Volzin 5 2019

Page 1

Nr 5 · mei 2019 · jaargang 18 · volzin.nu

Christien Crouwel ‘Kerkasiel was geen trucje’ Nieuwe spirituelen eisen plaats op binnen PKN Hannah Arendt Denker voor nu MZ 715 en MH17 Dubbele herdenking in Dodewaard

Special: Kind & religie

KLEINE MENSEN, GROTE VRAGEN pagina 27

Columnisten Roel Abraham ✽ Wilma Hartogsveld ✽ Jeroen Fierens

+ hrij f-

Sc rijd t s d e w p.18


NIEUW: ‘Verwondering’

Een boek met kunst en poëzie van Jan Jippe van Herrikhuijzen

Het boek bevat 108 pagina’s in kleur. Zeer geschikt om cadeau te geven. Prijs inclusief verzendkosten: €24,90 (Nederland) of €26,45 (rest van Europa). Bestel via: webwinkel. uitgeverij-fama.nl/deverwondering Wie kent het niet; die verwondering door een sterrenhemel met miljarden sterren, door de intense stilte in een weids landschap of door prachtige herfstkleuren. Je voelt je een kort ogenblik verbonden met de ultieme schoonheid van de wereld rondom je. Alle zintuigen werken optimaal, je drukke hoofd trapt op de rem. Vanuit die stille verwondering kan inzicht en inspiratie ontstaan. De afbeeldingen en gedichten zullen bij veel mensen die zich verbonden voelen met zelfonderzoek, mededogen

en universele wetten, gedachten kunnen oproepen van koestering en herkenning. De kunstenaar heeft met zijn werk getracht zijn verwondering een zichtbare en esoterische betekenis te geven. Vooral licht is daarbij een terugkerend thema. De schilderijen zijn veelkleurig - hier en daar vergezeld van een vleugje humor – en nodigen de kijkers uit tot bezinning. Abstracte vormen en taferelen komen samen en nodigen de lezer uit tot nadere beschouwing om daardoor steeds weer nieuwe inzichten te krijgen; inzichten die kunnen leiden tot inspiratie.

FAMA geeft boeken uit over zingeving in het algemeen en over vrijmetselarij in het bijzonder. Bezoek onze website: uitgeverij-fama.nl


Beeld: Christiaan Krouwels

Redactioneel Jan van Hooydonk

Verdriet om de Notre-Dame otre Drame’ kopte de Franse krant Libération na de brand die een groot deel van de Notre-Dame in de as legde. Veel Fransen beleefden de verwoesting van de Parijse kathedraal als een persoonlijk drama. President Emmanuel Macron ging zijn natie voor in nationale rouw – “Het is nu geen tijd voor politiek” – en sprak over de Notre-Dame als ‘een deel van ons allen’. Hij beloofde de kerk binnen vijf jaar in haar oude glorie te laten herrijzen: “Wij zijn een volk van bouwers.”

‘N

De reacties op de brand in Parijs tonen ons de plaats van religie en de betekenis van het religieuze gebouw in onze samenleving. De protestantse benadering van het kerkgebouw is primair functioneel: de kerk is de plaats waar de gemeente zich verzamelt rond de kansel. De katholieke benadering is veeleer symbolisch: de kerk is ‘het huis van God’. God woont er letterlijk in de vorm van het gewijde brood (‘heilige hostie’) dat bewaard wordt in het tabernakel. In een vanouds katholiek land als Frankrijk zou de brand van de Notre-Da-

me – toch al een rijk met geschiedenis beladen gebouw – wel eens extra hard kunnen aankomen. Alsof God in het hart van Frankrijk en de Franse geschiedenis niet langer een woonplek heeft. De katholieke beleving heeft een seculiere vertaling gekregen in het werk van de Franse historicus Pierre Nora (1931) die het begrip lieux de mémoire muntte. Op deze herinneringsplaatsen – dat kunnen zowel fysieke plekken zijn als collectieve rituelen en symbolen – staan mensen in verbinding met het verleden. Dergelijke plaatsen behoren tot het persoonlijke en collectieve culturele geheugen en maken deel uit van de identiteit van een persoon, een groep, een natie. Nederlandse voorbeelden: het Nationaal Monument op de Dam, de Elfstedentocht, de Nederlandse vlag. Ook kerkgebouwen vormen in onze samenleving krachtige lieux de mémoire. Dat geldt voor monumentale en historische godshuizen – de Utrechtse Domkerk, de Sint-Jan in Den Bosch – én voor dorpskerken. Dat wordt niet alleen zichtbaar bij een brand maar ook bij kerksluiting. Dezelfde mensen die op zondag niet langer de kerkdienst

bezoeken en daarmee het doodvonnis over hun kerk uitspreken, tekenen niet zelden heftig protest aan wanneer het kerkbestuur besluit om het gebouw te sluiten of te laten afbreken. Gelukkig is het her en der mogelijk te om minstens het exterieur van voormalige kerkgebouwen overeind te houden door het gebouw een andere bestemming te geven. In de noordelijke provincies ontfermen stichtingen zich over de vele historische dorpskerkjes. Een van die kerkjes – in Fransum – werd door de dichter C.O. Jellema op weergaloze wijze bezongen en gekarakteriseerd als ‘kleine sarcofaag van het geloof’ en ‘van het uitblijvend antwoord de schrijn’. Franse superrijken stelden luttele uren na de brand € 600 miljoen beschikbaar voor de herbouw van de Notre-Dame. Ze hadden hun geld ook slechter kunnen besteden.

.

Reageer via: jan@volzin.nu

Kerkgebouwen zijn krachtige plaatsen van herinnering

Volzin-lezing, nieuwsbrief, wedstrijd Zaterdag 18 mei houdt prof. Mechteld Jansen, rector van de Protestantse Theologische Universiteit, in de Abdij van Berne in Heeswijk-Dinther de elfde Volzin-lezing, ‘Oud baart nieuw’. Aanvangstijd: 13.45 uur. Deelname is gratis. Ook is het mogelijk deel te nemen aan een rondleiding en lunch (€ 24,-). U kunt zich nog tot 10 mei aanmelden via www.volzin.nu. Van harte welkom! Ook dit jaar organiseert Volzin weer een schrijfwedstrijd. U leest er meer over op blz. 18-19. De website van Volzin is geheel vernieuwd. U vindt er berichten over religie en samenleving, artikelen, columns en boekbesprekingen uit Volzin en een agenda. Neem eens een kijkje! Abonnees kunnen zich aanmelden voor een maandelijkse gratis nieuwsbrief. Deze nieuwsbrief bevat een link die het u mogelijk maakt Volzin ook digitaal te lezen. Abonnees kunnen een mail sturen naar marketingvakmedia@bdu.nl om maandelijks ook de digitale versie van Volzin te ontvangen.

mei 2019

3


✽ inhoud volzin 05

mei 2019 jaargang 18

06

14

20

06

18

44

Secretaris Raad van Kerken is niet erg

Thema dit jaar: ‘Wie zal ons leiden?’ Wat

Soulzanger en acteur voelt bij winti-

gevoelig voor gezag en autoriteit. Eerder

is uw antwoord? Een sterke leider, een

muziek hetzelfde als bij gospel. “Alle

“een beetje Pippi Langkous-achtig”.

dienstbare leider, of liever geen leider?

mensen richten zich naar boven.”

10

20

48

Dodewaard gedenkt Patrick (vluchtnr.

Sikhs geloven in gelijkwaardigheid van

Jurgen Tiekstra over de gerestaureerde

MZ 715) en Philomene (MH17).

religies en tussen man en vrouw.

film van Andrej Tarkovski.

14

24

50

Platform Helder: “De velden zijn rijp.

Veronica Vasterling: “Kenmerkend is

Architecten en kunstenaars als pioniers

PKN moet nieuw-spirituelen erkennen.”

haar betrokkenheid op de wereld.”

van een nieuwe wereld.

Christien Crouwel

De doden gedenken

Dominee uit de kast

4

mei 2019

Schrijfwedstrijd DOE MEE! Jeangu Macrooy

Boodschappers van God

Hannah Arendt

‘Stalker’

Bauhaus (100)

… en

verder 09 Wilma Hartogsveld 13 Roel Abraham 48 Film 53 Grensverleggers 54 Boeken 57 Dichterbij 58 Jeroen Fierens


Beeld omslag: Jedi Noordegraaf

Colofon Uitgeefteam Corina Kuipers (uitgever) Ron van de Hoef (salesmanager) Peter Vorstenbosch (hoofd content) bduvakmedia.nl vakmedia

Redactie Jan van Hooydonk (redactie), Albert Schuurman (eindredactie), Elise de Waal (stagiaire). Redactieraad Elleke Bal, Elze Riemer, Frieda Pruim, Jan Offringa, Jurgen Tiekstra, Kees Posthumus, Victor Bulthuis, Willem van der Meiden.

38

34

Medewerkers aan dit nummer Anne-Marie Kok, Bert van der Kruk, Christiaan Krouwels, Elleke Bal, Elze Riemer, Eric Corsius, Frank Penders, Frieda Pruim, Jedi Noordegraaf, Jeroen Fierens, Jasper van den Bovenkamp, Julia Charles, Jurgen Tiekstra, Kees Holtman, Kees Posthumus, Martje van der Heijden, Marijn Olislagers, Michel Dijkstra, Myriam Keijzer, Roel Abraham, Simone Bassie, Tom Engelshoven, Victor Bulthuis, Wieneke Hofland, Willem van der Meiden, Willem Pekelder,Wilma Hartogsveld. Adres redactie Postbus 67, 3770 AB Barneveld Tel.: 0342-494292 E-mail: redactie@volzin.nu www.volzin.nu Facebook: Volzinmagazine Twitter: @Volzin Abonnementenadministratie BDUvakmedia Postbus 67, 3770 AB Barneveld Tel.: 0342-494882 E-mail: administratie@volzin.nu

41 special Kind & religie

28

38

John (6): “Er is plek voor ons allemaal in God.” Tim

Gelauwerd schrijver van kinderbijbel en kinderboe-

(10): “Welke God is echt? Daar kom ik niet uit.” De

ken: “De zieligste gedichten uit mijn boek vinden

grote vragen van kleine mensen.

kinderen het mooist.”

34

41

Het concept ‘messy church’ komt uit het Verenigd

Groep 7 van de Eben Haezerschool bezoekt Kröl-

Koninkrijk en wint hier snel aan populariteit. “Van-

ler-Müller Museum. “Kunst leert kinderen met een

uit de chaos ontstaat iets moois.”

open blik naar de wereld te kijken.”

Religieuze talenten

Kliederkerk

Bette Westera

Filosofen in de dop

Tarieven 2019 Jaarabonnement: € 96,27; België: € 113,54; buitenland: € 126,09; Digitaal jaarabonnement: € 71,38 Voor alle tarieven: zie volzin.nu Bij betaling via automatische incasso wordt € 2,50 korting berekend. Prijzen zijn inclusief btw. Opzeggen abonnement Opzegtermijn voor het opzeggen van uw abonnement voor onbepaalde tijd: uiterlijk één maand voor de volgende abonnementsperiode. Advertentie-exploitatie BDUvakmedia Roel Abraham Tel.: 06-54274244 r.abraham@bdu.nl Vormgeving Giesbers Communicatie Groep, Duiven Technische realisatie Vellendrukkerij BDU, Barneveld Verschijnt ook op geluidsdrager en/of in grote letter. Informatie: Dedicon, tel. 0486-486486 © BDUvakmedia ISSN: 1571-4004

mei 2019

5


Christien Crouwel: ‘Zelf ben ik niet heel erg van het institutionele’ 6

mei 2019


Christien Crouwel, secretaris Raad van Kerken

interview ✽

Tekst: Willem Pekelder Beeld: Martje van der Heijden (6)

‘Soms een beetje Pippi Langkous’ De grootste organisatie van Nederland is niet de ANWB, maar de Raad van Kerken, met op papier een achterban van zo’n 6 miljoen leden. Maakt dit van de Raad ook een machtig instituut? We vragen het aan Christien Crouwel, sinds 1 januari secretaris van de Raad. hristien Crouwel begon haar kerkelijke loopbaan in 1998 als protestants predikant in het Brabantse Boxmeer-Vierlingsbeek. In 2009 verhuisde ze naar Nuenen, waar ze voorganger werd van de plaatselijke PKN-gemeente. Voor haar benoeming tot secretaris van de Raad van Kerken was ze ruim een jaar drugspastor in Amsterdam.

C

Even over dat drugspastoraat. Waarom heeft u dat zo kort gedaan?

“Laat ik vooropstellen: het was mooi en zinvol werk. Nee, niet te zwaar. Ik heb, denk ik, een hart voor mensen aan de rafelrand van de samenleving: daklozen, drugsverslaafden, prostituees. Veel schrijnende verhalen gehoord. We hebben samen gehuild, maar ook gelachen. Op een gegeven moment miste ik wel een beetje de intellectuele uitdaging.” Wel een overstap: van voeten in het bluswater naar een intellectuele bureaufunctie.

“Toen ik hier voor het eerst kwam, was het doodstil op kantoor. Ik dacht: jeetje, wat een verschil met de Wallen. Maar ik geloof dat ik het allebei ben: een pastor met compassie en een creatief denker.”

Bent u de oecumenische paus van Nederland?

“Nee, die status heb je als secretaris niet. Je bent meer een samenbindende figuur en het gezicht naar buiten. Dus je faciliteert de achttien lidkerken in het onderlinge geloofsgesprek, en daarnaast ben je gesprekspartner van de overheid, bijvoorbeeld over vluchtelingen, klimaat, duurzaamheid en armoede.”

Dus u gaat de Raad veranderen?

“Het zou vanuit deze functie te ver voeren om te zeggen dat instituten een noodzakelijk kwaad zijn. Je hebt ze nodig om gesprekken te krijgen. Ook met de overheid, die, zoals bekend, niet met individuen spreekt. Tegelijkertijd denk ik dat wat mensen ervaren aan geloof niet binnen de kerkmuren blijft.” Wat is uw agenda voor de komende jaren?

Hoe staat het met de oecumene? De rooms-katholieke kerk blijft vasthouden aan het verbod op intercommunie.

“Het toegroeien naar institutionele eenwording is niet het doel van de Raad. Pas hoorde ik een mooie vergelijking: de kerken staan rond een binnentuin, en die tuin is de Raad. Met andere woorden: we zijn een ontmoetingsplek, waar kerken leren van elkaars traditie en genieten van elkaars veelkleurigheid. Overigens is plaatselijk in vieringen veel mogelijk op oecumenisch gebied.”

“Ik heb een persoonlijke en thematische agenda. Mijn persoonlijke is een pelgrimage langs de achttien lidkerken. Afgelopen zondag heb ik de eerste etappe afgelegd: de Syrisch-orthodoxe kerk. Mijn vraag is: wat is jullie schat, waar bruist het in jullie traditie? Daar komt geen beleidsnota aan te pas.” En uw thematische agenda?

“De vragen die in de samenleving spelen kun je ophangen aan de thema’s van de Franse Revolutie: vrijheid, gelijkheid, broederschap. Kijk je naar vrijheid, dan kun je denken aan biotechnologie. Waar ligt de Als de bisschop een oogje toeknijpt? ethische grens, bij het klonen bijvoorbeeld? Aarzelend: “Ach ja, natuurlijk... maar het Of: waar begint en eindigt mijn privésfeer? gaat om veel meer dan alleen vieringen. Lezingen, thema- en filmavonden, gespreks- Hoe gaan we om met onze democratische vrijheden? Bij gelijkheid gaat het over de en geloofskringen. Jarenlang heb ik in steeds groter wordende kloof tussen arm en Nuenen met pastoraal werker Jos Deckers de gespreksgroep geloof en leven geleid. Dat rijk. Zo’n kleine 400.000 gezinnen in Nederland leven onder het bestaansminimum, was een groot succes. Gewoon op woensterwijl de ouders baantjes stapelen. Je kunt dagavond.” het ook hebben over gendergelijkheid en gelijkheid van homoseksuelen. Dan broeKlinkt wel bureaucratisch. Net zoals deze derschap. Mensen zijn heel erg het gevoel tekst op de website: ‘De Raad van Kerken van verbondenheid kwijt. Daaraan gelinkt: besprak het rapport Christenen in Nedereenzaamheid. Ik denk dat kerken op het land tijdens zijn 427ste vergadering’... vlak van verbinding veel kunnen beteke“Tja, we hebben te maken met instituten. nen.” Dat was ook wel een beetje de aarzeling toen ik solliciteerde. Zelf ben ik niet heel erg van het institutionele. Meer van: waar Is het mogelijk om namens achttien kerken stroomt het?” te spreken? De rooms-katholieke kerk en

mei 2019

7


✽ interview het orthodoxe deel van de PKN hebben weinig op met gendergelijkheid. Evenmin met het homohuwelijk.

“We kunnen inderdaad alleen verklaringen afleggen over zaken waar consensus over bestaat, zoals het voornemen de kerk tot veilige plek te maken voor mensen die seksueel zijn misbruikt. In 2014 hebben we over die ambitie een verklaring getekend. Over gevoelig liggende onderwerpen zoals de Nashvilleverklaring of voltooid leven zullen we geen grote uitspraken doen, maar we kunnen wel het gesprek daarover toerusten. Vorig jaar bijvoorbeeld heeft de Raad een brochure uitgebracht over het vrijwillig levenseinde, waarin de verschillende kerkelijke standpunten werden verwoord.” Als ik met een ongelovig oog de website van de Raad lees zou ik kunnen denken: dit is een progressieve beweging met goede bedoelingen. Wat onderscheidt de Raad van een politieke partij?

“We starten vanuit de Bijbel: de God die er is voor de wees, de weduwe en de vreemdeling. Als je die rode draad serieus neemt, betekent dat iets voor je handelen in de wereld. Op de site staat overigens ook genoeg inhoudelijk liturgisch materiaal.” Heeft de Raad, naar uw smaak, voldoende entree bij de overheid?

“Zeker. Over het kinderpardon hebben we met staatssecretaris Harbers en CDAKamerlid Van Toorenburg gesproken. Met de laatste overigens pas na de draai van haar partij.” Is de Raad machtig?

“Als je aan tafel zit met een minister heb je een zekere macht. En het klopt dat het kinderpardon mede door onze inspanningen tot stand is gekomen. Maar ook dankzij Inlia, Vluchtelingenwerk Nederland, Defence for Children, Tim Hofman van BNNVara en zoveel anderen. We hebben invloed, dat woord gebruik ik liever dan macht.” Veel mensen in uw achterban stemmen CDA. Hoe belangrijk is die partij voor de Raad?

“Zeer belangrijk. Of het ook mijn partij is?

8

mei 2019

Nee. Ik ben een zwevende kiezer, maar op het CDA heb ik nog nooit gestemd. Wat wel? Ha, dat houd ik voor me. Maar over het CDA. Die partij heeft twee achterbannen: de klassiek-conservatieve en de vooruitstrevende die wat wil bereiken op het gebied van duurzaamheid, kli-

Paspoort Christien Crouwel (Rekken, 1965) is theoloog en algemeen secretaris van de Raad van Kerken in Nederland. Studeerde theologie aan de Universiteit van Amsterdam en slaagde cum laude met als hoofdvak Geschiedenis van het christendom in de 19de en 20ste eeuw. Werkte bij de Ikon als redacteur voor de radiokerkdiensten. Begon haar predikantschap in 1998 in Boxmeer-Vierlingsbeek, woonde vervolgens enige jaren in Braunschweig in Duitsland en was daar gastvoorganger. Van 2009 tot 2017 was ze predikant van de Protestantse Kerk in Nuenen. Van september 2017 tot eind 2018 pastor van de Stichting Drugspastoraat Amsterdam. Sinds 1 januari 2019 algemeen secretaris van de Raad van Kerken, waarbij achttien kerken zijn aangesloten, met de rooms-katholieke en de Protestantse Kerk in Nederland als grootste. Was veertien jaar redactielid van het oecumenische maandblad Open Deur.

. . . . . .

.

Christien Crouwel is gehuwd en heeft twee kinderen.

maat en sociale gerechtigheid. Dat is ook de CDA-achterban die in de kerken nog altijd actief is en dicht bij de Raad staat.” Vanwaaruit leeft u?

“Vanuit een groot vertrouwen dat dingen goed komen, maar ook ten diepste al goed zijn. Daarmee wil ik niet de status quo legitimeren, maar wel zeggen dat ik geloof dat we in Gods hand zijn.” 6 miljoen leden in de achterban, maar uw voorganger Klaas van der Kamp, die tien jaar secretaris is geweest, was geen publieke persoonlijkheid. Wanneer komt u bij ‘Pauw’ of ‘Jinek’?

“Nou, ze denken in Hilversum echt niet: oh, even Christien bellen. Nee. Ik snap dat ook wel. We zijn een koepelorganisatie, die niet altijd met één stem kan spreken. Als er iets is met kerkasiel in een protestantse kerk, zoals laatst in de Bethelkerk in Den Haag, wordt terecht PKN-scriba René de Reuver gevraagd. Persoonlijk zou ik graag willen dat kerken daarnaast zouden mogen meedoen aan het gesprek van de dag. Dus niet alleen over seksueel misbruik, ‘christengekkies’, kerkasiel enzovoort.” Er zijn mensen die vinden dat ook kerken zich gewoon aan de spelregels van de rechtsstaat hebben te houden. De rooms-katholieke kerk stond zeer gereserveerd tegenover het kerkasiel van de Armeense familie Tamrazyan.

“Klopt. Niet alle leden van de Raad waren het met dat kerkasiel eens. Persoonlijk vond ik het een legitieme actie, vanwege het omzien naar wees, weduwe, wees en vreemdeling. Het kerkasiel is geen trucje geweest, maar valt, in mijn ogen, onder het profetisch spreken van de kerk.” De grens tussen kerk en staat wordt tegenwoordig, met name door liberale partijen, nogal scherp getrokken. Hoe moeilijk is dat voor de Raad?

“Kerken moeten zich meer in de aanbieding durven gooien, in de zin van: ho eens even, hierover hebben wij ook nagedacht, wij willen meepraten. Anders blijft de buitenwacht denken dat het in de kerk alleen maar om de zondagsvieringen gaat, en dat geloof dus een privézaak is.”


Wilma Hartogsveld

‘Kerken moeten zich meer in de aanbieding durven gooien’ Een van uw lievelingsboeken is De gebroeders Leeuwenhart van Astrid Lindgren, omdat daarin ook mededogen aan de dag wordt gelegd met mensen met kwade bedoelingen. Doet u dat zelf ook?

“Ik denk niet dat er mensen bestaan die 100 procent verdorven of slecht zijn. Je kunt mensen op hun gedrag aanspreken of het zelfs veroordelen, maar daarmee hoef je nog niet de persoon zelf af te schrijven. Een voorbeeld? Toen ik predikant was heeft een kerklid me midden in de supermarkt voor rotte vis uitgemaakt. Dat raakte me enorm. Aan de andere kant wist ik: ze heeft borderline. En hoe dan ook: ze is kostbaar in Gods ogen, beeld en gelijkenis van de Eeuwige.” En wat doet dat besef met u?

“Het maakt me nederig: wat mooi dat we elkaar mogen ontmoeten. Misschien heb ik dat meegekregen van mijn vader, die hervormd predikant was, een enorm zachtmoedige man. Mijn moeder was vooral kritisch en organisatorisch ingesteld. Ik heb van allebei iets goeds geërfd.” Als ik u zo zie denk ik: er zit ook een heel andere kant aan Christien Crouwel dan vergaderen en maatschappelijke thema’s op de agenda zetten. Dartel? Brutaal zelfs? U ziet er niet uit als een saaie bureaucraat.

“Dat vind ik een compliment. Van nature ben ik vrolijk en ja, in de kerk mag er meer gelachen worden. Brutaal? Soms een beetje Pippi Langkous-achtig. Ik ben niet heel erg gevoelig voor gezag en autoriteit. Op de lagere school mochten in de pauze alleen de jongens voetballen, waarop ik een protestactie heb georganiseerd: meester, dit is onrechtvaardig, meisjes willen ook voetballen. In mijn huidige functie kan ik misschien niet al mijn creativiteit kwijt, maar wel mijn vermogen tot verbinden. En ik zoek ook naar de ontspanning in het geloofsgesprek.”

Over ontspanning gesproken, wat is uw favoriete zonde?

“Goeie vraag... Laat ik de zonde noemen die het dichtst bij me ligt: ongeduld. Ik kan moeilijk tegen trage processen. Een interessante zonde. Met een erg onhandige kant: je ongeduld kan zich tegen je keren. Maar ook een handige: door een tik op de kont van het paard te geven, kun je processen versnellen. Bij de Raad zou ik echt vaart willen zetten achter het project van de kerk als veilige plek.” Waar staan de kerken ideaal gesproken over vijf jaar?

“Alive and kicking midden in de samenleving. Niet meer dat beschroomde. We hebben dan vrijmoedig en vanzelfsprekend onze plek ingenomen, zonder te beweren dat we de waarheid in pacht hebben.” Want dat heeft alleen Jezus?

“Hij heeft gezegd dat hij de weg, de waarheid en het leven is. Een bijbeltekst waar veel misbruik van is gemaakt, maar ik denk wel dat hij de waarheid voorleefde.” Houdt u van Hem?

“Ik houd van waar Jezus voor stond, wat Hij heeft gedaan en heeft gezegd. Jezus roept ons op allemaal kinderen van God te zijn, zoals hij dat bij uitstek was.”

.

(In)consequent Ik erger me nogal eens aan mensen die inconsequent zijn. Al moet ik erkennen dat ik mezelf daar ook regelmatig op betrap. Zo heb ik de afgelopen veertigdagentijd op allerlei manieren gepleit voor het belang om tijd te nemen voor bezinning, terwijl ik mezelf dagelijks nogal onbezonnen aan het voorbijlopen was. Rennen zelfs. We hadden een door mij geleide ‘vastengroep’ met de mooie naam ‘loslaten door vasten’ om elkaar hierbij te steunen en te stimuleren. Ik hoor mezelf nog – nahijgend van mijn race tegen de klok om er op tijd te zijn – een pleidooi houden voor deze mensen die met afstand beter in staat zijn tot ‘loslaten’ en ‘tijd nemen voor bezinning en stilte’ dan ik. De bijeenkomsten waren in elk geval voor mij zinvol en leerzaam. Zo was er een groepslid dat in deze vastentijd probeerde om niet zo snel te oordelen. Iedere keer dat ze een oordelende gedachte voelde opkomen over een ander, probeerde ze die gedachte te parkeren en een andere – positieve – gedachte te formuleren. Misschien moet ik dat volgend jaar in de vastentijd ook eens proberen. Al vrees ik dat dat veel moeilijker is dan het dagelijks deelnemen aan het ochtendgebed, wat me dit jaar ook niet iedere dag is gelukt. Welke positieve gedachten zal ik tevoorschijn roepen als ik dan in gesprek kom met zo iemand die verhalen over een liefdevolle God en een mens die na zijn dood verscheen aan zijn vrienden, als modern weldenkend mens natuurlijk ver achter zich heeft gelaten? Maar die je vervolgens wel vertelt dat ze regelmatig naar een medium gaat dat haar in contact brengt met hun overleden dierbaren. Hoe reageer ik als ze zegt dat ze voor gezondheidsklachten de deur niet uit hoeft: een natuurgenezer behandelt haar op afstand door via een foto de energieblokkades weg te nemen. En wat zal ik denken als haar kind de mazelen krijgt omdat het niet is ingeënt op basis van een verhaal op Facebook over een helemaal gezond kind dat na de prik diep autistisch werd? Ik weet het al, ik ga volgend jaar mijn foto opsturen naar iemand die me op afstand rust en bezinning kan geven. Of die me misschien wel kan afhelpen van mijn ergernissen en inconsequenties. Hoewel ik me afvraag of consistente mensen niet verschrikkelijk voorspelbaar zijn.

Wilma Hartogsveld is theoloog, predikant en schrijver.

mei 2019

9


✽ herdenken

Herdenken is een vorm van levenskunst

HUN VLUCHTNUMMER WAS MZ 715 EN MH17

MZ 715 en MH17. Twee vliegtuigcrashes, de eerste 75 jaar en de tweede vijf jaar geleden, door een cynische streek van de geschiedenis met elkaar verbonden. Over Philomene Tiernan die haar uit de lucht geschoten oom Patrick herdacht en vervolgens door hetzelfde lot werd getroffen. En over de noodzaak van herdenken. Tekst: Victor Bulthuis

D

ie mannen die begraven liggen onder die twee witte grafstenen, wie zijn dat eigenlijk? Dat wilden de schoolkinderen van Dodewaard wel eens weten. Al jaren bezoeken zij de graven van de 21-jarige Alfred Burns en 29-jarige Patrick

Patrick Tiernan, boordschutter van de Royal Australian Air Force, (l.) en zijn broer Jim met dochtertje Philomene.

10

mei 2019

Tiernan. En niet alleen de kinderen waren nieuwsgierig, het Comité 4 Mei nog meer. Daarom zetten de leden van het comité een intensieve speurtocht op touw naar deze twee Australische boordschutters van een Engelse Halifax-bommenwerper, die op 17 juni 1944 boven Dodewaard door een Duits

jachtvliegtuig werd neergehaald. Familieleden werden opgespoord in Australië, contacten met de gemeente South Burnett in Queensland werden aangeknoopt. Een schat aan gegevens met betrekking tot het lot van de beide vliegers werd verzameld. Stukje bij beetje kregen de beide vliegers een gezicht. Het mondde uit in een officiële herdenking op zaterdag 3 mei 2014 op de begraafplaats in Dodewaard, zeventig jaar na de crash van de Halifax. Leden van de families Burns en Tiernan, alsmede de burgemeester, afgevaardigden van de gemeente South Burnett en een groep highschool-leerlingen waren uit Australië overgekomen. Een Spitfire voerde een flypast uit, roerende woorden


essay ✽ klonken, kransen werden gelegd. Als priester had ik het voorrecht de graven te mogen zegenen, want Alfred en Patrick kwamen uit katholieke families. De volgende dag, op Dodenherdenking, woonden de familieleden de mis bij in Elst, waarin ik opnieuw voorging. Na afloop kwam een 77-jarige nicht van Patrick naar me toe, Philomene Tiernan. Ontroerd vertelde ze me dat ze deze viering als de uitvaart van haar Uncle Pat beschouwde. Niets dat er toen op wees dat haar leven nog inniger met dat van haar oom verknoopt zou raken.

Hecht team Patrick Tiernan, geboren in het gehucht Murgon in South Burnett waar zijn familie een hotel runde, werkte toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak op een advocatenkantoor in Brisbane. Was het de zucht naar avontuur en naar bevrijding van de alledaagse sleur die hem ertoe aanzette zich vrijwillig te melden bij de Royal Australian Air Force? Hoe dan ook was hij niet de enige. Bijna een miljoen Australiërs, waaronder veel jongens en meiden van het platteland voor wie de oorlog zich ver van hun bed afspeelde, meldden zich voor de strijd in Europa, het Midden-Oosten, Zuidoost-Azië en Nieuw-Guinea. Patrick kwam terecht bij het 77ste squadron van de Britse Royal Air Force, dat bombardementsvluchten uitvoerde boven Frankrijk en Duitsland. De zevenkoppige crew van de Halifax MZ 715 waarvan hij deel uitmaakte, was een hecht team. Dikke maatjes werd Patrick (‘Pat’) met Alfred (‘Alfie’) Burns, voor wie hij als een oudere broer was. Vanaf de RAF-basis Full Sutton in Yorkshire vloog de MZ 715 in de nacht van 16 op 17 juni 1944 als onderdeel van een enorme luchtvloot richting het Duitse Sterkrade in de buurt van Bocholt, om daar een benzinefabriek te bombarderen die brandstof leverde aan de Duitse troepen in Normandië. De weersomstandigheden waren slecht, waardoor de missie grotendeels mislukte. Bovendien werden van de 321 vliegtuigen er 31 door Duitse nachtjagers neergehaald, die zich uitgerekend die nacht in de nabijheid van Bocholt hadden verzameld. De Engelse bommenwerpers waren geen partij voor de wendbare Duitse jagers; het was haast prijsschieten voor de piloten van de Luftwaffe. De MZ 715 overleefde het inferno, maar werd op de terugweg naar

het Verenigd Koninkrijk boven Dodewaard alsnog onder vuur genomen door een Duitse nachtjager van Fliegerhorst Venlo. Het toestel explodeerde in de lucht en kwam in stukken neer. Alleen de telegrafist en boordschutter Arthur Owen overleefde op miraculeuze wijze. In het ziekenhuis in Arnhem werd hij bezocht door de Duitse piloot die de MZ 715 had neergehaald en verbijsterd was dat hij nog leefde. De Duitser zorgde er zelfs voor dat Owen zacht voedsel te eten kreeg, vanwege zijn beschadigde gebit. Eind juni 1944 werd een deel van het vliegtuig geruimd, waarbij de laatste twee doden werden geborgen. Het waren Pat en Alfie. Zij werden in Dodewaard begraven; hun vier strijdmakkers waren kort daarvoor op de militaire begraafplaats in Uden te ruste gelegd.

Angstig voorgevoel Na de herdenking in Dodewaard ging een van de Australische gasten niet mee terug naar huis: Philomene Tiernan. Ze herinnerde zich hoe ze als meisje samen met haar vader Jim en haar broertje Ray Uncle Pat uitzwaaide, toen die naar het Verenigd Koninkrijk vertrok. In haar persoonlijke herinneringen vertelt ze: “Papa en oom Pat schudden elkaar de hand en omhelsden elkaar in één gebaar, zoals onze mannen deden. Toen kuste en knuffelde oom Pat Ray en mij. We wisten dat oom Pat op weg ging naar de oorlog, en ik zag de tranen in mijn vaders ogen. Toen we weer in de bus zaten, zaten papa, Ray en ik heel dicht tegen elkaar aan op twee stoelen in plaats van drie. Ik herinner me hoe we beiden papa’s handen vasthielden, heel stevig, gedurende de hele reis. Ik was me ervan bewust hoe aangrijpend dit moment was voor onze vader, en ik bleef maar denken hoe het zou zijn als Ray, mijn grote broer, of Dermot, mijn kleine broertje, de oorlog in had moeten gaan.” Toen de Tiernans het gevreesde telegram kregen waarin stond dat Patrick missing in action was, kwam er volgens Philomene een donkere wolk boven de familie te hangen. “Mijn beide ouders hadden een jongere broer die voor de vrijheid van Australië vocht: oom Pat in het Verenigd Koninkrijk en oom Paddy Carroll in Papoea-Nieuw-Guinea. Daar waren we heel trots op, maar de angst om wat er met hen

Zuster Philomene in 2010. FOTO JULIA CHARLES

zou kunnen gebeuren was er elke dag. Ze waren aanwezig in onze gebeden en vaak ook in onze gesprekken aan tafel.” Philomene was zuster van de Sociëteit van het Heilig Hart, een ontwikkelde vrouw met een mondiale oriëntatie. Ze studeerde theologie in Chicago en Rome, Frankrijk en de Filippijnen en had vrienden over de gehele wereld. Meer dan dertig jaar was ze als docent, directielid en pastor verbonden aan een grote katholieke school in Rose Bay, een havenstad in de buurt van Sydney. Ze begeleidde jonge medezusters en was een tijdlang provinciaal overste van haar congregatie voor Australië en Nieuw-Zeeland. Ook was ze de eerste vrouwelijke kanselier van het aartsbisdom Broken Bay. Haar medezusters, haar collega’s en haar leerlingen droegen haar op handen vanwege haar warme persoonlijkheid. Humor beschouwde ze als een vorm van gebed, die mensen met elkaar kan verbinden. Philomene nam de gelegenheid te baat om na afloop van de herdenkingsplechtigheid haar contacten te hernieuwen in Ierland, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. De Franse vriendin bij wie ze de laatste twee weken van haar verblijf in Europa doorbracht, zette haar op het vliegtuig naar Amsterdam, vanwaar ze zou doorvliegen naar huis. Bij het afscheid van Philomene werd zij overvallen door een onverklaarbaar angstig voorgevoel. Maar Philomene landde veilig op Schiphol, om daar haar vrienden uit Dodewaard nog even te treffen bij een kop koffie en een stuk gebak. Vrolijk zwaaiend liep ze naar de gate, om

mei 2019

11


✽ essay op het vliegtuig te stappen. Het vluchtnummer was MH17. Philomene behoorde tot de laatst geïdentificeerde slachtoffers van de rampvlucht. De reden daarvan was dat er maar weinig van haar lichaam werd teruggevonden. Haar zitplaats was vlakbij de middenvleugel, dus dicht bij de brandstoftank van het vliegtuig. Opvallend klein was de hemelsblauwe urn die haar drie neven Dermot, Paul en Richard bij het Amsterdamse rouwcentrum bijna een jaar na de ramp in ontvangst mochten nemen. Op de crashsite werden Philomenes borstkruis en rozenkrans teruggevonden, die naar haar familie in Australië werden gestuurd maar bij een inbraak alsnog verdwenen. Het enige dat rest van de bezittingen die Philomene bij zich had, is een boek met tekeningen dat ze van Dodewaardse schoolkinderen had meegekregen. Het werd zonder ook maar één brandgaatje teruggevonden op de rampplek. De tekeningen hebben allemaal hetzelfde onderwerp: vrede. Na ontvangst van de urn brachten Philomenes neven de urn met haar as naar Dodewaard, waar ze op het graf van Patrick werd geplaatst. Nog eenmaal was ze samen met haar Uncle Pat. In besloten kring werd in de katholieke kerk van Herveld een uitvaartmis gehouden, waarbij ik opnieuw mocht voorgaan. Naast de gezangen van het Latijnse requiem klonk het bekende Australische volksliedje Waltzing Matilda, over op pad gaan met je plunjezak. “We brengen haar thuis”, zei neef Dermot bij het afscheid.

De urn van zr. Philomene tijdens haar uitvaart in Herveld. FOTO KEES HOLTMAN

12

mei 2019

De urn met de as van Philomene werd geplaatst op het oorlogsgraf van haar oom Patrick Nadrukkelijke empathie Het getal zeven, maar vooral het getal 17 vormt een mysterieuze verbintenis tussen de lotgevallen van Philomene en haar oom Pat. Op 17 juni 1944 werd de MZ 715 boven Dodewaard neergeschoten. Het zou tot 17 januari 1945 duren voordat Patrick officieel dood werd verklaard. Precies zeven jaar voordat de MZ 715 crashte, op 17 juni 1937, werd Philomene geboren. Als 77-jarige reisde zij zeventig jaar na de dood van Patrick naar Dodewaard om haar oom te gedenken. Op 17 juli 2014 vloog zij huiswaarts met vlucht MH17, die door een Buk-raket van de 53ste brigade van het Russische leger uit Koersk werd neergehaald. Maar wat Patrick en Philomene vooral met elkaar verbindt is de cynische streek die de geschiedenis hun geleverd heeft. Een nicht die haar uit de lucht geschoten oom komt eren en die vervolgens door hetzelfde lot getroffen wordt. Het had gemakkelijk tot zinloze ‘als-dan’-speculaties kunnen leiden: als Philomene met haar familie huiswaarts was gereisd, als de herdenking niet had plaatsgevonden, dan was ze nog in leven geweest. Gelukkig is dit niet gebeurd; het zou slechts misplaatste schuldgevoelens hebben opgeleverd. Doordat ik als priester een rol te vervullen had bij zowel de herdenking van Patrick als het afscheid van Philomene, werd ik onderdeel van hun levensverhaal – en zij van het mijne. Op indringende wijze heb ik ervaren dat dat herdenken een narratief karakter heeft. De geschiedenis wordt geschreven door mensen die zich inspannen om deel te krijgen aan elkaars levensverhaal. Verleden en heden zijn dan soms niet meer te scheiden: ze vloeien in elkaar over. Daarom draagt herdenken niet alleen bij aan de vorming van onze identiteit, zoals je zo vaak hoort zeggen, maar ook van onze menselijkheid. Die verhalen hoeven niet per se te worden verteld door mensen die de gebeurtenissen waarover ze verhalen,

aan den lijve hebben meegemaakt. Het gaat om de bereidheid om je in een verhaal onder te dompelen en het te blijven vertellen. Die bereidheid bepaalt of het verleden al dan niet tot rust komt. “Wij herdenken, dus wij bestaan; wij maken ons druk”, schrijft de historicus Jos Perry. Herdenken krijgt vorm waar mensen zich druk blijven maken om het verleden en niet willen dat het tot rust komt. Ik ben daarom geneigd herdenken te beschouwen als een vorm van nadrukkelijke empathie. Herdenken staat of valt met ons empathisch vermogen. Het eindigt niet als de laatste overlevende is heengegaan, maar pas als niemand meer de empathie opbrengt om zich in het levensverhaal te verdiepen van mensen die qua tijd en omstandigheden ver van ons afstaan. Dat vraagt inspanning, en het is verheugend en ontroerend om mee te maken hoe mensen van verschillende generaties zich in dat empathisch vermogen blijven oefenen. De 4 Mei-comités spelen daarbij een sleutelrol, door intensief speurwerk te verrichten en de lokale bevolking bij hun bevindingen te betrekken. Een van de mooiste voorbeelden van die empathie is het kunstwerk dat Dodewaardse schoolkinderen op initiatief van het Comité 4 mei Dodewaard maakten van kleine restanten van de MZ 715. Door iets van zichzelf toe te voegen aan de lotgevallen van de vliegers van de MZ 715, hebben ze duidelijk gemaakt dat herdenken een kunst is – ja, levenskunst. Welke toekomst nationale herdenkingen als de Dodenherdenking op 4 mei beschoren is, wil ik hier in het midden laten. Wellicht is de toekomst vooral aan lokale initiatieven, waar mensen zich een stukje van de immense puzzel van de geschiedenis toe-eigenen, zoals de kinderen van Dodewaard nog altijd doen. Wel besef ik dat de tragische verknoping van de levensverhalen van Patrick en Philomene in dit verband een buitencategorie is, omdat verleden en heden hier zo onontwarbaar verknoopt zijn geraakt dat de herdenking van de Tweede Wereldoorlog nog lang levend zal blijven in South Burnett en de Nederbetuwe. Maar dat ik voor altijd als draadje in die knoop verstrikt zit, ontroert me en stemt me dankbaar.

.

Met dank aan Cees van Meer van het Comité 4 Mei Dodewaard en aan Elizabeth Caffery, auteur van het boek Patrick Tiernan, the cobber from Murgon.


Beeld: Christiaan Krouwels

column Roel Abraham ✽

Met Pesach keren we terug naar ons schone zelf ls u dit leest hebben we het net achter de rug: Pesach 2019. Bewust zet ik er een jaartal bij, hoewel dat wellicht wat vreemd overkomt. Elk jaar is het toch opnieuw Pesach, we doorlopen met elkaar al duizenden jaren dezelfde cyclus van Joodse feestdagen en dat doen we al bijna net zolang op dezelfde manier. Pesach. Slavernij. Mozes. Farao. De plagen. Uittocht. Woestijn. Beloofde Land.

A

Je kunt het natuurlijk zo plat bekijken als je wilt en elk jaar dezelfde liturgie doorlopen. Niks mis mee misschien, maar ik persoonlijk vind het dan wel een beetje karig. Mooier is het – mijns inziens – als je elke keer weer opnieuw naar jezelf in combinatie met de Joodse feestdag van dat moment kijkt. Een feestdag is namelijk pas echt een feest als je er je eigen feestje van kunt maken. Wat zegt Pesach jou, op dit moment in je leven, dit jaar? Meer toch dan alleen het oude verhaal van de Israëlieten die zuchtten onder het juk van Farao, van uitsluiting en afzondering, van slavernij? We hebben allemaal ons eigen verhaal. De een voelt zich een slaaf van zijn werk, sleept zich elke dag naar kantoor om dan van negen tot vijf te ploeteren voor een karig loon, zich vervolgens weer naar huis te slepen om daar op de bank te werken, om naar tv te kijken en dan te slapen enzovoort. Een ander voelt zich gebonden aan tradities, waar hij of zij maar niet los van kan komen, ingeprent door ouders, voorouders, omgeving en cultuur. We mogen allemaal leren, we mogen allemaal weten dat we vrije mensen kunnen zijn. Ieder op zijn eigen manier en moment. Elk jaar, elke Pesach, mag je erbij stilstaan in welke fase van je leven je je bevindt. Je kunt terugkijken: hoe was het een jaar geleden, ben ik al wat meer bevrijd dan in

2018? Of ben ik me in elk geval meer bewust van de patronen waarin ik zit? Groei en verandering, echte bevrijding, begint met bewustwording. Met Pesach word je je van veel bewust, als je daar voor openstaat. Dat gebeurt op verschillende manieren. Om te beginnen – belangrijk onderdeel van het Joodse DNA – het eten. Met Pesach ben je je extra bewust van wat je in je mond stopt. Geen chameets (gerezen etenswaren, zoals brood, maar eigenlijk alles wat gist, wat rijst, dus ook geen pasta en – heel erg – geen bier) want dat hadden we ook niet toen we halsoverkop uit Egypte vertrokken. Acht dagen matzes. Al voordat Pesach begint, zijn we druk doende om alle chameets uit ons huis te verwijderen. Dit is ook een mooi symbool voor het gerezene in ons eigen bestaan. Het gegiste. Voel je ‘m? Het met lucht gevulde deel van ons zelf, onze arrogantie, ons ego, alles wat niet helemaal bij ons hoort en niet helemaal echt is. Ook daarvan mogen we ons bewust zijn, mogen we ons ontdoen. Vlak voordat Pesach begint verzamelen we alle chameets die we in huis konden vinden bij elkaar en verbranden dat. Dat is bevrijdend, als je dat kunt zien! Afstand nemen van je eigen luchtigheid, pompeusheid, opgeblazenheid. Terugkeren naar je kale, schone zelf. Net als je huis waar je al zes weken op je knieën aan het schrobben en poetsen bent geweest. Een mooi moment van bewustwording.

nen: symbool voor de metselspecie waar de slaven mee moesten werken) en maror, een bitter kruid, symbool voor de bittere tijden. Al deze onderdelen vertegenwoordigen een deel van het verhaal. Daarna komt de echte geschiedenis, van Mozes in zijn biezen mandje, de brandende struik, de tien plagen, u kent het. Mooi verhaal! Maar wat zegt het jou, wat zegt het u, nu? Goed om bij stil te staan, om even van binnen stil te worden en te beseffen hoe vrij je bent. Hoe goed dat is. Of ben je toch nog gebonden?

.

Roel Abraham is naast schrijver ook vader van zes kinderen en dat met slechts één echtgenote, actief in het joodse leven, rijdt Trabant en vindt wel eens wat van dingen.

We mogen weten dat we vrije mensen zijn

Dan begint Pesach, de sederavond. Samen met je gezin doorloop je het hele verhaal, zoals opgetekend in de Haggada. Het begint met de sederschotel, waarop peterselie ligt, een ei (symboliseert de lente, de periode van de uittocht, maar ook een nieuw begin), een lamsbotje, charoset (zoet mengsel van bijvoorbeeld appel en rozij-

mei 2019

13


Meisje voert sjamanistisch ritueel uit.

Predikanten binnen de PKN komen uit de kast

‘NIEUWE SPIRITUALITEIT BEPAALT WIE IK BEN’ Vijftien PKN-predikanten en -theologen met interesse in healing, sjamanisme, natuurrituelen, reiki en andere esoterische praktijken vormen samen het platform Helder. De kerk moet er werk van maken om nieuw-spirituelen in haar midden aan zich te binden, zegt initiatiefnemer dominee Walter Meijles. “We kunnen met deze mensen de kerk van binnenuit vitaliseren op een niet-orthodoxe manier.” Tekst: Jasper van den Bovenkamp

14

mei 2019


achtergrond ✽ e belangstelling voor de zogeheten ‘nieuwe spiritualiteit’ leefde bij dominee Walter Meijles (45) op tijdens zijn studie theologie in Kampen. Via de ouders van een medestudent, beide magnetiseur, raakte hij in de biografie van het beroemde medium Edgar Cayce verzeild (“een heel gelovig iemand”), en belandde hij , zoals dat gaat, via dit boek in de complete Seth-bibliotheek van Jane Roberts (“die heeft een hele kosmologie gechanneld”) totdat de vreugdetranen hem over de wangen stroomden: zie je nu wel, hier wordt het gewoon uitgelegd! Nou, deze vreugdetranen gunt hij alle christenen die zwemmen in de vijver van nieuwe spiritualiteit. Want nog te vaak kunnen nieuw-spirituelen in de kerk geen kant op, weet Meijles, zelf sinds 2016 als predikant verbonden aan de protestantse gemeente Roden-Roderwolde en eerder adviseur voor kerkelijk jeugdwerk. Hij recapituleert een voorvalletje uit het boek Eindeloos bewustzijn van cardioloog Pim van Lommel. “Deze hartchirurg was op een internationale conferentie waar hij over dit onderwerp vertelde. Toen hij klaar was, stond er een chirurg op. ‘Ik ben al dertig jaar hartchirurg’, zei hij, ‘en ik heb nog nooit een patiënt gehad die met dit soort verhalen kwam. Ik vind het de grootst

D

Predikant Walter Meijles: “Het is precair om je over zulke spirituele ervaringen uit te spreken.”

mogelijke onzin.’ Waarop weer iemand anders opstond en zei: ‘Ik ben één van uw patiënten, ik heb een bijna-doodervaring gehad, en u bent de laatste aan wie ik het zou vertellen’.” Voor Meijles vertelt het incident iets over hoe de kerk zich vandaag verhoudt tot leden die ook wel ‘nieuw-spiritueel’ worden genoemd. “Het is precair en persoonlijk, je past ervoor op je hierover zomaar uit te spreken. Ik praat hier met jou nu over voor dit artikel, maar veel collega’s zouden dit al niet doen. ‘Dank je de koekoek’, zouden ze zeggen, ‘daar komen problemen van’.” De term ‘uit de kast komen’ valt. “Ja”, zegt Meijles, “dat is best een adequate omschrijving. Het gaat bij nieuwe spiritualiteit niet om losse gedachten of zomaar een interesse, nee, het gaat over wie je werkelijk bent. Zoals homoseksualiteit niet iets is wat je erbij doet, maar een kern van je zijn bepaalt, zo bepaalt nieuwe spiritualiteit voor mij, als puntje bij paaltje komt, wie ik ben.”

Niks nieuws Nieuwe spiritualiteit in de kerk is op zich niks nieuws. In de jaren negentig van de vorige eeuw was er bijvoorbeeld de stichting Blauwe Iris, waarbij mensen als Aleid Schilder en Hans Stolp waren aangesloten. Blauwe Iris wilde mensen die zich bezighielden met new age, uit de volle breedte van de kerk, met elkaar verbinden. Hun blad sneeuwde door de komst van het zich glossy en professioneel profilerende Happinez echter onder. Dat vonden ze niet erg, integendeel dachten ze: wat underground was is nu mainstream geworden, mission completed. En ze hieven zichzelf op. Tot spijt van Meijles, want toen vervolgens ook het landelijke steunpunt voor paranormale zaken vanuit de PKN werd weggesaneerd, was er binnen de kerk organisatorisch helemaal niks meer. Na ampel beraad richtte hij vervolgens zelf een platform op, dat overigens nog steeds “een beetje een geheim genootschap is”. Helder, zoals het platform heet, bestaat inmiddels vijf jaar, telt zo af en aan tegen de vijftien actieve leden, allen professioneel werkzaam binnen de PKN. Ze ontmoeten elkaar vier keer per seizoen voor intervisie en gesprek. Aangesloten zijn theologen en predikanten die naast hun kerkelijk werk bijvoorbeeld een healingpraktijk hebben, een opleiding tot

sjamaan volgden of zich bezighouden met (natuur)rituelen. Zo breed is ook het spectrum waarover Meijles het heeft. Christelijke nieuw-spirituelen, zegt hij, committeren zich niet aan een kerk of de christelijke traditie; ze oriënteren zich aan meerdere bronnen. De een is gefascineerd door biodynamische voeding, de ander houdt zich bezig met yoga, een derde zit tot over zijn oren in de esoterische literatuur, een volgende doet cursussen reiki, reading en mediamieke vaardigheden, een laatste gaat mantra zingen. Maar allemaal staan ze op een of andere manier ook met één been in het christendom. Althans, dat behoeft enige nuancering. Want volgens Meijles heeft de passieve of zelfs afwerende houding van de kerk al menig nieuw-spritueel het instituut uitgejaagd. “Zoekende mensen, die herstel hebben gevonden bij homeopathische middelen, die yoga en meditatie zijn gaan doen of op andere manieren met nieuwe spiritualiteit bezig zijn gegaan, voelden zich afdrijven van wat ze zondagochtend in de kerk meemaakten. Ze zijn bij bosjes vertrokken – en vertrekken nog steeds – en gaan door op hun eigen spirituele spoor. Er zijn geen harde cijfers van, maar collega’s binnen de kerk herkennen dit beeld.”

Belijdenis Dat het ook anders kan, weet Meijles uit zijn eigen praktijk. In zijn vorige gemeente in Deventer-Colmschate dwarrelde op een dag een jongeman binnen die weliswaar een lijntje met de kerk had gehouden, maar veel betekende het niet meer voor hem. Hij was erg geïnspireerd geraakt door het boek Een ongewoon gesprek met God van de Amerikaanse schrijver Neale Donald Walsch. Maar, dacht hij, dit is een andere wereld dan die van de kerk; het hoort hier niet thuis. ‘Oh’, zei Meijles, ‘waarom niet?’ Ze raakten aan de praat. Hij kende het boek, wat de jongeman heel verrassend vond. ‘Dus je keurt het niet af?’ vroeg hij na verloop van tijd aan de predikant. ‘Nee’, antwoordde deze, ‘ik keur het niet af, integendeel.’ Uiteindelijk leidde het tot een gespreksgroep binnen de kerk over het boek. “Hij vond het zo mooi dat hij zei: en nu ben ik zover dat ik belijdenis wil doen.” Bij die gespreksgroep is het voor Meijles overigens niet gebleven. In zijn huidige

mei 2019

15



achtergrond ✽ gemeente biedt hij een rijk palet aan vormingsactiviteiten aan, waar onder meer onderwerpen als meditatie, bijna-doodervaringen, channeling en ‘de esoterische traditie in de westerse cultuur’ op het programma staan. Pastoraal gezien is dé uitdaging voor predikanten dat ze het gesprek met nieuw-spirituelen aangaan, denkt Meijles. “Stel dat er iemand bij je komt met het verhaal dat hij met een overleden opa heeft gepraat. ‘Hij was het echt’, zegt zo iemand, ‘hij keek me aan, we hebben woorden gewisseld, en toen was hij weer weg.’ En dan zeg jij als pastor: ‘Weet je wat het is: jij stelt je voor dat jij hem hebt gezien, maar je hebt waarschijnlijk een soort hallucinatie gehad.’ Met deze invalshoek schep je afstand. Zo’n persoon weet het zeker: ik heb mijn opa werkelijk gezien. Ik zou zeggen: ja, het lijkt me een reële mogelijkheid dat je met een verschijning van je opa hebt gezeten.”

Wensenlijstje Hoe dan ook denkt Meijles dat kennis van en verdieping in nieuwe spiritualiteit binnen de protestantse kerk hoog op de agenda moet. Hij wijst op statistieken uit het tienjaarlijkse onderzoek God in Nederland (2015), waaruit blijkt dat 24 procent van de Nederlandse bevolking elementen uit verschillende religies combineert. In totaal gaat dat om 3,1 miljoen mensen, onder wie zowel spiritueel zoekenden als vaste kerkgangers die uit meerdere vaatjes tappen. NRC onderzocht in 2015 hoeveel Nederlanders weleens mediteren: tussen de 16 en de 21 procent, zo blijkt. Rond de 10 procent mediteert regelmatig. Het is niet zo dat de nieuw-spirituelen volslagen genegeerd worden, nuanceert Meijles. “In zekere zin is er wel erkenning van deze groep, bijvoorbeeld via de pioniersplekken die de Protestantse Kerk heeft aangewezen. Sommige daarvan zijn evangelicaal ingekleurd, andere zijn gericht op nieuwe spiritualiteit. Maar het mag wel een stapje verder, in die zin dat erkend wordt dat deze mensen overal zitten. Wat mij betreft zou daarom iedere lokale kerk ten minste een contactgroep moeten hebben.” En hij heeft nog wel meer op zijn wensenlijstje: een landelijke helpdesk, een kenniscentrum, studiedagen, academisch onderzoek en publicaties, een netwerk van

Genezing door middel van massage van de kruinchakra.

gespreks- en contactgroepen door het hele land die gemonitord en gevoed worden, een website, een Facebookgroep. En een door het landelijk bestuur erkende modaliteit, naast de Gereformeerde Bond, de evangelischen, confessionelen, midden-orthodoxen en vrijzinnigen? “Ja, natuurlijk, dat zou prachtig zijn. Al ligt dan wel het gevaar op de loer dat het snel te ‘kerkelijk’ wordt, in die zin dat nieuw-spirituelen zich niet makkelijk ergens op laten vastpinnen. Je zou onmogelijk een duidelijk gearticuleerde identiteit kunnen creëren waarin iedereen zich zou herkennen, zoals dat bij gereformeerde bonders bijvoorbeeld wel het geval is. Bovendien: ik zou het sterker vinden als zoiets van onderaf ontstaat. En ja hoor, ik denk dat er meer dan genoeg mensen zijn om zo’n modaliteit te verantwoorden. De velden zijn rijp om te oogsten: overal dwarrelt het rond, krijg ik terug van collega’s die ik binnen de kerk spreek. Of het een groeiende groep is, kunnen we lastig achterhalen. Buiten het kerkelijk leven om zie je de commerciële markt van nieuwe spiritualiteit wel stevig groeien, maar daarmee hebben we als kerk nagenoeg geen georganiseerd contact.”

Ongelukkig en eenzaam Wat is eigenlijk precies het voordeel van zo’n beweging op gang brengen? Allereerst,

zegt Meijles, dat mensen die zich binnen de kerk ongelukkig en eenzaam voelen nu merken: hé, ik ben niet alleen. Daarnaast denkt hij een zoutend zout te zijn, “omdat we van binnenuit het geloof weer vitaliseren op een niet-orthodoxe manier.” Wat hij daarmee bedoelt? “In charismatische kringen wordt veel gewerkt met handoplegging en gebedsgenezing bijvoorbeeld, maar dat speelt allemaal vanuit het dichtgetimmerde kader dat het moet terugvoeren op de Bijbel. Ik zou willen pleiten voor een breder raamwerk, waarbinnen wordt erkend dat de waarheid en werkelijkheid van het goddelijke veelvormiger en veelkleuriger zijn dan we durven denken.” Wie evenwel nog twijfelt aan nut en noodzaak van het ruimte bieden voor nieuwe spiritualiteit, kan met een oud kerkelijk document wellicht over de streep getrokken worden, zegt Meijles. De Nederlandse Geloofsbelijdenis (uit 1561!) stelt in artikel 2 dat wij God leren kennen door de schepping, waarin alle schepsels groot en klein Zijn handschrift vormen. “Dat van die schepsels mag je van mij vrij breed nemen. Deze werkelijkheid is geschapen door God, en in wat zich daarin manifesteert kunnen we op allerlei manieren de hand van God terugvinden. In een bloeiende fruitboom niet minder dan bij de energetisch therapeut.”

.

mei 2019

17


✽ schrijfwedstrijd 2019

Volzin-schrijfwedstrijd:

‘WIE ZAL ONS LEIDEN?’ ‘Wie zal ons leiden?’ luidt het thema van de Volzin-schrijfwedstrijd 2019. U kunt tot 9 september een pakkend essay inzenden. Er zijn drie prijzen te winnen. Daarnaast verschijnen de bekroonde essays in het eerste nummer van Volzin in 2020. e elfde editie van de Volzinschrijfwedstrijd staat dit jaar in het teken van leiderschap. Een hoogst actueel thema, lijkt het. ‘Wie zal ons leiden?’ luidt de vraag. Een sterke leider? Een dienstbare leider? Of is het beter

‘D 18

mei 2019

niet al te zeer op leiders te vertrouwen en zelf het heft in handen te nemen?

Thema Leiderschap heeft in onze tijd een dubbel gezicht. Paus Franciscus en Angela Merkel zijn populair, Donald Trump en Vladimir

Poetin zijn dat op hun manier ook. Aan de ene kant is er alom een verlangen naar inspirerende leiders. Mensen – politici, activisten, ondernemers en anderen – met een visie die de talloze uitdagingen en problemen van onze tijd voortvarend aanpakken. Leiders die hun volgelingen


schrijfwedstrijd 2019 ✽

weten te begeesteren om ongebaande wegen te gaan. Leiders ook die het niet bij mooie woorden laten, maar die zelf van aanpakken weten en met hun voeten in de modder staan. Aan de andere kant is er een roep om ‘sterke leiders’ die velen angst aanjaagt. Een sterke man – dictators zijn bijna altijd mannen! – die voor ons de problemen oplost die we zelf niet kunnen, durven of willen oplossen. Ook binnen religies heeft leiderschap een dubbel gezicht. Binnen het christendom bijvoorbeeld heten leiders vanouds ‘herders’ en ‘dienaren’ te zijn. Maar niet zelden blijken kerkelijke leiders zich te verheffen boven hun kudde en meer op eigen voordeel en (seksuele) lust uit te zijn dan op het welzijn van hun gelovigen. En dan is er nog de vraag naar leiderschap in het alledaagse leven. Hoe doe je dat eigenlijk, een geloofwaardige moeder of vader voor je kinderen zijn? Is dat een kwestie van je kinderen bevestigen of ook van hen tegenspreken? Of hoe word je in de klas of op de werkvloer iemand met gezag? Bekijken we de zaak ook eens vanuit de leiders zelf. Zij combineren twee taken die zich niet zo makkelijk combineren laten: Een leider houdt enerzijds voeling met zijn of haar achterban, maar anderzijds ook met het perspectief waarvan hij of zij aanvoelt dat men er samen naartoe moet (zelfs wanneer de ‘de meerderheid’ daar wellicht nog niet aan toe is). Een goede leider is dus solidair met de achterban en tegelijk verpersoonlijkt hij of zij ook de heilzame toekomst voor die achterban. Dat kan een grote spanning oproepen, voor de leider in kwestie, maar ook voor diens achterban. Wie moet ons

leiden? Iemand die ons vertegenwoordigt of iemand die ons verder brengt en daarom soms tegenspreekt? En ook: door wie of wat laat de leider zelf zich leiden? ‘Wie zal ons leiden?’ is een thema dat zich in vele richtingen laat uitwerken. Elke uitwerking en invalshoek is toegestaan mits het thema maar herkenbaar blijft. De opdracht voor de Volzin-schrijfwedstrijd luidt: schrijf een pakkend essay over leiderschap. Daarin is zowel ruimte voor ervaringen als inzichten.

Voorwaarden

. De Volzin-schrijfwedstrijd staat open voor iedereen. . De maximale lengte van de inzending is 1600 woorden. . Inzendingen moeten uiterlijk maandag .

.

.

9 september 2019, 9.00 uur, ontvangen zijn. Inzendingen dienen digitaal (in Word) en per e-mail te worden aangeleverd. Te mailen aan: schrijfwedstrijd@volzin.nu; bijdragen moeten voorzien zijn van personalia (naam, adres, leeftijd, geslacht, (voormalig) beroep) en de aanduiding ‘Volzin-schrijfwedstrijd 2019’; niet-digitale bijdragen worden niet in behandeling genomen. Inzenders verlenen aan Volzin het recht van eerste publicatie van de ingezonden bijdragen. Volzin houdt zich het recht voor inzendingen (ook) te publiceren op www.volzin.nu. Over de inhoud en de uitslag wordt niet gecorrespondeerd.

De jury hanteert bij de beoordeling van de inzendingen de volgende criteria. De bijdrage:

. bestaat uit een persoonlijk getoonzette uitwerking van het thema; . is origineel van inhoud en invalshoek; . is ‘prikkelend voor de geest’; . is helder van stijl en toegankelijk geschreven;

Jury Voorzitter van de jury van de Volzin-schrijfwedstrijd 2019 is mgr. Joris Vercammen, oud-katholiek aartsbisschop van Utrecht. De jury bestaat verder uit: Barbara de Lange (strateeg, gespreksleider en idee-optimist, bureau Moondance), Peter Pot (directeur Dominicanenklooster Zwolle, voetbalscheidsrechter, oud-wethouder Ameland en Zwolle), Greet Prins (voorzitter Raad van Bestuur Philadelphia Zorg, kandidaat Eerste Kamer voor het CDA), Elze Riemer (godsdienstwetenschapper en journalist, lid redactieraad Volzin). Volzin-redacteur Jan van Hooydonk is secretaris van de jury.

Prijzen en prijsuitreiking De jury kiest uit de inzendingen een eerste, tweede en derde prijs. Daarnaast kiest zij nog maximaal zeven inzendingen die in aanmerking komen voor een ‘eervolle vermelding’. De winnaar van de eerste prijs ontvangt € 500,-, de winnaar van de tweede prijs € 300, -, de winnaar van de derde prijs € 200,-. Deelnemers aan de wedstrijd krijgen uiterlijk 15 november 2019 bericht over de uitslag. De bekroonde essays worden, fraai geïllustreerd, gepubliceerd in het eerste nummer van de jaargang 2020.

.

De jury van de Volzin-schrijfwedstrijd, 2019: Joris Vercammen (voorzitter), Barbara de Lange, Peter Pot, Greet Prins, Elze Riemer, Jan van Hooydonk (secretaris).

mei 2019

19


✽ sikhs

Het heilige boek wordt constant afgestoft.

Sikhs geloven in gelijkwaardigheid en dienstbaarheid

BOODSCHAPPERS VAN HET LICHT Wat gaat er schuil onder tulband en hoofddoek? Elise de Waal bezoekt de sikh-tempel in Amsterdam en spreekt met gelovigen. Jaswinder Singh: “Ik probeer goed voor anderen te zorgen en hard te werken. Dat zijn belangrijke waarden in het sikhisme, maar eigenlijk overal toepasbaar, evenals het zoeken naar rust en het werken aan een fit lichaam.” Tekst: Elise de Waal Beeld: Christiaan Krouwels

20

mei 2019


reportage ✽

V

an buiten lijkt het een gewoon pand, het gebedshuis van de sikh-gemeenschap, gelegen in een Amsterdamse wijk die rijk is aan bedrijven. Maar achter de bescheiden voordeur treft de bezoeker een tempel, een schooltje en een ontmoetingsplek waar wekelijks 200 tot 250 volgelingen van het sikhisme samenkomen. De uit India afkomstige godsdienst die in Nederland ongeveer 12.000 aanhangers heeft, is in ons land nog redelijk onbekend. Sikh betekent leerling van godsdienst en filosofie. Volgelingen van deze uit India afkomstige religie zien hun geloof als de weg om al lerend steeds dichter bij God te komen. Dat doen ze onder andere door gebed, het volgen van leefregels en het dienen van de samenleving. Sikhs laten zich daarbij inspireren door Guru Nanak Dev Ji (1469-1539) die aan het eind van de vijftiende eeuw de religie stichtte. De tempel in Amsterdam Slotervaart is naar hem vernoemd. De Guru Nanak Gurdwara is een van hun drie gebedshuizen in de hoofdstad. Daarnaast zijn er tempels in Den Haag, Almere en Rotterdam. Sikhs geloven in reïncarnatie. Zij streven naar het beëindigen van de reïncarnatiecyclus ten einde goddelijke verlossing te bereiken. Volgens hun belangrijkste religieuze boek de Guru Granth Sahib, vormt de terugkerende levenscyclus de hel. De hemel wordt volgens datzelfde boek gezien

Kulwinder Singh: “Ik waardeer het vroege opstaan.”

Sikhs geloven in de gelijkheid van man en vrouw als een plek waar de heiligen verblijven. Sikhs geloven dat in elk mens een deel van God, de bron van al het goede zit, en vinden respectvol en gelijkwaardig omgaan met anderen dan ook heel belangrijk.

Nederigheid tonen Net als in veel andere religies vormt het luisteren naar religieuze verzen een belangrijk deel van de samenkomst. Als ik op zondagmorgen om half 11 het Amsterdams gebedshuis betreed, vult de stem van de voorganger het gebedshuis. Onder begeleiding van de woorden uit het langste vers van de Guru Granth Sahib is er ruimte voor een persoonlijk gebed. Na een samenzijn met onder meer zoete Indiase thee, hartige deeghapjes en een oranje zoete lekkernij begint rond 12 uur de dienst in de Diwan, de gebedszaal. Als sikh kan het een uitdaging zijn om je te verdiepen in de teksten van het geloof. Dat merk ik al bij binnenkomst als ik het grote witte bord zie met de boodschap voor die dag, volledig in het Sanskriet, de oude Indiase taal, die ook de 23-jarige Hargurjid Singh die ons rondleidt, nog niet helemaal kan vertalen. Hij is niet de enige. Veel volwassenen kunnen de teksten goed verstaan. Maar veel ouders hebben als tweeverdieners een druk leven, waardoor kinderen niet meer automatisch Sanskriet leren. Daarom kan iedereen vanaf 7 jaar taallessen volgen in het bijbehorende schooltje. De gehele samenkomst duurt ongeveer anderhalf uur. Voor de jeugdige bezoekers is dat een behoorlijke tijd om in kleermakerszit aandachtig te luisteren naar de om de drie maanden wisselende, uit India afkomstige voorgangers. Maar dat er voor kinderen geen aparte diensten zijn lijkt ze niet te hinderen. In de sfeervolle, kleurrijke en lichte zaal is er ruimte om met elkaar te spelen en zelfs rond te rennen, zolang ze de samenkomst niet teveel verstoren. En dat doen ze ook niet. De rest van het kleurrijke gezelschap, van wie velen traditionele kleding dragen als

Manisha Singh: “Onze ziel is immers een deel van God.”

pofbroeken, rokken en tulbanden, luistert aandachtig naar de lofzangen en gebeden. Als teken van respect dragen bezoekers in de gurdwara geen schoenen of sokken en is een tulband of sjaal om het hoofd verplicht. Verder is het gebruikelijk dat iedereen in kleermakershouding zit. De sikhs tonen zo hun nederigheid voor het heilige boek en de gelijkheid tussen allen die in de tempel aanwezig zijn. Sikhs geloven in de gelijkheid van man en vrouw. Vrouwen gaan mee voor in de religieuze samenkomsten en hebben taken binnen de sikh-gemeenschap en het maatschappelijk leven. Gelijkwaardigheid is belangrijk. Dat veel sikhs aan hun naam Singh (voor de mannen, leeuw) of Kaur (prinses) toevoegen is daar een ander sprekend voorbeeld van. De Guru Granth Sahib, waaruit tijdens de tempeldienst veel wordt voorgedragen, is voor sikhs meer dan een boek: zij zien het als de ziel van hun leidslieden uit vroeger tijden, de tien goeroes. Het woord goeroe betekent zowel duisternis als licht. Goeroes worden gezien als boodschappers van God die alle duisternis wegnemen. Het heilige boek van maar liefst 1430 pagina’s bevat naast composities van de goeroes ook geschriften van moslims en hindoes. Hierin toont zich een belangrijk aspect van het sikhisme: deze gelovigen zien ook andere religies als een weg om dezelfde God te bereiken.

mei 2019

21


✽ sikhs In de Guru Granth Sahib staan die woorden die de leerling dichterbij God kunnen brengen. Daarom wordt het boek met de grootste zorgvuldigheid en eerbied behandelt. Dat zie je alleen al aan de manier waarop mensen het begroeten. Met het grootste ontzag wandelen bezoekers naar hun Guru, waar zij hun waardering laten blijken door een kniebuiging en het aanraken van de vloer met hun voorhoofd. Ook wordt de ruimte waarin het boek ligt constant afgestoft om het schoon en rein te houden en heeft het boek een eigen kamer waar het elke nacht wordt opgeborgen.

Angstige reacties Iedereen die dat wil is van harte welkom om te delen in deze gratis maaltijd, de langar. In India zijn armen van alle gezindten welkom om mee te eten uit de gaarkeuken van de sikh-tempel. Gelovige Hargurjid Singh vertelt: “In Nederland is de armoede veel minder, maar ik vind het wel jammer dat we in ons gebedshuis niet zoveel mensen zien die moeilijk kunnen rondkomen. Daarom deelden we eind vorig jaar twee keer eten uit bij een voedselbank.” Omdat sikhs dierenwelzijn en verantwoord met de aarde omgaan belangrijk vinden, eten ze geen vlees of eieren. Sikhs zetten zich al van oudsher in voor een rechtvaardiger samenleving. Dat doen ze bijvoorbeeld ook door de dasvand, het afstaan van tien procent van hun inkomsten aan een

goed doel. Ze hebben daarnaast een lange geschiedenis in het opkomen voor mensen die worden onderdrukt. Zo zorgden goeroes ervoor dat de sati, het levend mee verbranden van vrouwen met hun overleden man, werd afgeschaft. Ook zetten zij zich in voor gelijke vrouwenrechten, onderwijs en vrijheid van godsdienst. Hun geloof vonden zij daarbij vaak belangrijker dan hun eigen leven. Zo kregen de vijfde goeroe Arjan Sahib (1563-1606) en de negende goeroe Tegh Bahadur (1621-1675) beiden op last van de toenmalige moslimheerser de doodstraf, omdat zij opkwamen voor de vrijheid van godsdienst. De geboortedagen van de goeroes zijn dan ook belangrijke feestdagen. Het aantal sikhs wordt wereldwijd geschat op zo’n 27 miljoen. De meesten van hen – ruim 22 miljoen – wonen in India, voornamelijk in de Punjab. In die deelstaat maken sikhs de meerderheid van de bevolking uit. Door ongeregeldheden in de Punjab kwamen er begin jaren tachtig meer sikhs naar Nederland dan in de twee decennia daarvoor. In de jaren negentig nam het aantal economische migranten met een grote sprong toe. De Nederlandse sikhs wonen vooral in de Randstad maar in de loop der jaren is daarnaast ook een sikh-gemeenschap in Eindhoven ontstaan. De meeste sikhs die India hebben verlaten, wonen echter in Engeland, de Verenigde Staten Amerika en Canada. “In Canada is een sikh minister van defensie. Mede daardoor krijgt het geloof langzaamaan meer bekendheid”, aldus Kulwinder Singh (27). In Nederland is de bekendheid met het sikhisme minder. Zo denken mensen vaak dat de 20-jarige Manisha een moslima is. En Bhai Jaswinder (40) merkt dat mensen soms angstig op hem reageren. “Ik raakte laatst aan de praat met een meisje die zei: ‘Je bent hartstikke aardig maar in de trein was ik nooit naast je gaan zitten door je baard en tulband’.”

Sterk persoon

Jaswinder Singh: “Ik probeer goed voor anderen te zorgen.”

22

mei 2019

Bekeerlinge Sonja Kaur krijgt weleens onbegripvolle reacties. “Ik moet me altijd kleden volgens de regels, de religieuze symbolen bij me dragen en mijn haar bedekken. Mensen vinden dat wel eens bezwaarlijk; dan zeggen ze dat ik door de hoofddoek bijvoorbeeld geen werk zal kunnen vinden.”

Jaspal Singh: “Mijn dochters mogen zelf beslissen met wie ze trouwen.”

Voor haar is dat geen reden om af te wijken van de regels. “De discipline is een van de dingen die ik het meest waardeer in het geloof. Het volgen van de strikte voorschriften maakt me tot een sterker persoon. Ook voel ik me heel erg thuis in deze sikh-gemeenschap. Er wordt hier niet gelet op uiterlijk of je achtergrond. Je kunt hier zijn wie je bent. En je hoeft niet alle regels te volgen om er hier bij te horen. Iedereen heeft zijn of haar eigen weg.” Jaswinder Singh probeert, naast het volgen van de regels, zijn geloof ook actief in zijn werk en dagelijks leven uit te dragen. “In mijn werk bij een woningorganisatie vind ik goed luisteren, zeker in het geval van mensen met soms grote problemen, heel belangrijk. Daarnaast probeer ik goed voor anderen te zorgen en hard te werken. Dat zijn belangrijke waarden in het sikhisme, maar eigenlijk overal toepasbaar, evenals het zoeken naar rust en het werken aan een fit lichaam. In de samenleving zie je ook dat mensen daarnaar zoeken, bijvoorbeeld door te mediteren.” Voor de 20-jarige Manisha is het sikhisme een levensstijl die haar helpt in haar zoektocht om een goed mens te zijn. “Ik verdiep me in de geloofsleer en mediteer veel. Onze ziel is immers een deel van God, dus het is een mooie manier om me met hem te verbinden.” Ook voor Jaswinder en Kulwinder is het bidden belangrijk. Kulwinder: “Vanaf 2


reportage ✽ uur kun je al opstaan om te bidden, maar meestal doe ik dat rond 4 à 5 uur. Ik waardeer dat vroege opstaan. Er is dan minder ruis van buiten.”

Volledig toegewijd Jaswinder, Kulwinder, Sonja en Manisha beleven allemaal op hun manier hun geloof, maar allen zijn ze khalsa, mensen die zich volledig toewijden aan het geloof. Naast gezond leven mogen zij geen seks voor het huwelijk hebben en geen overspel plegen, moeten ze drie keer per dag bidden en mogen ze hun haar niet knippen. De kangha, het kammetje waarmee ze het twee keer per dag kammen, dragen ze onder hun tulband of hoofddoek. Daarnaast dragen ze een speciale ruimvallende onderbroek (kachna) en een stalen armband om verlangens te onderdrukken

‘Eind vorig jaar deelden we twee keer eten uit bij een voedselbank’ en hen te weerhouden van het doen van slechte dingen. Ook de kirpaan, een dolk, is een belangrijk religieus symbool voor de (mannelijke) sikhs. De dolk staat voor het opkomen en beschermen van mensen die worden onderdrukt. Het sikhisme kent daarnaast een gearrangeerd huwelijk, al gaat men daar niet altijd even strikt mee om. Jaspal Singh (66), een van de vijf bestuurders van de tempel: “Mijn dochters mogen zelf beslissen met

wie ze trouwen, als de bruiloft maar in een van onze gebedshuizen plaatsvindt en hun echtgenoot respect toont voor het sikhgeloof.” De Guru Granth Sahib speelt bij de huwelijkssluiting een belangrijke rol. Dat geldt ook bij andere ceremonies zoals de naamgeving na de geboorte en bij overlijden. Dan wordt het boek zelfs in zijn geheel voorgelezen voor de gestorvene. Ondanks het feit dat de achterblijvenden niet weten of hun overleden dierbare de zo verlangde verlossing bereikt, hoeft het overlijden van een geliefd persoon geen moment van grote rouw te zijn. Het gaat immers niet om het lichaam maar om de ziel. En die is nu onderweg naar zijn verlossing. Of naar een volgend leven dat hem daar weer een stapje dichterbij brengt.

.

Tempeldienst in de Amsterdamse Guru Nanak Gurdwara.

mei 2019

23


✽ Veronica Vasterling over Hannah Arendt

‘WIJ ZELF ZIJN DE WERELD, WIJ ZELF MOETEN HEM VERANDEREN’ Wat kunnen wij weten? Wat mogen wij hopen? Wat moeten we doen? Dat zijn de eeuwige vragen van de filosofie. Elze Riemer geeft het antwoord van twaalf ‘denkers van nu’ en legt daartoe haar oor te luisteren bij kenners. Aflevering 5: filosoof Veronica Vasterling over Hannah Arendt. “Zij laat zien dat onze mens- en wereldbeelden gevolgen hebben voor de politiek en omgekeerd: de politiek heeft gevolgen voor hoe mensen gezien en behandeld worden. Zo snap je een stuk beter wat er nu gebeurt in de wereld.” Tekst: Elze Riemer Beeld: Myriam Keijzer

D

e politieke filosofie van de joodse Hannah Arendt (1906-1975) is actueler dan ooit, stelt Veronica Vasterling (Hunsel, 1955), die als wijsgerig antropoloog verbonden is aan de Radboud Universiteit. Niet voor niets was Arendts eerste boek Totalitarisme na de verkiezing van Trump terug te vinden in internationale bestsellerslijsten. Maar in de populaire omgang met haar werk wordt ze te vaak niet goed begrepen, waardoor er veel waardevols van haar filosofie verloren gaat. Vasterling is Arendt-kenner in hoofd en hart: “Hannah Arendt heeft mij de wereld beter laten begrijpen. Ik grijp steeds op haar terug, als filosoof, maar ook als burger van deze wereld. Ze blijft mij inspireren, nu al dertig jaar. Dat is geen enkele andere filosoof gelukt.”

werk: Het leven van de geest. Doordat er geen coherentie is, is een zoektocht naar waarheid zinloos. Een klap in het gezicht van bijna alle filosofen, die niets anders doen dan dat. Arendt stelt dat het veel meer om de zoektocht naar betekenis gaat. Ze maakt een onderscheid tussen waarheid – feitelijkheden die je op kunt zoeken – en betekenis – ons perspectief op die feiten, de betekenis die wij eraan geven. Een heel verhelderend en inspirerend onderscheid, zowel in de filosofie als in de dagelijkse praktijk. Als we ergens een oordeel over hebben, baseren we ons op feiten, maar geven we aan die feiten ook een bepaalde betekenis. We zeggen dan vaak: ‘Het is niet waar’, maar wat we eigenlijk moeten zeggen is: ‘Ik ben het daar niet mee eens, ik heb een andere visie’.” Wat is kenmerkend voor Arendts filosofie?

Waarom is Arendt na dertig jaar nog steeds zo inspirerend?

“Haar werk wordt eigenlijk steeds maar actueler. Dit heeft te maken met het feit dat haar beginpunt de wereld zelf is, dáár kijkt ze naar. Filosofen hebben de neiging om systemen te bouwen, waarin alles altijd logisch en coherent moet zijn. Dat is een forse afwijking, want hiermee doen ze geen recht aan de werkelijkheid – de wereld – die verre van logisch en coherent is. Dat laat Arendt heel mooi zien, impliciet in haar hele oeuvre en expliciet in haar laatste

24

mei 2019

“Haar betrokkenheid op de wereld. Die loopt als een rode lijn door haar werk heen. Haar hoofdwerk wilde ze de titel Amor Mundi meegeven, corresponderend met haar liefde voor de wereld. De uitgever koos uiteindelijk voor de titel De menselijke conditie. Hierin stelt ze dat een goed leven een actief leven is, waarin men iets bijdraagt aan de wereld – ze noemt dat ‘politiek handelen’. Hieronder verstaat zij het publieke spreken, het in gesprek gaan met anderen, je mening laten horen over publieke kwesties. Wat dat betreft is

de mens voor Arendt primair een politiek wezen. Met dit politieke handelen houden mensen de wereld in stand als een betekenisvol geheel. Je draagt hiermee niet alleen bij aan de wereld, je maakt ook je eigen leven zinvol omdat je daarin iemand wordt, een persoon met een biografie. Het bekende Arendtiaanse begrip ‘nataliteit’ komt hiervandaan: elke keer dat je politiek handelt, word je als het ware opnieuw geboren. Zo schrijft ze in de De menselijke conditie: ‘Wij treden de wereld binnen en dit binnentreden is als een tweede geboorte, waarmee we het naakte feit van onze oorspronkelijke fysieke verschijning bevestigen en er de consequenties van aanvaarden.’ Samen met De Beauvoir zegt Arendt dat het niet om geluk gaat in het leven. Ook zij komt net als De Beauvoir uit bij vrijheid, maar voegt daar nog betekenis aan toe, via politiek handelen.” Hoe kunnen we met Arendt de wereld beter begrijpen?

“Arendt begon haar filosofische loopbaan met het verlangen om het Duitsland van haar tijd te begrijpen, ofwel: hoe het mogelijk was dat het naziregime zoveel mensen kon vermoorden in de Tweede Wereldoorlog. Hieruit ontstond in 1951 het boek Totalitarisme, waarin ze de oorsprong en dynamiek van totalitaire systemen beschrijft. Dit vormde de aanzet tot haar brede begrip van politieke filosofie, waarbij


RS DENKE

5

VAN NU

een antropologische benadering centraal staat. Dit werkt ze uit in het werk De menselijke conditie. Hierin laat ze zien dat onze mens- en wereldbeelden gevolgen hebben voor de politiek en omgekeerd; de politiek heeft gevolgen voor hoe mensen gezien en behandeld worden. Als je dit tot je laat doordringen, snap je een stuk beter wat er nu gebeurt in de wereld.” Hoe werkt dit in de praktijk?

“Dit wordt concreet in haar beschouwing van het begrip ideologie. Ze ziet een ideologie als iets negatiefs en gevaarlijks, namelijk als een verhaal waarin de feiten worden verdraaid en waarvoor een alternatieve zogenaamde waarheid in de plaats komt. Dit verhaal vervangt de feitelijke werkelijkheid. Het is vaak een zeer aantrekkelijk verhaal, omdat het heel coherent wordt gebracht en een (schijn)verklaring voor alles biedt – en dus houvast geeft. Dat heeft men liever dan een weerbarstige en verwarrende werkelijkheid. Voor haar waren het stalinisme en het nationaalsocialisme voorbeelden van zulke ideologische verhalen, die langzaamaan de werkelijkheid vervangen. In onze

tijd gebeurt het niet minder, ik zou zelfs zeggen dat het juist steeds meer gebeurt. Mensen verliezen hun grip op de werkelijkheid, juist omdat ze het onderscheid niet meer weten te maken tussen waarheid/ feitelijkheid en de betekenis die daaraan gegeven wordt. Hierdoor verliezen we het vermogen om met elkaar te praten, of zelfs te discussiëren. Je moet daarvoor wel íéts gezamenlijks hebben, een feit waarover je het samen eens bent. Dat lukt haast niet meer, waardoor het discussieklimaat helemaal gepolariseerd is. We praten compleet langs elkaar heen.” Arendt wordt vaak niet goed begrepen, stelt u. Hoe dat zo?

“Je kunt beter niet al te populair worden als filosoof want je wordt echt misbruikt. Ze wordt overal voor ingezet, wat ik nogal storend vind. Zo wordt ze bijvoorbeeld heel vaak als ethicus naar voren gebracht, maar dat is ze echt niet. Elke keer dat dat gebeurt draait ze zich om in haar graf. De banaliteit van het kwaad, waar iedereen haar van kent, is primair een politieke stelling. Ze vindt het zelfs gevaarlijk om van een

politiek probleem een ethisch probleem te maken.” Daar kom ik straks op terug, maar eerst: u heeft toch zelf ook een lezing gegeven over Arendt en het klimaat. Heeft ze ooit iets over het klimaat gezegd?

“Nee, ik was ook kwaad dat de organisatoren van die lezing het op die manier aankondigden! Ik heb er wel een punt van gemaakt dat Arendt niet over het klimaat en aanverwante kwesties heeft geschreven. Maar omdat er vanuit Arendts perspectief wel allerlei kritische noten te kraken zijn over onze huidige politieke situatie, hebben we toch nog een heel zinnig gesprek kunnen voeren.” De meeste mensen kennen Arendt van haar verslag van proces, in Jeruzalem in 1961-62, tegen de oorlogsmisdadiger Adolf Eichmann. Ze ontwaarde daarin ‘de banaliteit van het kwaad’. U noemt dat begrip nu pas – waarom?

“Dat is al zo breed opgepakt, dat ik denk: die les van Arendt is nu wel geleerd. Ze heeft nog zoveel meer belangrijke dingen

mei 2019

25


✽ denkers van nu

Paspoort Hannah Arendt (Linden, 1906 -New York, 1975) was een Duits-Amerikaanse politiek denker, die met haar werk nieuwe inzichten bood in totalitaire systemen. Haar beschouwingen blijven actueel tot op de dag van vandaag.

. Geboren en getogen in Duitsland, in een seculier, geassimileerd Joods gezin; werd zich pas door het antisemitisme op school bewust van haar Joodse identiteit. Studeerde theologie en filosofie in Berlijn. De theologie kreeg geen noemenswaardige plek in haar werk. Moest in 1933, na een arrestatie door de Gestapo, noodgedwongen Duitsland verlaten vanwege haar betrokkenheid bij de zionistische beweging. Vluchtte naar Parijs, waar ze contacten onderhield met grote filosofen van haar tijd. In die tijd brak ze met de filosofie en met het intellectuele leven, zo stelde ze later in een interview. De reden daarvoor: toen Hitler in de jaren dertig opkwam werden veel intellectuelen enthousiaste aanhangers van hem. Ze noemt zijn naam niet in het interview, maar iedereen wist aan wie ze dacht: Martin Heidegger, haar leermeester en minnaar eind jaren twintig. Vertrok toen de Duitsers Frankrijk binnenvielen, na enkele weken te zijn geïnterneerd, naar New York. Nam na achttien jaar stateloosheid in 1951 het Amerikaanse staatsburgerschap aan. Heeft zichzelf nooit filosoof willen noemen, gezien haar kritiek op de filosofische traditie.

. . .

.

.

26

mei 2019

gezegd die aandacht verdienen. Haar thesis over de banaliteit van het kwaad is natuurlijk heel belangrijk geweest, baanbrekend ook. Tegelijkertijd wordt het wel vaak verkeerd uitgelegd. Haar punt is dat Eichmann als een gewone man zo’n grote rol in de vernietiging van joden kon spelen doordat hij zijn voorstellingsvermogen niet gebruikte. Ze heeft nooit gezegd dat hij niet kón denken, dat kon hij wel degelijk – hij deed het alleen niet. Het gaat hier niet om empathie, om meevoelen met de ander, maar om je voor te stellen en in te denken hoe de situatie is voor de ander. Eichmann is op bezoek geweest in de concentratiekampen en kon er helemaal niet tegen. Gevoel had hij dus wel, maar dat kun je uitschakelen door op afstand te blijven, en dat deed hij. Maar wanneer je écht een goed idee hebt gekregen van de situatie waarin een ander verkeert, laat zich dat niet uitschakelen op afstand. Bovendien, zo suggereert Arendt in haar laatste werk, is het misschien dit voorstellende denken dat ons in staat stelt goed van kwaad te onderscheiden. De banaliteit van het kwaad is dat je, zoals zij het zegt, ook zonder kwade motieven in staat bent tot het ergste kwaad. Ze zet zich sterk af tegen de aanklager die Eichmann als monster wilde neerzetten, zij zag gewoon een saaie bureaucraat. Dit gebrek aan voorstellingsvermogen is een wijdverbreid probleem. Dat is het banale eraan. Ze omschrijft het als een schimmel die zich over de samenleving verspreidt en alles aantast.” Is de implicatie van ‘de banaliteit van het kwaad’ dat wij allen in staat zijn tot het ergste kwaad?

“Onder bepaalde omstandigheden, ja. Arendt heeft het zelf nooit zo gezegd, maar ze heeft wel erg de nadruk gelegd op het feit dat de meeste mensen zoals Eichmann zouden kúnnen zijn – onder bepaalde omstandigheden dus. En die omstandigheden, de wereld, daar gaat het haar om. Wanneer in de wereld ideologieën oprukken, zoals nu ook het geval is, komt het gevaar van een nieuwe Eichmann dichterbij. Daarbij legt Arendt de nadruk op de vraag hoe we voorkomen dat we een wereld creëren waarin een Eichmann mogelijk is. Dat is een politieke benadering van de banaliteit van het kwaad, in plaats van een ethische.”

‘Elke keer dat je politiek handelt, word je als het ware opnieuw geboren’ Is de banaliteit van het kwaad niet ook dat we, bijvoorbeeld, willens en wetens spullen kopen die tot stand zijn gekomen door uitbuiting en slavernij?

“Nee, dan ben je het begrip te veel aan het oprekken. Bovendien maak je dan van een politiek probleem een ethisch probleem, wat Arendt heel gevaarlijk vindt. Met ethiek kan je niks, stelt ze, omdat ethiek een privézaak is, het gaat om jouw geweten; dan zit je je thuis schuldig te voelen over hoe je meewerkt aan die uitbuiting, maar dat verandert niets. Je moet politiek handelen, waarmee Arendt bedoelt dat je samen met anderen iets opzet, doet, of uitspreekt. Ze heeft een tamelijk beperkt en negatief beeld van ethiek: dat het altijd iets individueels is en gaat over het goede doen, maar niet en plein public. In de praktijk wordt publiekelijk ethisch handelen of spreken al snel moralistisch of hypocriet. Daar heeft ze wel een punt, vind ik.” En, hoe voorkomen we dat we een wereld creëren waarin een Eichmann mogelijk is?

“Het gaat momenteel duidelijk de verkeerde kant op. We hebben op zowel Europees als Nederlands niveau een falende politiek. Het is erg dat we zonder blikken of blozen door de Nederlandse regering worden voorgelogen; dat ze bijvoorbeeld zeggen dat ‘Brussel’ ons iets oplegt, terwijl de regeringsleiders dat toch echt zelf doen. Veel burgers worden of populistisch of ze keren zich af van de politiek. Ze staren zich blind op Den Haag en Brussel, en raken vervolgens gefrustreerd, teleurgesteld en kwaad. Maar in je eentje of met zijn tweeën op de bank thuis ben je machteloos. Volgens Arendt is de kern van politiek initiatief nemen om samen te handelen. Alleen zo kun je de wereld veranderen. We leven in een democratie, niet in een dictatuur. Het wordt tijd dat wij, burgers, ons realiseren dat samen handelen werkelijk verschil kan maken. Wij zelf zijn de wereld, en wij zelf moeten hem veranderen.”

.


Spec ial

Kinderen filosoferen in de beeldentuin van het Kröller-Müller Museum.

Special: Kind & religie

KLEINE MENSEN, GROTE VRAGEN Beeld: Wieneke Hofland

olwassenen moeten worden als kinderen; anders zullen ze ‘het koninkrijk van de hemel’ zeker niet kunnen binnengaan. Maar veelal slaan volwassen gelovigen dit dringende advies van hun Heer niet alleen in de wind, maar draaien het ook nog eens 180 graden om. Kinderen worden gekneed naar het model van volwassenen. Het geloof van volwassenen geldt dan als norm. Wie zo denkt, ziet niet dat kinderen ‘het hogere’ – of ‘diepere’ zo u wilt – op een geheel eigen manier ervaren. Kleine mensen stellen grote vragen. Willem van der Meiden

V

weet het uit eigen ervaring. Toen zijn zoon zeven was, stelde hij vragen als: “Weet je, pap, dat ik niet begrijp dat er nog iets is als ik dood ben. Is de wereld er nog als ik er niet meer ben? En wat ik ook niet begrijp, pap: was er dan wel een wereld voordat ik geboren was?” ‘Kind & religie’ is deze maand het onderwerp van de special van Volzin. Willem van der Meiden verdedigt hierin de opvatting dat kinderen over eigen religieuze talenten beschikken. Ook op het terrein van de filosofie valt van kinderen het nodige te leren, zo blijkt uit de reportage die Kees Posthu-

mus maakte van een filosofische les met kinderen. Verwondering brengt deze filosofen in de dop tot creatieve vragen en antwoorden. Verwondering blijkt ook een talent te zijn van gelauwerd kinderboekenschrijver Bette Westera. Haar adagium: ‘Ik bedenk, dus ik besta’. Frieda Pruim spreekt met haar. Elleke Bal ten slotte bezoekt de Kliederkerk in Capelle aan den IJssel. “Het leven is chaotisch en kliederig. Maar vanuit die chaos kan iets moois ontstaan.” Noem dat maar eens geen opwekkende gedachte! (JvH)

.

mei 2019

27


✽ kinderen

‘Kinderen hebben ontzag voor mysterie en zoeken constant naar betekenis’

‘ER IS PLEK VOOR ONS ALLEMAAL IN GOD’ “Ik denk er soms over na of er een God is”, zegt de tienjarige Tim. “De meeste mensen geloven in één God en verschillende mensen geloven in verschillende goden. Welke God is echt? Daar kom ik niet uit. En ik denk ook weleens over het grote heelal, dat dat allemaal altijd maar doorgaat. Kan dat? Daar kom ik ook niet uit.” Kinderen stellen religieuze vragen. Nemen ouderen hen serieus? Tekst: Willem van der Meiden

ijn kinderen spiritueel en willen wij dat niet zien? En als we dat wel willen zien, hoe ziet die spiritualiteit er dan uit en welke rol speelt de waarneming daarvan in de opvoeding, in de religieuze of spirituele opvoeding bijvoorbeeld? Deze vragen

Z 28

mei 2019

staan de laatste halve eeuw nadrukkelijk op de agenda van psychologen, pedagogen en theologen. Om te illustreren hoe dat vaak gebeurt, begint dit verhaal met een persoonlijk voorval, met de vragen van een kind, ons kind. We zijn op vakantie in Italië, twintig jaar

geleden. Laat in de avond rijden we na een etentje naar onze camping in Toscane over verlaten wegen in een fonkelende sterrennacht. Ik zit achter het stuur en onze zoon van zeven zit naast me. De andere helft van het gezin dommelt achterin. Onze zoon staat in de mijmerstand en doorbreekt de


special/achtergrond ✽ stilte met de ene vraag na de andere. Ik probeer steeds antwoorden te formuleren, maar met twee vragen legt hij mij het zwijgen op. “Weet je, pap, dat ik niet begrijp dat er nog iets is als ik dood ben. Is de wereld er nog als ik er niet meer ben?” Ik knaag op een mogelijk antwoord, maar hij is me alweer voor: “En wat ik ook niet begrijp, pap: was er dan wel een wereld voordat ik geboren was?” We zwijgen de rest van de reis. Van mij heeft hij nooit een antwoord gekregen, de vraag was al goed genoeg. Behalve dat het gesprek me levendig bijstaat, bood het me ook veel stof tot nadenken. Ik verbond deze vragen bijvoorbeeld met het korte gedicht van Hans Andreüs: ik grens aan twee kanten aan het licht / ik word verwekt en ik ga dood / een spiegel kijkt in een spiegel. Maar ik wilde ook graag proberen dit verhaal in te passen in een theologisch frame. Niet om het verhaal krachteloos te maken of theologisch te annexeren, maar omdat het zou kunnen helpen bij de duiding van bijbelse noties als de eeuwigheid. Zo is er de staande uitdrukking in het Oude Testament, in het Hebreeuws le-olaam ad-olaam, die traditioneel vertaald wordt met ‘van eeuwigheid tot eeuwigheid’, of foutief met ‘in alle eeuwigheid’. Die twee eeuwigheden komen wat mij betreft dicht bij de twee spiegels van Hans Andreüs: een mens leeft van eeuwigheid tot eeuwigheid en die twee eeuwigheden zijn de begrenzingen van zijn of haar leven. Het antwoord op de vraag van onze zoon had dus kunnen zijn: “Dat hoef je helemaal niet te begrijpen, want de wereld bestaat voor jou alleen maar in jouw deelname aan die wereld. En verder is er niets vóór je geboorte en niets na je dood. Dan is er alleen maar eeuwigheid, en daartussen is er tijd, jouw tijd.” Ziezo, de vraag geframed en beantwoord.

Onbeschreven blad Dit verhaaltje kan model staan voor de manieren waarop de vraag ‘zijn kinderen spiritueel?’ door meestal gelovige wetenschappers en opvoeders is benaderd en ook voor de bezwaren die daaraan kleven. De vraag is het eerst opgekomen bij mensen die zich bogen over de geloofsopvoeding van kinderen en kritische vragen stelden bij het op het dwangmatige af doorgeven van bijbelverhalen aan kinderen, al dan niet in voor hen bewerkte vorm.

Mijn zoon: ‘Pap, is de wereld er nog als ik er niet meer ben? En was er wel een wereld voordat ik geboren was?’ Filosoof John Locke stelt zich die vraag al in 1693 in zijn beroemde Some Thoughts Concerning Education en geeft er de voorkeur aan om kinderen op bijbelverhalen voor te bereiden door hun eerst sprookjes en legenden voor te houden. Locke stelt in tegenstelling tot de protestantse pedagogen van zijn tijd dat kinderen een ‘onbeschreven blad’ zijn, een tabula rasa, dat opvoeders vrijelijk kunnen beschrijven. Vanwege de maagdelijke staat van het kinderverstand vindt hij dat het aanleren van geloven in de prille kinderjaren moet worden vervangen door de oefening in denken en redeneren. De Bijbel is geen leesboek, stelt Locke: “Wat gedachten kan een kind hebben, dat in zijne teedere jaren onverschillig alle deelen van den Bijbel, zonder eenig onderscheid leest als Gods Woord?” Nog verder gaat Jean-Jacques Rousseau in Émile, ou de l’Éducation uit 1762. Rousseau’s kind heeft wel al een bepaalde eigenheid, een eigen wereld, waarop opvoeders inbreuk doen. Bijbelverhalen lezen, ja lezen überhaupt kan kinderen alleen maar schade berokkenen. Kinderen moet men tot hun achttiende jaar opvoeden zonder kennis van God. Émile leest alleen ‘het boek der Natuur’. Deze twee verlichte denkers zijn de wegbereiders van mensen die de laatste vijftig jaar op zoek zijn gegaan naar de eigen spiritualiteit van het kind. De opvatting dat kinderen eigen religieuze talenten bezitten, is vooral in de Engelse godsdienstpedagogiek ontwikkeld. Wanneer Ronald Goldman in 1965 in Readiness for Religion verslag doet van een onderzoek waarmee hij wil aantonen dat kinderen een eigen religieuze ontwikkeling hebben, die niet, en zeker niet te vroeg, moet worden verstoord door het vertellen van bijbelverhalen, wordt hij door theologen en kerkmensen met argwaan bejegend.

Nederlandse theologen als Fedde Bloemhof en Rieuwert Wissink verwijten Goldman alleen oog te hebben voor de vorming van de godsdienstige mens en geen ruimte te laten voor de verkondiging van het Woord. Over framing gesproken... Maar anderen, zoals de katholiek Jan Nieuwenhuis en de remonstrant Joanne Klink houden zich in het spoor van Goldman wel bezig met de vraag wat kinderen zelf ‘geloven’, voordat zij aan kerkelijk geloofsonderricht en bijbelse verhalen worden blootgesteld. Klink, die zelf in 1959 een vrijzinnige kinderbijbel schrijft, neemt in de loop der jaren langzamerhand afstand van het navertellen van bijbelverhalen aan kinderen. “De Bijbel is geen boek voor kinderen”, concludeert ze in 1976 en haar nieuwe boeken bevatten “bijbelse beelden en verhalen die nauw aansluiten bij kinderervaringen als angst, bevrijding, vertrouwen, vreugde, jaloezie, verwerkt in bijbelse teksten voor jong en oud samen”. Het begrip ‘spiritualiteit’, in 1976 nog vrij nieuw, raakt daarna in de mode en ook de ‘spiritualiteit van het kind’ wordt onderwerp van studie in de jaren negentig van de vorige eeuw. De Duitse godsdienstpedagoog Friedrich Schweitzer schrijft in 1992 nog een boek met de titel Die Religion des Kindes, met het oog op een vernieuwing van het kerkelijke pedagogische onderricht, maar in 1998 geven de Engelse onderzoekers David Hay en Rebecca Nye hun boek al de titel The Spirit of the Child. Daarmee lijkt de vraag naar de eigen spirituele leefwereld van het kind uit de kerkelijke en theologische kaders weggeglipt te zijn.

Hersens in de war De studie van Hay en Nye met deze opvallende titel verdient een nadere beschouwing. David Hay is van oorsprong zoöloog. Wanneer hij aan zijn onderzoek van de kinderspirit begint, wordt hem al snel duidelijk dat spiritualiteit volop aanwezig is in het leven van kinderen. Ook valt hem op dat die spiritualiteit cultureel genegeerd wordt en daardoor onzichtbaar blijft. Een groot deel van Hay’s boek bevat de resultaten van onderzoek door zijn student Rebecca Nye naar spiritualiteit onder kinderen. Nye analyseert gesprekken met kinderen, zoals met de tienjarige Tim, een niet godsdienstig opgegroeide jongen. Het gesprek met hem wordt gevoerd met behulp van foto’s.

mei 2019

29


✽ kinderen Bij een foto van een meisje dat peinzend bij een kampvuur zit, vermoedt Tim dat ze alleen is en in gedachten verzonken, misschien wel over de scheiding van haar ouders, dat ze piekert over een probleem dat ze niet met anderen kan delen. Nye proeft bij Tim een innerlijke worsteling, dilemma’s die iets vertellen over Tims gevoelens van verbazing, ontzag, zingeving en mysterie. Ze citeert Tim: “Ik denk er soms over na of er een God is. De meeste mensen geloven in één God en verschillende mensen geloven in verschillende goden. Welke God is echt? Daar kom ik niet uit. En ik denk ook weleens over het grote heelal,

dat dat allemaal altijd maar doorgaat. Kan dat? Daar kom ik ook niet uit.” Als hem gevraagd welk gevoel hij daarbij heeft, zegt Tim: “Als ik nadenk over het heelal, dan ergert me dat soms, omdat het maar nooit lukt om het goede antwoord te vinden of er ook maar een beetje dichterbij te komen. Je blijft je dat maar afvragen. Je hersens raken ervan in de war.” Rebecca Nye proeft hier ondanks de ernst en zelfs somberheid de spirituele inspiratie. Die inspiratie uit zich daarin dat Tim emotioneel is geraakt door wat hij bepeinst. Als je het gespreksverslag leest, dient de vraag: nature or nurture? – aangeboren

‘Kinderen ervaren verbinding’ Liesbeth Vroemen, organisator van de jaarlijkse Dag van de Kinderspiritualiteit, redacteur van Hemel en Aarde (methode levensbeschouwing en spiritualiteit voor de basisschool) en zelfstandig onderwijsadviseur: “De ziel laat zich niet framen. Die gaat ervandoor als je het probeert. Als kinderen merken dat je hun spirituele ervaringen in jouw godsdienstige kader wringt, of ze juist niet waardeert omdat ze niet passen, is het snel afgelopen met de openhartigheid. En dan mis je een hoop als opvoeder. Dan kom je er niet achter wat die voorspellende droom echt voor hen betekende, waar hun gedachten heen gaan als ze ’s avonds wakker liggen, of welke kracht ze putten uit het contact met een onzichtbaar wezentje in de tuin. Je loopt ook de kans dat kinderen braaf jouw frame overnemen en daardoor het contact met hun eigen innerlijk kwijtraken. Want ze leren van jou wat er wel en niet toe doet. Voor mij zijn er een paar ‘regels’ in de omgang met kinderspiritualiteit. Het begint met aannemen dat die er is. Ga ervan uit dat dit kind verbinding ervaart met mensen, de natuur, met overledenen, de eigen ziel of een transcendente werkelijkheid. Dat het ontvankelijk is, zich verwondert, een oergevoel heeft voor wat waardevol is. Die verwachting opent je hart. Regel twee: back off! Als kinderen iets van

30

mei 2019

of aangeleerd? – zich als vanzelf aan. Tim heeft het immers over God, heelal en eeuwigheid. Het is niet waarschijnlijk dat hij die begrippen van zichzelf heeft, al zal de vragensteller hem niet in deze richting gestuurd hebben. Nog nadrukkelijker is dat aan de orde in het gesprek met de zeer kerkelijk opgevoede John, zes jaar oud. Die vertelt over een droom die hij heeft gehad: “Ik droomde ’s nachts en ik zag een alien, een soort bisschop. Ik zei: ‘Wie ben jij?’ En hij zei: ‘Ik ben de Heilige Geest’. Ik denk echt dat het de Heilige Geest was.” Hij vertelt zijn droom later aan zijn moeder, die hem corrigeert: de Heilige Geest ziet eruit als een vuurbal en wat John zegt kan niet kloppen. Het jongetje aanvaardt haar gezag, maar vertelt wel aan Nye: “Toch voel ik vaak de Heilige Geest in mij.” John heeft ook God ontmoet. Hoe? “In mijn gedachten en met mijn ogen. Ik voel soms dat ik ergens in de hemel bij God ben en met hem praat. Er is plek voor ons allemaal in God. En God, ja, die is in ons allemaal. Het is alles dat om ons heen is. Hij is die microfoon, hij is dat boek. Hij is die stok, hij is die verf. Hij is overal, om ons heen, buiten ons hart, in de hemel.” En daarna gaat hij snel over op een ander onderwerp, duidelijk huiverig om hier langer over te praten. Ook al ruikt het begrippenapparaat van deze zesjarige naar nurture, hij gaat toch zelf aan de haal met het voorgegeven kader.

In relatie tot elkaar

hun innerlijk aan jou laten zien, is dat zelden een vraag om antwoorden of duiding. Ze willen dat je erbij bent, dat je het ziet. Regel drie: je helpt kinderen in hun spirituele ontwikkeling vooral door de houding die je voorleeft. Kun jij aandachtig zijn, kun jij je nog verwonderen, ben jij ontvankelijk? Wat mij treft is hoe sterk lijf en ziel bij elkaar horen voor kinderen. Mijn zoontje dat zich zorgen maakt omdat ik ziek in bed lig en zijn beertje komt brengen. Een zevenjarige die me uitgebreid vertelt waar God naar ruikt. De kinderen die briefjes hadden gemaakt over ‘schuldgevoel’ en die vervolgens in een vuurkorf gooiden. De opluchting die je in die lijfjes zag.”

In The Spirit of the Child concludeert David Hay mede op grond van deze gesprekken van Rebecca Nye dat we ons best moeten doen om naar kinderen te kijken en te luisteren. Dan zullen we merken dat ze ons iets te vertellen hebben over wat hen bezielt en dat moeten we verdisconteren als we ons bezighouden met religieuze opvoeding. Hij beschrijft drie aspecten van spiritualiteit, die ook voor kinderen gelden: awareness-sensing, mystery-sensing en value-sensing. Deze begrippen zijn te omschrijven als (1) openstaan voor een vermoeden, een light vorm van bewustzijn, (2) gevoel voor raadsel en mysterie, en (3) geneigd zijn waarde toe te kennen aan bepaalde gevoelens: wat vreugde of verdriet veroorzaakt, wat zin, betekenis heeft, wat ethisch gezien goed is en blij maakt.


special/achtergrond ✽

Er zijn godsdienstpedagogische methodieken ontwikkeld die zich nadrukkelijk baseren op deze en dergelijke onderzoeken, zoals het door de Amerikaan John Berryman beschreven Godly Play, populair in veel Europese landen (zie kader, Christi Loor). Rebecca Nye gaat na het verschijnen van The Spirit of the Child door met onderzoek. Zij formuleert in een handboek in 2009 (Children’s Spirituality: what it is and why it matters) welke kenmerken te noemen zijn van de eigen spiritualiteit van kinderen: – Kinderen zijn minder analytisch en meer mystiek ingesteld; – Kinderen hebben een natuurlijk talent voor verwondering; – Kinderen omarmen dagelijks en van harte nieuwe inzichten; – Kinderen kunnen zich (nog) overgeven aan krachten die ze niet kunnen controleren;

– Kinderen hebben oog en ontzag voor mysterie en zoeken constant naar betekenis; – Kinderen voelen zich op hun gemak bij de kracht van het onzegbare. En als ik onze kleinzoon van twee jaar observeer, kan ik daar nog aan toevoegen dat kinderen dol zijn op (de voortdurende herhaling van) kleine rituelen. Maar dan doemt levensgroot de vraag op of dit fenomeen dan in het frame ‘spiritualiteit’ gevangen kan en moet worden. Rebecca Nye vat de spiritualiteit van het

Theoloog Joanne Klink: ‘De Bijbel is geen boek voor kinderen’

kind samen met de term relational consciousness: het bewustzijn dat mensen, de wereld, gebeurtenissen in relatie tot elkaar staan. En dan ook het zelfbewustzijn van het kind dat er een ander is, de Ander zo men wil.

Blinde vlek Het is spijtig, maar ook wel te verklaren dat deze reflecties op de spiritualiteit van het kind zich toch vooral afspelen in de wereld van theologen, religieuze opvoeders en levensbeschouwelijk geïnteresseerde pedagogen en psychologen. Even spijtig is het dat er op het seculiere erf oog is voor alles wat de ontwikkeling van een kind kenmerkt, maar dat er een blinde vlek is voor spiritualiteit, of liever: onwil om deze aanduiding serieus te nemen of te gebruiken. Als ik de oogst van de laatste decennia nog eens overzie – en die oogst is aanzienlijk – valt op hoeveel moeite het kost om de observatie van spiritualiteit bij kinderen

mei 2019

31



special/achtergrond ✽ zuiver te houden. Met andere woorden: waar eindigt duiding en begint de inlijsting in een voorgegeven kader? Neem nou Rebecca Nye’s samenvatting van het gesprek met Jenny (tien jaar). “Jenny vertelde hoe ze teruggreep op religieuze taal terwijl ze gewoon bezig was na te denken over wie ze is en waarom ze hier in de wereld is. Ze had verteld dat ze zich herinnerde dat ze in een boom zat en nadacht over wat je van jezelf weet. Die vraag werd bij haar opgeroepen doordat ze een lieveheersbeestje zag en zich afvroeg of het beestje wist waar het

was in de tijd en in de ruimte. Toen hield ze op met nadenken over wie zij zelf was en waarom ze hier in de wereld was: ‘Toen schakelde ik over op God’. Dus is voor haar het domein waar het persoonlijke het existentiële ontmoet de plek die vraagt om een speciale taal – religieuze taal.” Op het moment dat Jenny in haar denken van zichzelf naar God overschakelt, meent Nye dat religieuze taal nodig is. Nu leren kinderen taal niet uit zichzelf, maar van anderen, aanvankelijk door mimesis, voortdurende nabootsing. Met die taal komen

‘Alles staat of valt met een veilige ruimte’ Christi Loor-Lotterman, pedagoog, werkt al negen jaar met Godly Play en is trainer: “Bij Godly Play vertellen we een (meestal) bijbels verhaal met veel elementen. We zitten op de grond met kinderen in een kring en het verhaal wordt verteld met behulp van simpele voorwerpen: een woestijnzak, poppetjes, elementen van een landschap. De verhalen zijn open: samen met de kinderen creëren we een veilige ruimte waarin zij hun eigen vragen kunnen stellen en hun eigen verhalen kwijt kunnen. De woorden en gebaren in het verhaal bieden die aanknopingspunten. Na het verhaal is er ruimte voor verwondering, het moment dat de kinderen worden uitgenodigd om met hun verhaal aan te sluiten bij wat ze hebben gehoord en meegemaakt. We stellen vragen. Wat vond je het mooiste in het verhaal? Wat het belangrijkste? Ging het ook ergens over jou, of ben jij ook ergens in dit verhaal? Zouden we iets kunnen weglaten en toch nog alles hebben dat nodig is? En dan is er tijd voor verwerking: iets maken of schrijven, spelen met de voorwerpen van het verhaal, lezen. Hoe ze daarmee spelen laat al hun verwerking van het verhaal zien. En we eindigen weer in de kring, want daar draait het ook om in spiritualiteit: relaties. De verhalen en wat ze oproepen verbinden ons met elkaar. Existentiële vragen klinken vaak mee in de verhalen en de gesprekken erover: Hoe is het om je alleen te voelen? Hoe ga je ermee

begrippen mee, maar ook waardeoordelen, morele kaders, duidingen. Taal is dus geen instrument om objectief te registreren wat kinderen voelen en beleven, want elke taal is een frame op zich. Ik herinner me hoe Rebecca Nye in de jaren negentig in Nederland een lezing hield en daarbij een film vertoonde over de spiritualiteit van pasgeboren baby’s. De filmmaker gaf aan elke handbeweging en elk gebaar van het kind een spirituele betekenis: het zoeken naar houvast (grijpbewegingen), verwondering (schrikreacties), contact maken (een vinger pakken), zich kwetsbaar opstellen (grijnslachen). En hoewel de filmmaker zich nadrukkelijk onthield van religieuze inkapseling, heerste toch onder het publiek een zeker ongemak over het gemak waarmee dit alles onder de noemer ‘spiritualiteit’ gebracht werd. Gezegd moet worden dat Nye in haar toelichting voor dit ongemak alle begrip had, maar toch ook de terechte vraag opwierp waarom en vanuit welke inkapseling het dan níét spiritueel mocht heten. Die vraag zette me aan het denken en ik ben er nog niet over uitgedacht.

Nieuwe wegen

om dat je vrijheid begrensd is? Wat betekent het dat iets of iemand eindig is? Wat is jouw rol? Wie ben jij eigenlijk? Die existentiële vragen zijn verweven met de bijbelse verhalen en die kunnen mensen en dus ook herkennen en met hun eigen leven kunnen verbinden. De verhalen zijn hulpmiddel om de kinderen te stimuleren een eigen spirituele of religieuze taal te ontwikkelen omdat dit hen kan helpen om over die existentiële grenzen na te denken en te praten. We hebben met Godly Play vaak bijzondere ontmoetingen met verrassende gesprekken. Alles staat of valt met de veilige ruimte waarin kinderen vrijelijk mogen vertellen welke beleving en vragen de verhalen bij hen oproepen.”

De secularisering schrijdt voort, religie is in ons deel van de wereld allang niet exclusief christelijk meer. De waardering voor religie in de seculiere wereld heeft een flinke deuk opgelopen door religieus getint terrorisme, misbruikschandalen, conservatieve ethiek en discriminatie in religieuze kring. In een herziene uitgave van hun boek uit 2006 gaat David Hay daarop in en hij ziet een groei van de spirituele belangstelling van vooral jonge mensen buiten de kaders van de formele religie. Hay concludeert in dat licht dat Rebecca Nye’s ontdekking van de dimensie van het relationele bewustzijn de nuttigste stimulans is die religieuze opvoeding in jaren heeft gekregen en spirituele mensen ertoe kan brengen uit hun instituties te breken en nieuwe wegen te zoeken. Het zijn grote en vermetele woorden, maar de reflectie op de spiritualiteit van kinderen begint met kleine en grote vragen van kleine mensen. Zoals die van onze zoon in die sterrennacht, twintig jaar geleden. Ook hij herinnert zich nu nog dat hij die vragen toen stelde. Met het antwoord erop is hij niet zo bezig. Zo gaat dat met goede vragen.

.

mei 2019

33


‘Volwassenen kunnen leren van het zoekende geloof van kinderen’

Populaire Kliederkerk verbindt jong en oud met elkaar

‘VANUIT DE CHAOS ONTSTAAT IETS MOOIS’ 34

mei 2019


special/reportage ✽ Met je blote voeten in een bak met verf gaan staan om een kleurrijk spoor over de vloer van de kerk te trekken: tijdens de Kliederkerk kan het. Sinds 2015 verspreidt deze nieuwe vorm van kerkzijn zich in rap tempo door Nederland. Jong en oud ontdekken samen wat een bijbelverhaal hen te vertellen heeft. Volzin maakte het mee, in de Schenkelkerk in Capelle aan den IJssel.

In een kerkzaaltje verderop trekken een paar kinderen net hun schoenen uit. Ze stappen met hun blote voeten in bakken met gele, oranje en blauwe verf en lopen al joelend over een doolhof getekend op witte papieren. “Het is glibberig!” roept een jongen. Zijn vader leest de opdracht van het spel op een A4’tje. “De regels die God geeft lijken vaak zwaar, maar ze zijn er om te kunnen leven in vrijheid en liefde. Ze geven kleur aan het leven, ook al lijkt het soms een doolhof.” Op de grond verschijnt een steeds langer pad van kleine gekleurde voetjes.

Tekst: Elleke Bal Beeld: Frank Penders

Werken met de chaos

ebben jullie thuis regels?” Dominee Nellie van Voornveld vraagt het aan haar jonge publiek, in de kerkzaal van de Schenkelkerk in Capelle aan den IJssel. Het is een zondagmiddag in maart en zo’n dertig kinderen en tieners zitten te wiebelen op de houten stoelen voor in de kerkzaal. Sommigen zijn met hun vader of moeder gekomen, anderen met oma of met de buurvrouw. Ja, regels zijn er, knikken ze. “Ik mag maar twee keer per dag op de iPad”, roept een meisje. “En ik moet altijd buiten spelen,” zegt een ander. Van Voornveld vervolgt: “Vandaag hebben we een bijzondere kerkdienst. We gaan de gouden regels van God ontdekken. Ga maar gauw kijken wat jullie allemaal kunnen doen.” Die boodschap is niet aan dovemansoren gericht. De kinderen stuiven uiteen, op zoek naar een raadsel, spel of knutselwerk, die eerder vandaag zijn klaargezet in verschillende hoeken en kamers van de kerk. Luna, Amber en Anne rennen naar de tafel waar geknutseld kan worden. De opdracht: maak een poster met daarop ‘Gods top tien’. Van ‘God = 1’ tot ‘Gebruik Gods naam niet zomaar’, ‘Beschadig niemand’ en ‘Spreek de Waarheid’. Wat betekent dat eigenlijk, God = 1? “Dat weet ik niet zo goed”, zegt Luna, terwijl ze de G van God met blauwe verf inkleurt. Een van de moeders aan tafel pakt de Bijbel er maar eens bij. Waar staan ze ook alweer, de tien geboden?

‘H

Vandaag is er in Capelle een zogeheten ‘Doe-Mee-Kerk’. Vijf keer per jaar worden de vlaggetjes opgehangen voor een feestelijke bijeenkomst in de Schenkelkerk. Deze vorm van vieren – meestal Kliederkerk genoemd – verspreidt zich sinds 2015 in rap tempo door Nederland. “Kliederkerk begint bij chaos”, vertelt Nelleke Plomp, projectleider Kliederkerk bij Jong Protestant (JOP), de jeugdorganisatie van de Protestantse Kerk Nederland. “Je ziet verschillende activiteiten en materialen en je denkt: waar gaat dit over? En vervolgens ontdek je dat er een bijbelverhaal centraal staat.” Het concept van Kliederkerk is over komen waaien uit het Verenigd Koninkrijk, waar het Messy Church heet (zie kader). Plomp: “Het leven is chaotisch en kliederig. Maar vanuit die chaos kan er iets moois ontstaan.” In Nederland zijn er inmiddels zo’n 150 Kliederkerken. Iedere bijeenkomst bestaat uit drie onderdelen: het onderwerp ontdekken op verschillende creatieve manieren, daarna een korte viering en vervolgens samen eten. Het concept voorziet in grote behoefte, merkt Plomp. Dat komt volgens haar deels omdat de opzet intergenerationeel is. Ouders, grootouders en kinderen gaan samen aan de slag. Tijdens reguliere kerkdiensten op zondagochtend worden kinderen vaak uit de kerk gehaald. “Maar gezinnen worden doordeweeks al zoveel gescheiden, ze willen in het weekend graag iets samen doen,” zegt Plomp. Juist door samen het geloof te ervaren maak je kinderen en jongeren een volwaardig deel van de kerk. Paulus noemde de kerk niet voor niets “het huisgezin van God”. Zoals Plomp het zegt:

Ook een viering maakt deel uit van de Kliederkerk.

“Je hoort bij elkaar, je bent nodig en je leert van elkaar. Ook volwassenen kunnen leren van het zoekende geloof van kinderen.” Als projectleider begeleidt Plomp kerken in Nederland die een kliederkerk willen starten. JOP is aanspreekpunt voor vragen en heeft een aantal uitgewerkte Kliederkerk-programma’s, bijvoorbeeld over Noach. Toch bedenken veel Kliederkerken hun thema’s zelf. “En dat is mooi, want die voorbereiding is al een godsdienstoefening”, vindt Plomp. “Je moet goed nadenken over wat je deelnemers mee wilt geven.” Zo is het makkelijk om rondom Jonas iets met walvissen te doen, maar wat is de diepere laag?

Bijzondere ontmoeting In Capelle aan den IJssel wordt hard gewerkt. Saeed zit samen met zijn moeder aan de knutseltafel. Ze maken een kleitablet in de vorm van een hart. Saeed heeft

mei 2019

35


✽ kinderen zijn eigen naam en de naam van z’n moeder erin geschreven. “Omdat we van elkaar houden.” Even verderop in de kerkzaal staan twee kinderen en hun moeder voor kartonnen borden waar de tien geboden op staan geschreven. Ze mogen plakkertjes plaatsen bij de geboden die ze moeilijk, makkelijk of belangrijk vinden. Vader Wesley komt net de kerkzaal binnengelopen met zoon Sam. “Ik kom eigenlijk nooit in de kerk”, zegt hij, “maar we zijn hier vanwege Sam. Hij gaat naar een christelijke basisschool en hij heeft veel vragen over God. En ik vind de christelijke normen en waarden belangrijk, dus het is goed om hier te zijn.” Moeder Eveline loopt ook rond, met haar dochter van twee. Haar twee andere kinderen van twaalf en negen vermaken zich goed bij verschillende activiteiten. Zij gaan op zondagochtend ook als gezin naar de kerk, maar haar kinderen vinden die diensten behoorlijk saai, zegt ze. Terwijl ze staan te springen als ze mee mogen naar de Kliederkerk. “Ze vinden het leuk om hier zo actief bezig te zijn.” Ook de kinderen van dominee Nellie van Voornveld komen graag mee naar de Kliederkerk, al is de oudste van zestien het ontgroeid. “De jongsten vinden het leuk om in gesprek te gaan met ons als ouders, of met andere gemeenteleden.” Ze vertelt over een vorige bijeenkomst, rondom het thema de verloren zoon. “We hadden een hoekje gemaakt, waar dan de jongste zoon als het ware even neerzit en tot zichzelf komt. Daar lagen wat kaartjes met vragen. Toen hoorde ik mijn achtjarige zoon aan een ouder gemeentelid vragen: ‘Hebt u wel eens ergens spijt van gehad?’ Dat vond ik mooi, zo’n ontmoeting. Dat zou in een normale kerkdienst niet zo snel gebeuren.”

Groter netwerk Van Voornveld hoopt dat de Doe-Mee-Kerk de verschillende registers van kinderen aanspreekt. “We willen ruimte scheppen voor verschillende manieren van geloofsbeleving.” Rondom ieder thema bedenkt ze daarom met het voorbereidingsteam verschillende opdrachten, die bijvoorbeeld creativiteit, intelligentie en fysieke activiteit stimuleren. Daarnaast hoopt ze dat kinderen het geloof en de kerk leren associëren met geborgenheid, gezelligheid en vrolijkheid. “Dat kan een goede bedding zijn om ook de

36

mei 2019

‘De regels van God geven kleur aan het leven, ook al lijkt het leven soms een doolhof’ weerstand die het christelijke geloof kan oproepen en de terechte kritische vragen in te laten landen.” Daarnaast denkt Van Voornveld ook altijd: “Zit er genoeg in voor de jongens?” Bewust heeft de Schenkelkerk gekozen voor de naam Doe-Mee-Kerk in plaats van Kliederkerk, om te voorkomen dat alleen de knutselende meisjes zich aangesproken voelen. In Capelle wordt de Doe-Mee-Kerk vandaag voor de elfde keer georganiseerd. De kerk begon er tweeënhalf jaar geleden mee. De gemeente wilde destijds graag een nieuwe activiteit starten voor gezinnen in de wijk. Van Voornveld hoopte mensen te

bereiken die vroeger wel naar de kerk gingen, maar waren afgehaakt op de diensten op zondagochtend. “Ik wilde de dunne lijntjes naar de kerk wat steviger maken.” Dat is gelukt, vindt ze. De gemeente heeft de Doe-Mee-Kerk geëvalueerd en besloten om ermee door te gaan. De conclusie: er zit wel veel werk in de voorbereiding, maar het netwerk rondom de gemeenschap is verstevigd. Er komen mensen die op zondagochtend niet in de kerk zitten. Merkt Van Voornveld nu dat de Doe-MeeKerk de gehele gemeente verandert? “Dat vind ik nog een beetje tegenvallen”, zegt ze. “Een aantal mensen doet actief mee. Maar de oudere gemeenteleden zijn minder betrokken. Ze zien dit als iets voor de jongeren, terwijl we graag willen inzetten op een viering voor alle leeftijden.”

Vrijmoedigheid Het uur van ontdekken, rondrennen en kliederen is voorbijgevlogen. In de kerkzaal is pianospel begonnen, een korte viering staat op het punt van beginnen. “Maar


‘Gezinnen willen graag iets samen doen’

ik ben nog niet klaar!” klinkt het uit alle hoeken. Helaas, het zit er écht op. Tijdens de viering mogen de kinderen vertellen wat ze gedaan hebben. Er wordt gezongen en gebeden. “God, we danken u voor uw gouden regels. Wilt u ons helpen als sommige regels niet zo makkelijk zijn.” Een gemeentelid houdt een verhaal over het geheim van goede regels. Er volgen opwekkingsliederen. De kinderen lezen allemaal netjes de tekst van de beamer. “En nu kom ik tot U met vrijmoedigheid, met ontzag en respect kniel ik voor U neer.” Na de viering is het tijd voor iets luchtigers: samen eten. Iedereen schuift aan lange tafels en er wordt nog wat nagepraat. “Als een Kliederkerk erop zit, dan heb je als deelnemer hopelijk iets van de warmte van de gemeenschap ervaren”, concludeert Nelleke Plomp van de Protestantse Kerk Nederland. “Hopelijk denk je dan: hier wil ik wel bij horen.”

.

Meer informatie over Kliederkerk is te vinden op www.kliederkerk.nl.

Messy Church gelooft in creativiteit Het idee voor Messy Church ontstond in 2004 in de kerkgemeenschap van St. Wilfred’s in het kleine dorpje Cowplain in het zuiden van het Verenigd Koninkrijk. Jeugdwerker Lucy Moore – docent op een middelbare school en een duizendpoot die in het dagelijks leven graag acteert, schrijft en verhalen vertelt – maakte zich zorgen over de toekomst van kinderen in de kerk. Ze zag op zondag gezinnen bij de bushalte staan – op weg om te gaan shoppen in de nabijgelegen stad Porthsmouth, en vroeg zich af wat deze gezinnen graag zouden doen als ze naar de kerk zouden komen. Samen met een team van gemeenteleden van St. Wilfred’s ging ze aan de slag om een nieuw soort viering te ontwikkelen. Zo ontstond Messy Church, een nieuwe vorm van kerkzijn die draait om creativiteit, gastvrijheid en vieren. Inmiddels zijn er in het Verenigd Koninkrijk zo’n 2.800 messy

churches geregistreerd. Wereldwijd is het fenomeen bekend geraakt in zo’n dertig andere landen. Lucy Moore werkt tegenwoordig bij de oecumenische organisatie The Bible Reading Fellowship waar ze zich bezighoudt met het verder ontwikkelen van de Messy Church. In de jaren 2017 en 2018 deed de Church Army, de evangelische tak van de Church of England, een onderzoek naar Messy Church. Daaruit bleek dat zo’n 40 procent van de gezinnen die naar Messy Churches komen, nieuw waren in de kerk. Er zijn grofweg twee typen Messy Churches, staat in dit onderzoek: Messy Churches die een geheel nieuwe kerkgemeenschap vormen waar bijvoorbeeld ook deelnemers gedoopt worden, en bestaande kerken die Messy Church als extra activiteit aanbieden. In Nederland gaat het meestal om die tweede variant.

mei 2019

37


Bette Westera: ‘Ik ben geen koetjes- en-kalfjesmens’

38

mei 2019


Bette Westera, kinderboekenschrijver

special/interview ✽

Tekst: Frieda Pruim Beeld: Robert Elsing

‘Elk goed verhaal gaat over levensvragen’ Met bijbelverhalen was Bette Westera na een kinderbijbelserie wel even klaar, maar levensvragen staan nog altijd centraal in haar werk. Haar filosofische kinderboeken Doodgewoon en Was de aarde vroeger plat? werden bekroond met een Gouden en Zilveren Griffel. “Ik wil kinderen aan het denken zetten over zichzelf, God en de wereld.” p de vrolijke website van kinderboekenschrijver Bette Westera (60) worden kinderen getrakteerd op drie uitspraken: ‘Ik denk, dus ik besta’ van Descartes, ‘Ik bedenk, dus ik besta’ van Bette Westera en ‘Ik ben bedacht, dus ik besta’ van ome Bert, een figuur uit een van Westera’s boeken. “Ik begeef me graag op het grensvlak van fantasie en werkelijkheid”, vertelt Westera op haar werkplek in Amersfoort, met een wand vol zelfgeschreven boeken en koffers vol materiaal voor lessen op scholen. “Als je aan kinderen vraagt of Pippi Langkous bestaat, zeggen ze: ‘Nee, die bestaat niet echt.’ ‘Maar als ik Pippi Langkous zeg, zie jij meteen iemand voor je’, zeg ik dan, ‘dus in jouw hoofd bestaat ze wel. Je hoofd is echt, en daar zit ze in.’ Ik vind het leuk om daarmee te spelen.” Haar geloof beleeft ze ook op die manier. “Als kinderen vragen of ik in God geloof, vind ik het lastig om ja of nee te zeggen

O

zonder er iets bij uit te leggen. Dan zeg ik liever zoiets als: ‘Ik vind het een mooie gedachte dat er een God zou bestaan aan wie ik dingen kan vragen. Ik hoef geen antwoorden, alleen het vragen helpt mij al. Ik denk dat God bestaat, omdat een heleboel mensen weten waarover ik het heb als ik God zeg: ook zij hebben het gevoel dat er meer is dan alleen wij mensen op aarde. Ze hebben er wel heel verschillende voorstellingen van. Ik houd ervan om daar met ze over te praten.”

Bibliodrama Bette Westera groeide op in een vrijzinnig protestants milieu; haar moeder studeerde tijdens Westera’s jeugd theologie en werd later predikant. “In de kerk vond ik het wel knus: het zingen was fijn en tijdens de preek telde ik de glas-in-loodraampjes. Aan het geloof twijfelde ik weleens, maar ik dacht: voor de zekerheid kan ik beter in God blijven geloven, want stel dat de hel bestaat... Tegelijkertijd wist ik: als ik in Turkije was geboren, had ik in een andere God geloofd, en daar had ik dan echt niks aan kunnen doen. Het leek me onrechtvaardig als me dat aangerekend zou worden.” Op haar veertiende ging ze kindernevendiensten begeleiden. “Dat was leuk, ik hoorde ergens bij; op de middelbare school klikte het niet zo met mijn klasgenoten. De kerk werd voor mij toen vooral iets sociaals, prettig om bij te horen, en het ging ergens over. Dat vind ik nog steeds belangrijk. Het was de tijd van de ontmythologisering: wonderen werden rationeel verklaard, het wijken van de Rode Zee was bijvoorbeeld

een natuurverschijnsel. Dat kwam me goed van pas, want bij die wonderen had ik steeds meer twijfels. Maar daardoor ging ik wel de beleving missen. Die vond ik als pabo-student terug in bibliodramacursussen van de studentenekklesia in Leiden.” Voor de klas staan bleek niks voor haar (“Ik kon goed lessen bedenken, maar ik had nog geen natuurlijk gezag”), dus na de pabo koos ze voor psychologie, met een bijvak theologie. Haar moeder was inmiddels met pensioen als predikant, en wilde in 1988 een nieuwe kinderbijbel gaan schrijven, Heb je wel gehoord. “Dat werd zo’n groot plan dat het een beetje te veel werd voor haar alleen. Ik was net afgestudeerd, dus ze vroeg of ik wilde meedoen. De boeken voor de verschillende leeftijden hebben we verdeeld, van drie tot twaalf jaar. Mijn moeder wilde de oudste kinderen, want aan hen kon ze haar theologische ideeën het beste kwijt. Mij ging het meer om het vertellen van verhalen, waardoor ik kinderen aan het denken kon zetten over de natuur, de schepping, de seizoenen en het doodgaan van een kevertje. In die periode kreeg ik zelf drie kinderen, dat hielp me om de juiste toon te treffen.”

Zelfvertrouwen In 1990 verhuisde Westera met haar gezin naar de franciscaanse leefgemeenschap op kasteel Stoutenburg, nabij Amersfoort. “Daar vonden we een gemeenschap met gelijkgestemden waar spiritualiteit en milieu centraal stonden. In de eerste jaren schreef ik daar verder aan het kinderbijbelproject, in combinatie met een baan als stafmede-

mei 2019

39


✽ kinderen werker onderwijs op het landelijk bureau van de hervormde kerk. Ook daar was het mijn missie om bijbelverhalen invoelbaar te maken door ze goed te vertellen. Daarnaast bedacht ik werkvormen waardoor kinderen vragen zouden gaan stellen over zichzelf, God en het leven.” Dertien jaar bleef ze op Stoutenburg. “Mijn twee dochters vonden het daar heerlijk. De middelste, Joram, vond het lastig om op zo’n gekke plek te wonen met van die rare mensen en geen computer op z’n kamer. Op zijn veertiende keken we een keer samen naar voetbal. Een Afrikaanse speler knielde voor de wedstrijd op het veld en bad, in de hoop dat ze zouden winnen. Ik vroeg aan Joram of hij dacht dat dat zou helpen. ‘Natuurlijk niet’, zei hij. Maar later kwam hij erop terug: ‘Als hij erin gelooft, zou hij er zelfvertrouwen van kunnen krijgen en daardoor misschien wel het winnende doelpunt kunnen maken.’ Dat was precies wat ik hem had willen meegeven: je hoeft niet zelf te geloven, als je het geloof van anderen maar respecteert en probeert te begrijpen.”

Reïncarnatie Westera was opgelucht toen de hele kinderbijbelserie in 1995 was gepubliceerd. “Maar na drie maanden ging ik het schrijven missen, al was ik wel even klaar met die bijbelverhalen. Toen heb ik contact gezocht met uitgeverij Gottmer. Zij vroegen me om een prentenboek te maken. Al gauw ontdekte ik dat elk goed verhaal over dezelfde existentiële thema’s gaat als de Bijbel: eenzaamheid, erbij willen horen, leven en dood. Het verschil was dat ik nu de vrijheid had om ze zelf te bedenken. Ik ben geen koetjes-en-kalfjesmens, ben altijd op zoek naar wat me met anderen verbindt en naar wat mij raakt. Als ik schrijf zoek ik ook naar situaties die mij raken. Daarbij put ik uit mijn eigen herinneringen en uit hoe ik me voorstel dat kinderen denken.” Sindsdien publiceerde ze tientallen kinderboeken bij onder meer Gottmer en De Fontein. Toen Gottmer haar een paar jaar geleden vroeg om samen met illustrator Sylvia Weve een prentenboek te maken over de dood, was ze meteen enthousiast. “Zo’n thema roept allerlei emoties op, dat vind ik fijn. De uitdaging was om ook de lichte kant te laten zien: tevreden zijn met een geleefd leven, mooie herinneringen. En soms ook opluchting dat iemand er niet meer is of

40

mei 2019

blijdschap dat je opa’s mooie horloge hebt gekregen. Het is niet bedoeld als rouwverwerkingsboek; ik wil kinderen laten zien dat je de dood op allerlei manieren kunt beleven, en dat de ene beleving niet beter is dan de andere. Ik schrijf bijvoorbeeld: ‘Een leven na de dood, maar dan als kat of als konijn/ Alleen al het idee geeft mij een warm gevoel van binnen/ Dan zou het mama kunnen zijn, die lekker ligt te spinnen/ op papa’s schoot. Zou dat niet prachtig zijn?’ Daarmee zeg ik niet dat reïncarnatie bestaat, maar wel dat het een optie is waarvan mensen gelukkig kunnen worden.”

Huilen Voor Doodgewoon kreeg Bette Westera in 2015 de Gouden Griffel en de Woutertje Pieterse Prijs; voor Was de aarde vroeger plat? Vragen die om versjes vragen in 2018 een Zilveren Griffel. Die prijzen worden uitgeloofd door volwassenen. Wat vinden kinderen van haar filosofische boeken? Westera: “Toen ik in een klas vertelde dat ik bezig was met een gedichtenboek over de dood, vroeg een jongen waarom ik dat deed, ‘want van lezen over de dood word je verdrietig’. Een klasgenoot bracht daar tegenin dat je soms verdrietig bent, maar niet durft te huilen. ‘Door zo’n boek gebeurt dat toch en dat lucht heel erg op.’ De zieligste gedichten uit mijn boek vinden kinderen het mooist, zoals ‘Altijd overal’, waarin een kind opsomt waar hij zijn moeder allemaal mist.” Ze verwacht niet dat kinderen Doodgewoon snel zelf pakken en integraal gaan lezen. “Ze hoeven ook niet meteen alles te begrijpen; dit boek is voor alle leeftijden. Ik sprak een oma die het had gekocht voor haar kleindochter omdat de moeder van het meisje was overleden. Ze wilde er uit voorlezen, maar het meisje moest er niks van hebben. Een tijd later logeerde haar kleindochter bij haar, en vond ze het op een ochtend onder haar kussen.” Als ze lesgeeft over Doodgewoon, vertelt ze dat er op de Mexicaanse ‘Dag van de doden’ gedanst en gepicknickt wordt op de graven. “Dat vinden ze eerst raar, maar als ik uitleg wat de gedachte daarachter is, spreekt het ze aan dat opa er ieder jaar weer even bij is. Zo gaat het via een andere cultuur al snel over hun eigen ervaringen met overleden opa’s, oma’s en huisdieren.” Doodgewoon vormde vorig jaar ook het uitgangspunt voor een vieringencyclus rond

Allerzielen in de oecumenische Janskerkgemeente in Utrecht, waar Westera tegenwoordig graag komt. “De vier vieringen gingen over rouw en gemis, de broosheid van het bestaan, het vieren van het leven en gedachten over een hiernamaals. Daarbij zongen we enkele van mijn gedichten, die mijn man Diederik op muziek had gezet. Tijdens de viering over het hiernamaals hadden de kinderen de hemel getekend met allemaal blote mensen, ‘want het is daar altijd warm en je kunt niks meenemen als je doodgaat’.”

Bestaan Ook Was de aarde vroeger plat? gebruikt ze voor filosofisch getinte lessen op de basisschool. “Ik heb een hoofd gemaakt van papier-maché en daar briefjes in gestopt met alle vragen uit het boek. Ik leg uit dat dat vragen zijn die van kinds af aan al in mijn hoofd zaten, maar waar ik nooit antwoord op heb gekregen, en dat ik er daarom maar gedichten bij ben gaan maken. Ik laat ze een vraag trekken, bijvoorbeeld: ‘Wanneer begin je met bestaan?’ De kinderen reageren meteen: ‘Als je geboren wordt’ of: ‘Als je vader en moeder het met elkaar hebben gedaan’. Daarover gaan ze spontaan met elkaar in gesprek. Dat laat ik gaan, en af en toe voeg ik er iets aan toe: ‘Maar daarvoor bestond je misschien ook al voor een deel’, of: ‘Maar waarom ben je dan je zusje niet geworden?’ Dat leidt tot heel interessante gesprekken. En als het stilvalt, lees ik mijn gedichtje. Leerkrachten zeggen na afloop: ik wist niet dat mijn klas zo filosofisch was aangelegd.” Het weekend na het interview gaat Westera naar de Dutch Church in Londen, waar ze met ouders zal praten over hoe ze kunnen reageren op ingewikkelde vragen van hun kinderen. “Ik wil ze duidelijk maken dat je op heel veel manieren met kinderen kunt praten over levensvragen, als je ze maar ruimte geeft voor hun eigen beleving. Een voorbeeld: toen we van de begrafenis van mijn oma kwamen, zei mijn zoon van destijds zes: ‘Eindelijk weet ik waar God woont: in de grond, want opa zei: “Nu is oma bij God” en haar kist ligt in de grond.’ ‘Wat een mooie gedachte’, zei ik, ‘dan is oma niet alleen.’ Als zijn zus zou hebben gezegd: ‘Nee hoor, God woont in de hemel’, zou ik hebben gereageerd met: ‘Daar is hij dus ook!’”

.

(www.bettewestera.nl)


special/spiritualiteit ✽

Groep 7 van de Eben Haezerschool bezoekt Kröller-Muller

JONGE DENKERS LEREN VAN KUNST Tekst: Kees Posthumus Beeld: Wieneke Hofland

Kees Posthumus ontmoet in het Kröller-Müller Museum filosofen in de dop. Kunst blijkt kinderen een ideaal uitgangspunt te bieden om te leren nadenken. Hoofd educatie Herman Tibosch: “Kinderen zijn heel goed in staat om vrij te denken en antwoorden te geven op lastige vragen. Kinderen vinden het ook prima als iemand ergens anders over denkt dan zij.” et is tien uur ’s ochtends en het Kröller-Müller Museum in Nationaal Park De Hoge Veluwe wordt bestormd door kinderen. Langs het pad naar de entree kijkt bronzen Meneer Jacques (1955) van Oswald Wenckebach tevreden toe. Leerlingen uit groep 7 van de Eben Haezerschool in Bennekom komen vandaag kunst kijken en filosoferen. Een van Nederlands mooiste

H

musea biedt vanochtend de ideale combinatie van jonge, vrije vrolijkheid en de schoonheid van topkunst. Vijf kinderen, moeder Marinda en begeleidster Matthea, docente beeldende vorming, staan in het beeldenpark voor het werk Hoofdstukken (2010) van de Belgische kunstenaar Jan Fabre. Acht glimmende bustes, met steeds anders verbeeld het hoofd van Fabre zelf.

De handleiding Filosoferen met beelden meldt dat Fabre één beeld te weinig vindt om zichzelf te laten zien. Hij verbeeldt zichzelf op verschillende leeftijden. Een van de beelden laat zien hoe hij er op zeventigjarige leeftijd denkt uit te zien. Elk beeld heeft een dierlijk detail: gewei, ezelsoren, bokkenhoorns. Soms voelt hij zich een beetje dom, dan heeft hij ezelsoren. Soms voelt hij zich een genie, dat zal bij de eenhoorn passen. Matthea vertelt over het werk en de achtergronden ervan. Al snel begint ze vragen te stellen, die nieuwe vragen oproepen. Zijn het acht losse beelden of horen ze bij elkaar? Waarom denk je dat? Welk beeld toont Fabre op zijn oudst, en waarom? Welke eigenschappen hoort bij welk dier? Is het belangrijk om te weten wat je eigenschappen zijn? Welke eigenschap van welk dier zou jij willen hebben? Er komen niet altijd antwoorden vanuit de kinderen, geen probleem. De vraag gesteld krijgen is soms belangrijker dan deze te beantwoorden.

Lastige vragen

“Waarom vindt Jan Fabre één beeld van zichzelf te weinig?”

Bij Kröller-Müller kunnen scholen komen filosoferen met beelden en schilderijen. Drijvende kracht hierachter is Herman Tibosch, hoofd educatie bij het museum. Tibosch: “Ik werkte in het speciaal onderwijs en leerde daar filosoferen met kinderen. Ik merkte hoe goed dat werkte. Kinderen zijn heel goed in staat om vrij te denken en antwoorden te geven op lastige vragen. Kunst is daarvoor een goed uitgangspunt: open voor interpretaties en meningen, alles kan en mag. Kinderen vinden het prima

mei 2019

41


✽ nederigheid als iemand ergens anders over denkt dan zij. Door samen goed te kijken en de juiste vragen te stellen ontdek je veel meer dan in je eentje. Het werkt het best wanneer de kinderen worden begeleid door mensen die ervoor toegerust zijn, ons Filosofeerteam. Soms kiezen scholen ervoor om het zelf te doen, met leerkrachten of ouders. Daar laten wij hen vrij in. Ons materiaal geeft genoeg houvast om eraan te beginnen en al doende leert men.” Tibosch ontwikkelde het prachtige en doordachte materiaal voor deze activiteiten samen met kinderfilosofe Marja van Rossum. Vanuit haar praktijk Groot Denkraam geeft zij onder meer filosofielessen op scholen. Haar belangrijkste uitgangspunt is: uitgaan van de belevingswereld van de kinderen. Doe je dat niet, dan dwingen de kinderen je daar wel toe. Van Rossum: “Ik gaf les vlak na een paar dagen waarin terroristische aanslagen het nieuws hadden bepaald. Daar was ik op voorbereid. Wij begonnen en op dat moment liet een spin zich voor het raam van de klas naar beneden zakken. Alle aandacht ging naar de spin. Een Surinaams

meisje riep: ‘Wij vertellen vaak over Anansi, een heel slimme spin!’ Vanaf dat moment ging het gesprek over de vraag of een spin, of dieren slim kunnen zijn, een zeer filosofische vraag. In mijn werk volg ik een variant van het socratisch gesprek: steeds verder doorvragen, tot je bij de kern komt. Zo ontdekken kinderen wat ze eigenlijk denken en vinden zij er woorden voor. Kinderen wisselen gedachten uit, leren dat er verschillende manieren zijn om over iets te denken. Of dat anderen er hetzelfde van vinden, maar dan om andere redenen.”

Waarom is het belangrijk voor kinderen om te leren denken?

Heftig werk Met vijf kinderen staat Matthea voor een heftig werk van James Ensor: De wraak van de nar Hop-Frog (circa 1896). Ook hier begint het filosoferen met vertellen wat je ziet: kleuren, figuren, sfeer, de naam van de schilder. Het lijkt een vrolijk schilderij, met ‘superveel kleuren’. Wat we zien is een nar, die uit onvrede over altijd grappig te moeten zijn, wraak neemt op de koning. Hij bindt de vorst en zijn raadslieden aan een ketting en steekt ze in brand, voor het oog van het publiek.

“Hier leer je met een open blik naar de wereld te kijken.”

42

mei 2019

Wraak nemen, is dat altijd goed of slecht? Kun je het leren, van wie? Kun je goed doen leren, van wie? In twee groepjes bedenken de kinderen een andere afloop aan het verhaal. Beide keren komt het goed: de ketting smelt en de koning overleeft het, zij het met brandwonden. Het komt niet meer goed tussen de nar en de koning: “Als iemand je in brand steekt, neem je hem niet opnieuw in dienst!” Een andere oplossing: de nar en de koning maken andere afspraken, de nar wordt ontslagen van zijn plicht grappig te zijn.

Van Rossum: “Hierdoor leer je met een open blik naar de wereld te kijken en begrip te krijgen voor anderen. Er komt meer nieuws op ons af dan ooit tevoren. Dat geldt ook voor kinderen. Filosoferen helpt kinderen daar hun eigen weg in te vinden, niet klakkeloos aan te nemen wat anderen zeggen. Wat vandaag voor waar wordt aangenomen, kan morgen anders zijn, Filosoferen leert je flexibel te reageren op wat er om je heen gebeurt. Het eerste wat je moet kunnen om dat te begeleiden is: goed, oprecht luisteren. Vanuit een open houding nodig je kinderen uit om dieper na te denken over soms lastige vragen. Je moet oprecht nieuwsgierig zijn naar wat kinderen te vertellen hebben. Ik begin elk gesprek vanuit de verwachting dat er iets zal zijn, dat er iets zal gebeuren. In mijn achterhoofd verbind ik wat kinderen zeggen met filosofische tradities, naar de kinderen toe zal ik dat niet snel doen. Wel benoem ik de manier waarop kinderen hun gedachten verwoorden, zoals redeneren, argumenten noemen, tegenvoorbeelden bedenken. Dat kunnen ze meenemen in hun pakketje ‘leren denken’. Het uitgangspunt voor het gesprek kan van alles zijn: een gedicht, een filmpje, een krantenknipsel, kunst, een verhaal. Ik zoek iets dat prikkelt en stemt tot nadenken. In kleutergroepen gebruik ik vaak de boeken over kikker en pad van Arnold Lobel. Je stemt af op de ontwikkelingsfase en leefwereld van de kinderen. Als ze zich ermee kunnen verbinden, als ze het interessant vinden, willen ze het ook onderzoeken.” Sinds begin jaren ’70 wordt er in de Verenigde Staten gefilosofeerd met kinderen,


special/spiritualiteit ✽ voorman van die beweging is Matthew Lipman. In 1989 werd zijn methode in Nederland geïntroduceerd. Er is intussen een beroepsopleiding aan de Internationale school voor Wijsbegeerte. Het lijkt vooral een activiteit voor taalvaardige kinderen van hoogopgeleide ouders.

“Dat is het zeker niet, maar ik krijg de vraag wel vaker. Ik heb veel gefilosofeerd met kinderen op Rotterdamse scholen, waarvan velen de Nederlandse taal niet zo machtig zijn. Jonge kinderen vinden het belangrijk dat ze de taal goed kunnen spreken. Daar zijn ze kwetsbaar in, het maakt ze verdrietig als dat niet lukt. Het is troostend wanneer je merkt dat iedereen naar woorden moet zoeken, bij antwoorden op lastige vragen. Ook kinderen die heel rap van de tongriem zijn, moeten zoeken naar goede woorden om anderen duidelijk te maken wat ze denken. Het is ook verrijkend, je leert nieuwe gedachten en woorden van andere kinderen. Elk kind kan denken, als je het daartoe uitnodigt. Kinderen vinden het niet erg als er geen duidelijke conclusie uitkomt. Het gaat om het proces, waarin

we met elkaar een kwestie onderzoeken. Of een school ermee begint, is vaak sterk afhankelijk van de leerkrachten. Soms is het perfect ingepast in het lesprogramma. Soms zijn het enkele enthousiaste leerkrachten die ermee aan de slag gaan.” Filosoferen kinderen anders dan volwassenen?

“Meer dan volwassenen omarmen kinderen het creatieve denken, vanuit hun verwondering over hoe de wereld in elkaar zit. Volwassenen kunnen beter analytisch-kritisch denken, maar zitten vaker vast in bestaande denkpatronen. Het kost wat meer moeite om ze daar uit te krijgen en ruimte te laten nemen om te denken. Naar mijn idee is filosoferen met kinderen beslist een volwaardige vorm van filosoferen. Deskundigen stellen dat kinderen vanaf een jaar of zeven leren om abstract te denken. Volgens mij ligt het eraan welke vragen je stelt. Als je andere vragen stelt, krijg je andere antwoorden. Vragen van heel jonge kinderen zijn vaak vele malen filosofischer dan vragen van oudere kinderen of volwassenen, die denken dat ze weten hoe de wereld in elkaar zit.”

Bij een schilderij van Ensor: “Is wraak nemen altijd slecht?”

Oneindigheid In Kröller-Müller zijn de kinderen intussen, met tientallen Japanners, aangekomen in de zalen met werk van Vincent van Gogh, bij ‘Vier uitgebloeide zonnebloemen’ uit 1887. Vincent hield veel van zonnebloemen, vertelt de begeleidende moeder van Gilian. Hij wilde laten zien dat ook oude bloemen erg mooi kunnen zijn. Na goed gekeken hebben is het tijd voor nieuwe filosofische vragen. Over voorbij en afscheid nemen. Over de schoonheid van iets dat oud is. Of ‘opnieuw beginnen’ beter gaat als je eerste afscheid hebt genomen. Moet er iets ouds verdwijnen, voordat er iets nieuws begint? Het is rond Pasen, maar noties uit het lijdensverhaal en Paasochtend blijven onbesproken. Van Rossum gebruikt naast kunst allerlei andere manieren om het denkproces op gang te brengen. “Voor een nieuwe groep had ik in de ruimte spiegels neergelegd. Daar mochten ze in groepjes mee doen wat ze wilden, behalve elkaar bezeren of de spiegel kapot maken. Ze gingen volop experimenteren. Ik loop langs, vang vragen op en speel daar later op in. Twee jongens ontdekten zo het Droste-effect: beeld in beeld in beeld. ‘Dat is oneindig!’ riep er een. In de kring volgde daarna een prachtig gesprek over oneindigheid. Kinderen waar ik langer mee werk leren gaandeweg filosoferen. Dat leidt vaak tot nieuwe inzichten. Kinderen ontdekken waarom ze denken zoals ze denken of gaan, uitgenodigd door anderen, anders denken. Zo ontwikkelen zij een onderzoekende houding. Ik begon een les met de vraag een paar wilde dieren te noemen. De uitstekende tegenvraag luidde: ‘Juf, wat bedoelt u met wilde dieren?’ ‘Hadden jullie dat bij je eigen juf of meester ook zo gedaan?’ vroeg ik. ‘Nee hoor’, antwoordden zij, ‘dan hadden we gewoon tijger of leeuw gezegd.’ Het is goed dat ze die onderzoekende houding vooral in de filosofieles hebben. De hele dag filosoferen zou wel erg vermoeiend zijn. Er is een plaats en een tijd om te filosoferen.”

.

Marja van Rossum: www.grootdenkraam.nl, Kröller-Müller Museum: www.krollermuller.nl.

mei 2019

43


Jeangu Macrooy: ‘Bij wintimuziek voel ik hetzelfde als bij gospel’

44

mei 2019


interview ✽

Jeangu Macrooy, soulzanger Tekst: Tom Engelshoven Beeld: Anne-Marie Kok

‘Het gaat altijd om nieuwe kansen’ Met zijn krachtige, warme timbre geldt Jeangu Macrooy als de beste soulzanger van Nederland. Spiritualiteit speelt een grote rol in zijn muziek en leven. Een gesprek over winti, zijn roomskatholieke achtergrond in Suriname en het loskomen daarvan. En over Judas.

J

eangu Macrooy is 25. Hij groeide op in Paramaribo en kwam op zijn twintigste naar Nederland, waar hij ging studeren aan het conservatorium in Enschede. Zijn eerste album, High On You, maakte hij toen hij 22 was. Een aantal nummers daarop is duidelijk geïnspireerd door zijn rooms-katholieke achtergrond in Suriname. Een ervan, In The Name Of, gaat over zijn loskomen ervan, dat plaatsvond toen hij zeventien was. “Het had erg met homofobie te maken. Met uitspraken van de toenmalige paus. Ik zat in de kerk en dacht: ‘Ik voel me niet meer welkom’. Omdat ik toch word gezien als anders. Als een ziek persoon voor wie gebeden moet worden. Als je ontdekt dat je homoseksueel bent, ontdek je ook dat een groot gedeelte van de wereld homoseksualiteit raar vindt. En onacceptabel. Ik vond het erg hard dat het geloof dat ook verkondigde. Ik heb het concept van de kerk altijd wel heel mooi gevonden. En nog steeds. Elke week bij elkaar komen, positieve energie uitwisselen, elkaar moed inspreken. Het gaat echt om hoop, en ik ben een hoopvol mens. Maar daaromheen zijn allemaal regeltjes, die ik niet zo fijn vind. Ik heb vorig jaar

een solotournee gedaan langs een achttal Nederlandse kerken. Het thema daarvan was loskomen van religie, maar wel blijven vasthouden aan de filosofie van je naaste liefhebben gelijk jezelf. Daar geloof ik heel erg in. Als je daaraan vasthoudt zijn alle andere geboden eigenlijk overbodig. Ik kwam eerst los van de Bijbel en daarna van het geloof. Je kunt uit de Bijbel veel leren, maar, zo zeg ik altijd een beetje oneerbiedig, het is niet alsof God de Bijbel vanuit de hemel naar beneden heeft gegooid. Ik heb de Bijbel nooit gezien als het woord van God. De Bijbel is door mensen geschreven, die denken dat God tot hen sprak. Sommige gedeeltes passen ook niet meer in hoe de wereld er nu uitziet.” Bid je nog steeds?

“Na mijn zeventiende ging dat gewoon door. Maar niet meer elke avond en ook niet meer in de vorm van toen. Ik luister ook nog steeds naar gospelmuziek. Daar word ik erg blij van. Ik heb van die momenten dat ik me naar boven richt. Dat zie ik als bidden. Mijn oma zei iets mooi: ‘Bidden is als jij stil bent en God stil is’. Er wordt je altijd geleerd dat je moet praten tegen God, maar je hoort eigenlijk nooit iets terug. Misschien is stil zijn wel het echte contact.” Kon je als opgroeiende jongere binnen de katholieke kerk in Suriname met iemand praten over je homoseksualiteit?

“Nee, want als iets in Suriname taboe is... Er wordt natuurlijk wel over gesproken. Maar meer in de zin van dat het niet bestaat. Zelfs bij de biologieles op school: ‘Er zijn homoseksuelen en dat wil zeggen dat ze aangetrokken zijn door mensen van hetzelfde geslacht, volgende bladzijde!’ Geen echte voorlichting. En in de kerk al

helemaal niet. Maar het was wel een liefdevolle omgeving om in op te groeien. De pater was een vaderfiguur voor iedereen. Zijn woord nam je als een gegeven. Vanuit de kerk werd ook veel contact gezocht. Als je je eerste heilige communie deed, kwam de pater daarna thuis langs om je te feliciteren. De rooms-katholieke gemeenschap waarin ik opgroeide was ook vrijer dan andere gemeentes. Klasgenootjes die naar andere kerken gingen, mochten vaak niet naar wereldse muziek luisteren of naar Harry Potter kijken. Het mooie van het katholicisme vind ik: ook al heb je iets fout gedaan, als je dat inziet en oprecht spijt hebt en je best doet om te veranderen, dan krijg je een nieuwe kans. Het gaat altijd om nieuwe kansen. Het is nooit te laat om opnieuw te beginnen. In een van de liederen die wij tijdens de dienst zongen, declameerde de pater bepaalde zinnen en antwoordden wij als gemeente met: ‘Maak alles nieuw’. Dat vind ik nog altijd heel mooi. ‘Onze Vader in de hemel, maak alles nieuw’.” Best opmerkelijk hoe het slavernijverleden – in Suriname, net als in Amerika – resulteert in een massale omarming van het christelijk geloof.

“Tegen het eind van de slavernij zijn die kerkgemeenschappen gesticht. Mijn oma en haar zussen waren heel vroom katholiek. Mijn oma is nu 88. Als meisje had ze een protestants vriendje, maar dat mocht eigenlijk niet, zo extreem was dat toen nog. Er zijn gelovige mensen in Suriname die naar de kerk gaan, maar ook aan winti doen, de godsdienst die hoort bij de natuur. Voor hen is dat ook heel serieus. Maar het ligt ingewikkeld, want winti wordt ook vaak gezien als afgoderij of bijgeloof. Mijn

mei 2019

45


LEERGANG ĞŐĞůĞŝĚŝŶŐ ǀĂŶ ŚƌŝƐƚĞůŝũŬĞ DĞĚŝƚĂƟĞ

Start 29 augustus 2019

͞Liefdevol Ontmoeten͟ ĞnjĞ ůĞĞƌŐĂŶŐ ƌŝĐŚƚ njŝĐŚ ŽƉ ĐŚƌŝƐƚĞůŝũŬĞ ŵĞĚŝƚĂƟĞ in de volle breedte. Ze opent een weg voor mensen die zoeken naar een levende spiritualiteit van dag tot dag.

De leergang:

Er is aandacht voor: - eigen spirituele groei

- is geaccrediteerd door SKGV, PKN en RGVZO

- ŝŶŽĞĨĞŶĞŶ ǀĂŶ ǀĞƌƐĐŚŝůůĞŶĚĞ ŵĞĚŝƚĂƟĞǀŽƌͲ men

- vindt plaats in Abdij Koningsoord te Arnhem

- omvat 17 etmalen ( 7 blokken /werkjaar)

Adverteren in volzin Wanneer u adverteert in volzin bereikt u duizenden geëngageerde en progressieve christenen! Ze waarderen dat u in hun lijfblad adverteert. Wilt u meer informatie? Neem dan contact op met Roel Abraham via 06-54274244 of r.abraham@bdu.nl

- leren begeleiden van groepen

werkk iin uitvoering

/Ŷ ĚĞ ƐƟůƚĞ ǁŽƌĚƚ ĚĞ ŵĞŶƐ ĂĂŶŐĞƐƉƌŽŬĞŶ ĚŽŽƌ ͚ƚ ŽŶĞŝŶĚŝŐĞ ŐĞŚĞŝŵ͕ ŚĞƚ ĚŝĞƉƐƚĞ :ŝũ

Nederlands Gregoriaans Festival 2019

Thematisch festivalweekend rond het gregoriaans concerten, schola-estafette, lezingen, workshop

Mirjam Dirkx DĞĞƌ ŝŶĨŽƌŵĂƟĞ͗ ǁǁǁ͘ĐŚƌŝƐƚĞůŝũŬĞŵĞĚŝƚĂƟĞ͘ŶĞƚ

Collegium Vocale Eindhoven Vocaal Ensemble Markant Wishful Singing Ensemble Organum Gregoriana Amsterdam Ensemble Cantores Sancti Gregorii Cantamare

www.gregoriaansfestival.nl

vr 14 za 15 zo 16 juni


Jeangu Macrooy ✽ eerste plaat begon met een nummer dat geïnspireerd is op winti: Aisa; ik opende er destijds ook mijn show mee. Dat was wel een beetje een statement naar christenen in Suriname die geringschattend doen over winti. Ik zie in alle godsdiensten overeenkomsten. Bijna altijd gaat het om dezelfde God, maar dan in een andere gedaante of gedaantes. Christelijke mensen benadrukken vaak dat zij het ware geloof verkondigen en dat al het andere verwerpelijke afgoderij is. Vanuit historisch oogpunt vind ik die gedachte eigenlijk heel stom. Want het christendom is ons opgelegd, zoals in veel delen van de wereld, vaak ook met geweld. Toen ik studeerde aan het conservatorium van Suriname werden we onderwezen in alle muziekculturen van ons land. We kregen ook les van iemand die in winti gelooft. Winti is door de slaafgemaakten vanuit Afrika meegenomen naar de andere kant van de wereld. Het is levend gebleven bij de marrons, mensen die wegliepen van de plantages en zich vestigden in het bos. Aisa is Moeder Aarde. De oppergodin. Om haar heen heb je verschillende goden. Het zijn eigenlijk de geesten van onze voorvaderen, die worden vereerd. Bij wintimuziek voel ik hetzelfde als bij gospel die gaat over Jezus Christus en Maria. Het is onzinnig om te doen alsof het om iets wezenlijk anders gaat. Alle mensen richten zich naar boven. Wetenschappers en astronauten op zoek naar buitenaards leven willen weten of wij de enigen in het universum zijn. Geloven in buitenaards leven is eigenlijk hetzelfde als geloven in engelen of demonen. Ook daar is geen echt bewijs voor. Toch zijn mensen naarstig aan het zoeken naar buitenaards leven. Ze zijn op zoek naar God. Ik ben niet echt bezig met de geesten van mijn voorvaderen. Daarvoor moet je geloven in het hiernamaals. Dat doe ik op zich wel, maar niet meer zo concreet als vroeger. Mijn idee van God is ook minder concreet geworden. Als kind was hij voor mij een man in het wit, op een troon. Dat is niet meer zo. Ik geloof ook niet in een God die angst inboezemt. Ik geloof erg in dat je terugkrijgt wat je geeft.” Je kwam pas op je twintigste naar Nederland. Je bent een immigrant, daarin verschil je van de meeste mensen in

‘Als homo werd ik in de kerk gezien als anders’ Nederland met Surinaamse afkomst, die rond de onafhankelijkheid (1975) hierheen kwamen, en hun nazaten.

“Er zijn veel dingen die krom zijn, dat heeft de verhuizing voor mij blootgelegd. Ik was hier wel op vakantie geweest. Maar dan zie je andere dingen. Als je hier komt wonen, ga je pas echt het verschil zien. Suriname is een ontwikkelingsland, een derdewereldland. In Nederland is eigenlijk alles goed geregeld. Hier is geld. Er zijn natuurlijk altijd dingen die beter kunnen, maar hier is toch een heel ander niveau van welzijn en welvaart. Dat is toch voor een groot deel gebaseerd op de koloniale geschiedenis. Mijn eerste single, Gold, ging over die confrontatie. Al ons goud, letterlijk en figuurlijk, is weggevoerd naar hier, waar de mensen ervan genieten. Ik heb niet het gevoel dat Nederlanders zich daar erg bewust van zijn. De dag van de afschaffing van slavernij is in Suriname een nationale vrije dag en iedereen viert dat. Ik hoor mensen hier vaak zeggen: ‘Die slavernij, dat was daar!’ Alsof het een lokale kwestie is. Maar dat doet er niet toe. Ook voor Nederland vind ik het een bijzondere dag, de dag dat slavernij ophield te bestaan. Om als Surinaamse student hier naartoe te komen was ook echt niet makkelijk. Om het financieel voor elkaar te krijgen bijvoorbeeld. Ik moest een hoge borgsom betalen, € 10.000 indertijd. In Suriname is het geld veel minder waard, dus ook het collegegeld is dan heel hoog. Er is geen mogelijkheid tot studiefinanciering. Gebaseerd op de geschiedenis zou er een fonds of beurs moeten zijn voor Surinamers die thuis niet op het niveau kunnen studeren dat ze willen en dat hier willen doen. Begrijp me niet verkeerd. Ik voel me in Nederland echt op mijn plek en heb me ook altijd welkom gevoeld. Ik vertel dit alleen maar omdat ik echt niet de enige getalenteerde Surinamer ben. Er is daar veel potentie, maar de middelen ontbreken om het echt waar te maken. Hier kun je je

carrière laten bloeien, in veel disciplines. In Suriname kun je niet altijd je ei kwijt en je kunt er vaak ook niet echt van leven.” Jouw carrière heeft in Nederland vlucht genomen. Je bracht twee zeer goed ontvangen albums uit en toert met groot succes door het land. Maart 2018 speelde je met verve de rol van Judas in The Passion, de grote EO-productie rond het lijdensverhaal van Jezus, die 3,5 miljoen kijkers trok. Een krant schreef zelfs: Judas stal de show.

“Er verscheen ook een artikeltje van iemand die het niet vonden kunnen dat een zwarte man Judas speelde. Ook omdat deze editie in de Bijlmer plaatsvond. Maar het begint gewoon bij het begin en dat is dat ik door de EO werd uitgenodigd voor een gesprek. Daarin heb ik duidelijk gezegd: ‘Ik wil Judas spelen’. Het was pas gek geweest als ze hadden gezegd: ‘Dat mag niet, omdat je zwart bent’. Waarom ik Judas wilde spelen? Ik heb nooit begrepen waarom Judas als de ‘ultimate bad guy’ wordt gezien. In het verhaal heeft hij de moeilijkste taak. Jezus heeft zich echt niet huppelend overgegeven aan de machthebbers van toen. Gedurende het gehele proces vraagt hij zich af: ‘Waarom moet dit?’ Aan het kruis nog: ‘Vader, waarom hebt U me in de steek gelaten?’ De kern van het geloof is dat het moest gebeuren van God. Jezus moest sterven voor de zonde van iedereen. En dus was dat verraad, zo je al zo wil noemen, nodig. Een onmisbare schakel in het verhaal. Ik heb Judas ook niet gespeeld als iemand die Jezus haatte. Zelfs als God hem heeft gebruikt als zijn instrument, dan nog verdient ook Judas vergeving. Het spelen van die rol heeft mijn carrière erg geholpen. Als ik in een zwarte jas over straat loop, word ik nog steeds aangesproken: ‘Hey, Judas!’ Ik ben trots op dat ik daaraan heb meegedaan. Ook de avond zelf gaf veel voldoening. De omstanders, de mensen langs de weg, waren echt ontroerd door het verhaal. Ze putten er kracht uit. Als artiest wil ik mensen kunnen raken op een positieve manier. Dit was echt een kans om heel veel mensen te inspireren.”

.

Jeangu Macrooy toert in de maand mei langs diverse grote zalen in Nederland. Zie: www.jeangumacrooy.com.

mei 2019

47


✽ ‘Stalker’

Meesterwerk van Andrej Tarkovski blijft boeien

ONZE LEVENSREIS KENT GEEN HALT Veertig jaar nadat de Russische speelfilm Stalker voor het eerst uitkwam, is hij in een gerestaureerde versie opnieuw uitgebracht. Over deze film van regisseur Andrej Tarkovski wordt vaak met verering gesproken. Eén reden voor die devotie kan zijn dat iedereen zijn eigen diepe gedachten mag hebben over wat hij te zien krijgt.

K

ennelijk bestaan er speelfilms die je pas bij de tweede kijkbeurt kunt bolwerken. Dit zijn films die hun eigen wetten hebben, hun eigen universum. Een klinkend voorbeeld hiervan is Stalker, gefilmd in 1979 door de Russische cineast Andrej Tarkovski, een man die consequent het epitheton ‘meesterfilmer’ meekrijgt als je over hem leest. Nu veertig jaar nadat zijn Stalker uitkwam, is de speelfilm in een gerestaureerde versie opnieuw verschenen. Dat is een memorabele gebeurtenis, want dit is niet zomaar een film, maar een film waarover met ontzag en verering wordt gesproken. De Britse auteur Geoff Dyer schreef een heel boek over Stalker, een boek waarvan diens collega Willem Jan Otten nog kortgeleden met afgunst zei dat hij het zelf geschreven zou willen hebben. “Voor veel mensen die Stalker gezien hebben is het het kunstwerk waarna je weet waar kunst voor is”, zei Otten. “Als schrijver wil je daar over schrijven, wil je op papier hebben wat die film zo onwaarschijnlijk mooi maakt.”

Uiterst traag Maar ga je die vereerde film zelf kijken, dan volgt een hard gelag. Er zijn meer speelfilms die twee uur en veertig minuten duren, maar bij niet al die films duurt elke verstrijkende minuut zo lang. De camera beweegt traag. Uiterst traag. Ook is de schaar niet al te vaak in de filmstrook gezet: elk shot duurt lang. Heel lang. Daar komt op het eerste oog bij dat Stalker een nogal pretentieuze film is. De mannelijke hoofdpersonen oreren voor zich uit. Zonder dat direct duidelijk is waarom wor-

48

mei 2019

den gedichten gereciteerd, prevelt iemand de bijbeltekst over de Emmaüsgangers, of horen we een apocalyptische alinea uit bijbelboek Openbaringen. Regisseur Tarkovski doet ondertussen niet zijn best een inhoudelijke samenhang te suggereren. Wel verschijnt bijvoorbeeld ineens een donkere hond in beeld. Die is net komen aanlopen. Maar het is raadselachtig waarom het dier zoveel aandacht krijgt. Dat irriteert zo omdat we als filmkijkers geconditioneerd zijn om te denken dat elk getoond shot een omlijnde functie heeft en dat onze aandacht niet voor niks wordt gericht op wat we zien. Elk shot moet een raamwerk vol betekenis zijn. Hetzelfde geldt voor wat wordt gezegd. De scenarist heeft toch niet voor niks hard gezweet op z’n tekst: de dialogen laten ons iets weten over het karakter van de personages, over de afwikkeling van de plot, over iets van het inhoudelijke wezen van de film. Maar als kijker van Stalker zoek je naar coherentie. Tevergeefs. Het enige wat dan resteert is je laten meeslepen door de cinematografie, door de beeldtaal van de film. Alleen, zoals gezegd: ook visueel vraagt Tarkovski veel van het uithoudingsvermogen. Maar bij kijkbeurt twee wordt Stalker al heel anders: je weet wat gaat komen, je weet waarop je niet moet hopen, het lukt beter de film meditatief te ondergaan.

Afgesloten gebied Nu eerst het verhaal van deze film, die overigens is opgenomen buiten Tallinn, de hoofdstad van Estland, in de buurt van een verlaten waterkrachtcentrale. De hoofdpersoon is de titeldrager: Stalker. Een ‘stalker’ is iemand die als een gids, tegen betaling,

belangstellenden de verboden zone binnenloodst. Wat een paar decennia geleden in dit gebied is gebeurd, weet niemand zeker – was het een meteoriet die er neerkwam of was het een buitenaardse beschaving die hier tijdelijk verbleef? – maar het is een feit dat er een zone is ontstaan waarin speciale krachten gaande zijn. Toen er een leger op af werd gestuurd, zijn de soldaten verdwenen. Overwoekerde tanks en pantserwagens zijn daarvan nog de getuigen. Om de bevolking tegen zichzelf in bescherming te nemen, hebben de autoriteiten het gebied afgesloten. Maar er zijn ‘stalkers’ actief die mensen naar binnen brengen, omdat er in de zone een kamer zou zijn die de diepste wens van degene die er komt in vervulling kan laten gaan. Deze Stalker neemt twee mannen mee, die hij Schrijver en Professor noemt. Met groot gevaar lukt het hen om met een jeep door de omheining te komen, terwijl de kogels van grensbewakers hen om de hoofden vliegen. Maar achtervolgd worden ze niet, omdat de wachters zelf bang zijn voor de zone. Het drietal stapt vervolgens op een draisine, een klein railvoertuig, en rijdt over het spoor het gebied in: langzaam verlaten ze de industriële omgeving waar ze uit komen en gaan ze een gebied binnen met groene heuvels, een rivier in een dal, mistflarden boven het hoge gras, omgevallen elektriciteitspalen, kale betonnen fundamenten en vervallen gebouwen. Eén probleem is dat ze niet rechtstreeks op het gebouw kunnen aflopen waar volgens de mare de wonderkamer is. De Stalker blijkt een angstige man, die de cynische Schrijver en zwijgzame Professor voortdurend op het hart drukt dat ze precies


film Jurgen Tiekstra ✽

De Stalker ligt op de grond. Hij loodst de Professor en de Schrijver de verboden Zone binnen.

moeten doen wat hij zegt. Hemelsbreed is het een paar honderd meter naar de plek van bestemming, zegt hij, maar ‘hemelsbreed’ bestaat hier niet. “Hier is een rechte weg niet de kortste. Hoe langer de weg, hoe minder gevaar.” Dus lopen ze met omtrekkende bewegingen naar de plek toe. Dat moet in alle voorzichtigheid: als zij de Zone niet met respect behandelen, dan zal straf volgen. Dat kan je dood betekenen. Tegelijkertijd is de Zone “zoals wij haar door ons eigen bewustzijn creëren”, vertelt Stalker. “Wat hier gebeurt, hangt van ons af, niet van de zone.” Waarbij hij later weer zegt: “Ik denk dat ze degenen doorlaat die geen enkele hoop meer koesteren.”

Rare odyssee Eén reden voor de devotie waarmee over Stalker wordt gesproken, zal zijn dat deze film aan iedereen de ruimte geeft zijn eigen gedachten te hebben over wat hij ziet. Want waar gaat deze vertelling over? Wat is dit voor rare, kleine odyssee door een

zogenaamd betoverd gebied, terwijl de gids die de Zone en het bestaan van de kamer geloofwaardig moet maken de indruk wekt een verwarde man te zijn? Ik heb zelf de neiging de Zone te zien als het menselijk leven. Voor je eigen bestaan geldt hetzelfde als wat de Stalker deze plek toedicht: het bestaan neemt de trekken aan van je bewustzijn. De wereld die ons omringt en het leven dat we hebben, krijgen een heel andere gedaante als je depressief of als je euforisch bent. Als we in wanhoop ronddwalen, bevestigt alles onze machteloosheid. Als we vol levenslust zijn, dan zien we overal het mirakel van het bestaan oplichten. Als we angstig zijn, dreigt overal gevaar. Als onbezorgheid ons overvalt, dan is ons leven een uitgestrekte vlakte. Het bestaan wordt dus door ons bewustzijn gevormd, maar dat betekent niet dat we het bestaan makkelijk met ons bewustzijn kúnnen vormen. Een mens is namelijk niet in staat om met grote lenigheid van de ene naar de andere gemoedstoestand te

springen. Het is daarom nodig om met een gezonde overgave in het leven te staan, en niet een ijzeren greep te willen hebben op onze stemmingen en onze gevoelens. Wél moeten we altijd in onszelf het gelóóf behouden dat ons bestaan betekenis heeft. We moeten dus gelovigen blijven, zelfs al betekent dat dat we enigszins gaan lijken op die nerveuze Stalker, die zich met angst door de Zone beweegt, maar toch juist deze plek zijn ‘thuis’ noemt. Hij en wij zijn reisgezellen. En tijdens onze merkwaardige tocht door de Zone zegt hij dingen die raadselachtig lijken, maar bij nader inzien van wijsheid getuigen. “Je keert niet terug langs de weg die je gekomen bent”, vertelt hij ons. En: “Je kúnt hier niet wachten. Hier verandert alles elke minuut.” In het leven kunnen we niet halt houden. Onze reis gaat altijd door.

.

De gerestaureerde versie van Stalker is verkrijgbaar op dvd en blu-ray, en te zien via website www.lumiereseries.com.

mei 2019

49


Peter Keler: Wohnung in Weimar. Entwurf und Ausführung, 1927, Boijmans Van Beuningen, particuliere collectie.

Bauhaus (100): pioniers van een nieuwe wereld

‘DE BOUW IS HET EINDDOEL VAN ELKE BEELDENDE BEZIGHEID’ “We werken samen aan het bouwwerk van de toekomst, dat alles in één vormgeving omvat: architectuur, beeldhouwkunst, schilderkunst, en dat dankzij de miljoenen handen van handwerkers ooit naar de hemel zal oprijzen als een kristallijnen beeld van een nieuw, toekomstig geloof”, aldus het ‘Bauhausmanifest’. Bauhaus-architectuur en - design bepalen sinds een eeuw het dagelijks leven en werken. 50

mei 2019


cultuur Eric Corsius ✽

O

nlangs werd in de media de noodklok geluid over de ‘verdozing’ van Nederland. Waarom laten we in ons vlakke land in godsnaam die gigantische, rechtlijnige, functionele magazijngebouwen oprukken? We ervaren dit als een slordige omgang met ons landschap. De irritatie wordt bij velen versterkt door een allergie tegen een bouwstijl, waarin de rechte hoek en het kleurloze vlak domineren – en die ons al sinds decennia lijkt te worden opgedrongen. Anderen voelen zich juist als een vis in het water bij zoveel soberheid en efficiëntie. Maar of we de zakelijke architectuur nu verafschuwen of haar juist bewonderen, zij is uiteindelijk de vrucht van een eerbiedwaardige traditie van architectuur en design, waarvan we dit jaar de honderdste geboortedag vieren: het Bauhaus. Onder de titel Pioniers van een nieuwe wereld wijdt Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam een tentoonstelling aan deze stroming, die ons dagelijks leven zo sterk is gaan bepalen. Niet alleen de gebouwen waarin we leven, werken of recreëren, maar ook ons interieur en meubilair zijn ervan doordrongen. Denk maar de metalen bureaulamp of het kantoormeubilair, waarin chroom de boventoon voert en het kleurenspectrum zich beperkt tot een uiterst minimum van wit, zilverkleurig en zwart.

Uit het keurslijf Het was de Duitse architect Walter Gropius (1883-1969), die in 1919 onder de naam Bauhaus een opleidingsinstituut oprichtte in het Duitse Weimar. De grondgedachten ervan werden verwoord in een gepassioneerd manifest. Het Bauhaus was niet alleen de titel van een instelling, maar werd ook de vlag van een hele stroming, die architectuur, design en diverse vormen van kunst omvatte. Het Bauhaus kwam natuurlijk niet uit de lucht vallen. Al sinds 1900 gistte en broeide het overal in Europa. Jonge kunstenaars, bouwmeesters en ontwerpers voelden zich bekneld door de overheersende opvattingen en de dominante instellingen op hun vakgebied. Overal in Europa sloegen jonge genieën de handen ineen, om ruimte te creëren voor hun nieuwe ideeën en concepten. Daarbij kwam dat

de Eerste Wereldoorlog zowat alle geijkte opvattingen over het menselijke samenleven overhoop had gegooid. Een nieuwe visie op en ordening van de maatschappij waren vereist. En dit gegeven daagde ook de culturele sector uit. Gropius en de zijnen waren dus geen uitzondering. In zekere zin liepen ze zelfs een beetje achter de troepen aan, want bijvoorbeeld in Nederland hadden twee jaar eerder al de vakbroeders van De Stijl het begin van een aardverschuiving teweeggebracht. Blijkbaar was nu echter ook in Weimar, de toenmalige hoofdstad van het moeizaam uit de as herrijzende Duitsland, de tijd rijp voor een eigen geluid. Gropius en zijn kompanen wilden in de eerste plaats vooral uitbreken uit het keurslijf van de tradities. In het geval van het Bauhaus was dat vooral de historiserende stijl, die de bouwkunst en het design van meubilair en inrichtingen in zijn greep hield. De markt was in de laatste decennia van de negentiende eeuw overspoeld met objecten en bouwwerken die een ver verleden wilden doen herleven of in leven wilden houden, door middel van een stijl die wij in Nederland vooral kennen als neogotiek. Wat overheerste was een levenloze en ongeïnspireerde imitatie van de middeleeuwen en de renaissance, die tot in het eindeloze leek werd gekopieerd. Natuurlijk waren er wel baanbrekende, geniale jonge kunstenaars, maar die waren gedoemd hun podium binnenskamers, in de salons te zoeken, volgens het principe l’art pour l’art. In het openbare leven waren ze niet zichtbaar. Tegen deze negatieve achtergrond kan goed worden beschreven wat Bauhaus dan wel wilde. De leden ervan hunkerden naar meer inspiratie, vrijheid en originaliteit in de architectuur en het design. Ze streefden naar een ambachtelijke en doorleefde vormgeving, die verder ging dan bloede-

Bauhaus wilde een seculiere tempel waarin het volk zichzelf spiegelde en vierde

loze serieproductie van tierelantijntjes. Ze wilden de scheidsmuren doorbreken tussen enerzijds de ‘nuttige’ kunsten zoals architectuur en ontwerp enerzijds en de schone kunsten anderzijds. Positief gezegd: ze wilden een bevruchtende wisselwerking tussen deze beiden op gang brengen. Dat laatste is cruciaal: het Bauhaus verwachtte veel van onderlinge samenwerking tussen de disciplines en datgene wat wij tegenwoordig ‘synergie’ noemen. De kunstenaar moest in staat zijn, om de ambachtsman te dienen en te inspireren en de ambachtsman van zijn kant moest ook artistiek onderlegd zijn. Deze wederkerigheid kwam tot uiting in het opleidingsprogramma van het Bauhaus, dat zowel een degelijke, brede esthetische scholing omvatte als een training in technieken op diverse terreinen. Artistieke inspiratie enerzijds en ambachtelijke vaardigheid anderzijds gingen gelijk op.

Ronkend idealisme Zowel letterlijk als figuurlijk vonden kunst en ambacht plaats onder één dak: de architectuur was de koepel waaronder alle disciplines elkaar ontmoetten en met elkaar samenwerkten. Het gebouw waarin mensen leefden en werkten, was ook het thuis voor de kunst en het ambacht. Het bouwen was de verbindende factor, ja: de ultieme zin van de samenwerking tussen de disciplines. Zoals het manifest uit het voorjaar van 1919 het uitdrukte: “Het einddoel van elke beeldende bezigheid is de bouw.” Gropius en zijn collega’s vatten dit heel letterlijk op. De ultieme vervulling van hun ideaal was “het in samenwerking tot stand gekomen, grootschalige, utopische bouwwerk voor het volk”, de seculiere tempel waarin het volk zichzelf spiegelde en vierde. Onder andere het Bauhausgebouw in Dessau (1926) was een fraai staaltje van zo’n werelds cultusgebouw. Het complete en volmaakte bouwwerk was niet alleen het ultieme ideaal en einddoel van het Bauhaus. Het ideale bouwwerk was ook een metafoor voor de maatschappelijke utopie waarnaar het Bauhaus streefde, een beeld voor de samenleving die was gebouwd op de principes van ambachtelijke, doorleefde en geïnspireerde samenwerking. Het Bauhausmanifest gebruikte

mei 2019

51


✽ cultuur Eric Corsius dat het instituut vooral in de textielindustrie een stevige voet aan de grond kreeg. Dit is opmerkelijk, aangezien de textiele vormgeving aanvankelijk wat op de achtergrond stond. In het mannenbolwerk dat het Bauhaus was, was dit lange tijd vooral het terrein van de weinige vrouwen.

Icoon van moderniteit

Bauhaus, Dessau.

voor dit ideaal impliciet de metafoor van de gotische kathedraal: “We werken samen aan het bouwwerk van de toekomst, dat alles in één vormgeving omvat: architectuur, beeldhouwkunst, schilderkunst, en dat dankzij de miljoenen handen van handwerkers ooit naar de hemel zal oprijzen als een kristallijnen beeld van een nieuw, toekomstig geloof”. Zoveel ronkend idealisme, dat in een korte periode samenkwam op één plaats... het was onvermijdelijk dat dit ook leidde tot spanningen, paradoxen en tegenstrijdigheden. Het Bauhaus was een beweging van zoekende idealisten, die allemaal hun eigen aspiraties en gedachten inbrachten. En die waren niet altijd in harmonie met elkaar. Onder de grondleggers waren bijvoorbeeld personen, die de intuïtie van het geniale individu beschouwden als vertrekpunt van kunst, ambacht en architectuur. De moderne vormtaal van deze eerste generatie (met zijn nadruk op elementaire vormen en kleuren), was minder nuchter dan het leek: ze was ingegeven door het laatromantische, esoterische verlangen om voeling te houden met de eeuwige, kosmische beginselen. Daarin moest de jonge kunstenaar worden gevormd. Artistiek expressionisme ging hier gepaard met ideeën uit de reformpedagogiek. Nederlanders als Mondriaan en Van Doesburg hadden in deze groep overigens een flinke vinger in de pap.

Nutsdenkers Tegenover deze bevlogen individualisten stonden de meer nuchtere figuren, die

52

mei 2019

dachten vanuit het collectief. Deze groep won gaandeweg aan invloed. Deze mensen zagen de nieuwe vormgeving vooral als een antwoord op de moderne tijd, met zijn technische mogelijkheden en maatschappelijke vraagstukken. De functie was leidend voor de vorm, net zo als de behoefte van de samenleving, de gemeenschap. Zij wilden van de leerwerkplaatsen in het Bauhaus ook productiewerkplaatsen maken: werkplaatsen die weliswaar oog hadden voor ambachtelijkheid en elegantie, maar vooral waren gericht op nut en industriële productie voor grote groepen niet uitsloot. Dat binnen deze groep nutsdenkers vervolgens de meningen weer uiteenliepen, spreekt bijna vanzelf. Sommigen gaven aan het functionalisme een marxistische interpretatie. Ze wilden met name tegemoet komen aan de behoeftes van de arbeiders. De vertegenwoordigers van deze linkse stroming legden zich bijvoorbeeld toe op woningbouw voor de massa. Dankzij hen was het Bauhaus min of meer de uitvinder van de seriële, sociale woningbouw. Anderen vertaalden het nutsdenken vooral ‘kapitalistisch’ en commercieel. Ook zij wilden de maatschappij dienen, maar dan door het binnenhalen van opdrachten van het bedrijfsleven en het ontwerpen van industrieel vervaardigde consumptiegoederen, luxeproducten niet uitgezonderd. Deze insteek zou het Bauhaus geen windeieren leggen. Tot in onze tijd wordt huisraad vervaardigd volgens de ideeën uit Weimar. Een pikant detail is,

Politiek kon men met het Bauhaus dus meerdere kanten op. Er was af en toe zelfs een enkeling, die de roeping van het Bauhaus interpreteerde in radicaal-populistische zin. Hoewel het Bauhaus in de beeldvorming vaak werd en wordt vereenzelvigd met de moderne, democratische Weimarrepubliek, leende het zich blijkbaar ook voor een ‘volks’ denken in Duits-nationalistische zin. Het volk waarvoor moest worden ontworpen en gebouwd: dat waren niet de arbeiders of de consumenten, maar het Duitse Volk met een grote V. Ook de zakelijke, kille stijl van het Bauhaus paste binnen de opvattingen van sommige fascistische leiders. De meerderheid binnen het opkomende nationaalsocialisme verfoeide de nieuwe stroming echter hartgrondig: het Bauhaus was in hun ogen decadent, burgerlijk of bolsjewistisch. Naarmate het extreemrechtse denken in Duitsland meer voet aan de grond kreeg, werd het voor het instituut dan ook steeds moeilijker om het hoofd boven water te houden. In 1925 verhuisde het van Weimar naar Dessau en van daaruit in 1932 naar Berlijn. De gedwongen sluiting in 1933 was het voorlopige einde van het Bauhaus in Duitsland. De grote geesten van het instituut zwermden uit over Europa en de Verenigde Staten. Dat droeg bij aan zijn invloed en bekendheid. Het Bauhaus werd definitief een icoon van de vrije beoefening van kunst, ambacht en architectuur en van de moderniteit. En zijn ideeën zijn niet meer weg te denken uit ons dagelijks leven – alle verschillen van smaak ten spijt.

.

Nog tot en met 26 mei te zien in Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam: neder' land bauhaus: pioniers van een nieuwe wereld. Ruim achthonderd kunstwerken, meubels, keramiek, textiel, foto’s, typografie en architectuur, tonen de inspirerende wisselwerking tussen Nederland en het Bauhaus door de jaren heen (www.boijmans.nl).


✽ grensverleggers Johan van Oldenbarnevelt

Tekst: Willem van der Meiden

Van spin in het web tot in het web geweven slachtoffer einzend zit hij daar, Johan van Oldenbarnevelt, op zijn bronzen stoel aan de Lange Vijverberg in Den Haag. Hem werd eeuwenlang een standbeeld onthouden, maar in 1954 zette beeldhouwer Oswald Menckebach hem daar neer, uitkijkend op het Binnenhof, waar hij, nu vierhonderd jaar geleden, op 13 mei 1619 zijn hoofd verloor. Een gerechtelijke moord, zoveel is wel zeker. Niet ver van hem op het Buitenhof staat een lotgenoot, Johan de Witt, 53 jaar later samen met zijn broer in een georkestreerde volkswoede gelyncht. Hun beider beeltenis staat niet op het Binnenhof, maar symbolisch ernaast met het gezicht naar de macht die hun het leven kostte. Die macht was oranje gekleurd. Ronald van Raak, Kamerlid voor de SP, wil Van Oldenbarnevelt al jaren naar het Binnenhof zelf slepen, maar dat lijkt niet te lukken. Er is veel voor te zeggen om het zo te laten. Johan van Oldenbarnevelt (1547-1619), geboren in Amersfoort, maakte de woelige jaren van de opstand tegen Spanje vanaf het begin mee, in zijn lange carrière die hem uiteindelijk advocaat van Holland maakte en de machtigste man van het land – dat nog nauwelijks een land mocht heten. Biografen tonen hem als een kundig jurist, een meester in het sluiten van verdragen en compromissen, een politiek polderaar avant la lettre. Hij weefde talloze netwerken, beheerste het diplomatieke spel en wist blindelings de weg in Europa en in de zich vormende Nederlandse ‘staat’. Oldenbarnevelt was trots op zijn adellijke afkomst en zijn in aantal groeiende bezittingen. Dat hij na zijn ‘proces’ te horen kreeg dat hij terechtgesteld zou worden, schokte hem minder dan het oordeel dat zijn bezittingen geconfisqueerd zouden worden. Ze braken zijn 71-jarige lijf, dat kon, maar ook wat hij in zijn leven had opgebouwd, en dat kon niet.

drama van de Synode van Dordrecht af. Parallel aan de machtsovername van Maurits op het Binnenhof wordt in Dordrecht het lot bezegeld van de remonstranten. Sindsdien zit het Nederlandse protestantisme met schandalige Dordtse documenten. Het vierde eeuwfeest van ‘Dordt’ wordt in deze jaren gevierd, waar een boetedoening op zijn plaats zou zijn. Onwetend van wat er op de synode gebeurt, bekijkt de advocaat in zijn luxe cel zijn vreemde lot: van spin in het web tot een in het web geweven slachtoffer – de Oldenbarnevelt van Nicolaas Matsier kan er niet over uit.

P

Nicolaas Matsier heeft de laatste maanden van Oldenbarnevelt meesterlijk beschre-

De macht die hem doodde, was oranje gekleurd ven in zijn recente roman De advocaat van Holland. Matsier slaagt erin de blikvernauwing te omzeilen waarmee we doorgaans alle historische levens bezien vanuit het perspectief van het resultaat van hun werk en het einde van hun leven. In zijn boek kunnen we Oldenbarnevelt in zijn maandenlange detentie op de voet volgen, van de onwrikbare overtuiging van zijn juridische gelijk tot de groeiende onrust dat zijn rechters daar geen enkele boodschap aan zullen hebben. Hij is niet anders dan de verliezende partij in het hoog opgelopen conflict met Maurits tijdens het Twaalfjarig Bestand. Dat conflict lijkt te gaan tussen orthodoxe en erasmiaanse protestanten, maar is minstens evenzeer een strijd om de macht en om het antwoord op de vraag: doorgaan of niet met de oorlog tegen Spanje? Tijdens zijn gevangenschap speelt zich enkele tientallen kilometers verderop het

Weet Matsier sympathie voor de oude regent te wekken – al vermijdt hij kundig de clichés – dat lukt minder goed in het biografische essay dat Theun de Vries in 1937 aan de advocaat van Holland wijdde. De Vries was net begonnen als journalist bij het communistische blad De Tribune en Oldenbarnevelt was zijn eerste politieke essay. Voor hem was Oldenbarnevelt een regent, een partijganger van de elite van Holland en stond de prins van Oranje tegenover hem als uitvoerder van de wil van het volk. De Vries zet Oldenbarnevelt neer – niet zonder sympathie overigens – als een telg van de adel, waar Maurits als een vroege voorloper van de soevereine volkswil wordt geportretteerd. Dat is zwart-wit, maar het was 1937. In Duitsland gebeurden vreselijke dingen, in de Sovjet-Unie trouwens ook, maar daarover was op dat moment nog veel minder bekend. Europa stond op barsten en De Vries schreef met scherp. Zijn boek oogstte voornamelijk bewondering, nauwelijks protest. Het is een kwestie van perspectief. Dat geldt ook voor de blikrichting van de eenzame man, op de grens van zijn gelijk starend naar zijn schavot.

.

In de rubriek Grensverleggers portretteert Willem van der Meiden mensen die grenzen verlegden, overschreden of ophieven en zo de samenleving betekenisvol vernieuwden.

mei 2019

53


✽ boeken

China wijst weg naar goed leven Sinoloog Karel van der Leeuw (1940-2015) laat een kostbare erfenis na: een veelomvattend en diepgravend overzicht van de Chinese filosofie.

Beeld van Laozi in taoïstische tempel in China.

Tekst: Michel Dijkstra & Simone Bassie

igong vroeg: ‘Is er een woord dat men gedurende zijn hele leven als leidraad kan nemen?’ Confucius zei: ‘Dan is het wel wederzijdsheid. Wat je voor jezelf niet wilt, leg dat ook niet op aan anderen’.” Deze beknopte dialoog tussen Confucius en een van zijn leerlingen toont een opvallende overeenkomst met westerse filosofie. Beide stromingen leggen er de nadruk op dat je een ander moet behandelen zoals je zelf behandeld wilt worden. Deze en andere parallellen met onze eigen denktraditie zijn te vinden in Chinese filosofie, een postume publicatie van Karel van der Leeuw (1940-2015). De in Maastricht geboren filosoof en sinoloog spande zich levenslang in om het Chinese denken onder de aandacht van het grote publiek te brengen. Van der Leeuw kon Chinese filosofie tijdens zijn leven niet voltooien, maar zijn collega’s Burchard Mansvelt Beck, Jan Bor en Dianne Sommers hebben de ontbrekende hoofdstukken in zijn geest afgemaakt. Een van de meest lucide hoofdstukken uit het overzichtswerk gaat over tao (‘De Weg’), hét kernconcept van het Chinese denken. Voor Confucius, de betovergrootvader van deze wijsgerige traditie, slaat De Weg op deugdzaam staatsbestuur en de mogelijkheid om als individuele burger een moreel hoogstaand leven te lijden. Hiervoor zijn regels en wel-

‘Z

54

mei 2019

Karel van der Leeuw Chinese filosofie Boom uitgevers, 300 blz., € 39,90

omschreven deugden nodig. Binnen de confucianistische ethiek neemt de vorst een bijzondere positie in; hij is een morele virtuoos die anderen door zijn charisma inspireert. Of, zoals Confucius uitroept: “O heer, als u recht bent, wie durft dan nog krom te zijn!” Lijnrecht tegenover het confucianisme met zijn regels en wetten staat het taoïsme van Laozi, dat wars is van regelgeving en conformisme. Over Yang Zhu, een van de oudst bekende taoïstische denkers, werd gezegd dat hij “niet eens een haar uit zijn hoofd zou uittrekken, zelfs als hij daarmee het hele rijk voordeel bracht”. Deze schijnbaar egocentrische houding heeft bij nader inzien een levenskunstige boodschap: de mens moet in de eerste plaats goed voor zijn eigen lijf en leden zorgen, anders brengt een nieuwe belangrijke baan geen vreugde. Verder volgt de taoïst de zogenaamde ‘kracht van het zachte’, verbeeld door een waterdruppel die uiteindelijk de rots splijt. Wie de weg van de minste weerstand kiest en consequent niet

op de voorgrond treedt, zal ‘het natuurlijk aantal jaren dat hem gegeven is’ kunnen uitleven. Toegepast op het staatsbestuur houdt het taoïsme in dat de bestuurder zo min mogelijk op de voorgrond treedt: “Van de hoogste vorst weten de mensen alleen dat hij er is.” In plaats van allerlei regels op te leggen en wetten uit te vaardigen, laat hij de burgers hun gang gaan en bewaakt hij het proces. Op die manier ontstaat er een spontane orde in de maatschappij: een utopisch beeld. Karel van der Leeuw wijst erop dat er tussen het confucianisme, taoïsme en de westerse levenskunstige filosofie belangrijke overeenkomsten bestaan. Zo wijst het epicurisme net als het confucianisme op het belang van geluk in het leven van de mens en leggen stoïcijnen net als taoïsten de nadruk op onthechting. Opvallend genoeg kon je in het klassieke China overigens tegelijkertijd confucianist en taoïst zijn, respectievelijk op je werk en in je vrije tijd. Dat kunnen wij met onze hokjesgeest weer van het Rijk van het Midden leren.

.


Kort Recensies Dennis Vanden Auweele Bekentenissen van een afvallige atheïst Waarom en hoe kun je nog gelovig zijn? In zijn werk ervoer de jonge, van huis uit katholieke filosoof dat veel mensen dat niet meer begrijpen. Hij legt uit hoe geloof en ongeloof vandaag de dag werken. Polis, 230 blz., € 20,Wilfried Uitterhoeve De zaak Oldenbarnevelt Op 13 mei 1619 werd op het Binnenhof Johan van Oldenbarnevelt onthoofd, ‘de grootste staatsman die Nederland ooit heeft gekend’. Uitterhoeve doet verslag van diens val, het proces en de executie en put daartoe ook uit het ontroerende verslag van Oldenbarnevelts kamerdienaar Jan Francken. Vantilt, 208 blz., € 23,50 James Mallon Als God renoveert Canadese priester biedt spirituele inspiratie en praktische theologische inzichten voor roomskatholieke parochies die niet op hun winkel willen passen maar mikken op groei en bloei. Adveniat, 325 blz., € 25,John Veldman ‘Een geluid van dunne stilte’ Monografie over de Surinaamse r.-k. lekentheoloog Peter SjakShie (1941-2009) aan de hand van diens ‘overpeinzingen’ en met aandacht voor het interreligieuze gesprek. Nijmeegs Instituut voor Missiewetenschappen, 51 blz., € 7,50; te bestellen via nim@nim.ru.nl. Jules Montague Het onteigende brein Britse neuroloog zoekt antwoorden op vragen over ons geheugen, persoonlijkheid en identiteit. Naast haar eigen ervaringen putte zij voor dit boek uit het werk van vele hersenonderzoekers, filosofen, psychologen, ethici en rechters. Ambo I Anthos, 265 blz., € 21,99

Tekst: Elise de Waal

boeken ✽

De macht van hebzucht Hebzucht is niet alleen een zaak van een graaiende elite, maar doortrekt de gehele samenleving. Filosoof Jeroen Linssen is sceptisch over de remedie. olgens de Nijmeegse filosoof Jeroen Linssen gaan we op tweeslachtige wijze om met hebzucht. “Het wordt alom beschouwd als oorzaak van de economische crisis, maar het was ook het medicijn om de economie weer uit het slop te trekken.” De eerste bouwstenen voor dit neoliberale denken werden al gelegd in de achttiende eeuw, toen de Schotse filosoof en econoom Adam Smith grote invloed kreeg met zijn idee van de economie als een natuurlijk proces waar de overheid zich zo min mogelijk mee zou moeten bezighouden. Beïnvloed door econoom Albert Hirschman zag hij ondeugden als hebzucht ook als iets positiefs: uiteindelijk zou zij leiden tot welvaart voor iedereen. Volgens Hirschman was economische samenwerking daarnaast een manier om vrede en politieke invloed tussen landen te realiseren. Het was een heel andere visie dan in de middeleeuwen, toen veel mensen vanuit hun christelijk geloof overtuigd waren dat liefde voor geld gaat, en daarbij de gerichtheid op het materiële en aardse, de weg naar eeuwig heil zou afsnijden. Zij zouden verbaasd hebben aangezien hoe enkele eeuwen later veel gelovigen juist zoveel mogelijk geld verdienden. Niet om dat zuurverdiende geld aan luxe te besteden maar als bewijs van je volledige toewijding aan je werk en dus aan God. Het heilig geloof in de economie en de markt is in veel landen nog steeds erg groot. Op bevlogen wijze beschrijft de auteur de Jeroen Linssen gevolgen: ondernemende Hebzucht ziekenhuizen en scholen 240 blz., € 24,50 en ook burgers die via allerlei trainingen in zichzelf investeren als waren zij

V

een soort miniondernemingen. Want zonder persoonlijk succes bestaat er geen geluk. De economie is een keurslijf geworden waaraan zowel burgers als de politiek moeilijk kunnen ontsnappen. En waar veel mensen een politieke rol zien in het bestrijden van hebzucht en de vermarkting van de samenleving, heeft Linssen daar minder vertrouwen in. Met veel aandacht voor verschillende denkwijzen beschrijft hij de ideeën van denkers als Slavoj Žižek en de broers Skydesky. Hun pleidooi voor een politiek die de economie weer bestuurt in plaats van andersom, ziet hij als naïef en zelfs misschien onrealistisch. Waarom hij de genoemde voorstellen voor bijvoorbeeld een basisinkomen en minder grote inkomensverschillen naïef vindt, wordt echter niet helemaal duidelijk. Terecht wijst hij op de grote macht van financieel economische instellingen als de Europese Centrale Bank die veel invloed hebben op het beleid van regeringen. Zij geven financiële belangen, ook van particuliere instellingen zoals beleggingsmaatschappijen, vaak een hogere prioriteit dan het investeren in bijvoorbeeld de publieke sector. Linssen lijkt echter te vergeten dat deze ‘vierde macht’ toch nog altijd bestaat uit mensen. Het zijn mensen met wie je in gesprek kunt gaan. En mensen die zelf kunnen beslissen of ze deze macht blijven volgen, of dat ze, eventueel door regels, zullen meewerken aan een regulering ervan.

.

mei 2019

55


boeken ✽

Kort Recensies Carl Cederström Ons geluksideaal Cederström onderzoekt hoe de opvatting over geluk is veranderd: authenticiteit, genot en zelfontplooiing staan nu voorop. In dit tijdperk van schaarste en sociale verdeeldheid ontstaat volgens hem een nieuwe droom van geluk, gekenmerkt door solidariteit, liefde en vriendelijkheid. Ten Have, 168 blz., € 18,50 Gerard Rouwhorst & Louis van Tongeren (red.) Vieren en delen Veel christenen beleven de liturgie en diaconie als gescheiden werelden, maar ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Vraag in deze bundel is hoe de samenhang tussen beide kerkelijke kerntaken zichtbaar en concreet kan worden. Berne Media, 183 blz., € 20,Gert-Jan Segers Waarom doe ik dit in vredesnaam? Hoop, liefde voor de wereld om hem heen en ruimte voor vertwijfeling typeren Segers’ overwegingen. In deze bundel columns deelt de aanvoerder van de ChristenUnie gedachten over zijn geloofsleven, het nieuws van de dag en zijn politieke werk. Kok Boekencentrum, 121 blz., € 12,99 Anne Lamott Help Dank Wow Help, Dank, Wow, zo eenvoudig kan bidden volgens Lamott zijn. Volgens haar kunnen de drie belangrijkste gebeden – hulp vragen, waarderen van het goede in ons leven en ontzag hebben voor de wereld om ons heen – ons de dag door helpen en de weg vooruit wijzen. In dit boek deelt de auteur haar ervaringen met bidden. Kok Boekencentrum, 102 blz., € 14,99

56

mei 2019

Troost voor stuntelaars

‘H

et menselijk bestaan is onlosmakelijk verbonden met een zekere tragiek en falen”, aldus cabaretier en filosoof Tim Fransen. Als kwetsbare, sterfelijke mensen leven we immers in een wereld waarin verschillende waarden met elkaar botsen, en we hebben het vermogen om allerlei existentiële vragen te stellen waarop we geen antwoord krijgen. Humor kan helpen daar beter mee om te gaan, juist door de tragiek en ons falen onder ogen te zien. Verwacht in dit essay, geschreven voor de Maand van de Filosofie, dan ook geen tips om aan het tragische te ontkomen. Het is zinniger om onze zelfkennis en kennis over onze gebreken op verschillende vlakken te vergroten. In het eerste deel, waarin Fransen denkers als Freud, Nietzsche en Pascal aanhaalt, komen deze menselijke tekorten dan ook uitgebreid aan bod. Fransens boodschap is serieus, maar dankzij zijn vlotte schrijfstijl en humor wordt het essay niet te zwaar. Met diverse sprekende voorbeelden laat hij zien hoe humor verlichtend kan werken. Zo toont de film Monty Python op

satirische wijze waar een existentieel tekort toe kan leiden als het volk van Judea, zoekend naar een leider om het aardse bestaan te ontstijgen, ene Brian als de Messias gaat zien. Maar Fransen noemt ook alledaagsere voorbeelden zoals films van Woody Allen en de tv-serie Modern Family. De familieleden houden duidelijk van elkaar, maar komen door miscommunicatie en verschillend karakter toch regelmatig in gênante maar komische situaties terecht. Die herkenbaarheid vindt Fransen mooi aan humor. “Als mensen hun eigen gebrek in elkaar herkennen maakt dat de weg vrij voor meer solidariteit naar onze medestuntelaars.” (Elise de Waal)

Tim Fransen Het leven als tragikomedie Lemniscaat, 155 blz., € 4,95

Portretten van jonge christenen Wat betekent het vandaag de dag in Nederland om jong en christen te zijn? Niet ieder-

een kent de oude bijbelverhalen nog, maar voor de achttien jongeren die geïnterviewd worden in het boek Dit is mijn verhaal vormen ze een belangrijke inspiratiebron. De verhalen bieden aan deze jonge christenen, van verschillende etnische en kerkelijke achtergrond, richting bij het maken van belangrijke levenskeuzes. Zo durfde Joenoes, geïnspireerd door een bijbelvers, de zekerheid van een vaste baan te verruilen voor de acteerwereld en probeert Franck met zijn muziek mensen dichterbij God te brengen. Maar in het boek is ook ruimte voor de worsteling die sommigen met het geloof ervaren. Zo had Kristi het moeilijk met de reacties van andere christenen toen ze een relatie kreeg met een meisje en vindt zij dat veel christenen te weinig doen tegen onrecht. Niet elk verhaal in dit boek zal herkenbaar zijn voor de lezer, maar de onderliggende levensvragen over jezelf zijn en keuzes in werk,

studie of privéleven geven te denken. In de verhalen wordt ook duidelijk hoe verschillend de jongeren hun geloof zien. Waar Kristi bijvoorbeeld wekelijks een andere kerk bezoekt om te ontdekken welke het beste bij haar past, ziet Anil zijn eigen onvolmaaktheid terug in die van Mozes. En een andere jonge christen ziet Allah niet als een andere god maar als een andere naam voor de Schepper waarin hij gelooft. Waar de een Gods liefde ervaart in dansen, zoekt een ander liever de stilte op. De combinatie van deze persoonlijke verhalen met de bijbehorende prachtige portretten van fotograaf Cigdem Yuksel geeft een goed beeld van het geloofsleven van deze jonge christenen. (Elise de Waal) Janneke Stegeman Dit is mijn verhaal Kok Boekencentrum, 160 blz., € 24,99


✽ dichterbij Lucas Brinkhuis

Tekst: Bert van der Kruk Beeld: Geert Cox

Een stapje terug Lucas Brinkhuis (Raalte, 1999) is lid van de Provinciale Staten in Overijssel namens GroenLinks. Hij studeert geschiedenis en katholieke theologie in Utrecht.

Paul van Ostaijen (1896-1928), uit: Verzamelde gedichten (Prometheus/Bert Bakker, 1996).

k vind het fijn als een gedicht niet meteen zijn betekenis prijs geeft en er een diepere laag achter zit. En dat je er gewoon je eigen interpretatie aan kunt geven. Paul van Ostaijen schreef dit gedicht naar aanleiding van een bombardement in de Eerste Wereldoorlog, maar zelf lees ik het anders. Het doet mij sterk denken aan de drukte die je in het dagelijks leven ervaart, maar ook in de politiek, waar voortdurend van alles gebeurt, en soms iets heel groots. Dat is die BOEM PAUKESLAG van het begin. Daarna komt er van alles wat die drukte uitstraalt, het razen, rennen, razen, rennen... En dan opeens: STOP! Dat vind ik zo mooi aan dit gedicht. Soms moet je in die drukte gewoon rust nemen: even een stapje terug doen om te kijken waar je mee bezig bent. Zeker als je ziet dat de wereld waaraan je gewend bent, snel verandert. De eer wankelt, alle begrippen vallen – volgens het gedicht stort een heel wereldbeeld in. Maar dan is er weer een HALT! Dus stop even, kijk rustig om je heen en bedenk wat je moet gaan doen.

Maar ik ben wel erg druk. Ik doe twee studies en zit in de politiek. En dan heb ik nog een privéleven natuurlijk. Ik herken dat rennen en razen dus wel. Niet voor niets wordt dat in het gedicht steeds groter. Je wilt harder en sneller, het is lastig om te stoppen. Ik vind mijn rust door in de natuur te mountainbiken. En verder in de wekelijkse kerkdienst, waar ik kan nadenken over de afgelopen week en de komende. Ik heb de kerk altijd een fijne plek gevonden, waar je vooral luistert en ervaart, waar je even zonder telefoon bent. De sfeer, de liederen, de gebeden, de verhalen – dat helpt wel, ja. Ik ging theologie studeren om beter te begrijpen wat ik nou geloof, want in de kerk blijf je toch redelijk aan de oppervlakte. Mijn doel is ook om het fijne gevoel dat ik bij de kerk heb, en bij wat de kerk voor de maatschappij doet, op anderen over te brengen. De kerk heeft in Nederland een redelijk slecht imago. Mensen weten niet wat de kerk precies doet. Als dat breder wordt uitgedragen, kunnen misschien meer mensen dat rustmoment ervaren.

Zo’n grote gebeurtenis in politiek opzicht vind ik de brexit. Ik studeer geschiedenis en weet hoe bijzonder het is dat we in Europa al decennia vredig samenleven en samenwerken. De Europese Unie heeft daarin een groot aandeel. Dat die wereld waarin ik ben opgegroeid nu wankelt, vind ik zorgwekkend. Ik hoop dat politici in Europa nu ook een stapje terugdoen en zich realiseren: die brexit was niet slim, kijk maar naar wat er in Groot-Brittannië gebeurt; je moet van goeden huize komen om daar een voordeel in te zien, dus laten we extra goed samenwerken.

Mijn beide ouders studeerden ook theologie en werken in de roomskatholieke kerk. Ik heb het geloof dus zeker van huis uit meegekregen. Omdat ik ook aan de politiek mijn steentje wil bijdragen, ben ik gaan kijken welke partij het best aansloot bij mijn kernwaarden, die op hun beurt weer aansluiten bij mijn geloof: zorg voor elkaar, zorg voor de wereld, openstaan voor vreemdelingen. Zo kwam ik bij GroenLinks uit. Ik ben nu het jongste Statenlid in Overijssel en hoop de stem van jongeren te laten horen. Ik wil op een eerlijke manier gaan voor mijn idealen en die van GroenLinks. En er natuurlijk zoveel mogelijk verwezenlijken.”

‘I

In mijn eigen leven zijn nog geen echt grote dingen gebeurd, gelukkig.

.

mei 2019

57


06

Mindful poepen

VOLGENDE VOLZIN VERSCHIJNT 7 JUNI 2019

Met alle aandacht voor nepnieuws en de rol van sociale media op de democratie zouden we haast de invloed van de digitale revolutie op nog een heel ander, maar minstens zo belangrijk onderdeel van onze levens vergeten: het toiletbezoek. Vanaf de oude Grieken tot pakweg tien jaar geleden was deze ervaring vrijwel onveranderd: men zat op (of stond voor) een pot en had verder niets om handen, hooguit een verjaardagskalender om te lezen. Al werd je grot aangevallen door mammoeten of stonden de Russen voor de deur: het toiletbezoek was een (hoge)noodgedwongen nietsdoen, een geschenk van rust van de natuur aan de mens.

+

‘In g gezeoed scha lp’

‘Hoe rijker een samenleving, hoe minder samenwerking, hoe meer eenzaamheid’ Sebastian Junger, antropoloog, VS

Vooruitblik Mensen verlangen naar GEMEENSCHAP, maar waar treffen zij die aan? Niet in de geglobaliseerde wereld, maar in de overzichtelijke groep vinden zij GOED GEZELSCHAP. De special in het juninummer van Volzin onderzoekt de KRACHT VAN GEMEENSCHAP: in maatschappelijke verbanden, leefgroepen, sportclubs en religie. 58

mei 2019

Jeroen Fierens

Dit alles veranderde met de introductie van de smartphone. Plotseling hadden we op het toilet toegang tot alle informatie en entertainment ter wereld. Even poepen werd de uitgelezen kans om tussen de drukte van de dag door eenhandig met vrouwlief te appen over het avondeten, een grappig filmpje te kijken, of snel een woord in Wordfeud te leggen. Het laatste fort van rust in een steeds sneller draaiende wereld was eindelijk gesneuveld. Een tijdje geleden was ik in een boeddhistisch klooster waar ik zittend op de wc (ik had zonder telefoon immers toch niets beters te doen) het volgende vers op de deur las: Rein noch onrein / meer noch minder / Het inzicht in interzijn / doorbreekt alle schijn. Inhoudelijk een interessante gedachte: waarom zien we poepen als ‘onrein’? Wanneer je dieper kijkt, is het niets anders dan een van de stappen in het wonderlijke proces dat onze lichamen in leven houdt en doet groeien. Ik las in het vers echter vooral een uitnodiging om van poepen een bezinningsmomentje te maken, het weer te zien als dat geschenk van rust. Wie je ook bent en hoe vol je agenda ook is, de toiletbehoefte brengt iedereen voor een paar minuten weer even heel dicht bij de basale biologische ervaring van mens-zijn. Wie diep genoeg kijkt, kan in zijn drol het wonder van het leven zien. Waarom zou je zo’n bijzonder moment al Facebook-scrollend onbewust aan je voorbij laten gaan?

Je Jeroen Fierens is programmeur, een beetje schrijver en levensbeschouwer. sc




Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.