Volzin 4 2019

Page 1

Nr 4 · april 2019 · jaargang 18 · volzin.nu

Abt Denis Hendrickx ‘Niet bang voor nieuwe vormen’ Pasen in de tuin Maria Magdalena en de liefde Suriname Leren van onze kolonie Klimaatactie Duurzaamheid begint bij jezelf

Special: een deugd voor nu

NEDERIGHEID MAAKT JE MOOI pagina 27

Columnisten Roel Abraham ✽ Wilma Hartogsveld ✽ Jeroen Fierens

+ i: 18 me

Volzing lezin p.23


NIEUW: ‘Verwondering’

Een boek met kunst en poëzie van Jan Jippe van Herrikhuijzen

Het boek bevat 108 pagina’s in kleur. Zeer geschikt om cadeau te geven. Prijs inclusief verzendkosten: €24,90 (Nederland) of €26,45 (rest van Europa). Bestel via: webwinkel. uitgeverij-fama.nl/deverwondering Wie kent het niet; die verwondering door een sterrenhemel met miljarden sterren, door de intense stilte in een weids landschap of door prachtige herfstkleuren. Je voelt je een kort ogenblik verbonden met de ultieme schoonheid van de wereld rondom je. Alle zintuigen werken optimaal, je drukke hoofd trapt op de rem. Vanuit die stille verwondering kan inzicht en inspiratie ontstaan. De afbeeldingen en gedichten zullen bij veel mensen die zich verbonden voelen met zelfonderzoek, mededogen

en universele wetten, gedachten kunnen oproepen van koestering en herkenning. De kunstenaar heeft met zijn werk getracht zijn verwondering een zichtbare en esoterische betekenis te geven. Vooral licht is daarbij een terugkerend thema. De schilderijen zijn veelkleurig - hier en daar vergezeld van een vleugje humor – en nodigen de kijkers uit tot bezinning. Abstracte vormen en taferelen komen samen en nodigen de lezer uit tot nadere beschouwing om daardoor steeds weer nieuwe inzichten te krijgen; inzichten die kunnen leiden tot inspiratie.

FAMA geeft boeken uit over zingeving in het algemeen en over vrijmetselarij in het bijzonder. Bezoek onze website: uitgeverij-fama.nl


Beeld: Christiaan Krouwels

Redactioneel Jan van Hooydonk

Nederigheid is ook een politieke deugd

A

lsof de duivel ermee speelt: brengt Volzin een special uit over nederigheid, blijkt het Forum voor Democratie de grote winnaar te zijn van de provinciale verkiezingen en met dertien zetels de grootste fractie in de Eerste Kamer te gaan vormen. “Wij zijn naar het front geroepen, omdat ons land ons nodig heeft”, aldus partijleider Thierry Baudet op de avond van de verkiezingen. “De uil van Minerva is neergedaald” – wat dat ook betekenen moge. Politici, journalisten, kunstenaars, ja zelfs architecten ondergraven volgens Baudet ‘onze beschaving’. Het heersende ‘partijkartel’ is verantwoordelijk voor ‘massamigratie’, dient ‘de afgod Transitie’ – een sneer naar wie zich inzetten voor een groenere toekomst –, levert ons land uit aan ‘Brussel’, bewerkt de teloorgang van onze nationale tradities. Massieve cultuurkritiek dus. Wel enigszins lachwekkend nu daags na de verkiezingen uit het World Happiness Report van de Verenigde Naties blijkt dat Nederland op vier na de meest gelukkige bevolking ter wereld kent. Ieder voor zich heel gelukkig, maar samen diep ongelukkig? Het is een paradox die zich moeilijk laat begrijpen.

‘Boer’ Koekoek, Hans Janmaat, Pim Fortuyn, Geert Wilders, Thierry Baudet: sinds een halve eeuw duikt in ons staatkundig bestel een politicus en partij op die zich keert tegen ‘het systeem’. Een partij die vooral ‘anti’ is, een tegenpartij. Zulke partijen trekken kiezers aan die zich in de bestaande samenleving letterlijk niet ‘thuis’ voelen. ‘Oikofobie’, afkeer van het ‘eigen huis’, is niet voor niets een kernbegrip in het politieke vocabulaire van Baudet. De gevestigde partijen staan voor de opdracht om de kennelijke politieke, sociale en culturele vervreemding van een deel van de kiezers hoogst serieus te nemen. Maar dat betekent niet dat zij de gezichtspunten of voorstellen van rechts-nationalisten en populisten over kunnen nemen. Het eerste kabinet-Rutte van VVD en CDA met gedoogsteun van Wilders vormt nog steeds een rampzalig voorbeeld van wat er gebeurt wanneer gevestigde partijen hun oren laten hangen naar populisten.

kent meer van de waarheid houden dan van je ego”, schrijft mijn dominicaanse medebroeder Stefan Mangnus in deze aflevering van Volzin. Nederigheid is niet alleen een christelijke deugd, zij is ook een politieke deugd. Nederigheid staat ook in de politiek tegenover narcisme. Nederigheid is een voorwaarde om de compromissen te kunnen sluiten die – in een versnipperd politiek landschap als het Nederlandse – tot het wezen van de democratie behoren. Met een politieke narcist als Baudet valt voor andere partijen geen zaken te doen. De merkwaardige uitkomst van de verkiezingen is dan ook dat het kabinet zaken zal moeten gaan doen met de linkse oppositie, met GroenLinks en de Partij van de Arbeid. Lijkt me een gelukkige uitkomst als we onze positie in het World Happiness Report willen behouden of zelfs verbeteren.

Politieke vervreemding onder een deel van de kiezers verklaart het succes van de ‘lijst Baudet’. Maar dat is niet het enige. De persoon van de leider speelt zeker ook een rol. “Nederigheid bete-

Verkiezingen hebben ook een gelukkige uitkomst

.

Reageer via: jan@volzin.nu

Speciaal voor u: Volzin-lezing & nieuwe site en nieuwsbrief Zaterdag 18 mei houdt prof. Mechteld Jansen in de Abdij van Berne de elfde Volzinlezing, ‘Oud baart nieuw’. Zie ook blz. 23 en de bijgesloten folder. U kunt zich aanmelden via de kaart in de folder of op onze website www.volzin.nu. Van harte welkom! De website van Volzin is vanaf nu geheel vernieuwd. U vindt er berichten over religie en samenleving, artikelen, columns en boekbesprekingen uit Volzin en een agenda. Neem eens een kijkje! Abonnees kunnen zich aanmelden voor een maandelijkse gratis nieuwsbrief. Deze nieuwsbrief bevat een link die het u mogelijk maakt Volzin ook digitaal te lezen. Abonnees kunnen een mail sturen naar marketingvakmedia@bdu.nl om maandelijks ook de digitale versie van Volzin te ontvangen.

april 2019

3


✽ inhoud volzin 04

april 2019 jaargang 18

06

16

10

06

16

24

Norbertijn en abt van Berne verwelkomt

Zij: ‘Mijn leermeester!’ Hij: ‘Houd me niet

Reeks ‘Denkers van nu’: Elze Riemer

op 18 mei Volzin-lezers: “Vasthouden

vast.’ Paasmeditatie van Liesbeth Jansen

spreekt met Iemke Epema over de

aan één vorm kan in onze tijd niet meer.”

over een grote en onmogelijke liefde.

invloedrijke Canadese filosoof.

10

20

46

Minder vliegen, minder vlees eten?

Jasmijn Olk kijkt terug op een halfjaar

Gregoriaans gezang in het bos op paas-

Duurzaamheid begint bij jezelf.

Taizé en haar religieuze ontdekkingsreis.

zaterdag bij zonsopgang.

12

23

50

Multicultureel Nederland kan nog veel

Mechteld Jansen spreekt 18 mei in Abdij

Non-conformistische schilder verzet zich

goeds leren van ex-kolonie.

van Berne: ‘Oud baart nieuw’.

tegen gladde schoonheid.

Denis Hendrickx

Klimaatactie

Suriname

4

april 2019

Maria Magdalena

‘Mijn weg met God’

Volzin-lezing MELD U AAN!

Charles Taylor

Lofzang met Pasen

George Baselitz

… en

verder 09 Wilma Hartogsveld 19 Roel Abraham 48 Film 53 Grensverleggers 54 Boeken 57 Dichterbij 58 Jeroen Fierens


Beeld omslag: Jedi Noordegraaf

Colofon

28

38

Uitgeefteam Corina Kuipers (uitgever) Ron van de Hoef (salesmanager) Peter Vorstenbosch (hoofd content) bduvakmedia.nl vakmedia

Redactie Jan van Hooydonk (redactie), Albert Schuurman (eindredactie), Elise de Waal (stagiaire). Redactieraad Elleke Bal, Elze Riemer, Frieda Pruim, Jan Offringa, Jurgen Tiekstra, Kees Posthumus, Victor Bulthuis, Willem van der Meiden.

34

Medewerkers aan dit nummer Adriaan Backer, Agnes Grond, Anita Pantus, Bert van der Kruk, Christian Pulfrich, Elleke Bal, Elze Riemer, Eric Corsius, Grietje Dresen, Jasmijn Olk, Jedi Noordegraaf, Jeroen Fierens, Jurgen Tiekstra, Karen Nadine, Kees Posthumus, Liesbeth Jansen, Maarten Boersema, Mirjam Vossen, Myriam Keijzer, Monica Stuurop, Ralf Bodelier, Roel Abraham, Stefan Mangnus, Ted van Aanholt, Willem van der Meiden, Wilma Hartogsveld. Adres redactie Postbus 67, 3770 AB Barneveld Tel.: 0342-494292 E-mail: redactie@volzin.nu www.volzin.nu Facebook: Volzinmagazine Twitter: @Volzin Abonnementenadministratie BDUvakmedia Postbus 67, 3770 AB Barneveld Tel.: 0342-494882 E-mail: administratie@volzin.nu

special Nederigheid

28

34

René ten Bos

Noëlhuis

De voormalige Denker des Vaderlands meent: “De

“Verbrand de bruggen achter je.”

nederige persoon laat zijn verlangens niet zomaar de vrije loop.”

38

31

Lisa Westerveld “Politicus hoeft niet altijd vooraan te staan.”

Mooie mensen geworden zijn, zijn vaak ook moedig: ze durven de

42

werkelijkheid aan, ook als die werkelijkheid hen laat

Eva’s erfenis

zien dat zij niet de grote held van het verhaal zijn.”

Is nederigheid wel iets voor vrouwen?

Theoloog Stefan Mangnus: “Mensen die nederig

Tarieven 2019 Jaarabonnement: € 96,27; België: € 113,54; buitenland: € 126,09; digitaal jaarabonnement: € 71,38 Voor alle tarieven: zie volzin.nu Bij betaling via automatische incasso wordt € 2,50 korting berekend. Prijzen zijn inclusief btw. Opzeggen abonnement Opzegtermijn voor het opzeggen van uw abonnement voor onbepaalde tijd: uiterlijk één maand voor de volgende abonnementsperiode. Advertentie-exploitatie BDUvakmedia Roel Abraham Tel.: 06-54274244 r.abraham@bdu.nl Vormgeving Giesbers Communicatie Groep, Duiven Technische realisatie Vellendrukkerij BDU, Barneveld Verschijnt ook op geluidsdrager en/of in grote letter. Informatie: Dedicon, tel. 0486-486486 © BDUvakmedia ISSN: 1571-4004

april 2019

5


Abt Denis Hendrickx: ‘Leidend is mijn optimisme over de toekomst’ 6

april 2019


Denis Hendrickx, abt Abdij van Berne

interview ✽

Tekst: Elze Riemer Beeld: Ted van Aanholt

‘Vasthouden aan één vorm kan niet meer’ ‘Oud baart nieuw’ is het thema van de komende Volzinlezing, 18 mei in de Abdij van Berne. Het thema is abt Denis Hendrickx op het lijf geschreven. “Als religieuze gemeenschap nemen we het verleden mee, maar wel steeds met het oog op morgen.” bt Denis Hendrickx (69) is elke dag om 3.30 uur op. Heerlijk vind hij dat, die uren die helemaal voor jezelf zijn, voordat de aandacht weer verdeeld moet worden over alles dat en iedereen die daarom vraagt. Voor de abt zijn het onmisbare uren, ook om overdag evenwichtig te blijven. Er komt nogal wat op hem af. Terwijl in vroegere tijden alles in een klooster wel aardig vanzelf ging, is dat nu wel anders. De gebedstijden blijven vaste momenten van stilte en contemplatie, maar in de tijd daartussen is weinig meer vanzelfsprekend. De toekomst van de Abdij van Berne is dat al helemaal niet, gezien de secularisatie en vergrijzing; op dit moment telt de norbertijnengemeenschap 24 leden, van wie acht jonger dan zeventig jaar. Toch is Hendrickx alles behalve een doemdenker. Hij ziet juist kansen voor de abdij: mensen die op zoek zijn naar zingeving en gemeenschap, samenwerkingen met lokale instanties en andere kloosters, interreligieuze contacten – je kunt het haast zo gek niet verzinnen of hij staat er voor open.

A

‘Oud baart nieuw’ is het thema van de Volzinlezing die volgende maand hier, in deze abdij, zal plaatsvinden. Wat betekenen die woorden voor u?

“In 2021 vieren we ons negenhonderdjarige bestaan, dus we hebben aardig wat in huis als het gaat om dat ‘oude’. En dat vind ik ook mooi, die traditie van eeuwen stelt ons in staat om iets nieuws op te bouwen. Dat dit ‘nieuwe’ nodig is, is voor mij glashelder. Als religieuze gemeenschap nemen we het verleden mee, maar wel steeds met het oog op morgen; ons leven en werken moet wel toekomstbestendig zijn. Voor ons als norbertijnen is het ‘vita mixta’ daarin heel wezenlijk. Dat betekent dat we enerzijds naar binnen zijn gekeerd, in contemplatie, ter opbouw van de leefgemeenschap – en anderzijds juist een gerichtheid kennen naar buiten toe, in actie, naar wat er in de samenleving gebeurt. We willen absoluut niet wereldvreemd zijn. Het is niet altijd makkelijk om de juiste balans daartussen te vinden. Door de eeuwen heen is die worsteling goed te zien; dan is er weer meer de nadruk op de contemplatie, en dan weer op die actie. Maar dat is precies dé uitdaging van religieuzen: om je niet af te sluiten van de samenleving, maar je juist te laten raken door het appel dat de samenleving op je doet.” Welk appel doet de samenleving op dit moment op uw gemeenschap?

“Een van de belangrijkste dingen nu is dat we mensen de gelegenheid bieden om op adem te komen. Letterlijk op adem komen, even uitrusten van de prestatiemaatschappij waar we in leven, maar ook figuurlijk: om

even stil te staan en te reflecteren op je leven en inspiratie op te doen. Ik heb het idee dat veel mensen daar in het dagelijks leven nauwelijks aan toe komen. Dus we ontvangen gasten, individueel of in groepsverband. Opvallend is dat dit vaak mensen uit protestantse hoek zijn; dat oecumenische vind ik heel mooi. Ik zou dat graag nog breder willen zien, dat we ook steeds meer een plek worden voor interreligieuze ontmoetingen. Hiernaast kijken we naar hoe we lokaal een wat centralere plek in kunnen nemen. Daar waar geloofsgemeenschappen meer en meer uit elkaar vallen blijft er toch een verlangen naar verbinding. De fusies van parochies vangen dat niet op, ik merk dat mensen zich niet thuis voelen in zo’n gefuseerde gemeenschap.” Is dat niet sowieso een groot probleem binnen de rooms-katholieke kerk? De cijfers liegen er niet om; in tien jaar tijd is het aantal kerkgangers in de katholieke kerk gehalveerd.

“We deden het natuurlijk ook niet goed de afgelopen jaren. De schandalen rond seksueel misbruik hebben veel afbreuk gedaan aan het vertrouwen in de katholieke kerk. Ik denk dat deze trend van kerkverlating zich doorzet en dat op den duur de parochies verdwijnen. Juist daarom is het belangrijk om te investeren in plekken, zoals deze abdij, die een kern vormen in het geloofsleven van de regio. Waar mensen inspiratie op kunnen doen, actief betrokken kunnen zijn en elkaar kunnen ontmoeten. Hier zijn we zelf al een paar jaar mee bezig door ons aanbod als abdij te verbreden.”

april 2019

7


✽ interview Is het niet ook financieel noodzakelijk om nieuwe activiteiten te ontplooien?

“Dat klopt, we zijn steeds op zoek naar nieuwe verdienmodellen. Zo zijn we een paar jaar geleden begonnen met bier, waarvan we hopen dat het in de loop van de tijd voldoende opbrengt om het onroerend goed te onderhouden. Verder hebben we contacten met het nabijgelegen gymnasium om een platform te bieden voor de jongeren daar dat aansluit bij de vele vragen waar ze mee leven. Ook zijn we bezig met de Gerlachus van den Elsen Foundation. Gerlachus was een lid van deze abdijgemeenschap die in de negentiende eeuw het gymnasium oprichtte én de Boerenleenbank – die later opging in de Rabobank. Zijn corporatieve aanpak ten aanzien van de ontwikkeling van de economie op het platteland willen we weer nieuw leven in blazen. Met name in de agrarische wereld is er momenteel veel spanning en als abdij zouden we daarin graag wat willen betekenen, qua ondersteuning en stimulering. We hebben hiervoor contact met de Rabobank en de ZLTO, een vereniging van boeren en tuinders, om samen met hen hiervoor een plan te ontwikkelen. Zo staat er van alles op de rails. Ondertussen willen we ervoor waken dat het gemeenschapsleven niet te veel onder druk komt te staan; de gezamenlijke gebedsmomenten en maaltijden moeten niet het onderspit gaan delven.” In hoeverre zijn al die plannen nog luchtkastelen?

“Ik denk dat de luchtkastelen er ondertussen wel uit zijn. We zijn al even bezig met de zoektocht naar nieuwe verdienmodellen, en hebben daarin ook al veel geleerd. Zo hebben we in het verleden een vormingscentrum opgezet dat financieel helaas niet voldoende bleek op te brengen, waardoor we daar weer mee moesten stoppen. Volgens mij zijn we kritischer en realistischer geworden. We kijken naar welke natuurlijke partners er zijn en welke vragen daar leven, waar we bij aan kunnen sluiten. Daarbij zijn we ook in overleg met de gemeente over in hoeverre we een plaats kunnen bieden aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Er is een woongelegenheid voor hen, hier niet ver vandaan. Het zou mooi zijn als ze dicht bij huis een plek hebben waar ze dagelijks aan

8

april 2019

‘We moeten we niet bang zijn om andere vormen uit te proberen’

het werk kunnen. Tot slot zijn we bezig met Klooster Kracht, waarin we de samenwerking zoeken met andere kloosters, om gemeenschappelijk te kijken welke behoeftes er zijn in onze samenleving en hoe we daar samen iets in kunnen betekenen.” Dat zijn een hoop plannen. Wat vindt de gemeenschap daarvan?

Paspoort Denis Hendrickx (Alphen, 1949) is norbertijn en abt van de Abdij van Berne in Heeswijk.

. Zoon uit een agrarisch gezin van zeven kinderen; wist als kind al dat hij priester wilde worden. Bracht na de lagere school een aantal jaren door op het internaat van de norbertijnen in Heeswijk, maar vertrok daar weer en maakte zijn middelbare schoolopleiding af via een avondopleiding. Studeerde in Tilburg (Middelbare Sociale Arbeid) en Den Haag (Sociale Academie). Werkte parttime in de kinderbescherming en bij de vredesbeweging Pax Christi. Was acht jaar lid van de gemeenteraad van Tilburg, voor de PPR, een van de voorlopers van GroenLinks. Ging in 1979 pastoraal opbouwwerk doen binnen de norbertijnenparochie van Tilburg-Noord. Trad in 1983 in bij de norbertijnen, via de Tilburgse gemeenschap van priorij De Schans. Legde in 1988 zijn plechtige professie af waarna hij in hetzelfde jaar tot priester werd gewijd. Werd in 2013 gekozen tot 71ste abt van Berne, verhuisde naar Heeswijk, en werd in januari dit jaar herkozen.

.

. . .

.

Meer over de abdij: www.abdijvanberne.nl

“Die is tot mijn grote verassing heel enthousiast. Ze zijn ervan overtuigd dat we nieuwe plannen moeten maken omwille van het voortbestaan in financieel-economisch opzicht, maar er is ook de hoop dat het een nieuw elan brengt om mee te doen binnen de gemeenschap. Op 10 januari jongstleden ben ik herkozen tot abt, dus dat is wel een duidelijk signaal dat de gemeenschap door wil gaan op de ingeslagen weg. We willen als abdij een plek zijn voor iedereen. Als je op zondag de Schriften probeert te verklaren en je mond vol hebt over alles wat zou kunnen en moeten, dan mag er op z’n minst verwacht worden dat je op maandag tot zaterdag zoekt naar hoe je dat in de praktijk kunt brengen. Ik ben wat dat betreft ook heel blij dat wij hier vluchtelingen op kunnen vangen. Wij mogen ons niet onttrekken aan de problematiek die in de samenleving plaatsvindt.” ‘Oud’ en ‘nieuw’ kunnen ook erg botsen. Daar weet u als abt vast alles van... Tenminste, heeft de gemeenschap eigenlijk wel nieuwe leden?

“We hebben een klein geprofeste (in zijn derde jaar) en twee novicen (in hun eerste jaar). Dat botsen herken ik wel en dat is zeker niet eenvoudig. Je zult dat overigens in alle religieuze gemeenschappen tegenkomen. Jonge intreders hebben een heleboel geschiedenis niet meegemaakt, geschiedenis die erg belangrijk is geweest in de vorming van het religieuze leven van de ouderen. Het Tweede Vaticaans Concilie bijvoorbeeld, waar mijn oudere medebroeders hebben gestreden voor meer openheid en vrijheid. Ik kan het mijn jongere broeders niet kwalijk nemen dat ze nauwelijks gevoel hebben voor wat de ouderen daarin hebben meegemaakt. Tegelijkertijd denk ik dat wij heel veel zaken aan de kant hebben gezet zonder daar een goede vervanging voor te zoeken. De be-


Wilma Hartogsveld

hoefte aan wat meer mystiek begrijp ik wel, en vind ik ook terecht. Al met al ben je als leden van een gemeenschap tot elkaar veroordeeld, en dat bedoel ik niet zo negatief als dat het klinkt. Op het moment dat je je professie doet, zeg je ‘ja’ tegen de gemeenschap en de gemeenschap zegt ‘ja’ tegen jou – je hebt uitdrukkelijk een wederzijdse gemeenschappelijke verantwoordelijkheid ten opzichte van elkaar. Dat wil niet zeggen dat je allemaal hetzelfde moet doen, denken en handelen. Het is heel belangrijk om elkaar de ruimte te geven. Maar geldt dat niet voor elke samenlevingsvorm, of die nu uit twee of meer personen of bestaat?” Hoe kijkt u naar de toekomst van uw gemeenschap?

“Er zullen denk ik steeds minder roepingen zijn voor een religieus leven zoals we dat door de eeuwen heen hebben gekend. Dat wil niet zeggen dat het religieuze leven an sich geen toekomst heeft. Als je alleen maar gelooft in ‘intreden voor het leven’, zie ik het eerlijk gezegd een beetje somber in. Dat heeft enerzijds te maken met waar we het net over hadden, het misbruik dat op grote schaal heeft plaatsgevonden en wat ik niet los kan zien van het celibaat. Anderzijds zijn de tijden erg veranderd; een relatie voor het leven is tussen twee personen tegenwoordig al verre van vanzelfsprekend. En waarom zo nauw denken over iets wat je op zoveel verschillende manieren kunt invullen? Zelf ben ik onder de indruk van het begijnhofmodel. Daar is een mooie balans tussen een persoonlijk leven en een gemeenschappelijk leven. En waarom zouden mensen zich niet voor een kortere periode kunnen binden aan een gemeenschap, bijvoorbeeld voor vijf jaar? Dan kijk je daarna hoe je het verder wilt invullen. Het gaat om de waarde van de invulling van het religieuze leven. Daarbij vasthouden aan één vorm is echt niet meer van deze tijd.” U ziet het celibaat dus niet als vereiste voor een religieus leven?

“Natuurlijk niet. Het verplichte celibaat lijkt me achterhaald. Als het aan mij lag, zou ik dat voor bijvoorbeeld diocesane priesters meteen afschaffen. Dat wil niet zeggen dat een keuze voor een celibatair leven niet waardevol kan zijn, zeker in een religieuze

gemeenschap. Wel denk ik dat het in de toekomst mogelijk moet zijn dat niet-celibatair levende mensen lid worden van een gemeenschap en een religieus leven leiden. Dat gebeurt in feite ook al heel veel. Als je ziet hoeveel religieus leven er is buiten de instituten, dan vind ik dat heel inspirerend. Daar kunnen wij als gemeenschap veel van leren.” Wat ziet u als uw taak in dit alles?

“Ik wil het evenwicht bewaken tussen het contemplatieve en het actieve. In de praktijk kan ik als abt niet iedereen tevreden houden; ik moet prioriteiten stellen, knopen doorhakken en impopulaire beslissingen nemen. Maar leidend daarin, voor mij, is mijn optimisme over de toekomst. Niet alleen over de plaats van de abdij binnen de omgeving, maar ook over de plaats van het christelijke gedachtengoed binnen de samenleving als geheel. Mensen zullen blijven zoeken naar zingeving, verbinding en gemeenschap. Als abt zal ik steeds blijven zoeken naar hoe wij daar op aan kunnen sluiten. Daarin moeten we niet bang zijn om andere vormen uit te proberen, om te experimenteren. Dat is overigens ook heel christelijk om te doen. Heb jij Jezus ooit horen zeggen dat alles bij het oude moet blijven?”

.

De juiste timing Je hebt mensen die altijd nét op tijd of zelfs iets te laat komen op afspraken. Ik ben helaas zo iemand. Er zijn meerdere theorieën over hoe dat komt. Bij mij is het denk ik een combinatie van te veel dingen in één dag willen proppen en een nogal optimistische en chaotische aard. In elk geval leidt het er regelmatig toe dat ik hard moet fietsen om nog op een acceptabele tijd aan te komen. Zo ook die ochtend. Ondanks de straffe tegenwind trap ik stevig door richting het ochtendgebed. De enige fietser die tegelijk met mij het viaduct beklimt haal ik moeizaam in. Was ik maar iets eerder van huis gegaan. Dan had ik niet precies naast hem gefietst op het moment dat hij zijn keel schraapt en een verse rochel over zijn linkerschouder mikt. Op mijn jas zie ik vol afschuw een grote groene klodder zich door de wind verder verspreiden. ‘Gatver!’ schreeuw ik over mijn rechterschouder naar de man. En dan fiets ik keihard door naar de kerk. Daar is een kraan, zeep, een doekje om dit zo snel mogelijk van mij af te halen. Wat een timing. Er zijn natuurlijk veel ergere dingen. Dat weet ik. Maar op de een of andere manier bleef dit voorval dagen door mijn hoofd spoken. De man heeft zich waarschijnlijk net zo beroerd gevoeld als ik. Had ik hem de kans moeten geven zijn excuses aan te bieden? Hij had natuurlijk eerst over zijn schouder moeten kijken voordat hij spuugde. Of het over een andere boeg moeten gooien: over zijn rechterschouder was de kans dat ik geraakt was aanzienlijk kleiner geweest. Het belang van over je schouder kijken of er geen mensen achter je komen die last kunnen hebben van jouw gedrag is maar weer eens duidelijk geworden. Een les die wij vaak maar moeilijk kunnen onthouden, ook ik. Gelukkig zijn er mensen die ons daarvan bewust maken. Zoals de kinderen die demonstreren om aandacht te vragen voor het milieu. Voor de problemen die wij hebben veroorzaakt en waarvan de gevolgen zich als klodders over de jas van onze wereld verspreiden. Je hebt van die mensen die altijd te laat komen. Met maatregelen om het tij te keren. Mensen die hun ogen sluiten voor de realiteit. Die niet achterom kijken om te zien hoe het effect van hun beslissingen uitpakt. En of je nu links of rechtsom over je schouder spuugt, uiteindelijk ben je verantwoordelijk voor de gevolgen. Wilma Hartogsveld is theoloog, predikant en schrijver.

april 2019

9


✽ klimaat

Democratische vermoeidheid bedreigt klimaatbeleid

DUURZAAMHEID BEGINT BIJ JEZELF Tekst: Elise de Waal Beeld: ANP Foto

Duurzaam bouwen en wonen, zonne- en windenergie, minder CO2-uitstoot: Nederland neemt maatregelen om te voldoen aan internationale afspraken over het klimaat. Maar is dat het klimaat alleen een zaak voor overheid en bedrijfsleven? Of wordt er ook iets van burgers zelf gevraagd?

ie de klimaatplannen van regeringspartij VVD volgt, kan de indruk krijgen dat klimaatbeleid geen directe gevolgen voor burgers hoeft te hebben. De partij vindt een beter klimaat weliswaar erg belangrijk, maar meent dat een klimaatbeleid dat gericht is op het terugdringen van de opwarming van de aarde prima samen kan gaan met economische groei. Anders dan de VVD realiseren steeds meer burgers zich echter dat de huidige economie met de bijhorende

W Klimaatspijbelaars in actie.

10

april 2019

groei en consumptie wel degelijk bijdraagt aan een verslechtering van het klimaat. Onder hen niet op de laatste plaats de jongeren die afgelopen weken in tal van Europese landen de straat opgingen om te betogen voor een beter klimaatbeleid. Deze ‘klimaatspijbelaars’ kregen intussen het verwijt van hypocrisie over zich heen: een deel van hen gaat jaarlijks meerdere keren op vliegvakantie of stilt zijn honger bij McDonald’s. Een kern van waarheid zit daar natuurlijk wel in. Vliegen en veel vlees eten zijn zeker niet duurzaam. Die

kritiek treft niet alleen jongeren maar ouderen evenzeer. Een recent rapport van onderzoeksbureau I&O Research laat zien en andere onderzoeken laten zien dat Nederlanders van álle leeftijden nog flinke stappen kunnen zetten in het verduurzamen van hun levensstijl.

Lokale kansen De vraag is intussen wel: hoe duurzaam willen en kúnnen burgers zelf zijn? Volgens Gijs van Oenen, auteur van het boek De Overspannen Democratie en docent sociale


opinie ✽

en politieke filosofie, zijn er grenzen aan actief burgerschap. Hij ziet mogelijkheden in het deelnemen aan kleinschalige projecten in het publieke domein, bijvoorbeeld het aanschaffen en exploiteren van zonnepanelen en windmolens. Burgers zien dan eerder dan bij allerlei grootschalige projecten terug wat er met hun inbreng gebeurt. Kleinschalige projecten zijn overzichtelijk. Dat helt burgers om zich beter te kunnen inleven in mensen met andere ideeën en belangen. Bij grootschalige projecten is dat moeilijker. De Vlaamse filosoof Ignaas Devisch stelt dat je inleven in anderen – empathie – moeilijker wordt naarmate de fysieke en/of emotionele afstand tot die anderen groter is. Mogelijk geven mensen daardoor eerder geld aan slachtoffers van natuurrampen dan dat zij hun eigen consumptiegedrag zouden veranderen vanwege het klimaat. Denk aan de aanschaf van kleding: kledingproductie is wereldwijd verantwoordelijk voor drie procent van de CO2-uitstoot, maar daar merkt de Nederlandse consument weinig van. Ook volgens David Renkema, voormalig directeur van de in 2018 opgeheven oecumenische stichting Oikos, kun je burgers goed betrekken in projecten op regionaal en lokaal vlak. In zijn boek Geloven in een betere wereld beschrijft Renkema hoe Oikos onder andere in moestuinen, groene kerken en initiatieven voor duurzamere energievoorziening een grote persoonlijke betrokkenheid zag. Bij dergelijke projecten is het volgens hem wel belangrijk om ervoor te zorgen dat burgers enerzijds niet overbelast raken maar dat de mondiale context ook niet uit het oog wordt verloren. Renkema spreekt in dit verband over de noodzaak van wat hij noemt ‘pleisterplaatsen’. Dergelijke plekken – denk aan bezinningscentra, kerken, kloosters – bieden mensen ruimte voor bezinning, reflectie en moreel beraad. Deze plekken zouden zich veel meer dan nu gebruikelijk is, kunnen richten op maatschappelijke kwesties. De ‘groene kerken’ vormen intussen al wel een geslaagd voorbeeld van wat Renkema beoogt.

Groene gelijkheid Bewustwording en kennis helpen dus bij

het maken van duurzame keuzes. Volgens hoogleraar ethiek van waterengineering Neelke Doorn kunnen we er echter niet zonder meer vanuit gaan dat iedereen over voldoende kennis en vaardigheden beschikt om goede keuzes te maken. Als de overheid met dit gegeven geen rekening mee houdt, kan dat volgens haar leiden tot grote ongelijkheid in die zin dat sommige wijken veel klimaatbestendiger zullen zijn dan andere. Naast het deelnemen aan duurzame wijkinitiatieven vraagt duurzaam leven ook om het maken van veel andere keuzes. Volgens Van Oenen is dit mede het gevolg van het neoliberale denken. Neoliberalen koesteren het idee van de maakbare samenleving. Bovendien is de markt steeds belangrijker is geworden. Burgers moeten daarom voortdurend afwegingen maken. Bijvoorbeeld: welk keurmerk is bijvoorbeeld het meest betrouwbaar? Waarop kun je letten bij het kopen van kleding en hoe reis ik het meest duurzaam naar mijn vakantieadres? Het kan lastig zijn om dergelijke zaken uit te zoeken, zeker voor de 18 procent van de Nederlandse bevolking die laaggeletterd is. Of een gebrek aan leesvaardigheden altijd de oorzaak is van te weinig kennis is overigens onduidelijk. Uit het genoemde onderzoek van I&O Research blijkt wel dat er een groep in de samenleving bestaat die behoefte heeft aan meer hulp. Zo zegt 28 procent van de ondervraagden dat verslechtering van het klimaat voor hen een te groot probleem is, maar ze weten niet hoe ze zelf aan een verbetering van het klimaat zouden kunnen bijdragen. Ook geeft 37 procent aan zich duurzamer te gaan gedragen als de overheid hen meer informatie zou geven en hen daarbij zou helpen. Opvallend is daarnaast de geringe kennis over de rol van de mens in klimaatverandering. 16 procent denkt dat de mens niet verantwoordelijk is voor opwarming van de aarde. 3 procent twijfelt aan die verantwoordelijkheid. En ondanks het feit dat veel mensen zich zorgen maken over de opwarming van de aarde, blijken deze zorgen de laatste maanden weer af te nemen. Waar begin januari van dit jaar nog 78 procent zich zorgen maakte over klimaatverandering, was dat eind februari gezakt naar 65 procent.

Klimaatapathie Waar deze scepsis vandaan komt, is niet helemaal duidelijk. David Renkema noemt als mogelijke oorzaak wetenschappers en politici die twijfel zaaien over klimaatverandering. Denk in ons land aan iemand als Thierry Baudet. Ook de bovengenoemde democratische vermoeidheid kan een rol kunnen spelen. De afgelopen jaren is in Nederland steeds meer nadruk gelegd op zelfredzaamheid. Dus vragen heel veel verschillende zaken om de betrokkenheid en aandacht van burgers. Los daarvan kun je je afvragen of een overheid die sterk op economische groei en de markt gericht is, zelf wel het goede voorbeeld geeft. Jaren hebben politici de burgers voorgehouden dat particuliere consumptie het beste antwoord is op economische crises. Groei van de economie en van de koopkracht worden in de media steevast als iets positiefs voorgesteld. Wanneer luchthavens van de overheid steeds mogen uitbreiden, is het toch niet gek dat burgers zich afvragen hoeveel zin het heeft om hun eigen leefstijl aan te passen? Begrijpelijk is ook het argument dat onze aanpassingen niets uithalen als ook andere landen zich niet aan de regels houden. Betekent dit alles dat we moeten vervallen in een apathische houding ten opzichte van onze eigen verantwoordelijkheid? Wie die vraag met ja beantwoordt, ontkent dat mensen ook zelf een verschil kunnen maken voor het klimaat. Met meer aandacht leven kan wel degelijk een begin zijn. Wie dat doet, zal zich realiseren dat achter elke mega-aanbieding van 70 procent korting leed schuilgaat, van zowel mensen als dieren. Mensen die zelf niet kunnen rondkomen van de productie van al die goedkope producten. Dieren die evenzeer worden uitgebuit. Daar komt nog bij dat veel goedkope spullen zijn gemaakt van niet-herbruikbaar plastic. Duurzaamheid hangt niet alleen van anderen – overheid en bedrijfsleven – af, maar begint bij jezelf.

.

Elise de Waal studeert journalistiek aan de Christelijke Hogeschool Ede en loopt stage bij de redactie van Volzin.

april 2019

11


✽ Suriname

‘Wil je iets bereiken, dan moet je met elkaar optrekken’

Hindoes in Paramaribo vieren Vasant Panchami, de voorbereiding op het lentefeest. Rechts in het wit: Radjes Asraf.

12

april 2019


reportage ✽

Wat Nederland van Suriname kan leren

VERSCHEIDENHEID IN EENHEID Suriname is een schoolvoorbeeld van een geslaagde multireligieuze, multi-etnische en multiculturele samenleving, zo stellen Ralf Bodelier en Mirjam Vossen vast. Nederland kan nog heel wat van zijn voormalige kolonie leren. Vijf voorwaarden voor vredig samenleven. Tekst & Beeld: Ralf Bodelier & Mirjam Vossen

ma Lien is Surinaamse. Verder kan ze zich niet identificeren. Een van haar grootvaders was Portugees, afkomstig van Madeira. De andere grootvader was inheems, een Indiaan. Een grootmoeder was een mix van en creools en Portugees. De andere was een mengeling van Duits en Indiaans. Oma Lien zelf huwde een driekwart Chinees. “Kortom”, lacht ze, “wat ben ik? Vertel het me maar!” 85 is Oma Lien. Ze zit op de veranda van haar withouten huis in hartje Paramaribo. De vloerplanken zijn donkerbruin gelakt. Planten alom. Aan de muren grote familiefoto’s met daarop een veelheid aan culturen. Negen kinderen kreeg ze. Daarnaast bracht Oma Lien nog vijf pleegkinderen groot. Ze somt op: een Indiaan, een bosneger, een Hindostaan en twee creolen. Al deed die afkomst er niet toe. Het waren kinderen die hulp nodig hadden.

O

Verschillende herkomst In juli 2018 zei de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken Stef Blok het volgende. “Noem mij een voorbeeld, van één multietnische of multiculturele samenleving, waar de oorspronkelijke bevolking nog woont en waar een vreedzaam samenlevingsverband is. Ik ken hem niet.” “Wat dacht u van Suriname?”, vroeg iemand uit de zaal. “Suriname is een failed state”, antwoordde

Blok. “En dat heeft ernstig te maken met de etnische opdeling.” Zijn multiculturele samenlevingen gedoemd tot mislukken, drama’s en rampen? Verhalen uit Bosnië, Rwanda of Syrië suggereren van wel. Het probleem is dat we nooit iets horen over samenlevingen waar het goed gaat. Waarin mensen van uiteenlopende gezindten vriendelijk en tolerant met elkaar samenleven. Waarin ze samen naar school gaan, wonen en trouwen. Journalisten lopen er niet warm voor. En spannende films kun je er niet over te draaien. Cijfers zijn er wel. Steven Pinker, een Amerikaans psycholoog, haalt in zijn laatste boek Verlichting nu wereldwijd onderzoek aan waaruit blijkt dat buren van verschillende herkomst doorgaans prima met elkaar door een deur kunnen. In Afrika, dat vaak wordt beschreven als vergeven van stammenstrijd, geldt dat zelfs voor 99 procent van alle buren. In Suriname is het al niet anders. Niet strijd of haat tussen de vele culturen is de norm. Dat is acceptatie en tolerantie, gecombineerd met een hoge mate van langs elkaar heen leven. Vraag je de bijna 600.000 bewoners van Surinamer tot welke culturele of etnische groep ze horen, dan noemt zich ongeveer 27 procent Hindostaan, voortgekomen uit voormalige contractarbeiders uit Zuidoost-Azië. Bijna 22 procent deelt zich in bij de marrons, afstammelingen van gevluchte

april 2019

13


✽ Suriname slaven. Ongeveer 16 procent ziet zichzelf als creolen, nazaten van voormalige slaven, nogal eens gemengd met Chinezen en Europeanen. Plusminus 14 procent omschrijft zich als Javaan en een even groot percentage weet zich, net als Oma Lien, niet meer in te delen. Als laatste zijn er bescheiden percentages Indianen en Chinezen, plus nog kleinere groepen Europeanen, Libanezen, Joden en Brazilianen. En nooit waren er gewelddadige conflicten, rassenrellen of godsdienstoorlogen. Hoe doen ze dat, vreedzaam samenleven?

Goed met elkaar Voorwaarde één. Iedereen is deel van een minderheid. “Wil je iets bereiken, dan moet je met elkaar optrekken.” Dat zegt Lilly Duijm (72). Zij is joods en ondervoorzitter van de Israëlitische Gemeente Suriname. Duijm houdt kantoor in een wit houten gebouwtje naast de grote Neve Shalomsynagoge aan de Keizerstraat. Ooit, halverwege de negentiende eeuw, telde de joodse gemeenschap in Suriname meer dan 1.300 leden, vandaag zijn het er 94. Naast de synagoge, geopend in 1837, staat de imposante moskee van de Lahore Ahmadiyya Beweging, geopend in 1984. Duijm: “De gemeenschap hiernaast wordt gerund door een mevrouw, ze doet ongeveer wat

Synagoge en moskee in de Keizerstraat in Paramaribo.

14

april 2019

Hindoes bidden tijdens het islamitische Offerfeest voor een zachte dood van koeien

ik bij ons doe. Zij is zo’n schatje. Ik ben wat ouder, ze noemt me tante. Soms belt ze. ‘Luister tante Lilly, er is iemand overleden. De begrafenis wordt groot, we kunnen toch wel bij jullie parkeren?’ Natuurlijk kunnen ze dat. We zijn goed met elkaar, voor ons is dat niets bijzonders.” Duijm wijst naar de overkant van de straat. “Daar woont een joodse dame, getrouwd met een moslimse meneer. Ze zijn lid van de joodse gemeenschap, maar ook van de moskee. De kinderen namen allemaal joodse les, maar leerden ook Arabisch.” Zelf heeft Lilly Duijm drie kinderen. “Ze hebben allemaal een niet-joodse partner. Mijn schoonzoon is katholiek, ik zou hem voor geen enkele jood in willen ruilen. Hij zegt: ‘Ik doe mee met jullie. Maar onder een voorwaarde: jullie gaan kerst met mij

vieren’. Vanzelfsprekend doen we dat. We zijn allemaal godsdienstig en toch komt godsdienst niet op eerste plaats.” Voorwaarde twéé. Er is geen angst voor verlies van identiteit. “Ik ben hindoe, maar mijn ouders stuurden me met een gerust hart naar een katholieke school. In deze wijk gaan de meeste hindoes naar christelijke scholen.” Dat zegt Radjes Asraf (46), afwisselend voorzitter en ondervoorzitter van de Shri Radha Krishna-tempel. in Paramaribo-Noord. Tweehonderd gelovigen zijn bij de tempel aangesloten. Buiten het kleurrijke gebouw verzamelen jonge hindoes zich voor Vasant Panchami, de voorbereiding op het lentefeest. “Op mijn katholieke school werd geen onderscheid gemaakt”, zegt Asraf. “Iedereen moest bidden, met kerst zong ik het Stille Nacht. Je vormt en verstevigt je identiteit buiten school, in je eigen organisatie, in de tempel. Daarom onderwijzen we de jonge generatie Hindi en yoga. Dat we op school, op ons werk en op straat met anderen optrekken, ervaar ik als een verrijking. Ik ben overtuigd hindoe, maar wanneer een creool overlijdt, ga ik gewoon naar zijn kerk. Onlangs waren we met vakantie in Zwitserland. De deur van een mooie kerk stond open. We zijn naar binnen gegaan om samen met de anderen te bidden.”


reportage ✽ Verbroederen Voorwaarde drie. Iedereen is Surinamer. “Ik ben moslim, maar ook Hindostaan, politicus en districtsbewoner, ik ben docent en historicus. Ik ben het allemaal.” Dat zegt Maurits Hassankhan (70), van 2005 tot 2010 minister van Binnenlandse Zaken. Hassankhan ontvangt in zijn woning, midden in het groen, net buiten Paramaribo. “Ieder van ons heeft een eigen, samengestelde identiteit. Toch is er maar één ding wat we allemaal zijn. Surinamer. Lang voor de onafhankelijkheid in 1975, groeide het besef hoe enorm verscheiden we zijn. Om te voorkomen dat we ons tegen elkaar zouden keren, bedachten de politici van dat moment de slogan ‘eenheid in verscheidenheid’. Die eenheid was de Surinaamse cultuur. Die hebben we immers gemeenschappelijk. Vandaag spreken we liever van ‘verscheidenheid in eenheid’ omdat Suriname definitief voorop is komen te staan. Dat staat ook prachtig in ons volkslied. ‘God zij met ons Suriname, hij verheff’ ons heerlijk land. Hoe wij hier ook samen kwamen, aan zijn grond zijn wij verpand’.” Voorwaarde vier. Politici die verbroederen en verzoenen. “Begin jaren zeventig waren er spanningen tussen de creolen en de Hindostanen. Politici wisten problemen te voorkomen door zélf innig samen te werken. Geen partij trekt hier de etnische kaart. Alle politieke partijen proberen nu multi-etnisch en multireligieus te zijn.” Dat zegt John Kent (76), marron en bisschop van de Evangelische Broeder Gemeente, de grootste protestantse kerk van het land. “Op de televisie heeft elke minderheid eigen zendtijd en de regel is: je respecteert elkaar. Onder het koloniale bestuur was dat nog anders. Toen was Suriname een christelijk land, alleen de kerkelijke feestdagen werden gevierd. Vandaag zijn een aantal van die feestdagen ingewisseld voor de feestdagen van anderen.” Kent somt er een aantal op. “We hebben allemaal vrij op Chinees Nieuwjaar, op de hindoefeesten Divali en Holi, tijdens het Suikerfeest én het Offerfeest van de moslims, en natuurlijk met Kerstmis, Goede Vrijdag en Pasen van de christenen. Ook de Dag van de Marrons, Keti Koti van de creolen en de Dag der Inheemsen, zijn nationale feestdagen.

Lilly Duim (joods): “Mijn schoonzoon is katholiek, ik zou hem voor geen enkele jood in willen ruilen.”

Door iedereen zijn eigen feestdag toe te kennen, voelen mensen zich ook erkend en gewaardeerd.”

Onderhoud Voorwaarde vijf. Een multiculturele samenleving vergt onderhoud en inspanning. Ook Suriname is een land vol gewone mensen met gewone zonden. “Er zijn wat spanningen met marron”, zegt Oma Lien. “Ze komen uit de binnenlanden naar Paramaribo en dat gaat niet altijd goed. Veel van hen hebben niet genoeg geld en sommigen beginnen te stelen.” “Op hun beurt zijn veel marrons achterdochtig richting creolen”, zegt Maurits Hassankhan. “Ze voelen zich door hen achtergesteld.” “De Chinezen hebben zich niet zo geïntegreerd als de anderen”, zegt John Kent. “Lange tijd waren ze alleen te vinden binnen de handel. Nu beginnen ze deel te nemen aan de politieke ontwikkeling. Maar de duizenden nieuwe Chinezen die nu binnenkomen, doen nog maar amper mee.” “Hier in Paramaribo rijdt een minibus rond

met een groot hakenkruis en een portret van Hitler. Een andere bus heeft een foto van Osama bin Laden”, zegt Duijm. “Ik vind dat niet prettig. Maar nationaalsocialisme? Welnee, het zijn imbecielen, ze weten niet eens waar ze het over hebben.” “We moesten wel even slikken toen het islamitische offerfeest een nationale feestdag werd”, zeg Radjes Asraf. “Dan worden veel koeien geslacht die voor ons heilig zijn. Maar we zijn een multiculturele samenleving. Dus het is geven en nemen. Wat wij kunnen doen, is bidden dat de koeien een zachte dood krijgen.” “Het verhaal over het zeer tolerante Suriname is een verhaal dat we graag geloven en doorvertellen”, zegt Hassankhan. “Maar een mythe is het niet. Dat zie je pas goed, wanneer je Suriname vergelijkt met andere landen. Ga voor één week naar buurlanden als Guyana of Trinidad en ervaar hoe het is wanneer er constante spanningen zijn tussen bevolkingsgroepen. Wij hebben nog nooit uitbarstingen van etnisch geweld gehad. De realiteit van tolerantie en respect is onmiskenbaar.”

.

april 2019

15


✽ Pasen

De liefde tussen Jezus en Maria Magdalena

TUSSEN VERLANGEN EN VERVULLING Maria Magdalena en Jezus, het is het verhaal van een grote liefde tegen een onmogelijke achtergrond. ‘Mijn leermeester’ noemt Maria haar vriend na diens opstanding. ‘Houd me niet vast’, reageert hij. Liesbeth Jansen over Jezus en Maria Magdalena en de twee kanten van de liefde. Tekst: Liesbeth Jansen Beeld: Karen Nadine

at jammer dat er door theologen zo weinig geschreven wordt over de liefde”, verzuchtte laatst iemand met wie ik stond te praten. “Psychologische handboeken zijn er in overvloed, maar ik denk dat theologen net een ander perspectief zouden bieden.” Dát er zo weinig geschreven is, valt wel te verklaren. Allereerst waren de gezagsdragers binnen de (rooms-katholieke) kerk van oudsher mannen: zij lazen en interpreteerden de Bijbel. Het perspectief van vrouwen ontbrak dus simpelweg. Dat deze gezagsdragers celibatair leefden, van romantische liefde daarom weinig kaas gegeten hadden en er aan vrouwen hoe dan ook niet zoveel waarde gehecht werd, leidde gemakkelijk tot een vicieuze cirkel waarin de liefde er in al haar complexiteit en meeslependheid maar bekaaid afkwam. Tegelijkertijd wás de liefde misschien ook gewoon minder belangrijk: het huwelijk was vooral bedoeld om als individu een volwassen plek in de samenleving te kunnen innemen. Voor grote hartstochten, waar mensen nu eenmaal toch toe neigen, hadden religies daarom engelen ‘uitgevonden’. “Engelen om te aanbidden, partners om te verdragen”, vat filosoof Alain de Botton het kernachtig samen.

‘W

16

april 2019

Inmiddels is er veel veranderd: kerkleiders hebben minder autoriteit en relaties zijn niet meer eens-en-voor-eeuwig, maar ‘vloeibaar’, om met de Poolse socioloog Zygmunt Bauman te spreken: banden worden aangegaan en ook weer, min of meer gemakkelijk, verbroken. Mede hierdoor zijn onze liefdesrelaties steeds meer het centrum van ons leven geworden, hangt onze identiteit in hoge mate samen met welke keuzes wij maken in de liefde, en stijgen de verwachtingen over de liefde en onze partner in het oeverloze. Ook al is de lacune van de theologie dus wel te verklaren, ‘jammer’ is het inderdaad. Want de Bijbel staat vol met prachtige liefdesverhalen, en de ontmoeting van Jezus met Maria Magdalena in de graftuin zoals verteld door de evangelist Johannes is misschien wel de kers op de slagroomtaart. Maar daarvoor moet eerst het verhaal opnieuw verteld worden.

In de steek gelaten In het ‘wat eraan vooraf ging’ van dit verhaal tekent zich een grote liefde af tegen een onmogelijke achtergrond. Maria, een jonge vrouw, was door allerlei oorzaken volledig van zichzelf vervreemd geraakt. Maar Jezus zag haar als degene die zij werkelijk was, en door hem vond zij langzaam zichzelf terug. Sindsdien vergezelde

zij hem waar hij ook ging, terwijl de omstandigheden voor Jezus steeds verontrustender en rauwer werden. En nu is het onvoorstelbare dan toch gebeurd. Hij die zij zo liefhad, is bespot, bespuugd en in elkaar geslagen, om vervolgens als een misdadiger ter dood te worden gebracht. Het is uiteraard een bekend verhaal, maar de machteloosheid van degene die achterblijft terwijl ze weet dat degene die zij liefheeft nu, op dit moment, vernederd wordt en geschopt, blijft actueel en messcherp. En er is niets dat zij kan doen, helemaal niets, om


essay ✽

het tij te keren. En dan is hij dood, en lijkt alles afgelopen. Maar het verhaal is nog niet afgelopen. En ook als het af is, gaat het steeds maar door: het begint opnieuw en opent nieuwe perspectieven, voegt nieuwe lagen van betekenis toe. Gelukkig maar. “Op de eerste dag van de sabbatsweek komt Maria Magdalena vroeg, als het nog donker is...” Het is nog donker. Dat zegt niet alleen iets over Maria’s slapeloosheid en haar verlangen om zo snel mogelijk naar het graf te gaan, maar ook iets over haar gemoedstoestand:

“het is nog donker” – haar verdriet is heel scherp en overweldigend, nergens is nog een lichtpuntje te bespeuren. Als ze bij het graf aankomt, ziet ze tot haar verbijstering dat de steen die het graf afdekte, verdwenen is. Iets is, letterlijk, omgewenteld: de situatie is anders dan verwacht, anders dan het hoort. In haar huidige toestand kan Maria deze situatie alleen als iets negatiefs interpreteren: iemand heeft haar geliefde weggehaald. Overmand door rouw of andere soorten van stress is vrijwel iedereen

geneigd om ‘anders’ te interpreteren als ‘slecht’. Maria raakt in paniek en holt terug naar de vrienden van Jezus, aan wie ze vertelt wat er is gebeurd. Simon Petrus en Johannes gaan onmiddellijk op weg om met eigen ogen te zien wat er is gebeurd. Ook zij beginnen te rennen. Het verhaal vertelt weliswaar wie van hen het eerste ter plekke was, maar vertelt tussen de regels door ook iets anders, namelijk dat zij niet op Maria Magdalena wachtten. Zij ging terug om hen te halen, en zij laten haar in de steek. Ze hebben haast – niet alleen om zo snel mogelijk ter plaatse te zijn, maar ook in hun interpretatie van het gebeurde. Want als zij zien dat het graf inderdaad leeg is en de lijkwindsels en de zweetdoek voor Jezus’ hoofd niet zomaar op een hoop op de grond gegooid zijn maar apart liggen – ja, dat ze zelfs netjes zijn opgerold – dan begrijpen zij dat er iets heel bijzonders gebeurd moet zijn. Want wie zou een lijk stelen, zoals de joodse priesters vrezen dat er kan gebeuren, en kostbare tijd verliezen met het afnemen, opvouwen en stapelen van de lijkwaden? Johannes en Petrus haasten zich vervolgens terug naar huis om de andere leerlingen te vertellen wat zij nu ‘zien en geloven’: dat Jezus uit de dood is opgestaan. Er worden vrij veel woorden aan gewijd en toch heeft het gebeuren iets koels, iets afstandelijks. En ook in hun haast om weer terug te gaan, laten zij Maria Magdalena alleen. Zij staat nog bij het graf, gaat het verhaal verder, en huilt. Was zij niet op tijd om het opgewonden praten van de mannen te horen? Hebben ze niet de moeite genomen om haar ook in te lichten? Of dringt het simpelweg niet tot haar door? Misschien. Maar misschien wordt hier ook iets heel anders verteld. De mannen huilen niet – zij rennen, zien en geloven. De emotie komt van Maria.

Mijn leermeester Als Maria zich vervolgens ook naar het graf bukt, ziet zij in de holte twee engelen zitten – een bij het voeteneinde en een bij het hoofdeinde van waar Jezus gelegen heeft: zij tekenen de afwezige in zijn geheel. Twee engelen dus, in witte gewaden. Nu zijn engelen in bijbelse taal gebruikelijk boodschappers: een of meerdere personen die een boodschap van God brengen. Dat wil

april 2019

17


✽ Pasen zeggen: een bericht dat je de ogen opent voor iets dat je eerder niet zag, of je in staat stelt een weg in te slaan die eerder niet begaanbaar leek. Maar deze boodschappers hebben enkel een vraag: “Vrouw, waarom huil je?” Wat een vraag! Het lijkt zo’n onbenullige vraag dat hij bijna brutaal is, en ook het antwoord van Maria lijkt niets nieuws te onthullen: “Omdat ze mijn heer hebben weggehaald, en ik weet niet waar hij is.” Dit weten we al, het is al eerder gezegd. Waarom worden deze twee figuren dan toch engelen genoemd? Waar blijft het nieuwe perspectief, de nieuw begaanbare paden? Het komt, in het volgende vers al, let maar op: “Dat zeggende keert zij zich om.” Is dat bijzonder? Ja. Voor het eerst draait Maria zich om, keert haar rug naar het graf en daarmee naar het verleden, naar de angst en het verdriet. Voor het eerst kijkt zij weer van zich af, naar de toekomst zogezegd. En wie ziet zij daar, onmiddellijk? Juist: Jezus. “Maar zij wist nog niet dat hij het was.” En huilen doet ze ook nog – de kracht van haar daad is tot haarzelf nog niet doorgedrongen. Vandaar dat Jezus haar dezelfde vraag stelt als de engelen: “Waarom huil je?” In het antwoord dat zij deze ‘vreemde’ geeft, de man die zij aanziet voor de tuinman, blijkt hoezeer haar positie is veranderd: “Zeg me waar u hem hebt neergelegd, en ik zal hem ophalen.” Het machteloze verdriet van het begin heeft plaatsgemaakt voor iets anders: Maria hervindt haar kracht, en misschien ook wel haar boosheid over het aangedane onrecht. In plaats van lethargie voelt zij nu het verlangen tot handelen, tot een daad zelfs waar ze nauwelijks toe in staat is – want wie kan in haar eentje een dood lichaam verplaatsen? Pas dan spreekt Jezus haar aan bij haar naam: ‘Maria’. Alsof ze eerst zichzelf (opnieuw!) teruggevonden moest hebben om deze ontmoeting ten volle te kunnen ondergaan. Hij ziet haar. Opnieuw ziet iemand haar, ziet haar verdriet en ook haar kracht. En hiermee wordt ook een relatie gelegd naar het allereerste liefdesverhaal uit de Bijbel, dat tussen Adam en Eva, die van God de opdracht kregen om alle medeschepselen van een naam te voorzien. Met het noemen van haar naam bevestigt Jezus haar bestaan, geeft haar haar identiteit terug die in de chaos en de somberheid verloren dreigde te gaan.

18

april 2019

“Rabboeni!” roept Maria dan uit. Dat wordt meestal vertaald als ‘leermeester’ of ‘lieve meester’, maar heeft toch echt een krachtigere betekenis: het betekent ‘míjn leermeester’. Dat maakt haar uitroep meteen ook veel persoonlijker, meer naderbij. Niet zomaar een leermeester, maar: míjn leermeester. Hoe dan ook, de vreugde spat in dat ene woord van het papier. Groot is het feest der herkenning. Over herkenning gesproken: dat Maria Jezus in eerste instantie aanziet voor de tuinman, is natuurlijk ook niet toevallig zo opgeschreven. En het was ook geen vergissing. Petrus en Johannes zien en geloven dat Jezus is opgestaan uit de dood, zij zien het wonder van de verrijzenis. Maar Maria ziet meer: zij ziet de twee gedaanten van Jezus – ware God én ware mens. Hij heeft de dood overwonnen, maar hij is er ook nog steeds. Daar staat hij namelijk, voor haar neus. En hoe zou de ware mens beter voorgesteld zijn dan als tuinman? Ook hier zijn de lijntjes naar dat allereerste tuinverhaal, van God en de mens in de paradijstuin, heel kort: hoe wordt de ware mens beter weergegeven dan als hij die Gods aarde onderhoudt, die weet hoe dorre grond weer vruchtbaar wordt, welke kruiden ziekten kunnen genezen enzovoort. De mens die Jezus ook al was vóór zijn kruisiging. Maria ziet het allebei, zij ziet het ware mysterie: dat twee is één.

Twee polen Om nu weer even uit het verhaal te stappen: elke grote liefde wordt gekenmerkt door het mysterie dat twee één is. Elke liefde bevindt zich ergens op het snijpunt van twee dimensies: de horizontale as van de geborgenheid, stabiliteit en veiligheid, en de verticale as van de het overweldigende, het hunkeren, het goddelijke. Anders uitgedrukt: elke liefde bevindt zich ergens tussen vervuld en onvervuld zijn. De kunst is om met die twee polen om te gaan, zonder je tot het een te willen beperken en het ander te veroordelen. En dat is misschien wel het allermoeilijkste, omdat wij mensen zo snel geneigd zijn te willen kiezen. Wij willen het een óf het ander, wij willen gemoedsrust en kunnen de onduidelijkheid van het een én het ander maar moeilijk verdragen. Iemand houdt van je of hij houdt niet van je; iemand kiest voor

je of zij doet dat niet. Dat de waarheid hier ergens in het midden ligt is niet een erg aanlokkelijk perspectief. En mochten we zelf nog aarzelen over de juistheid van de situatie, dan zijn er altijd goedbedoelende vrienden en familie die ons voorhouden dat we ‘voor onszelf’ moeten kiezen. Oftewel: breken met degene van wie we zeggen te houden. Erg serieus kan die liefde toch niet zijn, zeggen zij, als ze niet volmondig wordt beaamd. Het christendom slaagt erin, theoretisch althans, om die twee dimensies samen te brengen, en dat is in tijden van ‘vloeibare liefde’ misschien zo gek nog niet. In de Bijbel staan voorbeelden van beide vormen: de vervulde, bedaarde, standvastige liefde bij Paulus, terwijl het Hooglied bij uitstek getuigt van de passie en smart van de onvervuldheid. Vroege christelijke denkers, zoals Origines en Gregorius van Nyssa, hebben geprobeerd om verlangen en vervulling niet zozeer met elkaar te verzoenen, maar om ze naast elkaar te laten bestaan, elk in zijn eigen waarde. In bijbelse taal uitgedrukt: we hopen op Jezus’ wederkomst, en tegelijk is hij er al. We verlangen naar het koninkrijk van God, en zien tegelijk dat het er al is. Het christendom impliceert een denken in paradoxen: het is niet of-of, het is en-en. Daarom ook zegt Jezus, wanneer Maria hem wil omhelzen: ‘Houd mij niet vast’ – wat niet hetzelfde is als ‘laat mij los’. Houd mij niet vast. Dat wil zoveel zeggen als ‘probeer je niet enkel te laten bepalen door het verlangen naar vervulde liefde, naar zekerheid en bestendigheid, want ware liefde is altijd groter dan dat. Ik ben er, en ik ben er niet’. En tussen die twee polen zal Maria, en zullen ook wij in onze eigen liefdesrelaties, het moeten zien uit te houden. Misschien helpt het verhaal ons om in te zien dat ook het verlangen vervulling in zich kan bergen, dat afwezigheid niet alleen iets negatiefs hoeft te zijn. Iemand die er niet (meer) is, of die er om welke reden dan ook niet altijd voor ons kan zijn, kan juist door die afwezigheid wijzen op de schoonheid en de kracht van de liefde.

.

Liesbeth Jansen is theoloog en programmamaker bij Radboud Reflects. Zij doet onderzoek naar de verhouding tussen religie en liefdesrelaties.


Beeld: Christiaan Krouwels

column Roel Abraham ✽

Een vrij man metselt aan zichzelf en de wereld

V

orige maand had ik al – heel doorzichtig – een stuk gecomponeerd over de club waar ik lid van ben. Ik vermeed het beestje bij de naam te noemen, maar voor degenen onder u met het IQ van een knolraap doe ik dat nu wel: ik ben vrijmetselaar. Voor mij was het een grote stap om te worden ingewijd maar ik heb er nog steeds geen spijt van. Zoals u weet is de vrijmetselarij omgeven door een waas van geheimzinnigheid. We wijden onze leden in tot leerling-vrijmetselaar en daarover zeggen we het liefst zo weinig mogelijk, om de verrassing voor toekomstige broeders niet te verpesten. Vroeger was de geheimhouding al geen sinecure, getuige de diverse verradersgeschriften die werden uitgegeven in de achttiende eeuw. Teleurgestelde of kwaadwillende mannen verlieten hun loge en schreven nauwgezet op wat er zich daar afspeelde, teneinde de vrijmetselarij in een kwaad daglicht te stellen. De grap is dat we dankzij hun opruiende boekjes nu wel min of meer een beeld hebben hoe het eraan toe ging in loges van die periode. Onze huidige ritualen zijn zelfs deels op hun overlevering gebaseerd. Dus veel dank aan deze Judassen! Tegenwoordig zijn er – zoals binnen elke organisatie waar mensen samenkomen – nog steeds mannen die afhaken. En die zullen ook wel het nodige verklappen aan hun omgeving. Beetje overbodig: we leven in de 21ste eeuw en alles, werkelijk alles, is online te vinden. Zelf heb ik bewust niets opgezocht voorafgaand aan mijn inwijding. Ik zag wel filmpjes op YouTube, maar dan alleen via officiële kanalen, zoals van onze overkoepelende organisatie die de volgende mooie naam draagt: Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden. Dus ik had geen idee wat me

te wachten stond bij mijn inwijding, wist alleen dat ik geblinddoekt zou worden want dat zie je op al die antieke schilderijen. Een broeder haalde me thuis op, mijn vrouw kreeg een bos bloemen omdat ze me zomaar uit handen gaf aan een voor haar onbekende groep mannen en zo gingen we op weg naar de tempel, of werkplaats, zoals de ruimte genoemd wordt waar de rituelen worden uitgevoerd. Het bijzondere is dat je na je inwijding bent opgenomen in een wereldwijde groep van zo’n 6 miljoen mannen, die je allemaal je broeder mag noemen. Dat die broederschap diep gaat en ook echt wereldwijd geldt hoorde ik al snel van diverse medevrijmetselaren. De één had wel eens autopech gehad in Frankrijk en zocht in de buurt de dichtstbijzijnde loge op, werd in no-time geholpen en kon met z’n gezin bij wildvreemde mensen (die dus helemaal niet wildvreemd zijn) mee-eten. Een ander verdwaalde in een grote Amerikaanse stad, zag tot zijn vreugde het bekende logo van passer en winkelhaak aan een pand, klopte aan, en verdere uitleg is niet nodig: alles kwam goed.

‘gewone’ vrijmetselaar – zoals we dat noemen – op een klapstoeltje tussen de andere broeders zat. Rangen en standen, religies en opvattingen, ze vormen geen struikelblok. De vrijmetselaar zoekt wat verbindt en niet wat scheidt. In deze omgeving werk je met elkaar aan het verbeteren van je persoonlijkheid, in jargon: je hakt aan je ruwe steen om de zuivere kubiek die er al in zit tevoorschijn te halen. Wanneer je zelf beter mens bent, kun je dat naar buiten toe uitdragen. Een blauwdruk voor de wereldvrede.

.

Roel Abraham is naast schrijver ook vader van zes kinderen en dat met slechts één echtgenote, actief in het joodse leven, rijdt Trabant en vindt wel eens wat van dingen.

Je hakt aan je ruwe steen om de zuivere kubiek tevoorschijn te halen

Uiteraard is dit niet uniek. Ook leden van kerkgenootschappen weten elkaar around the globe te vinden en zullen elkaar in de nood bijstaan. Alleen kan ik me voorstellen dat je binnen een kerk wat meer gelijkgestemde mensen vindt, waar ‘bij ons’ geen gemeenschappelijke religieuze noemer is aan te wijzen. Behalve dan dat we elkaar erkennen als broeder is iedereen verschillend. Het mag geen enkele rol spelen en daarom dragen we ook ons ‘uniform’: het rokkostuum. Engelse schoolknaapjes zijn we. Eigenlijk kun je alleen als je een kleermaker bent zien wie een duur kostuum en wie een Gako-pak draagt. Zo was de tuinman van president Theodore Roosevelt voorzitter van de loge waar de president als

april 2019

19


✽ Taizé

Avondgebed in Taizé.

Een halfjaar op religieuze ontdekkingsreis in Taizé

MIJN WEG MET GOD HOEFT NIET GEHAAST TE WORDEN Religie speelde in het gezin waarin Jasmijn Olk (23) opgroeide, geen rol. Niettemin besloot ze religiewetenschap en theologie te gaan studeren. Maar wat betekent de christelijke traditie voor haar persoonlijk? Verslag van een ontdekkingsreis die haar voerde naar Taizé, Brussel en zichzelf. Tekst: Jasmijn Olk Beeld: Christian Pulfrich/Wikicommons

W

e zaten tegenover elkaar in de kapel, in kleermakerszit op de grond. De zuster, mijn spiritueel begeleider van de afgelopen maanden, keek me vriendelijk, doch indringend aan. “Misschien”, begon ik aarzelend, “is het meer de vorm van monastiek leven, van leven in gemeenschap, dagelijks bidden, waar ik mij in thuis voel. En dat ik het van

20

april 2019

de inhoud, het christelijke verhaal, gewoon nog niet zo goed weet.” We keken terug op mijn persoonlijke zoektocht naar geloof. Een zoektocht die nog lang niet voorbij is, maar die de afgelopen jaren wel een flinke ontwikkeling heeft doorgemaakt. Het was een goed moment voor reflectie: drie jaar geleden bracht ik een aantal maanden door in een klooster, en nu bevond ik mij in een vergelijkbare situatie. De eerste keer

voelde voor mij als een avontuur om geloof te ontdekken, ditmaal meer als een rustpauze van het normale leven. En, terug in hetzelfde ritme als drie jaar terug, voelde ik mij voor het eerst echt open om te reflecteren op mijn ervaringen van eerder. Op de moeilijkheden die ik toen ervaarde, die nu geen rol meer spelen. Op de dingen waar ik toen zeker van was, die ik nu juist niet meer goed weet.


spiritualiteit ✽ Opgegroeid in een gezin waar religie geen rol speelde, was het christelijke verhaal voor mij lang onbekend. Pas toen ik als student begon aan een studie religiewetenschap, kwam ik in aanraking met de rijkdom van religieuze tradities. Al snel begon ik ook met een studie theologie, op zoek naar een dieper begrip van het christelijke geloof. Gedreven, in de eerste instantie, door een academische nieuwsgierigheid. Ik wilde de traditie die onze samenleving zo fundamenteel heeft beïnvloed, kunnen doorgronden, begrijpen in ieder geval. Voor mijn studie bezocht ik verschillende kerkdiensten, sprak met andere christenen, liet mij inspireren door hun geloof. Ik leerde de verhalen uit de Bijbel kennen en merkte dat het verhaal van Jezus Christus ook mij meer en meer begon te raken. Na het eerste semester had ik een time-out nodig. Wat ik had geleerd, was niet alleen academisch interessant, het was ook informatie waartoe ik mij als persoon wilde verhouden. En daar had ik tijd voor nodig. Tijd, rust, regelmaat, dit alles het liefst in een gelovige omgeving, waar ik met mijn twijfels en vragen terecht kon. Toen ik een week in de kloostergemeenschap Taizé doorbracht, realiseerde ik me: hier wil ik blijven. Ik ging naar huis, rondde mijn tentamens af, en vertrok zo snel mogelijk terug naar Taizé, dit keer voor een halfjaar.

Radicale keus Taizé is een kloostergemeenschap gelegen in de Franse Bourgogne. Jaarlijks ontvangt de gemeenschap duizenden jongeren, die van over de hele wereld komen om één

Bijbelstudie in Taizé.

week in Taizé door te brengen. Drie maal per dag komt iedereen samen voor een gemeenschappelijke gebedsdienst. De diensten kenmerken zich door meditatief zingen en een lange periode van stilte. Wie de gemeenschap bezoekt, volgt daarnaast een programma van gezamenlijke maaltijden, werk en een bijbeldiscussiegroep. De broeders houden er een inclusieve, oecumenische theologie op na: iedereen is welkom, of je nu katholiek, protestant, orthodox, agnost of atheïst bent. Centraal staat het samen delen, uitwisselen, de liefde van het evangelie ervaren in de geest van vreugde en eenvoud. Wie zich in de gemeenschap echt thuis voelt, kan kiezen voor een langer engagement. Dit is waar ik voor koos. Enkele maanden in de gemeenschap doorbrengen als vrijwilliger, het praktisch werk ondersteunen en het getijdegebed volgen. De keuze om een aantal maanden in een, weliswaar niet heel strikt en door veel jongeren bezocht, klooster door te brengen, was voor mij een radicale keus. Ik zag het als een avontuur, een ontdekkingsreis, in een voor mij nieuwe wereld. Toen ik in de gemeenschap in Taizé aankwam, schreef ik in mijn dagboek dat ik op zoek was naar rust en ruimte om God te ontmoeten. Erbij had ik een kleine tekening gemaakt van de plattegrond van een benedictijns klooster. Tijdens een van de colleges die ik als theologiestudent volgde, had een docent, zelf benedictijnerbroeder, gesproken over de opbouw hiervan. Ik tekende een vierkante rondgang, met aan elke zijde een kleine aanbouw: de

Het is een enorme opgave om werkelijk de schoonheid van het twijfelen te zien, van het niet-weten slaapvertrekken, de eetzaal, de bibliotheek en de kapel. Het midden van de ruimte was leeg. Deze meest centrale, meest essentiële ruimte van het gebouw was open gehouden. De monniken deden dit, vertelde mijn docent, om God te kunnen ontvangen. De lege ruimte in het gebouw symboliseerde een lege ruimte die zij ook in hun leven wilden openhouden, om een relatie met de Heer aan te gaan. Daar was ik naar op zoek, schreef ik in mijn dagboek. “Naar deze leegte, openheid. Misschien in de eerste instantie niet eens om God te ontvangen, maar naar een lege ruimte om te kunnen reflecteren op de manier waarop ik mijn leven heb geleefd. En vooral: of ik zo verder wil gaan. Misschien kom ik dan ook God tegen. Niet als concept, als religieus construct, waar ik tijdens mijn opleiding zo vaak over gesproken heb. Ik ben op zoek naar Zijn aanwezigheid. Daar wil ik voor openstaan, in ieder geval.”

Met de stroom mee Het leven in Taizé was, enerzijds, stabieler dan ik ooit eerder had meegemaakt. Fysiek bracht ik al mijn tijd door op dezelfde plek en ook mentaal bracht het ritme van het dagelijks leven mij grote stabiliteit. Ik maakte veel wandelingen, dronk thee met de andere meisjes die net als ik als vrijwilliger in de gemeenschap verbleven, voerde praktisch werk uit en zat drie keer per dag in de kerk. Anderzijds voelde het leven in de gemeenschap vaak turbulent, in constante verandering. Elke week verandert het werk dat je doet en daarmee ook je dagelijkse routine. Het samenwerken met de andere jongeren was vaak gezellig, maar niet altijd even gemakkelijk. En als ik iemand ontmoette met wie het klikte, was er een grote kans dat hij of zij snel weer vertrok. In deze veranderende omgeving was het voor mij vaak moeilijk om mij tot God te richten, die open houding vast te

april 2019

21


✽ Taizé houden, en niet al mijn energie te steken in het leren kennen van de andere vrijwilligers. Specifiek de jongens, die in een ander huis verbleven dan wij, vormde een grote verleiding. Daarnaast was gemeenschappelijk leven ook leven met een grote sociale controle: zowel van de andere vrijwilligers als van de verantwoordelijke zusters, die ons nauwlettend in de gaten hielden. Toch ervaarde ik in Taizé vooral liefde en geborgenheid. Het voelde voor mij heel natuurlijk, menselijk, om op deze manier te leven: in het moment, zonder de noodzaak van een agenda of telefoon, met mensen die je liefhebt om je heen. Vaak betekende leven in een gemeenschap ook simpelweg meegaan met de stroom. Niet altijd gemakkelijk, zeker niet voor een Nederlander met sterke meningen, zoals ik. “Ik leer hier veel over gehoorzaamheid, dingen uit handen geven”, schreef ik in mijn dagboek. “Ik leer hier iets te doen zonder direct te weten wáárom, zonder er zelf inspraak in te (willen) hebben, zonder na te denken hoe iets anders of beter kan. Om niet meteen op mezelf te focussen, niet te denken: ik weet het beter.”

gen die ik mee naar huis zal nemen.” In de eerste instantie bleef God afwezig in deze evaluatie. Het gemeenschapsleven had mij meer geraakt. En, naast het gemeenschapsleven, vooral ook de manier van in het leven staan. De eenvoud waarmee we dingen deden, de dagindeling, de combinatie van stabiliteit en verandering. Dit had het voor mij mogelijk gemaakt om werkelijk in het moment te leven, niet in mijn hoofd en agenda, en daardoor ook open te staan voor momenten van verveling, reflectie en, zo nu en dan, een vonkje van geloof. Aan het eind van mijn verblijf in Taizé bracht ik een week door in stilte en bezinning. Tijdens het gemeenschappelijke ochtendmoment vroeg een van de zusters: denk eens na over hoeveel tijd je in je leven met Jezus doorbrengt, en hoeveel tijd je met Hem zou willen doorbrengen. Ik ga ervan uit dat de meesten zich zullen realiseren meer tijd voor geloof te willen vrijmaken, maar voor het eerst kwam in mij de gedachten op: ik ben nu zoveel met God bezig, misschien kan dat wel wat minder. Een geloof zo nieuw, zo pril, dat heeft tijd nodig om in te werken.

Niet-gedoopt

Daklozenopvang

Als persoon vond ik het prachtig om in de gemeenschap van Taizé te leven. Als zoekende christen kon ik mijn draai er soms lastig vinden. Ik voelde mij geregeld boos, buitengesloten, omdat ik als niet-gedoopte dingen moest laten die anderen wel mochten. Tijdens de ochtendviering werd dagelijks de eucharistie gevierd, en terwijl iedereen opstond en naar voren kwam om de hostie te ontvangen, bleef ik zitten om het spel te aanschouwen. Dat deed mij veel. Elke ochtend leek het alsof de hele kerk verbonden was in het ritueel, en ik mocht niet meedoen. Ik zag hoe jonge tieners, met elkaar lachend en grappend, de communie ontvingen. Zij waren vast niet zo veel met geloof bezig als ik op dit moment, dacht ik. Het voelde zo oneerlijk – de ‘toevalligheid’ dat ik als baby niet gedoopt was, bepaalde dat ik er niet bij hoorde. “De afgelopen zes maanden zijn als een achtbaan geweest”, schreef ik in mijn dagboek, als ware het een evaluatie. “Met zo veel goede momenten, moeilijkheden, dingen die ik heb geleerd. Er zijn veel gedachtes, ideeën, herinneringen en ervarin-

Na thuiskomst heeft het lang geduurd voordat ik mij opnieuw gegrond voelde in het dagelijks leven. Ik pakte mijn theologiestudie op, was actief in verschillende studentenverenigingen, hernieuwde oude vriendschappen. Maar de eenvoud van het leven in Taizé miste ik enorm. De mogelijkheid om van dag tot dag te kunnen werken, zonder de stress van plannen en studeren, en om dagelijks omringd te zijn door gelijk-

22

april 2019

Taizé-kruisje.

gestemden. In gemeenschap een leven met elkaar delen, brengt een samenhorigheid met zich mee die in het alledaagse leven lastig te evenaren is, ervaarde ik. En ondanks dat ik op een gegeven moment met volle teugen kon genieten van het leven als een student, bleef het gemeenschapsleven trekken. Dat brengt ons naar het nu. Dit keer geen klooster op het Franse platteland, maar in een daklozenopvang in Brussel. We leven hier in een kleine gemeenschap met jongeren van over de hele wereld. We houden het ritme aan van het leven in Taizé: drie gezamenlijke gebeden, samen leven, eten en werken. De liefde die ik in de gemeenschap van Taizé ervaarde, krijg ik nu op een heel andere manier, in het werk met de mannen die we in het huis opvangen. Ik begin hier bewust te worden van een dimensie waar ik in Taizé nog niet voor open kon staan. Het evangelie gaat niet alleen om bidden, om in God geloven, deel uitmaken van de gemeenschap. Ook in handelen, in de manier van het leven ervaren, is een diepe spiritualiteit te ontdekken. Ik ben blij dat ik, ondanks mijn gevoelens eerder, nooit aan de eucharistie heb meegedaan. En dit nog steeds niet doe. Het geeft mij de tijd om te zitten, te observeren, vertrouwd te raken met het geloof. Wat mij in Taizé het meest raakte was de eenvoud, openheid naar anderen, naar het werk dat je deed. Toch lukte het mij toen niet om deze houding ook naar mijn innerlijke en spirituele leven mee te nemen. Ik wilde graag zekerheid. Duidelijkheid: hoor ik er wel bij of niet, geloof ik wel of niet? Hier ervaar ik steeds meer dat ik er ook zonder gedoopt te zijn bij hoor. Dat ik erbij hoor, ook als ik twijfels heb. Dat mijn weg met God niet gehaast hoeft te worden. Het is een enorme opgave om werkelijk de schoonheid van het twijfelen te zien, van het niet-weten. Gelukkig heb ik daar mijn hele leven nog voor. Tot die tijd ben ik van één ding (bijna) zeker: Gods liefde werkt door in de liefde die ik om mij heen ervaar. Een liefde die ik leer te schenken, te ontvangen en waar ik bovenal leer om van te genieten.

.

Jasmijn Olk (23) studeerde religiestudies in Nijmegen en was stagiaire op de redactie van Volzin.


uitnodiging ✽

Tekst: Jan van Hooydonk

11de Volzin-lezing, 18 mei 2019, Abdij van Berne

‘OUD BAART NIEUW’ olzin zet een traditie voort en nodigt alle lezers van harte uit: op zaterdagmiddag 18 mei 2019 bent u welkom in de Abdij van Berne in Heeswijk-Dinther (nabij ‘s-Hertogenbosch) bij de elfde Volzin-lezing. Onder de titel ‘Oud baart nieuw’ zal prof. Mechteld Jansen, rector van de Protestantse Theologische Universiteit, spreken over traditie en vernieuwing.

V

Kees Posthumus zorgt voor theatraal intermezzo.

Programma Mechteld Jansen onderzoekt als missioloog hoe het bijbelse verhaal steeds weer nieuwe gestalten aanneemt. Zij zal in haar lezing met name ingaan op de mogelijke vernieuwingskracht in de christelijke traditie. Dat vergt volgens haar wel een andere opvatting van de traditie dan in de kerk vaak gebruikelijk is. Zij zal in deze lezing niet

kijken naar hoe christendom en kerk steeds meer verdwijnen uit Nederland – die feiten zijn wel bekend. Maar zij zal inzoomen op wat er in de wereld van christendom, kerk en religie juist aan het ontstáán is. Kan de christelijke traditie iets nieuws baren en waar zien we dat dan? Welke tendensen zijn hoopgevend? Alain Verheij en Richard Steenvoorde zullen elk vanuit hun eigen invalshoek reageren op de lezing van Mechteld Jansen. De jonge theoloog Alain Verheij timmert als zelfbenoemd ‘twittertheoloog des vaderlands’ aan de weg. Zijn boek God en ik werd uitgeroepen tot het ‘beste theologische boek van 2017/2018’. Richard Steenvoorde behoort tot de groep jonge(re) mannen die de laatste jaren in Nederland toetraden tot de orde van de dominicanen. In Rotterdam vormen zij een nieuwe gemeenschap. Hoe gaan ‘oud’ en ‘nieuw’ voor hem samen? Arjan Broers, journalist en theoloog, is onze gastheer. Verhalenverteller Kees Posthumus zal een theatraal intermezzo verzorgen en een muzikale bijdrage leveren. Het laatste woord zal zijn aan abt Denis Hendrickx, in wiens norbertijnenabdij wij te gast zijn. (Zie het interview met hem op blz. 6 en verder).

Praktisch Het programma vangt aan om 13.45 uur. (Abdijkerk open vanaf 13.15 uur.) Na afloop van het programma, om 16.45 uur, is er

Mechteld Jansen, rector PThU, houdt de Volzin-lezing.

voor alle deelnemers een hapje en een drankje. Deelname is gratis. Een vrijwillige bijdrage wordt niettemin zeer gewaardeerd. Aanmelden kan tot 10 mei aanstaande. In verband met de hoeveelheid beschikbare plaatsen, geldt: Wees er snel bij! Aanmelden kan via de folder die u vindt bijgesloten bij dit nummer van Volzin of digitaal via www.volzin.nu.

Rondleiding abdij

Alain Verheij, theoloog, schrijver

Richard Steenvoorde, dominicaan

Arjan Broers, gastheer

Denis Hendrickx, abt

Voorafgaande aan de Volzin-lezing zullen er voor belangstellenden rondleidingen worden verzorgd in de abdij met aansluitend een lunch. Aanvang: 10.30 uur. De kosten voor dit Volzin-arrangement zijn € 24. Wilt u hieraan deelnemen, dan kunt u dit aangeven op de bijgesloten aanmeldingskaart of digitaal via www.volzin.nu. Ik hoop u op 18 mei in de Abdij van Berne te ontmoeten!

.

april 2019

23


✽ Iemke Epema over Charles Taylor

‘HET SECULIERE EXPERIMENT HEEFT RELIGIEUZE WORTELS’ Wat kunnen wij weten? Wat mogen wij hopen? Wat moeten we doen? Dat zijn de eeuwige vragen van de filosofie. Elze Riemer geeft het antwoord van twaalf ‘denkers van nu’ en legt daartoe haar oor te luisteren bij kenners. Aflevering 4: theoloog Iemke Epema over de invloedrijke Canadese filosoof Charles Taylor. “Hij ziet de secularisatie als een nieuwe gedaante die de christelijke religie heeft aangenomen, in een voortdurend proces van transformatie – dat nog volop aan de gang is.” Tekst: Elze Riemer Beeld: Myriam Keijzer

D

e Canadese filosoof Charles Taylor (1931) helpt ons om onze eigen tijd te begrijpen, stelt Iemke Epema (1965). Aanvankelijk werd de Zwolse predikant vooral gegrepen door hoe Taylor met het thema geloof en secularisatie bezig is. Dit gaf de aanzet tot haar promotietraject, dat vorig jaar resulteerde in het boek Niets gaat ooit verloren. Transcendentie en transformatie in het denken van Charles Taylor (uitgeverij Skandalon). Epema betrekt in haar boek Taylors opvattingen ook op die van drie hedendaagse denkers: Erik Borgman, Ger Groot en Harry Kuitert. Zij laat zien dat de verschillende posities van deze drie Nederlandse denkers terug te vinden zijn in de analyse van Taylor. Epema schetst een beeld van Charles Taylor als een heel brede denker met wie je veel kanten op kunt. Niettemin zijn er ook duidelijke constante lijnen in zijn denken te ontdekken.

Wat is de kern van Taylors filosofie?

“Taylor is voortdurend bezig met de vraag naar wie de mens is. Hij ziet de mens als een betekenisgevend wezen. In de geschiedenis was die betekenis steeds verbonden met de gerichtheid op transcendentie en werd die in religieuze taal uitgedrukt, maar nu leven we in een seculiere tijd waarin transcendentie niet meer zo voorhanden is. Door transcendentie buiten te sluiten doet de mens zichzelf fundamenteel tekort, zo stelt hij. De gerichtheid op iets

24

april 2019

wat ons overstijgt is diepmenselijk. De taal waarin dat wordt verwoord, is daarbij van fundamenteel belang. Dat gebeurt niet in analytische en wetenschappelijke taal, maar in wat hij ‘subtielere talen’ noemt. Je moet dan denken aan de zeggingskracht van expressieve talen als poëzie, kunst, spel, dans en muziek. Als het gaat om het transcendente kun je niet zonder die talen. Hij laat die talen ook echt meedoen in hoe hij zelf schrijft. Taylor is al zijn leven lang gefascineerd door de zeggingskracht van menselijke taal.” Hoe kijkt hij tegen de secularisatie aan?

“De leidende vraag van Taylors boek Een seculiere tijd is de vraag hoe het geloof in God in de afgelopen eeuwen zo kon veranderen, dat het van een algemeen gedeeld levensgevoel een keuze is geworden. Méér nog: een steeds minder vanzelfsprekende keuze van een steeds kleiner wordende minderheid. Wat is er onderweg precies gebeurd? Door een diepgravend onderzoek laat hij zien dat de klassieke en nog steeds dominante seculariseringsthese historisch gezien gewoon niet klopt, maar voortkomt uit een bepaalde manier van kijken. Volgens die these is het geleidelijk verdwijnen van religieus geloof de logische uitkomst van het proces van rationalisering en modernisering dat de westerse cultuur doorlopen heeft. In werkelijkheid is er helemaal geen rechte lijn van een gestage teruggang te zien, maar een zigzagbeweging. Taylor

betoogt dat het juist wezenlijke elementen in het christelijk geloof zelf zijn die de ontwikkelingen van modernisering en secularisatie mogelijk hebben gemaakt. Hij ziet de secularisatie als een nieuwe gedaante die de christelijke religie heeft aangenomen, in een voortdurend proces van transformatie – dat nog volop aan de gang is.” Taylor is een filosoof die veel theologen aanspreekt. Waarom denkt u?

“Veel theologen zijn Een seculiere tijd gaan lezen; zij waren blij met de verheldering die dat boek geeft, en ik denk ook met de gedrevenheid die erin te vinden is. Taylor bindt de strijd aan met de nog steeds hardnekkige voorstelling dat de geleidelijke verdwijning van religie de enig mogelijke uitkomst is van het moderniseringsproces dat onze cultuur doorlopen heeft. Hij ontmaskert die manier van kijken als een bevrijdingsmythe, en dat is een prikkelende manier van kijken. Dat hij als filosoof met een diepgaande kennis van onze cultuur vrijmoedig een gelovig christelijk standpunt inneemt en van daaruit op een constructieve manier met anderen in gesprek gaat, is heel inspirerend.” Heeft hij een doel voor ogen met wat hij schrijft?

“Taylor noemt zichzelf ‘een hopeloze romanticus’ die gelooft in harmonie en eenheid. Hij zoekt steeds naar gemeenschappelijke grond, naar dieper begrip tussen


RS DENKE

4

VAN NU

mensen en verzoening van tegenstellingen, terwijl hij tegelijkertijd recht wil doen aan diversiteit. Hij is steeds op zoek naar een rijker verstaan van de werkelijkheid, waarin dieper gegraven wordt dan beperkte en tijdgebonden voorstellingen. Zo wil hij laten zien dat we onszelf tekort doen met onze huidige beperkte opvatting van wat mens-zijn is, waarin het individu bron en maat van alles is geworden. Hij wil ons de ogen openen voor de diepere ‘bronnen van het zelf’, de titel die hij gaf aan een van zijn belangrijkste en bekendste boeken. Hij vindt de grote waarde van de vrijheid van het individu van de moderniteit ontzettend belangrijk, maar hij is beducht voor een doorgeschoten individualisme.” Wat ziet hij als ‘de bronnen van het zelf’?

“Taylor stelt dat elk mens ‘een verlangen naar eeuwigheid’ in zich heeft, wat hij ook

met dat verlangen doet. Hij reikt naar iets dat hem overstijgt. Dat wij in onze moderne seculiere samenleving denken dat dit achterhaald is en dat het iets is waar we ons van los moeten maken, is redelijk uniek – zowel in de wereld van vandaag als in de historie. Taylor laat zien dat de herkomst van die moderne idealen en waarden terug te leiden is naar religieus gedachtengoed. Je kunt bepaalde hedendaagse waarden zo terugvinden in het Evangelie. Zo laat hij zien dat de gerichtheid op het transcendente steeds een andere gestalte aanneemt. Om een voorbeeld te noemen: godsdienstkritiek komt helemaal voort uit religieuze idealen. De profeten in het Oude Testament zeiden al: ‘Je kunt wel steeds met offers bezig zijn maar kijk nou eens naar de weduwen en wezen die je laat stikken’. Dat is een inmiddels klassiek verwijt aan de godsdienst: steeds maar bezig met de hemel en

ondertussen de aarde verwaarlozen. Die kritiek kan alleen maar klinken doordat die profetische stemmen zijn doorgegeven.” In een interview stelt Taylor dat dit tekort ervoor heeft gezorgd dat de moderne mens in een fundamentele crisis verkeert. Hij ziet de oplossing in een terugkeer naar christelijke opvattingen: “Een gelovig mens weet dat we allemaal onvolmaakt zijn, terwijl dat menselijk tekort nu als een ziekte wordt gezien”. Dat klinkt heftig christelijk.

“Je begrijpt hem verkeerd als je denkt dat we ons allemaal weer moeten bekeren tot het christendom. Hij wil laten zien dat het christelijk geloof de mens leert omgaan met het gebrekkige, het onvolkomene en de slechte neigingen die we allemaal hebben. In onze cultuur is er steeds minder plek voor ongewenst gedrag en ongewenste gedachtes, die worden al snel gepathologi-

april 2019

25


✽ denkers van nu

Paspoort Charles Margrave Taylor (Montréal, Canada, 1931) geldt als een van de meest invloedrijke filosofen van onze tijd. Zijn grootste bekendheid ontleent hij aan zijn studies over het zelfverstaan van de moderniteit.

. Groeide tweetalig op, met een rooms-katholieke Franssprekende moeder en een anglicaanse Engelssprekende vader. De ervaring van het deelhebben aan twee verschillende culturen heeft hem naar eigen zeggen sterk gevormd. Overweegt als student serieus de filosofie vaarwel te zeggen en een loopbaan te beginnen in het ontwikkelingswerk, maar zet uiteindelijk toch zijn studie voort. Blijft zich gedurende zijn leven voortdurend bewegen tussen de polen van denken en analyseren enerzijds en politiek actief zijn en directe invloed uitoefenen anderzijds. Is van 1965 tot 1973 vicevoorzitter van de Canadese Nieuwe Democratische Partij. Doet tot vier keer toe doet een poging om lid te worden van het Canadese Lagerhuis, waarbij hij in 1968 verliest van tegenkandidaat en latere premier Pierre Trudeau. Oogstte de grootste bekendheid met het werk Bronnen van het zelf (1989), waarin hij laat zien dat de moderniteit zichzelf niet goed kent, en het werk Een seculiere tijd (2007), waarin hij stelling neemt tegen het dominante verhaal van de secularisatietheorie, waarin religie gezien wordt als een stadium dat de moderne westerse mens geleidelijk steeds verder achter zich laat.

.

.

.

seerd, terwijl die toch ook deel uitmaken van ons mens-zijn. Er zit een bepaalde gewelddadigheid in het volmaaktheidsideaal dat we nu kennen, waar mensen ook echt onder bezwijken. Dit is een probleem waar steeds meer aandacht voor wordt gevraagd, bijvoorbeeld door psychiaters als Dirk De Wachter en Damiaan Denys. Maar Taylor laat óók zien dat het christelijk geloof ten grondslag ligt aan dit volmaaktheidsideaal, maar doorgeschoten is. Zo zie je: hij houdt je voortdurend de spiegel van de geschiedenis voor.” Waarom bent u zelf zo enthousiast over Taylor?

“Ik vind het prachtig dat zijn filosofie geen abstracte theorie is, maar opkomt uit en concreet wordt in het leven. Ook in zijn eigen leven trouwens; hij is altijd politiek actief geweest en trok het land in om mensen die recht tegenover elkaar stonden in hun politieke opvattingen met elkaar in gesprek te brengen, vanuit de overtuiging dat er altijd verbinding mogelijk is. Voor hem is filosofie, en ook het geloof, een geleefde praktijk. Hij is een rooms-katholieke christen, op een hele open manier. Hij is nieuwsgierig naar andere religieuze en transcendente bronnen, en wordt daar ook door geraakt. Zo heeft hij zich aangesloten bij een wereldwijde beweging voor christelijke meditatie die het gesprek zoekt met andere religieuze tradities en ook met een open atheïsme. Het gegeven dat geloven vandaag anders is dan hoe het daarvoor was, neemt hij volstrekt serieus. Met behulp van de geschiedenis laat hij zien hoe we in deze seculiere tijd terecht zijn gekomen. Daardoor ga je beseffen dat de grens tussen geloof en ongeloof een hele vloeiende is. Hij helpt mij mijn eigen tijd beter te begrijpen, en er daardoor beter en vooral positiever mee om te gaan.” Kunt u daar een voorbeeld van geven?

“Als predikant kom ik regelmatig mensen tegen die zich veel zorgen maken over de toekomst van de kerk, omdat er steeds minder mensen naar de kerk gaan. Voor je het weet wordt dat een gevoel van malaise, waardoor je alleen nog maar op een heel negatieve manier aan kunt kijken te-

26

april 2019

Door transcendentie buiten te sluiten doet de mens zichzelf fundamenteel tekort gen deze tijd. Door Taylors Een seculiere tijd ben ik gaan beseffen dat er veel is in deze tijd dat heel bijzonder en waardevol is. Hij heeft mij beter de ogen geopend voor het positieve in seculiere waarden, terwijl ik tegelijkertijd, zonder schroom, mag staan voor het christelijk geloof. In dat laatste voel ik me nu ook vrijer.” Wat zou u, met Taylor in uw achterhoofd, tegen zo’n piekeraar zeggen?

“Dat het seculiere experiment hele waardevolle dingen oplevert en ook religieuze wortels heeft. Neem bijvoorbeeld het belang dat er in het Westen gehecht wordt aan mensenrechten. Natuurlijk wordt het niet altijd waargemaakt, maar als wereldwijd ideaal is het wel breed gedragen. Hier zie je hoe het religieuze in de cultuur terecht is gekomen. Moet je daar niet minstens zo blij mee zijn als dat zondags de kerken vol zitten? Dat zegt Harry Kuitert ook: het evangelie is de wereld in gegaan en de kerken hebben eigenlijk hun rol uitgespeeld; nu gebeurt het gewoon in de cultuur. Zoals hij het verwoordt, ben ik het er niet mee eens, maar het is wel een manier van kijken die ik waardevol vind. Overigens ga ik liever op zoek naar waar de persoon tegenover mij zich nou écht zorgen over maakt. Ik wil de aandacht een beetje weg hebben bij ‘de zorg om de kerk’; ik denk dat daar een diepere zorg onder ligt. Als het gaat om de zorg om het voortbestaan van de kerk trek ik me op aan mensen die in een kloostergemeenschap leven. Die zien echt hun eigen voortbestaan als gemeenschap bedreigd, maar vertrouwen erop dat God toch wel zijn weg gaat, met of zonder hen. Zo ontspannen kijkt ook Charles Taylor naar de toekomst. Die toekomst wordt uiteindelijk bepaald door het geloof dat God eens alles in allen zal zijn. Je hoeft eigenlijk niet veel anders te doen dan je overgeven aan dat perspectief, en je uit te strekken naar het goede.”

.


Spec ial

Special: Nederigheid

TEMPER JE EGO

‘E

erlijk gezegd vind ik niet dat ik een groot talent heb”, zegt GroenLinks-Kamerlid Lisa Westerveld. Thuis, in de Achterhoek, leerde ze al: “Je hoeft niet overal het beste in te zijn, het hardst te roepen en vooraan te gaan staan. Doe je best en sta je daar niet op voor.” “Doe goed, maar loop er niet over op te scheppen”, zegt ook filosoof René ten Bos. “De nederige persoon laat zijn verlangens niet zomaar de vrije loop. Die vindt zichzelf niet zo belangrijk dat al zijn verlangens verwezenlijkt moeten worden.”

Narcisten doen het momenteel goed op het politieke toneel, zowel in binnen- als buitenland. Assertieve mensen genieten veelal meer bewondering dan meegaande of stille naturen. Wie niet spontaan ‘gezegend’ is met een groot ego, kan altijd nog zijn cv of digitale profiel oppimpen. De hoogste tijd dus voor een Volzin-special over nederigheid. Vanouds geldt binnen het christendom het temperen van het ego als een deugd. Meermaals heeft dat verkeerd uitgepakt. Theoloog Stefan Mangnus zegt daarom dat nederigheid niet hetzelfde is als ‘een permanente staat van zelfbeschuldiging’. Religie-

wetenschapper Grietje Dresen voegt daaraan toe, dat nederigheid al evenmin een deugd is die vooral door vrouwen beoefend zou moeten worden. Maar houdt de deugd daarmee op deugd te zijn? Nee natuurlijk. De mensen van het Noëlhuis zijn op hún manier nederig: het gaat hen niet om henzelf maar om wie in de knel zitten. In de woorden van Stefan Mangnus: nederigheid betekent voor hen dat zij meer van de waarheid houden dan van hun ego. Lijkt me, zeker zo vlak voor Pasen, een ‘christelijk recept’. (JvH)

.

april 2019

27


René ten Bos: ‘Doe goed, maar loop er niet over op te scheppen’

28

april 2019


René ten Bos, filosoof

special/interview ✽

Tekst: Elleke Bal Beeld: Ted van Aanholt

‘Complexiteit vraagt om nederigheid’ “De nederige persoon laat zijn verlangens niet zomaar de vrije loop”, zegt René ten Bos, filosoof, hoogleraar aan de Radboud Universiteit Nijmegen en de afgelopen twee jaar Denker des Vaderlands. Een gesprek over de verlangensmachine van het kapitalisme, de omkering van onze zonden en de valse bescheidenheid van klimaatfanatici.

ist je wel dat kinderen in groep drie als eerste het woordje ‘ik’ leren schrijven?” René ten Bos kijkt ervan op. “Die worden niet bepaald aangemoedigd om nederig te zijn”, zegt hij. “Wie nederig is, kan die ‘ik’ wegdenken. Maar dat wegdenken past niet zo in onze tijd, waarin we van ons leven allemaal een geweldig project willen maken en we constant over onszelf nadenken met behulp van allerlei zelfhulpboekjes.” Toch zou Ten Bos (1959) zichzelf niet zijn, als hij de nederigheid niet tegelijkertijd zou verwerpen en omhelzen. Want of hij nederigheid als een deugd beschouwt? “Dat hangt ervan af over welke vorm van nederigheid we het hebben.” Als filosoof beschouwt hij het als zijn taak om met paradoxen om te gaan, zei hij twee jaar geleden bij de aanvaarding van de titel Denker des Vaderlands. En dus praten we op een donderdagochtend in zijn woonkamer in Nijmegen over de dubbelzinnigheid van nederigheid. De zon schijnt de kamer in, Ten Bos zit in een stoel voor het raam.

‘W

Via een omweg belandde Ten Bos in 2002 in de wetenschap. Voorheen werkte hij als adviseur in het bedrijfsleven, onder meer voor adviesbureau Schouten en Nelissen. Maar zijn proefschrift over modes in management maakte zoveel indruk dat hij in 2001 een baan kreeg aangeboden als hoogleraar filosofie aan de faculteit managementwetenschappen van de Radboud Universiteit Nijmegen. En daar werkt hij tot op de dag van vandaag. Maar niet fulltime, zegt Ten Bos. “Ik wil de vrijheid houden om andere dingen te doen.” Een van de ‘andere dingen’ is schrijven. De filosoof is een productief auteur, hij publiceerde de afgelopen jaren over management, bureaucratie, ecologie en de verhouding tussen mens, dier en natuur. Recentelijk schreef hij bijvoorbeeld Dwalen in het antropoceen (2017), over het tijdperk waarin de mens invloed uitoefent op de planeet. Bij wijze van afscheid van zijn periode als Denker des Vaderlands verscheen vorige maand het boek Extinctie, over het uitsterven van diersoorten. Daar maakt Ten Bos zich zorgen over. Maar als hij érgens een hekel aan heeft, is het wel aan mensen die “zich erop voorstaan dat ze zoveel doen voor het milieu. Dat is anti-nederig.” Is nederigheid een deugd die u persoonlijk nastreeft?

“Dat kan ik niet zomaar zeggen. Nederigheid heeft voor mij een lading aan betekenissen. Aan de ene kant is het iets wat we hard nodig hebben in deze tijd. Maar tegelijkertijd wil niemand vernederd worden en wordt iemand die een ander vernedert kwaad aangekeken. Nederigheid wordt ook vaak geassocieerd met bescheidenheid, maar dat vind ik een valse deugd, daar heb ik weinig mee. Waar ik meer voor voel, is

nederigheid in de zin van weten waar je vandaan komt en je niet beter voelen dan een ander. Het is goed om met beide benen op de grond te staan. Mijn geliefden helpen me daarbij. Heb ik een mooie recensie in Le Figaro, zegt mijn zoon: ‘Leuk voor je pa, maar je moet niet denken dat ik die onzin van jou ga lezen.’ Aan de ene kant denk ik dan ‘rotjoch’, maar aan de andere kant zit daar humor in. Je kunt rondom vernedering allerlei spelletjes spelen. Zo’n tikkie moet je aankunnen, vind ik. Ik voel me nooit echt boven een ander verheven, dat gevoel heb ik nog nooit gekend. Ik ben ook maar gewoon een levend wezen, zoals vele andere levende wezens. Dat is een les die ik van Nietzsche geleerd heb.” Nietzsche? Die had toch weinig op met de nederigheid?

“Nietzsche heeft het nooit nagelaten om de christelijke waarden op de korrel te nemen. Maar tegelijkertijd speelt nederigheid bij hem een grote rol. Je denkt de grote Antichrist te hebben gevonden, maar dan haalt hij zo’n waarde via de achterdeur weer binnen. Bij Nietzsche is niets wat het lijkt, zei een van mijn leermeesters, Paul van Tongeren, altijd. Nietzsche kun je namelijk ook interpreteren als een filosoof van de aarde. Hij zegt dat wij trouw moeten zijn aan Moeder Aarde, dat de aarde eigenlijk in plaats van God komt. En de aarde, dat is humus in het Latijn, waar de humilitas, de nederigheid weer uit voortkomt.” Is nederigheid per definitie onderdeel van de christelijke filosofie?

“De oude Grieken hadden niet zoveel met nederigheid. Het is echt iets wat er sinds de christelijke deugden bij is gaan horen. Ten opzichte van de grote schepper moet

april 2019

29


✽ nederigheid je niet teveel überdruss hebben, niet te veel overmoed en ijdelheid. In die zin is nederigheid vaak een omkering van onze zonden. Het staat tegenover hebzucht, luxe, het meer uit de ruif vreten dan jou toekomt. Die zaken werden ontmoedigd in de vroegmoderne tijd. Er is lang een soort formule geweest voor goed gedrag. Volgens die formule mocht de eigenliefde niet groter zijn dan de liefde voor God. De amor sui mocht niet groter zijn dan de amor dei. En de amor socialis moest groter zijn dan de amor privatis. Als die formule werd gevolgd, kreeg je een rechtvaardige samenleving, zo werd lang gedacht.”

net doet alsof de hele snelweg van hemzelf is. In bezit zit een enorme arrogantie.”

Erkent u wel het probleem dat de wereld kapotgaat aan zaken zoals de uitstuit van CO2?

Daarmee wordt nederigheid iets onbereikbaars, want we hebben toch allemaal bezit en verlangens?

“Of de wereld eraan kapotgaat, dat hangt ervan vanaf wie je het vraagt. De Russen verheugen zich al op het smelten van de Noordelijke IJszee en wat meer vegetatie in de taiga. De grote vraag die hierachter zit is: kun je ecologie en politiek met elkaar in verband brengen? Politiek draait namelijk om belangen. De vraagstukken die we hebben op dit gebied moeten we volgens mij op een systemische en structurele manier bekijken. Dáár pleit ik voor. Je kunt deze zaken niet afdoen als een persoonlijk moreel vraagstuk. Dat neemt niet weg dat ik iedereen aanmoedig om de dingen te doen die hij of zij juist vindt, dat doe ik zelf ook. Maar loop er niet over op te scheppen. Waar ik trouwens veel minder mensen over hoor, is de catastrofe van uitsterven van diersoorten en het verlies aan biodiversiteit. Dat wordt door menselijk gedrag veroorzaakt.”

“Ja, we hebben er een moeilijke verhouding mee. Ik ga niet zeggen dat het per definitie slecht is om iets te bezitten, maar als je nederigheid belangrijk vindt, dan moet je afzien van bezit. Daar zit weer die dubbelheid in. Want aan de ene kant worden we allemaal aangemoedigd om ons dingen te eigenen, aan de andere kant houden we niet van mensen die té rijk zijn, mensen die te hoog van de toren blazen.”

Wanneer veranderde dat?

“De Franse filosoof Blaise Pascal is in de zeventiende eeuw een van de eersten die zich afvraagt of die formule niet andersom zou moeten zijn. En dan krijg je allerlei denkers die met die gedachte aan de haal gaan. Uiteindelijk is het Mandeville die komt met de fabel over de bijen. Je hebt twee bijenkorven, één korf zit vol met altruïstische bijen en de andere met egoistische bijen. Welke zal het meest welvarend worden? Dat is de korf met de meest egoïstische bijen, zegt hij. In de achttiende eeuw ontvlamt het idee dat de orde van de samenleving niet in hoeft te storten als je mensen krijgt die hun eigen doelen najagen. De opvatting dat je nederig moet zijn, blijft sluimeren, maar aan de andere kant wordt voor het eerst gedacht dat we onze verlangens moeten kunnen bevredigen. Vanaf dat moment gaan we één grote verlangensmachine creëren: de kapitalistische samenleving.” Wat is de verhouding tussen die verlangens en nederigheid?

“De nederige persoon laat zijn verlangens niet zomaar de vrije loop. Die vindt zichzelf niet zo belangrijk dat al zijn verlangens verwezenlijkt moeten worden. Dat vind ik een belangrijke definitie van nederigheid. Sommige mannen hebben bijvoorbeeld de behoefte om heel hard over de snelweg te rijden. Als ik zo’n eikel voorbij zie razen met 160 kilometer per uur, dan denk ik: vind je jezelf nou zo belangrijk? Ik denk dat de nederigheid veel te maken heeft met het weigeren je dingen toe te eigenen. Zoals de automobilist die te hard rijdt, die

30

april 2019

U heeft veel geschreven over onze verhouding tot de natuur. Welke rol zou nederigheid daar volgens u in moeten spelen?

“Ik heb me verdiept in het antropoceen, het tijdperk van de ecologische catastrofes. Als het antropoceen ergens om vraagt, is het wel een ander soort houding van de mens. Aan de ene kant kunnen we niet antropocentrisch genoeg zijn, want we moeten begrijpen dat wij zo’n nefaste invloed hebben op de wereld. Maar tegelijkertijd moeten we beseffen dat we slechts onderdeel zijn van een ecologisch systeem, en dat roept weer op tot bescheidenheid. Dus enerzijds kun je het belang van de mensheid niet genoeg overschatten en anderzijds moet je het onderschatten.” Een onmogelijke spagaat?

“Ja dat is een lastige zaak. Clive Hamilton, een bekende auteur op dit gebied, roept op tot collectieve verantwoordelijkheid. Maar dat vind ik problematisch. Ik spreek regelmatig voor zalen waar die gedachte bestaat van ‘verander de wereld begin bij jezelf’. De klimaatdiscussie wordt dan tot een persoonlijke zaak gereduceerd. Maar er is een wanverhouding tussen wat jij als individu kunt doen en wat wij als collectief kunnen doen. Jij kunt stoppen met vliegen, maar dat neemt niet weg dat er wereldwijd alleen maar meer gevlogen gaat worden. Dus in zekere zin is wat jij doet moreel irrelevant. Mensen die zich erop voorstaan dat ze zoveel doen voor het milieu, die hebben last van wat Hegel noemde de schöne Seele: zie mij eens goed zijn. Die vinden dat een ander precies zo moet handelen als zij. Dat is anti-nederig.”

Maar hoe kunnen we dan komen tot oplossingen voor deze problemen?

“We gaan het niet oplossen. Dat is juist het ecologisch denken. Er moet een andere denkhouding komen. Een begin van een oplossing voor veel van onze problemen zit ‘m in een betere welvaartsverdeling wereldwijd. Maar als je dat zegt, luistert er niemand.” Als we niets doen en afwachten, staat Nederland straks toch onder water?

“Ja, ik ken die scenario’s. Maar niemand weet precies wat de precieze consequenties zijn van opwarming. We moeten gewoon langzamerhand meer besef gaan krijgen van hoe ecologische systemen in elkaar zitten. Niemand heeft de waarheid in pacht. Natuurlijk, er zijn feiten. Het is vandaag 13 graden, belachelijk warm voor de tijd van het jaar, oké, dat weten we dan. Wordt dat veroorzaakt door de mens? Dat weten we ook met enige zekerheid. Maar weten we precies wat het klimaat de komende jaren gaat doen als we de modellen bekijken? Mwah, niet echt. Er hoeft maar iets te gebeuren – een vulkaan te ontploffen – of alle modellen kunnen de ijskast in. Dat heet complexiteit. En dat is een situatie die om nederigheid vraagt. We moeten begrijpen dat we de zaak niet in de hand hebben, dat we verdwaald zijn.”

.


special/spiritualiteit ✽

De mooie deugd van de zelfvergetelheid

NEDERIGHEID GEBEURT ALS JE NIET KIJKT Tekst: Stefan Mangnus

Nederigheid is de deugd die zelfvergetelheid aanmoedigt, meet theoloog Stefan Mangnus. “Mensen die nederig geworden zijn, zijn daarom vaak zo grappig: ze durven om zichzelf te lachen. Mensen die nederig geworden zijn, zijn daarom vaak ook zo moedig: ze durven de werkelijkheid aan, ook als die werkelijkheid hen laat zien dat zij niet de grote held van het verhaal zijn.”

‘Z

elf stralen is niet hetzelfde als anderen verlichten.’ Zo luidt een van de rake aforismen die de Franse schrijfster en mystica Madeleine Delbrêl (1904-1964) de hoofdpersoon van postume boek Alcide, le petit moine in de mond legt. Veel van de aforismen in haar boek gaan over nederigheid. Misschien is dat omdat Delbrêl graag schreef in de vorm van korte, puntige uitspraken, maar misschien ook omdat het

niet eenvoudig is om op een andere manier dan in aforismen goed over nederigheid te spreken. Wie zichzelf presenteert als nederig, klinkt immers meteen arrogant. Wie betoogt dat anderen nederiger zouden moeten zijn, klinkt meteen onderdrukkend. Er lijkt iets paradoxaals te kleven aan de nederigheid: aan de ene kant is het een ideaal dat zo bescheiden is dat het de verdenking op zich laat dat het een mens te klein maakt. Aan de andere kant is het een ideaal

dat zo hoog is dat zelfs ernaar zeggen te streven iemand al verdacht maakt van hoogmoed. Op die beide bezwaren tegen nederigheid wil ik wat dieper ingaan.

Vernedering Het eerste bezwaar tegen nederigheid als ideaal is dat het iets lijkt te zijn dat een mens klein maakt. Is nederigheid niet vernederend? En is dat niet een voldoende reden om niets van nederigheid te willen

april 2019

31


✽ nederigheid weten? Het lijkt mij dat het verband tussen nederigheid en vernedering inderdaad meer omvat dan een louter taalkundig verband, maar dat op zich hoeft nog niet tegen nederigheid als een nastrevenswaardig ideaal te pleiten. Het is in deze context nuttig om onderscheid te maken tussen verschillende soorten vernedering. In zijn boek Barefoot disciple onderscheidt de anglicaanse theoloog Stephen Cherry er drie. Opzettelijke vernedering gebeurt wanneer de ene persoon de ander vernedert. Dat kan met kleinerende woorden gebeuren, door pesten, door een vorm van discriminatie, door seksuele intimidatie of door iemand met opzet te negeren. De lijst is niet uitputtend, maar waar het om gaat, is: waar dit gebeurt, wordt een mens onrecht aangedaan, en wie een dergelijke vorm van vernedering ervaart of waarneemt, voelt terecht de neiging opkomen om in verzet te gaan. Natuurlijke vernedering vindt plaats wanneer onze capaciteiten verminderd zijn. Ouder worden, ziekte of een ongeluk kunnen maken dat dingen die we op jongere leeftijd met groot gemak deden, moeilijker geworden zijn: we lopen minder hard, hebben een bril nodig of vergeten sneller namen. Sommige van deze zaken ervaren mensen als meer vernederend dan andere: het lijkt in onze cultuur gemiddeld gemakkelijker om toe te geven dat je een bril nodig hebt dan dat je vergeetachtig wordt of het niet goed meer lukt om zorg te dragen voor je persoonlijke hygiëne. Hoewel dit soort vermindering van capaciteiten natuurlijke oorzaken heeft, ervaren mensen het als vernederend, moeilijk te aanvaarden en gênant. Morele vernedering is de vernedering die komt wanneer mensen hun intellectuele, fysieke of morele capaciteiten overschat hebben: het is de spreekwoordelijke val die komt na de hoogmoed. Een voorbeeld: ik dacht na de verhuizing die kast zelf wel weer even in elkaar te zetten, maar ook bij mijn derde poging kan ik de steunen niet loslaten zonder dat de kast in elkaar valt, staat het zweet me op het voorhoofd, en zijn de schroefjes op. Morele vernedering kan, maar hoeft niet te gebeuren voor het oog van anderen: ook iets dat niemand anders ooit zal weten kan maken dat ik mezelf tegenval, en die teleurstelling is vernederend. Hoewel alle drie de vormen van vernedering

32

april 2019

onaangenaam zijn, is er een wezenlijk verschil. Bij de laatste twee vormen, natuurlijke en morele vernedering, ontdekken we dieper wie we zijn of zijn geworden. Opzettelijke vernedering is daarentegen juist een aanval op wie we zijn. Ontdekken dat ik niet goed meer zonder rollator kan, of ontdekken dat het me toch niet lukt om die kast in mijn eentje in elkaar te zetten kan vernederend zijn, maar nodigt me ook uit tot meer realisme ten aanzien van mezelf. Dat gewonnen realisme is de winst die de gevoelde vernedering tot een goed maakt: hoe pijnlijk ook, hier heb ik iets over mezelf geleerd. Het is dit realisme dat de ervaren vernedering omvormt tot gewonnen nederigheid. Nederigheid betekent meer van de waarheid houden dan van mijn ego.

Zelfvergetelheid Het andere bezwaar tegen nederigheid heeft iets ironisch. Er bestaat een nederigheid die alleen voor de bühne is, een valse bescheidenheid, en de angst dat onze nederigheid vals zou kunnen zijn maakt verlegen en ongemakkelijk. De ironie bestaat erin dat dit soort aarzelingen ons op onszelf richt (“Is mijn verlangen naar nederigheid wel oprecht?”), terwijl nederigheid nu juist de deugd is die zelfvergetelheid aanmoedigt. Nederigheid is noodzakelijkerwijs iets dat gebeurt als je niet kijkt. Nederigheid is dus niet een permanente staat van zelfbeschuldiging, want dat constante jezelf klein maken kan zelf een vorm worden van egocentrisme: iemand die geobsedeerd is door zijn eigen tekortschieten is niet bij voorbaat minder op zichzelf gericht dan iemand die constant zijn eigen successen van de daken schreeuwt. De anonieme schrijver van het veertiende-eeuwse mystieke werk The Cloud of Unknowing definieert nederigheid als “jezelf zien zoals je echt bent.” Daar hoort een eerlijke erkenning van de eigen tekortkomingen bij, maar het is niet het hele verhaal. De schrijver

Nederigheid betekent meer van de waarheid houden dan van mijn ego

van The Cloud suggereert dat door op een opmerkelijke manier twee soorten nederigheid te onderscheiden. Hij maakt een onderscheid tussen onvolmaakte en volmaakte nederigheid, en noemt het kennen van de eigen tekortkomingen ‘onvolmaakte nederigheid’. Je eigen tekortkomingen en zonden leren kennen is groeien in realisme, en daarmee een eerste, nog onvolmaakte vorm van nederigheid. Volmaakte nederigheid bestaat er voor de schrijver van The Cloud in dat iemand zichzelf kan ervaren in het licht van Gods goedheid en liefde, vanuit die ervaring zichzelf kan vergeten en niet langer geobsedeerd is door categorieën als ‘heilig’ en ‘zondig’. Zelfkennis kan niet eindigen in een bewustzijn van fouten en tekortkomingen, maar opent zich naar God toe, de diepste grond van ons bestaan. Als mijn nederigheid volmaakt geworden is, aldus de schrijver van The Cloud, sta ik niet meer centraal, ook mijn tekortkomingen niet, maar staan Gods liefde en barmhartigheid centraal, dat wat mij op ieder moment van mijn leven mijn bestaan schenkt. Dit is nuttig advies voor mensen met een al te ijverig schuldgevoel: als nederigheid te maken heeft met het loslaten van een gerichtheid op onszelf, dan hoort daar dus ook bij dat we het gevoel een mislukkeling te zijn loslaten. Dat loslaten kan gaan gebeuren wanneer een mens zich meer en meer gaat realiseren dat niet hijzelf de diepste grond is van zijn bestaan, dat noch zijn successen noch zijn fouten bepalen wie hij is, maar dat onder alle mooie en lelijke kanten die bij zelfkennis horen de diepere zelfkennis ligt dat hij gewild en geliefd is door God. In de woorden van Marcus de Kluizenaar, een woestijnmonnik uit de vijfde eeuw van onze jaartelling: “Nederigheid bestaat niet in het veroordelen van ons geweten, maar in het kennen van Gods genade en barmhartigheid.”

Een kerkelijke deugd Tot nu toe heb ik naar nederigheid gekeken als de deugd van een individuele persoon. Bestaat er ook zoiets als gemeenschappelijke nederigheid? Richard Gaillardetz heeft hierover geschreven. Gaillardetz is een rooms-katholiek theoloog, gespecialiseerd in het denken over de kerk. In alle bescheidenheid denk ik dat wat hij schrijft ten aanzien van de rooms-katholieke kerk


special/spiritualiteit ✽ die dwingt of heerst, maar er consequent gekozen is voor de taal van de dienst en de samenwerking. In de plaats van beelden van overheersing staat het pastorale beeld van het herderschap centraal, en daarmee de verantwoordelijkheden om van de kudde te leren en er zorg voor te dragen. Het ideaal van nederigheid als een kerkelijke deugd, van een kerk die van harte eerlijk en kritisch naar zichzelf kan kijken, een kerk die niet zichzelf centraal stelt en een kerk die pastoraal is in plaats van klerikaal, lijkt mij voor de kerk van groot belang.

Een mooie nederigheid

mutatis mutandis ook van toepassing is op andere christelijke kerken. In zijn boek over het Tweede Vaticaans Concilie, getiteld An Unfinished Council, beschrijft Gaillardetz nederigheid als ‘een kerkelijke deugd’. Daarmee bedoelt hij niet in eerste instantie dat de leerlingen van Jezus samen naar Hem kijken als een voorbeeld van nederigheid, als degene die nederigheid voorleefde door “zich er niet aan te willen vastklampen gelijk aan God te zijn”, maar “arm te worden opdat wij rijk zouden zijn”, zoals in de Bijbel over Hem gezegd wordt. Het is wel waar dat christenen naar Jezus kijken als een voorbeeld in nederigheid, maar dat op zich maakt het nog niet tot een kerkelijke deugd. Nederigheid als kerkelijke deugd houdt voor Gaillardetz drie dingen in. Ten eerste past de kerk een eerlijke en kritische blik naar zichzelf, vanuit de zelfkennis dat zij een pelgrimsvolk is, een groep mensen die op weg is naar Gods koninkrijk, maar daar nog niet aangekomen is. Deze zelfkennis van de kerk als pelgrimsvolk maakt het haar mogelijk een juist midden te vinden tussen twee excessen: het neotriomfalisme van sommige katholieke apologetiek enerzijds, en het zonder enige nuance afkraken van de kerk door sommige van haar critici, zowel binnen als buiten de kerk, anderzijds. Ten tweede betekent kerkelijke nederig-

heid dat de kerk niet al haar aandacht op zichzelf mag richten, maar gericht blijft op de Geest van Christus, van wie zij alles ontvangt. Enige zelfvergetelheid past dus ook de kerk. Deze zelfvergetelheid heeft consequenties voor het spreken over kerkelijke leer, omdat zij de kerk er steeds aan herinnert dat de kerk de waarheid niet bezit, maar zelf door de waarheid die God is in bezit genomen is, en geroepen is om naar die Waarheid toe te leven. Deze zelfvergetelheid heeft ook consequenties voor de manier waarop de kerk zich verhoudt tot de wijdere wereld waarbinnen zij zich beweegt: ze heeft die wereld iets te bieden en er iets van te leren, en heeft dus belang bij open dialoog, en bij de dingen die voor een open dialoog nodig zijn: waardering voor vragen en voor twijfel, nieuwsgierigheid en een luisterende houding. In die openheid en ontvankelijkheid voor wat in de bredere samenleving plaatsvindt, wordt een gerichtheid op de ander zichtbaar die essentieel is voor kerkelijke nederigheid. Ten derde heeft nederigheid als kerkelijke deugd consequenties voor de wijze waarop in de kerk met macht omgegaan wordt. Gaillardetz merkt op dat in de documenten van het Tweede Vaticaans Concilie macht in de kerk, bij voorbeeld de macht van hen die een kerkelijk ambt bekleden, bijna nergens beschreven wordt als een macht

Wie het geluk heeft een nederig mens te ontmoeten, ontmoet vaak een mooi mens: iemand die het niet nodig heeft om altijd in de schijnwerpers te staan, maar die het midden van het podium leeg kan laten; iemand die weet dat jezelf af en toe hopeloos voor gek zetten bij het leven hoort, en die weet dat dat niet erg is, omdat zij er op durft te vertrouwen dat er van haar gehouden wordt. Mensen die nederig geworden zijn, zijn daarom vaak zo grappig: ze durven om zichzelf te lachen. Mensen die nederig geworden zijn, zijn daarom vaak ook zo moedig: ze durven de werkelijkheid aan, ook als die werkelijkheid hen laat zien dat zij niet de grote held van het verhaal zijn. Ondanks haar schijnbare impopulariteit is nederigheid een mooie deugd, nastrevenswaardig. Dat roept de vraag op: Kan iemand zichzelf nederig maken? Stephen Cherry beantwoordt die vraag met ja en nee, en ik denk terecht. Ja, het is mogelijk om nederigheid te cultiveren door zich te oefenen in praktijken die zelfvergetelheid bevorderen: geduld oefenen en om hulp vragen zijn goede eerste stappen op weg naar nederigheid. Tegelijkertijd kunnen we de nederigheid die in ons gegroeid is, nooit claimen als onze eigen prestatie. Hooguit kunnen we ontdekken dat ze ons gegeven is, omdat we anders naar de wereld zijn gaan kijken en anders, en wat minder, naar onszelf. Ooit omschreef iemand nederigheid als “de droom dat er een einde komt aan onze ijdelheid”. Dat is een droom om te koesteren.

.

Stefan Mangnus is dominicaan en theoloog.

april 2019

33


‘Bij de maaltijd ontmoeten we elkaar’

Maaltijd in het Noëlhuis. Aan de muur een portret van de inspiratoren: Dorothy Day, Mahatma Gandhi en ds. Martin Luther King.

Jeannette Noëlhuis wijdt zich aan gastvrijheid en vrede

‘JE MAAKT KEUZES EN VERBRANDT DE 34

april 2019


special/reportage ✽ Nederig? De bewoners van het Jeannette Noëlhuis weten niet of ze zo wel willen heten. Maar hun leven draait zeker ook niet om henzelf. Groepslid Sofie Jansen: “Hier krijg ik de kans te leven vanuit gastvrijheid, anderen te helpen en me in te zetten voor duurzaamheid en vrede. Ik kan me moeilijk een betere keuze voorstellen.” Tekst: Jeroen Fierens Beeld: Maarten Boersema

‘N

ederigheid? Ik weet niet of dat wel bij ons past”, is de reactie die ik tijdens mijn bezoek aan het Jeannette Noëlhuis telkens weer hoor wanneer ik over het thema van deze Volzin-special vertel. Nederigheid roept associaties op met klein zijn, je stilhouden, de Jezus van de andere wang. Maar diezelfde Jezus was óók een rebel, gooide de marktkramen van de handelaars op het tepmelplein omver. Het is juist de combinatie van die beide kanten van Jezus waar de bewoners van het Noëlhuis hun inspiratie uit halen, vertelt een van hen: “Als er onrecht is, moet je daartegen opstaan. Jezus hield zich ook niet stil. Ze hebben hem niet voor niets aan het kruis genageld.”

Aan tafel Op de voordeur van het huis in een appartementenblok in Amsterdam Zuidoost zit een sticker met de tekst ‘Kernwapenvrij verklaarde woning’ die rechtstreeks uit de jaren tachtig lijkt te komen. Achter de deur bevindt zich een ruimte die op het eerste gezicht wel iets weg heeft van een gezellig studentenhuis. Er is een ruime keuken/eetkamer, een werkkamer waar door enkele leden van de gemeenschap aan een nieuwsbrief wordt gewerkt en een stuk of tien kamers aan één lange gang die bewoond worden door vaste en tijdelijke bewoners. De vaste bewoners zijn Nederlanders; de tijdelijke bewoners zijn migranten zonder vaste verblijfstatus. Een van de

kamers is ingericht als kapel, op de muren hangen iconen van onder anderen Mahatma Gandhi en Dorothy Day. Er rennen een paar kinderen door de gang. Als om 18.00 uur de bel gaat, begeven alle bewoners zich naar de keuken. “De maaltijd is een belangrijk onderdeel in het gemeenschappelijk leven van het huis”, legt kerngroepslid Sofie Jansen (27) uit. “Overdag is iedereen vaak druk met zijn eigen dingen, maar hier ontmoeten we elkaar. Er wordt van je verwacht dat je minstens vier avonden in de week thuis eet.” Terwijl iedereen aan tafel schuift, wordt de dag doorgenomen; een van de ‘huisgenoten’ (zoals de tijdelijke bewoners worden genoemd) is net terug van de tandarts waar hij zijn kies heeft laten trekken. Zijn vader laat met een pijnlijk gezicht de tand zien, maar het jongetje zelf lijkt het alweer vergeten en is druk bezig met een speelgoedauto. Op het menu staat injera, een dikke Eritrese pannenkoek gegeten met verschillende groenten en sauzen. Van alle kanten worden borden doorgegeven en volgeschept vanuit grote pannen. De kok van vanavond, Eden, kijkt vanaf een afstandje tevreden toe.

Huis en wereld De ‘kerngroep’ van het Noëlhuis bestaat uit momenteel zeven mensen die ervoor kiezen het grootste deel van hun tijd aan het gemeenschapsleven te wijden. Ze werken niet – of hooguit een klein beetje – voor geld en gebruiken hun tijd om zich

BRUGGEN ACHTER JE’

in te zetten voor het huis en de wereld. De combinatie van die twee is kenmerkend voor de gemeenschap, vertelt Jansen. “Ik vind het belangrijk om me in navolging van Jezus in te zetten voor een betere wereld. Dat doen we hier onder andere door een thuis te bieden aan mensen die anders geen thuis zouden hebben, maar het is evengoed belangrijk om naar de grotere structuren in de samenleving te kijken. Je kunt de vluchtelingenstroom als gevolg van gewapende conflicten bijvoorbeeld niet los zien van onze pensioenfondsen die met hun investeringen bijdragen aan de wapenhandel. En je eigen consumptiegedrag staat niet los van klimaatverandering.” Een belangrijk thema dat het huis op het moment bezighoudt is de vernieuwing van Amerikaanse kernwapens op Europees grondgebied. “Op verschillende plaatsen in Europa, waaronder het Brabantse Volkel, zijn bij elkaar zo’n 180 kernbommen opgeslagen en zijn soldaten getraind om deze te gebruiken. Vanaf 2020 worden de oude bommen afgedankt en dreigt er een nieuwe generatie ‘betere’ kernbommen te komen. Daar verzetten we ons tegen, onder andere met demonstraties en door ons in te zetten voor meer bewustwording.” Wanneer het over dergelijke maatschappelijke thema’s gaat, wordt de inspiratie van Jezus als rebel goed zichtbaar. Een gezon-

april 2019

35


✽ nederigheid de portie burgerlijke ongehoorzaamheid wordt niet geschuwd wanneer het op de strijd tegen onrecht aankomt. Kerngroeplid Margriet Bos (32) heeft zich onlangs nog bij klimaatprotesten bewust laten arresteren om te zorgen dat de zaak voor het gerecht zou komen. De publieke aanklager trok de aanklacht helaas in. Een andere bewoner, Susan van der Hijden, heeft al eens zeven maanden vastgezeten, nadat ze een vrachtwagen die speciaal gebouwd was om kernkoppen mee te vervoeren onklaar had gemaakt.

Bruggen verbranden De Catholic Worker-beweging, en daarmee ook het Noëlhuis, worden gekenmerkt door de afwezigheid van een vaste hiërarchie of structuur. Er zijn bewoners die niet tot de kerngroep behoren, zij werken bijvoorbeeld wel en dragen financieel bij voor hun kost en inwoning; evengoed zijn er mensen die actief bij het huis betrokken zijn, maar er niet wonen. Hoewel je er dus niet ‘aan vastzit’, lijkt het mij niettemin een grote stap om te kiezen voor een leven dat is toegewijd aan de vrede, zeker aangezien veel kerngroepleden behoorlijk jong zijn. Ik mag zelf dan wel onder de indruk van het leven hier zijn, de gemiddelde toekomstige werkgever zal daar toch anders over denken. Frits ter Kuile (56), die al bijna sinds de start van het huis tot de kerngroep behoort, hoort mijn twijfels aan en lacht. “Je maakt keuzes en daarmee verbrand je de bruggen achter je. Dat hoort bij het leven toch? Ik ben al van jongs af aan betrokken bij de vredesbeweging; dat werd door de conservatieve omgeving waarin ik opgroeide niet gewaardeerd. Had ik het daarom moeten laten?” Sofie Jansen vertelde eerder die avond al iets vergelijkbaars: “Als je een fulltimebaan hebt en huur betaalt, kies je evengoed voor een weg waarmee je andere wegen uitsluit. Alleen zou dat een weg zijn die totaal niet past bij waar het leven voor mij om gaat. In het Noëlhuis krijg ik de kans te leven vanuit gastvrijheid, anderen te helpen en me in te zetten voor duurzaamheid en vrede. Ik kan me moeilijk een betere keuze voorstellen.”

Huisgenoten Of zoveel diversiteit in één huis soms niet moeilijk is? “Het is net als met andere

36

april 2019

Een gezonde portie burgerlijke ongehoorzaamheid wordt niet geschuwd huisgenoten. Iemand doet zijn schoonmaaktaak niet, of heeft andere ideeën over wat schoonmaken is. Het zijn net mensen”, lacht Bos. Natuurlijk merk je heus wel dat er culturele verschillen zijn, vult Gerritjan Huinink, een van de vrijwilligers die niet in het huis woont, aan. “Maar die vind ik vaak eerder verrijkend dan belemmerend. Van de week ging ik bijvoorbeeld even bij een van de huisgenoten langs om iets praktisch te bespreken. Ik wilde meteen to the point komen, maar hij heette me eerst welkom in zijn kamer, bood me thee aan, vroeg hoe het ging.” Zelfs bij gevoelige kwesties staan culturele verschillen het samen mens-zijn zelden in de weg. “Wanneer je met iemand samenwoont, zie je de mens achter de cul-

turele of politieke constructen”, vertelt Bos. “Het mooiste voorbeeld daarvan is dat hier een tijdje een jongen woonde die gevlucht was vanwege zijn geaardheid. Hoewel hij aan alle kanten uitstraalde dat hij homo was, was iedereen dol op hem. Veel van de huisgenoten komen uit landen waar homoseksualiteit verboden is en staan daar ook achter. Maar met hem hadden ze geen moeite, ‘want hij is gewoon Ehab’.”

Gebed Na de maaltijd wordt gezamenlijk afgewassen, daarna gaat iedereen langzaamaan weer zijn eigen weg. De kerngroep blijft vanavond wat langer zitten, want er moeten bedankkaartjes geschreven worden aan de donateurs. Dat gaat met de hand, met een persoonlijke boodschap. “Zij maken ons leven hier immers mogelijk en velen van hen kennen we persoonlijk.” Om 20.00 uur wordt de bel weer geluid, deze keer voor het woensdagavondgebed. De viering in de kapel heeft wel wat weg van een kloostergebed; ingetogen en met


‘Het gebed maakt ons tot wie we zijn’

een recitatie uit de psalmen. Er is een stilte, ingeluid met een klankschaal. De ‘overweging’ houdt in dat ieder die dit wil zijn gedachten over de lezing kan delen. Het valt mij op dat bij het gebed slechts één tijdelijke bewoner aanwezig is. “Het staat iedereen vrij wel of niet aan het gebed deel te nemen”, legt Gerard Moorman (58), een van de drie oprichters van het huis, achteraf uit. “De meeste huisgenoten hebben een andere geloofsovertuiging en gaan naar hun eigen gemeenschappen.” Overigens verschilt de geloofsbeleving bij de vaste bewoners en vrijwilligers onderling evengoed sterk. “De een is evangelicaal, de ander vrijzinnig. Sommigen zouden zich denk ik zelfs niet zomaar gelovig durven noemen.” Toch is het gebed volgens Moorman wel een belangrijk onderdeel van het leven in huis. “Het maakt ons wie we zijn. Het zou toch een andere plek zijn zonder de kapel en het gebed. Dat zie ik uiteindelijk ook terug bij de huisgenoten, het schept op een bepaalde manier vertrouwen dat ze zien vanuit welke inspiratie wij dit allemaal doen.”

.

Catholic Worker en Jeannette Noëlhuis De Catholic Worker-beweging vindt haar oorsprong in de jaren 1930 in Amerika. Dorothy Day en Peter Maurin richtten een krant op met de naam The Catholic Worker. De beweging die hieruit voortkwam, stelde zich ten doel te leven ‘in overeenstemming met de rechtvaardigheid en goede werken van Jezus Christus’. Inmiddels zijn er wereldwijd ruim tweehonderd Catholic Worker-gemeenschappen die ieder op hun eigen manier vorm geven aan dit ideaal. Gedeelde waarden in alle gemeenschappen zijn gastvrijheid en zorg voor armen en gemarginaliseerden in combinatie met actie voor een betere wereld. Het Jeannette Noëlhuis in Amsterdam werd in 1988 opgericht door drie vrienden die elkaar kenden van de Catholic Worker in New York. Het huis begon in een kleine flat in de Bijlmer met vijf kamers, waarvan er één als kapel was ingericht. Na een aantal

verhuizingen binnen Zuidoost kreeg de gemeenschap in 2005 het huidige pand toegewezen, bestaande uit drie samengevoegde appartementen, waardoor het huis een flinke groei doormaakte. De gemeenschap in en rondom het Noëlhuis is net als de hele Catholic Worker-beweging losjes georganiseerd. Naast de kerngroep van zeven bewoners die zich volledig toeleggen op het gemeenschapsleven en een cirkel van betrokken vrijwilligers, zijn er altijd gemiddeld twaalf tijdelijke bewoners, migranten zonder verblijfsstatus, die gemiddeld zo’n veertien maanden in het huis verblijven. De naam van de gemeenschap komt van de New York Catholic Worker Jeannette Noël (1916-2006), die met haar ‘warmte, gastvrijheid, geloof en ruimdenkendheid’ een belangrijke inspiratie voor de oprichters was. Meer informatie: noelhuis.nl

april 2019

37


Lisa Westerveld: ‘Eerlijk gezegd vind ik niet dat ik een groot talent heb’

38

april 2019


Lisa Westerveld, Tweede Kamerlid

special/interview ✽

Tekst: Kees Posthumus

‘Doe je best en sta je daar niet op voor’ “Je hoeft niet altijd overal het beste in te zijn, het hardst te roepen en vooraan te gaan staan.” Tweede Kamerlid Lisa Westerveld (GroenLinks) over de rol van nederigheid in de politiek. “Je moet jezelf vooral niet belangrijker maken dan je bent.”

V

oor Tweede Kamerlid Lisa Westerveld (38) is bescheidenheid een deugd die bij een volksvertegenwoordiger past. “Je moet je eigen ideeën niet het belangrijkst vinden. Ik wil in staat blijven om goed te luisteren en mijn ideeën overboord te zetten, als dat nodig is.” In mei 2017 werd Westerveld Kamerlid voor GroenLinks, met onder andere jeugdzorg en onderwijs in haar portefeuille. Hoe bevalt het parlementaire werk u?

“Het is prachtig om dit werk te doen. Hiervoor was ik persvoorlichter en lobbyist bij de Algemene Onderwijsbond. Daar zorgde ik ervoor dat problemen waar leerkrachten tegenaan liepen, terechtkwamen bij Tweede Kamerleden. Die konden het op hun beurt bij de minister aan de orde stellen. Die stap is er tussenuit, ik kan zaken nu zelf en direct aankaarten. Ook vind ik het mooi om een stem te kunnen zijn voor mensen die niet of slecht gehoord worden. Politici krijgen veel mails en we kunnen niet alles. Toch kun je, door je inbreng in een debat, mensen het gevoel geven dat hun stem gehoord wordt. Gisteren was er op mijn initiatief een debat over zelfdoding in de jeugdzorg, mijn meest heftige debat tot nu toe. Het aantal jongeren in de gesloten jeugdzorg dat zich-

zelf iets aandoet, stijgt. De inspectie bracht er een verontrustend rapport over uit. Het is zorgwekkend, tegelijkertijd is er moeilijk aandacht voor te krijgen. De jongeren waar het over gaat zijn veelal onzichtbaar voor beleidsmakers. Tijdens het debat kwam er een mail binnen van ouders van een meisje dat zichzelf om het leven had gebracht. Zij volgden het debat vanaf de publieke tribune en waren geraakt door mijn inbreng. Na afloop dronken we samen koffie. Dat was een diepgaand, indrukwekkend gesprek. Zij vonden het heel fijn dat ik tijd voor hen maakte, ik vind dat logisch.” De stem laten horen van mensen die anders niet gehoord worden. Waarom kunt u dat?

“Eerlijk gezegd vind ik niet dat ik een groot talent heb. Andere collega’s kunnen natuurlijker een speech houden, gemakkelijker uit hun woorden komen. Ik spreek vaak te snel. Wat ik in mijn jeugd meekreeg: er zijn voor anderen. Mijn moeder deed en doet altijd veel vrijwilligerswerk. Zij heeft altijd oog en tijd voor anderen. In ons gezin heerste een sfeer van ‘doe maar gewoon’. Deels vanuit de christelijke traditie waarin ik opgroeide, deels vanuit Achterhoekse nuchterheid. Je hoeft niet altijd overal het beste in te zijn, het hardst te roepen en vooraan te gaan staan. Doe je best en sta je daar niet op voor. En het is vanzelfsprekend om je het lot van anderen aan te trekken. Vanuit die houding doe ik ook mijn werk als Kamerlid. Daarnaast werk ik gewoon heel veel. Ik ben vaak tot ’s avonds laat hier in de Kamer. Ik werk vaak in het weekend door, behalve als ik ’s zondags voetbal. Ik maak weinig tijd voor andere dingen en zie ook mijn vrienden veel te weinig. Ik ben slecht in ‘nee’ zeggen. Voor een deel maakt dit werk het lastig om bescheiden te blijven. Zo krijg ik veel ver-

zoeken om langs te komen bij organisaties en bedrijven. Iedere vrijdag ga ik op werkbezoek en vaak ben ik ook in het reces op pad. Verder heb ik er nauwelijks tijd voor. Andere dagen zitten vol met debatten, vergaderingen, stemmingen. Ik voel me soms opgelaten als ik mensen uit het hele land vraag om helemaal naar Den Haag te komen. Het is geen arrogantie, het kan niet anders. En sommige onderwerpen zijn ‘te klein’. Wij gaan niet over afzonderlijke lesmethoden, projecten of schoolgebouwen. Het criterium in onze fractie is nu: ik doe het omdat ik het leuk, interessant vind of omdat we denken dat het ons iets oplevert. Ik ben niet gewend zo te denken. Als fractie zeggen we vaak ‘nee’. Ik kan me voorstellen dat dat arrogant overkomt. Of dat mensen denken dat wij Kamerleden onszelf wel heel belangrijk vinden.” U kwam op eigen kracht in de Tweede Kamer, met 18.000 voorkeursstemmen, een paar honderd meer dan de kiesdrempel. Om direct gekozen te worden moest u wellicht allesbehalve bescheiden zijn, toch?

“Juist wel! Ik had dit echt helemaal nooit verwacht, serieus. Bij de gemeenteraadsverkiezingen in Nijmegen haalde ik destijds een kleine 5.000 stemmen. Ik dacht dat het dit keer ongeveer evenveel zou zijn, misschien iets meer. Bij GroenLinks hebben we één persoon op de flyers en posters: partijleider Jesse Klaver. Wij maken als afzonderlijke kandidaten geen reclame voor onszelf. Daar heb ik tijdens de verkiezingscampagne weleens iets over gezegd. Kandidaten van andere partijen maken flyers met hun eigen hoofd en op de flyers de ik bij me heb: alleen GroenLinks of Jesse. Hallo! Iedereen doet dat, waarom wij niet? Er was in het hele land maar één poster van

april 2019

39


✽ nederigheid mij. Dat komt door mijn vader. Ik kom uit een christelijk-gereformeerd gezin. Mijn ouders stemden traditiegetrouw op de ChristenUnie. Mijn vader heeft, zonder dat ik het wist, aan mijn schoonzus gevraagd een verkiezingsposter te maken. ‘Stem op mijn dochter’, stond er op. Hij hing hem op zijn werk op, in de hoop dat hij een aantal collega’s die naar de PVV neigden kon overhalen op mij te stemmen. Zelf hebben ze ook voor een keer een uitzondering gemaakt en op mij gestemd. Misschien gaf deze actie van mijn vader wel de doorslag. Ik zat maar een paar honderd stemmen boven de kiesdrempel. De Gelderlander pikte mijn Facebookbericht over deze poster op en interviewde mijn vader. Zo kwam het nieuws groot in het Achterhoekkatern van de krant. Misschien zorgde dat wel voor de laatste driehonderd stemmen.” Waarom de focus op die ene lijsttrekker?

“Herkenbaarheid. Wij voeren campagne voor GroenLinks, niet voor onszelf. In het CDA werken regionale kandidaten aan hun eigen campagnes. Bij GroenLinks voeren wij samen campagne voor ons allemaal. De nadruk ligt in de politiek sterk op de leiders, zij voeren de belangrijkste debatten. Het heeft ook te maken met capaciteit. Onze fractie heeft beperkte capaciteit in voorlichting en inhoudelijke ondersteuning. Ik deel een voorlichter met vier andere Kamerleden. Ik doe veel zelf, maar mijn tijd is beperkt. Laatst zat ik met een aantal quotes over jeugdhulpverlening in het Journaal en bij Nieuwsuur. Daar ben ik blij mee, maar de grote zaken zijn voor de fractievoorzitter.” U zit misschien ook niet te wachten op grotere bekendheid?

“Nee. Laatst liep ik met Jesse door Utrecht. Er waren zoveel mensen die hem aanspraken, over van alles en nog wat. Hij kan niet meer anoniem over straat lopen. Ik gelukkig wel. Meestal. Afgelopen zaterdag ging ik stappen met vrienden en werd ik bij de tap uitgenodigd voor een werkbezoek: ‘Ben jij niet Lisa van de Tweede Kamer? Kom je een keer bij ons op school langs?’. Doorgaans kan ik vrij rondlopen, in de trein zitten zonder dat iedereen met me wil praten. Voetballen bij Quick 1888, de oudste voetbalclub van Nijmegen, zonder dat mijn

40

april 2019

elftal anders op mij reageert. De samenleving lijkt te vragen om helden. Dat maakt ook dat je gemakkelijk wordt afgerekend als er iets fout gaat. Juist een foutloze held, die niet bestaat, kan vallen op een kleine stommiteit. Zeker in deze tijd van beelden en filmpjes. Een verspreking in een debat kan zomaar viral gaan en je de kop kosten.” Is bescheidenheid een deugd die bij politici past?

“Er zijn, ook in onze fractie, verschillende types volksvertegenwoordigers met uiteenlopende eigenschappen en taakopvattingen. Dat is goed. Voor mijzelf hoort bescheidenheid bij deze functie. Ik wil goed luisteren naar wat betrokkenen ervan vinden. Ik heb onder andere onderwijs in mijn portefeuille. Daar werken mensen die zoveel beter weten dan ik wat nodig is. Soms is het lastig dat je door anderen zo belangrijk wordt gemaakt. Vanochtend ging ik, voordat ik naar Den Haag kwam, langs bij de klimaatstaking die studenten

Paspoort Lisa Westerveld (Aalten, 1981) is lid van de Tweede Kamer van de StatenGeneraal voor GroenLinks.

. Groeide op in een christelijk-gereformeerd gezin in het dorp Lintelo in de Achterhoek. Studeerde filosofie aan de Radboud Universiteit Nijmegen, was actief in de studentenbeweging en van 2007 tot 2009 voorzitter van de Landelijke Studentenvakbond. Studeerde in 2010 af op de politieke filosofie van Karl Popper en werkte daarna als persvoorlichter en politiek lobbyist bij de Algemene Onderwijsbond. Sloot zich in 2009 aan bij GroenLinks. In maart 2014 met 4.550 voorkeurstemmen gekozen tot gemeenteraadslid in Nijmegen. Op 15 maart 2017 met 18.000 voorkeursstemmen gekozen tot Tweede Kamerlid. Voetbalt, luistert naar hardrock en metal en is vegetariër. Heeft geen partner en geen kinderen.

.

. .

.

in Nijmegen hadden georganiseerd. Van tevoren, om de organisatoren een hart onder de riem te steken. Dat ziet een journalist van De Gelderlander, die me vervolgens wil interviewen, terwijl ik niet eens meeliep. Mijn aanwezigheid leidt dan af van waar het om gaat. Ik hoop dat de kop niet wordt ‘Westerveld loopt mee in klimaatmars’. Je moet jezelf als Kamerlid vooral niet belangrijker maken dan je bent. Dat is, door de invloed van buiten, weleens moeilijk. Als ik op werkbezoek ga, bij een school of zorginstelling, is er veel tijd gereserveerd voor gesprekken met het bestuur, de directie, de Raad van Toezicht. Terwijl ik wil praten met de medewerkers, de studenten, de docenten, de verpleegkundigen, horen wat er op de werkvloer leeft. Ik realiseer mij heel goed dat wij hier belangrijk werk doen. Ik werk met passie om die taak zo goed mogelijk uit te voeren. Tegelijk: Kamerleden zijn ook gewoon mensen. ‘s Zomers ga ik nog steeds het liefst in een tentje met mijn vrienden kamperen op de veel te volle camping bij een metalfestival. Als persoon ben ik niet belangrijker dan iemand anders.” U studeerde af op de Oostenrijks-Britse filosoof Karl Popper. Waar raakt zijn denken uw werk?

“Ik bestudeerde zijn boek The Open Society and Its Enemies, over democratie. Hierin beschrijft hij hoe filosofen vóór hem, zoals Plato, Hegel en Marx, een blauwdruk van de samenleving maakten. Zó moet het worden en ieder speelt daarbij zijn of haar vastgestelde rol. Popper, Joods en gevlucht voor de nazi’s, stelt dat wij juist een open samenleving moeten hebben. Die creëer je samen, in een open dialoog, door proberen en je te vergissen, trial and error. Door fouten te maken, daarvan te leren en gaandeweg onszelf te verbeteren, met inbreng van iedereen, zonder vastgelegde rollen. Popper vindt democratie het beste systeem om een staat te besturen. Tegelijk beschrijft hij er de paradoxen van. Dat je democratisch kunt besluiten om de democratie af te schaffen, bijvoorbeeld. Of dat eindeloze tolerantie kan leiden tot intolerantie, waar Wilders steeds op hamert. Om dat te voorkomen moet je binnen de democratie waarborgen inbouwen.”


special/interview ✽

Lisa Westerveld: ‘De samenleving lijkt te vragen om helden. Je wordt gemakkelijk afgerekend als er iets fout gaat’ ik voor een voorstel de steun van de VVD nodig heb, kan ik ontdekken waar voor hen de winst is en wat voor hen een reden zou kunnen zijn om mijn voorstel te steunen.” Langer naar de vraag kijken, niet direct een antwoord geven. Klinkt zeer filosofisch. Past dat in het snelle tijdperk van internet en sociale media?

diakenen? Als ik nu met mijn ouders meega naar de kerk, zie ik dat de kerk wel verandert, maar niet snel genoeg voor mij. Ik heb “Ik heb veel geleerd van de opleiding zelf. Mijn ouders gaven mij een prima opvoeding, er afstand van genomen en ben niet langer aangesloten bij een kerk. Wel voel ik een waarin de christelijke traditie een belangzekere verbondenheid met de christelijke rijke plaats had. Maar ik had in mijn jeugd traditie. heel veel vragen, waar nooit een antwoord op kwam. Dat heb ik in de kerk altijd gemist. Tijdens mijn studie leerde ik dat het prima Je kunt tijdens de preek niet even je hand is om vragen te hebben. Alle vragen mogen. opsteken en vragen: dominee, wat bedoelt Soms is het interessant langer naar de vraag u daar precies mee en kan het ook anders te kijken dan direct een antwoord te geven. zijn? De open dialoog ontbrak in de kerk. Ik leerde dat het goed is om vragen en meBij catechisatie was ik ‘het meisje dat altijd ningen van de andere kant te bekijken. vragen stelt’. Ik mocht niet voetballen op Daardoor kan ik mij nu beter verplaatsen in zondag, waarom niet? Waarom waren er andere partijen, in boze twitteraars en onregeen vrouwelijke dominees, ouderlingen, delijke mailers, in politieke opponenten. Als Heeft u er als Kamerlid baat bij filosoof te zijn?

“Zodra er nieuws online komt heeft iedereen er direct een mening over. GroenLinks hoeft maar iets te twitteren of er komt meteen een enorme hoop bagger overheen. En dan heb ik nog geluk met mijn welwillende volgers. Sociale media zijn soms fijne plekken voor mooie discussies, maar te vaak een uitlaatklep voor woedende mensen. Twitter en Facebook voorop. De snelheid en de breedte van de informatiestromen roepen snelle en onberedeneerde reacties op. Korte, scherpe reacties krijgen meer aandacht, daardoor meer clicks, en daardoor meer winsten voor de mediabedrijven. Vorige zomer zat ik bij vrienden in de tuin, toen we ons ineens afvroegen waarom er tijdens een storing ‘sneeuw’ op het televisiescherm komt. Daar kwam een gesprek over op gang met allerlei oplossingen, die doorgaans verworpen werden om daarna weer verder te zoeken. Na een uur zei iemand: ‘Wat raar dat we het niet opzoeken op internet!’. Raar, maar als we dat direct hadden gedaan, hadden wij dat prettige gesprek gemist. Er is in de politiek zoveel te doen, alles moet tegelijkertijd. Je moet je over zoveel onderwerpen een mening vormen en die direct ventileren. Dat maakt je niet direct bescheiden. Er is, ook in de politiek, weinig tijd en ruimte voor meer diepgaande vragen en onderling gesprek.”

.

april 2019

41


✽ nederigheid

Vrouw in het kostuum van Handmaid’s Tale protesteert tegen benoeming van Brett Kavanaugh tot lid van het Amerikaanse Hooggerechtshof.

EEN MORAAL VOOR DIENSTMAAGDEN? Eeuwenlang gold de vrouw binnen het christendom als minder rationeel en meer wellustig dan de man. Als erfgenaam van Eva – de eerste zondares! – werd zij getroffen door Gods uitspraak dat de man over haar zou heersen. Nederigheid zou daarmee een bij uitstek vrouwelijke deugd zijn. Maar heeft nederigheid daarmee voorgoed als deugd afgedaan? Tekst: Grietje Dresen Beeld: Hollandse Hoogte

42

april 2018


special/essay ✽

I

n een tijd waarin de wereldpolitiek bepaald wordt door ijdele, machtsbeluste heersers doet het ideaal van de nederigheid of bescheidenheid dat de meeste religies en levensbeschouwingen hoog in het vaandel hebben staan, weldadig aan. Ik vermoed dat veel lezers van dit blad ook meer op hebben met dit ideaal dan met de stijl en toon van de meeste huidige wereldleiders. Maar zou het ooit anders geweest zijn? Al in wereldbeschouwingen van ver voor Christus wordt de gelaten bescheidenheid van de wijze mens geplaatst tegenover de hoogmoed, ijdelheid, hebzucht en machtswellust van heersers of door heerszucht gedrevenen. Wijze en bescheiden filosofen als Socrates en Seneca werden vanwege hun kritische distantie tegenover hun machthebbers en hun welbespraakte verwoording daarvan ter dood veroordeeld. “Ruil om ‘t wisselspel der machten / Niet uw eenvoud voor een schijn”, zoals Anton van Duinkerken dichtte bij het katholiek worden van zijn vriend Frederik Buytendijk, in een qua taal gedateerde, maar in het licht van de dreigende tijd indringende lofzang op Buytendijks levensmotto Considerate Lilia (‘Ziet de leliën des velds’).

Voor slaven en vrouwen Tegenover deze doorgaande lijn van religieuze en filosofische waardering voor eenvoud, gelatenheid en nederigheid als deugd, staat Friedrich Nietzsches onbarmhartige oordeel erover. De nederigheid aanprijzen als deugd is de uiting van een slavenmoraal, aldus Nietzsche. De onmacht van de slaaf wordt zo opgewaardeerd tot ideaal, tot morele deugd. Of, zoals het spreekwoord zegt: hier wordt van de nood (de nood aan autonomie en Wille zur Macht, bij Nietzsche) een deugd gemaakt. Nietzsches Umwertung aller Werte heeft de gemoederen van de filosofische en theologische ethiek grondig bezig gehouden, tot op de dag van vandaag. Ik vertrek hier vanuit Nietzsches problematisering van de nederigheid als deugd omdat ik via zijn ‘genealogische’ analyse ervan ook wil stilstaan bij de concretisering van deze moraal, die in de christelijke traditie voor vrouwen anders uitwerkte dan voor mannen. Nietzsche achtte het christendom met zijn nadruk op naastenliefde en zachtmoedigheid bij

uitstek een godsdienst ‘voor slaven en vrouwen’ – groepen die in de vroegchristelijke samenkomsten verhoudingsgewijs sterk vertegenwoordigd zouden zijn geweest. Christelijke waarden als deemoed en dienstbaarheid zouden, vergeleken met de cultuur en levenshouding tegen de achtergrond waarvan zij ontwikkeld werden, ‘vrouwelijke’ waarden vertegenwoordigen. De vrij gekozen zelfbeheersing en welwillendheid van de klassieke aristocratische burger zouden tijdens de kerstening van de westerse cultuur verschoven zijn van een autonoom gekozen levenshouding naar een moraal binnen welke beloofd werd dat dienstbaarheid en lijden, naar het voorbeeld van Christus, ná de dood tot verheerlijking zouden leiden. Overigens beoogde het christendom met die heilsbelofte welbewust ook een democratisering ervan. Of men nu man was of vrouw, rijk of arm, heer of horige: wie Christus navolgde op geleide van de voorschriften van de kerk zou na de dood delen in Gods heerlijkheid.

Eerste zondares Dat het christendom ‘vrouwelijke’ waarden vertegenwoordigde, zal zeker hebben bijgedragen aan de aantrekkingskracht ervan voor vrouwen. Niet alleen in de vroegste christelijke gemeenten maar ook in de middeleeuwse kloosters en de ordes en in de congregaties die in de moderne tijd tot ontwikkeling kwamen, waren vrouwen oververtegenwoordigd. De heilsbelofte dat in Christus noch man noch vrouw zou zijn, zal voor veel vrouwen ook echt een bevrijdende gedachte zijn geweest. Uit de geschriften die ons zijn overgeleverd van en over vrouwelijke martelaren en mystici komt dit ook expliciet naar voren. Vrouwelijke mystici kunnen heel ver gaan in de afbraak van hun ik, hun ‘onder-zijn’ en ‘vernieting’ (hier in woorden van de laatmiddeleeuwse mystica Alijt Bake, uit de kring van de Moderne Devotie), maar deze weg van ‘vernieting’ staat in het teken van hun verheffing, hun opstanding in en met Christus. Zodra het christendom institutionaliseerde en de kerkvaders de christelijke moraal afbakenden, werd de heilsweg voor vrouwen echter door mannelijke woordvoerders gedefinieerd. De vrouw gold als minder rationeel, meer wellustig, eerste zondares, en

werd als erfgenaam van Eva getroffen door Gods uitspraak dat de man over haar zou heersen. Deze uitspraak werd uitgelegd als straf voor Eva’s ongehoorzaamheid, en werd in de hele christelijke traditie tot voor kort uitgelegd als grondslag voor de van vrouwen verwachte gehoorzaamheid en onderdanigheid, of dat nu in het huwelijk of in het kloosterleven was. Overigens legden ook mannelijke kloosterlingen de gelofte van gehoorzaamheid af, als een van de drie kloostergeloften; maar vrouwenkloosters en vooral de latere ordes en congregaties voor vrouwelijke religieuzen bleven altijd onder supervisie staan van mannelijke ordeleden. Zo werd de hiervoor genoemde mystica Alijt Bake bijvoorbeeld door mannelijke visitatoren en het gezaghebbend kapittel uit haar ambt van priorin ontheven, waarschijnlijk omdat haar geschriften gedachten bevatten die te veel in de buurt kwamen van de ketterij van de Vrije Geest. Zowel in het klooster als in het huwelijk werd van vrouwen voor alles gehoorzaamheid, dienstbaarheid en nederigheid verwacht. De zogenaamde vloek van Eva en veronderstelde irrationaliteit en onstandvastigheid van vrouwen fungeerden daarbij als verhaal dat een groter kwaad moest bezweren: vrouwen, draagsters van nieuw leven, zouden door hun grote wellustigheid en verleidingskracht niet alleen de heilsweg van mannen, maar ook de door God bedoelde, ordelijk geregelde voortplanting in gevaar brengen. Waar deze angst voor vrouwen en voor hun centrale rol in de voortplanting toe kon leiden in de geschiedenis, wordt onder andere verbeeld in The Handmaid’s Tale, een dystopische roman van Margaret Atwood uit 1986, die afgelopen jaren verfilmd werd als serie. The Handmaid’s Tale is een product van de verbeelding, een tamelijk extreem product, maar Atwood zelf benadrukte meermaals dat niets in haar boek al niet ooit in de geschiedenis is voorgekomen, als het gaat om de onderschikking van vrouwen en hun voortplantingsvermogen aan een door mannelijke leiders gedefinieerde heilsstaat. En het zal niet voor niets zijn dat de symbolen van die onderschikking uit boek en verfilming, de diepe kappen en wijde gewaden waarin vrouwen ontdaan zijn van zowel hun vrijheid als hun verlei-

april 2018

43


✽ nederigheid delijkheid, in Amerika en elders worden aangewend om te demonstreren tegen de voortdurende discriminerende praktijken.

Route tot geluk Deugden als dienstbaarheid en nederigheid (de laatste werd in de christelijke traditie overigens aangeduid als deemoed of ootmoed, tegenhanger van de voornaamste ondeugd, de hoogmoed of hovaardigheid) waren en zijn centrale christelijke deugden, voor vrouwen én voor mannen. Maar Nietzsche had in zijn achterdocht jegens de verheerlijking van deze deugden niet helemaal ongelijk. In de feitelijke uitwerking van de christelijke moraal zaten vaak elementen van verschoven rancune, daar waar de eigen onmacht of het gebrek aan autonomie juist aan ánderen als ideaal werd voorgehouden: door priesters aan hun gelovigen, door mannelijke superieuren aan hun vrouwelijke ordeleden, door huisvaders aan hun vrouwen en kinderen. Zodra deze deugden deel gaan uitmaken van een morele pedagogie of gaan functioneren ter legitimatie van geïnstitutionaliseerde onderschikking, gebeurt waar Nietzsche voor waarschuwde: de moraal wordt onvrij, en onvrijheid wordt opgehemeld als deugd. En zij die de deemoed als deugd aan anderen voorhielden maakten niet zelden misbruik van hun religieus gelegitimeerde machtspositie, daarbij hun hoogmoed soms maar nauwelijks verhullend, als een vos die de passie preekt. Moeten we de deemoed dus afdanken als verknipte deugd, als een ideaal van en voor de verliezers van de geschiedenis? Wie wereldse macht en aanzien als hoogste goed nastreeft, komt er inderdaad niet ver mee. Maar streven naar aanzien en macht is een onbetrouwbare weg tot gelúk, zoals klassieke filosofen als Socrates en Seneca al leerden, en het christendom overnam uit zowel die klassieke (met name stoïcijnse) filosofie, als uit het jodendom. En dat is waar religies en levensbeschouwingen op gericht zijn: geluk, heil. Dat wil zeggen, religies en andere reflexieve vormen van levenskunst beloven degenen die zich – al dan niet gedwongen – aan hun leefregels houden dat een aldus geleid leven de meest zekere route vormt tot geluk, tot heil. In de meeste tijden en culturen was het merendeel van de mensen niet in de gele-

44

april 2018

Mannelijke woordvoerders definieerden de heilsweg voor vrouwen genheid om een dergelijke heilsweg en de bijbehorende levensleer op eigen termen te definiëren. Men was afhankelijk van dwingende levensomstandigheden en minstens even dwingende woordvoerders en machthebbers. De klassieke filosofen waren over het algemeen aristocratische burgers met een zekere vrijheid. De christelijke moraal werd gedefinieerd door mannen die geletterd en dus goed opgeleid waren, maar die zich wel moesten bewegen binnen de grenzen van een kerk die zich institutionaliseerde. En in het proces van haar canonvorming grensde de kerk zich onder andere af van de meer individuele heilsroutes van de gnostiek. Voor een kerkvader als Augustinus, zelf afkomstig uit een dualistisch denkende gnostische stroming, moest het heil dat door de éne God voor álle mensen bedoeld was, te maken hebben met de in Christus geopenbaarde bestemming van de mens. En al werd de weg naar die bestemming gestremd door de ‘erfzonde’ (een begrip dat Augustinus niet introduceerde, maar wel gezaghebbend muntte), de christelijke routeplanner gaf een koninklijke, zij het zeer smalle weg aan: de naastenliefde, gevoed vanuit de godsliefde. Het gebod van de naastenliefde is door

velen, en zeker door Nietzsche, op de schop genomen als een onmogelijk gebod. Hoe kun je nu gebieden tot zoiets als liefde? Velen van die critici verstaan liefde dan ten onrechte in romantische zin, als een gevoel. Het ging in het gebod van de liefde echter om een deugd, een van de drie ‘goddelijke’ deugden. Maar ook het gebod van de naastenliefde (de liefde zoals bezongen in Paulus’ hooglied van de liefde in 1 Korintiërs 13,1-13) werkte in de christelijke traditie voor vrouwen pregnanter uit dan voor mannen. Bij het “Alles verdraagt ze, alles gelooft ze, alles hoopt ze, in alles volhardt ze” van 1 Korintiërs 13,7 denkt men onwillekeurig toch eerder aan een vrouw dan aan een man. Alsof vrouwen zich een dergelijke weerloosheid beter konden veroorloven dan mannen, die in het zweet huns aanschijns moesten ploeteren voor de kost.

Vrij en ongedwongen Een lofspraak als deze was voor Nietzsche in ieder geval een symptoom van het onmachtige, vrouwelijke karakter van de christelijke moraal. Maar critici als Nietzsche verstaan het gebod dan in de moralistische zin, waarin het ook al te vaak gebruikt is: als moraal voor dienstmaagden. Zelf kan ik me beter vinden in wat een klasgenootje ooit in mijn poeziealbum schreef, een variant op het slot van Hieronymus van Alphens kindergedicht Het goede voorbeeld. Want ook al kennen we Van Alphen als moralist, ik lees zijn vers liever als semikinderlijke vaststelling van een ervaringsfeit. Dat wil zeggen, als de niet zozeer idealistische maar eenvoudige constatering dat er een direct verband is tussen vrije wederzijdse dienstbaarheid, geluk en liefde – wanneer men deze niet opvat als onmogelijke idealen,maar als woonplaats waar het goed toeven is: Daar alleen kan liefde wonen Daar alleen is het leven goed Waar men vrij en ongedwongen Voor elkander alles doet.

.

Grietje Dresen is universitair docent religiewetenschap en ethiek aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Haar onderzoek en publicaties betreffen thema’s uit de geschiedenis en actualiteit van christelijke moraal en mystiek.


Verhalen Verbinden

Nieuw: Kleinboek over Geloof eigen Houvast

studiemiddag over de verbindende kracht van verhalen en poëzie

Met: Verhalenverteller Rahim Biglari Imam Mustafa Bulut Theatermaker Peter Vermaat en gitaarmuziek van Aldo de Vos

il sch r p bo a 13 gen to r e H ‘s

“De vraag is niet wat wij met het woord van God doen, maar wat dat met ons doet.”

Voor het verstaan van het Woord heb je ook kennis nodig.

Onderlinge discussie mogelijk op de site Over Geloof

AANMELDEN EN INFO: FRANCISCAANSEBEWEGING.NL INFO@FRANCISCAANSEBEWEGING.NL OF 073-6131340

Piet Goris schreef als vervolg op ‘Boek over Geloof’ een beknopte en geactualiseerde versie: ‘Kleinboek over Geloof’

Bestel via www.uitgeverijgelderland.nl of via uw boekwinkel

Aanvullende financiering gezocht voor zeer winstgevend project Rente 8% plus winstdeling Inl. NBB, Postbus 173, 2130 AD Hoofddorp of tel 06-17556050

Adverteren in volzin Wanneer u adverteert in volzin bereikt u duizenden geëngageerde en progressieve christenen! Ze waarderen dat u in hun lijfblad adverteert. Wilt u meer informatie? Neem dan contact op met Roel Abraham via 06-54274244 of r.abraham@bdu.nl


LOFZANG BIJ ZONSOPGANG Tekst & Beeld: Anita Pantus

N

ieuwe spiritualiteit geënt op een oude traditie: dat is de jaarlijkse pelgrimage op paaszaterdag naar de ruïne van SintWalrick en de koortsboom (ook wel lapjesboom genoemd) in de bossen bij Overasselt, enkele kilometers ten zuiden

46

april 2019

van Nijmegen. Het volksverhaal vertelt dat als een lapje stof aan een koortsboom wordt gebonden, deze boom er voor zorgt dat de ziekte verdwijnt. Gehuld in monnikspij zingen de leden van het Nijmeegse mannenkoor Schola Cantorum Karolus Magnus daags voor Pasen bij zonsopgang gregoriaanse gezangen. De zonsopgang wordt gezien als symbool van de opstan-

ding van Christus, de komst van het licht en de levenskracht van de natuur. Het koor wil het katholieke erfgoed levend houden. Er is altijd veel belangstelling omdat “zulke momenten mensen boven het alledaagse uittillen”, aldus dirigent Stan Hollaardt. Ook dit jaar vindt de paaszang weer plaats: op paaszaterdag 20 april, 7 uur ’s ochtends. Meer info: www.karolus-magnus.nl.

.


paaszang âœ˝

april 2019

47


✽ ‘A Private War’

Marie Colvin vertelde het verhaal van onmondige slachtoffers

VERSLAAFD AAN DE OORLOG De nieuwe Amerikaanse film A Private War is een portret van de vermaarde oorlogsjournalist Marie Colvin. Zij stierf in 2012 in de stad Homs, tijdens een beschieting door het Syrische leger. Ongemakkelijk is dat deze film niet gaat over de mensen over wie zij schreef: de anonieme slachtoffers van oorlogen. Maar het klopt: Colvin zelf was een fascinerende persoonlijkheid. Waarom nam zij zoveel risico’s?

E

erder dit jaar oordeelde een federale rechtbank in de Verenigde Staten dat de Syrische regering van Bashar al-Assad schuldig is aan de dood van Marie Colvin, de Amerikaanse oorlogsjournalist die in februari 2012 overleed in de stad Homs. Het Syrische leger had volgens de rechter een bewuste aanslag op haar gepleegd. Colvin bevond zich op dat fatale ogenblik, toen de Syrische burgeroorlog nog jong was, in een gebouw in de belegerde wijk Baba Amr. In deze wijk had het rebellerende Vrije Syrische Leger zich verschanst. Samen met de Britse fotograaf Paul Conroy was het Colvin als een van de weinige internationale journalisten gelukt om de bestookte wijk in te komen, dankzij een drie kilometer lange ondergrondse tunnel. Ze was daar om een stuk te schrijven voor The Sunday Times, de Britse krant die haar opdrachtgever was, maar besloot om via haar satelliettelefoon live op CNN en BBC verslag te doen van de beschietingen door Assads leger op gewone burgers. Van Conroy’s hand waren beelden te zien van een geïmproviseerd ziekenhuis, en het sterven van een jongetje dat daar in hun bijzijn was binnengebracht. Het moet het signaal van Colvins satelliettelefoon zijn geweest dat de plek waar de journalisten zich bevonden heeft verraden. Dat was een risico waarvan de Amerikaanse verslaggever zich ook bewust was. Niet lang na de uitzending op CNN verhevigden de beschietingen en kwam Marie Colvin, 56 jaar oud, om bij een raketaanval. Behalve haar sneuvelden nog veel meer mensen, onder wie de Franse fotograaf Rémy Ochlik. Fotograaf Paul Conroy raakte zwaarge-

48

april 2019

wond en werd een paar dagen later via de tunnel, samen met andere gewonden, geevacueerd. Veel van de Syriërs die hielpen bij die evacuatie kwamen tragisch genoeg ook zelf om.

Roekeloze verslaggevers Deze zwarte geschiedenis vormt begin en einde van de nieuwe Amerikaanse speelfilm A Private War, die is gebaseerd op het levensverhaal van Marie Colvin: de zo markante oorlogsjournalist die alleen maar iconischer werd toen ze een ooglapje was gaan dragen – in 2001 was ze op Sri Lanka door een granaatscherf geraakt. Je kunt zeggen dat er wat ongemakkelijks is aan het verschijnen van deze speelfilm, die ook nog samengaat met de publicatie van een biografie over Marie Colvin en bovendien een documentaire. Als we haar collega’s en vrienden mogen geloven, zou ook Colvin zelf dat ongemak hebben gevoeld. Het is zoals collega-oorlogsjournalist Robert Fisk schreef, vlak na de tragische gebeurtenis in Homs in 2012: “Ik kon er deze week alleen maar aan denken hoe goed we de naam hebben leren kennen van de onbedwingbare en gewonde Britse fotograaf Paul Conroy, terwijl we bijna niks weten van de dertien Syrische vrijwilligers die tijdens diens redding kennelijk gedood zijn door scherpschutters en granaatvuur. (…) We zijn zo gewend geraakt aan de roekeloze heroïek van de filmversie van ‘oorlogs’verslaggevers, dat zij op een of andere manier belangrijker zijn geworden dan de mensen over wie zij verslag doen.” De ironie, zeven jaar na deze kritische column van Robert Fisk, is dat nu daadwerkelijk de filmversies van Marie Colvin en Paul

Conroy te zien zijn, in de speelfilm A Private War van filmmaker Matthew Heineman. Een meevaller voor Fisk is wel dat Heineman geen glamourfilmer is. Eerder maakte hij documentaires, zoals over activisten in de Syrische stad Raqqa die een tijdlang de hoofdbasis was van terreurgroep ISIS. Tegelijkertijd gaat de speelfilm duidelijk over Colvin zelf, over haar ‘privé-oorlog’: als een mot die wordt aangetrokken tot een vlam, zo werd zij steeds weer aangetrokken tot de brandhaarden in de wereld. Zelfs toen zij nachtmerries kreeg over wat zij voor ogen had gekregen in een Palestijns vluchtelingenkamp in Beiroet, in Libanon. Zelfs toen zij na de bijna-dood-ervaring in Sri Lanka een posttraumatische stressstoornis ontwikkelde en daarvoor in behandeling moest. Zelfs toen zij steeds weer drank nodig had om op de been te blijven als ze thuis in Londen was.

Heilige verontwaardiging Het is inderdaad een getuigenis van gebrekkig inlevingsvermogen dat een westerling vooral opveert als hij hoort over de dood van een andere westerling, terwijl tegelijkertijd talloze mensen in een oorlog een anonieme dood sterven. Het was overigens juist om deze reden dat Colvin, naar eigen zeggen, steeds weer naar oorlogsfronten waar ook ter wereld afreisde: omdat zij geen onderscheid kon maken tussen de ene en de andere mens, omdat zij het verhaal wilde vertellen van de onmondige slachtoffers van onmenselijke conflicten, en omdat zij haar heilige verontwaardiging zelfs na dertig jaar verslaggeving niet kwijt was geraakt. Maar ter verdediging van regisseur Mat-


film Jurgen Tiekstra ✽ Actrice Rosamund Pike als journalist Marie Colvin in A Private War.

thew Heineman zou ik willen zeggen dat ik zijn fascinatie deel voor persoonlijkheden als Marie Colvin. Waarom gaat iemand elke keer regelrecht op het menselijk lijden af, met groot gevaar voor eigen leven? Colvin werd geboren op Long Island, in de VS, en wilde mariene bioloog worden, maar raakte op de universiteit begeesterd door het vak schrijven. Als tiener was ze in Washington wezen demonsteren tegen de oorlog van Vietnam. Daar had ze het bij kunnen houden, wat betreft het helse geweld op onze aarde. Maar ze wilde journalist worden, ze wilde buiten de VS wonen en ze werd namens een persbureau degene die zich met het Midden-Oosten en Noord-Afrika mocht bemoeien. Dus reisde ze in 1986, dertig jaar oud, af naar Libië: op een West-Berlijnse discotheek, waar vaak Amerikaanse soldaten kwamen, was een bomaanslag gepleegd en de Verenigde Staten gingen dit, onder leiding van president Reagan, vergelden met een bombardement op verschillende plekken in Libië. Colvin interviewde Khadaffi, de leider van Libië, en was aanwezig toen de bommen vielen.

Overigens sprak ze Khadaffi in 2011 opnieuw, ten tijde van de Arabische Lente; de opstand die zijn dood zou betekenen.

Moedig of levensmoe Het is ontzagwekkend hoeveel plekken vol menselijk leed Marie Colvin in de jaren daarna heeft opgezocht, waaronder de burgeroorlog in Libanon, de oorlog in de Russische deelrepubliek Tsjetsjenië, de oorlog tussen Irak en Iran, de eerste en de tweede Golfoorlog, de Kosovo-oorlog, de burgeroorlog in Sri Lanka. Colvin was als geen ander een getuige van de wrange gelijktijdigheid op aarde: elke keer stapte ze van de ene in de andere wereld, van de vrede hier naar het bloedvergieten daar. Ondertussen stonden veel van haar collega’s, ook zeker de mannelijke, versteld van de durf die zij toonde. Maar was ze nou moedig, of levensmoe? Nee, dat laatste was absoluut niet het geval, schreef een bevriende oorlogsjournalist in een postuum: “Ik heb zelden iemand ontmoet die verliefder was op het leven.” Drong het dan niet tot haar door dat elke dag aan het front

haar laatste kon zijn? Maar elke illusie van onsterfelijkheid moet zijn verdwenen toen ze bijna haar einde vond op Sri Lanka. Het is zoals je ook hoort bij bergbeklimmers en poolreizigers: na alle adrenaline en doodsangsten die dit kaliber durfallen tijdens hun tochten hebben ervaren, lukt het hen niet meer om ook thuis nog gelukkig te zijn. Iets in hen is verslaafd. De keuzes die ze ooit hebben gemaakt, kunnen na een tijd niet meer ingetrokken worden. Aan Marie Colvin werd gevraagd of ze spijt had van het moment op Sri Lanka dat bijna haar dood had betekend. “Dat is haast alsof je vraagt of ik een ander persoon wil zijn”, zei ze. “Soms wil ik dat wel: dan wil ik wel een zeiljacht en een huis op het platteland. Maar ik wil niet veranderen wat ik doe, waar ik om geef, waarvan ik denk dat het speciaal is.” Een te vroeg einde aan haar leven, toch het kostbaarste bezit dat ze moet hebben gehad, was voor haar niet meer dan een ingeschat risico.

.

A Private War draait sinds 28 maart in de bioscopen.

april 2019

49


Schilder Georg Baselitz poseert voor zijn schilderij Sister Rosi III (1995) tijdens een expositie die vorig jaar plaatsvond in Chemnitz. ANP Foto.

Een non-conformist in verzet tegen gladde schoonheid

WAAROM GEORG BASELITZ ONDERSTEBOVEN SCHILDERT Schilder Georg Baselitz (1938) verzet zich consequent tegen vrijblijvende, gladde schoonheid. Hij wil, juist met zijn ontregelende expressionistische vormentaal, het ruwe en ongepolijste van de realiteit onder ogen zien. In zijn laatste werken toont hij dan ook zijn eigen aftakeling en ontluistering. Eric Corsius ziet een overeenkomst met de middeleeuwse passiekunst: “‘Zie de mens’, lijkt Baselitz te zeggen: ‘Zie de mens in zijn breekbaarheid en vergankelijkheid’.”

‘D

eze beelden kunnen als schokkend worden ervaren.” Met deze woorden waarschuwt de presentator van het tv-journaal ons als er filmopnames worden getoond waarin

50

april 2019

slachtoffers van natuurrampen of menselijk geweld voorkomen. Ook de zogenoemde Kijkwijzer maakt ons erop attent dat we op het punt staan te gaan kijken naar beelden waarin het nodige bloed vloeit. Door deze waarschuwingen kunnen we als kijkers be-

slissen of we willen kijken of niet. Het is aan ons om de confrontatie aan te gaan of om onze blik af te wenden – of zelfs helemaal af te zien van het kijken. Er vindt echter ook censuur plaats. Sommige beelden worden te gruwelijk geacht om


cultuur Eric Corsius ✽ überhaupt te worden vertoond. Toen een aantal jaren geleden de terreurgroep IS in een poging om ons te intimideren en schrik aan te jagen opnames van onthoofdingen de wereld instuurde, weigerden de media deze te tonen. Er is blijkbaar een grens aan wat wij mensen aankunnen als het gaat om beelden van geschonden levens en lichamen. Die grens ligt weliswaar bij iedereen ergens anders, maar juist daarom worden wij voor ‘schokkende beelden’ gewaarschuwd, zodat we zelf kunnen kiezen om ons al dan niet bloot te stellen aan dergelijke beelden. De grens ligt ook in elke cultuur en tijd verschillend. De huidige generatie in het Westen is wat minder gevoelig dan vorige generaties. Helemaal afgestompt zijn we – gelukkig! – echter niet.

toen hij tachtig jaar werd, koos hij er ook bewust voor om een overzichtstentoonstelling te houden in het museum Unterlinden in Colmar, de thuisbasis van Grünewalds altaarstuk. De bewuste keuze voor Colmar als plaats van handeling was een eerbetoon van Baselitz aan zijn grote voorganger – en ook wel een beetje aan zichzelf, want een zekere ijdelheid en zelfingenomenheid is Baselitz, die zichzelf als de grootste van zijn generatie beschouwt, niet vreemd. In groot contrast met zijn hoge eigendunk staat zijn grote openhartigheid en – het cliché zij mij vergeven – de bereidheid om zich kwetsbaar op te stellen. Veel van zijn recente werken zijn namelijk zelfportretten waarin hij onverholen zijn eigen aftakeling toont.

Aanstootgevend Afzichtelijkheid Des te meer valt het op dat we niet opkijken van de aanwezigheid in ons dagelijks leven van een van de meest gruwelijke schouwspelen uit de geschiedenis: de marteldood van Jezus van Nazaret. Met droge ogen zien katholieken de afbeelding ervan aan de muur van hun woonkamers hangen. En met esthetisch genoegen bekijken museumbezoekers de gedetailleerde weergaven van de kruisdood op schilderijen uit de late middeleeuwen – en de tradities die daarop voortborduurden in de eeuwen erna. De grote klassieker en standaard binnen dit genre wordt gevormd door het Isenheimer altaar van Matthias Grünewald (1479-1528). Dit werk zorgt voor een constante stroom bezoekers aan de Franse stad Colmar en geldt als het hoogtepunt van de laatgotische passiekunst. De realistische weergave van Jezus’ lijden wordt geroemd en als indringend ervaren, maar niet als choquerend. Zonder afgestompt te zijn, zijn we er blijkbaar wel aan gewend geraakt. Misschien is het wel om die reden dat er af en toe moderne kunstenaars zijn, die het schrikbarende effect en de bewuste afzichtelijkheid van dergelijke afbeeldingen weer tevoorschijn willen halen onder de vergoelijkende en geruststellende laag van de esthetiek. Een van die kunstenaars is de Duitser Georg Baselitz (1938), die zichzelf beschouwt als een schakel in de traditie van de ‘afzichtelijkheid’, waarvoor de toon werd gezet in de late middeleeuwen, met name in Duitsland. In het afgelopen jaar,

Dat laatste is geen toeval, want Baselitz beschouwt zijn werk ook als een vorm van autobiografie. De kunst moet de tijd op de voet volgen en in die zin een afspiegeling zijn van de levensloop. Deze levensloop staat nooit los van de geschiedenis. Zonder bewust een politiek of maatschappelijk geëngageerd schilder te willen zijn, vindt Baselitz dat kunst haar ogen niet mag sluiten voor de samenleving waarin zij staat en voor de ontwikkelingen en gebeurtenissen daarin. Zelf heeft hij daarvan altijd de invloeden ondergaan. Geboren als Hans-Georg Kern in het plaatsje Deutschbaselitz nabij Dresden – zijn artiestennaam ontleende hij aan zijn geboorteplaats – is hij ooggetuige en deelgenoot geweest van een bewogen deel van de Duitse geschiedenis. De indrukken van het bombardement op Dresden (1945) zijn altijd in zijn hart gekerfd gebleven, alsmede de verstikkende atmosfeer van de DDR. In die DDR groeide hij op, totdat hij in 1958 naar de Bondsrepubliek verhuisde. Zijn onverholen moderne – en als zodanig als westers-decadent beschouwde – schilderstijl bracht de jonge, wilde Baselitz namelijk al snel in aanvaring met de politieke correctheid van de volksrepubliek. In het westen zou hij het niet per se gemakkelijker krijgen. Hij brak als een van de eersten met de nog steeds wat preutse normen, die aan de kunst werden gesteld. Begin jaren zestig werden enkele van zijn aanstootgevend geachte, erotisch getinte werken zelfs in beslag genomen. De rode draad in al deze

conflicten was gelegen in een consequent verzet van Baselitz tegen vrijblijvende, gladde schoonheid. Hij wilde, juist met zijn ontregelende expressionistische vormentaal, het ruwe en ongepolijste van de realiteit onder ogen zien. Hij heeft daarom altijd gekozen voor een zeer lijfelijke en ruige werkwijze, recentelijk bijvoorbeeld door zijn doeken op de grond te leggen en er met grof geweld op tekeer te gaan. (De sporen van voetzolen, vingers en verfpotten zijn soms herkenbaar.) Om dezelfde reden heeft hij overigens nooit het figuratieve schilderen opgegeven. Pure abstractie is aan hem niet besteed. De verwijzing naar de werkelijkheid van de mens is hij trouw gebleven – hoe vrij hij in zijn vormentaal ook is. Bij dat alles kan niet worden ontkend dat de rebelse aanleg Baselitz ook altijd een rol speelde in zijn opstelling – en nog steeds speelt. Baselitz ziet het daarom ook als zijn opdracht om jonge kunstenaars die bij hem studeren op te voeden tot non-conformisme. “Houd je vooral met jezelf bezig!” – zo houdt hij hun voor. Bewust schopt hij bovendien iedereen voor de schenen, die hij van politieke correctheid verdenkt. Dat heeft hem de laatste jaren ook in rechts-populistisch vaarwater gebracht. Baselitz ging zelfs zover in zijn afkeer van de Duitse mainstreampolitiek, dat hij in 2013 naar Oostenrijk emigreerde en intussen Oostenrijks staatsburger is geworden. Merkwaardig en tegenstrijdig genoeg is het geboren buitenbeentje Baselitz sinds decennia echter tegelijk een onderdeel van het establishment: als gevierd docent en als veel verkocht en tentoongesteld kunstenaar. Baselitz is het toonbeeld van de paradox van de gevestigde outsider.

Op zijn kop Deze kenmerken van de mens en de kunstenaar Baselitz vinden een brandpunt in een beroemd kenmerk van zijn meer dan levensgrote werken: het feit dat hij menselijke figuren consequent ondersteboven schildert. Anders dan men aanvankelijk geneigd is om te denken, is dit geen dadaïstisch grapje van Baselitz. Het is niet zo dat hij een mensenfiguur eerst op de gebruikelijke manier schildert, om dan het eindresultaat op zijn kop te hangen. Het is hem er niet om te doen om de draak te

april 2019

51


✽ cultuur Eric Corsius steken met zichzelf, de kunst en zijn kijkers. Nee: Baselitz schildert zijn modellen van meet af aan omgekeerd – hetgeen uiteraard een grote concentratie vergt tijdens het werkproces. Dit ondersteboven schilderen roept meerdere effecten op. Ten eerste heeft het ondersteboven schilderen een ontregelende uitwerking, zowel op de schilder, tijdens het werkproces, als op de kijker. Het is het effect dat ieder van ons ondergaat als wij een foto van een bekende ondersteboven bekijken. Vreemd genoeg valt dan de spontane, vanzelfsprekende gezichtsherkenning weg. Wat we in plaats daarvan zien is een bijna abstract patroon van lijnen en vlakken, waaruit we moeten afleiden wat we zien. We zien niet in één

Georg Baselitz: Der Wald auf dem Kopf, 1969, Museum Ludwig, © Georg Baselitz 2018.

oogopslag een samenhangend beeld, maar een hoeveelheid details die ieder voor zich de aandacht vragen. We zien niet degene die wordt geportretteerd, maar we zien de elementen waaruit het beeld is opgebouwd. Precies dit effect ondergaan we ook bij het kijken naar een doek van Baselitz: onze aandacht gaat niet naar de ‘inhoud’, maar naar de vorm of, beter, naar de manier waarop de kunstenaar aan die inhoud vorm gééft. De ‘omgekeerde’ menselijke gestalten van Baselitz roepen bovendien, bewust of onbewust, diverse associaties op. Ze lijken te zweven, te zijn bevrijd van zwaartekracht. Het is verleidelijk om verbanden te zien met de afbeeldingen van engelen of met de

opgestane Christus op werken uit de late middeleeuwen – zeker als de kunstenaar zijn figuren voorziet van een geheimzinnige, lichte waas, aangebracht door een verfsproeier. Deze zwaartekrachtloze wereld heeft echter ook iets verontrustends: het is een verwijzing naar een door en door hedendaags levensbesef: het besef dat we ontworteld zijn, dat we zijn losgeraakt van onze fundamenten, van al die zaken waaraan we ons ooit dachten te kunnen vastklampen en verankeren. Baselitz beeldt dit hedendaagse levensgevoel dat de wereld op zijn kop staat, bijna letterlijk uit. Niet voor niets schildert hij ook bomen met de wortels naar boven. Onze kracht halen we niet uit de ‘grond’, niet uit de rotsvaste fundamenten van religies en ideologieën, maar uit zo iets vluchtigs als de lucht – zo wordt dit wel geïnterpreteerd.

Lijkwade Er is ten slotte nog een bijzondere associatie, die de werken van Baselitz oproepen. Dat is zeker het geval bij zijn recente werken, waarin hij zichzelf (en soms zijn vrouw) afbeeldt, zowel in de beschreven ‘zwevende’ toestand’ als in zijn afgetakelde staat. Het zijn uitgerekend deze werken die hij vorig jaar in Colmar tentoonstelde, in hetzelfde museum waar ook Grünewalds passiealtaar staat. Ze roepen spontaan de gedachte op aan de lijkwade van Turijn. Uiteraard kan dit worden geïnterpreteerd als een staaltje van messiaanse zelfverheffing. De blijvende indruk is echter die van iemand die volkomen oprecht zijn levensloop op de voet heeft gevolgd – en er niet voor terugschrikt om heel consequent ook de laatste, ontluisterende fase daarvan te tonen. ‘Zie de mens’, lijkt Baselitz te zeggen: ‘Zie de mens in zijn breekbaarheid en vergankelijkheid.’ Meedogenloos geeft hij zich bloot en legt hij de vinger op de zere plek van zijn bestaan. In die zin is de kunst van Baselitz ook altijd een vorm van zichzelf prijsgeven – of gewoon: zichzelf geven. Zijn zelfportretten hebben ook het karakter van een offer. ‘Dit is mijn lichaam’, zo spreekt de kunstenaar ons door zijn werk toe: ‘Mooier kan ik het niet maken. U kunt het als schokkend ervaren. Als u daarvoor terugschrikt, moet u misschien even wegkijken.’

.

52

april 2019


✽ grensverleggers Astrid Lindgren

Tekst: Willem van der Meiden

Pippi Langkous zorgde voor een doorbraak in jeugdliteratuur oestert Nederland Annie M.G. Schmidt als de koningin van de kinderliteratuur, buiten ons land is die eer weggelegd voor Astrid Lindgren. Lindgren (geboren Ericsson, 1907-2002) was iets ouder dan Schmidt. Ze hebben elkaar ontmoet, ze bewonderden elkaars werk en wonnen beiden alle mogelijke prijzen voor hun werk. Van virtuoze taalbeheersing, zoals die van Schmidt, moest Lindgren het niet hebben, van gedurfde en vaak universele thema’s wel en de wijze waarop zij zich in de belevingswereld van kinderen kon verplaatsen was ongekend.

K

Lindgren komt uit het dorp Vimmerby in Småland, het Zweedse merengebied ten zuidwesten van Stockholm. Na een onbezorgde plattelandsjeugd raakt ze op haar achttiende zwanger van de hoofdredacteur van de krant waarbij ze is gaan werken. Ze wil niet met hem trouwen en baart in 1926 zoon Lars, die ze met moeite en ook hulp alleen opvoedt. Met haar latere man Sture Lindgren, wiens achternaam ze aanneemt, krijgt ze een dochter, Karin. Uit verhalen die ze haar zoon voorleest ontstaat het bekendste personage uit haar vroege werk: Pippi Langkous. De zelfstandigheid van dit ouderloos levende meisje, haar talenten en krachten en vrijgevochten levenshouding heeft Lindgren ongetwijfeld opgediept uit haar eigen levensverhaal. De boeken met Pippi’s verhalen, die tussen 1945 en 1948 verschijnen, stuiten op kritiek van moralisten, maar oogsten vooral roem. De vrolijke kinderfantasieën in de Pippiverhalen, waarin volwassenen er vrijwel niet toe doen, zijn een doorbraak in de jeugdliteratuur. In al haar werk is Lindgren dicht bij kinderen gebleven. Haar idyllische jeugd heeft haar tot talloze kinderboeken geïnspireerd. Wie bijvoorbeeld de boeken over de kinderen van Bolderburen leest, ruikt bijna letterlijk de geur van een Zweedse zomer, van vers hooi en wilde bramen en voelt de

Astrid Lindgren wekte het kind in zichzelf tot leven zomerzon op zijn eigen wangen branden. Lindgren slaagt er telkens weer in het kind in zichzelf tot leven te wekken en doet geen concessies aan een volwassen publiek. Na de dood van haar man in 1952 blijft Lindgren wonen in hun eenvoudige appartement in Stockholm, werkt als redacteur bij haar uitgeverij en bemoeit zich regelmatig met de Zweedse politiek. Zo zet ze zich in voor het milieu, voor de rechten van dieren en natuurlijk voor die van het kind. Ze blijft schrijven en is al 66 als haar meest geruchtmakende boek verschijnt: De gebroeders Leeuwenhart (1974). Daarin sterven de hoofdpersonen, twee broers; zij beleven na hun dood allerlei avonturen in een middeleeuws getinte fantasiewereld, Nangijala. Dat lijkt aanvankelijk een idyllisch hiernamaals te zijn, maar al gauw komt er veel onaangenaams om de hoek kijken, wat uitmondt in een bloedige

veldslag. Aan het slot van het boek besluiten de broers deze wereld, die hun niet heeft gebracht wat ze hoopten, te verlaten. Samen springen ze in de afgrond om het rijk Nangilma te bereiken. Dood, hiernamaals, zelfmoord, een tweede hiernamaals – en dat alles in een ernstige, soms sombere toonzetting vol spanning en zonder humor: veel recensenten weten zich er geen raad mee. Maar de kinderen voor wie de verhalen zijn geschreven wel: het boek wordt razend populair bij kinderen in heel Europa en het regent fanmail in de brievenbus van de schrijfster. Dat geldt ook voor het boek dat verschijnt als Lindgren al 75 is: Ronja de roversdochter. Opnieuw een opeenstapeling van avonturen in een fantasiewereld vol haat en nijd, ernstig geschreven, op het grimmige af, opnieuw een groot succes onder jonge lezers. Astrid Lindgren treedt wel eens in de openbaarheid, maar schermt haar privéleven af. Haar avonturen van Pippi Langkous, van Karlsson van het dak, Madieke, Rasmus en Emil van de Hazelhoeve hebben generaties kinderen geboeid en ontroerd. De tv-serie van Pippi Langkous (1969-1971) wordt in heel Europa eindeloos herhaald. Actrice Inger Nilsson is nooit meer van haar Pippirol afgekomen. Pippi’s motto: ‘Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan’ haalt de muren van klaslokalen en van wachtkamers van therapeuten. Onlangs overleed Pippi’s papegaai, Rosalinda, 51 jaar oud. Het was wereldnieuws. In Lindgrens geboorteplaats Vimmerby is het themapark Astrid Lindgrens Värld. De Astrid Lindgren Prijs, ingesteld na haar dood in 2002, wordt de Nobelprijs voor kinderliteratuur genoemd. Guus Kuijer is tot nog toe de enige Nederlandse winnaar.

.

In de rubriek Grensverleggers portretteert Willem van der Meiden mensen die grenzen verlegden, overschreden of ophieven en zo de samenleving betekenisvol vernieuwden.

april 2019

53


✽ boeken

Hiv aan de rand van de samenleving Met hun boek Onzichtbare levens brengen journalist Colet van der Ven en fotograaf Adriaan Backer een eerbetoon aan kwetsbare mensen. Tekst: Agnes Grond Beeld: Adriaan Backer

e vijftienjarige Tugba uit Tadzjikistan heeft hiv opgelopen via een loverboy. Ze weet niet wat het is, wel dat er een taboe op rust. “Ze hebben me verteld dat mensen met hiv die iemand infecteren, in de gevangenis terechtkomen.” Dus mag niemand het weten. Lodovica is, twee maanden nadat ze is getest, door haar schoonouders het huis uitgezet. “Ze strooien nu praatjes rond in het dorp dat ik hiv-positief ben omdat ik een prostituee zou zijn.” Zomaar twee verhalen uit het boek van Colet van der Ven. Ze reisde de wereld over om mensen met hiv/ aids aan het woord te laten. Meestal hoorden die al tot gemarginaliseerde groepen – gevangenen, migranten, werkloze jongeren, meisjes en vrouwen, transgenders, homo’s, drugsgebruikers en sekswerkers. Nu hebben ze er een stigma bij gekregen. “Als mensen erachter komen dat ik seropositief ben”, zegt Anna, een Oekraïense vluchteling, “willen ze niet meer met me praten.” In dit boek krijgen ze een stem en fotograaf Adriaan Backer geeft hen een gezicht. Mensen met hiv hebben een brandmerk vanwege het taboe op de twee belangrijkste bronnen van infectie – seks en drugs. Dat er vaak sprake is van onmacht en dwang, en er diepere oorzaken zijn, zoals armoede, geweld en migratie, wordt in dit boek pijnlijk duidelijk.

D

54

april 2019

Twee mannen met hiv, VS, 2017.

Colet van der Ven & Adriaan Backer Onzichtbare levens Lannoo, 255 blz., € 34,99

Na de presidentsverkiezingen van 2007 vond er in Kenya een explosie van geweld plaats. Het was doden of gedood worden en duizenden vrouwen en meisjes werden verkracht. Daarna, opgevangen in vluchtelingenkampen, is prostitutie de enige manier van overleven voor veel meisjes. Maar – bang om verstoten te worden – ze vertellen niemand dat ze seropositief zijn. In Zuid-Afrika regeren de straatbendes, die onder invloed van de verwoestende drug tik, bang zijn voor niemand. Ook in de gevangenissen hebben ze de macht. Daar vechten ze om seks. Als ze eruit komen zijn ze hiv-positief en vertellen dat niet. “Het zou mijn reputatie schaden”, zegt Ederees. Je wilt als man niet vertellen dat je in de gevangenis stelselmatig bent verkracht. Onder Afro-Amerikanen in de VS is zelfs homoseksualiteit nog een taboe. Als je als zwarte al gediscrimineerd wordt, wil je daarbovenop niet ook nog eens als homo gediscrimineerd worden, legt James uit. Dus zegt hij

niets. Ook in de kerken is homoseksualiteit onbespreekbaar. Al grapt de homoseksuele taxichauffeur dat ze naar hem wel moeten luisteren, want hij zingt er de solo’s. Omdat voor Afro-Amerikanen de kerk heel belangrijk is, zouden juist kerkelijke leiders het voortouw kunnen nemen bij het doorbreken van het stigma dat ligt op homoseksualiteit, hiv en aids. Maar dat gebeurt nog nauwelijks. Het boek Onzichtbare levens eindigt met een kort historisch overzicht en met cijfers. Op dit moment zijn ruim 37 miljoen mensen geïnfecteerd, van wie 20 miljoen leven in Afrika. 5 miljoen van hen zijn pubers en jonge meiden. Er gloort enig licht dankzij de mobiele telefoon. Daarmee kunnen ook groepen die zich niet durven te melden en dus niet behandeld worden, mogelijk worden bereikt. Met ontroerende verhalen en wonderschone foto’s krijgen deze kwetsbare mensen niet alleen de volle aandacht, de prachtige uitgave lijkt ook een soort eerbetoon.

.


Kort Recensies Peter van Dam Religie in Nederland Nederland wordt vaak gezien als calvinistisch en protestants. Dat beeld doet echter geen recht aan de religieuze verscheidenheid sinds de reformatie. De auteur biedt inzicht in de vele verschillende manieren waarop religie er voor mensen toe deed en doet, hoe sterk de geschiedenis verweven is met andere historische ontwikkelingen, en hoe weinig vanzelfsprekend de grenzen zijn tussen seculier en religieus. AUP, 188 blz., € 9,99 Karima Bennoune Jouw fatwa geldt hier niet Pioniers die in het eigen land het moslimfundamentalisme bestrijden, lopen het risico gedood te worden. Alle nadruk ligt op terroristen. Daardoor blijven deze moslims, onder wie activisten, schrijvers, onderwijzers en musici grotendeels onzichtbaar. De auteur bundelt in dit boek verhalen over hen. Brave New Books, 394 blz., € 25,99 Marleen van den Berg & George Harinck (red.) Voor de geest en het moreel van de troepen De oorlog en misdaden van Nederland in Indonesië zijn afgelopen jaren steeds uitdrukkelijker onderwerp van publiek en politiek debat geworden. Dit boek richt zich op de rol van de Nederlandse kerken, die vooral gericht leek te zijn op de eigen missie en manschappen. Verloren, 237 blz., € 25,Marc Schuilenburg Hysterie De aandoening hysterie is volgens filosoof en criminoloog Marc Schuilenburg nog altijd springlevend. “We leven in een cultuur die hysterie niet alleen aanmoedigt en daarvan geniet, maar die haar zelfs misbruikt en beloont.” Boom, 224 blz., € 22,50

boeken ✽

Tekst: Elise de Waal

Franciscus’ lessen voor nu Acht eeuwen na dato is de ontmoeting tussen Franciscus van Assisi en sultan al-Kamil nog altijd actueel. De huidige paus putte er inspiratie uit voor zijn reis naar de Golfstaten. oge de Heer u vrede geven.” Zo’n begroeting had de islamitische sultan Malik al-Kamil niet verwacht van de man die hem de hand reikte. Het was de hand van Franciscus van Assisi. De man die zeventien jaar eerder als soldaat nog aanwezig was bij een veldslag bij Perugia, stond nu voor hem met als doel een vredesovereenkomst te sluiten. Dit jaar is deze ontmoeting precies acht eeuwen geleden, wat voor de voormalig Amerikaanse onderzoeksjournalist Paul Moses aanleiding was om eens opnieuw aandacht te vragen voor dit volgens hem onderbelichte verhaal. In een tijd waarin in diverse landen de relatie met moslims onder spanning staat, kijkt hij welke invloed deze historische gebeurtenis heeft gehad en welke lessen we daaruit kunnen halen voor onze huidige tijd. Veel, zo blijkt uit deze vlot geschreven vertelling die een genuanceerd, nieuw beeld geeft op deze ontmoeting. De oprechte wederzijdse interesse en het respect van beide mannen voor elkaar staan in schril contrast met de verhalen over al-Kamil. Hij werd als oorlogszuchtig monster afgeschilderd, terwijl hij ten tijde van de ontmoeting al meerdere vredesvoorstellen had gedaan. Franciscus mocht zelfs preken voor de moslimsoldaten, met wie hij een vriendschappelijk contact had. Ook Franciscus werd in latere verhalen anders voorgesteld. Zo beschreef bijvoorbeeld de filosoof Bonaventura hem als een Franciscus van man die er zo hevig naar Assisi ontmoet verlangde om te sterven de sultan voor zijn geloof dat hij Berne Media, vooral naar de sultan ging 301 blz., € 24,90

‘M

Sultan al-Kamil (l.) begroet Franciscus.

om daar de martelaarsdood te vinden. Zijn karakter en daden tonen echter iemand die niet bang was om te sterven, maar sterk gericht was op zijn missie op aarde. Hij reageerde nooit met geweld en keurde het af dat enkele omgekomen broeders werden vereerd vanwege hun martelaarsdood. In zijn leefregels schreef hij dan ook dat broeders geweld nooit mochten uitlokken en eveneens zelf nooit met geweld mochten reageren. De ontmoeting tussen Franciscus en de sultan leidde echter niet tot vrede. Toen hij vanuit de broederorde onvoldoende steun kreeg voor zijn revolutionaire ideeën om beter samen te leven met moslims, raakte hij verbitterd en teleurgesteld. In de laatste jaren van zijn leven leidde Franciscus een meer teruggetrokken bestaan, niet wetend van de erfenis die hij aan de wereld zou nalaten. Zo heeft de Franse islamgeleerde Louis Massignon, geïnspireerd door Franciscus, duidelijk zijn stempel gedrukt op de verklaring van het Tweede Vaticaans Concilie uit 1965 waarin staat dat de rooms-katholieke kerk een grote achting heeft voor moslims. Sindsdien hebben pausen een meer open houding aangenomen tegenover niet-christelijke religies. De huidige paus nam zelfs de naam Franciscus aan. Hij riep onlangs bij zijn bezoek aan de Verenigde Arabische Emiraten christenen en moslims opnieuw op tot het bouwen aan een beschaving van vrede. Ook diverse spirituele ordes en religieuze verenigingen zetten zich in om zijn gedachtegoed voort te laten leven.

.

april 2019

55


boeken ✽

Kort Recensies David Cesarani Endlösung De Holocaust is alomtegenwoordig. Tegelijk gaapt er een kloof tussen het publieke begrip en de wetenschappelijke kennis over het lot van de joden. Met dit diepgravende naslagwerk over de periode 1933-1945 geeft de in 2015 overleden historicus Cesarani de lezer een beeld van het chaotische verloop van deze oorlogsgeschiedenis die ook na 1945 nog voortwoekerde. Atlas Contact, 1056 blz., € 44,99 Dirk van de Glind Het lef om op te staan Schuld, schaamte en een benepen kijk op het leven zouden zijn gebaseerd op de Bijbel, maar volgens Van de Glind klopt dit niet. In zijn boek schetst hij hoe de Bijbel kan inspireren tot voluit en zinvol leven, en hoe dat streven verwrongen kan raken met persoonlijke en maatschappelijke ellende tot gevolg. Van Warven, 313 blz., € 19,95 Francien van de Beek Dag lief zusje Wat hebben de grote wijsheidtradities uit onder andere het boeddhisme en Jodendom gezegd over het bewustzijn? En bestaat er een hogere vorm van bewustzijn? De auteur verbindt haar kennis over dit onderwerp aan het persoonlijke afscheid van haar zus die door Alzheimer steeds meer haar persoonlijk bewustzijn verloor. Van Warven, 148 blz., € 14,95 Maarten van Buuren Spinoza Hoogleraar Maarten van Buren schetst Spinoza’s denkraam. In vijftig hoofdstukken over evenzovele sleutelwoorden worden de uiteenlopende betekenissen van Spinoza’s filosofie samengevat met als doel zijn nog altijd actuele filosofie voor beginners en kenners toegankelijker te maken. Ambo/Anthos, 386 blz., € 23,99

56

april 2019

Vrijheid kan illusie zijn ekse, gezondheid, je milieu en het beroep van je vader, in de eerste helft van de vorige eeuw waren het goede voorspellers van je levensloop. Tegenwoordig ligt de toekomst meer open. Universitair en hoger onderwijs zijn toegankelijker geworden, vrouwen hebben meer rechten en mensen worden gestimuleerd om alles uit hun leven te halen. Iedereen lijkt in onze samenleving talloze mogelijkheden te hebben om het leven naar eigen inzicht vorm te geven. Maar zijn we echt zo vrij en hoe vrij kunnen we eigenlijk zijn? Deze vragen zijn het uitgangspunt van de compacte essaybundel De vrijheidsillusie, waarin zeventien auteurs hun visie geven. Onder hen James Kennedy, Welmoed Vlieger, Robert Vuijsje en Nelleke Noordervliet, “Wat vroeger maatschappelijk conformisme was, verkoopt zich nu als vrijheid maar is uiteindelijk gedrenkt in datzelfde conformisme”, aldus filosoof Ger Groot. Ook de samenstellers van het boek Simon Knepper en Frank van den Bosch wijzen hierop. Er zijn veel mogelijkhe-

S

den om uit te kiezen maar je hebt niet de keus om géén keuze te maken. Daarnaast vormen groepsnormen en de druk om succesvol te zijn een andere inperking van onze vrijheid. Mensen spiegelen zich constant aan elkaar. Gebruik je bijvoorbeeld per ongeluk een politiek incorrecte term, zeg je dat je weleens met je kleuter onder de douche staat of leef je ongezond, dan riskeer je naming and shaming, aldus de auteurs. Veel keuzes worden volgens hen bovendien ingeperkt door commerciële of politieke belangen. De samenleving kan mensen een niet door echt henzelf gekozen pad opsturen. Hoe vrij kunnen we zijn om een andere weg in te slaan? (Elise de Waal)

Simon Knepper & Frank van den Bosch (red.) De vrijheidsillusie Boom, 192 blz., € 20,-

Kabbala leert gelijkwaardigheid ‘De vrouw van’, zo zijn de meeste vrouwen in de Bijbel bekend. Maar wie waren zij naast echtgenote en moeder? En hoe kun je hen plaatsen op de levensboom van de kabbala, de mystieke joodse traditie die mensen wil helpen inzicht te krijgen in hoe alles in het leven en universum in elkaar zit en met elkaar verbonden is? Deze vragen zijn Magda van der Ende, spreker, docent en auteur van het boek Zeg me, wie ben je..., niet onbekend. Op bevlogen wijze beschrijft zij de rol van tien Hebreeuwse vrouwen: Sara, Rachel, Debora, Rebekka, Tamar, Miriam, Ruth, Lea, Esther en Abigail. Zij verbeelden elk een wezenlijke kwaliteit van de levensboom: kwaliteiten die mensen ook in hun eigen psyche kunnen vinden en de andere rollen van vrouwen laten zien. “Veelal maken zij immers ingrijpende keuzes over voortgang en behoud van tradities”, aldus Van der Ende, “en het beschrijven en benadrukken van hun rol kan ook mannen bevrijden van opgelegde rolpatronen.’’ Het gaat volgens haar om meer gelijkwaardigheid. Daarvoor zijn veranderingsprocessen nodig,

waar de kabbalistische traditie bij kan helpen. In haar boek geeft de auteur een inleiding tot de kabbala en de kwaliteiten van de levensboom. Voor haar onderzoek verdiepte zij zich intensief in onder andere joodse en buitenbijbelse bronnen. Het resultaat is een boek met ruime aandacht voor de geschiedenis en met inzichten voor onze huidige samenleving. “Ik realiseer me dat de vraag naar de rol van vrouwen nu gesteld kán worden”, aldus Van der Ende. “Daar aandacht aan besteden en blijven besteden brengt de vrijheid voor ieder mens om zelf te kiezen hoe je leven te leven een stukje dichterbij.” (Elise de Waal)

Magda van der Ende Zeg me, wie ben je... Van Warven, 388 blz., € 23,50


✽ dichterbij Janneke Nijboer

Tekst: Bert van der Kruk Beeld: Monica Stuurop

Uitgespreid in wier en gras Janneke Nijboer (Winterswijk, 1967) is sinds begin maart voorzitter van de Oecumenische Vrouwensynode. Ze is protestants pionierspredikant in Noordwijk. Op www.bermoogst.nl staan haar eigen gedichten, waaronder de ode aan de Zuid-Afrikaanse dichteres Ingrid Jonker (Huldeblyk).

Ontvlugting Uit hierdie Valkenburg het ek ontvlug en dink my nou in Gordonsbaai terug: Ek speel met paddavisse in ’n stroom en kerf swastikas in ‘n rooikransboom Ek is die hond wat op die strande draf en dom-allenig teen die aandwind blaf Ek is die seevoël wat verhongerd daal en dooie nagte opdis as ‘n maal Die god wat jou geskep het uit die wind sodat my smart in jou volmaaktheid vind: My lyk lê uitgespoel in wier en gras op al die plekke waar ons eenmaal was.

Ontvluchting Hier, aan dit Valkenburg, ben ik ontvlucht en droom mij nu in Gordonsbaai terug: Ik speel met kikkervisjes in een stroom en kerf runen in een wilgenboom Ik ben de hond die langs de stranden draaft en dom-alleen de avondwind toeblaft Ik ben de schrokop-zeevogel die daalt en dode nachten opdist als een maal De god die jou gebouwd heeft uit de wind zodat mijn smart volmaaktheid in je vindt: Mijn lijk ligt uitgespoeld in wier en gras op al de plekken waar ik met je was. Ingrid Jonker (1933-1965), uit: Ik herhaal je (Podium, 2002). Vertaling: Gerrit Komrij.

et werk van Ingrid Jonker heb ik leren kennen door de tv-documentaire over haar leven (Korreltje niks is my dood, 2001). Ik werd enorm gegrepen door haar eenzaamheid en gevecht om vrijheid. Elke keer dacht ik: hou van haar! Wie gaat er nou eens echt van haar houden? Wie gunt haar echte vrijheid? Ze liep voortdurend vast in het leven en deed vaak domme dingen. Dit eerste gedicht uit haar eerste bundel wijst vooruit naar de manier waarop haar leven zal eindigen. Ze liep het water in, men vond haar lijk, uitgespoeld in wier en gras. Alleen de titel al vind ik zo mooi: ontvluchting. Die momenten heb ik ook vaak gekend; dat je van je narigheid weg wilt vluchten, er niet bij wilt horen. Ze zegt dat ze Valkenburg is ontvlucht, waar haar moeder in een psychiatrische inrichting zat en waar ze als ze zelf gek wordt ook terechtkomt. Ze droomt zich Gordonsbaai, de plek van haar jeugd, waar ze heel veel buiten speelde. Ze gaat terug in de tijd, om het idee te hebben dat je in ieder geval toch érgens gelukkig kunt zijn, al is het maar in je herinnering. Die kikkervisjes zijn nog onschuldig – je ziet het beeld helemaal voor je – maar daarna worden de herinneringen heftiger: de hond die dom-alleen de avondwind toeblaft, de schrokop-zeevogel die daalt... Het is een deprimerend gedicht.

‘H

De donkere gedachten die zij had, herken ik ook wel bij mijzelf. Gelukkig zijn ze niet meer zo actueel, maar lange tijd had ik ze bij me, ook de gedachte dat ik zelf met het leven kon ophouden. Toen ik op de mavo zat, heeft een jongen uit mijn klas zelfmoord gepleegd. Dat gebeurt veel in de Achterhoek, de streek waar ik vandaan kom. Er wordt wel gezegd dat het met het coulisselandschap

te maken heeft, waarin veel zich schuil kan houden. Je hebt er weinig uitzicht. Ik woon nu in de polder en merk het verschil. Als kind speelde ik veel buiten en was ik gelukkig. Maar in mijn puberteit kwam er een soort somberheid over me. Ik ben op mijn twaalfde aangerand, en dat soort ervaringen heb ik daarna vaker gehad. Ik denk dat dat me wel een beetje van het padje heeft gebracht. Je ontdekt dan ineens dat de buitenwereld niet meer veilig is. En in je binnenwereld raak je wat verdwaald. Dan doe je, net als Ingrid Jonker, weleens onverstandige dingen. Laat ik dit ervan zeggen: in een wereld die je niet zo goed kunt vertrouwen, is het ook lastig om de goede mensen te vertrouwen. Dan vertrouw je weleens op mensen die het niet zo goed bedoelen of spelletjes met je spelen. Het heeft lang geduurd voordat dat sombere gevoel grotendeels verdwenen was. Opeens dacht ik: hé, het is weg. Hoe dat precies gebeurde, weet ik niet. Waarschijnlijk staat er op een gegeven moment genoeg geluk tegenover. En toekomst. Liefde is ook heel belangrijk. Ik heb ook wel wat opruimwerk gedaan: oké, er is van alles aan de hand geweest, misschien wordt het een keer tijd om daar eens goed naar te kijken. Daarbij is het heel troostend als je dingen leest die je herkent. Het leven van Ingrid Jonker was duizend malen heftiger dan het mijne, maar dat is in poëzie uiteindelijk niet zo belangrijk. Juist het feit dat ze zo eerlijk schrijft over haar gevoelens en verlangens geeft een enorme troost. Het zijn daarmee in ieder geval gedeelde gevoelens. Je weet als lezer: dit kan dus bestaan, het is er – ik ben niet gek. Je moet de werkelijkheid heel serieus nemen, ook met al haar pijn. Dat doet Ingrid Jonker, ze maakt het niet mooier dan het is.”

.

april 2019

57


05

Opruimen als religie

VOLGENDE VOLZIN VERSCHIJNT 3 MEI 2019

Sinds enkele maanden wordt er om mij heen plots overal ge-Marie-Kondo’t. Voor wie niet bekend is met het fenomeen: Marie Kondo is een glimlachende, opgeruimde Japanse mevrouw die andere mensen helpt ook opgeruimd te zijn. Daar schreef ze al eens een bijzonder succesvol boek over, maar de hype lijkt (een interessante observatie op zich) pas echt los te barsten nu ze op Netflix te vinden is met een eigen televisieprogramma waarin ze gezinnen helpt hun huis op orde te krijgen.

Wa gelo t kind ven eren ?

‘Ik bedenk, dus ik besta’ Bette Westera, kinderboekenschrijver

Vooruitblik Moeten kinderen ‘leren geloven’? Nee, want dat doen ze van zichzelf al! KINDEREN beschikken over EIGEN RELIGIEUZE TALENTEN. Ook filosoferen gaat hen goed af. De special in het meinummer gaat over KINDERSPIRITUALITEIT. Met o.a. kinderboekenschrijver BETTE WESTERA en kinderfilosoof en auteur ABDELKADER BENALI. 58

april 2019

Jeroen Fierens

De beloften van Kondo’s methode gaan echter verder dan een opgeruimd huis alleen. De Engelse titel van haar boek laat zich vertalen als De levensveranderende magie van opruimen. De leidraad in haar methode is de kenmerkende vraag: Does it spark joy? (Roept het vreugde op?). In het televisieprogramma legt ze in korte intermezzo’s de verschillende stappen van het opruimen uit op een manier waarin zelfs het opvouwen van rompertjes een handeling lijkt die doordrongen is van levenszin. En als ze uitlegt hoe je tijdens het opruimen de lucht kunt zuiveren met goede vibraties, lijkt ze eerder een religieus leraar dan een opruimexpert. Opruimen als religie: op zich niet eens zo’n gek idee. Orde scheppen is een zingevende bezigheid. Daar kan onze eigen God over meepraten, hij begon niet voor niets met het scheiden van het donker van het licht en het water van het land. Weg met de betekenisloze oersoep, alles netjes waar het hoort, Marie Kondo pur sang. Kondo vraagt zich bij het opruimen van boeken niet praktisch af ‘Ga ik dit nog lezen?’, maar ‘Wil ik dit meenemen mijn toekomst in?’ – is het belangrijk genoeg om ruimte in te nemen in mijn leven? Dan wordt opruimen zin geven. En een leven dat uitsluitend gevuld is met dingen die vreugde geven – is dat geen heerlijke opgeruimde belofte? En dat is precies waar voor mij de schoen wringt. Het leven is een continu spel tussen orde en chaos. Chaos is menselijke interactie, liefde, seks. Chaos is dansen, creativiteit, emotie. Natuurlijk is het goed om af en toe even de balans op te maken en de zooi in je leven op te ruimen, maar wie alles continu zo op orde heeft als mevrouw Kondo, ontneemt het leven de nodige speelruimte. Wat dan overblijft, is een perfecte, vriendelijk glimlachende robot in een zijden jurk. Dodelijk saai.

Jeroen Fierens is programmeur, een beetje schrijver en levensbeschouwer.


Leven en werken vanuit je hart, zonder opgebrand te raken.

ĞnjŽĞŬ ŵŝƌũĂŵǀĂŶĚĞƌǀĞŐƚ͘Ŷů ĞŶ ŽŶƚǀĂŶŐ ĞĞŶ ŐƌĂƟ Ɛ ŽŶůŝŶĞ ŵŝŶŝͲƌĞƚƌĂŝƚĞ͘

ĞnjŽĞŬ ĚĞ ũĂĂƌůŝũŬƐĞ Y^ ^Ɵ ůƚĞƌĞƚƌĂŝƚĞƐ͕ ŽĨ ĚŽĞ ŵĞĞ ĂĂŶ ĚĞ Y^ KŶůŝŶĞ ^Ɵ ůƚĞƚƌĂŝŶŝŶŐ KW Z /^ E Z : , Zd ŵĞƚ ǀĞĞů ĞůĞŵĞŶƚĞŶ Ƶŝƚ ĚĞ ŬůŽŽƐƚĞƌƚƌĂĚŝƟ Ğ͘ KŶƚĚĞŬ ƌƵƐƚ ǀŽŽƌ ũŽƵǁ ůĞǀĞŶ ǀĂŶƵŝƚ 'ŽĚƐ ƉĞƌƐƉĞĐƟ ĞĨ͘ Ϯϴ ĂƵŐƵƐƚƵƐ Ͳ ϭ ƐĞƉƚĞŵďĞƌ ϮϬϭϵ ϮϬ Ͳ Ϯϰ ŵĞŝ ϮϬϭϵ ϭϲ Ͳ ϮϬ ƐĞƉƚĞŵďĞƌ ϮϬϭϵ ϭ Ͳ ϯ ŶŽǀĞŵďĞƌ ϮϬϭϵ ϭϯ Ͳ ϭϱ ŵĂĂƌƚ ϮϬϮϬ

Y^ ^Ɵ ůƚĞͲϱͲĚĂĂŐƐĞ ĞnjŝŶŶŝŶŐ Θ &ŽĐƵƐ Y^ ^Ɵ ůƚĞŵŝĚǁĞĞŬ Y^ ^Ɵ ůƚĞŵŝĚǁĞĞŬ Y^ ^Ɵ ůƚĞǁĞĞŬĞŶĚ ǀĞƌĚŝĞƉĞŶĚ Y^ ^Ɵ ůƚĞǁĞĞŬĞŶĚ ĂƐŝƐ

4 dagen onthaasten & bezinnen Retraites vol rust, ruimte en mogelijkheden

Boxtelseweg 58 5261 NE Vught 073 658 8000

ŽŽƌŶ /ƚĂůŝģ /ƚĂůŝģ ŽŽƌŶ ŽŽƌŶ

Overnachten, lunchen en dineren omgeven door de schoonheid van het landgoed. Bij kloosterhotel ZIN ʤȈȶǁ Țlj ǁlj ȈǁljƃȢlj ʍȈɽǼƃȶǼɰɥɁɰȈɽȈlj Ɂȴ ɽlj ɨljː ljƺɽljɨljȶ op het afgelopen half jaar of juist vooruit te kijken naar wat er allemaal op jouw pad gaat komen. Jij bepaalt zelf de inhoud van deze dagen, niets moet, maak dit moment helemaal van jezelf. Kom tot rust, slaap bij, maak jezelf helemaal leeg om daarna weer effectief te kunnen starten. Iedere deelnemer in deze retraite kan naar eigen wens gebruikmaken van de mogelijkheden die ZIN biedt zoals bijvoorbeeld de diverse momenten van meditatie. Daarnaast heb je tijdens het verblijf beschikking over een stilte ruimte, yoga matten en meditatiekussens. Retraites in 2019: • • •

30 april - 3 mei 15 - 18 juli 13 - 16 augustus

Meer informatie en inschrijven via www.kloosterhotelzin.nl/agenda



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.