Abonnementenadministratie BDUvakmedia Postbus 67, 3770 AB Barneveld Tel.: 0342-494882 E-mail: administratie@volzin.nu

special In de ban van Paulus

28

34

‘Een rusteloze zoeker’

Voorhuid maakt verschil

“Zijn wereld vertoont veel overeenkomsten met die

Paulus over mannen en vrouwen.

van ons. Dat maakt van hem een belangrijk denker.” Peter van ’t Riet over Paulus.

37

32

Profeet van de vrijheid

Tarieven 2019 Jaarabonnement: € 96,27; België: € 113,54; buitenland: € 126,09; Digitaal jaarabonnement: € 71,38 Voor alle tarieven: zie volzin.nu Bij betaling via automatische incasso wordt € 2,50 korting berekend. Prijzen zijn inclusief btw. Opzeggen abonnement Opzegtermijn voor het opzeggen van uw abonnement voor onbepaalde tijd: uiterlijk één maand voor de volgende abonnementsperiode. Advertentie-exploitatie BDUvakmedia Roel Abraham Tel.: 06-54274244 r.abraham@bdu.nl

Moderne filosofen ontdekken Paulus.

Vormgeving Giesbers Communicatie Groep, Duiven

hem op totdat hij in diens huid kroop. “Zonder licht,

40

Technische realisatie Vellendrukkerij BDU, Barneveld

val en stem begrijp je niet wat Paulus drijft. Dat drijft

Liefde heb je niet

hem de wereld in om het goede nieuws te vertellen.”

Liefdeslessen van de apostel.

Verschijnt ook op geluidsdrager en/of in grote letter. Informatie: Dedicon, tel. 0486-486486

Paulus op de planken Verhalenverteller Kees Posthumus had weinig met

© BDUvakmedia ISSN: 1571-4004

februari 2019

5


Mineke Schipper: ‘Je dacht er vroeger toch niet echt over na waarom God mannelijk was’

6

februari 2019


Mineke Schipper, literatuurwetenschapper

interview ✽

Tekst: Elleke Bal Beeld: Christiaan Krouwels

De angst voor het vrouwelijk lichaam Literatuurwetenschapper Mineke Schipper onderzoekt waarom mannen de baas spelen over vrouwen: “Geleidelijk werd de kraamkamer van Moeder Aarde omgebouwd tot een plek waar mannelijke goden de levenscheppende activiteiten exclusief overnamen.” ineke Schipper (80) is net een paar dagen terug uit Stockholm, waar de alternatieve Nobelprijs voor Literatuur werd uitgereikt aan schrijfster en vriendin Maryse Condé uit Guadeloupe. Een paar weken eerder was ze nog in China, als gast van het EU-China Literature Festival. Maar op deze winterse maandagochtend is ze terug in Nederland en installeren we ons aan de eettafel bij haar thuis in Amstelveen, om over haar nieuwste boek te spreken. Schipper is emeritus hoogleraar interculturele literatuurwetenschap aan de Universiteit Leiden en publiceerde onlangs Heuvels van het paradijs, waarin ze het ontstaan van patriarchale verhoudingen beschrijft. Het boek volgt op andere titels waarin ze onder meer scheppingsverhalen in verschillende culturen en religies onder de loep nam, en onderzocht hoe mensen hebben aangekeken tegen naaktheid en het bedekken en kleden van het lichaam. In Heuvels van het Paradijs richt ze zich op de anatomie

M

van het vrouwelijk lichaam, en hoe bepalend die is geweest voor het ontstaan van machtsverschillen tussen mannen en vrouwen.

Vaginale tanden De titel van Schippers nieuwe boek komt uit een studentenlied uit de middeleeuwen. In die tekst wordt de schoonheid van het vrouwelijk lichaam bezongen: ‘Een boezem die bevallig rijst. Als heuvels van het paradijs.’ Aan het eind van het lied blijkt dat de auteur zich het lichaam ook toe-eigent: ‘O genot van dit bezit’, klinkt het. In Heuvels van het paradijs wordt pijnlijk duidelijk dat het vrouwelijk lichaam door de eeuwen heen in vele culturen als eigendom is beschouwd. Zoals Schipper al in de introductie schrijft: “Uit inscripties in spijkerschrift blijkt dat de seksualiteit en de baarcapaciteit van vrouwen al vroeg gecontroleerd werden door mannen.” Vrouwen hebben zelf maar weinig te zeggen gehad over hun eigen lichaam. Het boek is een fascinerende maar ook verbazingwekkende reis door de geschiedenis, culturen en religies, van de steentijd tot aan #MeToo. Het voorziet de discussie over #MeToo van een onmisbare context, want het denken over het vrouwenlichaam zit diep verankerd in de culturen en tradities van de wereld. Schipper analyseert aan de hand van oude teksten, kunst, verhalen en symbolen hoe vrouwelijke lichaamsdelen door de eeuwen heen begeerte en angst hebben opgeroepen. De vulva is een oeroud symbool voor vruchtbaarheid, maar roept tegelijkertijd vrees op, zoals in

verschillende verhalen waarin vrouwen vaginale tanden hebben. Mythen over vrouwelijk bloed, menstruatie en ‘onreine’ vrouwen gaan eeuwen terug. In een hoofdstuk over geweld tegen vrouwen onthult Schipper hoe mannen al heel lang hun agressie loslaten op lichaamsdelen die ze zelf niet hebben. “De angsten van mannen komen in die verhalen zo onthullend tot uitdrukking”, zegt Schipper. Maar de allerdiepste angst komt volgens haar voort uit het verschil dat mannen geen nieuw leven kunnen baren. En vrouwen baren niet alleen hun eigen soort, de meisjes, maar ook jongetjes. Die spectaculaire voorsprong mondde uit in achterstand op de meeste andere terreinen. Het betekent dat de behoefte aan compensatie gigantisch groot is geweest, aldus Schipper. Zoals ze in haar boek schrijft: “De vrouwelijke ‘procreatievoorsprong’ heeft de mannelijke sekse gestimuleerd om de unieke baarcapaciteit glansrijk voorbij te streven op zoveel mogelijk andere terreinen.”

Geen godinnen meer Er was een tijd dat er in oude culturen verhalen rondwaarden over een moedergodin die het leven schiep, vertelt Schipper. Verhalen beschrijven een aardgodin of moedergodin die het leven baart en voedt, vaak voorgesteld als een groot lijf dat op de aarde ligt. “Uit al haar geboortekanalen kroop het leven naar boven.” Ook de oudste beeldjes zijn vaak vrouwen. Neem bijvoorbeeld de Venus van Hohle Fels – een beeldje van zo’n 35.000 tot 40.000 jaar oud – van een vrouw met grote borsten, een ronde

februari 2019

7


✽ interview buik en uitgesproken schaamstreek. Het straalt vruchtbaarheid uit. “Heel vroeger beseften mensen wel dat het nieuwe leven van de vrouwen afhangt”, zegt Schipper, die steeds scherp formuleert, vaak ook met humor. Ze omschrijft hoe mannen in allerlei culturen geleidelijk aan een steeds belangrijker rol in het scheppingsverhaal pakten. Zoals Schipper het omschrijft: “Geleidelijk werd de kraamkamer van Moeder Aarde omgebouwd tot een plek waar mannelijke goden de levenscheppende activiteiten exclusief overnamen.” Er kwamen mannelijke goden die eerst hun zaad op de aarde gingen storten in de vorm van regen, voordat een aardgodin het leven kon schenken. In de drie monotheïstische godsdiensten bleef uiteindelijk zelfs alleen een God de vader over. “Een naijverige God”, merkt Schipper over de God van de Bijbel op, “die geen goden en godinnen naast zich duldt.” In haar boek wordt duidelijk hoe deze omslag naar het verplicht aanbidden van die ene mannelijke God veel volken in een lastig parket bracht. De Israëlieten bleven lange tijd godin Ashera vereren, als de vrouw van de God van Israël, die ook wel Elohim werd genoemd. “Pasgeleden mailde een specialist uit Israël me”, vertelt Schipper, “dat er een vaas is gevonden waarop Elohim en Ashera samen staan afgebeeld.” Dat zegt weer iets over de werkwijze van Schipper; ze heeft een rijk internationaal netwerk van collega’s en experts met wie ze kennis uitwisselt. Ze leest veel en blijft schrijven. “Ik heb allerlei ideeën voor nieuwe boeken”, zal ze even later zeggen, “maar die houd ik nog even voor me.”

Maria’s moederborst De vader van Schipper was hervormd dominee, ze werd christelijk opgevoed. “Je dacht daar vroeger toch niet echt over na”, zegt ze, “waarom die God mannelijk was.” Nu vindt ze dat gedeelten van de Bijbel en de Koran van nieuw commentaar moeten worden voorzien. Dat gebeurt ook wel, zegt ze, maar die nieuwe visies dringen nog lang niet overal door. Mensen hebben overal hun eigen menselijke ideeën en belangen op het goddelijke geprojecteerd. Zo is ook het beeld van een superieure God de vader ontstaan die geen vrouwelijk element naast zich duldt.

8

februari 2019

De Israëlieten bleven lange tijd godin Ashera vereren als de vrouw van de God van Israël

Paspoort Mineke Schipper (Polsbroek, 1938) is emeritus hoogleraar interculturele literatuurwetenschap.

. Studeerde Frans en filosofie aan de Vrije Universiteit Amsterdam en literatuurwetenschap in Utrecht. Werkte aan de Université Libre du Congo van 1964-1968 en van 1970-1972. Promoveerde in 1973 op een proefschrift over beelden van Europeanen in Afrikaanse romans. Werd in 1988 de eerste hoogleraar Interculturele Literatuurwetenschap in Nederland aan de Vrije Universiteit; vanaf 1993 werkte ze aan de Universiteit Leiden. Was gasthoogleraar in Nigeria, Kenya, Zimbabwe en Burkina Faso. Werd in 2008 bij haar emeritaat benoemd tot Officier in de Orde van OranjeNassau voor haar verdiensten als intercultureel bruggenbouwer. Schreef vele wetenschappelijke boeken, romans en literaire non-fictie. Haar nieuwste boek is Heuvels van het paradijs. Een geschiedenis van macht en onmacht. (Prometheus, 320 blz., € 22,50). Woont in Amstelveen met haar man en heeft twee volwassen zoons en twee kleindochters.

. . . . . .

.

www.minekeschipper.nl

Toch kwam het vrouwelijke telkens via de achterdeur weer binnen, zegt Schipper. Bijvoorbeeld in de aanbidding van Maria. “Ik denk dat de katholieke kerk enorm haar best heeft moeten doen om ervoor te zorgen dat Maria uiteindelijk niet belangrijker werd dan Jezus.” In het hoofdstuk getiteld ‘God de Moeder wordt Moeder van God’, omschrijft ze onder meer hoe de voedende moederborst van Maria mensen inspireerde. Haar melk zou goddelijke kracht geven, haar borsten gaven troost. Maar in 1563 werd het afbeelden van die borst door het Concilie van Trente afgekeurd als ongepast. Sindsdien werd Maria op kerkelijke afbeeldingen zorgvuldig dichtgeknoopt. Schipper verwijst ook naar Augustinus die vond dat “al voor haar zonde de vrouw gemaakt was om door haar man overheerst te worden, en onderdanig en onderworpen aan hem te zijn”. “En dat is dan een invloedrijk christelijke kerkvader,” zegt Schipper, toch wat verbolgen. “Waarom had hij het nodig om dat te zeggen? Zo’n uitspraak onthult vooral diepgewortelde angst om de controle over de andere sekse niet te verliezen.” Angst is volgens haar altijd een belangrijke factor geweest, die in grote mate heeft bijgedragen aan het ontstaan van het patriarchaat. Het is de angst voor vrouwelijke lust en voor de oncontroleerbaarheid van de mysterieuze baarmoeder. “Het gaat ook om de gevoelde ontoereikendheid aan de kant van mannen.” Schipper reconstrueert in haar boek het denken over het ontstaan van leven. Eeuwenlang werd volgehouden dat de man daaraan het meeste bijdroeg. Aristoteles zei al dat de superieure delen van de mens, vooral de ziel, met het zaad de baarmoeder in kwamen. Tot Antoni van Leeuwenhoek aan toe, die zijn eigen zaad onder de microscoop legde en daar het leven in zag bewegen. Medici en anatomen waren lange tijd alleen maar mannen, en zij zagen het bestaan van de eicel “vanzelf” over het hoofd. “Het is mooi dat de wetenschap intussen een stap verder is”, concludeert Schipper.

Oubollig commentaar Ook toen de vrouwelijke bijdrage aan het ontstaan van nieuw leven uiteindelijk werd erkend, bleef de behoefte om vrou-


Wilma Hartogsveld

wen te controleren. Zo zouden ze minder onderwijs nodig hebben. “Een geleerde vrouw is een verloren vrouw”, is een spreekwoord waar Schipper op wijst. Er komen regelmatig spreekwoorden voorbij in haar verhalen. Tijdens haar reizen verzamelde ze uitspraken over vrouwen in verschillende culturen die ze vergelijkend bestudeerde in haar boek Trouw nooit een vrouw met grote voeten (2010). Die spreekwoorden weerspiegelen gangbare denkbeelden over vrouwen en meisjes wereldwijd. Om nog maar een voorbeeld te noemen: “Een hele nacht weeën en dan nog maar een dochter”, zoals een Spaans-Mexicaans spreekwoord luidt. Is Schipper niet gefrustreerd geraakt door het schrijven over de degradatie van vrouwen door mannen? Helemaal niet, zegt ze. “Ik heb mijzelf nooit feminist genoemd, maar ik noem mezelf equalist. Ik ben opgegroeid in een gezin met vijf broers. Dan zie je dat zowel jongens als meisjes hun onzekerheden hebben. En ons is nooit bijgebracht dat de één belangrijker was dan de ander. Dat was een goede basis om aan het leven te beginnen.” In plaats van frustratie, ervoer ze bij het werken aan dit boek eerder een soort “deernis met de mensheid”. “Je krijgt het gevoel: arme mannen en vrouwen, wat een getob.” Voor vrouwen is er inmiddels veel verbeterd. Maar ze heeft een hekel aan reclames die vrouwen steeds opnieuw reduceren tot hun uiterlijk. Te veel vrouwen hebben wat haar betreft nog steeds behoefte aan bevestiging, als het gaat om hoe ze eruitzien. “Het is toch een vorm van slavernij voor vrouwen om verplicht te behagen. Alsof het uiterlijk belangrijker is dan wat je aan echte talenten in huis hebt.” #MeToo noemt ze een broodnodige beweging. Maar, voegt ze daar in haar boek aan toe, “slachtofferschap is voor niemand een positie om in te blijven hangen. Het is ook te makkelijk om de andere sekse alle schuld in de schoenen te schuiven.” Vrouwen moeten af van hun overgeleverde rol van behaagziek object, zegt Schipper. Ze moeten zich “niet langer in een hoek laten drijven door oubollig commentaar op hun buitenkant” Schipper eindigt haar boek met een positieve noot. Ze gelooft dat het mogelijk is,

dat mannen en vrouwen gelijkwaardiger met elkaar omgaan. Op veel plekken gebeurt dat al. Daarvoor is het wel belangrijk dat we met elkaar in gesprek gaan en blijven, zegt ze. “Laten we onze angsten op tafel leggen en het daar met elkaar over hebben. Want wie zich daarvan kan bevrijden, kan zoveel relaxter met anderen omgaan.” Gelooft ze dat religie daarbij een positieve rol kan spelen? Want wie haar boek heeft gelezen, zal religieuze wetten, regels en verhalen niet echt als emanciperend beschouwen. “Ik denk dat we heel voorzichtig moeten zijn met het benoemen van wat het goddelijke is of zou kunnen zijn, want we weten er helemaal niks van”, zegt Schipper. “De manier waarop religie ingevuld is, heeft het menselijk samenleven lang niet altijd harmonischer gemaakt. Maar ik denk wel dat een leven zoals bijvoorbeeld dat van Jezus, inspirerend kan zijn.” Ze noemt de eerste christelijke gemeente. “Die was revolutionair, dankzij de boodschap dat elk mens kostbaar is. Iedereen heeft een ziel en of je nu uit een hogere klasse of uit een lagere klasse komt, vrij mens bent of slaaf, man of vrouw, het maakt allemaal niets uit. Het uitgangspunt in die oude boodschap dat ieder mens telt, is nog net zo relevant als toen.”

.

Zachtheid Het miezert en de lucht is grijs. Ik sta voor de kerk aan de rustige ventweg te wachten en kijk naar het verkeer dat over de hoofdweg raast. Wandelen in dit weer is geen pretje, bedenk ik. We moeten maar in de kerk gaan zitten straks. Een onbekende jonge vrouw heeft me gebeld of ik met haar wilde praten. Bijzonder eigenlijk dat het steeds vaker gebeurt dat mensen van buiten de kerk een beroep op me doen. Goddank worden zij niet afgeschrikt door de excessen van misbruik en Nashville-verklaring.

Daar is ze. Een beetje onzeker glimlachen we naar elkaar en ze steekt een tengere hand naar me uit. Haar blik is onderzoekend, maar open. “Zullen we maar binnen gaan zitten?”, vraag ik, terwijl ik naar de lucht kijk. Even laten zitten we in de kille maar droge kerk met een warme kop koffie. Het valt me op hoe liefdevol ze over haar ouders praat terwijl ze haar levensverhaal vertelt. Een deel van haar problematiek heeft met haar opvoeding te maken, maar ze neemt hen niets kwalijk. Mijn gedachten gaan even naar mijn eigen kinderen. Ook zij worstelen soms met zichzelf en ik moet erkennen dat mijn rol in hun leven ook niet alleen maar positief is geweest. Niemand komt zonder kleerscheuren door zijn jeugd, besef ik, en prijs me gelukkig dat mijn kinderen dat accepteren en dat het bespreekbaar is. Ze vraagt me waar ik zelf kracht vandaan haal bij verdriet en tegenslag. In gedachten ga ik terug naar de donkerste periode van mijn leven. Net als zij nu, bouwde ik toen stevige muurtjes om me heen en probeerde ik op allerlei manieren de controle te houden. “Het is moeilijk onder woorden te brengen”, aarzel ik. “Maar ik heb ervaren dat je wanneer je verdriet en pijn echt toelaat, er wel door kunt worden overspoeld, maar er niet in verdrinkt. In die tijd heb ik veel gehad aan een lied van Huub Oosterhuis, Wek mijn zachtheid weer. Mischien ben ik er doorheen gekomen door opnieuw kwetsbaar te durven zijn en me vanuit vertrouwen weer open te stellen voor mensen die op mijn weg komen.” Ondanks de warme koppen koffie rillen we na een tijdje van de kou. Tijd om te gaan. Buiten is de lucht nog steeds grijs, maar het miezert niet meer. Ze omhelst me bij het afscheid en even houd ik haar stevig vast. Dan laat ik haar los in de hoop dat zij haar weg zal vinden in het leven. Stoer en kwetsbaar.

Wilma Hartogsveld is theoloog, predikant en schrijver.

februari 2019

9


✽ vluchtelingen

De zwemvesten, die de vluchtelingen aantrekken, zijn vrijwel altijd nep

10

februari 2019


reportage ✽

Vluchtelingen in de hel van Lesbos

LACH, DANS, TROOST, GEEF GELD, DOE IETS Journalist Nynke Sietsma ging als vrijwilliger naar Lesbos om ontbijt uit te delen in vluchtelingendorp Kara Tepe. Ook ruimde ze vuil op in ‘de hel van Lesbos’, Moria. Ze voelt zich niet beter, nu ze terug is. “Zij zitten daar nog. Doe in godsnaam iets, Europa.” Tekst: Nynke Sietsma Beeld: Hollandse Hoogte

e turen naar zee en kijken naar Turkije. We – vrijwilligers van een Nederlandse vluchtelingenorganisatie – staan op een heuvel, dus we kunnen Turkije goed zien liggen. Het lijkt heel dichtbij. Naast me staan drie Koerdische zusjes en een vriendinnetje. De oudste, 22 jaar oud, neemt het voortouw. Het jongste zusje is net negentien. Ze zijn bezig met hun lange zwarte haren. Elastiekje eruit en de haren losschudden. Elastiekje er weer in. Ze maken selfies en giechelen.

W Zo alleen

Syrische vluchtelingen arriveren op Lesbos.

Op dit stuk zee waar we op uitkijken, in de buurt van Molyvos, ooit de toeristische trekpleister van Lesbos, steken de meeste vluchtelingen over. Het stuk zee tussen Turkije en Lesbos is hier ‘maar’ 6 kilometer. Ook de drie zusjes staken hier over. De boot, geschikt voor vijftien man, helemaal volgepropt. “Soms zetten mensensmokkelaars wel honderd mensen op zo’n boot”, vertelt het oudste zusje. De kleinste kinderen gaan dan in het midden, de sterksten op de reling. De zusjes betaalden € 1.000 per persoon voor een plek op het bootje. Ze filmden hun tocht met hun telefoon. Giechelend van spanning. Alsof het een leuk avontuur was, zoals een dropping op

de middelbare school. Het wás natuurlijk ook een spannend avontuur. Alleen dan wel eentje waar je – als je pech hebt – aan dood kunt gaan. Ze deden er twee uur over. “Boten gaan vaak stuk”, zegt de oudste. De zwemvesten, die de vluchtelingen aantrekken, zijn vrijwel altijd nep. En veel mensen kunnen niet zwemmen. Afgelopen jaar verdronken honderden mensen, kinderen, baby’s. Precieze cijfers zijn er niet, maar het aantal mensen dat in 2018 tussen Turkije en Griekenland in zee verdronk, wordt op 1.400 geschat. De zusjes hebben alleen elkaar op Lesbos. Hun vader en moeder zitten al in Duitsland, er is nog een jonger zusje, die zit nog in Irak. Ze zijn hier nu tien maanden. Ze voelen zich wel oké, zeggen ze, maar hun slechte huid – helemaal vol puistjes – verraadt de stress en onrust. Als wij later foto’s van een jaar daarvoor van ze zien, zien we gezichten zonder bultjes en puistjes. Een stressreactie, zegt mijn collega-vrijwilliger met wie ik deze week een huis deel. Zij is arts. Dat de meiden hier met z’n drieën zitten, zonder ouders, komt omdat vluchtelingen die achttien jaar oud zijn, hun eigen asielprocedure krijgen. Het is waarschijnlijk, maar nog maar de vraag of ze óók in Duitsland terecht zullen komen, bij hun ouders. Zo kan het dus zijn dat families uit

februari 2019

11


✽ vluchtelingen elkaar worden gerukt. De zusjes zijn niet de enigen. Later in die week zal ik meerdere tieners treffen die helemaal alleen op Lesbos zijn, zoals Abdullah uit Afghanistan. Negentien jaar. Een schat van een jongen, hij wil iedereen wel helpen. Altijd die glimlach. Maar zo alleen. Dat zie je in zijn ogen.

Minutenlang omhelzen we elkaar, weten we niet wat te zeggen

Zwemvestenkerkhof We stappen weer in de auto. We zijn namelijk onderweg naar de Lifejacket Graveyard waar duizenden zwemvesten liggen. Lukraak bij elkaar gegooid als een monument. Grieken gebruiken de plek nu ook om illegaal afval te dumpen. We klauteren over het afval heen om bij de zwemvesten te komen. Het is onwerkelijk. Duizenden verkleurde oranje hesjes. Sommigen juist nog feloranje, die liggen er net. Er liggen resten van boten, er liggen buitenboordmotoren en zwarte zwembanden. Er liggen babyzwemvestjes tussen. Ook nep. De giechelende meisjes staan aanvankelijk monter selfies te maken. Alsof zij niet óók zo’n zwemvest hebben aangehad en op de boot zijn gestapt. Misschien liggen die van hen er wel tussen. Maar dan komen de tranen. Bij ons allemaal. Minutenlang omhelzen we elkaar, weten we niet wat te zeggen. Het is te groot. Het jongste zusje pakt haar telefoon opnieuw. Nu zie ik pas wat ze daar de hele tijd mee doet. Ze streelt over een pasfoto van haar moeder die aan de achterkant van haar telefoon zit geplakt.

Jonge vluchtelingen begroeten een hulpverlener.

12

februari 2019

Wegwezen hier. Al leer ik later dat je dit macabere zwemvestenkerkhof ook kunt zien als een plek van hoop. Alle mensen die een zwemvest hebben gedragen, die hier bij elkaar op een berg zijn gegooid, hebben het overleefd, wordt mij verteld. Vier daarvan zijn de zusjes en hun vriendinnetje. Dan ben je niet zielig, dan ben je een overlever. We praten elkaar moed in en vertrekken naar een barretje in Molyvos. We lachen, kijken Youtube-filmpjes, bekijken elkaars Instagramfoto’s en voegen elkaar toe op Facebook. Dit is nú de werkelijkheid. Die andere ligt nu voorgoed achter ze. Maar ik ga straks verder. Naar mijn nieuwe huis dat ik net heb gekocht. Zij hebben niet eens een huis. Ze weten niet eens waar dat huis zal staan. Het is zo oneerlijk, zo dubbel. Zo ingewikkeld ook. Ik kan wel íéts doen. Ik kan met ze lachen, huilen en dansen. En samen ontbijt uitdelen.

Zelfredzaamheid De vier meiden wonen nu in vluchte-

lingendorp Kara Tepe, waar ik en mijn collega-vrijwilligers een week lang iedere ochtend ontbijt aan de bewoners zullen brengen. Dat doen we met de Nederlandse organisatie Because We Carry die onder het mom #nietlullenmaarpoetsen voor dat ontbijt zorgt, betaald met donaties. Een team van pakweg 25 vrijwilligers uit het kamp zelf neemt ons op daarbij sleeptouw. Zij weten precies hoeveel mensen in welke container wonen. Ze wonen er zelf tussen. Als ik er ben, wonen er 1.240 mensen. Het zijn de kwetsbaarste vluchtelingen die er op adem mogen komen. Kara Tepe wordt een ‘modelvluchtelingenkamp’ genoemd. Hier staan ze niet in de rij voor het eten, de sfeer is er goed. Een vijfsterrenvluchtelingenkamp, denk ik cynisch. Maar inderdaad, vergeleken met Moria, waar ik later die week vuil zal opruimen, is het een vredig tussenstation in een ongewisse toekomst. De volgende ochtend is het de tweede keer dat we ontbijt uitdelen. “Goodmorninggggg, how are you?” De Afghaanse Abdel verwelkomt ons. Het is half acht ’s ochtends. Hier, bij de kromme boom staat een enorme, vrolijk beschilderde foodtruck waar aardappelen, aubergines, smeerkaasjes, uien en bananen in de koeling liggen opgeslagen. Er worden ook broodzakken in bewaard maar die gooien we vandaag weg, want er hebben muizen aan zitten vreten. De vrijwilligers uit het ontbijtteam komen overal vandaan. Op Lesbos verzamelden zich de afgelopen jaren 46 nationaliteiten sinds de vluchtelingencrisis. Ze hebben één ding gemeen: ze zijn allemaal bootvluchteling. Ze zijn zo vrolijk, de vrijwilligers. Iedere ochtend dansen we op Arabische hits, maken we de flauwste grapjes en proosten we met de chai die we drinken als we de twaalf bolderkarren hebben ingepakt waarmee we het ontbijt gaan uitdelen. De sfeer in het kamp is relaxed. In die week horen we wel eens mensen ruziemaken en we weten dat er ook kinderen worden geslagen en dat bewoners gebukt gaan onder een ernstige vorm van stress. Hun toekomst is ongewis. Niemand die kan vertellen waar ze ooit terecht zullen komen met hun peuters, hun basisschoolkinderen, hun baby’s. Maar hier in Kara Tepe is het even goed. Dat komt vooral omdat Because We Carry en andere ngo’s in het vluchtelingendorp aan empowerment doen. Ze zorgen ervoor


reportage ✽

Kamp Moria, ‘ de hel van Lesbos’.

dat bewoners zélf aan de slag kunnen als ze dat zouden willen. Ze kunnen in een tuin werken, fietsen repareren, ontbijt uitdelen met bolderkarren, ze kunnen koffie schenken in een koek-en-zopieachtig tentje en Engelse les nemen. Die zelfredzaamheid werkt. Het geeft mensen iets om handen én veerkracht om de draad weer op te pakken. Wat kunnen we hier veel van leren, denk ik soms hoopvol en somber tegelijk.

Geen haar beter Als de schemering valt, het is een uur of zes, sta ik even te wachten in de buurt van de speeltuin. Er hangt een volleybalnet. Vier mannen slaan een bal over. Best hard ook. Het worden er zes. Het worden er acht. Uiteindelijk staan er teams van elk zes man aan iedere kant van het net. Ieder een andere achtergrond, een ander verhaal. De vader die met zijn buggy aan de kant staat, stapt ook in het veld. Ik mag ook meedoen

– sommige vrouwen vinden dat maar raar, dat zie ik heus wel – maar haak onder luid gelach af als er knoerthard wordt gesmasht. Sporten helpt. Muziek ook. We dansen heel wat af. En dat doen we ook weer in Moria, de hel van Lesbos. Daar gaan we vuil rapen. Ik ben best een beetje zenuwachtig want we zijn gewaarschuwd. Als de pleuris uitbreekt, dat wil zeggen dat de sfeer in het kamp, omheind met grote hekken, zomaar kan omslaan, dan moeten we terug naar de hoofdingang. En als dat ook niet veilig is, terug naar de auto rennen. Ook in Moria helpt een team van bewoners mee. En zij zijn vrolijk. Ze trekken lachend handschoenen aan en met een vuilniszak in de hand gaan we ouwehoerend Moria in. Alsof ze er niet wonen. Tussen de drollen, tussen de flessen urine, tussen de poepluiers en al die andere viezigheid die er ligt. De tentjes pal naast elkaar. Geen mogelijkheid om zelf te

koken, geen verwarming, totaal afhankelijk. En alles is vochtig. Als het regent, stromen de tentjes ook vol omdat ze op een helling staan. Het is onbestáánbaar dat daar mensen met baby’s moeten wachten totdat ze verder mogen met hun leven. Want dit is overleven. En Europa staat erbij en kijkt ernaar. Daarom voel ik me geen haar beter als ik weer terug in Nederland ben. Ja tuurlijk, ik heb met mensen gedanst, met ze gelachen, ze getroost, gehighfived, eten uitgedeeld, geld voor ze ingezameld en mijn benen uit mijn lijf gelopen toen ik er was. Maar mijn comfortabele leven gaat verder en er zijn heel wat dagen dat ik niet aan Lesbos denk. Dat ik niet aan de zusjes denk. En aan Abdel en Abdullah. En het oudere echtpaar in Moria dat zo blij was dat we kwamen opruimen voor hun tentje en de handen voor hun borst vouwden om ons te bedanken. Zij zitten daar nog. Doe in godsnaam iets, Europa.

.

februari 2019

13


✽ misbruik

Vaticaanse conferentie over seksueel misbruik

KERK KENT GEEN BUITENSTAANDERS

In het Vaticaan vindt over drie weken een topconferentie plaats over het seksueel misbruik in de r.-k. kerk. De kerk ziet zichzelf als geroepen tot heiligheid. Maar volgens katholiek theoloog Will Verhoef vraagt deze roeping van de kerk om een grondige revisie van haar zelfverstaan. Tekst: Will Verhoef Beeld: ANP Foto

et is half december. De ochtendkrant leert dat de kardinalen George Pell en Francisco Javier Errázuriz Ossa door paus Franciscus zijn ontslagen als lid van de raad van kardinalen die hem bijstaat in de hervorming van de Vaticaanse curie, het centrale bestuursapparaat van de rooms-katholieke kerk. De raad adviseerde Franciscus eerder om een topconferentie te beleggen over seksueel misbruik. Die conferentie vindt van 21 tot 24 februari in Rome plaats. Nu zijn twee leden van de raad zelf heengezonden. Pell is intussen in Australië schuldig bevonden seksueel misbruik. Errázuriz heeft in Chili jarenlang priesters die misbruik pleegden, de hand boven het hoofd gehouden. Na het lezen van de krant komt het bulletin van mijn parochie binnen. In afwachting van de goddelijke geboorte geeft het de tijden van de vieringen, aankondigingen van kerstgezang en een bijbelcursus. Geen woord over de situatie waarin de wereldkerk zich in de vloed van berichten over seksueel misbruik bevindt. De Commissie Deetman heeft in Nederland haar werk gedaan en een duidelijk beleid uitgezet. “Hoe pijnlijk ook, we hebben dit adequaat afgehandeld”, zei kardinaal Wim Eijk in een interview. Alsof het hier gaat om een kwestie van goed management. De r.-k. kerk bevindt zich in een crisis zoals

H

14

februari 2019

zij die sinds de Reformatie niet gekend heeft. De golf van berichten over seksueel geweld door priesters jegens jeugdige kerkleden houdt aan. De laatste maanden ligt het accent in het nieuws op het verzwijgen en versluierend handelen door verantwoordelijken, waardoor daders hun gang konden blijven gaan.

Boosheid en schaamte Ik ga hier niet in op de pijn en het verdriet van de direct getroffenen, op de verwarring en kwetsuren waarmee zij moeten leven. Mijn onderwerp hier is de kerkelijke gemeenschap als geheel, waarin de daders en hun slachtoffers zijn inbegrepen. In september 2018 schreef Franciscus naar aanleiding van de onthullingen een brief aan alle gelovigen. Zijn benadering herinnert aan wat ik in mijn theologische opleiding kreeg ingeprent: in de kerk bestaan geen buitenstaanders. Als één lid lijdt, lijden alle leden mee, citeert de paus de apostel Paulus. De klacht van hen die geweld is aangedaan, schreit ten hemel. Het is een verdriet dat allen in de kerk raakt, stelt Franciscus. De pijn van de slachtoffers vindt zijn weerklank in de hele kerkgemeenschap. Tot zover zal de lezer de woorden van de paus zonder moeite beamen. Maar de brief gaat verder. “Met schaamte en berouw erkennen we als kerkelijke gemeenschap dat we niet waren waar we moesten zijn,

dat we niet tijdig hebben gehandeld (...), we toonden geen zorg voor de kleinen; we lieten ze in de steek.” Ho even, wie zijn die ‘we’? Het zijn toch ambtsdragers, die deze daden begingen? En ambtsdragers, bisschoppen en kardinalen, die de aanklachten verborgen en daden ongestraft lieten? De verontwaardiging over de misdrijven is onder kerkleden niet minder groot dan daarbuiten. Maar toch zegt de paus ‘we’:


opinie ✽ bewustzijn dat we niet alleen verbonden zijn met de slachtoffers, maar ook met de daders. En dat we als leden van een ongedeelde gemeenschap delen in het berouw jegens gekwetsten. Er zijn geen buitenstaanders. De pijnlijke boodschap dat de gemeenschap als zodanig verantwoordelijk zou zijn, deed weinig stof opwaaien. De pers in de Verenigde Staten – waar momenteel de meest actuele berichten van misbruik vandaan komen – reageert goedkeurend op het gebruik van woorden als ‘misdaden’ (in plaats van ‘zonde’) en ‘gerechtelijke maatregelen’ (in plaats van interne maatregelen). In Nederland is er vrijwel geen commentaar op de pauselijke brief. Voorzover het er is, is de toon is er een van ‘wat nu?’ Excuses zijn er genoeg geweest, er moet nu doorgepakt worden. Alsof de brief maar papier was, en woorden geen daden zijn.

Topconferentie

Demonstratie tegen seksueel misbruik tijdens het pausbezoek aan Ierland, augustus 2018.

‘wij als kerkelijke gemeenschap’ schoten tekort. Alsof we ons als katholieken allemáál moeten schamen. Er is boosheid vanwege ambtsdragers en religieuzen die deze daden begingen. Boosheid om hun misdragingen en bedrog. Boosheid op het bestaan van een verborgen werkelijkheid. Boosheid om het in gevaar brengen van het in onze landen toch al fragiele bestaan van de kerk. Nietttemin:

de boosheid camoufleert ook schaamte. En die schaamte kan niet anders dan voortkomen uit het feit dát we ons als katholieken beschouwen als een gemeenschap. We zijn niet alleen emotioneel betrokken bij wat deze jonge mensen is aangedaan, maar ook, zeg maar, positioneel. Het eerste is omdat we mens zijn, het tweede omdat we elkaar in de gemeenschap als broeders en zusters zien. De schaamte duidt op een

En dan nu de ‘topconferentie’, een novum. De voorzitters van alle bisschoppenconferenties zijn opgeroepen tot deelname. Volgens Ernesto Caffo, een man met een indrukwekkende staat van dienst en (leken)lid van de pauselijke commissie voor de bescherming van minderjarigen, zou de conferentie de nadruk leggen op het herkennen en aanpakken van misbruik. Daarnaast zouden de aanwezigen ‘getraind’ worden in het luisteren naar slachtoffers. Het herstellen van de veiligheid in de kerk is het eerste doel, zo lijkt het. De voorbereidende commissie spreekt van “een heldere en begaanbare weg uitzetten voor de bisdommen”, een weg van “zero tolerance” en transparantie. Het klinkt alsof er nog méér bagger wordt verwacht. Tot de voorbereidende commissie hoort de Maltese aartsbisschop Charles Scicluna. Hij is promotor justitiae (zeg maar: hoofdofficier van justitie van het Vaticaan) en verbonden met de hoogste kerkelijke rechtbank. Het doet vermoeden dat de mogelijkheden van het kerkelijk recht in de omgang met daders beter gebruikt zullen gaan worden. In 2012 bepleitte Scicluna al de mogelijkheden om plegers van misbruik ter verantwoording te roepen verder te ontwikkelen. Thans kan de kerkelijke rechtbank priesters de uitoefening van hun ambt ontnemen, maar de bestraffing van

februari 2019

15


✽ misbruik bisschoppen is tot nu toe aan de paus overgelaten, meldde Scicluna destijds al. De bisschop van Rome is daarmee opgezadeld met een taak die – helaas – veel te groot voor hem blijkt. De r.-k. kerk kan zich niet langer permitteren te suggereren dat deze zaak binnenshuis wordt opgelost. De feiten spreken dat telkens weer tegen. Er wordt een andere weg gezocht. Een uit te vaardigen instructie zal er waarschijnlijk op aandringen bij kennis of vermoeden van misbruik aangifte te doen bij de burgerlijke autoriteiten, zoals in het beleid van de Nederlandse kerkprovincie al het geval is. Toch is dat niet genoeg. De kerk heeft een eigen juridisch-dogmatisch systeem nodig, bedoeld om de waarheid te dienen waar zij voor staat in haar verlangen om Christus in de wereld present te stellen. In Nederland mogen we vertrouwen stellen in de rechtspraak, maar lang niet overal geldt dat overheden zorgen voor recht en veiligheid.

Verantwoordelijkheid nemen Paus Franciscus dringt aan op veranderingen in de kerkelijke gemeenschap. De héle gemeenschap: “Als volk van God worden we uitgedaagd om de pijn van onze broeders en zusters die fysiek en mentaal verwond werden, op ons te nemen.” Er is een bekering van de kerk nodig, die alleen mogelijk is met de actieve deelname van alle leden van Gods Volk, aldus de paus. De verandering bestaat vooral in het verlaten van het clericalisme. Het creëren van kleine elites verdeelt het kerkelijk lichaam, een verdeeldheid die het kwaad dat we nu veroordelen bevordert, aldus Franciscus. De kerk kent geen buitenstaanders. Wil zij iets zijn voor de wereld, dan kan ze dat alleen zijn wanneer het Lichaam van Christus niet in zichzelf verdeeld is. Een ernstiger verdeeldheid dan waar het ene lid het andere geweld aandoet, is niet mogelijk. Of de woorden van Franciscus troost bieden aan de gedupeerden, betwijfel ik. Ze zijn ook niet specifiek voor hen bedoeld. Niettemin: vanuit de ervaring die in de vrouwenbeweging is opgedaan rond seksueel geweld is bekend dat slachtoffers over het algemeen geen genoegdoening eisen in de vorm van grote sommen geld of torenhoge straffen voor de daders. Hun verlangen is gewoonlijk zich daadwerkelijk

16

februari 2019

Een kerk die niet geloofwaardig is, kan slechts verlating verwachten

Ze heeft de waarheid niet in pacht, maar is – en daarin verschilt ze per definitie van welke organisatie ook die gedragscodes opstelt en procedures uitvaardigt – verplicht zichzelf en haar eigen handelen te bezien vanuit een gevormd geweten, in de overtuiging dat Gods ogen op haar rusten.

Priesterschap ontwijd gehoord te weten. Een horen dat resulteert in maatregelen om verder geweld te voorkomen. Doorgetrokken naar de situatie in de r.-k. kerk zou dat kunnen betekenen dat de kerk in geloofwaardigheid groeit naarmate zij een weg weet te vinden uit het verderf waarin ze zich nu bevindt. Ze dient te leven uit haar wonden. In die zin begrijp ik dat de paus de schreeuw van de slachtoffers tekent als een openbaring. “De Heer hoorde die roep en liet ons opnieuw zien aan welke kant Hij staat. Maria’s lied (het Magnificat, WV) is geen vergissing. (...) ‘Hij toont de kracht van zijn arm en slaat trotsen van hart uiteen’.” Wie God is, leren we vanuit het weten van degenen die in het nauw gedreven zijn en aangewezen zijn op de Levende. Het enige fatsoenlijke dat de kerkelijke gemeenschap te doen staat, is als katholieken samen verantwoordelijkheid te nemen voor wat geweest is door verantwoordelijkheid te nemen voor de toekomst. Op het moment van schrijven is nog niet te zeggen tot welke resultaten de conferentie zal leiden. Waarschijnlijk zullen er ook in andere landen procedures komen om misbruik te bestrijden. Een goede zaak, maar daarmee zijn we er niet. Dit is geen vergadering van filiaalhouders om een gemeenschappelijke bedrijfspolicy uit te zetten. Het eerste aandachtspunt is de veiligheid van allen binnen de gemeenschap. Maar vervolgens moet het ook gaan om de kerk zelf, om haar zelfverstaan. Er is een ecclesiologische bezinning nodig. De kerk is geroepen tot heiligheid. Dat betekent niet dat zij per definitie juist handelt, of dat het kwaad enkel buiten haar zou bestaan. Bijna integendeel: het betekent dat zij zich bij voortduring in dient te spannen om haar roeping te volgen en heilzaam in de wereld present te zijn. Zij staat ónder haar roeping, en haar kennen is, om met de apostel Paulus te spreken, een voorlopig kennen.

Geroepen tot heiligheid wil de r.-k. kerk een sacrament zijn voor de wereld. Het is de kern van haar bestaansrecht, en het enige waarin ze zich kan onderscheiden van ‘de wereld’. Uit dit verlangen vloeit haar sacramentele structuur voort, inclusief de ambtstheologie. Daarin wordt de priester gezien als plaatsbekleder van Christus. Het misbruik dat heeft plaatsgevonden heeft echter het priesterschap zelf geweld aangedaan, zo niet ontwijd. Aan de sacramentele structuur van de kerk, waarin de priester en de eucharistie de voornaamste pijlers vormen, is de bodem ontvallen. Wil de kerk haar roeping, de zin van haar bestaan, overeind houden, dan kan een bezinning op de ambtstheologie niet uitblijven. De pauselijke brief lijkt aan te sturen op een doortrekken van het aggiornamento, het bij de tijd brengen van de kerk door het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965). De ambtstheologie is daarin achtergebleven bij het optimisme van het conciliair spreken over de kerk en het algemeen priesterschap van de gelovigen. De post-Vaticaanse interpretatie onder kerkelijke beleidsbepalers bleef een tweedeling zien in de opdracht van de gelovigen: de kerk bleef het domein van de geestelijkheid en de wereld het terrein van de ‘leek’. Ecclesia semper reformanda: de kerk behoeft altijd verandering. De r.-k. kerk – maar dit geldt ook voor alle andere geloofstradities – bestaat en bestaan bij de gratie van geloof. De Eeuwige troont op de gezangen van Israël, zong de psalmist al. De geëmancipeerde mens gelooft in en uit vrijheid, kiest zelf aan wie of wat gezag gegeven wordt. Een kerk die niet geloofwaardig is, kan slechts verlating verwachten.

.

Will Verhoef is rooms-katholiek theoloog en was werkzaam als beleidsmedewerker van de congregatie van de zusters Ursulinen van Bergen.


Beeld: Christiaan Krouwels

column Roel Abraham ✽

Rabbijn aanwezig? Dan vrouwen achter hun schutting ang geleden, in de vorige eeuw, woonde ik in Zwolle. Ik was een actieve bezoeker van de Joodse Gemeente aldaar en betrokken bij het wel en wee van deze toen nog kwijnende gemeenschap. Elke dienst zat ik op mijn plek in de sjoel, omringd door andere mannen en door lege banken. Tegenover ons zaten de vrouwen met in het midden de bima, de verhoging van waaruit de Tora werd gelezen. Op zich best een grappig fenomeen, zeg ik nu terwijl u uiteraard al verontwaardigd met de vinger wappert omdat mannen en vrouwen gescheiden zitten. Wappert u gerust even door, pas wel op dat u uw vinger niet bezeert wanneer u tegen de balk zwaait die uit uw eigen oog steekt. Maar inderdaad: in de Joodse Gemeente te Zwolle, en niet alleen daar maar in elke traditionele gemeente, zitten mannen en vrouwen niet naast elkaar. Vrouwen horen thuis achter het aanrecht, ik bedoel het gordijn, en mannen doen de dienst. Zo gaan die dingen.

L

Nu was Zwolle een beetje recalcitrant. Dat zal ze nog wel zijn, maar ik woon alweer enkele duizenden jaren in Almere dus verloor Zwolle een klein beetje uit het oog. Zwolle was opstandig. Daar houdt u van en daar houd ik ook van. Het is namelijk gebruikelijk – ik stipte het al genuanceerd en vriendelijk aan – dat de vrouwen plaatsnemen op het balkon, achter de zogeheten mechietse. Dat kan een gezellig traliehekje zijn, of een naar Robijn Fleur en Fijn riekend gordijn. In Zwolle was op het balkon sedert jaren een tentoonstelling over het joodse leven opgesteld. Geen plek dus voor dames. En waar laat je dan het vrouwvolk? Tadaa: gewoon in de sjoel, zeg maar de kerkzaal, tegenover de mannen. Dus bij binnenkomst zag je de bima, met links daarvan de banken voor de manskerels en rechts de banken voor

de vrouwmensen. Leuk natuurlijk ook wanneer echtparen dan ook nog tegenover elkaar kunnen zitten teneinde af en toe malkander te kunnen aankijken of toegapen. Goed geregeld! Het schijnt in de kille (gemeente) Maastricht overigens net zo te zijn geregeld. Leve het rebelse Zwolle! Zelden kwam er een rabbijn in die jaren en dat was maar goed ook. Want ja. Dit was natuurlijk niet de bedoeling, die in het oog springende dames. Een enkele keer werd de kehilla (netter Jiddisch woord voor gemeente) vereerd met een rabbinaal bezoek en dan konden de vrouwen dus niet plaatsnemen in ‘hun’ banken. Dan werd er een soort schutting opgesteld met daarachter klapstoelen. De mannen namen dan gewoon plaats op hun gebruikelijke plekken en lieten de ‘damesbanken’ demonstratief leeg. Heerlijk! In Zwolle hielden we elk halfjaar een interreligieuze gebedsdienst voor de vrede. Dat was reuzegezellig. Dat deden we dan afwisselend in een kerk (dat is een gebedshuis voor christenen, red.), een moskee (dat is een gebeds- annex gemeenschapshuis voor moslims, red.) en uiteraard was onze synagoge (dat is het dorpshuis voor de Joden, red.) ook af en toe zo gastvrij om De Anderen binnen te laten en te laten delen in de Joodse traditie. Mij staat specifiek één gebedsdienst voor ogen. Hij vond plaats in een protestantse kerk en we zaten daar met een stuk of tien bekeppelde afgevaardigden van de Joodse gemeenschap, omringd door een paar honderd christenen, die ons bekeken alsof we paarse aapjes waren met een strik in het haar, en een paar dozijn Turkse moslims. Er werd gepreekt door een dominee, door een woordvoerder van onze club én door de imam. Helaas was de laatstgenoemde het Nederlands niet machtig, dus we hadden geen idee wat hij allemaal

vertelde. Het konden de toto-uitslagen zijn, een verslag van zijn all-invakantie naar Benidorm of een door en door hilarische persiflage op de door een tegenpaus in 1385 uitgesproken banvloek op het dragen van geitenwollen onderbroeken. Geen idee! En het duurde ruim een kwartier. En weet je? Het was zó goed dat we dit deden. Want we ontmoetten elkaar na de diensten en we spraken elkaar van mens tot mens. Bekend maakt bemind!

.

Roel Abraham is naast schrijver ook vader van zes kinderen en dat met slechts één echtgenote, actief in het joodse leven, rijdt Trabant en vindt wel eens wat van dingen.

De imam verstonden we niet, maar het was reuzegezellig

februari 2019

17


✽ zeemanskerken

Zeemanskerken zonder zeelui

‘EEN KERK ZONDER SAUNA VINDEN WIJ WEL APART’ Ook de Scandinavische zeemanskerken in Rotterdam hebben te lijden onder leegloop. Zeelui komen er al jaren nauwelijks. Met kerstmarkten houden de kerken het hoofd boven water. Zeeman Peter Wedell-Neergaard uit Denemarken: “Ik denk dat voor de meeste zeelieden de zeemanskerk meer een connectie is met thuis dan met het lutherse geloof.” Tekst: Willem Pekelder Beeld: Dirk Hol

ijk”, zegt Anders Rengefors, terwijl hij in de verte naar de Veerhaven wijst, “daar lagen ze vroeger, de schepen uit Zweden.” We bevinden ons in de Zweedse zeemanskerk in Rotterdam, gehuisvest in een monumentaal pand aan de deftige Parklaan. Ooit was het godshuis

‘K

De Noorse kerk in Rotterdam is in romantische staafkerkstijl opgetrokken.

18

februari 2019

vooral een sociaal trefpunt van Zweedse zeelieden, nu is dat voorbij. “We doen helemaal niets meer voor hen”, erkent Rengefors, voorzitter van de kerkenraad. In het herenhuis, met afwisselend parket en marmer op de vloer en prachtige lambriseringen tegen de wand, herinneren oude postvakken aan de tijd dat matrozen hier

hun krantje lazen. Later werden het leesvoer aan boord gebracht, toen de afstand naar de haven steeds langer werd. Vanaf eind jaren vijftig verplaatsten de havens zich van de binnenstad naar Europoort en later de Maasvlakte, soms 50 kilometer rijden. Tegelijkertijd werden de aanmeertijden steeds korter.


reportage ✽ Goedkope Aziaten “In de jaren zeventig en tachtig reed de dominee veelvuldig met de kerkbus naar het havengebied”, memoreert Rengefors (61). “En desgewenst hield hij een lutherse dienst aan boord.” Maar ook daaraan kwam een jaar of tien geleden een einde, simpelweg omdat de crew op Zweedse schepen bijna alleen nog maar uit (goedkopere) Aziaten bestond. “Hooguit de officieren zijn nog Zweeds”, weet Rengefors. Nu is de kerk in het Scheepvaartkwartier voornamelijk het domein van zo’n 250 Zweedse families in Nederland, van wie zondags ongeveer 25 zielen de dienst bijwonen. Minder bezoekers, minder inkomsten en gelijkblijvende kosten, de Svenska kyrkan zit in precies hetzelfde schuitje als de Nederlandse kerk. Inmiddels moeten de Zweden in opdracht van de moederkerk in het thuisland hun pand verkopen. “We hopen één verdieping terug te kunnen huren voor onze eigen activiteiten”, zegt Rengefors, die 37 jaar geleden voor zijn werk in de computerbranche naar Nederland kwam. “Tien jaar geleden hadden we nog zo’n acht betaalde medewerkers. Nu nog maar twee: de dominee en één fte voor de administratie. De dominee wordt vanuit Zweden

Ingrid Aelbers: “Vaak zitten we hier hartje zomer engelen en kerstmannetjes in elkaar te knutselen.”

betaald, de administratie bekostigen we zelf.” De opbrengst van de kerstmarkt – bruto-omzet afgelopen jaar € 40.000 – alsmede giften en donaties zijn daarbij een belangrijke inkomstenbron. Het zal niet meevallen om afstand te moeten doen van Parklaan 5, mijmert de voorzitter van de kerkenraad. “We zitten hier al sinds 1947, toen de zeemanskerk, die in 1909 in Rotterdam begon, het pand voor een vriendschappelijke prijs kon kopen van een reder.” Hij geeft een rondleiding door de gemeenschapsruimte, waar flessen glühwein (glögg op z’n Zweeds) herinneren aan de voorbije kerstmarkt. In de royale tuin bevinden zich een zwembad en een sauna (met logeerkamertje), gratis te gebruiken voor leden van de Zweedse kerk. “Ik hoop dat we een kerk kunnen blijven voor de Zweden en belangstellende Nederlanders”, sluit Rengefors af. “En dat we door kunnen gaan met ons diaconale werk, zoals ziekenen gevangenenbezoek. Gelukkig hebben we wel steeds meer vrijwilligers.”

Luisterend oor Een zeemanskerk die nog wel de havens bezoekt is de Finse lutherse kerk. “Twee keer per week kom ik toch wel in Europoort”, zegt dominee Tapio Leinonen. “Zeelieden hebben veel tijd om na te denken, en dan borrelen allerlei levensvragen op.” Ook dit genootschap zit in een prachtig pand, en wel aan de ’s-Gravendijkwal. En ook hier weer een sauna. Als je in de Finse shop alhier laat vallen dat een sauna bij de kerk toch wel apart is, krijg je te horen dat een kerk zónder sauna juist apart is. De sauna kan worden gehuurd voor € 13 per persoon per uur. En wie het ervoor over heeft, kan voor € 300 vijf jaar lang een eigen kapstok reserveren. Oud-ambassadeur Katri Viinikka heeft dat blijkens een naamplatje gedaan. We worden door het Finse Huis, zoals de kerk officieel heet, gegidst onder enthousiaste leiding van de dertigjarige dominee, die met zijn lange haar en baard sprekend op een rockster lijkt (“Klopt, ik heb in een heavymetalband gezeten”). De Finse kerk in Rotterdam startte in 1926 op initiatief van de Finse Seamen’s Mission, die, net als collega-missies uit andere zeevarende naties, ten doel had zeelieden in het buitenland een goed geestelijk en sociaal onderdak te bieden. “Zeeman is

‘Zeelieden hebben veel tijd om na te denken, en dan borrelen allerlei levensvragen op’ vaak een eenzaam beroep”, vertelt ds. Leinonen. “Er kunnen problemen thuis zijn, zoals: ik ben veel weg, doe ik wel genoeg voor mijn gezin? Of: doe ik wel genoeg voor God? Die vragen bespreek je misschien makkelijker met een vertrouweling van buiten dan met je collega’s aan boord. Ook vragen veel zeelieden zich af of ze hun werk wel kunnen behouden, nu de automatisering in de haven steeds verder doorzet. Als scheepsdominee ben je dan een luisterend oor.” Naast zeelieden zijn truckchauffeurs een nieuwe doelgroep. “Ze gaan van Rotterdam naar Lübeck en pakken hier dan een saunaatje. Of ze eten een warme maaltijd, kijken Finse tv of lenen een boek. Nee, naar de kerkdienst komen ze gewoonlijk niet, evenmin als de zeelieden, die altijd maar heel kort in Rotterdam zijn.” Slechts één keer per maand wordt kerkdienst gehouden, waar vooral in Rotterdam wonende Finnen op afkomen, tien à twintig per keer. Ds. Leinonen: “Zo’n 70 procent van alle Finnen is luthers, maar de kerkgang is, ook in het moederland, gering. Het is voor velen, naast geloof, vooral een culturele identiteit. Zelfs een Finse atheïst is een lutherse atheïst.” Het Finse Huis, sinds 1955 gevestigd aan de ’s-Gravendijkwal, is onder de Scandinavische zeemanskerken misschien wel het beste voorbeeld van hoe je in veranderende tijden financieel overeind blijft. Tegenover de teruglopende kerkgang staan velerlei andere inkomsten. Niet alleen de sauna en de winkel, maar ook verhuur van vergaderruimten, feesten met catering, culinaire bestellingen vanaf Finse schepen, en natuurlijk de kerstmarkt. Het Finse Huis is zes dagen per week open, en er zijn honderd vrijwilligers bij betrokken. Anders Rengefors van de Zweedse collega-kerk zegt over de Finse non-profitorganisatie: “Het ziet eruit als een goedlopende commerciële onderneming.”

februari 2019

19


✽ zeemanskerken Drank en dames In de banken van een doorsnee zeemanskerk zit, zoals gezegd, zelden (meer) een zeevarende, maar eentje die er wel eens komt is Peter Wedell-Neergaard. “De laatste maanden zelfs drie keer”, zegt hij opgewekt. “Niet omdat ik nu zo gelovig ben, maar mijn vrouw wel.” Na een maritieme carrière van dertig jaar, met als sluitstuk kapitein op een containerschip, kwam de Deen in 2006 aan de wal, waar hij een baan vond als groenten- en fruitspecialist bij rederij Maersk in Rotterdam. Wedell-Neergaard (59) ziet eruit zoals je je een zeeman voorstelt: gezonde, rode kleur, buikje, tatoeages en vlot in de omgang. Maar, verrassing, hij is wel baron. Stammend uit een oud Deens geslacht (circa 1250), dat verschillende landgoederen bezit. “In 1976 begon ik als dekkadet, en mijn eerste kennismaking met de Deense kerk in Rotterdam was een jaar later, toen de dominee aan boord kwam met kranten en boeken. Heel prettig, want in die tijd had je natuurlijk nog geen internet.” Hij herinnert zich hoe de predikant hem en zijn collega’s met de kerkbus oppikte bij het schip, waarna de bemanning bier ging drinken in de zeemanskerk, en vervolgens in de stad. Het doel van seamen’s missions om zeevarenden te beschermen tegen de verleidingen van drank en dames is bij hem in zijn jonge jaren niet helemaal uit de verf gekomen, bekent Wendell-Neergaard lachend. “Ik denk dat voor de meeste zeelieden de zeemanskerk meer een connectie is met thuis dan met het lutherse geloof. In mijn tijd was de kerk ook communicatief van nut: even post verzenden of naar huis bellen voor een redelijke prijs.” Nu met internet en skype is die laatste service achterhaald, maar Wendell-Neergaard denkt dat door die moderne technologie de eenzaamheid aan boord tevens is verergerd. “Vroeger keek je samen naar een film, nu zit iedereen in zijn eigen hut met zijn computer. En door de aanwas van goedkope Aziatische bemanningsleden zal dat allenige gevoel onder Deense zeelieden nog worden versterkt. Zoveel culturen op één schip, er is geen enkele sociaal verband. Op mijn laatste schip was ik de enige Deen. Ik denk dat er nog altijd een grote sociale rol is weggelegd voor zeemanskerken.” Sinds hij aan de wal is, spant de ex-zeeman

20

februari 2019

‘Op mijn laatste schip was ik de enige Deen. Ik denk dat er nog altijd een grote sociale rol is weggelegd voor zeemanskerken’ met blauw bloed zich meer en meer in als vrijwilliger voor de Deense kerk, die na een periode van inwoning bij de Zweden sinds 1970 een eigen gebouw aan de Coolhaven heeft. “Pas heb ik in vier uur tijd nog 250 hotdogs gebakken voor onze kerstmarkt.”

Sprookjesachtig slot De kerstmarkt is de dobber waarop de Scandinavische zeemanskerken drijven. Die in de Noorse kerk bracht afgelopen winter bruto zo’n € 70.000 op. “Al in januari beginnen we met de voorbereidingen. Vaak zitten we hier hartje zomer engelen en kerstmannetjes in elkaar te knutselen”, glimlacht diaconaal medewerker Ingrid Aelbers. ‘Hier’ is het Park bij de Euromast, vlakbij de Parkhaven, waar het in romantische staafkerkstijl opgetrokken godshuis sinds 1914 is gevestigd. Van al haar Scandinavische zusters, hoe schoon en lieflijk ook, is dit sprookjesachtige houten slot, waarvoor koning Haakon VII uit privévermogen destijds 1.000 kronen schonk, zonder twijfel het fraaiste.

Interieur Noorse kerk, Rotterdam.

En toch, als je vraagt of de kerk rijk is krijg je, zoals bij alle zeemanskerken, een heftig nee ten antwoord. Aelbers, vanwege haar huwelijk in 1994 in Nederland gekomen: “We zijn al jaren aan het bezuinigen, en dat gaat in 2019 gewoon door. Onze staf van zes mensen wordt grotendeels door de Noorse Seamen’s Mission betaald, maar voor het onderhoud draaien wij hoofdzakelijk zelf op. Dat zijn toch bedragen van enkele tienduizenden euro’s per jaar.” Dat de Noorse lutherse kerk, net als de Zweedse, sinds enige jaren geen staatskerk meer is, heeft niet direct invloed op het budget in Rotterdam, maar hoe de onderhoudskosten in de nabije toekomst moeten worden opgebracht, is een prangende vraag. Aelbers (59): “ Doel van de Seamen’s Mission is dat onze eigen financiële draagkracht steeds groter wordt. We verhuren hierboven woonruimte aan vijf Noorse studenten, en de gemeenschapszaal is te boeken voor feesten en partijen. Maar we zullen hoe dan ook naar nog meer verhuurmogelijkheden moeten zoeken.” Daarbij gaat het reguliere kerkenwerk gewoon door, zoals zondagse kerkdiensten, met twintig à dertig gelovigen, en bezoeken per auto aan de zeelui in de havens. “Ze zijn doorgaans niet zo kerkgaand, maar wel gelovig. Ruwe bolster, blanke pit”, vermoedt Aelbers. Inmiddels klinken vanuit de kerkzaal hemelse geluiden. Een harpiste is er aan het repeteren voor een concert in Noorwegen. Vanaf de wand kijken blauwgeschilderde paradijsvogels, symboolvoor de opstanding van Christus, bewonderend toe.

.


uitslag winterpuzzel ✽

WIE WIND ZAAIT ZAL STORM OOGSTEN oen ik de puzzel zag, was mijn eerste reactie: hoe krijgt de heer Willem van der Meiden het verzonnen. Maar gaandeweg kreeg ik er heel veel plezier in. Hoewel erg moeilijk, meen ik de oplossing te hebben.” Willem van der Meiden heeft, zo blijkt uit reacties van deelnemers, met zijn zestiende Volzin-eindejaarspuzzel menigeen hoofdbrekens bezorgd. Maar ook heel wat gezelligheid en opwinding: “Wat was het traditiegetrouw opnieuw gezellig genieten 2e kerstdag om de kerstpuzzel op te lossen.” En leerzaam was de puzzel ook nog, getuige de reactie van een deelnemer die werkzaam is als klimaatonderzoeker bij het KNMI: “Ik heb een prachtig woord geleerd dat ik nog niet kende: klimaatschieten.” De eindejaarspuzzel in het decembernummer van 2018 stond in het teken van het meestbesproken onderwerp van vorig jaar, het weer. Opdracht was om 27 ‘weerwoorden’ te vinden die verstopt waren in andere woorden. Cryptische omschrijvingen waren daarbij behulpzaam. In de kolom hiernaast vindt u de oplossing. Wie de woorden invulde in het meegeleverde diagram, vond de weerspreuk – vrij naar de profeet Hosea (8,7) – die als titel boven dit artikel staat: de oplossing van de puzzel. De puzzel leverde 95 – allemaal goede – inzendingen op. De eerste prijs, een vierdaagse ‘eigentijdse retraite’ in kloosterhotel ZIN in Vught gaat naar mevrouw Elly Heuzeveldt in Drachten. Tien inzenders winnen de tweede prijs: de biografie Visser ’t Hooft door Jurgen Zeilstra (uitgeverij Skandalon), acht deelnemers ontvangen de derde prijs: een kaartje voor het concert Journey Through Black Gospel, 8 en 9 maart in Zwolle, vijftien deelnemers de vierde prijs: het boek Wie ben ik? door Henri Nouwen (uitgeverij Adveniat). Deze winnaars ontvangen persoonlijk bericht. De redactie dankt alle inzenders voor hun deelname en feliciteert de winnaars. Dank ook voor al uw goede wensen voor het nieuwe jaar. Moge het ook voor u goed worden, weer of geen weer.

‘T

.

de oplossing: Bakpoederschimmel. Café met kop-van-jut. Daar houd ik als narcist van. Daar koop je losjes op 27-4. Dode winterkoning. Franse belediging. Gaven in de gelijkenis gewichten. Haperend bejaard. Het kweken van humeur. Houdt helemaal niet van stereo. Iemand die je tilt. IJskoud en ervaren. In een cijfer pakken en opletten. Lichtgevend slot. Liefdesnestje. Lui het weer op de korrel nemen. Niet aan het strand gelegen. Onmogelijk zich opnieuw op te richten. Onrust in het klooster. Opgebakken bestuurders. Rake chocolade op brood. Slaafse journalist. Snelle scheet van een langoor. Van belang en vermogend bij hoog water. Vanwege alcohol slecht zicht. Vrouwelijk hoofddeksel. Werktuig van schapenkapper.

meel-dauw (14) ker-mist-ent (16) m-ijzel-f (13) v-rijm-arkt (20) vorst-elijk (21) af-front (12) ta-lente-n (15) sto-koud (22) bui-teling (2) mono-maan (6) op-licht-er (5) doorge-winter-d (25) i-nacht-nemen (9) sc-hitte-rend (11) v-rijp-laats (19) klimaat-schieten (10) onge-zon-d (8) onweer-staanbaar (1) Ordever-storing (17) regen-tenkliek (3) hagel-slag (23) inkt-koel-ie (26) haze-wind (7) in-vloed-rijk (18) be-nevel-d (27) z-ijs-teek (24) wolk-am (4)

februari 2019

21


✽ Bert Keizer over Ludwig Wittgenstein

‘ER MANKEERT NIETS AAN TAAL, TOTDAT MENSEN GAAN FILOSOFEREN’ Wat kunnen wij weten? Wat mogen wij hopen? Wat moeten we doen? Dat zijn de eeuwige vragen van de filosofie. Elze Riemer geeft het antwoord van twaalf ‘denkers van nu’ en legt daartoe haar oor te luisteren bij kenners. Aflevering 2: arts en filosoof Bert Keizer over Ludwig Wittgenstein. “Als je Wittgenstein leest, valt er een hele hoop van je af. Het is niet dat je veel bijleert, er valt vooral heel veel van je af. Hij is steeds bezig om onze betovering door taal, onze misverstanden over taal, te doorbreken.” Tekst: Elze Riemer Beeld: Myriam Keijzer

oor de meesten van ons is het werk van de Oostenrijkse filosoof Ludwig Wittgenstein (18891951) moeilijk te begrijpen. Laat staan dat we het op waarde weten te schatten. Een grote en belangrijke denker, zo wordt ons verteld. Maar waarom dan? Arts en filosoof Bert Keizer (1947, Amersfoort) legt het ons uit. In 2000 schreef hij het boek: Ludwig Wittgenstein: Taal, de dwalende gids, voor mensen die nog niks van hem afweten. Hierin beschrijft hij met veel plezier en enthousiasme het leven en werk van de filosoof. De geheel nieuwe wijze waarop Wittgenstein naar taal kijkt, ervaart Keizer als een groot avontuur. Hij stelt dat de filosofie van Wittgenstein ons niets oplevert, maar ons juist een hoop afleert. Precies daarin vindt Keizer rust en troost; op zijn sterfbed zou hij het boek Over zekerheid van Wittgenstein graag voorgelezen krijgen. Toch schrijft ook Keizer voor in zijn boek: “Ik ben blij als ik er iets van begrijp.”

fie als verlossing ervaren. Hij heeft gezegd: ‘Filosofie is de strijd tegen de betovering van ons intellect door de taal’. Wat je ook zou kunnen zeggen is: ‘Filosofie is de strijd tegen de betovering van ons intellect door Plato’. Neem de betovering in mijn eigen achtergrond. Ik kom uit een katholiek wereldbeeld. Daarin is de aarde een voorbereiding op wat hierboven, hierachter of hierna komt – een ander veel interessanter en essentiëler leven, dat eeuwig overeind blijft. Plato is de filosoof die als eerste daar een redenering aan heeft verbonden, aan wat die eeuwigheid eigenlijk betekende. Eeuwigheid betekende voor hem zoveel als een altijddurende, nooit voorbijgaande vastigheid. Hij sprak ook over het ware, het mooie en het goede, dat buiten de tijd overeind blijft. Waar Nietzsche je uit dat denken en de platonische hemel trapt, leidt Wittgenstein je eruit, op een hele mooie en subtiele manier.”

Wittgenstein wordt ook wel een filosoof voor filosofen genoemd. Kan een gewoon mens ook iets met zijn filosofie?

“Omdat er niks eeuwigs is. De geschiedenis van de filosofie over de afgelopen twintig eeuwen is een heel langzaam omlaagdalen uit de platonische hemel, om uiteindelijk op de planeet aarde terecht te komen. We zitten nu met de missie om onszelf uit te leggen, in termen die geheel ontleend zijn aan de oppervlakte van deze planeet. Het heeft geen zin om te zeggen: ‘Het goede komt van...’, of ‘Het mooie komt van...’ –

V

“Voor veel mensen is Wittgenstein ontoegankelijk. Ik denk omdat hij een filosoof is die een aantal problemen oplost waar je eerst wel in vast moet zitten, wil je wat aan hem hebben. Hij streed tegen een bepaalde verwarring in taal, die je wel als verwarring moet ervaren wil je zijn filoso-

22

februari 2019

Waarom moet je uit dat denken geleid worden?

daar zijn we van af. We staan nu bij wijze van spreken met drie benen op de grond. Wittgenstein is ons hierin voorgegaan. En bij iedere poging van ons om weer de lucht in te gaan, haalt hij ons terug.” Waarom bent u zo enthousiast over Wittgenstein?

“Ik word gelukkig van Wittgensteins filosofie, zoals ik vrolijk word van de muziek van de Beatles. Het is een intrinsieke vreugde, zoals andere kunstvormen dat ook zijn. Ik ben enthousiast over Wittgenstein, maar ik ben niet enthousiast over wat mensen denken dat het effect van filosofie is. Dat je op een of andere manier te rade kan gaan bij filosofie, om er iets uit te putten voor de invulling van je dag. Onzin. Je zegt toch ook niet na afloop van een concert: wat moet ik hier verder mee vandaag? De vreugde zat in het luisteren. Bij Wittgenstein zit de vreugde in het denken. Hij is een van de leukste filosofen om te lezen, omdat het een heerlijk avontuur is. Als je hem leest, valt er een hele hoop van je af. Het is niet dat je er veel bijleert, er valt vooral heel veel van je af.” Hij leek er zelf niet al te veel lol in te hebben. Het was een getormenteerde man die moeizaam door het leven ging.

“Zo zie je maar weer: filosofie heeft niks met levenskunst te maken. Als arts kom ik veel levenskunst tegen, maar dat krijg je niet door een cursus filosofie te volgen


RS DENKE

2

VAN NU

hoor. Dat is een talent. Wittgenstein heeft een talent voor filosofie, niet voor het leven. Daar ging alles steeds fout. Het was een eenzame man, een tobber. Het zat ook in de familie; drie van zijn broers pleegden zelfmoord en zelf dacht hij er ook regelmatig aan. Hij legde de lat enorm hoog voor zichzelf, vooral in moreel opzicht – echt zo’n zuiverheidsideaaltype. Die zijn altijd doodongelukkig en mislukt als het gaat om intermenselijke relaties. In zijn filosofie was hij daarentegen geen tobber, daar komt hij juist heel speels en onverwacht uit de hoek. Vergelijk het met Jimi Hendrix, dat was eigenlijk een heel verlegen man die niet echt uit de verf kwam in een een-op-eengesprek. Maar als hij in zijn element trad, met zijn gitaar, dan was hij op een meesterlijke wijze aanwezig.” Wittgenstein was een taalfilosoof. Wat is taal voor hem?

“De wat-isvraag is de standaard filosofische vraag. Wat is liefde, de zin van het leven, waarheid et cetera. Het is de verleiding van de filosoof om zich helemaal op de beantwoording van zo’n vraag te storten, om zo

de ander te verlichten met ‘de kern van de zaak’. Wittgenstein is de eerste filosoof die bewust van deze methodiek afwijkt. Niet dat hij de verleiding om in te gaan op wat taal nu precies is, niet kende. In zijn eerste filosofische werk Tractatus Logico-Philosophicus doet hij juist dat. De wat-istaalvraag krijgt in dit werk een duidelijk antwoord: taal is bewering. Ofwel: zeggen dat zo-enzo het geval is. Pas in zijn latere filosofie wordt zijn antwoord op deze vraag veel indrukwekkender. Taal is het hele leven. Taal is geloven, weifelen, vragen, bevelen, hopen, wanhopen enzovoort. En nu komt het revolutionaire van zijn filosofie: aan al die bezigheden ligt niet iets wezenlijks of universeels ten grondslag, niet iets wat ons overstijgt.” Toch onderscheidde hij ook zoiets als mystiek, als datgene wat onzegbaar is.

“Ja, dat is in zijn vroege tijd. In de Tractatus schreef hij: ‘Waarover men niet spreken kan, daarover moet men zwijgen’. Hij bedoelde niet dat als je geen verstand van schaken had, je er niet over mag praten. Hij bedoelde de taal en de vragen die de aardse

zaken overstijgen, zoals: waartoe dient dit leven? Dat soort vragen kun je volgens Wittgenstein helemaal niet stellen. Dan neem je bepaalde uitdrukkingsvormen mee naar een andere context, waardoor je de hele boel in de war schopt. Je zegt eigenlijk niks in zo’n geval, maar je hebt het niet in de gaten. Dan is je intellect betoverd door de taal. Laat ik een voorbeeld noemen. Jij kunt zeggen: ‘Ik zie je na de voorstelling’. Dat gaat prima. Je kunt ook zeggen: ‘Ik zie je na de dood’. Dan zegt Wittgenstein: ‘Leuk hoor moppie, maar zo werkt het niet’. Elk woord heeft in elke context een andere glans. Betekenis zit zodoende niet in een woord, als een snoepje in papier, het krijgt betekenis in de context. Hij is steeds bezig om onze betovering door taal, onze misverstanden over taal, te doorbreken.” Ik begrijp nog niet waarom dit allemaal zo fantastisch is. Het klinkt als een hoop ingewikkeld gedoe over taal.

“Het is een grote opruiming in ons geestelijke arsenaal. Wittgenstein wil niet dat we onszelf dingen wijsmaken over bepaalde zogenaamde ‘diepere’ zaken. De zin van het

februari 2019

23


✽ denkers van nu

Paspoort Ludwig Wittgenstein (Wenen, 1889 – Cambridge, 1951) is een van de belangrijkste filosofen uit de twintigste eeuw.

. Was de jongste zoon van een staalmagnaat. Zijn familie behoorde tot de Weense en van afkomst joodse bovenlaag die in het Habsburgse Rijk aanzienlijke posities bekleedde in economisch, cultureel en journalistiek opzicht, maar niet in de politiek. Schonk zijn fortuin aan zijn zus en werkte onder meer als luchtvaartingenieur, ziekenhuisportier, basisschoolleraar, architect en tuinman in een klooster. Bertrand Russell ontdekte zijn filosofische genialiteit en moedigde hem aan. Keerde na de Tweede Wereldoorlog terug naar Cambridge, waar hij hoogleraar werd. Streed zijn leven lang tegen ‘de betovering van ons intellect door de taal’. Aanvankelijk door in ons taalgebruik de onderliggende echte structuur bloot te leggen van wat we zeggen. Later liet hij het idee van deze ‘echte structuur’ los en bestudeerde hij taal in het dagelijks gebruik, waarbij hij vasthield aan zijn uitgangspunt dat we door misleidend taalgebruik vaak problemen creëren die er niet zijn. Was een zeer veeleisende vriend die worstelde met zijn homoseksualiteit. Het leven viel hem zwaar (als ook zijn drie broers, die zelfmoord pleegden). Hij trok zich regelmatig terug in een berghut in het Noorse dorp Skjolden.

. . .

. .

leven, bijvoorbeeld. De zin van een hamer, een stoplicht – dat zijn zaken waar we over kunnen praten. Het is een misverstand om naar de zin van het leven te vragen. Hij zou zeggen: je doet nu net alsof je een belangrijke vraag stelt, maar dat is helemaal geen belangrijke vraag. Een belangrijke vraag is hoe oorlogen ontstaan, bijvoorbeeld. Er mankeert niks aan taal, totdat mensen gaan filosoferen; dan gaan ze allerlei rare dingen zeggen. Wittgenstein verschaft ons een nieuwe helderheid, niet als het gaat om het begrijpen van de wereld, maar wel als het gaat om de aard van ons onbegrip. Helderheid dus als het gaat om de vraag: ‘Wat kan ik weten?’ Dat is waar filosofie voor mij om draait, niet om de vraag: ‘Wat moet ik doen?’” Wat zou Wittgenstein antwoorden als ik vroeg: bestaat God?

“Dan zou hij zeggen: niet in de zin waarin de tafel en de stoel bestaan, maar wel in de zin waarin Hamlet bestaat, en Goofy en Donald Duck. Daar hoort God thuis. Je moet uitdrukkingsvormen uit de ene situatie niet meenemen naar een andere situatie, dan raak je in de war. Religie zit vol met mededelingen, zoals: Jezus is de zoon van God, Jezus is opgestaan uit de dood. Wittgenstein zegt dat als je dat letterlijk gaat nemen je meteen in de problemen zit. Gesprekken over religie in termen van feitelijkheden zijn volstrekt zinloos. Het is zoals Gerard Reve het zegt: ‘Godsdienst is tegen elke interpretatie bestand, behalve de letterlijke’. Door middel van poëzie, kunst, muziek het religieuze benaderen – allemaal prima. Of het geloof in God voor hem het mystieke is? Moeilijk te zeggen; waar hij in zijn jonge jaren nog waarde lijkt te ontlenen aan zijn geloof, lijkt hij dat in zijn latere jaren te zijn kwijtgeraakt. Hij schrijft wel ergens, aan zichzelf gericht: ‘Geloof nou maar, het kan geen kwaad’.” Hij schrijft op zijn 25ste dat ‘het christendom de enige zekere weg tot geluk’ is.

“Ja, omdat hij daarin opgegroeid was. Het was datgene wat in de lucht hing in het milieu waar hij uit voortkwam. Dat laat je niet zomaar los. Ik denk niet dat het geloof bij hem heel diep zat. Religie kent twee assen: de y-as en de x-as. De x-as is hoe je je gedraagt en de y-as is hoe je je tot God

24

februari 2019

Waarover men niet spreken kan, daarover moet men zwijgen’ verhoudt. Ik denk dat Wittgenstein erg geïnteresseerd was in de horizontale as, en niet in die verticale as; daarover ‘kan men niet spreken’. Hij zei: elke betekenisvolle bewering over God impliceert dat die ook ontkend kan worden. Dus als de mededeling ‘God is goed’ begrijpelijk is, dan valt God binnen het domein van het feitelijke. En daar wil je Hem niet hebben, want binnen de feiten had ook alles anders kunnen lopen. Dan had Hij er ook níét kunnen zijn. En die mogelijkheid wil je niet rond Zijn Persoon. Met andere woorden: als je iets over God wil zeggen, hang je meteen. Wittgenstein doet altijd een stapje terug in de communicatie. Hij vraagt niet: ‘Wat weten we zeker?’, maar: ‘Wanneer zéggen wij dat we iets zeker weten?’. Het mooie daarin is dat er altijd ruimte is om je te vergissen. Binnen het menselijk leven is er ruimte voor zeker weten en twijfel, en die twee passen samen in dezelfde ruimte. ” U zei ooit dat u op uw sterfbed het boek Over zekerheid van Wittgenstein graag voorgelezen zou krijgen. Waarom juist dit boek?

“Over zekerheid is zo aardig omdat hij het in zijn laatste maanden opschreef. Hij is zijn oude strengheid kwijt. Hij filosofeert, zegt hij, als een oud vrouwtje dat nu haar bril kwijt is en dan weer haar portemonnee. Hij kijkt met een ongekend milde blik naar zichzelf. En de kwaliteit van wat hij opschrijft is uitstekend. Hij vindt het zelf ook een zegen dat hij zo laat in de dag nog zo goed kan denken. De gedachte dat hij dit in zijn laatste maanden deed bergt voor mij een bijzondere troost. Dat een mens zo dicht op het graf zo mooi kan doorgaan met datgene te doen waar hij goed in is en plezier aan ontleent, daar word ik stil van. Misschien juist omdat ik zelf meer geneigd ben tot een negatieve wat-maakt-het-nog-uithouding.”

.



13 Variant 7 17

14

Run

sdijk

Hoofdroute

7 23

I 3

8

16 wandeling

witte zusters tussen boxtel en vught

Kasteel Stapelen • Sancta Monica • Kloosterhotel zin • Sparrendaal

Wandeling nr 16 Witte Zusters-route van NS Boxtel naar NS Vught (langs missie-congregaties) is uit.

Adverteren in volzin

Te bestellen voor 2 euro excl. 2,49 porto bij: info@wittezusters.nl of bij www.depaadjesmakers.nl

hoofdroute 17,5 km, variant 15 km vertrek: NS Boxtel einde: NS Vught

route op kaart routebeschrijving bijzonderheden prijs: € 2,–

Wanneer u adverteert in volzin bereikt u duizenden geëngageerde en progressieve christenen! Ze waarderen dat u in hun lijfblad adverteert. Wilt u meer informatie? Neem dan contact op met Roel Abraham via 06-54274244 of r.abraham@bdu.nl

De Levensboom ¡ƑîŒƥǞŒ DŽūūƑ ǕĿŠijĚDŽĿŠijȡ ƙƎĿƑĿƥƭîŕĿƥĚĿƥ ĚŠ ŕĚĿēĚƑƙČĺîƎ

gĚĚƑijîŠij ĚijĚŕĚĿēĿŠij ĺƑĿƙƥĚŕǞŒĚ qĚēĿƥîƥĿĚ ¬ƥîƑƥȠ ǨǬ îƭijƭƙƥƭƙ ǨǦǧǯȫ ūŞDŽîƥ ǧǭ ēîijĚŠȫ

gĚĚƑijîŠij ¬ƎĿƑĿƥƭîŕĿƥĚĿƥ ĚŠ gĚĿēĚƑƙČĺîƎ

ċēǞ eūŠĿŠijƙĺūĚDŽĚŠȡ ¹ĿŕċƭƑij HĚċîƙĚĚƑē ūƎ ĚŠĚēĿČƥǞŠƙ ŕĚĿēĚƑƙČĺîƎ Ǖū

ĿŠūĚIJĚŠĚŠ DŽĚƑƙČĺĿŕŕĚŠēĚ ŞĚēĿƥîƥĿĚDŽūƑŞĚŠȡ ŕĚƑĚŠ ċĚijĚŕĚĿēĚŠ DŽîŠ ijƑūĚƎĚŠȦ

îŕƙ ūŠƥDžĿŒŒĚŕē ēūūƑ ŠƙĚઠHƑƲŠȦ

eĚŠŠĿƙŞîŒĿŠij ĺƑĿƙƥĚŕǞŒĚ qĚēĿƥîƥĿĚ 5-ǭ ŞîîƑƥ ǨǦǧǯȫ ċēǞ eūŠĿŠijƙūūƑēȡ

qîîƥDžĚƑŒ ċĚijĚŕĚĿēĿŠij ĚŠ ƥƑîĿŠĿŠij

ƑŠĺĚŞ

¡ĚŕijƑĿŞƙƑĚĿƙ ĿŠ èƭĿē gĿŞċƭƑij ǧ-ǯ ŏƭŠĿ ǨǦǧǯȡ DŽĚƑċŕǞIJ ĿŠ ¬ČĺĿŠ ūƎ HĚƭŕ

¬ƥîƑƥȠ ǨǬ ŞîîƑƥ ǨǦǧǯȫ ūŞDŽîƥ ǯ ĚƥŞîŕĚŠȫ

ċēǞ eūŠĿŠijƙūūƑēȡ ƑŠĺĚŞ qĚƥ îîŠēîČĺƥ DŽūūƑȠ ĚĿijĚŠ ƙƎĿƑĿƥƭĚŕĚ ijƑūĚĿȡ

ØîŠēĚŕĿŠijĚŠȡ ŞĚēĿƥîƥĿĚ ĚŠ ČƭŕƥƭƭƑ DžDžDžȦēĚŕĚDŽĚŠƙċūūŞȦŠĚƥ DžDžDžȦČĺƑĿƙƥĚŕǞŒĚŞĚēĿƥîƥĿĚȦŠĚƥ

ūƎ ijĚċĿĚē DŽîŠ ŕĚĿēĚƑƙČĺîƎ ĚŠ ƙƎĿƑĿƥƭîŕĿƥĚĿƥȡ ċDŽȦ DŽūūƑ ŕĚĿēĿŠijijĚDŽĚŠēĚŠ DŽîŠ ĚĚŠ ċĚēƑǞIJȡ ĚĚŠ ƙČĺūūŕƥĚîŞ ūIJ ǕūƑijĿŠƙƥĚŕŕĿŠijȦ

TŠƥĚƑDŽĿƙĿĚ ĚŠ ȳĿŠēĿDŽĿēƭĚŕĚȴ ČūîČĺĿŠij

DžDžDžȦēĚŕĚDŽĚŠƙċūūŞȦŠĚƥ DžDžDžȦîŠƙĚŕŞijƑƭŠȦŠĚƥ

qĿƑŏîŞ 'ĿƑŒNJ ŞĿƑŏîŞēĿƑŒNJʀēĚŕĚDŽĚŠƙċūūŞȦŠĚƥ

cūƙ DŽîŠ HĚŠƭijƥĚŠ ĿŠIJūʀēĚŕĚDŽĚŠƙċūūŞȦŠĚƥ


Paulus (Kees Posthumus) valt van zijn paard. Naar een schilderij van Caravaggio.

Spec ial

Special: In de ban van Paulus

DE MAN DIE VAN ZIJN PAARD VIEL Beeld: Fleur Louwe

e Nashvilleverklaring deed afgelopen maand heel wat stof opwaaien. ‘Bijbelse seksualiteit’ zou niet samengaan met een homoseksuele of transseksuele praktijk. De opstellers stofferen hun betoog met een verwijzing naar veertig bijbelplaatsen. Maar liefst veertien daarvan stammen uit de brieven van de apostel Paulus. De verklaring bevestigt een klassiek beeld: Paulus als steunpilaar van de heersende

D

orde, vrouwvijandig en homofoob dus. Juist vanwege deze interpretatie van Paulus hebben heel wat vrijzinnig christenen zich afgelopen decennia van hem afgekeerd. Maar hebben zij wel gelijk? Kan, ja moet Paulus niet anders gelezen worden? Die vragen staan centraal in deze special van Volzin. Theologen Peter van ’t Riet en Karin Neutel betogen dat men Paulus dient te verstaan in de joodse context van zijn tijd. Paulus was volgens Van ‘t Riet eerder een rusteloze

religieuze zoeker dan een dogmaticus. Zijn boodschap is ‘het evangelie voor de voorhuid’, aldus Neutel. Voor Kees Posthumus en Willem van der Meiden is hij de man die een beslissend licht zag, van zijn paard viel en een stem hoorde die hem riep. Juist in onze tijd blijkt Paulus als profeet van de vrijheid denkers te inspireren. Liesbeth Jansen sluit de special af met een fijnzinnige overweging over de liefde volgens Paulus. (JvH)

.

februari 2019

27


Peter van ‘t Riet: ‘Paulus is geen systeembouwer of dogmaticus’

28

februari 2019


Peter van ‘t Riet, theoloog

special/interview ✽

Tekst: Willem van der Meiden Beeld: Martine Sprangers

‘Paulus was een rusteloze religieuze zoeker’ “De hellenistische wereld van Paulus vertoont veel overeenkomsten met die van ons. Er is sprake van globalisering, migratie, religieus radicalisme – dat maakt van Paulus een belangrijke denker over actuele thema’s. Of je het nu met hem eens bent of niet.” Selfmade theoloog Peter van ’t Riet over de apostel zonder wie het christendom er heel anders had uitgezien. n een fraai appartement in Kampen, met een weidse blik over de IJssel, ontmoet ik Peter van ’t Riet, een bevlogen man, die zich al ruim veertig jaar bezighoudt met onderzoek naar de joodse wortels van het Nieuwe Testament en met het joodse karakter van de evangeliën en de brieven van Paulus. Dat onderzoek heeft geleid tot een reeks van boeken en brochures, die behalve van veel geestdrift getuigen van een grote werklust en een eigenzinnige benadering van zijn onderwerp. Van ’t Riet is wiskundige en psycholoog, maar is als theoloog autodidact. Wie was Paulus?

I

U bent al jaren bezig met onderzoek van het Nieuwe Testament, maar hebt geen theologische opleiding. Waar komt die grote belangstelling vandaan?

“Van huis uit, denk ik. Ik ben gereformeerd opgevoed in Broek op Langendijk, een orthodox-protestantse enclave in een voor het

overige vrijzinnig-protestantse en katholieke streek. Mijn moeder was vroom, piëtistisch, mijn vader was veel vrijzinniger in zijn denken. Ik ging mee naar de kerk, maar het kon me toen ik opgroeide steeds minder boeien. Ik ging me ergeren aan preken die elke logica misten en waar ik niets van begreep. Maar ik denk dat de bijbelverhalen van toen me wel blijvend hebben geïntrigeerd. Maar het christelijke geloof zakte weg. Ik heb overigens nooit de kerk verlaten, hoewel de aanvechting soms groot is. Begin jaren zeventig ontdekten mijn vrouw en ik op een leerhuis van Will J. Barnard (niet te verwarren met de dichter Willem Barnard, WvdM) in Bussum de joodse lezing van het Nieuwe Testament. De vonk van het joodse gedachtegoed sprong over: ja, dacht ik, zo moet je die teksten lezen, in de joodse context van hun tijd. En ik besloot om me erin te verdiepen, eerst samen met Will Barnard, later zelfstandig. Zo is de belangstelling gegroeid. Misschien – denk ik achteraf – ben ik altijd wel een vrome jongen gebleven en ik vind nog steeds dat belangstelling voor religie veel extra’s aan het leven geeft. Maar ik ben blij dat ik geen theologie gestudeerd heb, anders had ik dit werk nooit zo kunnen doen. Dan had ik me verplicht moeten verstaan met andere theologen, verantwoording moeten afleggen aan kerkelijke instanties en zo. Ik hecht aan mijn werk als zelfstandig onderzoeker.”

Marcus en Matteüs. Nog weer later ontdekte ik dat Lucas en Matteüs met elkaar ‘in gesprek’ zijn en dat hun teksten consistent gecomponeerd zijn vanuit een achterliggende idee. Vervolgens heb ik onderzoek gedaan naar het Johannesevangelie. En daarna ben ik met Paulus begonnen. We kennen Paulus uit twee bronnen: zijn brieven, waarvan er zeven aan hemzelf zijn toe te schrijven, en de door Lucas tientallen jaren later geschreven Handelingen der apostelen. Wat opvalt in het gangbare Paulusonderzoek is hoe vaak zijn levensloop en theologie worden samengesteld op grond van een mix van gegevens uit de brieven en de Handelingen. Maar dat zijn totaal verschillende bronnen. De Handelingen bieden midrasjiem, dat wil zeggen joodse leerverhalen, waarin Paulus de drager is van Lucas’ messiaanse strategie: Lucas was erop uit de verhouding tussen joden en Romeinen te repareren. Die was na de verwoesting van Jeruzalem en de tempel in 70 na Christus danig verstoord geraakt. De Handelingen vertellen ons daarom meer over de wijze waarop Lucas de messiaanse tijd naderbij wilde brengen dan over de opvattingen van Paulus. De brieven van Paulus komen in de Handelingen zelfs niet eens voor. Om iets over de echte Paulus aan de weet te komen, zijn de brieven dus de oudste en beste bronnen. Ook zijn biografie zit erin verstopt, zoals ik in mijn boek De levensloop van Paulus heb laten zien.”

Met Paulus bent u pas later aan het werk gegaan. Hoe bent u bij hem terechtgekomen?

Misschien dan eerst over het beeld dat we van deze Paulus hebben. Ik noem een kwalificatie: stichter van het christendom.

“Al in de tijd van Will Barnard ben ik begonnen met de evangeliën: Lucas en later

“Paulus leefde ergens tussen de jaren 0 en

februari 2019

29


✽ Paulus 60 van onze jaartelling, was waarschijnlijk iets jonger dan Jezus. Als zijn brieven niet bewaard waren gebleven, hadden we een totaal ander christendom gehad, waarschijnlijk meer joods van karakter. Door de invloed van Paulus is het christendom meer hellenistisch ingekleurd. Ik ben het niet eens met de onderzoekers die benadrukken dat Paulus in een farizees milieu is opgevoed. Hij is opgegroeid in Tarsus, KleinAzië, in een joods-hellenistisch milieu, waar Grieks de voertaal was. Zijn theologie is beïnvloed door dat milieu en door de filosofische stromingen die in de hellenistische wereld populair waren. Pas later dreef zijn rusteloos religieus zoeken hem naar Jeruzalem, waar hij radicaliseerde. Vanaf de tweede eeuw is het christendom sterk door hem gekleurd. Het Oude Testament werd door de bril van Paulus gelezen, de evangeliën werden ingepast binnen zijn theologie. Dat probeer ik in mijn Paulusonderzoek nu weer uit elkaar te halen.”

Jeruzalem te gaan om het oorspronkelijke jodendom op te zoeken. Misschien zou dat een antwoord bieden op al zijn vragen. Hij radicaliseerde onder invloed van de strenge, conservatieve vleugel van de farizeeën en deed mee aan de vervolging van de leerlingen van Jezus. Maar al die radicaliteit leverde hem niets op. Weliswaar leerde hij de geboden van de Tora kennen, maar zijn zonden werden daardoor alleen maar groter, schrijft hij in een van zijn brieven. Die radicaliteit bleek maar een korte fase in zijn leven te zijn. Ik ben het dan ook niets eens met onderzoekers die hem en zijn theologie als farizees en oerjoods proberen te duiden. Die nemen de teksten uit de Handelingen te serieus als biografisch betrouwbaar. Maar die teksten heeft de auteur, Lucas, vanuit een meer Aramees-joodse context opgesteld om zijn eigen messiaanse strategie uiteen te zetten. De brieven van Paulus en de Handelingen worden te vaak harmoniserend gelezen. Het

En Paulus de systeembouwer?

“Hij had wel een systeem in zijn hoofd. Hij leefde met het wereldbeeld van Empedocles, met de vier elementen, en ontwikkelde zijn theologie met middelen ontleend aan het middenplatonisme, een synthese van platoonse en stoïsche filosofie. Zijn toekomstperspectief was de komst van een geestelijke wereld die een eind zou maken aan dit aardse tranendal van zonde en dood. In die hellenistische context moet je Paulus lezen en begrijpen. Paulus was veel minder aards en veel geestelijker gericht dan de Aramees-joodse ‘theologie’ van zijn dagen. Maar zijn brieven zijn echte brieven, geen gestileerde en weloverwogen teksten. Hij schrijft soms slordig, bewandelt nogal eens zijpaden en herneemt niet altijd zijn betoog. Dat is dus geen systematische uiteenzetting: een echte systeembouwer of dogmaticus vind ik hem niet.” U vertelt dat hij in Jeruzalem is geradicaliseerd door zijn kennismaking met het farizeïsme. Hoe joods was hij?

“De jonge Paulus toont zich als een religieuze zoeker in een spagaat: met één been in het jodendom en één been in het hellenisme. Hij is ook heel cerebraal ingesteld – kennis speelt een belangrijke rol in zijn brieven – en besloot op een gegeven moment naar

30

februari 2019

Paspoort Peter van ’t Riet (Broek op Langendijk, 1948) is als selfmade theoloog een specialist in het joodse karakter van het Nieuwe Testament. Studeerde wiskunde en psychologie aan de Vrije Universiteit, promoveerde op een onderwijspsychologisch onderzoek en werkte in het hoger onderwijs. Raakte in de jaren zeventig geboeid door het jodendom van de eerste eeuwen van de christelijke jaartelling en ging zich daarin verdiepen. Publiceerde als onafhankelijk onderzoeker twaalf boeken en veertig brochures over joodse en bijbelse onderwerpen, speciaal het joodse karakter van de evangeliën en Paulus. Hij houdt lezingen en heeft een uitgeverij ‘aan huis’. Schreef recent het eerste deel van Paulus’ jeugd en jonge jaren - zijn vorming en scholing in een hellenistisch-joods milieu (320 blz., € 22,50, te bestellen via www.folianti.com).

. . .

.

Meer over zijn werk op www.petervantriet.nl.

Nieuwe Testament is een bibliotheek met geschriften van schrijvers die over tal van zaken met elkaar van mening verschillen, heel gebruikelijk in het jodendom. Je moet rekening houden met de datering van de geschriften, met hun context en interactie, met hun wijze van Schriftgebruik en vooral met de intenties van de auteurs. Als je ze zo onderzoekt, ontstaat er reliëf en dan kun je als onderzoeker dichter bij de oorspronkelijke bedoelingen van de schrijvers komen.” Hoe ziet u Paulus’ bekering op weg naar Damascus, het beroemde verhaal dat Jezus hem verschijnt en hem zegt zijn radicaliteit te verlaten en volgeling van hem te worden?

“De religieuze zoeker zag, misschien wel na een doorwaakte nacht, het licht. Over dat visioen heeft hij geschreven. Hij ervoer dat Jezus hem rechtstreeks had geroepen vanuit hemelse sferen. Daarmee legitimeert hij het zendingswerk dat hij gaat doen. Hij stond voor zijn idee dus niet in een gezagsrelatie tot de apostelen in Jeruzalem, hij kon zijn eigen gang gaan, want hij was persoonlijk aangesproken door Jezus zelf, al had hij die tevoren nooit ontmoet zoals de andere leerlingen wel. En zo kon hij aan zijn reizen beginnen. Daarover bestaat vaak het beeld van de grote prediker, rusteloos op weg en van vervolging naar vervolging, om het evangelie te verkondigen in de synagogen van de diaspora. Zo ging het niet. Dat synagogebezoek komt alleen in de Handelingen voor en behoort tot Lucas’ messiaanse strategie: eerst de joden, dan de heidenen. In de brieven van Paulus komt het woord ‘synagoge’ helemaal niet voor. Paulus werkte gewoon in de steden die hij bezocht, hij was tentmaker. In het Romeinse leger én in het hete klimaat van het Nabije Oosten waren veel tenten en tentdoek nodig. Hij reisde dus rond en deed zijn werk, sprak mensen aan, liet zich uitnodigen, en zo kwamen er wat we nu gesprekskringen zouden noemen. In de hellenistische wereld wemelde het van zulke ‘verenigingen’. Zo ontstonden rond Paulus huisgemeenten waarin samen gegeten en onder zijn leiding geleerd werd. Het beeld van Paulus als fulltimeprediker is later romantiserend teruggeprojecteerd op zijn levensverhaal ter bevestiging van kerkelijke ambten.”


special/interview ✽

Peter van ’t Riet: ‘Paulus interesseert zich eigenlijk niet voor de stoffelijke wereld’ de problemen die zich in de verschillende gemeenschappen voordeden. Hij kende als hellenistische jood de discussies in zijn joodse milieu: wat waren ‘echte’ joden en hoe verhielden die zich tot de kring daaromheen van belangstellenden, ‘godvrezenden’ genoemd. Moest je als je erbij wilde horen je als man laten besnijden? Veel godvrezenden waren daartoe geneigd. Sommigen die die hobbel genomen hadden, werden meteen het meest fanatiek en eisten het ook van de anderen. De actualiteit daarvan lees je in Paulus’ brieven terug. Maar Paulus heeft daar zijn eigen religieuze fanatisme tegenover gezet door fel – en soms zelfs grof – de besnijdenis te bestrijden.” Er is weer van verschillende kanten, onder theologen en filosofen, een oplevende belangstelling voor Paulus. Vindt u dat terecht? Paulus leefde in een wereld met veel slaven. Er zijn theologen die hem daarom politiek proberen te lezen, hem de apostel van de vrijheid noemen. Hoe politiek was Paulus volgens u?

“Niet. Ook dat wordt ingelezen vanuit een bepaald politiek-theologisch standpunt. Dat Christus koning wordt genoemd, wil bijvoorbeeld niet zeggen dat daarmee een scherp oordeel over de vergoddelijking van de Romeinse keizer werd geveld. Vergoddelijking van mensen was in het hellenisme een bekend verschijnsel, maar werd door vrijwel alle joden volstrekt afgewezen. Paulus interesseerde zich eigenlijk niet voor de stoffelijke wereld. Deze wereld gaat voorbij, er komt een andere geestelijke wereld, ons lichaam wordt getransformeerd naar een geestelijk lichaam. Daar is hij mee bezig. Hij is ook totaal niet geïnteresseerd in het aardse leven van Jezus. Daar vind je in zijn brieven vrijwel niets over, terwijl zijn teksten toch de oudste schriftelijke bronnen zijn waarin Jezus voorkomt.

Voor Paulus is de slavenwereld een realiteit. Alleen in de nieuwe, geestelijke geloofsgemeenschappen van de christusgelovigen mag geen onderscheid gemaakt worden tussen slaven en vrijen, schrijft hij. Maar als in het briefje aan Filemon de weggelopen slaaf Onesimus teruggestuurd wordt naar zijn meester, wordt Filemon gevraagd deze slaaf terug te nemen en als broeder te behandelen, maar niet om de slaaf vrij te laten.” Ik vind de teksten van Paulus’ brieven vaak zo opgewonden van toon. Valt er iets te zeggen over Paulus’ karakter?

“Ik denk dat je wel kunt zeggen dat Paulus een temperamentvolle man was. Hij is heel gedreven en zal heus af en toe wat overdreven hebben, bijvoorbeeld als hij opsomt hoeveel hij voor zijn missie niet heeft moeten doorstaan: gevangenschap, schipbreuken, stokslagen, een steniging zelfs. Maar het was een gewelddadige wereld waarin hij leefde. Hij leefde sterk mee met

“Jazeker. Paulus’ impact op de geschiedenis is enorm. De theologie van het christendom is ondenkbaar zonder Paulus. Maar van mij mag er in de theologie veel meer discussie zijn over de hermeneutische uitgangspunten waarmee het Nieuwe Testament benaderd wordt: hoe voorkom je dat je zo leest dat je steeds uitkomt bij wat je toch al geloofde? Dat geldt ook voor wie in Paulus per se een farizees theoloog wil zien. Maar er zijn helaas ook nog steeds theologen die de joodse context van het Nieuwe Testament nauwelijks meenemen in hun beschouwingen. Ik begrijp ook de belangstelling van moderne filosofen voor Paulus. Het gaat bij Paulus om grote thema’s als individualiteit en universaliteit. Hij is daarin sterk door de stoa beïnvloed, zoals ik in mijn volgende boek wil aantonen. De hellenistische wereld vertoont veel overeenkomsten met die van ons. Er is sprake van globalisering, migratie, religieus radicalisme – dat maakt van Paulus een belangrijke denker over actuele thema’s. Of je het nu met hem eens bent of niet.”

.

februari 2019

31


✽ Paulus

‘Licht uit de hemel. Val van mijn paard. Stem die mij roept’

PAULUS OP DE PLANKEN Tekst: Kees Posthumus Beeld: Jan W. de Kok

“Je kunt je zelf niet aan je eigen haren uit het moeras van onvrijheid trekken. Paulus is de man die ons deze vrijheid in zijn brieven als geen ander aanzegt.” Verhalenverteller Kees Posthumus had weinig met Paulus, totdat hij in diens huid kroop. n het seizoen 2014/2015 speelde accordeonist Juul Beerda en ik de voorstelling Paulus, in het oog van de storm. Bijna zestig keer brachten wij Paulus op de planken, in een decor van grote zeilen met vragen, waarop Paulus antwoord gaf. Het schrijven van deze toneeltekst was in eerste instantie het gevolg van een persoonlijke zoektocht naar de oorsprong van de vrijheid die ik op toneel ervaar. Het antwoord vond ik bij Paulus. Op toneel voel ik mij vrij om te doen wat ik wil. Als ik bekende en minder bekende bijbelverhalen ‘vroom en vrolijk’ opnieuw vertel, laat ik mij nergens door weerhouden. Ik ben op zoek naar de betekenis van de oude verhalen voor mensen van nu. Zo worden de verhalen van ‘ver weg en lang geleden’ verhalen voor mensen van hier en nu. De verhalen zijn mij lief, ik zal er altijd met respect mee omgaan. Ik studeerde theologie, maar wist op tijd te stoppen. Na vijf jaar studie weet ik genoeg om met enig verstand van zaken over theologische zaken te kunnen denken en praten. Maar niet voldoende om mij door te veel kennis te laten beperken. Blijkbaar valt die theatrale vrijheid op, wat overigens iets zegt over de voorzichtigheid waarmee doorgaans met de bijbelverhalen wordt omgegaan. Na afloop van een voorstelling stelden mensen mij meer dan eens de vraag: “Waar komt toch jouw vrijheid vandaan om de verhalen op deze manier te vertellen?” Dat zette mij aan het denken. Ik herinnerde mij een kerkdienst op Vlieland, waar ik op een zondag onder het gehoor was van eilanderpredikant Frans Weeda. Het was de zondag voor 5 mei en hij preekte over vrijheid. De

I

32

februari 2019

Kees Posthumus in de voorstelling ‘Paulus, in het oog van de storm’.


special/ervaring ✽ strekking was: de vrijheid waarin je leeft, komt van buiten en moet je aangezegd worden door een ander. Je kunt jezelf niet aan je eigen haren uit het moeras van onvrijheid trekken. Paulus is de man die ons deze vrijheid in zijn brieven als geen ander aanzegt.

Een vraagteken Eerlijk gezegd had ik tot dat moment weinig met de man. Paulus is in de christelijke traditie een veelbesproken, zelfs omstreden figuur. Hij roept sterke gevoelens op. Je loopt met hem weg of je schrijft hem af. Ik deed geen van tweeën en had mij, licht onverschillig, nooit eerder in hem verdiept. Natuurlijk liet ik mij tijdens trouwdiensten raken door zijn prachtige loflied op de liefde. ‘Had ik de liefde niet...’ Ik leerde dat deze woorden veel breder bedoeld zijn. De liefde zoals door Paulus bedoeld, is een kracht, die persoonlijke relaties ver overstijgt en geldt voor de hele wereld. Liefde wordt de kracht waarmee mensen zich inzetten voor gerechtigheid en vrede. Natuurlijk kende ik zijn ongemakkelijke woorden over de rol van vrouwen in de gemeente. Zij zouden beter zwijgen, schrijft hij. Een achterhaalde opvatting, meende ik, totdat ik op het spoor kwam van een spectaculaire andere uitleg, gebracht door nieuwtestamenticus Patrick Chatelion Counet. In mijn woorden: het Grieks kent geen vraagteken. Zet een vraagteken achter Paulus’ verguisde opmerking, en de tekst verandert radicaal van inhoud. In mijn toneeltekst reageert Paulus aldus als de brief uit Korinthe op de mat valt: ‘Ik weet niet wat ik lees / Moeten vrouwen in hun bijeenkomsten hun mond houden? / Hoe kan iemand die ‘in Christus’ is dit in zijn botte hersens halen? / De een is niet meer of minder waard dan de ander, in Christus. / Zou de een dan zwijgen /en de ander het hoogste woord voeren? (...) Hij schrijft ze terug, herhaalt hun woorden en zet er een vraagteken achter. “Ik zeg jullie: in Christus zijn jullie allen één / in Christus is er geen man en geen vrouw / Wanneer jullie vrouwen het woord willen voeren / dan doen ze dat / Daar hebben ze jullie niet bij nodig / Punt.” Vanuit deze noties presenteerden wij Paulus als ‘apostel van de vrijheid’. Dat begrip ‘vrijheid’ kwam naar boven toen ik mij verdiepte in recent onderzoek naar de betekenis van Paulus.

Onverdacht was daarbij het gedachtegoed van de Franse filosoof Alain Badiou, zelf atheïst, die in zijn boek Paulus. De fundering van het universalisme (2008) de held van het christendom beschouwt als grondvester van het universalistische denken. En, in mijn vertaling, als apostel van de vrijheid die grenzen tussen mensen slecht.

Eén lichaam Dit is, volgens mij, Paulus’ grote en vaak onderbelichte verdienste. Hij onderkent de verschillen tussen mensen, maar verklaart ze als ongeldig, als voorbij. Arm of rijk, slaaf of vrije, Jood of Griek, man of vrouw: het doet er niet meer toe. Hij schoffelt bestaande verhoudingen vakkundig onderuit. Rond de tafel zijn wij alleen één, één lichaam. In de vroege christelijke gemeenschappen heerst een voor die tijd ongedachte vrijheid en gelijkheid. Vanuit dit nieuwe denken opent Paulus, met gevaar voor eigen leven, de beweging rond de joodse Jezus van Nazaret voor de hem bekende wereld buiten de joodse traditie. Hij kijkt ver over de grenzen van zijn eigen volk en traditie heen, zonder die traditie overboord te gooien. Wij zijn ‘in Christus’, hoe moeilijk kan dat zijn? De vraag stellen is hem beantwoorden: moeilijk. In mijn tekst weet Paulus nog niet goed raad met die gewonnen vrijheid. In theorie is het hem helder, in de praktijk stuit die eindeloze vrijheid op wetten en praktische bezwaren. Dit raakt aan wat Huub Oosterhuis dicht in zijn Lied om vrijheid: ‘Als vrijheid was wat vrijheid lijkt wij waren de mensen niet die wij nu angstig zijn’. De vrijheid stelt ons in staat tot grootse daden van liefde en gerechtigheid. Vaak laten wij ons weerhouden door de gedachte klein en nietig te zijn. Als wij de aangezegde vrijheid van Paulus tot ons laten doordringen, weten wij dat wij gemaakt zijn naar het beeld van God, die van schepping, uittocht en opstanding. Dan kan het niet anders dan dat wij ook zelf geroepen zijn licht in het duister te zijn, de weg van de vrijheid te gaan en anderen te bevrijden, op te staan en anderen tot hun recht te laten komen.

van de stad Filippi aan mensen de toekomst voorspelde. Dat wordt hem door haar eigenaren en het stadsbestuur van de stad niet in dank afgenomen. De twee worden gevangen gezet, met hun voeten vast in het blok. Zij kunnen geen kant op. Dat wil zeggen: fysiek. Want hun geest is vrij. Ja, ja. Zo voelt het niet. Totdat er een lied opwelt uit hun verstikte kelen. Eerst aarzelend, later uit volle borst. Elke ademteug vult hun longen met zuurstofrijke, frisse lucht. En zij zingen, en zij bidden. En de aarde trilt. De sloten springen. De weg naar buiten ligt open. Essentieel om Paulus te begrijpen is dat ene dramatische moment waarop zijn leven compleet verandert. Hij reisde naar Damascus, om ‘de mensen van de weg’, zoals christenen werden genoemd, op te pakken en naar Jeruzalem te brengen om daar te worden berecht. Het is tegen de avond. Niet eerder, niet later. De muren van Damascus voor hem. Achter hem de reis uit Jeruzalem. Dan ziet hij een licht in de hemel. Hij valt van zijn paard. Hij hoort een stem, Jezus zelf, die hem roept. Hij antwoordt, Jezus reageert daar in onze voorstelling op met klanken uit de accordeon. Licht uit de hemel. Val van mijn paard. Stem die mij roept. Dat paard kwam er in de traditie later bij. Het is onwaarschijnlijk dat joden in die tijd paard reden. Het zou kunnen dat wij het paard danken aan de Italiaanse schilder Caravaggio, die van deze gebeurtenis een dramatisch schilderij maakte. Voor de flyer van onze voorstelling maakten wij dit schilderij na in een foto (zie blz. 27, red.).

Menselijker

Een licht

Zonder licht, val en stem begrijp je niet wat Paulus drijft. In een verlicht moment ziet hij waar het heen moet met de wereld. Dat drijft hem voort en duwt hem de wereld in om het goede nieuws van bevrijding te brengen aan joden en heidenen, aan iedereen die het horen wil en aan iedereen die het niet horen wil. De voorstelling bracht veel teweeg. Het mooiste compliment dat ik kreeg was: “Ik vind het nog steeds geen aardige man, maar hij is wel menselijk geworden”.

In het verhaal van Paulus gaat het er om spannen als hij met zijn helper Silas gevangen zit. Hij had een boze geest verdreven uit een slavin die in de straten en op de pleinen

Kees Posthumus is journalist en verhalenverteller. Meer over zijn voorstellingen op www.keesposthumus.nl.

.

februari 2019

33


Besnijdenis van een joods jongetje, acht dagen na zijn geboorte.

“Er is geen Jood of Griek, geen slaaf of vrij, geen man en vrouw, want jullie zijn allemaal één in Christus”, aldus Paulus in zijn brief aan de Galaten. Maar maakt deze ene zin Paulus tot een kampioen van gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen? Exegeet Karin Neutel meent van niet. De apostel was een man van zijn tijd. Het idee van gelijkwaardigheid was hem daarom vreemd. 34

februari 2019


special/achtergrond ✽

Paulus over mannen en vrouwen

VOORHUID MAAKT VERSCHIL Tekst: Karin Neutel Beeld: Hollandse Hoogte

et zoals tegenwoordig was mannenbesnijdenis in de oudheid onderwerp van verhitte discussie. Men veroordeelde deze praktijk of maakte haar belachelijk, maar ook verdedigde men haar met passie om religieuze redenen én in verband met gezondheid en seksualiteit. Dat Paulus zich ook behoorlijk druk maakte over mannenbesnijdenis, daarover kunnen de meeste lezers van zijn brieven het wel eens zijn. Maar waarom dit onderwerp hem zo bezighield en wat zijn mening er nou precies over was, daarover bestaan veel verschillende opvattingen. Daarnaast kunnen we ons afvragen wat al die aandacht voor mannelijke geslachtsdelen betekent voor Paulus’ ideeën over gender, een zaak waar ook de nodige controverse over bestaat.

N

Innerlijk en uiterlijk Traditioneel worden Paulus’ uitspraken over de besnijdenis gezien als een kernpunt van zijn kritiek op het jodendom en joodse gebruiken. Tegenover lichamelijke besnijdenis zou hij ‘besnijdenis van het hart’ (Romeinen 2,29) benadrukken, omdat voor hem alleen het innerlijke telt. Lastig is dan dat Paulus op de vraag: ‘Welk voordeel hebben joden dan en wat is de waarde van besnijdenis?’, het antwoord geeft: ‘Veel, in alle opzichten’ (Rom. 3,1-2). Deze ronduit positieve waardering van besnijdenis als joodse praktijk valt moeilijk te rijmen met het gangbare idee dat Paulus het jodendom bekritiseerde en lichamelijke rituelen afwees, maar hoeft niet problematisch te zijn als we hem zien als een eerste-eeuwse joodse man die vooral niet-joden goed nieuws wilde brengen over de eindtijd en de komst van Gods Messi-

as. Wanneer we Paulus zoveel mogelijk begrijpen vanuit de veelstemmige joodse traditie van zijn tijd en niet in tegenstelling ermee, kunnen we ook zijn ideeën over besnijdenis beter plaatsen. De metafoor van besnijdenis van het hart komt bijvoorbeeld niet voor het eerst bij Paulus voor, maar is bekend uit de traditie, waarin het geen afwijzing van lichamelijke besnijdenis impliceerde, maar er juist mee samenging. Ook voor Paulus had zowel innerlijke als uiterlijke besnijdenis blijkbaar zijn waarde, zonder tegenstrijdigheid.

Bekeerlingen Maar hoe moeten we dan Paulus’ meer polemische uitspraken tegen besnijdenis begrijpen? Daarvoor is het belangrijk te weten dat er in de oudheid twee vormen van joodse besnijdenis waren: besnijdenis van joodse jongetjes op de achtste dag na de geboorte en besnijdenis van volwassen niet-joodse mannen, als rituele markering van de overgang naar het joodse volk. Hoe vaak die laatste vorm daadwerkelijk voorkwam en hoe dat ritueel precies in zijn werk ging weten we niet, maar in zowel joodse als Grieks-Romeinse literatuur wordt het verschillende keren genoemd. Sommige teksten stellen deze besnijdenis van bekeerlingen, in het verlengde van besnijdenis op de achtste dag, als iets positiefs voor. Andere joodse teksten laten zien dat het goed mogelijk was om veel waarde te hechten aan besnijdenis op de achtste dag, maar besnijdenis van proselieten – mannen die overgingen naar het jodendom – af te wijzen. Deze binnen-joodse discussie over proselietenbesnijdenis vormt een plausibele achtergrond voor de controverse die we in Paulus’ brieven terugzien. Zijn ongebrui-

kelijke voorkeur voor het woord ‘voorhuid’ als aanduiding voor niet-joden – meestal vertaald als ‘onbesneden’ of ‘niet besneden’ – onderstreept dat besnijdenis hier de scheidslijn vormt tussen etnische groepen. In dit licht kunnen we ook Paulus’ meer heftige uitspraken tegen besnijdenis begrijpen en tegen degenen die niet-joodse mannen willen overtuigen dat ze zich moeten laten besnijden. Paulus noemt hen honden en stelt voor dat zij er bij zichzelf maar wat meer afsnijden (Filippenzen 3, 2; Galaten 5,12). Hij verzet zich dus heftig tegen het idee dat besnijdenis nodig of goed is voor niet-joodse volgelingen van Christus. Deze discussie was hiermee niet alleen binnenjoods, maar lijkt ook intern te zijn binnen de groep joden die volgers van Christus waren. De vraag is of niet-joodse mannen, nu de messiaanse tijd is aangebroken, alleen op basis van hun Messiasgeloof bij de kinderen van Abraham kunnen horen, of naast dat geloof ook nog besneden moeten worden. Over besnijdenis op de achtste dag zegt deze discussie dus niets. We kunnen zeker niet aannemen dat Paulus daar een probleem mee had, alleen omdat hij in het specifieke geval van niet-joodse volgelingen van Christus, hun geloof in de Messias beschouwde als de toegang tot Gods volk, die geen verder besnijdingsritueel vereiste.

Focus op mannen Deze hele discussie over de besnijdenis, die in verschillende brieven voorkomt, draait duidelijk om mannen en mannelijke anatomie. Wat de implicaties zijn voor niet-joodse vrouwen die over willen gaan tot het joodse volk komt niet aan de orde. Hiervoor bestond in het jodendom van de eerste eeuw geen bekend ritueel en Paulus

februari 2019

35


✽ Paulus houdt zich daar ook niet specifiek mee bezig. Deze vanzelfsprekende focus op mannen in Paulus’ brieven staat in contrast met de interesse van moderne lezers, die juist vooral willen weten hoe hij over vrouwen dacht. De vraag of Paulus een ‘vrouwenhater’ was, of juist gelijkwaardigheid van man en vrouw verkondigde, is al een tijd een heet hangijzer. Verschillende strategieën worden toegepast om mogelijk problematische teksten over vrouwen te verklaren, zoals de suggestie dat verzen later in de tekst zijn toegevoegd, of het idee dat Paulus tegenstanders citeert, wanneer hij dingen lijkt te zeggen die als seksistisch worden ervaren. Daarbij is het goed te bedenken dat de vraag naar gelijkwaardigheid echt een vraag is van onze tijd. In de oudheid kwamen verschillen tussen mannen en vrouwen vooral ter sprake als het ging over huwelijk en voortplanting. Genderverschil werd gezien als een verschil in kwaliteit: mannelijkheid was een superieure vorm van mens-zijn, dichter bij het goddelijke, en vrouwen waren min of meer mislukte mannen. De hiërarchie tussen mannen en vrouwen was een gegeven en niet zoals tegenwoordig een controversiële interpretatie van mogelijke verschillen. Dat Paulus met name gericht is op mannen en zijn eigen boodschap kan samenvatten als ‘het evangelie voor de voorhuid’ (Galaten 2,7) past in een dergelijke voorstelling van gender, waarin mannen vanzelfsprekend de norm zijn.

Verschil in status Wanneer we de vraag naar gelijkwaardigheid loslaten, zien we dat ook Paulus’ veelbesproken passages over vrouwen passen in dit antieke denken. Zowel van het uiterlijk als van het spreken van vrouwen werd in de oudheid verwacht dat het hun ondergeschikte positie weerspiegelde. Als Paulus instructies geeft over de passende hoofdbedekking voor vrouwen bij het bidden en profeteren noemt hij als achtergrond dat de man ‘het beeld en de eer van God is’ en de vrouw ‘de eer van de man’ (1 Korintiërs 11,7). Deze hiërarchie, die voor zijn tijd dus niets nieuws was, onderbouwt hij door te verwijzing naar de schepping. De vrouw is geschapen omwille van de man en uit de man, en niet andersom (1

36

maand 2019

De discussie over de besnijdenis draait duidelijk om mannen en mannelijke anatomie Kor. 11,8-9). ‘In de Heer’ zijn beiden nodig, maar hebben ieder hun eigen rol (1 Kor. 11,11-12). Verschil in kleding en haardracht tussen mannen en vrouwen zijn voor Paulus dus een uitdrukking van een meer fundamenteel verschil in status, zowel ten opzichte van elkaar als van God. Ook de omstreden tekst dat vrouwen moeten zwijgen past in dit hiërarchische beeld. Daarin wordt gezegd dat vrouwen in de bijeenkomsten van de gemeente niet morgen spreken en ondergeschikt moeten zijn. Als ze iets willen leren moeten ze het thuis aan hun man vragen, omdat het een schande is als een vrouw spreekt tijdens zo’n bijeenkomst (1 Kor. 14,34-35). Hoewel vaak wordt gesteld dat deze verzen een latere toevoeging zijn – iets wat niet is uit te sluiten, maar ook lastig te bewijzen – rust de argumentatie daarvoor sterk op het idee dat een dergelijke instructie in tegenspraak is met Paulus’ positieve kijk op vrouwen.

Afwezigheid van huwelijk Voor dat positieve beeld speelt één tekst de hoofdrol: ‘Er is geen Jood of Griek, geen slaaf of vrij, geen man en vrouw, want jullie zijn allemaal één in Christus’ (Gal. 3,28). Op deze zin zijn heel veel verwachtingen geprojecteerd, niet alleen over gender, maar ook over Paulus’ vermeende universalisme en verzet tegen slavernij. De uitspraak wordt wel geclaimd als het begin van het idee van algemene menselijke gelijkwaardigheid of als de uitvinding van het individu in de westerse beschaving. Het is de vraag of deze zin dit allemaal kan dragen. Of eigenlijk is dat geen vraag, omdat zoals gezegd gelijkwaardigheid heel sterk ons ideaal is, maar niet dat van de oudheid, ook niet van Paulus. Om te kunnen zien hoe deze woorden in de eerste eeuw geklonken zouden hebben,

moeten een aantal puzzelstukjes bij elkaar gebracht worden. In de eerste plaats speelden de paren die Paulus in deze uitspraak noemt in zijn tijd alle drie een rol in voorstellingen over een ideale wereld. Daarbij ging het er niet om dat mensen ondanks de genoemde sociale verschillen in wezen gelijk waren, maar juist om de afwezigheid van die verschillen, waardoor harmonieus samenleven mogelijk zou worden. Wat gender betreft stelde men zich een ideale samenleving voor als een gemeenschap met alleen mannen, of, als er ook vrouwen waren, dan zonder huwelijk en familieverbanden (dus ook zonder slaven). Het probleem bij het samenleven van mannen en vrouwen in familieverband was niet ongelijkheid, maar begeerte rond seksualiteit en bezit; storende factoren die in een ideale manier van samenleven afwezig zouden zijn. Een volgend stukje is het feit dat de woorden die Paulus hier gebruikt voor het paar ‘man en vrouw’ een duidelijke verwijzing vormen naar een vers uit Genesis, over de schepping (Gen. 1,27). Dit vers over schepping in ‘man en vrouw’ werd in Paulus’ tijd gezien als een verwijzing naar de goddelijke instelling van huwelijk en voortplanting, een gebruikelijke context om over gender te spreken. Een laatste element is dat in verschillende vroegchristelijke teksten en ook in Paulus, het huwelijk wordt gezien als een kenmerk van de huidige, voorbijgaande wereld, dat geen rol meer zal spelen in de nieuwe schepping die zal komen. Dit alles bij elkaar maakt het plausibel dat ‘geen man en vrouw’ hier verwijst naar de afwezigheid van huwelijk en voortplanting, als kenmerk van het ideale samenleven ‘in Christus’. De Paulus die hier naar voren komt is niet zo makkelijk in verband te brengen met onze eigen vragen over besnijdenis en gender(on)gelijkheid. De bijna 2000 jaar tussen hem en ons zijn niet zomaar te overbruggen. Wie Paulus’ autoriteit claimt om een eigen visie religieuze of historische autoriteit te verlenen, loopt al snel het risico hedendaagse kwesties op het verleden te projecteren.

.

Exegeet Karin Neutel is verbonden aan de Universiteit van Oslo, Noorwegen, en redactiesecretaris van het tijdschrift Schrift.


special/essay ✽

Hedendaagse denkers in de ban van de apostel

PAULUS, PROFEET VAN DE VRIJHEID Tekst: Willem van der Meiden Beeld: Hollandse Hoogte (37)

Met de kruisdood en de opstanding van Jezus heeft volgens Paulus iets volstrekt nieuws plaatsgevonden. Zijn boodschap is die van het messiaanse moment, ‘het punt van de tijd’, waarin deze wereld radicaal is omgekeerd. Juist nu weet Paulus als apostel en profeet van de vrijheid hedendaagse denkers te inspireren.

aarom is er hoop dat ook dit, het geschapene, bevrijd zal worden van de slavernij van de vergankelijkheid en zal delen in de vrijheid en de heerlijkheid van Gods kinderen. Want we weten dat al het geschapene tot op heden eenstemmig als in barensweeën zucht en lijdt.” Paulus van Tarsus, aan het woord in zijn Brief aan de Romeinen (8,21-22), een

‘D

bombrief in de wereldgeschiedenis. Wat fascineert denkers van alle eeuwen in deze oude teksten en waar komen deze denkers terecht? Is het niet bijzonder dat moderne progressieve filosofen als Alain Badiou, Giorgio Agamben en Slavoj Žižek zich met de energie van ontdekkingsreizigers op deze teksten storten, die tegelijkertijd onderwerp zijn van zwaarmoedige en wereldmijdende preken in de gereformeer-

de gezindte? Dezelfde teksten die Maarten Luther in Wittenberg brachten tot zijn Turmerlebnis, niets meer of minder dan een bekering?

Buikspreken Is Saul ook onder de profeten? De titel was een knipoog naar 1 Samuel 10,11 waar de aanstaande eerste koning van Israël zich mengt in een groep profeten en verbazing

Paulus (James Faulkner, rechts) en zijn metgezel Lucas (Jim Cavaziel) in de film ‘Paul, apostle of Christ’ (2018).

februari 2019

37


✽ Paulus wekt bij de omstanders. Maar onze bundel ging over die andere Saul, Saulus van Tarsus, die aanvankelijk behoorde tot de vervolgers van de jonge Jezusbeweging, daarvan bekeerd werd op weg naar Damascus en Paulus ging heten. We waren in 1978 jonge theologen die zich bezighielden met politieke, ja materialistische bijbellezing, en stelden een bundel samen over de bijbelse Paulus, met de bedoeling hem opnieuw te lezen en dan niet gehinderd door conservatief spinrag. De bundel was ook een eerbetoon aan de hervormde theoloog Kleijs Kroon (1904-1983), die al vanaf de jaren vijftig zijn best deed om Paulus te lezen in de politieke context van zijn dagen. Toen al, veertig jaar geleden, werd de vraag gesteld of dat wel kon, zo’n politieke lezing, en of onze eigen politieke radicaliteit ons er niet toe had verleid Paulus al te snel in te lijven in een eigen normerend systeem. Een goede vraag, die Kroon overigens zelf ook stelde en waarmee hij zijn stellingnamen nuanceerde zonder aan het goed recht ervan te willen afdoen. Paulus lezen als profeet en bestrijder van de Romeinse slavenwereld, als verkondiger van een samenleving waarin klasse- en sekseverschillen zouden wegvallen (Galaten 3,28): het is een goed voorbeeld van de framing die Paulus in tal van varianten ten deel is gevallen in de loop van de uitleggeschiedenis. Nu gaat framing verder dan teksten lezen in je eigen context, zoals de filosoof Paul Ricoeur al aangaf: een lezer legt altijd zijn vooroordelen aan een tekst op wanneer hij of zij deze interpreteert. Maar, voegt Ricoeur daaraan toe, de lezer staat op zijn of haar beurt ook bloot aan de betekeniswereld van de tekst zelf. Een tekst spreekt je met andere woorden ook letterlijk aan. Wanneer teksten ingepast worden in een frame is de kans daarop aanmerkelijk kleiner. Er zijn nogal wat voorbeelden geweest van framing van de geschriften van en over Paulus in een gewenste ideologische mal. Zo is Paulus gaan buikspreken in conservatief-dogmatische, joodse, anti-joodse, christelijke, esoterische, radicaal politieke en filosofische frames. En die framing begint al in het Nieuwe Testament zelf, zoals Peter van ’t Riet in dit nummer van Volzin betoogt (blz. 28 e.v.) met het messiaanse frame van de evangelist Lucas, die dertig jaar na

38 volzin. februari 2019

De wet waartegen Paulus zich keert, is ook de rechtsorde van het Romeinse Rijk, die Jezus aan het kruis heeft gebracht Paulus’ dood diens leven en ‘handelingen’ beschrijft in een gewenste context.

Radicale vernieuwing In plaats van ons te verbazen over deze voortdurende ideologische toe-eigening van de teksten van en over deze ‘apostel van de vrijheid’ kunnen we ons ook afvragen wat dan het unieke karakter is van deze teksten dat ze zo gretig en voor zulke verschillende doeleinden zijn gebruikt. Ik denk dat die populariteit te maken heeft met hun radicaliteit. Zoals bekend is lezing van Paulus’ teksten voor niet de minste theologen een bekeringsmoment geweest in tijden van grote omwentelingen. Dat gold voor Augustinus in de nadagen van het Romeinse Rijk en voor Luther aan de vooravond van zijn kerkhervorming. En een eeuw geleden zocht een jonge Zwitserse dominee in de puinhopen van de Eerste Wereldoorlog de grenzen van de radicaliteit op met zijn lezing van Paulus’ Brief aan de Romeinen. De eerste druk van de Römerbrief van Karl Barth verscheen in 1919; de tweede, nog radicalere editie deed drie jaar later de theologie op haar grondvesten wankelen. Voor velen was het lezen van dit boek over Paulus een radicaal eigen bekeringsmoment. De katholieke theoloog Erik Borgman schreef in een recensie van de eerste Nederlandse vertaling (2008): “Nog altijd kun je iets van de ervaring opdoen dat er niets actuelers en urgenters is dan wat deze tekst van bijna tweeduizend jaar geleden probeert onder woorden te brengen. Dat wij niet ons eigen leven hoeven te redden. Dat we dat ook niet kunnen, maar dat God in Jezus Christus zichtbaar maakt dat wij, met al onze gebrekkigheid, door een nieuwe, reddende dynamiek zijn aangeraakt.

Dat dit een heel andere boodschap is dan die uitgaat van de hedendaagse cultuur, is niet een oordeel over de betekenis van het christendom, maar impliceert veel meer een oordeel over deze cultuur.” Maar niet alleen theologen zijn diepgaand beïnvloed door de lezing van Paulus’ teksten, ook filosofen hebben zich over zijn teksten gebogen. Hegel, Kierkegaard, Nietzsche, Heidegger en Foucault hebben zich bijvoorbeeld met Paulus bezig gehouden. En als we Gert-Jan van der Heiden mogen geloven, in zijn vorig jaar verschenen boek Het uitschot en de geest, is de belangstelling voor Paulus onder filosofen zelfs aan een heuse revival bezig. Wat zijn de thema’s die Paulus’ denken onder filosofen weer actueel maken? Van der Heiden onderscheidt er drie: - Paulus als initiator, de man die aan de basis stond van verandering, van transformatie van de werkelijkheid; - Het eigene en onderscheidende van het nieuwe gemeenschapsleven dat Paulus aan de gemeenten voorhoudt; - De rol die het begrip ‘geest’ bij Paulus speelt als nieuwe inspiratie, energie, elan. Al deze drie thema’s hebben te maken met radicale vernieuwing.

Uitschot van de wereld Voor sommige moderne filosofen is het gegeven van ‘de wereld zonder tegenspraak’ na de val van het communisme de aanleiding om zich opnieuw te buigen over de radicaliteit van Paulus’ teksten. Lees de fraaie zinnen van de Italiaanse filosoof Giorgio Agamben, die een beschouwing over Shoah-overlevende Jean Améry verbindt met Paulus’ solidariteit met ‘het uitschot van de wereld’: “De omvang van wat reddeloos verloren is in de geschiedenis van de maatschappij en de geschiedenis van individuen is oneindig veel groter dan wat in de archieven van het geheugen kan worden opgeslagen.” En: “Het verlorene eist niet van ons te worden herinnerd en herdacht, maar eist dat het in ons en bij ons blijft als vergeten en op deze manier, en alleen op deze manier onvergetelijk blijft.” Een niet onverwachte sympathiebetuiging van de filosoof die twee jaar eerder zijn aangrijpende boek schreef over de herinnering aan Auschwitz, vorig jaar in het


special/essay ✽ Nederlands verschenen als Wat er overblijft van Auschwitz. Agamben refereert aan de passage in Paulus’ eerste brief aan de Korintiërs: “Tot op dit moment zijn wij het uitschot van de wereld, het uitvaagsel van de mensheid” (4,13). Het lijkt me lastig om deze passage niet politiek te lezen. Dat lukt ook de joodse filosoof Jacob Taubes (1923-1987) niet. In De politieke theologie van Paulus, een postuum in 1993 uitgegeven bundeling van voordrachten die hij in Heidelberg hield aan het eind van zijn leven, komt hij tot een opmerkelijke politieke lezing van Paulus. Paulus spreekt in zijn brieven veelvuldig over ‘de wet’. De gebruikelijke lezing van wat Paulus met de wet bedoelt, is dat het gaat om het Hebreeuwse Testament dat ook wel het Oude Testament wordt genoemd, en preciezer de Thora, de onderwijzing in de vijf boeken van Mozes. Paulus in Romeinen 7:6: “... nu zijn we, gestorven voor wat ons gevangen hield, buiten bereik van de wet, zodat we nu dienaren zijn in de nieuwe zin van de Geest, niet in de oude zin naar de letter van de wet” (weergave Karl Barth, vertaling Mark Wildschut). Voer voor een anti-joodse of ten minste anti-judaïstische uitleg en daarvan zijn er ook talloze geweest: het evangelie van Jezus in plaats van de wet en de regels van de joodse religie. Maar even verder (vers 12): “Kortom, de wet is heilig en wat de wet eist is heilig, rechtvaardig en goed.” Voer voor uitleggers die Paulus’ leven en geschriften plaatsen binnen zijn joodse context waarin het onmogelijk is de

Thora af te schaffen, zoals Jezus zelf in de Bergrede zegt dat hij niet gekomen is om de Wet af te schaffen maar om haar tot vervulling te brengen. Kunnen we dan met Paulus twee kanten op? O nee, nog veel meer. De zich socialist noemende Jacob Taubes heeft een geding met de aartsconservatieve rechtsgeleerde Carl Schmitt over de bevoegdheden van de vorst en de suprematie van de rechtsorde en komt bij zijn lezing van Paulus’ teksten over de wet tot een opmerkelijke opvatting. De wet waartegen Paulus zich keert (en of dat zo is, is dus de vraag) is ook, en misschien wel vooral de rechtsorde van het Romeinse Rijk, de wet die Jezus aan het kruis heeft gebracht. Zo gelezen is Paulus’ verzet tegen deze wet een forse politieke stellingname. Maar kun je Paulus zo lezen? Of is Taubes’ interpretatie ook een uitnodiging tot wereldmijding of anarchie?

Messiaans moment Het bijzondere van Paulus en de reden waarom filosofen en theologen hem zo graag omarmen is zijn radicaliteit. Die inspireert hen om hun eigen grenzen ver te verleggen en zich opnieuw te verhouden tot de ongekende radicaliteit van het nieuwe leven dat Paulus voor ogen staat. Op zich zouden het optreden en de geschriften van een tentenmaker in de hellenistische wereld van de eerste eeuw van onze jaartelling een voetnoot in de geschiedenis kunnen zijn, ware het niet dat zijn denkbeelden zoveel impact blijken te hebben dat ze op elk tran-

Beeld van de apostel Paulus bij de basiliek St. Paulus buiten de Muren in Rome.

sitiemoment in de geschiedenis als fonkelnieuw bestudeerd en toegeëigend kunnen worden. Zo kon hij zelf zich voordoen als jood, farizeeër zelfs, als hellenistische, door de stoa beïnvloede denker, als Romeins staatsburger, als spreker met gezag of als minderwaardig uitvaagsel, als prediker van een nieuw geloof of als arbeider die gewoon zijn brood moet verdienen en als apostel bijbeunt. En hij was het allemaal en soms tegelijkertijd. Deze man met vele gezichten heeft echter één boodschap te brengen: die van het volstrekt nieuwe dat heeft plaatsgevonden met de kruisdood en opstanding van die ene mens Jezus in Jeruzalem. Het is de boodschap van het messiaanse moment, “het punt van de tijd” ( 1 Kor. 15,52) waarin deze wereld radicaal is omgekeerd. Paulus rept met geen woord over Jezus’ leven, maar spreekt alleen over het momentum van zijn dood en opstanding. Zo zou je kunnen zeggen dat Paulus Jezus ‘op begrip brengt’ en tot in zijn essentie comprimeert in dit beslissende ‘feit’. Vanzelfsprekend heeft deze omkering, deze revolutie, veel denkers geïnspireerd tot een politieke lezing van Paulus. De Franse filosoof Alain Badiou, die Paulus beschouwt als de grondlegger van het universalistische denken, spreekt over dit ‘punt van de tijd’ als de messiaanse gebeurtenis die de geschiedenis in tweeën knipt, in een tijd vóór en een tijd na deze gebeurtenis, als een gebeurtenis dus die geschiedenis maakt. De al genoemde Giorgio Agamben voegt daar nog aan toe dat Paulus de messiaanse gebeurtenis (dood en opstanding van Jezus) in twee tijden ontbindt: opstanding en parousia, de terugkomst van Christus. De gebeurtenis hééft dus al plaatsgevonden én is ophanden, staat nog te gebeuren. De messiaanse gebeurtenis ís al begonnen, maar is nog niet voltooid. Zo komt Agamben tot de titel van zijn Paulusboek: Il tempo che resta, de tijd die overblijft. Want er is een nu en er valt nog iets te doen. Om het met de tentenmaker te zeggen: “Kom nu, geliefde broeders en zusters, wees standvastig en vasthoudend en zet u altijd volledig in voor het werk van de Heer, in het besef dat door de Heer uw inspanningen nooit tevergeefs zijn.” (1 Korintiërs 15,59) Als theoloog van de radicale ommekeer én als filosoof van het nu gaat Paulus nog wel even mee.

.

februari 2019

39


✽ Paulus

Wat Paulus ons leert over de liefde

LIEFDE HEB JE NIET, LIEFDE BEN JE

Tekst: Liesbeth Jansen

‘Als ik de liefde niet had…’ Die tekst doet het goed op bruiloften, maar wat wil Paulus ons werkelijk zeggen? Paulus geeft geen tips en trucs om in moeilijke tijden toch het hoofd boven water te houden, zegt theoloog Liesbeth Jansen. Sterker nog, hij raadt ons aan om volledig kopje onder te gaan. ls ik de liefde niet had... klonk alles wat ik zei volkomen inhoudsloos... zou ik voor niemand iets betekenen, hoezeer ik me ook inspande... waren al mijn kennis en talenten waardeloos.” Het zijn fragmenten uit het dertiende hoofdstuk van de eerste brief die de apostel Paulus schrijft aan de jonge christelijke gemeente in Korinte, die hij een aantal jaren eerder gesticht heeft.

‘A

Anders-zijn De tekst is ook nu nog vrij bekend en wordt graag voorgedragen tijdens bruiloften, omdat de betekenis van de liefde er zo krachtig geformuleerd staat. Maar het is evengoed een tekst die niet zou misstaan bij echtscheidingen, als er voor dat soort gebeurtenissen ook een plechtige ceremonie bestond. Want net zoals de tekst uitdrukking geeft aan de kracht van de liefde wanneer zij bloeit, geeft zij food for thought voor de momenten waarop de liefde verdwenen lijkt. Immers, de afwezigheid van liefde en het gevoel van gemis zijn vaak bijna nog intenser dan de ervaring van haar aanwezigheid. Zeker wanneer de fase van verliefdheid voorbij is en plaats heeft gemaakt voor een prettige, vanzelfsprekende alledaagsheid. “Toen ik de liefde niet meer had...”, wordt dan de formulering. Maar de angel zit in beide gevallen in het woordje ‘hebben’. Want wat hebben we nu eigenlijk in handen? Wat bezitten we nu werkelijk als het

40

februari 2019

om de liefde gaat? Niets. Op ieder moment kunnen we haar kwijtraken, kan zij ons ontglippen, zonder dat we enige macht hebben om haar vast te houden of terug te roepen. Een beangstigend idee. Daarom is het misschien belangrijk om te beseffen dat we de liefde niet hébben, maar zíjn. Als we van iemand houden, wordt diegene deel van mij, van wie ik ben. En wie ik ben is niet statisch, maar fluctueert. Elke dag ben ik een beetje anders, afhankelijk van mijn omgeving, mijn stemming en de gebeurtenissen die er op mijn pad komen. Dat maakt ook de geliefde anders, en de betekenis die hij of zij voor mij heeft. Zo kan ik ‘s ochtends grootmoedig denken dat het vast allemaal wel weer goed komt na die ruzie, en ‘s avonds wanneer ik moe ben vertwijfeld vrezen dat mijn geliefde toch niet echt meer van mij houdt. Als we de liefde tot ‘hebben’ reduceren, verliest ze haar kracht. Zoals je een vogel kunt opensnijden om het mechaniek van zijn vleugels te analyseren. Zodra je dat dan begrepen hebt en hem opnieuw de lucht in gooit, vliegt hij niet meer. We wéten dan, we hébben – maar dat wat de vogel tot vogel maakte, is verdwenen. Zo stelt de joodse denker Levinas dat de ander volledig willen begrijpen gelijk staat aan zijn anders-zijn uitschakelen. En dat is niet verstandig, want zijn anders-zijn is nu juist hetgeen dat de ander boeiend en aantrekkelijk (en bij tijden verschrikkelijk irritant) maakt. Zodra we de ander begrijpen, en als het ware inlijven bij onszelf, ‘verdwijnt’

hij of zij. Zo blijf ik opnieuw achter in mijn eigen eenzaamheid, omdat er niemand meer is die voor wrijving zorgt.

Geen eindbestemming In het verlengde van de metafoor van de vogel moeten we ook stellen dat de liefde niet bestaat tenzij ik liefheb. De liefde is geen theoretisch concept dat ik kan vastpakken en beschrijven, maar bestaat bij de gratie van een ik dat zich openstelt voor een ander. Ik heb lief, en geef me over aan al wat die liefde vervolgens brengt, zowel in positieve als in negatieve zin. Ook in dit opzicht kunnen we de liefde dus niet hébben, alleen maar dóén. Dat doen veronderstelt overgave, en die gaat gepaard met een grote mate van kwetsbaarheid. Want de ander kan ons ook teleurstellen, of in de steek laten. We moeten de liefde dus ook dúrven. En ons tegelijkertijd realiseren dat het nooit af is. We zijn nooit klaar, nooit gearriveerd. De liefde is een richting, geen eindbestemming. We kunnen liefde dus ook wel definiëren als het ‘nog niet’. En ook dat heeft twee kanten. Want het gevoel steeds maar onderweg te zijn, steeds hard te werken zonder dat we ooit daar geraken waar we denken heen te gaan, kan heel frustrerend zijn. Maar tegelijk heeft dat ‘nog niet’ ook de betekenis van verlangen, van iets dat het vuur brandend houdt en ons levensvreugde geeft. Het punt is natuurlijk dat het ongrijpbare, onaffe en variabele karakter van ‘zijn’ ook heel beangstigend is. We willen graag zeker


special/spiritualiteit ✽

boodschap om de hoek kijken, al moeten we waarschijnlijk even wennen aan het perspectief dat hij ons voorhoudt. Verwacht van Paulus geen geruststellende woorden, geen ‘het komt allemaal goed’, en ook geen tips en trucs om in moeilijke tijden toch het hoofd boven water te houden. Sterker nog, Paulus zou eerder zeggen dat liefhebben betekent volledig kopje onder te gaan, ook of juist in verdriet. Omdat we daar, in onze reddeloosheid, gevonden kunnen worden. Juist in de momenten waarop het leven ons het heft volledig uit handen neemt, ligt de mogelijkheid besloten om boven onszelf uit te stijgen. Doordat we het zonder onze eigen kracht, efficiëntie en zelfredzaamheid moeten stellen, opent het in ons de ruimte om te antwoorden in plaats van te roepen, om gezien te worden in plaats van te zoeken.

Niet autonoom

weten dat de ander van ons houdt – nu en tot in lengte van dagen. Maar omdat we ook wel aanvoelen dat dat in wezen niet kan, bouwen we graag allerlei (onuitgesproken) verwachtingen, voorwaarden en spelregels in onze relaties. Als er dan vervolgens iets misgaat, verwijzen we naar

deze afspraken als iets waar we recht op hebben, of bakkeleien over de zin en onzin van een uitzondering op de regel. De angst die in dergelijke situaties aan onze woede en teleurstelling ten grondslag ligt, zien we graag over het hoofd. En juist daar komt de kracht van Paulus’

In een tijd waarin er zoveel nadruk gelegd wordt op zelfredzaamheid en op het autonome individu, laat Paulus dus een radicaal tegengeluid horen. Autonoom? Niets daarvan, zegt Paulus, we zijn helemaal niet autonoom. Ten diepste zijn we volmaakt afhankelijk, van elkaar en van God. En dat is maar goed ook, want alleen zo kunnen we werkelijk geraakt worden. Alleen in wederzijdse en fundamentele afhankelijkheid kunnen we werkelijk liefhebben en worden liefgehad. Mind you: het Griekse woord agapè dat Paulus hier gebruikt voor liefde heeft niet zozeer betrekking op de romantische liefde tussen twee personen, maar op de genegenheid tussen alle leden van een gemeenschap. Ook hierin breekt Paulus dus onze gebruikelijke kaders open: als we ons durven overgeven aan de ervaring van fundamentele afhankelijkheid, zegt hij, als we radicaal durven te vertrouwen dat we gekend en geliefd zijn, dan maakt dat onze liefde grenzeloos. Het onderscheid tussen ik en jij, tussen wij en zij, komt dan te vervallen. Onze liefde is dan niet meer beperkt tot één andere persoon maar reikt uit naar iedere andere mens. Dat, zou Paulus zeggen, is pas echt ware liefde.

.

Liesbeth Jansen is theoloog en programmamaker bij Radboud Reflects.

februari 2019

41


Akwasi: ‘ Ik weet dat ik spreek als een predikant’

42

februari 2019


interview ✽

Akwasi, rapper en acteur

Tekst: Tom Engelshoven Beeld: Joël Frijhoff

‘Mijn God heeft geen kleur’ “Veel Ghanese huishoudens hebben een witte Jezus aan de muur hangen. Daar ben ik allergisch voor.” Rapper en acteur Akwasi over zijn geloof, de Ghanese kerk en witte hardhorendheid. “De Nederlander in mij denkt vaak: ‘Wacht even, dit klopt helemaal niet’. Dan durf ik de discussie aan te gaan.” kwasi is van vele markten thuis. Hij is onder meer rapper (met de groep Zwart Licht én solo), acteur, platenbaas en presentator. Velen kennen hem als tafelheer bij het tv-programma De Wereld Draait Door. Onlangs publiceerde hij ook het boek Laten We Het Er Maar Niet Over Hebben, vol eigenzinnige, inspirerende teksten over ongemak, onkunde en pijnlijke situaties. Akwasi Owusu Ansah zoals zijn volledige naam luidt, werd dertig jaar geleden geboren in Amsterdam en is van afkomst Ghanees. Ook al gaat hij niet meer elke zondag naar de kerk, het geloof is uit zijn leven niet weg te denken. “Als ik bij m’n moeder thuiskom, drenkt ze haar vinger in olijfolie en tekent ze een kruis op mijn hoofd. Dat vind ik mooi. Ze doet het bij al haar kinderen, dat vindt ze belangrijk. ‘Jezus komt snel, God komt snel. Dus ga naar de kerk!’ Maar haar kerk voelt niet meer als mijn type kerk. Mijn kerk is de studio waar ik mijn muziek maak. Het geloof heeft me wel gemaakt tot wie ik ben. Ik ben gedoopt, ik heb eerste communie gedaan (toen hij opgroeide, verhuisde Akwasi naar Osdorp, waar hij ook geregeld naar een katholieke kerk ging, TE). Mijn geloof uit zich nu voor-

A

al in dankbaarheid. Voor wat ik heb gekregen en allemaal kan doen, voor de lessen die ik heb geleerd. Ik voel me gezegend. Ik bid altijd voor ik ga eten of drinken. Dat kan ik niet zonder te zeggen: ‘Here, zegen deze spijze en drank, in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, amen.’ Ook dat heeft te maken met dankbaarheid. Genoeg mensen hebben namelijk niks te drinken of te eten. Het geloof speelt dus een belangrijke rol in mijn leven. Ik ben per slot van rekening Ghanees. Als Ghanezen ergens komen en er is geen kerk, dan maken ze een kerk. Ik doe dat ook. Als ik optreed bijvoorbeeld. Door mijn manier van praten. Ik weet dat ik spreek als een predikant. Mijn theatrale bewustzijn komt grotendeels uit de kerk. Ik heb zoveel predikanten aan het werk gezien. In het Ghanees zeg je Sofwoh. Dat betekent pastor: degene bij wie het stil wordt, als hij of zij praat. Ik zou me zelf geen predikant durven noemen. Er zijn vandaag de dag zoveel valse predikanten. Ik vind me zelf meer een MC (Master Of Ceremony, TE). Een MC is een spreker. Dat kan een Maya Angelou zijn, een Martin Luther King, John F. Kennedy of Barack Obama. Bij een MC draait het om retoriek. En die beheers ik.”

echt in de kerk. Van daaruit ga je door naar een bruiloft, doop of begrafenis. De Ghanese gemeenschap woont voornamelijk in de Bijlmer, maar in Den Haag is ook een grote Ghanese gemeenschap. In de ‘echte’ Ghanese kerk waar wij in de Bijlmer heen gingen, wordt in het Ghanees gepredikt. Dat wordt dan door iemand anders in het Engels vertaald. De geloofsrichting is baptistisch.”

Kun je als niet-Ghanees makkelijk binnenkomen in de Ghanese gemeenschap?

“Ja. Ik kan slecht tegen onrecht.”

“Ik denk dat iedereen welkom is. Ghanezen zijn ontzettend gastvrij. Die nodigen je uit als ze je niet kennen, om te eten. Als je geen plek hebt om te slapen, dan ben je welkom. Dan gaat een kind wel ergens anders slapen, in de woonkamer, op een matras op de grond. Dan krijg jij voor een dag of twee mijn kamer. Je kunt zeker onderdeel zijn van de Ghanese gemeenschap. Maar de Ghanese gemeenschap leeft vooral in kerken. Daar is de basis. Je ontmoet elkaar

Preekt de Ghanese pastor ook over een gelijkwaardige positie van de Ghanezen in de Nederlandse samenleving?

Is iedereen het altijd eens met de dominee?

“Doorgaans wel. Ik ben daarin anders. De Nederlander in mij denkt vaak: ‘ Wacht even, dit klopt helemaal niet’. Dan durf ik de discussie aan te gaan. De meeste Ghanezen doen niet aan zomaar publiekelijk discussiëren. Men vindt het respectloos, misschien zelfs onbeschoft, als je openlijk met de pastor in discussie gaat. Het lijkt erop dat de pastor altijd gelijk heeft. Dat vind ik wel een beetje gevaarlijk.” Hoe wordt de pastor in de Ghanese gemeenschap gezien?

“Als een mens die speciale vaardigheden heeft en daardoor de boodschap van God mag verkondigen.” De boodschap van jouw boek gaat in mijn ogen heel erg over gelijkheid.

“Nee. In de Ghanese kerken hoor je niemand over bijvoorbeeld de zwartenpietdiscussie. Daar houden ze zich absoluut buiten. Ik ben echt een uitzondering. Ik ben dan wel Ghanees van afkomst, maar heel Nederlands opgevoed. In de Ghanese gemeenschap hebben ze hele andere prioriteiten. ‘Hoe zorg ik ervoor dat ik overleef

februari 2019

43



Akwasi ✽ in dit landje waar ik niet ben geboren? Hoe kom ik rond? Hoe overleef ik hier in Het Westen? Ik ben gekomen om hier een beter leven te krijgen, hoe slaag ik daarin?’ Er wordt veel gebeden om Gods hulp. Ook daarom ga ik niet meer naar de kerk van mijn moeder. Ze hadden het mij te vaak over financial blessings en financial prayers. Daar had ik moeite mee. Ik wilde opstaan en zeggen: ‘Waar heb je het over? Sinds wanneer moeten we bidden voor geld en bidden voor financiële zegen?’ De pastor zegt dan: ‘We hebben geld nodig. Geef dat aan de kerk! Het is geld voor God, laten we bidden dat men doneert’. Maar waar gaat dat geld naartoe? Ik spreek nu over meer Afrikaanse gemeenschappen dan alleen de Ghanese, ook de Nigeriaanse bijvoorbeeld. Bepaalde dingen kloppen gewoon niet. Best wel heftig. Het geld wordt soms besteed aan hummers en dure pakken. Sommige predikanten rijden rond in een Lamborghini, dragen louter Gucci-schoenen en een Rolex. Het is gewoon business. Je hebt altijd mensen die kwetsbaar zijn voor manipulatieve predikanten. Straatarme mensen die dan de nalatenschap van overleden partners gaan opsturen. Of zo’n valse predikant zegt: ‘Ik heb een visioen gehad. Ik heb gezien wat er met je kind gaat gebeuren. Ik kan je helpen, maar dan moet je me wel betalen’. Let wel, ik wil echt niet alle predikanten over een kam scheren. Er zijn er natuurlijk genoeg die dit nooit zullen doen. Dat slavernij vroeger vanuit de religie is goedgekeurd, vind ik ook best wel heftig. Ik vind het moeilijk als ik zie dat er zoveel zwarte mensen bidden voor een witte God of een witte Jezus. Veel Ghanese huishoudens hebben een witte Jezus aan de muur hangen. Daar ben ik allergisch voor. Dat zegt wat over je zelfbeeld. Waarom bidden wij als zwarte mensen voor een wit iemand die ons een beter leven moet geven? Zo plaatsen wij ons automatisch lager dan een wit iemand. Ik heb me daar van losgemaakt. Ik discussieer er vaak over met mijn moeder. ‘Jezus hoeft niet per se wit te zijn!’ Dat vond ze eerst wel, maar ik heb haar al een beetje kunnen overtuigen. Dan zeg ik tegen haar: ‘Jezus heeft de kleur, die je zelf wilt! Kijk naar waar Hij is opgegroeid. Zijn haar is wollig. Zijn huidskleur goudbruin. Waarom heeft Jezus dan blauwe ogen?’ Mijn God kan voor hetzelfde geld een vrouw zijn. Sterker nog: het geeft mij een veilig gevoel

‘Als je mentale voeding nodig hebt, ga je op zoek naar mensen uit een andere cultuur’ als God een Zij is. Mijn God heeft geen kleur. Mijn God is een licht. Dat licht heb je echt te allen tijde nodig. Ik heb het licht gezien. Mijn God is een entiteit, zeker geen kerstmanachtig type.” Een van je gedichten heet Maarten Luwte King, wat bedoel je daar precies mee?

“Dat I have a dream in de luwte terecht is gekomen. Waar is vandaag de dag de I have a dream-ideologie? Die is er niet. Als in Nederland een jongen, die geen vlieg kwaad doet, die alleen een T-shirt draagt met de opdruk Zwarte Piet Is Racisme, op basis daarvan in Dordrecht door de politie zo hard wordt aangepakt dat hij bijna stikt! Alles staat op beeld. Hij staat daar alleen maar. Toch wordt hij aangeklaagd door de politie. Het ministerie van Justitie moet gek zijn. Zitten de mensen van het ministerie van Justitie toevallig bij de Nederlandse afdeling van de Ku Klux Klan? Want dit is ongelijkheid. Iedereen kan zien dat dit niet klopt. Dat het gewoon oneerlijk is. Daar ben ik heel fel op. Er zijn genoeg mensen, wit, zwart of halfbloed, die denken: ‘Hoelang gaan wij dit nog pikken?’ Dat mensen ons uitschelden, zeggen dat we hier niet horen, eieren naar ons gooien? Zo respectloos. Dat er in Eindhoven mensen zijn die dan een excuus hebben gevonden om lekker Sieg Heil te kunnen roepen. Zo zie je dat het vanzelf verandert. Door de mensen van extreemrechts die zich ermee gaan bemoeien. Zij graven een kuil voor zichzelf, snijden zichzelf flink in de vingers. Ik nodig hen uit: blijf vooral komen naar dit soort demonstraties! Dan gaat de discussie sneller voorbij. Maar het is wel wrang: als je zwart bent, wordt er niet naar je geluisterd, wat je ook doet. Je demonstreert vreedzaam. Pas als er gewelddadige, extreemrechtse demonstranten op af komen, verandert er iets.” Een ander gedicht in je boek is getiteld Schoon Schip (over de transporten van

slaven). Kan Nederland eigenlijk schoon schip maken?

“Niet als je niet wilt luisteren naar wat mensen te zeggen hebben over ongelijkheid. Je kunt onmogelijk schoon schip maken als je hardhorend blijft. De vlekken zijn hardnekkig. Nederland kan pas schoon schip maken als we op sleutelposities mensen hebben die deze generatie snappen. Veel sleutelposities worden nog bekleed door mensen van de voorgaande generatie. Ik denk dat mijn generatie wat gemêleerder leeft. Dan heb je meer gezien, ken je meer culturen, heb je een bredere horizon en referentiekader. Mark Rutte is ontzettend intelligent, laten we dat zeker zeggen. Maar hij absoluut niet mijn minister-president. Ik denk niet dat Mark Rutte drie Marokkaanse vrienden heeft, of drie Surinaamse. Ik denk dat zijn wereld vooral wit is. Daarom zegt hij zulke domme dingen: bijvoorbeeld dat Zwarte Piet ‘gewoon zwart’ moet blijven. Hij is hardhorend. Want hij kent gewoon niemand persoonlijk, die echt met dit issue zit. Het is eigenlijk heel simpel. Je doet gewoon iets verkeerd als je sociale omgeving uit maar één bevolkingsgroep bestaat. Dat is zonde. Je leeft al zo kort. Er is veel te ontdekken. Je wilt toch een rijk bestaan hebben? Nieuwe, fascinerende mensen ontmoeten? Daar leer je enorm veel van. Ik vind het belangrijk dat ik de culturen van verschillende bevolkingsgroepen een beetje ken en snap. Marokkanen en Turken zijn de twee grootste, niet-westerse bevolkingsgroepen in Nederland; die moet je op z’n minst wel ergens in je vriendenkring hebben.” In sommige afgelegen streken is dat misschien makkelijker gezegd dan gedaan.

“Dan moet je er wat meer moeite voor doen. Als je voedsel nodig hebt, ga je naar de bakker. Als je mentale voeding nodig hebt, ga je op zoek naar mensen uit een andere cultuur. Bijvoorbeeld op recreatiegebied. Ga biljarten, ga sporten, ga een keer met iemand daten. De wereld is echt veel te klein voor dit soort problemen. Doe een keer iets geks, doet iets anders, bezoek eens een Ethiopisch restaurant! Ga met je handen eten! Ga met je dame of met je vriend lekker Ethiopisch eten. Even geen hete bliksem, stamppot of lasagne. Ga een keer lekker met je handen eten, dan gaat er sowieso een wereld voor je open.”

.

februari 2019

45


✽ muziek

Pa wordt Hare Krishna maar de muziek blijft

MEERSTEMMIGE HARMONIE

Tekst: Amy Klipp

De vader van Amy Klipp verhuist naar een Hare Krishna-tempel. Zijn dochter zoekt hem daar op. “We besloten elkaars geloof te respecteren en we blijven onze liefde voor de Heer – hoe Hij ook mag heten – door muziek vieren.”

a is bezig zijn spullen weg te geven. “Ik heb al zijn dagboeken gekregen. Heb jíj al iets in de post gehad? Wat móét ik hiermee?” Mijn broer, ontzet, had mij net gebeld met dit nieuws. Onze vader had besloten om zich aan te sluiten bij de Hare Krishna’s, en om als monnik van de Hare Krishna te mogen leven, moest hij zich ontdoen van al zijn aardse bezittingen, zijn lp’s, zijn schilderijen, zelfs zijn geliefde piano. Alles moest weg. Ik had al eerder met onze vader gesproken over zijn piano – die hem in zijn leven al meer dan dertig jaar vergezeld had. Hij had het helemaal niet moeilijk gevonden om deze weg te geven aan een bevriende componist, die een paar kilometer verderop woonde. Ik had gemeend vaders opruimwoede aan te zien komen, maar de snelheid waarmee die voltrok overviel mij alsnog. Een week later arriveerde ook mijn pakketje. Oude foto’s, een paar boeken, en al zijn muziekboeken van zijn dagen als koordirigent kwamen tevoorschijn. Glory and Praise I, II en III legde ik voorzichtig op tafel, waar ze mij aankeken als oude bekenden. Onmiddellijk doemden allerlei herinneringen op van mijn vader de koordirigent, mijn moeder de sopraan, en wij kinderen die mee mochten naar de repetities waar wij vaak in meerstemmige harmonie meezongen. Liedjes waar je bij kon dansen, langzaam en snel, vrolijk en rustig, spoelden aan in mijn herinneringen als golven op het strand. Elk lied uit die boeken was gebaseerd op verzen uit de Bijbel, waar ik later tijdens godsdienstlessen veel plezier aan had toen we verhaal na verhaal uit ons hoofd moesten leren.

‘P

46

februari 2019

Spirituele stem Dankzij ons vele verhuizen was mijn vader dirigent bij meerdere kerken, soms bij twee kerken tegelijk. Elke kerk had een eigen geluid. Bij de zwarte kerk zongen we geen Glory and Praise, maar Afrikaans-Amerikaanse spirituals. Rise up Shepherd, and Follow, Amazing Grace en Michael Row the Boat Ashore waren vaste prik op die zondagmiddagen, en met onze blonde hoofden waren we ook welkom om mee te zingen: hoe gepassioneerder, hoe beter. Ik leerde de mis te associëren met muziek. We gingen om te zingen, te vieren, om onze stemmen te laten horen in het gebed. Zingen was bidden, bidden was zingen. Mijn stemming kon ik altijd vertalen in een lied: vreugdevolle momenten of vermoeidheid, onzeker, of hoopvol, mijn spiritualiteit en mijn gebed vatte ik samen in de muziek. Als twintiger emigreerde ik naar Nederland, mijn Nederlandse man achterna. Eenmaal gesetteld zochten mijn man en ik een plek waar wij ons thuis konden voelen. Het duurde even, maar bij de studentenkerk was het meteen raak. Glory and Praise maakte plaats voor Huub Oosterhuis, en mijn repertoire aan religieuze muziek werd uitgebreid met De steppe zal bloeien en Omdat Gij het zijt, prachtige manieren om mijn spirituele stem te laten horen in mijn nieuwe thuisland. Het koor vond het later een grappige uitdaging om tóch iets uit Glory and Praise ter ere van de doop van ons oudste te zingen, You have been baptised in Christ. Wij voelden ons daar helemaal thuis. Jarenlang baadden we in deze muzikale weelde, totdat we naar de Randstad toe moesten verkassen. Aldaar zochten we snel de plaatselijke studentenkerk op, en een

poos dachten we er ons thuis te kunnen voelen, maar na het dopen van onze tweede kind werd voor mij duidelijk dat ik nooit zou wennen aan de ouderwetse muziek die daar gebruikelijk was. Maandenlang zwierven mijn man en kinderen vervolgens van kerk naar kerk, op zoek naar muziek die onze geesten zou aanspreken, zonder succes. Ik bevond me in een dorre plaats waar godsdienst en spirituele dorst elkaar niet meer konden vinden. Intussen zocht en vond ik een nieuwe bron: Bill Miller, een Native American zanger wiens doorleefde stem mijn spirituele woestijn vertolkte. Tijdens de tropenjaren waarbij een jong gezin, intensieve mantelzorg, een uitdagende baan en druk huishouden een veeleisend, wankel evenwicht vormden, waren het zíjn liedjes die precies de voeding gaven die ik nodig had om dag in en dag uit de boel bij elkaar te fietsen.

In de tempel De jaren verstreken, en mijn ouders scheidden na 25 jaar huwelijk. Mijn vader was uit de kast gekomen als homoseksueel en daarmee kwam een eind aan de samenzang van mijn ouders. Een paar jaar later besloot hij om zich aan te sluiten bij de Hare Krishna’s. Wij kinderen waren hier helemaal niet blij mee – welk kind ziet graag zijn vader of moeder zich distantiëren van het vertrouwde? Wij waren bang dat als hij eenmaal in de tempel zou gaan wonen, wij kinderen hem nooit meer zouden zien. Ik besloot op onderzoek uit te gaan en mijn vader in zijn nieuwe omgeving te bezoeken. De dag na de trans-Atlantische reis ging de wekker om 3.00 uur af. Ik tuimelde van de slaapbank en slaapwandelde naar de auto, waar ik dankzij zeven uur tijdverschil


ervaring ✽ en een flinke dosis jetlag mijn ogen net open kon houden. We reden in het donker naar de tempel die binnenkort zijn nieuwe onderkomen zou worden, en praatten over zijn piano. Wat te doen met zijn dierbare piano, die absoluut niet meekon naar de tempel? Veel van zijn eigendommen waren al weg, maar zestig jaar aan levenservaring ruim je niet zomaar even op, en die taak hield hem druk bezig. Even later arriveerden we in de tempel, waar andere gelovigen al bezig waren alles gereed te maken voor de vroege ochtenddienst. Ik kreeg een exemplaar van de Baghavad Gita in handen gedrukt, waar ik in mocht lezen totdat de dienst zou beginnen. Even later vulde het geluid van de mridanga-trommel de zaal, en iedereen begon te zingen en te dansen. Grote planken met de tekst werden omhooggehouden zodat men mee kon zingen. Bij gebrek aan kennis van het Sanskriet kon ik er zelf weinig van maken, maar toen mijn vader het harmonium pakte (een soort van handgedreven miniorgel), was het voor mij duidelijk wat mijn vader aantrok. Hij zong, zoals altijd, ter ere van de Heer, die tegenwoordig toevallig een blauwe huid had en een ketting van bloemen om zijn nek droeg. Na de dienst bespraken we ons beider er-

varingen en geloven. Hij zou later in India ingewijd worden tot monnik, maar ik zou hem niet volgen in zijn reis. Als monnik zou hij zich geheel kunnen wijden aan het geloof, en daarmee zou een langgekoesterde droom werkelijkheid kunnen worden. We besloten elkaars geloof te respecteren en we blijven onze liefde voor de Heer – hoe Hij ook mag heten – door muziek vieren.

met zingen, oefenen voor trouwerijen en nieuwe liedjes uitproberen. Met de tweezang van mijn ouders viel ik elke nacht in slaap, naar mijn gevoel vergezeld door een engel of twee, die mijn ziel door mijn droomreizen heen loodsten en veilig terug brachten voordat ik weer wakker werd. Hun muziek was wat hun bij elkaar bracht, maar uiteindelijk zouden ze elkaar na vele jaren weer loslaten in een pijnlijk, liefdevol gebaar van vrijlating.

Weer thuis En nu – een paar maanden later – lagen mijn vaders boeken voor mij op tafel. Ik pakte er een op, en bladerde er doorheen. Lied na lied, tekst na tekst, allemaal bekend en dierbaar als stemmen van een lang vervlogen geschiedenis rees in mijn herinnering. Even kwam er een ander beeld bij: ’s avonds in bed, luisterend naar mijn ouders die in de woonkamer repeteerden nadat wij ons avondgebed gezongen hadden. Het swingende Our Father van Sister Janet Mead, het meditatieve Hail Mary van Carey Landry, de upbeat Glory Be en Amen leidden de nacht in en lieten ons kinderen vol vertrouwen de nacht in gaan, ook al was ik bang voor het donker en had ik een lichtje nodig om de monsters onder mijn bed te verjagen. Terwijl wij kinderen in bed lagen gingen mijn ouders nog even door

En nu De drie delen van Glory and Praise staan nu bij mij op de plank. Ik kijk er niet zo vaak meer in, maar elke keer dat ik ze tegenkom is het net alsof ik oude vrienden weerzie. De liedjes en herinneringen dienen zich elke keer weer aan, en dan neem ik de tijd om te genieten van deze spirituele erfenis die van geen ophouden weet. Voor mij is muziek niet zo zeer een uiting van religie, maar een manier om de diepere spiritualiteit een stem te geven – in de meest letterlijke zin van het woord, dus neem ik bij tijd en wijle de tijd om het geluid van deze liederen tot mijn diepste te laten doordringen. En ik voel me weer gevoed en gehoord. Amen.

.

Amy Klipp is docent Engels en woont in Rijswijk.

Hare Krishna’s maken muziek op straat.

februari 2019

47


✽ ‘Werk ohne Autor’

Florian Henckel von Donnersmarck viert de waarden van het individu

EEN ONTZAGWEKKENDE DUITSE EEUW Regisseur Florian Henckel von Donnersmarck maakte in 2006 furore met Das Leben der Anderen. Zijn nieuwe film, Werk Ohne Autor, die vorige week uitkwam, is een epos over het Duitsland van de jaren dertig, de Tweede Wereldoorlog en de DDR. Hij toont hoe zijn land is ontsnapt aan de ideologische massabewegingen. an het begin van de drie uur lange speelfilm Werk Ohne Autor zit een magische scène. Het is 1937 en we zijn in Dresden. Het jongetje Kurt is met zijn jonge tante Elisabeth naar een tentoonstelling geweest over Entartete Kunst – de door de nazi’s zo gehate schilderijen van de Duitse modernistische kunstenaars. Het tweetal neemt de bus terug naar huis, naar een dorp buiten Dresden. Terwijl ze de binnenstad verlaten en hun streekbus via de Augustusbrug de rivier de Elbe oversteekt, zien we door het busraam het historische Dresden aan ons voorbijtrekken. Ondertussen verzucht de tante hoe mooi Dresden is, en hoe jammer het is dat ze er niet meer wonen. Dat is een van de dingen die een speelfilm vermag: ons even de illusie geven dat we een tijd beleven die niet meer bestaat, dat we heel even kunnen zien wat al lang verdwenen is. Verderop in de speelfilm wordt het dan ook februari 1945: de acht jaar oudere Kurt schrikt wakker van het gedonder van Britse bommenwerpers, hij rent naar buiten in een regen van neerdalende stroken zilverfolie die radarsignalen moeten verstoren, en ziet hoe in de verte brandbommen neerdalen op zijn geliefde Dresden.

A

Pijnlijke historie Filmregisseur Florian Henckel von Donnersmarck maakte twaalf jaar geleden furore toen hij, 33 jaar oud pas, debuteerde met de speelfilm Das Leben der Anderen: over een agent van de Stasi – de geheime dienst in de DDR – van wie het hart langzaam week wordt als hij een tijdlang een

48

februari 2019

dissidente toneelschrijver moet afluisteren. Dankzij het opzienbarende succes van dat debuut mocht Henckel von Donnersmarck een Hollywoodfilm maken, maar het lukte hem niet zich daarmee te onderscheiden. Nu is hij terug in Duitsland, waar hij opnieuw met grote vanzelfsprekendheid die ontzagwekkende Duitse twintigste eeuw erbij pakt: opnieuw speelt zijn verhaal zich af in de DDR, maar dus ook in het Duitsland van ná de machtsovername door de nationaalsocialisten in 1933 en de Tweede Wereldoorlog. Hij schuwt in zijn zelfgeschreven scenario zelfs niet het euthanasieprogramma dat de nazi’s ontwierpen voor psychiatrische patiënten en mensen met het syndroom van Down. Hoe is het voor de Duitsers om elke keer opnieuw die verzengend pijnlijke historie van hun land te moeten doorleven? Acteur Sebastian Koch, die in Das Leben der Anderen de beminnelijke toneelschrijver speelde, is in dit geval een SS-arts die tijdens de oorlogsjaren meewerkt aan het euthanasieprogramma. Deze professor Carl Seeband “is zo Duits dat het pijn doet”, zei hij over zijn personage. “Dat streven van hem naar perfectie, die nadruk op het idee dat alleen telt wat meetbaar is, dat het enige dat van belang is dat je vooruitkomt, en dat je de beste bent.” Deze professor Carl Seeband, zei Koch ook, is een typische nazi die de filosofie van Nietzsche heel eenzijdig geïnterpreteerd heeft.

Spagaat Net als in zijn debuutfilm plaatst Florian Henckel von Donnersmarck tegenover die staalharde onmenselijkheid van een

totalitair regime – of het nou het nazisme is of het communisme – de fijngevoeligheid en het vrijheidslievende van de kunst. Dat doet hij in Werk Ohne Autor door zich in grote mate te baseren op de biografische feiten van de beroemde Duitse kunstschilder Gerhard Richter. Naar deze Richter is het hoofdpersonage Kurt Barnert gemodelleerd. Aan de hand van het levensverhaal van Richter wil Henckel von Donnersmarck verbeelden hoe zijn vaderland zich in de twintigste eeuw langzaam heeft kunnen we wegbewegen van de verstikkende ideologische massabewegingen. In zijn speelfilm viert hij de grote individuele waarden die in zijn ogen daarvoor in de plaats zijn gekomen: het ideaal van de mens die zijn authentieke zelf vindt, en het ideaal van de romantische liefde tussen man en vrouw. Een klein probleem is dat Henckel von Donnersmarck ten diepste een mainstreamfilmer is: hij houdt van een groots opgezet historisch verhaal, waarin goed en kwaad tamelijk netjes gesorteerd worden. Hij wil zijn vertelling niet veel complexer maken dan dat. Tegelijkertijd heeft hij wel de biografie van Gerhard Richter als uitgangspunt willen nemen. Dat is lastig, omdat diens kunst juist behoorlijk moeilijk te duiden is en met opzet onpersoonlijk. Die spagaat is te zien aan de twee titels die de speelfilm heeft: voor de Europese markt is het Werk Ohne Autor, voor de meer internationale markt is het Never Look Away. Die tweede filmtitel verwijst naar tante Elisabeth de kleine Kurt op het hart drukt: kijk nooit weg. Ook vertelt ze hem: alles wat echt is, is mooi. Ze stuurt hem zo op een zoektocht naar het Goede, het Ware en het


film Jurgen Tiekstra ✽

De kleine Kurt bezoekt met zijn tante een tentoonstelling over ontaarde kunst.

Schone, in een tijdsgewricht vol verderf en onmenselijkheid. Op zijn schildersdoeken moet hij het kloppende hart van de werkelijkheid vangen. En dat kan hij doen door zijn diepste zelf te laten zien.

Eenzijdigheid Tegelijkertijd is er die andere filmtitel: Werk Ohne Autor. Dat is een naam die veel sterker aan de werkelijke Gerhard Richter refereert, aan de man die ‘geen persoonlijkheid’ zei te willen hebben, zoals Joost Zwagerman schreef in een essay over hem. In zijn eerste schildersperiode gebruikte Richter louter grijstinten. In een gepubliceerd dagboek beschreef hij jaren later waarom: “Grijs is voor mij het enig mogelijke equivalent van onbetrokkenheid, onverschilligheid, meningloosheid, vormloosheid.” En hij schreef over de gedachtewereld van waaruit hij schilderde: “Geen ideologie, geen religie, geen geloof, geen betekenis, geen verbeelding,

geen ontdekking, geen creativiteit, geen hoop (...).” Richter problematiseerde dus juist ‘het ware’, of in elk geval de mogelijkheid om het ware af te beelden. Nadat hij in 1961 de DDR was ontvlucht, ging hij in Düsseldorf wonen en daar aan de kunstacademie studeren. Die academie was een explosie van artistieke vernieuwingsdrang. Vanuit de Verenigde Staten was de popart van Andy Warhol en diens gezellen overgewaaid. Conceptuele kunst was de koning van het toneel. Wat moest Richter met zijn figuratieve schilderkunst? Wat moest hij met dat penseel in zijn hand? Uiteindelijk besloot hij krantenfoto’s en amateurkiekjes te gaan naschilderen: op groot formaat, en in zijn karakteristiek afstandelijke, grijsgetinte en vage schilderstijl. Door foto’s na te bootsen, kopieerde hij dus wat al kopie was. Richter had kennelijk geen illusie dat hij met zijn kunst iets waars kon verbeelden. Maar regisseur Henckel von Donnersmarck

heeft wél gelijk dat Richter als kunstenaar een belichaming was van de vrijheidsdrang ná de grote ideologische massabewegingen. En zoals acteur Sebastian Koch terecht zei: de nationaalsocialisten lazen de filosofie van Nietzsche met grote eenzijdigheid. Uitgerekend Nietzsche vierde de kunstenaar als iemand die niet in de “boeien van de meningen en de vrees is geslagen”. Over kunstenaars schreef hij: “Zij durven ons de mens te laten zien die tot in de kleinste spierbeweging zichzelf, alleen zichzelf is (...)”. Nietzsche verachtte de massamens, die lijkt op ‘fabrieksgoed’. “De mens die niet tot de massa wil behoren, hoeft alleen maar op te houden gemakzuchtig jegens zichzelf te zijn; laat hij zijn geweten gehoorzamen, dat hem toeroept: ‘Wees jezelf! Wat je nu doet, denkt, begeert, dat ben je allemaal niet’.”

.

De film Werk Ohne Autor draait sinds 24 januari in de bioscopen.

februari 2019

49


The Royal Ballet, ballet ‘Gloria’ op muziek van Francis Poulenc, Londen, 2014.

De muzikale ontboezemingen van Francis Poulenc

‘EEN STRENGHEID DIE TEGELIJK NAAR BLOEMEN RUIKT’ 50

februari 2019


cultuur Eric Corsius ✽ In het nog altijd populaire werk van de Franse componist Francis Poulenc wisselen ingekeerdheid en brutaliteit elkaar af. Zelfs in zijn religieuze werken kan hij het niet laten om af en toe een lange neus te trekken naar de serieusheid van het bestaan. Maar de tweeslachtigheid van diens muziek is volgens Eric Corsius meer dan een provocerend en moedwillig vloeken in de kerk. Ze vertolkt ook het levensgevoel van de monnik-kwajongen Poulenc, waarin leven en geloof innig met elkaar waren verstrengeld. Beeld: Hollandse Hoogte (50)

ij componeerde muziek bij het verhaal van het olifantje Babar, maar ook een huiveringwekkende opera over de karmelietessen die in 1794 het slachtoffer werden van de terreur in het postrevolutionaire Frankrijk. Hij schuwde niet de invloed van de populaire muziek en de amusementsmuziek en deed menig speels stuk het licht zien dat erom vraagt om mee te neuriën en mee te deinen, zoals de Hommage aan Edith Piaf. Hij schreef echter ook bloedserieuze en bloedstollende koorwerken, die in het begin niet altijd gemakkelijk in het gehoor liggen, zoals Liberté, een van de meest indringende verzetsliederen uit de Tweede Wereldoorlog, alsmede een sobere en strenge mis voor a-capellakoor, die de sfeer ademt van een romaanse kathedraal. We hebben het over Francis Poulenc (18991963), een van de kleurrijkere toondichters van de twintigste eeuw. Zijn werk lijkt over eeuwige jeugd te beschikken en klinkt nog steeds met grote regelmaat op klassieke radiozenders en geluidsdragers, op podia en in concertzalen. Ondanks die onverwoestbare populariteit heeft Poulenc echter iets raadselachtigs. De Franse componist laat zich niet goed in een hokje plaatsen, omdat hij als mens en als kunstenaar iemand van uitersten en tegenstellingen was. Lang voordat het begrip cross-over bestond, maakte Poulenc dankbaar gebruik van de kruisbestuiving tussen hoge en lage cultuur. Bovendien wordt zijn werk gekenmerkt door een voortdurende stemmingswisseling: op het ene moment klinkt zijn muziek licht en luchtig, op het andere moment duister en zwaar op de hand. Ingekeerdheid en brutaliteit wisselen elkaar af, zodat hij ooit werd getypeerd als ‘monnik en kwajongen in één’.

H

Speels en serieus Poulencs afkomst speelde hierbij een belangrijke rol. Hij werd geboren in een

gegoede burgerlijke familie in Parijs. Zijn moeder, zelf een begaafd pianiste, kwam uit een mondain en artistiek milieu en bracht hem de smaak bij voor muziek. Dat was een heel brede, allesbehalve kieskeurige en snobistische smaak, die niet zijn neus optrok voor – in Poulencs eigen bewoordingen – de “heerlijk slechte muziek” die haar voedingsbodem had in het bruisende Parijse stadsleven. Francis’ vader was de tegenpool van zijn moeder. Hij stamde uit een degelijk, ondernemend katholiek geslacht uit de Languedoc. Vader Poulenc was het dan ook die zoonlief ervan af probeerde te houden om van zijn muzikale passie zijn beroep te maken. De componist zou zelf het samenwonen van twee artistieke zielen in zijn borst later terugvoeren op deze heel verschillende invloeden van de ouders. De serieuze, ascetische en vrome kant had hij van zijn vader. Van zijn moeder had hij het speelse, het mondaine en het enthousiasme waarmee hij het leven omarmde. Doordat de jonge Francis lid was van een welgestelde, stedelijke familie, lag een wereld aan contacten en ervaringen voor hem open. Als adolescent kwam hij in aanraking met kunstenaars van diverse disciplines: componisten en musici, maar ook dichters en schrijvers. Zo sloeg ook al vroeg de vonk over van de poëzie. Daardoor zou Poulenc zijn leven lang koorwerken en liederen blijven schrijven op teksten van tijdgenoten. De componist in de dop voelde zich als een vis in het water in het Parijse artistieke milieu, waarin de toon werd aangeven door beroepsmatige schenenschoppers als de pianist en toondichter Erik Satie en de schrijver Jean Cocteau. Deze moesten niets hebben van de al te deftige en serieuze muziek van de invloedrijke en toonaangevende Duitse en Oostenrijkse componisten, die ook aan de Franse conservatoria de standaard vormden. De jonge critici namen het op voor de ironie en de lichtheid, de spontaneïteit en de eenvoud. De jonge Francis voelde zich qua tempe-

rament thuis in deze sfeer. Dat was niet in de laatste plaats te danken aan de brede smaak die hij van zijn moeder had meegekregen. Daarnaast was hij – dankzij zijn vader! – als muzikale autodidact ontsnapt aan een academische opleiding. Een degelijke opleiding in een officieel instituut zou bij hem ongetwijfeld tot een dogmatisch onderscheid tussen kunst en kitsch hebben geleid. Last but not least was Poulenc een levensgenieter, die zijn kunst niet los wilde zien van het dagelijks leven en van wat er gebeurde op straat, zowel overdag als ’s nachts. Dat moest je in muziek kunnen horen, vond hij. In de eerste stukken die hij componeerde was dat in elk geval merkbaar. Ze was melodieus, nostalgisch, speels en dansant. Het legde hem geen windeieren en in de jaren twintig brak hij door en werd hij een gevierd componist.

Relatie met de hoorders Nog steeds zal menigeen bij een eerste kennismaking met Poulencs klanktaal aanvankelijk wat worden afgeschrikt door sommige wrange akkoorden of geheimzinnig verlopende melodielijnen. Dat is echter vooral een kwestie van wennen. Poulenc schreef niet zo academisch, abstract en complex als veel tijdgenoten, maar bediende zich van een herkenbare en traditionele muzikale taal. Zijn muziek is uiteindelijk meeslepend, ontroerend en amusant, zonder daarbij sentimenteel, behaagziek of goedkoop te worden. Het laatste wat Poulenc wilde, was zijn publiek afschrikken. Ondanks zijn excentrieke en ietwat egocentrische aard, was hij namelijk ook een sociaal mens. Hij was toegewijd aan vrienden, met wie hij veel correspondeerde, en onderhield ijverig zijn contacten met collega-kunstenaars en uitvoerenden. Op een vergelijkbare manier wilde hij via zijn muziek een relatie leggen met de toehoorders en door het publiek worden erkend en omarmd. Zijn kunst is één voortdurende ontboezeming, een soort openbare brief-

februari 2019

51


✽ cultuur Eric Corsius wisseling met de luisteraars en een poging om zichzelf mee te delen. Zijn voorkeur voor de menselijke stem zal zeker hiermee hebben samengehangen, alsmede de zorgvuldigheid waarmee hij zijn teksten uitzocht.

Innerlijke omkeer De behoefte om zichzelf mee te delen hangt altijd samen met een zekere melancholie of somberheid. Dat was ook bij Poulenc het geval. De keerzijde van zijn opgewekte en uitbundige visie op leven en kunst was de aanleg voor een zekere tobberigheid. In de loop van de jaren waren er bovendien concrete aanleidingen voor zorgen en angsten. De economische crisis maakte de inkomsten van de componist, die van huis uit aan een zekere welvaart gewend was, in toenemende mate onzeker. Daarnaast zat het Poulenc erg dwars dat sommige critici en collega’s hem niet altijd serieus namen en hem ouderwets en oppervlakkig vonden. De naar binnen gekeerde Francis worstelde ook met zijn verlangens op erotisch gebied. Van zijn homoseksualiteit maakte hij geen geheim. Deze was ook geaccepteerd in de kringen waar hij verkeerde. Tegelijk wist hij dat dit in de samenleving als zodanig allesbehalve vanzelfsprekendheid was. Het innerlijke crisisgevoel verhevigde zich in 1936 toen een collega en vriend op een gruwelijke manier omkwam bij een verkeersongeval. De kwetsbaarheid van het menselijk leven toonde zich meedogenloos. Poulenc probeerde tot bezinning te komen en maakte een pelgrimstocht naar Onze Lieve Vrouw van Rocamadour. Op dit moment begint Poulencs levensverhaal een beetje

Francis Poulenc: monnik en kwajongen in één.

te lijken op een heiligenleven. Naar eigen zeggen onderging hij ten overstaan van de beeltenis van Maria een intieme religieuze ervaring en een innerlijke omkeer. Hij vond – of hervond – in het katholieke geloof en in de kerk een bron van troost en houvast. De katholieke traditie van de vaderlijke familielijn kwam naar boven alsmede zijn fascinatie voor mystieke auteurs als Jan van het Kruis (Juan de la Cruz, 1542-1591). In Poulencs muziek werd dit onmiddellijk merkbaar. Ter ere van Onze Lieve Vrouw van Rocamadour schreef hij al in 1936 de intieme Litanies voor de Zwarte Maagd. Vanaf dat moment zou hij, zonder ooit zijn lichte toets en humor helemaal kwijt te raken, meer serieuze werken gaan schrijven, waaronder vele religieuze. De religieuze werken horen zelfs tot de bekendste uit Poulencs oeuvre: het uitbundige Gloria, het majestueuze Stabat Mater, zijn introverte a-capellamis en – als we dit tenminste een religieus werk mogen noemen – de opera Dialogues des Carmelites. De ernstige kant van Poulenc werd vervolgens ook aangesproken en versterkt door de oorlogsjaren, die hem inspireerden tot indringende en beklemmende koorwerken. De serieuze werken hebben een zekere weerbarstigheid en strengheid. Poulenc streefde echter, naar eigen zeggen, naar “een strengheid die tegelijk naar bloemen rook”. Zowel de strenge vader als de milde moeder keek mee over de schouder van de componist van geestelijke werken. Zelfs zijn Stabat Mater bevat menig knipoog. Poulenc kon het nu eenmaal niet laten om af en toe een lange neus te trekken naar de serieusheid van het bestaan, zelfs in een stuk passiemuziek. Maar de tweeslachtigheid van dit werk is meer dan een provocerend en moedwillig vloeken in de kerk. Ze vertolkt ook het levensgevoel van de monnik-kwajongen Francis, waarin leven en geloof innig met elkaar waren verstrengeld. Het Stabat Mater is muziek die als het ware thuishoort op het plein voor de kerk, waar de liturgie overgaat in het leven van alledag. Het dagelijks leven baadt in het licht van het mysterie enerzijds en het mysterie wordt geworteld in de aarde anderzijds.

Breekbare relaties Bij het aardse bestaan hoort ook het verlangen naar intimiteit. Dit had, zoals gezegd,

52

februari 2019

bij Poulenc een homoseksuele richting. Hij had meerdere, vluchtige en duurzamere relaties met mannen – al had hij ook kortdurende verhoudingen met vrouwen. Uit een van deze heteroseksuele verhoudingen kwam een dochter voort, die hij ten volle erkende als de zijne. Als homoseksueel had Poulenc overigens een merkwaardige voorkeur voor mannen uit een eenvoudiger milieu en met een lager opleidingsniveau. Echte voldoening putte hij echter uiteindelijk uit de meer platonische, langdurige vriendschappen met collega-kunstenaars, zoals de zanger Pierre Bernac, die hij aan de piano begeleidde. Bernac en Poulenc vormden een duo en voerden onder andere de vele liederen van de componist uit. Na Poulencs dood in 1963 zou Bernac de herinnering aan zijn vriend levend houden in publicaties en lezingen. In 1958 zette Poulenc een theatermonoloog van Jean Cocteau op muziek: La voix humaine (De menselijke stem). In dit werk treedt een vrouw op, die via de telefoon een uitvoerig en wanhopig afscheidsgesprek voert met haar minnaar – om aan het eind een einde te maken aan haar leven. Dit werk geeft een goed beeld van de tijd waarin telefoon als communicatiemedium opkwam, terwijl eenzaamheid en isolement er niet minder door werden. Het is tevens een openhartige ontboezeming rond Poulencs panische angst voor de breekbaarheid van intieme relaties. De manier waarop de vrouw tot wanhoop wordt gedreven, doordat de verbinding herhaaldelijk wordt verbroken of er storingen zijn op de lijn, is bovendien een metafoor voor het falen van de menselijke communicatie zonder meer. De gesprekspartner van de telefonerende vrouw is bovendien tegelijk afwezig en aanwezig, ver weg en nabij. Dit is een treffend beeld voor de universele vraag, of er wel echt contact plaatsvindt in onze relaties – een verontrustende kwestie waarvoor Poulenc, met zijn grote behoefte aan zelfmededeling, extra gevoelig was. Uiteindelijk kan het werk wellicht zelfs worden gezien als een metafoor voor de duisternis waarin de gelovige rondtast, die op zoek is naar God. De gelovige Poulenc was een liefhebber van Jan van het Kruis. Was La Voix Humaine zijn eigen weergave van de Donkere Nacht van deze mysticus?

.


✽ grensverleggers Johannes Gutenberg

Tekst: Willem van der Meiden

De grootste mediarevolutionair uit de vroegmoderne tijd de incunabelen, de zogeheten wiegendrukken, drukken uit de kindertijd van de boekdrukkunst dus. Pas in het begin van de zestiende eeuw kon door de ontwikkeling van de typografie de boekdrukkunst echt eigen wegen inslaan en groeide het aantal gedrukte boeken onstuimig. De reformatie was ondenkbaar geweest zonder de uitvinding van Gutenberg. In enkele tientallen jaren tijd groeide het aantal drukkerijen in Europa exponentieel dank zij de grote behoefte aan bijbelvertalingen, pamfletten en catechisatieboekjes. Maar ook de wetenschappen van de renaissance profiteerden gretig van het nieuwe medium met oude papieren.

rots toont hij de bevolking zijn blokletter op de Grote Markt van Haarlem: Laurens Janszoon Coster, ‘de uitvinder van de boekdrukkunst’, die op zijn idee zou zijn gekomen toen hij met een mes in een boom aan het kerven was. Maar Coster heeft waarschijnlijk nooit bestaan. In de golf van nationalisme in het negentiende-eeuwse Europa had Nederland helden nodig en zo kreeg de boekdrukkunst een Nederlandse ‘uitvinder’.

T

De Duitser Johannes Gutenberg heeft wel bestaan: hij leefde van circa 1400 tot 1468 en werkte vooral in Mainz. Gutenberg vond zeker de boekdrukkunst niet uit, maar hij bracht wel een enorme schaalvergroting van het medium tot stand. Wilde je een bladzijde drukken, dan moest je vóór Gutenberg die hele bladzijde uit één blok hout snijden. Dat was uiterst bewerkelijk, zeker als er fouten gemaakt werden, totdat Gutenberg proefondervindelijk ontdekte dat je losse letters in spiegelbeeld kon snijden in daarvoor geschikte metalen, ze kon gieten in een gietvorm en met een zethaak regels kon maken. Zo hoefde je, als er een fout in stond, niet de hele bladzijde opnieuw uit te snijden, maar kon je volstaan met het vervangen van een of meer letters. Daardoor werd het mogelijk veel sneller te drukken en veel grotere oplagen te halen. Ga eens in Antwerpen naar het Museum Plantin-Moretus. Dat geeft een aanschouwelijke voorstelling van dit middeleeuwse procedé. Dan daagt misschien ook hoe revolutionair de vinding van Gutenberg was. Het pronkstuk van de drukkerij van Gutenberg was de 42-regelige (Latijnse) Gutenbergbijbel in liefst 643 bladzijden, waarvan het eerste exemplaar in 1455 van de pers kwam. Er zijn van dit oerboek nu nog 49 exemplaren (of gedeelten daarvan) bekend. Het boek werd destijds aangeprezen als in niets van een handschrift te onderscheiden. En zo bleef dat de norm in

Gutenbergs vinding leidde tot een ongekende schaalvergroting de eerste decennia van de moderne boekdrukkunst: handschriftgetrouw drukken. Grappig is dat bij diverse ‘revoluties’ in de ontwikkeling van de media conservatisme een rol heeft gespeeld. In de oudejaarseditie van dagblad Trouw ging het over de omslag van papieren krant naar digitale krant en wat dat betekent voor het imago van betrouwbaarheid van de krant. Mediawetenschapper Irene Costera-Meijer zegt daarover: “Om de huidige lezers van de papieren krant te verleiden tot een overstap naar de digitale editie, zal die zoveel mogelijk op een papieren krant moeten lijken.” Een revolutie moet dus lijken op een evolutie, anders houden de mensen het niet bij. Zo ging het ook bij de boekdrukkunst. Zeker een halve eeuw lang bleef het handschrift de norm voor echtheid en betrouwbaarheid. Het was de tijd van

De grensverlegging van Gutenberg is wel te vergelijken met die van de microchip. De eerste computers werden begin jaren zeventig op enkele middelbare scholen in gebruik genomen. Ze besloegen de wanden van een heel klaslokaal en hadden nog lang niet de capaciteit van een mobiele telefoon. De microchip leidde tot een ongekende schaalvergroting en versnelling van een medium dat al zestig jaar eerder ‘ontdekt’ was. Zo betekende ook Gutenbergs vinding een ongekende schaalvergroting en versnelling in het medium dat eeuwenlang toonaangevend zou zijn in de wereld, tot aan de dag van vandaag. Maar inmiddels zeggen pessimisten (of zijn het optimisten?) dat drukwerk zijn langste tijd gehad heeft. Een van de grootste digitale bibliotheken startte in 1971 in de Verenigde Staten en draagt de naam van Johannes Gutenberg. Behalve in Antwerpen kunnen geïnteresseerden ook in Mainz zelf terecht in het Gutenbergmuseum voor een blik in het hart van de grootste mediarevolutie uit de vroegmoderne tijd.

.

In de rubriek Grensverleggers portretteert Willem van der Meiden mensen die grenzen verlegden, overschreden of ophieven en zo de samenleving betekenisvol vernieuwden.

februari 2019

53


✽ boeken

Triple A-theologie van Tomáš Halík In het Evangelie toont God zich in Christus als een gewonde God die met ons mensen meelijdt. Dat is de kern van het nieuwe, magistrale boek van Tomáš Halík. Tekst: Philippe van Heusden

e ontkerkelijking in Nederland zet verder door, aldus het Sociaal en Cultureel Planbureau in het rapport dat het in december 2018 publiceerde. Gemiddeld haken 267 mensen per dag af, jaarlijks zo’n 100.000. Tegenover deze daling houden alleen de orthodox-protestantse kerken en de migrantenkerken stand. Intussen slaat de ontkerkelijking al kraters in de westerse samenleving. Kerkse mensen zijn namelijk bovengemiddeld actief als vrijwilligers, mantelzorgers en gevers aan goede doelen. Wat zich voor onze ogen voltrekt, is de ineenstorting van het christendom als het natuurlijke kader van onze beschaving. De machtspositie van de kerk was al verdwenen in de Verlichting. We beleven nu in het Westen het einde van het constantinische christendom, aldus de Tsjechisch priester en hoogleraar Tomáš Halík in zijn boek Raak de wonden aan. En dat is helemaal niet erg, volgens hem, eerder een gouden kans om het huis van het geloof werkelijk op een (kale) rots te bouwen en niet op het glanzende, maar verraderlijke zand van de cultuur. Het kruis hoort thuis in de politiek en in de openbare ruimte, als profetisch teken en tegenstem, aldus Halík. Dus niet als een verheven herinnering aan een overwinning, zoals bij keizer Constantijn, maar eerder “als herinnering van de slachtoffers, die elke overwinning van de macht

D

54

februari 2019

Tomáš Halík (l.) met collega-theoloog Anselm Grün.

Tomáš Halík Raak de wonden aan 180 blz., € 19,99

duur moesten betalen. Christus komt naar ons toe en verbergt zijn wonden niet. Hij toont ze juist – en wil ons daardoor aanmoedigen om onze pantsers, maskers en make-up weg te doen en te kijken naar de wonden en littekens die we daaronder verbergen, voor anderen, maar vaak ook voor onszelf. Hij wil ons zo ook aanmoedigen om naar de wonden te kijken die wij anderen hebben aangedaan.” Met het laatste verwijst Halík onder meer naar het spoor van de jodenmoord dat door of in naam van de kerk door de geschiedenis is getrokken tot en met Auschwitz. Het kruis is tragisch genoeg geregeld ook omgedraaid en zwaard geworden. De kruiswonden staan centraal bij Halík, maar niet als een kwezelige bloedvroomheid. Hij neemt het verhaal over de ‘ongelovige’ Thomas als leidraad; Thomas die pas gelooft als hij Jezus’ wonden aanraakt (Johannes 21,24-29). In veertien hoofdstukken volgt een doordenking en meditatie op wat Halík ziet als het paradoxale kernpunt van de Goede Boodschap: de Verrezene is en blijft

de Gekruisigde. In de verrezen maar gewonde Christus verschijnt God als een gewonde en meelijdende God. Deze God licht op waar mensen lijden. Een dwaasheid en een provocatie! En tegelijk een aansporing om Gods handen te zijn, te helpen verlichten en daarbij niet te verzuren: ‘De armen zullen altijd bij jullie zijn’ (Marcus 14,7). Dit wisten we misschien al wel, maar het is de verdienste van Halík dat hij dit opnieuw met magistrale theologische diepgang voor het voetlicht brengt. En dat op een meeslepende, zelfbewuste, ongekunstelde en pastorale manier. Op elke bladzijde heb ik wel een streep gezet of een aantekening. Zijn passages over de Drie-eenheid bijvoorbeeld zijn om te smullen. Soms moest ik het boek na een bladzijde wegleggen om de diepgang van een gedachte te kunnen laten bezinken. Dan ontpopte het boek zich als een spannende pageturner. Voor mij verreweg het beste theologische boek van het voorbije jaar! Triple A!

.


Kort Recensies Matthijs Ilsink e.a. Uit de stal van Bosch Rijk geïllustreerd werk over het schilderij ‘Drie koningen’ van Jheronimus Bosch en de schilderijen die op Bosch’ meesterstuk geïnspireerd zijn. De tentoonstelling ‘Uit de stal van Bosch’ is tot en met 10 maart te zien in het Noordbrabants Museum in ’s-Hertogenbosch. WBOOKS, 96 blz., € 19,95 Anna Dlabacova & Rijcklof Hofman (red.) De Moderne Devotie Rijk geïllustreerd en kloek boek over de Moderne Devotie en haar doorwerking in spiritualiteit en cultuur vanaf de late middeleeuwen tot nu toe. WBOOKS, 272 blz., € 24,95 Rients Ritskes Meer zen, minder bubbels Onverwerkte ervaringen en verlangens zitten wie rust zoekt, in de weg. Volgens zenondernemer Ritskes kan meditatie helpen om dergelijke ‘bubbels’ te boven te komen. Met een voorwoord van schrijver Tommy Wieringa. Asoka, 96 blz., € 11,25 Susanne Kruys De biografie als medicijn Aan de hand van de levensverhalen van zes ‘zorgprofessionals’ – onder hen Carlo Leget, Dirk De Wachter en Trudy Dehue – laat de auteur zien hoe de biografie een bron van zingeving kan zijn. LannooCampus, 319 blz., € 29,99 Thomas Merton We zijn al één Selectie van citaten uit het werk van de Amerikaanse monnik, dichter en sociaal activist Thomas Merton (1915-1968). Citaat voor 5 februari: “Heiligen zijn niet heilig omdat hun heiligheid hen bewonderenswaardig maakt in de ogen van anderen, maar omdat de gave van heiligheid hen in staat stelt om alle anderen te bewonderen.” Berne Media, 239blz., € 14,90

boeken ✽

Tekst: Jan Offringa Beeld: Jean-Pierre Jans

Een hoopvol testament Vlak voor zijn dood verscheen van Niek Schuman Dat ding met veertjes. Ondanks alle kwaad en kwaadaardigheid in de wereld doofde de hoop bij Schuman niet uit. fgelopen Kerst overleed Niek Schuman. Door de jaren heen heeft hij zich laten kennen als een theoloog die een breed publiek aanspreekt. Hij schreef over oudtestamentische profeten en nieuwtestamentische evangelisten. Ook was hij goed thuis op het terrein van de kerkelijke liturgie en maakte hij twee bundels met bruikbare teksten en gebeden. Aan die schrijverij leek een einde te komen na de publicatie van zijn memoires in 2012 onder de titel Mijn jaren van geloven. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Vlak voor zijn dood verscheen Dat ding met veertjes, een pleidooi om de hoop levend te houden in een wereld vol kwaad. De titel plukte hij uit een van de korte gedichten van Emily Dickinson. De oorsprong van het boek ligt in het Friese Eernewoude. Daar vroeg iemand aan Schuman, toen al tegen de tachtig, tijdens een lezing: ‘Komt het goed met deze wereld?’ Hij kon de neiging om ‘nee’ te antwoorden nauwelijks bedwingen, maar voelde tegelijk de behoefte de contouren van een hoopvol ‘ja’ te schetsen. Die worsteling tussen pessimisme en hoop kenmerkt het boek, zonder dat het zwaarmoedig wordt. In eerste instantie verkent Schuman wat hij noemt “de vele gezichten van het kwaad”, vanuit een aantal persoonlijke leeservaringen die vaak iets verrassends hebben. Het lukt hem om bekende en minder bekende boeken (literatuur, filosofie, theologie) op speelse wijze met elkaar te verbinNiek Schuman den. Vervolgens ondergaat Dat ding met het thema ‘hopen’ eenzelfveertjes de behandeling, met in Van Warven 250 blz., € 19,95 een apart hoofdstuk een

A

Niek Schuman (1936-2018).

mooie aanvulling vanuit de liturgie en poëzie. Dat alles komt samen in een goed geschreven en zeer toegankelijk verhaal Uitgebreid staat Schuman stil bij de utopie als dubieuze vorm van de hoop. Zij staat al tijden in een kwade reuk omdat ze, als verabsolutering van een ideaal, vaak uitloopt op fanatisme en andere ellende. “Wie van de aarde een hemel wil maken, maakt er een hel van”, schreef Harry Kuitert ooit. Toch wilde Schuman niet helemaal zonder. Utopieën zijn in zijn ogen zowel gevaarlijk als onmisbaar. Gelovigen kunnen vanuit hun verlangen naar het koninkrijk niet zonder maatschappijkritiek. Dan gaat het niet om abstracte idealen. Hoop tast concreet de wereld van nu af op de mogelijkheid of er iets is te realiseren van het ‘nog niet’. Schuman beseft dat hij een gevoelig terrein betreedt als hij in dit verband de staat Israël ter sprake brengt. De hooggespannen verwachtingen kwamen niet uit. In dit verband kan Schuman, jarenlang oudtestamenticus aan de Vrije Universiteit, zelf heel helder aangeven hoe bijbelse profetieën zich vandaag de dag wel en niet laten lezen. Jeruzalem als de stad voor iedereen blijft voor hem een inspirerend visioen. Al met al doofde, ondanks alle kwaad en kwaadaardigheid in de wereld, de hoop bij Schuman niet uit. Want er zijn ook veel mensen die “niet (meer) niet goed kunnen doen”. Gelovig of niet, op een of andere manier zijn ze geraakt door de Geest van God. U weet wel, dat ding met veertjes.

.

februari 2019

55


boeken ✽

Kort Recensies Henri Nouwen Ons dagelijks brood Basis voor deze gedachten over de eucharistie van de NederlandsAmerikaanse priester Henri Nouwen (1932-1996) vormt het bijbelse Emmausverhaal dat spreekt over verlies, aanwezigheid, uitnodiging, gemeenschap en missie. Berne Media, 78 blz., € 14,90 Guerric Aerden School van liefde Leesbare en gedegen inleiding in de spirituele traditie van de cisterciënzers door een monnik van de trappistenabdij van Westmalle, met aandacht voor de ‘groten’ uit deze traditie zoals Bernardus van Clairveaux, Aelred van Rievaulx en Willem van Saint-Thierry. Allemaal mannen, want de vrouwelijke mystieken uit deze traditie verdienen een eigen boek, aldus Aerden. Damon, 358 blz., € 24,90 Martin Hoondert e.a. (red.) Anton Vernooij. Zingen van grote dingen “Wij zingen geen woorden op muziek, maar spreken bijzondere woorden in en door muziek”, aldus Anton Vernooij, kerkmusicus en oud-hoogleraar Liturgische Muziek in Tilburg. Leerlingen stelden een bloemlezing uit zijn geschriften samen. Berne Media, 256 blz., € 24,90 Tjerk de Reus Ad den Besten Ad den Besten (1923-2015) was een opmerkelijke verschijning in de Nederlandse literatuur. Als uitgever nauw betrokken bij de Vijftigers, zelf ook schrijver van (religieuze) poëzie en lieddichter. De Reus’ proefschrift gaat over de periode 1923 tot 1955. Daarin komt ook Den Bestens kortstondige fascinatie met ‘bloed en bodem’ aan de orde. Skandalon, 575 blz., € 35,-

56

februari 2019

In de leer bij Christus en Boeddha ot in de jaren zestig was het Nederlandse landschap van godsdienst en zingeving strikt verzuild: je was katholiek, protestant of ‘niks’. Tot er pioniers opstonden die nieuwsgierig op zoek gingen in andere tradities dan de hunne. Journalist en religiewetenschapper Paul de Jager richt zijn aandacht op één groep binnen deze pioniers: christenen die het pad van het zenboeddhisme op gingen. Zeven van hen worden in het boek Zenpioniers door De Jager geportretteerd. Het langste portret is dat van de dominicaan Chris Smoorenburg (1929-2015). Diens levensverhaal maakt duidelijk waarom met name kloosterlingen aangetrokken werden door het zenboeddhisme. De meditatie zoals die tot in de jaren zestig in kloosters werd beoefend, bestond in het geestelijk herkauwen van vrome teksten die allengs minder met het eigen leven en de eigen tijd in verband gebracht konden worden. Smoorenburg en zijn medebroeders namen afscheid van die meditatie. Door een toeval – een boek dat zijn pad kruiste – kwam Smoorenburg

T

in contact met de oosterse wijze van contemplatie. Dat hij zo op het spoor van het zenboeddhisme kwam, betekende naar eigen zeggen de redding van zijn roeping als kloosterling. Zen staat voor stilte. Minstens met dat inzicht zouden gelovigen in kerkdiensten hun voordeel kunnen doen, stelt De Jager. Ook stelt hij: “De rust die van een Boeddhabeeld uitgaat, spreekt onder de druk van de veeleisende consumptiemaatschappij meer aan dan het beeld van de lijdende Christus aan het kruis.” Of de zeven mensen die in De Jagers boek aan het woord komen, het daarmee eens zijn waag ik te betwijfelen. Ze zijn in ieder geval óók christen gebleven. (Jan van Hooydonk)

Paul de Jager Zenpioniers Asoka, 168 blz., € 14,95

De kracht van de Bijbel De Bijbel mag tegenwoordig minder gelezen worden dan vroeger, hij voert nog altijd de ranglijst van bestverkochte boeken ooit onbedreigd aan. Nog in 2016 verkozen Nederlanders de Bijbel tot het belangrijkste boek. Alle reden dus voor de Protestantse Kerk in Nederland en het Nederlands Bijbelgenootschap om zestien auteurs van zeer uiteenlopende gelovige snit te vragen om licht te werpen op de betekenis en rol van de Bijbel in kerk en cultuur anno nu. Hoe wordt de Bijbel gelezen? Oud-PKNsynodevoorzitter Karin van den Broeke noemt in haar voorwoord meteen al drie posities: sommigen lezen de Bijbel als ‘Gods Woord’, anderen als ‘cultuurhistorisch erfgoed’ of als ‘een geloofsboek om het gesprek mee aan te gaan’. Predikant Bas van der Graaf vertelt een boeiend verhaal over ‘de Bijbel in het leven van jonge Amsterdammers’. De Graaf leest de Bijbel met twintigers en dertigers – vrouwen zijn er verre in de meerderheid. Hij doet verslag van een bijeenkomst over de psalmen. De bekende psalm 23 kreeg waardering, maar

toch minder dan gedacht want wat moet je als stadsmens aan met de uitspraak ‘de Heer is mijn herder’? Nee, dan psalm 32, die gaat over radicale schuld en vergeving! “Het idee dat de hedendaagse mens niets meer heeft met het begrip ‘schuld’ werd tijdens deze avond dramatisch gelogenstraft. De psalm resoneerde tot in het diepste hoeken van het hart.” Terugblikkend op zijn bijbelklassen schrijft De Graaf: “Wat me nog het meest goed heeft gedaan, is dat ik de Bijbel niet meer hoef te verdedigen maar ervan uit mag gaan dat de teksten hun eigen zeggingskracht en werking hebben.” Datzelfde mag het boek De Bijbel in Nederland toegewenst worden. (Jan van Hooydonk) Sake Stoppels e.a. (red.) De Bijbel in Nederland NBG/PKN, 249 blz., € 22,50


✽ dichterbij Mei Li Vos

Tekst: Bert van der Kruk Beeld: ANP Foto

Zacht worden Mei Li Vos (Eindhoven, 1970) wordt na de verkiezingen van 20 maart fractievoorzitter van de Partij van de Arbeid in de Eerste Kamer. Namens die partij zat zij van 2007-2010 en van 2012-2017 in de Tweede Kamer.

Doornen Als het de dictatoren tenminste beliefde onze toornige, woedende en degelijk geschreven gedichten te lezen, zou de poëzie de wereld zeker veranderen. Maar rozen kennen evenmin de werken die aan hen zijn gewijd. Doornen drinken geen bloed. Adam Zagajewski (1945), uit het Pools vertaald door Gerard Rasch, uit: Wat zingt, is wat zwijgt (Nexus Instituut, 1998).

Lief Mijn lief, wees alsjeblieft heel lief voor mij, nu God mij denkelijk heeft uitgewist. Mijn lief, blijf alsjeblieft heel dicht bij mij. Misschien word ik door God gemist. Mijn lief, vertrouw ook nu op mij. Ik ben niet weg, God ademt mij. Mijn lief, wees alsjeblieft heel lief Joost Zwagerman (1963-2015), uit: Wakend over God (Hollands Diep, 2016).

it gedicht van Zagajewski heb ik uit een bundeltje dat ik ooit kreeg van Rob Riemen van Nexus. Ik moest het even overtypen, want verder kan ik het nergens vinden. Ik vond het meteen zo mooi omdat het de hardheid en de bruutheid laat zien, maar tegelijk de noodzaak van het zachte en het poëtische. Nu de wereld steeds voller zit met dictators en potentiële dictators, die al dan niet democratisch gekozen zijn maar zich binnen de kortste keren gedragen als totalitair leider, is het wel een heel toepasselijk gedicht voor deze tijd. Dictators en sterke mannen – en ook ijdele politici trouwens – zouden wat vaker gedichten moeten lezen. Ze hebben een groot gebrek: ze missen zelfspot en zelfreflectie. Daar dwingt een gedicht je wel toe.

‘D

In de PvdA-fractie in de Eerste Kamer hebben we de goede gewoonte om de vergadering met een gedicht af te sluiten. Daardoor blijf je met beide benen op de grond. Je vertelt elkaar binnen de fractie natuurlijk de waarheid en je gaat op werkbezoeken, maar ook zo’n wekelijks gedicht houdt je scherp. Je komt als politicus met veel idealen in de Kamer, maar binnen de kortste keren zorgen allerlei andere belangen en factoren van buiten ervoor dat je die idealen vergeet. Voor je het weet, praat je in afkortingen, veel te technisch, en ben je alleen nog bezig met politieke ruilhandel en strategie. Daarbij komt dat de journalistiek een soort sportjournalistiek is geworden, waarbij het meer draait om de vraag wie er gewonnen heeft en wie moet opstappen, dan om de inhoud. Je moet dus continu manieren blijven vinden om dicht bij je ideaal te blijven. Een eetclubje met oude vrienden kan daarbij helpen, maar ook een gedicht

kan je de waarheid vertellen. Je moet geregeld terug naar de bron. Je moet soms zacht worden. Ja, je moet ook zacht blijven in de politiek. Ik heb overigens niet altijd gedichten op mijn nachtkastje liggen, hoor. Ik lees nu What Happened over de compleet mislukte campagne van Hillary Clinton. Heel leerzaam, want ik moet zelf nu ook campagne voeren. Maar ik kan af en toe wel heel erg geraakt worden door poëzie. De laatste tijd zijn dat ook de gedichten van Joost Zwagerman, na zijn dood uitgegeven, waarin hij heel kwetsbaar schrijft over zijn verlangen naar een God. Ik vind het heel mooi dat hij zijn lezers deelgenoot maakt van die zoektocht. We zouden wat vaker elkaars kwetsbaarheid moeten kunnen zien, elkaars zwakten en twijfels. Waarom is Trump strontvervelend? Omdat hij alleen maar zijn harde, gelijkhebberige kant laat zien. Ik ben trouwens niet zo’n enorme zoeker als Zwagerman. Ik kom uit een zeer christelijk nest en heb – anders dan mijn vijf broers – het geloof ook vastgehouden. Voor mij was altijd duidelijk: God bestaat, en daar ga ik niet te moeilijk over doen. Maar hoe meer je erover nadenkt, hoe meer je gaat zoeken en twijfelen. Dat zie ik ook wel. De hele wereld om me heen is rationeel, atheïstisch en seculier, maar ik kan niet niet-geloven. Het zit gewoon in me, ik laat dat maar toe. Er gaan soms maanden voorbij dat ik geen behoefte heb aan hoop of troost, aan God. Maar dan komt het weer. Als ik somber ben of in de verdrukking zit in mijn werk in de politiek, dan roep ik hem wel weer aan. Maar ook als ik geniet van mijn kind of de natuur, lekker door het park fiets of een vleugje van de Matthäus Passion hoor. Dan bedank ik God toch maar weer dat hij het allemaal heel mooi gemaakt heeft.”

.

februari 2019

57


03

Januari

VOLGENDE VOLZIN VERSCHIJNT 1 MAART 2019

Ik heb me vandaag maar de moeite bespaard de gordijnen open te doen, ik weet al wat zich aan de andere kant bevindt. Motregen, grijze lucht, een dag die maar met moeite een beetje dag heeft kunnen worden, net als gisteren, net als eergisteren. Ik slaag erin vanuit mijn bed het koffieapparaat aan te zetten en rol weer terug op mijn rug. Er moet van alles vandaag. De strakke planning die ik gisteren in een vlaag motivatie voor vandaag heb gemaakt, startte drie uur geleden. Ik zet wat porno aan, maar het weet me niet te boeien.

Gelo of Eurion pa!

‘De EU is de grootste droom die is verwezenlijkt, sinds de val van het Romeinse Rijk’ Justin Welby, anglicaans aartsbisschop

Vooruitblik De Europese Unie: een uniek vredesproject, maar ten prooi gevallen aan economische belangen en populisme. De special in het maartnummer stelt de vraag: Hoe verder na de BREXIT? Geloven we nog in EUROPA? Plus: TREES VAN MONTFOORT over groene theologie en een interview met componist JOEP FRANSSENS. 58

februari 2019

Jeroen Fierens

Op internet lees ik de vertrouwde adviezen: zorg voor een dagritme, eet gezond, beweeg voldoende. Tot ongeveer half januari weet ik me daarmee over het algemeen prima staande te houden, maar op een gegeven moment is het klaar. Ook dan zijn er oplossingen in overvloed: reisjes naar Marokko en uv-lampen, beide in diverse uitvoeringen vanaf € 200, beloven je winterdip als sneeuw voor de zon te doen verdwijnen. Wie maar hard genoeg zijn best doet, hoeft nooit ongelukkig te zijn. Het laatste gepruttel van het koffieapparaat sterft weg. Ik schenk een veel te grote bak in, kruip onder mijn dekbed en zet een superheldenfilm aan die ik na een kwartier verveeld weer afzet. Hoe typisch voor onze tijd, denk ik, om de winterdip gelijk weg te willen poetsen. En hoe jammer. Wat nou als we de winterdip niet als straf maar als zegen zouden zien? Het is alsof moeder natuur ons even vrij geeft, ijsvrij van de eeuwige druk om gelukkig en succesvol te zijn. Een paar weken lang hoeven we even geen zin in het leven te hebben, mag het even echt koud en donker zijn. Buiten is niets te beleven, niemand heeft zin om iets te doen. Takenlijstjes mogen verslonzen, wasjes mogen zich opstapelen, en levensdoelen mogen even op de plank gezet worden in ruil voor lamlendige lange ochtenden waarin je geen zin hebt om uit bed te komen maar eigenlijk ook niet om er in te blijven. En altijd volgt na een paar weken ineens die ochtend waarop alles anders is. Wat het precies is, weet je niet – misschien is de grijze lucht een tint lichter, misschien floot er ergens een vogel – maar je voelt met je hele lijf: de lange nacht is voorbij. Buiten wacht het leven, het o zo mooie leven.

Jeroen Fierens is programmeur, een beetje schrijver en levensbeschouwer.



NIEUW: ‘Verwondering’

Een boek met kunst en poëzie van Jan Jippe van Herrikhuijzen

Het boek bevat 108 pagina’s in kleur. Zeer geschikt om cadeau te geven. Prijs inclusief verzendkosten: €24,90 (Nederland) of €26,45 (rest van Europa). Bestel via: webwinkel. uitgeverij-fama.nl/deverwondering Wie kent het niet; die verwondering door een sterrenhemel met miljarden sterren, door de intense stilte in een weids landschap of door prachtige herfstkleuren. Je voelt je een kort ogenblik verbonden met de ultieme schoonheid van de wereld rondom je. Alle zintuigen werken optimaal, je drukke hoofd trapt op de rem. Vanuit die stille verwondering kan inzicht en inspiratie ontstaan. De afbeeldingen en gedichten zullen bij veel mensen die zich verbonden voelen met zelfonderzoek, mededogen

en universele wetten, gedachten kunnen oproepen van koestering en herkenning. De kunstenaar heeft met zijn werk getracht zijn verwondering een zichtbare en esoterische betekenis te geven. Vooral licht is daarbij een terugkerend thema. De schilderijen zijn veelkleurig - hier en daar vergezeld van een vleugje humor – en nodigen de kijkers uit tot bezinning. Abstracte vormen en taferelen komen samen en nodigen de lezer uit tot nadere beschouwing om daardoor steeds weer nieuwe inzichten te krijgen; inzichten die kunnen leiden tot inspiratie.

FAMA geeft boeken uit over zingeving in het algemeen en over vrijmetselarij in het bijzonder. Bezoek onze website: uitgeverij-fama.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.