Volzin 6 2019

Page 1

Nr 6 · juni 2019 · jaargang 18 · volzin.nu

Liesbeth Woertman ‘Je bent mooi zoals je bent’ Salafisme Tussen romantiek en terreur

✽ g versla n i z l o V ng lezi 0 p.1

Homo-emancipatie ‘God wil dat u als een vrij mens leeft’ Milieucrisis Relatie is het sleutelwoord

Special: Gemeenschap

IN GOED GEZELSCHAP

pagina 29

Columnisten Roel Abraham ✽ Wilma Hartogsveld ✽ Jeroen Fierens

22_Cover_01R.indd 2

23-05-19 16:28


NIEUW: ‘Verwondering’

Een boek met kunst en poëzie van Jan Jippe van Herrikhuijzen

Het boek bevat 108 pagina’s in kleur. Zeer geschikt om cadeau te geven. Prijs inclusief verzendkosten: €24,90 (Nederland) of €26,45 (rest van Europa). Bestel via: webwinkel. uitgeverij-fama.nl/deverwondering Wie kent het niet; die verwondering door een sterrenhemel met miljarden sterren, door de intense stilte in een weids landschap of door prachtige herfstkleuren. Je voelt je een kort ogenblik verbonden met de ultieme schoonheid van de wereld rondom je. Alle zintuigen werken optimaal, je drukke hoofd trapt op de rem. Vanuit die stille verwondering kan inzicht en inspiratie ontstaan. De afbeeldingen en gedichten zullen bij veel mensen die zich verbonden voelen met zelfonderzoek, mededogen

22_Cover_01R.indd 3

en universele wetten, gedachten kunnen oproepen van koestering en herkenning. De kunstenaar heeft met zijn werk getracht zijn verwondering een zichtbare en esoterische betekenis te geven. Vooral licht is daarbij een terugkerend thema. De schilderijen zijn veelkleurig - hier en daar vergezeld van een vleugje humor – en nodigen de kijkers uit tot bezinning. Abstracte vormen en taferelen komen samen en nodigen de lezer uit tot nadere beschouwing om daardoor steeds weer nieuwe inzichten te krijgen; inzichten die kunnen leiden tot inspiratie.

FAMA geeft boeken uit over zingeving in het algemeen en over vrijmetselarij in het bijzonder. Bezoek onze website: uitgeverij-fama.nl

23-05-19 16:28


Beeld: Christiaan Krouwels

Redactioneel Jan van Hooydonk

Debat tussen manager en moralist Het was aangekondigd als een ‘titanengevecht’, het tv-debat op de avond voor de Europese verkiezingen tussen de aanvoerders van ‘de twee grootste partijen’ van Nederland, Forum voor Democratie en VVD. Alvorens voor het scherm plaats te nemen, vulde ik nog even de digitale stemwijzer in. De twee partijen die, tot mijn opluchting, het verst van mijn politieke voorkeur afstaan, bleken het Forum voor Democratie en de VVD te zijn: ze eindigden ex aequo op 13 procent. Een liefhebber van beide partijen kan ik me dus niet noemen, maar ik houd zeer van politiek vuurwerk en retoriek. Bovendien: vraagt de democratie nu juist ook niet van ons dat we kennis nemen van standpunten die niet de onze zijn? Ik meen van wel! Dus toch maar gekeken.

H

Wat retoriek en vuurwerk betreft kwam ik helemaal aan mijn trekken. Thierry Baudet en Mark Rutte haalden alles uit de kast om zichzelf en hun partij te profileren. Er waren in het debat verschillen – Baudet is anders dan Rutte een ‘Ruslandknuffelaar’ – maar opvallender dan de verschillen waren toch de overeenkomsten. Forum en VVD kijken door dezelfde bril naar de Europese samenwerking: die van de eigen economisch belangen van Nederland. Baudet is tegen de Europese Unie omdat de samenwerking funest zou zijn voor ‘de Nederlandse belangen’, voor Rutte is die samenwerking juist noodzakelijk vanwege diezelfde belangen. Beide politici gaven blijk van een enghartig nationalisme dat ‘Europa’ als middel ziet voor de bevordering van het eigen Nederlands belang, maar niet als een doel op zich. Dat 500 miljoen Europeanen juist dankzij de EU sinds zeventig jaar in vrede en welvaart leven, het Forum voor Democratie heeft er geen boodschap

aan en de VVD zwijgt erover omdat die boodschap geen kiezers zou trekken. Dat rijkere lidstaten binnen de EU solidariteit zouden moeten betrachten met armere lidstaten, past al evenmin in het denkraam van beide partijen. Lidstaten aan de zuidrand van Europa – Griekenland, Italië, Malta, Spanje – dragen al jaren de zwaarste lasten wat betreft de opvang van asielzoekers. Op hulp van Nederland hoeven ze niet te rekenen. Forum en VVD zien maar één oplossing voor de vluchtelingencrisis: meer hekken plaatsen – Rutte aan de zuidgrens van de EU, Baudet om Nederland heen. Angstmanagement heeft bij hen de plaats ingenomen van moraal. Over moraal gesproken, ook op dat vlak was er sprake van een opvallende overeenkomst tussen beide politici. Baudet heeft de gewoonte van tijd tot tijd op zijn zachtst gezegd hoogst discutabele opvattingen te ventileren – recentelijk weer over vrouwen. Waarom toch? wilde Rutte van hem weten. Een antwoord kwam er niet. Wel beklaagde Baudet zich over de morele verontwaardiging die zijn standpunten wekken bij zijn tegenstanders. Rutte haastte zich om hem bij te vallen: “Ook ik ben helemaal niet van het opgeheven morele vingertje.” Ik vond dat wederom onthullend: de afwijzing door beide rechtse politici van morele overtuigingen – en dus ook van morele verontwaardiging – als drijfveer van politiek. Voor Rutte is politiek eerder communicatie en management dan morele praktijk. Voor Baudet ligt dat toch wat anders: hij is een moralist pur sang, maar wanneer zijn critici blijk geven van andere morele inzichten, roept hij dat hij slachtoffer is van de ‘politieke correctheid van links’. Wat dat betreft moeten we hem dus helaas verdenken van een gebrekkige democratische attitude.

Het debat tussen Baudet en Rutte leverde vuurwerk en retoriek op, maar roept bij mij de vraag op of we als samenleving überhaupt verder komen met dit soort debatten. Nee, dan was de Volzin-lezing van Mechteld Jansen boeiender. (Zie het verslag op blz. 10; de volledige tekst van de lezing staat op www.volzin.nu). Ook daar ging het over de spanning tussen traditie en vernieuwing. Maar hier geen gescherm met de ‘joods-christelijke traditie’ die door politici van vreemde smetten vrij gehouden moet worden. “De kracht van het christelijk geloven in deze tijd zou juist wel eens kunnen zijn dat het centrum niet het ‘zelf’ is”, aldus Jansen. En ook: “Het nieuwe staat zelfs voor het loslaten van de eigen identiteit.” Zulke inzichten worden in de politiek node gemist.

.

Reageer via: jan@volzin.nu

Politici kunnen nog wat leren van de Volzin-lezing

juni 2019

11_Column_04R.indd 3

3

23-05-19 16:29


✽ inhoud volzin 06

juni 2019 jaargang 18

06

14

10

06

18

46

Liesbeth Woertman

Homo & kerk

Jezuïetenmissies

Psycholoog Liesbeth Woertman over

David Bos over zestig jaar homo-

Missionarissen brachten barokmuziek

uiterlijk, schoonheid, mystiek en kanker.

emancipatie in domineesland. Pastores

naar Bolivia. Inheemse volkeren spelen

“Ik kon me laten dragen.”

droegen steentje bij aan acceptatie.

na eeuwen deze muziek.

10

22

48

‘Oud baart nieuw’

Milieu & religie

‘Shoplifters’

Impressie van de Volzin-lezing 2019 door

Wij vormen niet alleen het landschap,

Jurgen Tiekstra over de bekroonde film

theoloog Mechteld Jansen.

het vormt ook ons.

van Hirokazu Koreeda.

14

24

50

Salafisme

D.T. Suzuki

Rembrandtjaar

Een vorm van islamitische romantiek die

Michel Dijkstra over de Japanse denker

350 jaar na zijn dood blijkt de nationale

ook vragen oproept.

die zen populair maakte.

schilder verrassend modern.

4

22_Inhoud_01L.indd 4

… en

verder 09 Wilma Hartogsveld 17 Roel Abraham 21 Schrijfwedstrijd 53 Grensverleggers 54 Boeken 57 Dichterbij 58 Jeroen Fierens

juni 2019

23-05-19 16:29


Beeld omslag: Jedi Noordegraaf

Colofon

34

Uitgeefteam Corina Kuipers (uitgever) Ron van de Hoef (salesmanager) Peter Vorstenbosch (hoofd content) bduvakmedia.nl vakmedia

Redactie Jan van Hooydonk (redactie), Albert Schuurman (eindredactie), Elise de Waal (stagiaire). Redactieraad Elleke Bal, Elze Riemer, Frieda Pruim, Jan Offringa, Jurgen Tiekstra, Kees Posthumus, Victor Bulthuis, Willem van der Meiden.

38

40

Medewerkers aan dit nummer Bert van der Kruk, Chris van Wieren, Christiaan Krouwels, David Bos, Elze Riemer, Enis Odaci, Eric Corsius, Freddy Schinkel, Frieda Pruim, Hans van der Weijden, Jedi Noordegraaf, Jeroen Fierens, Jurgen Tiekstra, Kees Posthumus, Michel Dijkstra, Myriam Keijzer, Nikolaas Sintobin, Photolap, Ralf Bodelier, Roel Abraham, Sanne Derks, Simone Bassie, Ted van Aanholt, Thijs Caspers, Willem van der Meiden, Wilma Hartogsveld. Adres redactie Postbus 67, 3770 AB Barneveld Tel.: 0342-494292 E-mail: redactie@volzin.nu www.volzin.nu Facebook: Volzinmagazine Twitter: @Volzin Abonnementenadministratie BDUvakmedia Postbus 67, 3770 AB Barneveld Tel.: 0342-494882 E-mail: administratie@volzin.nu

special Gemeenschap

30

38

Terug naar de stam

De kracht van sport

Te veel westerlingen voelen zich eenzaam.

Niemand loopt hard voor zichzelf.

Wellicht is onze samenleving te groot geworden. Op zoek naar een overzichtelijke gemeenschap.

40 Digitale paradox

34

Internet schept én verhindert communicatie.

Pioniersplekken “De Bijbel heeft geen kerkmuren nodig”, zegt

42

Jonatan Bartling. Hij bedacht de Tafel van Hoop,

De Hooge Berkt

een nieuw ritueel van eten, breken en delen.

Leefgemeenschap viert verbond en verschil.

Tarieven 2019 Jaarabonnement: € 96,27; België: € 113,54; buitenland: € 126,09; Digitaal jaarabonnement: € 71,38 Voor alle tarieven: zie volzin.nu Bij betaling via automatische incasso wordt € 2,50 korting berekend. Prijzen zijn inclusief btw. Opzeggen abonnement Opzegtermijn voor het opzeggen van uw abonnement voor onbepaalde tijd: uiterlijk één maand voor de volgende abonnementsperiode. Advertentie-exploitatie BDUvakmedia Roel Abraham Tel.: 06-54274244 r.abraham@bdu.nl Vormgeving Giesbers Communicatie Groep, Duiven Technische realisatie Vellendrukkerij BDU, Barneveld Verschijnt ook op geluidsdrager en/of in grote letter. Informatie: Dedicon, tel. 0486-486486 © BDUvakmedia ISSN: 1571-4004

juni 2019

22_Inhoud_01L.indd 5

5

23-05-19 16:29


Liesbeth Woertman: ‘Ik ben heel in mijn gebrokenheid’

6

44_Interview_02L.indd 6

juni 2019

23-05-19 16:30


interview ✽

Liesbeth Woertman, hoogleraar psychologie

Tekst: Frieda Pruim Beeld: Photolap (8)

‘Als je aandachtig kijkt, is elk mens prachtig’ Juist als je niet met je uiterlijk bezig bent, ben je op je mooist, betoogt psycholoog Liesbeth Woertman (65) in haar nieuwe boek Je bent al mooi. Maar in contact zijn met je eigen lichaam is wel essentieel, ontdekte ze op haar veertigste. “Ik was een hoofd op voetjes.” iesbeth Woertman heeft een fascinerende biografie. Met zeven onvoldoendes verliet de dochter van een postbode en een huisvrouw op haar vijftiende de mavo. Inmiddels is ze hoogleraar psychologie aan de Universiteit Utrecht. In haar nieuwe boek Je bent al mooi schetst ze tussen de regels door een beeld van de enorme groei die ze in de loop van haar leven doormaakte, eerst intellectueel en daarna existentieel. “Na de mavo ging ik werken als typiste op een verzekeringskantoor”, vertelt ze aan de eettafel in haar huis in Wijk bij Duurstede. “Al snel besefte ik dat ik dat niet mijn hele leven wilde blijven doen. Toen mijn jongere broer zijn mavodiploma haalde, dacht ik: dat kan ik ook. Ik vroeg een gesprek aan met de directeur van een avondmavo, en zei dat ik in één jaar mijn eindexamen wilde halen. Dat zag hij niet zitten, maar op een of andere manier heb ik hem omgepraat. Voor mijn eerste schoolonderzoek

L

had ik tot mijn stomme verbazing een tien. Dat was enorm motiverend. Op een of andere manier was het kwartje gevallen dat ik aandacht moest hebben in de lessen; daarvoor was ik altijd aan het kletsen en keten geweest. Ik kreeg mijn diploma en dacht: zou ik er nog eentje kunnen halen? Toen werd het een sport.”

Lijf Na avondhavo en sociale academie meldde ze zich op haar 26ste aan voor de universiteit. “Het liefst had ik filosofie gedaan, maar ik begreep dat daar geen droog brood viel mee te verdienen, dus het werd psychologie. Het wezen van de mens, identiteit en zelfbeelden boeiden me het meest.” Een promotieonderzoek volgde. Daarvoor verdiepte Woertman zich in lichaamsbeelden. “Dat kwam voort uit mijn werk als psycholoog. Het viel me op dat mijn vrouwelijke cliënten zichzelf allemaal lelijk vonden, of ze nu angstig waren, depressief of getraumatiseerd – terwijl ik niks bijzonders aan ze zag. Dat vond ik fascinerend: de rol van hoe je je voelt op hoe je jezelf ziet.” Maar ondertussen vergat ze naar haar eigen lichaam te luisteren. “Ik zorgde voor mijn twee kinderen en werkte daarnaast in mijn eigen tijd aan mijn proefschrift, naast mijn banen als psycholoog en universitair docent. Dat leidde tot allerlei fysieke klachten. De huisarts verwees me naar een haptonoom. Zij legde haar hand op mijn been en vroeg me met mijn aandacht daarnaartoe te gaan. Dat lukte me niet. Ik snapte niet eens wat ze bedoelde! Tot die tijd had

ik niet doorgehad dat ik een groot deel van mijn lijf niet mee had laten doen. Ik was een hoofd op voetjes. Ik heb gehuild, niet normaal. Het was een wereldervaring.” Ook de bedrijfsarts hielp haar verder. “Ik wilde zo snel mogelijk weer aan het werk, maar hij zei: neem als criterium dat je de bomen ziet als je naar je werk fietst. God ja, dacht ik, zo kun je ook leven. Ik was geen streber, het ging me niet om carrière maken, geld of roem, maar ik was verslaafd geraakt aan kennis vergaren. En nu was het einde van mijn 23-jarige studie in zicht, want er was geen hoger diploma dan een promotie. En mijn kinderen waren inmiddels het huis uit, dus ik moest mezelf opnieuw gaan uitvinden. Ik ben biodanza gaan doen, een vorm van vrij dansen. Sindsdien doet mijn lichaam veel meer mee, en ben ik veel aardiger en rustiger geworden.”

Stralen Het motto van haar onlangs verschenen boek Je bent al mooi is een uitspraak van Plato: “De God van de liefde woont in hem of haar die bemint, niet in degene die bemind wordt.” Wat is de link met het thema schoonheid? “Veel mensen denken dat er pas van ze gehouden wordt als ze er perfect uitzien”, legt Woertman uit. “Maar het is precies andersom. We zijn op ons mooist als we niet met ons uiterlijk bezig zijn, maar opgaan in wat we graag doen: schoffelen, dansen, zingen, met kinderen spelen, aandachtig naar iemand luisteren. Dan ontspannen onze spieren, verschijnt

juni 2019

44_Interview_02L.indd 7

7

23-05-19 16:30


✽ interview er een glimlach op ons gezicht en gaan onze ogen stralen. Als je beoordeelt hoe je eruitziet, zet je de boel juist vast.” Het streven naar een perfect uiterlijk is volgens haar een gevolg van de grote invloed van sociale media. “Met een paar muisklikken kun je elke oneffenheid verwijderen. Als dat gemanipuleerde beeld jouw ideaalbeeld wordt, kun je alleen nog maar snikkend onder je bureau gaan zitten, want het verschil met de werkelijkheid is enorm. Met als gevolg dat steeds meer mensen bij een cosmetische chirurg aankloppen, die voldoet aan hun wensen. Vreselijk vind ik dat.” Onlangs werd Woertman geïnterviewd voor het tijdschrift Saar, voor 50-plusvrouwen. Toen ze het blad onder ogen kreeg, schrok ze zich een aap, want op de foto’s leek ze wel dertig jaar jonger. “De fotograaf had een visagist meegenomen, dus ik was al behoorlijk opgemaakt, en dat vond ik prima, maar ze hebben de foto’s dus ook nog eens ongevraagd gefotoshopt, terwijl het interview nota bene ging over mijn weerstand daartegen. Hoe halen ze het in hun hoofd!” Om níét snikkend onder de tafel te belanden, adviseert Woertman om zo min mogelijk naar gefotoshopte beelden te kijken en jezelf alleen te vergelijken met mensen van vlees en bloed en van je eigen leeftijd. “Het helpt ook om meer contact te krijgen met je eigen lichaam en van binnenuit te gaan leven, waarbij alles er mag zijn. Dat inzicht kreeg ik vier jaar geleden tijdens een cursus stemexpressie. Ik ben heel in mijn gebrokenheid, drong tijdens een oefening ineens tot mij door. Ook mijn chaotische, pijnlijke en gestoorde delen kan ik opnemen in wie ik ben. Stilte helpt me daarbij, oningevulde ruimte, iedere dag, om te voelen hoe het met mij gaat. Vertragen helpt ook: wat langzamer lopen en spreken.”

Opdelven In de wetenschappelijke psychologie gaat het tegenwoordig niet meer om heel de mens, maar om hersenen en gedrag van mensen, stelt Woertman in haar boek. Daarom heeft de psychologie geen antwoord op levensvragen. “Toen ik ging studeren, was daar nog wel wat ruimte voor, maar tegenwoordig draait alles om

8

44_Interview_02L.indd 8

‘Voor het eerst van mijn leven kon ik me laten dragen door anderen’

Paspoort Liesbeth Woertman (Utrecht, 1954) is sinds 2009 hoogleraar psychologie aan de Universiteit Utrecht en onderwijsdirecteur van dit departement.

. Groeide op in een gezin met vier jongere broers.

. Verliet op haar vijftiende de mavo zonder diploma en ging werken als schoenverkoopster en typiste. Deed avondmavo en -havo en vervolgens in deeltijd de sociale academie. Studeerde op latere leeftijd psychologie en haalde in 1988 haar bul. Werkte als klinisch psycholoog en docent aan de Universiteit Utrecht. Promoveerde in 1994 op lichaamsbeelden. Werd in 2008 verkozen tot beste docent van de Universiteit Utrecht. Schreef drie boeken: Moeders mooiste (Pearson Benelux, 2003), Psychologie van het uiterlijk (Pearson Benelux, 2013) en Je bent al mooi (Ten Have, april 2019). Woont samen en heeft uit een eerder huwelijk twee zonen, nu 47 en 42 jaar. Houdt een blog bij op www.psychologievanhetuiterlijk.nl.

. . . . . . . .

de hersenen. Het hoofd wordt als een technisch fabriekje gezien waaruit alle handelen en emoties voortvloeien; de hulpverlening is daarop afgestemd. De rol van betekenisgeving wordt volledig ontkend. Het gevolg is dat grote groepen mensen wanhopig zijn, omdat ze niet goed worden geholpen. De ene depressie is de andere niet. Die vindt plaats in een lichaam, bij een mens, onder bepaalde omstandigheden en is in die zin uniek. Je kunt dus niet iedereen met een depressie op dezelfde manier helpen. Ik ben zeer teleurgesteld in mijn vakgebied, en ik heb me vaak afgevraagd of ik er nog wel in wilde blijven werken. Nu probeer ik om van binnenuit dingen te veranderen door erover te schrijven en er in mijn colleges ruimte voor te maken.” Belangrijke inspiratiebronnen van Woertman zijn de Vlaamse psychiater Paul Verhaeghe en denkers als Meister Eckhart en Søren Kierkegaard. “Paul Verhaeghe zet het lichaam in als een bron van kennis en vertaalt de oude psychoanalytische ideeën naar het nu, tegen de stroom in. Meister Eckhart vond ik aanvankelijk onbegrijpelijk, maar als ik heel langzaam ging lezen, raakte hij me enorm. In feite zegt hij dat je je niet met God moet bezighouden, want je kunt je er toch geen voorstelling van maken. Kierkegaard heeft mij, net als Erich Fromm, laten zien dat we worden gedreven door angst, en daarom niet voluit durven te leven.” Het voorwoord van Je bent al mooi eindigt met het gedicht ‘Delf mijn gezicht op, maak mij mooi’ van Huub Oosterhuis. “Dat vind ik prachtig omdat daarin wordt uitgedrukt dat je een ander nodig hebt − en dat kan behalve een mens ook een tekst of een boom zijn − om jouw wezen tevoorschijn te halen. Het woord opdelven vind ik mooi gekozen, want je moet er iets voor doen. Als je een ander werkelijk ziet, met aandacht en een open houding, kan er alleen maar een soort jubel ontstaan, zelfs bij mensen van wie je in eerste instantie de kriebels krijgt. Dan is elk mens práchtig.” Ook in relaties is het volgens haar belangrijk om de tijd te blijven nemen om elkaar echt te zien. “Barend, de man met wie ik nu twaalf jaar ben, vindt mij ontzettend mooi. Eerst dacht ik: poets je bril op!

juni 2019

23-05-19 16:30


Wilma Hartogsveld

Nu snap ik hem beter. Hij ziet mij zoals ik ben, en dát vindt hij mooi. Daardoor waardeer ik mezelf meer en kan ik hem ook beter in zijn heelheid zien.” Je bent al mooi werd in april gepresenteerd in het dominicanenklooster in Huissen, de spirituele plek waar Woertman zich het meest thuis voelt. Ze is ook lid van het Open Klooster van Jan Oegema. “Hij organiseert eens per jaar een week op steeds een andere plek, en dan spelen we klooster, met behulp van literatuur. In november gaan we het hebben over Rilke.” Op werkgebied geeft het Utrechtse Academiegebouw haar een thuisgevoel. “Ook dat gebouw omarmt mij zeer. Dat ik daar mag lopen, in die schoonheid. De dominante psychologie is mijn psychologie niet meer, maar ook ík maak potverdomme deel uit van deze academie.”

Mystiek Woertman was een diepgelovig katholiek meisje, tot haar in de puberteit ineens de schellen van de ogen vielen. “Ik zag dat de rijken een vaste plaats hadden vooraan in de kerk, terwijl volgens het Evangelie juist de armen en zwakken vooraan zouden moeten zitten. Van de ene op de andere dag ben ik niet meer gegaan.” Een jaar of tien later stuitte ze op het werk van feministische theologe Dorothee Sölle. “Zij bracht het maatschappelijke en het mystieke bij elkaar. Dat zette me terug op het religieuze pad, maar ik noem mezelf tot op de dag van vandaag geen christen. In de mystieke traditie voel ik me thuis, maar ik kan niet zeggen wat God is. Daarin heb ik aan Eckhart een goede maat. Terwijl ik wel met God kan praten en hem kan bedanken – je wilt toch een adres. Ik voel ook een grote verwantschap met het jodendom, vooral met het levenslange leren. Ik kan me niet voorstellen dat er alleen maar chemische processen zijn. Het is toch van de gekke dat we niet weten waar we vandaan komen? Ik wil me laten raken en me blijven verwonderen. Dat mensen in de mystieke traditie en de filosofie al eeuwen over dezelfde dingen nadenken als ik nu, vind ik troostend. Daar leun ik graag een beetje op.” Ze vindt het de hoogste tijd voor een nieuw en verbindend verhaal. “We zijn allemaal uniek, en juist dát verbindt ons.

Ik zou willen dat we ons allemaal mogen onderscheiden, zonder uit de boot te vallen. Dat is gruwelijk idealistisch. We zouden wat mij betreft ook veel meer mogen lachen over hoe idioot het is dat we met z’n allen op deze aardkloot rondlopen, terwijl we niet eens weten waarom we hier zijn, in plaats van oorlog met elkaar te voeren.” In 2017, tijdens het schrijven van Je bent al mooi, kreeg Woertman kanker. “Na de operatie bleek ik een uitzaaiing te hebben. Chemotherapie en bestraling zag ik helemaal niet zitten. Ik heb aan Barend, mijn beste vriendin en mijn zoons gevraagd wat ze vonden dat ik moest doen. Zij vonden alle vier dat ik moest doorzetten. Toen heb ik behalve hen nog drie vrienden gevraagd om me tijdens de behandelingen bij te staan, door zes weken lang om de beurt mee te gaan naar het ziekenhuis en daarna voor me te zorgen. Het was een zware tijd, ik wist niet of ik het zou halen, maar ook helemaal niet, omdat ik me voor het eerst van mijn leven door anderen kon laten dragen, in al mijn naaktheid.” Is haar lichaamsbeeld door de ziekte veranderd? “Gek genoeg helemaal niet, hoewel ik er zeker niet knapper op ben geworden. Dat komt door die ervaring van gedragen zijn. Dat is zoveel fundamenteler dan je feitelijke verschijning.”

.

“Je bent altijd welkom, ik zet de koffie vast aan”, klinkt de opgewekte stem aan de telefoon. Even later parkeer ik de fiets tegen het tuinhek. De man van net is weer terug van een ziekenhuisopname. De zoveelste de afgelopen tijd. Het ene medische probleem is nog niet goed in kaart gebracht, of het volgende dient zich alweer aan. De laatste operatie is hem nog best meegevallen. “Wat ze precies hebben gedaan, hoef ik niet te weten”, zegt hij met een glimlach. Als zíj maar weten waar ze mee bezig zijn. ‘Zij’ zijn de vaak jonge dokters, aan wie hij zich toevertrouwt. Aan een van hen gaf hij laatst een vaderlijk advies: “Werk je niet over de kop, vergeet niet van het leven te genieten”, heeft hij gezegd. “Het leven is immers zo voorbij als je niet oppast.” Over zijn ziektes wil hij het liever niet hebben. “Mijn leven wordt er al te veel door bepaald de laatste tijd. Ik dank onze lieve Heer op de blote knietjes.” Na mijn vragende blik vervolgt hij: “Ik ben mijn hele leven gezond geweest, dat is toch prachtig! Nu ik zoveel medische ellende en pijn heb, ben ik ongelofelijk dankbaar dat me dat tot nu toe bespaard is gebleven.” Ik kijk naar zijn geamputeerde arm. Als kind kwijt geraakt bij een ongeluk. Hij ziet het. “Ik heb vaak geluk gehad”, klinkt het, waarna hij me een groot glas water inschenkt. “Dat is heel gezond, dominee, veel drinken. Moet ik ook van de dokter.” Hij heft zijn glas om te proosten. Gelukkig is het water ijskoud. Ik heb het namelijk plotseling snikheet en neem dankbaar een paar slokken. Ook in de hoop dat ik mijn bietrode hoofd wat kan camoufleren achter het glas. Zijn vrouw ontgaat niets. “Vervelend hè, die opvliegers”, zegt ze met een bemoedigende glimlach. “Ik zag het laatst ook al een keer tijdens de kerkdienst.” Ook dat nog, zucht ik inwendig. “Heb je er ook veel last van gehad?”, vraag ik om de aandacht van mijzelf af te leiden. “Mijn vrouw? Die vloog alleen nog maar”, grapt de man, terwijl hij liefdevol zijn ene hand op haar arm legt. Ik heb geluk gehad, denk ik op de terugweg. Zoveel mooie mensen mogen ontmoeten, zoveel levenskracht en levensvreugde mogen delen. De rest van de dag lach ik mijn opvliegers weg. “Vergeet niet van het leven te genieten”, denk ik. En ik prijs me gelukkig dat ik tot mijn vijftigste geen enkele opvlieger heb gehad. Wilma Hartogsveld is theoloog, predikant en schrijver.

juni 2019

44_Interview_02L.indd 9

9

23-05-19 16:31


Mechteld Jansen: ‘Tradities vormen een dynamisch geheel van onvervulde beloften’

Bijschrift xxx

Volzin-lezing 2019 door Mechteld Jansen: ‘Oud baart nieuw’

TUSSEN TRADITIE EN VERNIEUWING 10

44_Artikel_04L.indd 10

juni 2019

23-05-19 16:31


volzin-lezing ✽ Is de oude christelijke traditie nog steeds in staat iets nieuws baren? Zeker wel, meent Mechteld Jansen, maar niet door haar in steen te houwen. “Als de christelijke traditie daadwerkelijk iets nieuws wil baren, moet zij de wereld om haar heen, het secularisme écht verstaan.” Jeroen Fierens doet verslag van de elfde Volzin-lezing, die 18 mei in de Abdij van Berne plaatsvond. Tekst: Jeroen Fierens Beeld: Ted van Aanholt

et is geen goede tijd voor traditie. Zij wordt alom gezien als een ongewenst overblijfsel van ouderwetse (of ons vreemde) machtsstructuren, als bron van conflict en geweld en als tegenpool van progressie. De nieuwe wereld, zo lijkt de heersende opinie, is beter af zonder al deze oude bagage. Als er al positief over traditie gesproken wordt, is dit niet zelden door religieus extremisten of populisten die haar voor hun nationalistische karretje willen spannen, zoals in het telkens terugkerende discours over ‘onze joods-christelijke wortels’. Reden temeer voor politiek en opiniemakers om traditie op een veilige afstand te houden. Maar kan dat wel zomaar? Kunnen we onze traditie achter ons laten? Of hebben we ‘oud’ misschien toch harder nodig dan we denken om naar ‘nieuw’ te kunnen gaan? Mechteld Jansen, hoogleraar missiologie en rector van de Protestantse Theologische Universiteit, ging in de elfde Volzin-lezing in op deze bewogen plaats van traditie in de Nederlandse samenleving en vroeg zich daarbij af: kan oud ook in deze tijd nog nieuw baren? Een mooiere plaats om dit thema te bespreken is nauwelijks voor te stellen: gesticht in 1121 vormt de abdij van Berne de oudste kloostergemeenschap van Nederland. De muren waarbinnen zo’n 250 bezoekers van de lezing zich verzameld hebben, staan al eeuwen op hun plek, maar de gemeenschap binnen die muren is door de eeuwen heen gevormd door een levend,

H

telkens nieuw samenspel van mensen. Zo is ook traditie volgens Jansen allereerst niet – zoals het populaire discours vaak lijkt te insinueren (“het is de Traditie!”) – iets doods dat in steen is gehouwen, maar een levend, telkens nieuw geheel. “We hebben een enorme geschiedenis achter ons liggen waartoe we ons vanuit het heden moeten verhouden. Er is een ketting van interpretaties nodig om die afstand te overbruggen. Tradities zijn de materiële kant van die ketting van overlevering.” Onze samenleving is gebouwd op talloze lagen, op Griekse, Keltische, Germaanse, joodse, islamitische en humanistische tradities. “Geen van deze lagen is volledig vervuld of afgesloten, zij vormen samen een open en dynamisch geheel van onvervulde beloften die telkens opnieuw door mensen worden doorgegeven en tot leven gewekt kunnen worden.”

Taal van de beschaving Traditie is volgens Jansen als taal: een mens groeit op binnen een traditie, leert die taal spreken om de wereld te begrijpen. Pas later ontdekt hij misschien dat er ook andere talen zijn, dat andere mensen in andere tradities staan. Maar wel in die volgorde; voor wie nooit heeft leren spreken, klinken alle talen hetzelfde. Lange tijd vormde het ‘christelijks’ in Nederland de moedertaal. Afwijkende talen, zoals het ‘atheïstisch’, werden als schadelijk voor de samenleving ervaren. “Nu is dat veranderd, misschien zelfs wel volledig omgekeerd,” meent Jansen. “Het ‘seculiers’ heeft de plaats van beschaafde taal ingenomen en andere talen worden als mogelijke bedreiging gezien.” Deze situatie hebben we te danken aan het secularisme, de overtuiging die meent dat het religieuze zoveel mogelijk moet worden teruggedrongen en het seculiere een zo groot mogelijke plaats in de samenleving moet innemen. “Het secularisme wordt gedragen door een totaal immanent wereldbeeld; er is niets buiten deze wereld, de mens is op zichzelf aangewezen. Wereldwijd zijn er talloze varianten van het secularisme, maar hier bij ons manifesteert het zich voornamelijk in een discours dat progressief, grootstedelijk, gendergelijkwaardig en postkoloniaal is.” Het secularisme plaatst zich moreel bóven de (religieuze) traditie, met name in termen van tolerantie; het ziet zichzelf

Theatraal intermezzo door Kees Posthumus: ‘Wat als ik het nou wél geloof?’

als een onvermijdelijk volgend stadium in de menselijke ontwikkeling. Religie, met name die van migranten, wordt daar vaak lijnrecht tegenover geplaatst als een achterhaald wereldbeeld dat de menselijke vooruitgang alleen maar in de weg staat. De grote populariteit van het secularisme is voor Jansen goed te begrijpen. “De belofte van een wereldbeeld zonder hogere machten is aantrekkelijk, zeker wanneer geplaatst tegenover de vele verplichtingen en tijdrovende gewoontes van het ‘ouderwetse’ christendom.” Het waren in de jaren zestig bovendien niet in de laatste plaats christenen zelf die secularisatie toejuichten, ‘omdat een wereldlijk christendom gericht op het leven hier en nu dringend nodig was’. Maar secularisme kan vervolgens evengoed beknellend worden: “Alles moet hier en nu, binnen de kaders van deze temporele en fysieke werkelijkheid gebeuren. En bovenal: door jezelf.”

Religieus analfabetisme Daarmee komt Jansen bij het derde onderwerp van haar lezing: religieus analfa-

juni 2019

44_Artikel_04L.indd 11

11

23-05-19 16:31


✽ volzin-lezing betisme. De door het secularisme gevoede afkeer van het aanleren van een religieuze taal leidt tot een gebrek aan kennis van de eigen traditie. “De jongere generaties kennen de namen en verhalen uit de Bijbel niet meer, de liedjes die generaties met elkaar verbonden.” Is dat een probleem? Jazeker, meent Jansen. “Traditie maakt dat ik mij deel weet van een groep die dezelfde taal spreekt, daarmee beantwoordt het aan de menselijke behoefte aan groepsidentiteit en erkenning van het zelf. Maar het leert je ook begrip te hebben voor andere mensen die een andere taal spreken. Als we dit niet meer kunnen, wordt andersdenkendheid al snel een bedreiging in plaats van een verrijking van de samenleving.” Religieus analfabetisme is echter meer dan alleen een maatschappelijk probleem, het heeft ook gevolgen voor het individuele repertoire aan houvast bij diepe ingrijpende ervaringen. Jansen citeert een voorbeeld van de Tilburgse theologe Toke Elshof over een jong stel dat een ernstig ziek kindje kreeg dat niet lang zou leven. De ouders besloten uiteindelijk om het kind te laten dopen, om toch maar ‘iets ritueels’ te kunnen doen met dat waar ze zich verder geen raad mee wisten. “Bij zulke ervaringen hebben we een rituele taal nodig om door gedragen te worden, om niet volledig op onszelf te worden teruggeworpen. Religieus analfabetisme leidt dus niet alleen tot intolerantie, het betekent ook: jonge mensen geen samenhangend verhaal meer gunnen waartoe ze zichzelf en hun leven kunnen verhouden.”

Twee talen spreken Zelfbenoemd ’Theoloog des Twitterlands’ Alain Verheij, die samen met Jansen en dominicaan Richard Steenvoorde deelneemt aan het nagesprek – vaardig geleid door dagvoorzitter Arjan Broers – herkent zich in deze notie. Opgegroeid in een orthodoxchristelijk milieu staat hij in een stevige traditionele bodem, een bodem die hem later in staat stelde zijn eigen weg in het geloof en de moderne wereld te vinden. Hij schreef er het boek God en ik over, waarin hij bijbelverhalen benadert ‘met de blik van een 21ste-eeuwse westerling’. “Ik leef in de seculiere wereld, maar ik versta ook nog de tale Kanaäns, een taal die ons volgens mij nog altijd veel te zeggen heeft en waar ik mij ook nog steeds erg in thuis voel.” Zijn boek is een poging een brug te slaan

12

44_Artikel_04L.indd 12

‘De grote kracht van de christelijke traditie is dat het ‘zelf’ niet centraal staat’ tussen die twee werelden. “Ik voel me wat dat betreft een tweetalig kind. En tweetalige kinderen zijn denk ik hard nodig in de geseculariseerde wereld.” Hoe complex het samenspel tussen traditie en vernieuwing kan zijn, laat ook het verhaal van Steenvoorde zien. Voor het eerst in veertig jaar wisten plotseling meerdere jonge mannen hun weg naar de gemeenschap van de dominicanen te vinden. Een

welkome vernieuwing, maar na zoveel jaar zeker geen eenvoudige. De oudere broeders, die hun geloofsbeleving en identiteit voor een groot deel ontleenden aan de vernieuwingen van het Tweede Vaticaans Concilie, vonden het moeilijk om te zien hoe de jongere broeders er vaak een ‘traditionelere’ geloofsbeleving op nahielden. En dat vonden de jongere broeders dan weer ouderwets: “Zij bleven maar hangen in dat Tweede Concilie, ze zijn nog steeds die strijd van vijftig jaar geleden aan het voeren. Voor hen gaat dat over vernieuwing, maar voor mij is dat inmiddels geschiedenis en daar lijken ze maar niet voorbij te kunnen komen.”

Wat als... “Misschien lachen ze me wel uit. Misschien nemen ze me wel niet serieus. Misschien la-

juni 2019

23-05-19 16:32


‘Tweetalige kinderen zijn hard nodig’

Alain Verheij (l.) en Richard Steenvoorde reageren op de lezing.

Discussie met het publiek. Rechts, staand: Arjan Broers.

Aandachtig gehoor in de abdijkerk.

chen ze me wel uit, door te zeggen dat het toch nog kan. Ik geloof er niets van”, dicht verhalenverteller Kees Posthumus in de rol van Sarah. Samen met muzikant Henk van Glabbeek verzorgt hij het theatraal intermezzo bij de lezing. Hardop lacht Sarah als ze de vreemdelingen hoort vertellen dat ze een kind zal baren. Ze hadden toch zeker alles al geprobeerd, wat denken deze mannen wel? “Maar”, vraagt zij zich plots af, “wat als ik het nou wél geloof? Wat als ik nou wel geloof dat zelfs iemand die zo oud is als ik, iets nieuws kan beginnen?” Diezelfde vraag stelt Mechteld Jansen zich aan het einde van haar lezing. Is die oude christelijke traditie, die al zoveel heeft geprobeerd, nog steeds in staat iets nieuws baren? Dat kan, meent Jansen, maar niet door haar in steen te houwen: “Wie goed om zich heen kijkt, ziet dat er voortdurend

nieuw wordt gebaard. Kijk bijvoorbeeld naar de pioniersplekken van de Protestantse Kerk, of de op verbeelding gerichte godly play-methode. Als de christelijke traditie daadwerkelijk iets nieuws wil baren, moet zij de wereld om haar heen, het secularisme écht verstaan. Dan kan zij ‘seculiers’ spreken – zodanig christelijk spreken dat de seculiere mens ervan ophoort.”

Barensweeën Inherent aan het steeds nieuwe karakter van traditie is dat voor dit ‘baren van iets nieuws’ geen vaste recepten zijn. Maar Jansen heeft wel een idee: “De grote kracht van de christelijke traditie is in deze tijd misschien wel dat het ‘zelf’ niet centraal staat. Jongeren moeten heel veel zelf en heel veel van zichzelf. Maar de christelijke traditie vertelt een ander verhaal: het leven

is niet maakbaar, niet zelf te construeren, en je hoeft ook niet je eigen levensboek te schrijven, dat is werkelijk al voor een heel groot deel geschreven.” Jansen besluit haar lezing met de ‘barensweeën van de nieuwe schepping’, waarover Paulus schrijft: “Paulus heeft het wanneer hij over de schepping spreekt altijd over iets dat in de toekomst ligt. ‘De hele schepping is in een zucht en in barensnood tot nu toe.’ Maar telkens zodra het oude iets nieuws heeft gebaard, is de pijn van de bevalling vergeten. Vreugde, plezier, pret, is een christelijke deugd die we misschien wel het meest zijn vergeten. En ik waag het erop dat die oude traditie dat nog steeds in zich heeft.”

.

De volledige tekst van de Volzin-lezing is te lezen op www.volzin.nu.

juni 2019

44_Artikel_04L.indd 13

13

23-05-19 16:32


✽ islam

Islamitische romantiek is niet zonder vraagtekens

SALAFISTEN IN MATEN EN SOORTEN Tekst: Enis Odaci

Salafisten staan in een kwade reuk. Ze worden geassocieerd met geweld. Deze visie doet geen recht aan de diversiteit die het salafisme kenmerkt, meent Enis Odaci. “Jihadistische elementen binnen het salafisme zijn er wel degelijk. Deze kunnen niet alleen door de overheid, maar juist in samenwerking met andere salafisten worden weerstaan.” alafisten komen regelmatig negatief in het nieuws. De eerste publieke kennismaking met het salafisme in Nederland is in 2004. Toen speelde de zaak van de Hofstadgroep, bestaande uit een groep radicale islamitische jongeren. Van deze jongeren werden er veertien later door het openbaar ministerie verdacht van terroristische activiteiten. De leden van deze groep kwamen geregeld bijeen in het Amsterdamse huis van Mohammed B., de moordenaar van Theo van Gogh. In 2011 was er de groep Sharia4Holland, een islamitische beweging die openlijk probeerde shariawetgeving in Nederland in te voeren. De recente oorlog in Syrië was aanleiding voor overwegend salafistische moslimmannen (en later -vrouwen) om naar het nieuw gestichte kalifaat in Syrië af te reizen, onder strenge monitoring van de AIVD. En de voorbije maand is er maatschappelijke en politieke ophef ontstaan rond het Cornelius Haga Lyceum in Amsterdam. Volgens de AIVD staat deze school onder invloed van buitenlandse terreurnetwerken. ‘Het salafisme’ is kortom al tientallen jaren onderwerp van gesprek. Maar waar staan deze moslims eigenlijk voor? Is er een directe link tussen geweld, terrorisme en hun religieuze gedachtengoed?

S

Vader en zoon bidden tijdens ramadan.

Perfect kalifaat Salafisme, ook wel gespeld als salafiyyah of selefie is een orthodoxe soennitische stroming binnen de islam. Het woord is afgeleid van het Arabische woord salaf, dat ‘voorouders’, ‘voorganger’ of ‘vroegere generatie’ betekent. Aanhangers claimen

14

33_Artikel_05L.indd 14

juni 2019

23-05-19 16:32


achtergrond ✽

deze salaf te volgen en daarmee te behoren tot de ‘lieden van de traditie en de gemeenschap’. De beweging stelt geïnspireerd te zijn door de eerste drie generaties moslims uit de begintijd van de islam. Salafi’s beschouwen deze drie generaties moslims, Mohammeds metgezellen (de sahaba) en de twee volgende generaties, als leidraad voor hoe de islam moet worden betracht. Dit baseren zij onder meer op de volgende overlevering van de profeet Mohammed: “De beste mensen zijn mijn generatie, dan die hen opvolgen en daarna die hen opvolgen.” De vierde generatie opvolging werd geleid door Ali, de schoonzoon van Mohammed. Deze Ali wordt gezien als de belangrijkste figuur in het sjiisme en is de eerste van twaalf generaties ‘imams’, die dan voor de sjiitische moslims weer gelden als leiders van de gemeenschap. Met deze splitsing in autoriteit is religieuze en politieke strijd ontstaan binnen de jonge islamitische gemeenschap. Salafisten vinden dan ook dat de periode van Mohammeds leven, inclusief het leven van de eerste drie kaliefen na hem, de ideale periode van de islam vormt. Want toen was er geen strijd en was er geen politiek. In die periode bestond er dus een perfect kalifaat. In het dagelijks leven betekent dit een letterlijke navolging van Koran en soenna, de levens- en handelwijze van Mohammed. Iedere afwijking van de salafistische leer zoals sjiisme, soefisme of liberale soennitische stromingen, wordt verworpen. Scheiding tussen mannen en vrouwen, kledingvoorschriften, voedingsvoorschriften, gebedsvoorschriften en economische voorschriften worden nauwkeurig nageleefd. Iedere vorm van persoonsverheerlijking is verboden en ook foto’s van mensen worden om die reden vaak niet toegestaan. Het vieren van verjaardagen, seculiere feesten en participeren in democratische structuren wordt gezien als onislamitisch. De richtlijnen baseren salafisten op geleerden, die niet altijd door de mainstream islam worden erkend. Richtlijnen moeten namelijk gebaseerd zijn op betrouwbare bronnen die met een grote zekerheid te herleiden moeten zijn tot Mohammed zelf. Juist op dit punt verschillen de islamitische geleerden van elkaar en daarom bestaan er binnen de islam diverse stromingen en

leerscholen, vaak opgehangen aan de leer van invloedrijke geestelijken.

Theocratie De term ‘salafisme’ wordt in de wetenschappelijke literatuur gedefinieerd als “een ‘brede stroming’, of ‘spectrum van stromingen’ binnen de islam, die ‘conservatief’, of ‘ultraorthodox’ is, en die streeft naar een ‘zuivere’ islam waarbij letterlijke interpretatie van de basisbronnen centraal staat.” In bijna alle literatuur wordt salafisme geplaatst in de context van veiligheid of radicalisme. In de meeste gevallen is dat omdat de relatie tussen salafisme en radicalisme het onderwerp van onderzoek is. Maar ook in de onderzoeken die niet gaan over radicalisme, maar alleen over salafisme zelf, wordt regelmatig gewezen op de maatschappelijke situatie waarin salafisme wordt geassocieerd met radicalisme. Hiermee wordt salafisme weliswaar niet gelijkgesteld met radicalisme, maar wel in de context van radicalisme geplaatst. De vergelijking met reformatorische christenen dient zich aan. Ook zij staan namelijk een wereld voor waarin theologische principes alle facetten van de samenleving raken. En zowel salafisten als ultraorthodoxe christenen wensen de theocratie: de staatsvorm waarin de godheid als onmiddellijke gezagsdrager wordt beschouwd. Elk element uit het persoonlijke en georganiseerde leven moet in dienst staan van of voortvloeien uit de religie. Het geven van je leven in de navolging van Jezus wordt gezien als een deugdelijke daad. Maar dit denken uit zich niet (meer) in daden van geweld. Daar waar de SGP, als het politieke uithangbord van reformatorische christenen, zich in politiek opzicht stevig genesteld heeft in de democratische rechtsstaat, hebben salafisten geen politieke vertegenwoordiging. Mede vanwege de

Salafisme is een manier voor jongeren om zich af te zetten tegen de oudere generatie

eerder genoemde nationale incidenten en internationale ontwikkelingen bestaan er over de ‘onzichtbare’ salafistische gemeenschap in Nederland zorgen. In het jaarverslag 2007 schat de AIVD dat 20.000 tot 30.000 moslims in Nederland zich in meer of mindere mate aangetrokken voelen tot de ‘radicale boodschap’ van salafistische jongerenpredikers. Zij baseert zich hierbij op een schatting van het aantal bezoekers aan ‘salafistische centra’. Maar in 2015 werd in het AIVD/NCTV-rapport Salafisme in Nederland: diversiteit en dynamiek gesteld: “Het precieze aantal ‘volgelingen’ is niet vast te stellen vanwege de eerder beschreven diversiteit en diffuse begrenzing van de beweging.”

Drie soorten Men weet dus niet zeker hoeveel moslims ‘het salafisme’ aanhangen, waarbij de term vaak als containerbegrip wordt gebruikt. Als je al van een opdeling kunt spreken, dan is de volgende driedeling leidend bij onderzoekers: apolitiek salafisme, politiek salafisme en jihadistisch salafisme. Simpel samengevat zijn de apolitieke salafisten degenen die zich in meerdere of mindere mate isoleren van de maatschappij. Deze ‘puristen’ zijn niet politiek actief omdat zij vinden dat leiding geven aan de mensheid de taak van God is. Geweld wordt principieel verworpen en ze zijn voornamelijk bezig met het inrichten van hun eigen leven naar hun religieuze interpretatie van de Koran. Politiek salafisten komen overeen met puristen maar verwerpen politieke deelname niet. Deze dient echter het doel een islamitische samenleving te verwezenlijken. Geweld wordt ook door hen in principe afgekeurd, tenzij ter verdediging, bijvoorbeeld tegen de Amerikaanse aanwezigheid in Irak of tegen ‘onislamitische’ dictators in het Midden-Oosten. Deze twee categorieën wijzen dus geweld af, terwijl de derde categorie, de jihadistische salafisten, zich onderscheidt door de goedkeuring van het gebruik van geweld. Jihadistische salafisten stellen de innerlijke en uiterlijke jihad direct als tweede plicht na de geloofsbelijdenis (het geloof in Allah, de Ene God). Verdediging tegen aanvallen van ‘ongelovigen’ wordt gezien als een heilige plicht waarvoor een ware moslim zelfs het eigen

juni 2019

33_Artikel_05L.indd 15

15

23-05-19 16:32


✽ islam leven ter beschikking moet stellen. In de meest radicale versie worden beledigingen tegen de islam, zoals spotprenten, ook als ‘aanval’ gezien, of is zelfs geweld om de islam te verspreiden geoorloofd. Met name de visies over de verhouding tot de maatschappij laten zich goed samenvatten in de driedeling van apolitiek, politiek en jihadistisch. Alle groepen zijn het bijvoorbeeld eens over het stichten van een islamitische staat. Deelname aan democratische processen, hoewel onwenselijk en soms zelfs verboden vanuit de theologische ideologie, blijkt dus goed mogelijk te zijn, hoezeer ook ingegeven door pragmatische overwegingen. Zie hier de parallel met de SGP en haar achterban.

Vrouw in zwarte nikab toont teken ‘overwinning’.

Jongere generatie Sommige salafisten hebben een confronterende, afwijzende of zelfs veroordelende houding naar medemoslims in hun directe omgeving. Het betreft onverdraagzaamheid en intolerantie jegens (mede)moslims die de salafistische boodschap niet volgen, zoals de sjiieten en de soefi’s. Hierbij speelt het gebruik van kennis een grote rol, waarbij de salafist zich autoritair opstelt naar anderen door het salafisme als de onbetwijfelbare waarheid te presenteren waaraan men zich dient te conformeren. Het salafisme onder de jongere generatie leidt soms tot conflicten met de oudere generatie, die een meer culturele, minder puristische vorm van islam hanteert. Salafisme is dan een manier voor de jongere generatie om zich af te zetten tegen de oudere generatie. Met islamitische argumenten kunnen salafistische moslima’s een sterke emancipatoire agenda voeren tegenover hun (traditionele) ouders, en tegenover autoritaire mannelijke verwanten. Dat wordt hen overigens niet altijd in de moslimgemeenschappen, zowel salafistisch als anderszins, in dank afgenomen. De mate waarin deze processen van inclusie en exclusie kunnen floreren is voor een groot deel afhankelijk van de wijze waarop de ontvangende samenleving hen bejegent. Het is een algemeen bekend feit dat salafisme, door zijn strikte opvattingen en gedragingen, mede aanleiding heeft gegeven tot discussie over de rol die religie kan en mag spelen in de publieke ruimte, en ook heeft bijgedragen aan vooral nega-

16

33_Artikel_05L.indd 16

tieve beeldvorming over ‘de islam’ in het algemeen – en salafisme in het bijzonder. Het salafisme voorziet in behoeften onder jongeren doordat het een eenvoudige oplossing biedt voor voornamelijk jongeren die worstelen met hun positie in Nederland, migratieproblematiek, kritiek op de islam, zingeving, persoonlijke vragen en sociale binding. Jongeren zoeken naar een manier om moslim te zijn in de niet-islamitische culturele context van Nederland. Het salafisme creëert sociale ruimtes waar moslimjongeren zich geaccepteerd voelen en waar zij hun geloof tot uitdrukking kunnen brengen, voeden en versterken. Iets wat in hun ogen niet vanzelfsprekend is in een seculiere westerse samenleving. Moslimjongeren zitten daarnaast met kennisvragen waarmee ze niet bij hun ouders terecht kunnen, en vaak ook niet bij de imam in de gemiddelde moskee. Via vrienden en internet gaan ze op zoek naar antwoorden. Zo komen sommigen terecht bij het salafisme en zoeken ze hun heil bij de ‘ware islam’, ontdaan van de cultuur van hun ouders. De salafistische boodschap is makkelijk vindbaar omdat het breed wordt uitgedragen op het internet. Enerzijds vormt het salafisme een ‘makkelijk recept’ en een eenduidig houvast. De strakke en duidelijke leefregels van het salafisme bie-

den zoekende jongeren ook duidelijkheid in een snel veranderende, pluralistische maatschappij, waarin normen en waarden vaak afhankelijk lijken van individuele keuzen. Anderzijds biedt salafisme ook een manier om verdieping en zingeving aan het leven te geven. De zingeving, persoonlijke vragen en sociale binding die salafisme biedt is niet alleen aantrekkelijk voor moslims, die daarin vaak een ‘wedergeboorte’ situatie meemaken, maar ook voor Nederlandse bekeerlingen.

Interne dialoog Het is belangrijk dat salafisten niet als gevaarlijke, homogene groep worden weggezet door media, politiek en overheid. De diversiteit binnen de salafistische gemeenschap biedt namelijk handvatten voor interne dialoog, emancipatie en maatschappelijke participatie. Religieuze orthodoxie heeft nooit een directe lijn met jihadisme of geweld, maar jihadistische elementen binnen het salafisme zijn er wel degelijk. Deze kunnen daarom niet alleen door de overheid, maar juist in samenwerking met andere salafisten worden weerstaan.

.

Enis Odaci is voorzitter van de stichting Humanislam, een denktank voor islamitisch humanisme.

juni 2019

23-05-19 16:33


Beeld: Christiaan Krouwels

column Roel Abraham ✽

Sylvana Simons vergat voor het gemak zes miljoen Joden e liggen weer achter ons: de dagen die ons laten terugblikken. Op oorlogen en slachtoffers. Op helden en meelopers, op verraders en uitbuiters. En elk jaar is het beladen, is er wel een klein of groter relletje, een faux-pas van een spreker, een foute herdenking in een of ander dorp waar opeens ‘de Duitsers’ ook worden herdacht als slachtoffer, want ook jonge jongens en dus ook zielig.

Z

We hadden de Damschreeuwer een paar jaar geleden en dit jaar was daar de partij Bij1, van Sylvana Simons, die ook wat te schreeuwen had. In een poging mensen uit minderheidsgroepen aan zich te binden vond deze partij het nodig om op te roepen op 4 mei twee minuten stil te zijn om 8 uur des avonds. O, maar da’s toch mooi? Beter dat dan dat jongeren met de kransen gaan voetballen lijkt me. Zeker, een loffelijk streven om ook groepen die niet onze historie delen op die manier bij de geschiedenis van ons land te betrekken. Echter, u voelt hem hopelijk aan aankomen: ze vroeg om stil te staan bij deze groepen and I quote: ‘Roma, Sinti, lgbtiq+, communisten en anarchisten, en mensen met een beperking. We spreken extra dank uit aan de moslims en mensen van kleur voor hun rol in de bevrijding.’ Lees het rijtje nog maar eens rustig door. Hee, da’s mal. De grootste groep slachtoffers, de Joden, die worden voor het gemak maar even overgeslagen. Zelfs mijn linkse kennissen, die vaak zover mogelijk doorbuigen en meeveren met mevrouw Simons vielen stil. De Joden worden niet genoemd. Je hoeft uiteraard niet alle zes miljoen bij naam te noemen. Dan ben je ongeveer een miljoen minuten bezig, denk ik. Zonder pauze. Dat is zo’n 16.500 uur. Ruim dertien jaar onafgebroken. Ook alleen de 101.800

vermoorde Nederlandse Joden zouden heel wat tijd in beslag nemen. Maar ze helemaal niet noemen? Zolang je genoemd wordt ben je er nog een beetje. Dat is kennelijk niet de bedoeling. Wat zit hier achter? Wat ik vrees: veel mensen zijn tegenwoordig wel een beetje klaar met die slachtofferJoden. Ze zijn het gezeur over de oorlog beu, ze zijn het zat. Joden zijn tegenwoordig zelf dader geworden, getuige het gedrag van Israël jegens de Palestijnen. ‘Ze hebben niks geleerd van hun geschiedenis.’

schold in februari nog een Joodse man uit voor ‘kankerzionist’ en collega-raadslid So Roustayar verklaarde begin mei nog dat ze het jammer vond dat er geen raketaanval op Israël kwam. Gelukkig werd ze op haar wenken bediend. Het past allemaal in het plaatje. En weet u: ik word er treurig van. Ooit was ik lid van de PSP, daar was geen sprake van het uitsluiten van groepen. Ik (dienstweigeraar) voelde me er welkom. Er is in links Nederland een tweedeling ontstaan. Een echte nog linkse groep en eentje waar Joden niet gewenscht zijn.

Dit laatste zinnetje is de Kwaadmaker van de Maand, wat mij betreft. Ik hoor het namelijk regelmatig en het suggereert dat de Holocaust of Sjoah een soort opvoedcursus was voor Joden, die jammerlijk gefaald heeft. Nogmaals: ik hoor hem vaak. Er zit veel in: ‘jullie’ zijn geen haar beter dan de nazi’s, jullie zouden beter moeten weten, jullie, jullie, jullie. Jullie bent Jodenvolk, denk ik dan maar. Joden moeten moreel verheven zijn boven de rest der mensheid omdat ze al 2.000 jaar lang zelf vervolgd werden. Helaas, helaas, wat vallen die akelige Joden weer tegen. Afijn. Ik zal u niet vermoeien met de zoveelste driepuntspreek over hoe menslievend of democratisch het moderne Israël is, hoeveel ruimte daar is voor ‘Roma, Sinti, lgbtiq+, communisten en anarchisten, mensen met een beperking, moslims en mensen van kleur’. U weet het zelf ook wel: óf u begrijpt wat ik bedoel, óf u staat op het standpunt dat Israël een onderdrukkende terreurstaat is. Het fijne: u mag vinden wat u wilt en dat doet u. Genoeg hierover dan ook.

Roel Abraham is naast schrijver ook vader van zes kinderen en dat met slechts één echtgenote, actief in het joodse leven, rijdt Trabant en vindt wel eens wat van dingen.

.

Heeft de Holocaust als opvoedcursus voor Joden jammerlijk gefaald?

Terug naar de partij van Sylvana Simons. Waarom zo nadrukkelijk de Joden niet genoemd? Dat doe je niet per ongeluk. Raadslid Jazie Veldhuyzen van haar partij

juni 2019

11_Column_01R.indd 17

17

23-05-19 16:33


✽ homo & kerk

Zestig jaar homo-emancipatie in domineesland

DE KAST, DE KERK EN HET KONINKRIJK “God wil, dat u als een vrij mens leeft”, zo hield radiopastor ds. Alje Klamer in 1961 zijn homoseksuele luisteraars voor. “Dank God voor de liefde, die u als homoseksueel kunt beleven en mag beleven.” Religieuze opinieleiders stonden in Nederland mee aan de wieg van de acceptatie van homoseksualiteit. En de eerste mannenkus werd uitgezonden door de KRO. Tekst: David Bos Beeld: IHLIA/ Hans van der Weijden (18)

et jaar 2019 is een jubeljaar voor LHBT-activisten. Eind deze maand is het namelijk een halve eeuw geleden dat New Yorkse transgenders, lesbo’s en

H

homo’s zich met hand, tas en tand verzetten tegen de zoveelste politie-inval in ‘hun’ bar: de Stonewall Inn. Over dit blijk van weerbaarheid ontstond een mythe met bijpassend ritueel: jaarlijkse Pride para-

des, in en ver buiten de Verenigde Staten. ‘Stonewall’ symboliseert de coming-out van een zelfbewuste sociale beweging. Hier te lande kwam die al eerder uit de kast. Op 21 januari 1969 demonstreerden

Demonstratie tegen bisschop Gijsen, Paaszaterdag 1979.

18

33_Artikel_07L.indd 18

juni 2019

23-05-19 16:34


achtergrond ✽ homostudenten op het Binnenhof tegen een wetsartikel (248 bis, Wetboek van Strafrecht) dat een hogere leeftijdsgrens stelde op homo- dan op heteroseks. Dit was niet alleen de eerste homodemonstratie in Nederland maar zelfs in Europa. Er was moed voor nodig om zo publiekelijk kleur te bekennen, en niet slechts ‘een plekje onder de zon’ te vragen maar gelijke rechten. De leuzen van de demonstranten waren overigens bescheiden: Wij zijn toch ook mensen van vlees en bloed – Wij zijn toch ook mensen met gevoel – Vernietig dáárom art. 248 bis – A.U.B. Het gewraakte wetsartikel werd in 1971 inderdaad geschrapt. De overheid streefde niet langer naar het beschermen van de samenleving tegen homoseksualiteit, maar naar het omgekeerde. ‘Homofielen’ golden voortaan als een beschermingswaardige minderheid.

Niet doodzwijgen Deze ontwikkeling, die van Nederland een van de homovriendelijkste landen ter wereld heeft gemaakt, wordt vaak toegeschreven aan secularisatie. Logisch, want de jaren zestig en zeventig waren een tijdperk van ontzuiling en versnelde ontkerkelijking. Maar sommige kerken en religieuze opinieleiders hebben juist veel bijgedragen aan de homoacceptatie. Een van hen was de hervormde ds. Alje Klamer, die in 1959 in dienst was getreden bij het IKOR alias de IKON: het omroepje dat uitzendingen verzorgde namens een reeks protestantse kerkgenootschappen. Klamer heette niet radiopredikánt, maar radiopástor. Je kon hem bellen of opzoeken als je ergens mee zat. Dit anonieme pastoraat – lang voor internet – bleek voor sommigen een uitkomst. Zo kreeg Klamer in zijn allereerste werkweek bezoek van een man die onthulde dat hij homo was. Tallozen zouden volgen. Na twee jaar luisteren deed Klamer uit de doeken wat hij had geleerd. ‘Doodzwijgen of liefhebben?’ heette zijn radiopraatje van juni 1961. Zoals altijd werd het uitgezonden op zondag om iets voor zessen – als veel mensen nog net niet aan tafel zaten, en nog lang niet in bed lagen. “Ik wil vanmiddag met u praten over het doodzwijgen van honderdduizenden homoseksuelen in ons land,” zei Klamer, en beschreef de schrij-

nende gevolgen van een levensgroot taboe. In plaats van dit onderwerp op kousenvoeten te benaderen zette Klamer meteen ferme stappen. Zo vergeleek hij het doodzwijgen van homoseksuelen met dat van de jodenvervolging (“U weet dat allemaal niet? U wilt het liever ook niet weten?”) en hun lijden met dat van Christus. Sterker nog, bij zijn wederkomst zou Jezus zeggen: “Ik ben homoseksueel geweest en gij hebt Mij doodgezwegen...” Tot luisteraars die zelf homo waren, sprak Klamer: “God wil, dat u als een vrij mens leeft. Laat u geen slavenjuk opleggen. Veroordeel niet. Wees wel verontwaardigd. Ook al hebben uw eigen ouders, uw kerk, uw vrienden u afgewezen, ook al zwijgen ze u dood, God aanvaardt u zoals u bent.” Of hét ook mocht, zei Klamer niet – maar wel: “Dank God voor de liefde, die u als homoseksueel kunt beleven en mag beleven.” Er wordt weleens schamper gedaan over pastoraat voor ‘homofielen’. Het zou neerbuigend zijn, apolitiek, en bleek afsteken bij hedendaags activisme. Maar Klamers uitspraken klinken als een klok en zijn wars van paternalisme: “Ik vraag van u geen medelijden met de homoseksuele medemens.” Zijn strijd tegen doodzwijgen doet zelfs denken aan de leus van aidsactivisten in de jaren tachtig en negentig: Silence = death.

Dominee Alje Klamer tot homo’s: ‘God wil, dat u als een vrij mens leeft’ soortgelijke pocket, De homosexuele naaste. Een van de bijdragen was van zo’n naaste in eigen persoon: Nomen Deest ( ‘de naam ontbreekt’), pseudoniem van Nico Dekker. Een andere bijdrage handelde over de – voor protestanten kardinale – vraag wat de Bijbel zegt over homoseksualiteit. Weinig, zo had de gereformeerde dr. S.J. Ridderbos al in 1959 geconcludeerd: veroordeeld werden alleen seksuele wanpraktijken ten dienste van valse goden. Beide boekjes werden verslonden, ook door buitenkerkelijken, want toegankelijke lectuur over homoseksualiteit was schaars. De ‘medemenselijke’ benadering die ze bepleitten, verspreidde zich snel door de zuilen. Zo zond de KRO in april 1970 een tv-documentaire uit, Een homofiel, waarin de hoofdpersoon al in de eerste minuut zijn vriend een zoen gaf: de eerste mannenkus op de Nederlandse buis. Verderop sprak hij in een mis over homoseksualiteit als ‘gave Gods’.

Eerste mannenkus Klamers toespraak ontkende een lawine aan reacties, waaronder hatemail aan de ‘flikkerdominee’ maar vooral hartenkreten van mensen die worstelden met eigen of andermans ‘zó-zijn’. Om hen te helpen, stichtte Klamer – samen met de gereformeerde ds. Rein Brussaard en de katholieke pater Joop Gottschalk – een landelijk netwerk van gesprekskringen. Bovendien vormden ze een pastorale denktank, die zich sterk maakte voor hulpverlening, opinieonderzoek, afschaffing van 248 bis en erkenning van het COC. Klamer stond dus niet alleen, en evenmin was hij de eerste. In 1958 was een katholiek Pastoraal Bureau geopend, waar homo’s te rade konden gaan bij priesters en psychiaters. In het voorjaar van 1961 publiceerden ze een ‘pastoreel cahier’, waarin ze pleitten voor (zelf)aanvaarding van homoseksuelen. Protestanten – merendeels verbonden aan de VU – publiceerden eind 1961 een

Rebelse katholieken Nederlandse katholieken waren decennialang de braafste van Europa geweest, maar rond 1960 was een geest van radicale vernieuwing vaardig over hen geworden. Waar ze vroeger bekend hadden gestaan als maatschappelijk achtergesteld en cultureel achterlijk, begonnen ze nu uit te blinken door vooruitstrevendheid. Zo leerde het eerste opinieonderzoek over homoseksualiteit, in 1969, dat katholieken daar vaker en vrijer over spraken dan protestanten én buitenkerkelijken. Des te groter was de schok toen het Vaticaan eind 1970 de conservatieve Ad Simonis parachuteerde als bisschop van Rotterdam. Het COC gaf een persbericht uit, waarin ze diens opvattingen over homoseksualiteit ‘achterhaald’ noemde en de vijf katholieke leden van het (achtkoppige) hoofdbestuur zeiden te hopen dat hij zou bedanken. IJdele hoop: begin 1972 volgde

juni 2019

33_Artikel_07L.indd 19

19

23-05-19 16:34


✽ homo & kerk de benoeming van de ronduit reactionaire Jo Gijsen tot bisschop van Roermond. Daar kwam het, jaren later, tot een confrontatie. De eerste homodemonstratie, in 1969, was lang ook zowat de enige gebleven. Terwijl in allengs meer Amerikaanse en Europese steden jaarlijks Pride parades werden gehouden, zagen Nederlandse homoactivisten weinig heil in het vieren van hun identiteit. Ze streefden veeleer naar ‘integratie’, door opheffing van de seksuele hokjesgeest. Pas in juni 1977 gingen ze voor het eerst en masse de straat op: een protest tegen de Amerikaanse evangelical Anita Bryant, die campagne voerde tegen gay rights. Ook de tweede demonstratie van formaat, in 1979, had een religieuze aanleiding. In een interview had Gijsen gezegd dat de communie moest worden geweigerd aan ‘praktiserende homofielen’. Niet alleen zij, maar ook hetero’s reageerden geschokt – alsof ze hadden verwacht dat de kerk het juist zou opnemen voor deze minder-

Bidden met bijbel, rozenkrans én regenboogvlag.

20

33_Artikel_07L.indd 20

Ook iemand ‘die van zijn homofilie niet afkomt’ kon een waar christen zijn

heid. Duizenden togen naar Roermond en maakten de dag voor Pasen tot de allereerste Roze Zaterdag, met een leus die er niet om loog: ‘Gijsen, flikker op!’ Ook priesters, religieuzen en zelfs enkele medebisschoppen distantieerden zich van hem. Maar het Vaticaan ging door met het in het gareel brengen van deze rebelse kerkprovincie. Vandaag de dag is het moeilijk voor te stellen dat ze ooit homovriendelijk heette. Stephan Sanders heeft meer uit te leggen over zijn bekering dan Gerard Reve had.

Ware christenen Duurzamer was de ontwikkeling in de Gereformeerde Kerken in Nederland. Deze waren geboren uit onvrede met de onrechtzinnigheid van de Nederlandse Hervormde Kerk maar vanaf de late jaren zestig haalden ze haar links in. Een rapport Over mensen die homofiel zijn (1972) concludeerde dat de Bijbel hen niet veroordeelde, want: “Wij weten meer dan Paulus.” Ook stelde het “...dat er geen reden is een homofiel vrienden- of vriendinnenpaar aan te raden in onthouding te leven.” Daarmee was de kogel door de kerk. “Totale revolutie”, brieste het – toen nog strikt vrijgemaakt-gereformeerde – Nederlands Dagblad, en de jonge EO maakte een hele reeks programma’s over homoseksualiteit als neurose, misgeboorte van seksuele revolutie en teken van de eindtijd. De VPRO, de IKON en de KRO noemden dat een “gevaar voor de geestelijke volksgezondheid,” en “misbruik van de Bijbel”. Homoseksualiteit kwam zo centraal te staan in de strijd tussen progressief-christelijke (of seculiere) en behoudend-protestantse Nederlanders; het werd een identiteitsbepalende kwestie die traditionele leergeschillen overschaduwt. Minder opvallend is dat ‘bijbelgetrouwe’ protestanten ook onderling van mening verschillen. De vrijgemaakte ethicus dr.

J. Douma, bijvoorbeeld, concludeerde in 1973 “...dat God geen homoseksueel verkeer wil”. Maar terwijl in veel evangelicale en pinkstergemeenten werd en wordt aangestuurd op het ‘genezen’ van homo’s, stelde Douma dat ook iemand “die van zijn homofilie niet afkomt” een waar christen kon zijn. Zij of hij mocht hét niet doen, maar mocht er wezen. Daarmee ontstond er ruimte voor homo-emancipatie in orthodox-gereformeerde kring. Ook hier werden homoseksuelen hoorbaar en, niet lang daarna, zichtbaar. Vandaag de dag wordt er zelfs gepleit voor het zegenen van relaties (wat pastores als Brussaard trouwens al in de jaren zestig deden).

Wonden likken In de Biblebelt kwam de herbezinning op homoseksualiteit later en moeizamer op gang. Niet alleen omdat refo’s neigen tot ‘wereldmijding’ maar omdat zij vaak – net als evangelicalen – vinden dat geloof primair gestalte moet krijgen in het innerlijk. Dat maakt het moeilijk te rijmen met homoseksuele verlangens – zelfs als het daarbij blijft – of een dito identiteit. Vandaar dat er vaak wordt gesproken van ‘mensen met homogevoelens’. Sommige refo’s noemen zich echter ronduit homo, en zij die een relatie hebben worden niet meer per definitie geweerd van het avondmaal of de deur uitgezet. Hoeveel er is veranderd blijkt uit de afschuw waarmee ook veel conservatieve christenen reageerden op de Nashvilleverklaring. De hardcore refo’s en evangelicalen die haar hadden gelanceerd, kregen links én rechts een draai om hun oren. Zij likken nu wonden en mompelen ‘misverstand’. Sommigen lijken echter nog meer dan tevoren bereid om, als martelaren der laatste dagen, slag te leveren met ‘de agressieve homolobby’ en ‘de genderideologie’. Gestreden is deze strijd dus nog niet – net zomin als die tegen mazelen. Maar dankzij zowel gelovigen als ongelovigen zijn de bordjes verhangen.

.

David Bos is historicus. ‘De kast, de kerk en het Koninkrijk’ is ook de titel van een documentaire (regie Noud Holtman, research Ruben Altena, eindredactie Ida Overdijk) die op zondag 30 juni vanaf 22.30 uur wordt uitgezonden door de EO op NPO2.

juni 2019

23-05-19 16:34


schrijfwedstrijd 2019 ✽

‘WIE ZAL ONS LEIDEN?’ ‘Wie zal ons leiden?’ luidt het thema van de Volzin-schrijfwedstrijd 2019. U kunt tot 9 september een pakkend essay inzenden. Er zijn drie prijzen te winnen. Daarnaast verschijnen de bekroonde essays in het eerste nummer van Volzin in 2020.

e elfde editie van de Volzinschrijfwedstrijd staat in het teken van leiderschap. Een hoogst actueel thema, lijkt het. ‘Wie zal ons leiden?’ luidt de vraag. Een sterke leider? Een dienstbare leider? Of is het beter niet al te zeer op leiders te vertrouwen en zelf het heft in handen te nemen? Leiderschap heeft in onze tijd een dubbel gezicht. Paus Franciscus en Angela Merkel zijn populair, Donald Trump en Vladimir Poetin zijn dat op hun manier ook. Aan de ene kant is er alom een verlangen naar inspirerende leiders. Mensen met een visie die de talloze uitdagingen en problemen van onze tijd voortvarend aanpakken. Leiders die hun volgelingen weten te begeesteren om ongebaande wegen te gaan. Leiders ook die het niet bij mooie woorden laten, maar die zelf van aanpakken weten en met hun voeten in de modder staan. Aan de andere kant is er een roep om ‘sterke leiders’ die velen angst aanjaagt. Een sterke man – dictators zijn bijna altijd mannen! – die voor ons de problemen oplost die we

D

zelf niet kunnen, durven of willen oplossen. Ook binnen religies heeft leiderschap een dubbel gezicht. Binnen het christendom bijvoorbeeld heten leiders vanouds ‘herders’ en ‘dienaren’ te zijn. Maar niet zelden blijken kerkelijke leiders zich te verheffen boven hun kudde en meer op eigen voordeel en (seksuele) lust uit te zijn dan op het welzijn van hun gelovigen. En dan is er nog de vraag naar leiderschap in het alledaagse leven. Hoe doe je dat eigenlijk, een geloofwaardige moeder of vader voor je kinderen zijn? Is dat een kwestie van je kinderen bevestigen of ook van hen tegenspreken? Of hoe word je in de klas of op de werkvloer iemand met gezag? ‘Wie zal ons leiden?’ is een thema dat zich in vele richtingen laat uitwerken. Elke uitwerking en invalshoek is toegestaan mits het thema maar herkenbaar blijft. De opdracht voor de Volzin-schrijfwedstrijd luidt: schrijf een pakkend essay over leiderschap. Daarin is zowel ruimte voor ervaringen als inzichten.

Voorwaarden

. De Volzin-schrijfwedstrijd staat open voor iedereen. . De maximale lengte van de inzending is 1.600 woorden. . Inzendingen moeten uiterlijk maandag .

9 september 2019, 9.00 uur, ontvangen zijn. Inzendingen dienen digitaal (in Word) en per e-mail te worden aangeleverd. Te mailen aan: schrijfwedstrijd@volzin.nu; bijdragen moeten voorzien zijn van personalia (naam, adres, leeftijd, geslacht,

.

.

(voormalig) beroep) en de aanduiding ‘Volzin-schrijfwedstrijd 2019’; niet-digitale bijdragen worden niet in behandeling genomen. Inzenders verlenen aan Volzin het recht van eerste publicatie van de ingezonden bijdragen. Volzin houdt zich het recht voor inzendingen (ook) te publiceren op www.volzin.nu. Over de inhoud en de uitslag wordt niet gecorrespondeerd.

De jury, onder voorzitterschap van oudkatholiek aartsbisschop Joris Vercammen, hanteert bij de beoordeling van de inzendingen de volgende criteria. De bijdrage: bestaat uit een persoonlijk getoonzette uitwerking van het thema; is origineel van inhoud en invalshoek; is ‘prikkelend voor de geest’; is helder van stijl en toegankelijk geschreven;

. . . .

Prijzen De jury kiest uit de inzendingen een eerste, tweede en derde prijs. Daarnaast kiest zij nog maximaal zeven inzendingen die in aanmerking komen voor een ‘eervolle vermelding’. De winnaar van de eerste prijs ontvangt € 500,-, de winnaar van de tweede prijs € 300,-, de winnaar van de derde prijs € 200,-. Deelnemers aan de wedstrijd krijgen uiterlijk 15 november 2019 bericht over de uitslag. De bekroonde essays verschijnen, fraai geïllustreerd, in het eerste nummer van de jaargang 2020.

.

De juryleden van de Volzin-schrijfwedstrijd 2019, van links naar rechts: Joris Vercammen (voorzitter), Barbara de Lange, Peter Pot, Greet Prins, Elze Riemer, Jan van Hooydonk (secretaris).

juni 2019

11_Artikel_03R.indd 21

21

23-05-19 16:35


✽ milieu

Milieucrisis vraagt om een theologie van verbinding

WE MAKEN DEEL UIT VAN EEN TEER WEEFSEL

De moderne mens heeft de verbinding met de wereld om zich heen doorgesneden. Het gevolg is een milieucrisis zonder weerga. De breuk met onze omgeving kan zich volgens theoloog Thijs Caspers pas herstellen “als we beseffen dat we onlosmakelijk verbonden zijn met de specifieke plaats waar we leven”. Tekst: Thijs Caspers

n een van zijn meest recente boeken schrijft de Engelsman Paul Kingsnorth, voormalig milieuactivist en auteur, een even briljante als confronterende passage over de toiletervaring van de moderne mens. Hij zegt: “Het toilet is voor mij een goede metafoor voor de beschaving waar ik onderdeel van ben. Het is aangenaam, gemakkelijk, hygiënisch en heerlijk warm en droog. Het verschaft de meest luxueuze poepervaring die de mensheid ooit gekend heeft. Je kunt je behoefte doen zonder er ooit over te hoeven nadenken wat er gebeurt met de ontlasting en urine die je zojuist geproduceerd hebt, net als je waarschijnlijk nooit hebt nagedacht over de oorsprong van het voedsel waaruit het ontstaan is. ... Je kunt lekker warm zitten, een vermakelijk en ongecompliceerd boek lezen en vervolgens eenvoudigweg op een knop drukken om vervolgens nooit meer bezig te zijn met je eigen shit.” Dit inzicht is reden voor Kingsnorth om, als hij met zijn gezin vanuit Engeland naar het Ierse platteland verhuist, het toilet uit zijn huis te breken. Het verkwistende spoeltoilet vervangt hij door een composttoilet: een emmer met een deksel erop, die telkens weer opnieuw geleegd moet worden. De gang naar de composthoop als continue herinnering aan wat we produceren en achterlaten. Kingsnorth metafoor is briljant: hij richt de aandacht op een voor velen schaamte-

I

22

33_Artikel_04L.indd 22

volle maar noodzakelijke handeling die we allemaal kennen en waar we in het Westen een handige oplossing voor hebben gevonden in de vorm van het moderne toilet. Eén druk op de knop en schoon drinkwater spoelt alle viezigheid weg, waarna we er nooit meer naar om hoeven te kijken. Confronterend worden zijn woorden als we ze als metafoor zien voor onze houding in hoe we omgaan met de wereld. Dan staat de wc-ervaring voor de behaaglijke individualistische bubbel waarin we leven: waar alles vandaan komt dat onze bubbel zo comfortabel maakt weten we niet, en wat ermee gebeurt als we het hebben afgedankt beseffen we misschien nog wel minder. Alleen de behaaglijkheid van de binnenruimte is voelbaar. Wat de consequenties zijn van ons comfortabele binnen voor de buitenruimte is beetje bij beetje op de achtergrond geraakt. En als, op momenten, een knagend gevoel van ongemak zich van ons meester maakt, dan is het maar al te gemakkelijk om het te sussen. Het geloof in maakbaarheid is zo groot, dat iedere zorg over de natuur kan worden weggenomen: we vinden er wel wat op. De problemen van nu worden ondervangen door de oplossingen van morgen. No worries dus. Het zijn geruststellende maar giftige woorden die ons doen wegkijken van de ecologische ramp die zich op dit moment voltrekt. Van een massa-extinctie die zijn weerga niet kent,

zoals bijvoorbeeld René ten Bos – filosoof en voormalig ‘denker des vaderlands’ – ongemakkelijk laat zien in zijn onlangs verschenen boek Extinctie.

Spiritueel vacuüm Sussende woorden bedekken ook het pijnlijke gegeven dat velen van ons in spirituele zin in een vacuüm zijn geraakt. Opgesloten in onszelf, horen we alleen nog maar onze eigen stem. Priester en passionist Thomas Berry, een van de voorvechters van de ecotheologie, schrijft dat de mens de ‘grote conversatie’ met de wereld om zich heen heeft verbroken, met alle gevolgen van dien. Hij zegt: “We praten alleen nog maar tegen onszelf. We praten niet tegen de rivieren, we luisteren niet naar de wind en de sterren. We hebben de grote conversatie verbroken. Met het verbreken van deze conversatie hebben we het universum uiteen doen laten spatten. Alle rampen die op dit moment gebeuren zijn de consequentie

juni 2019

23-05-19 16:35


essay ✽ ‘Mensen zijn verbonden met het landschap.’

van dit spiritueel ‘autisme’.” De moderne mens die de verbinding met de wereld om zich heen heeft doorgesneden: het is een ongemakkelijk en onrustmakend gegeven. Dat doet tegelijkertijd de vraag opkomen waar we perspectieven kunnen vinden om iets van deze verbinding te herstellen. Kan bijvoorbeeld het christendom ons helpen? Zijn daarin woorden en gedachten te vinden die ons kunnen helpen ons ‘spiritueel autisme’ te doorbreken? Het korte antwoord op de vraag of het christendom kan helpen in het herstellen van de verbinding is ‘ja’. Maar alvorens hier iets over te zeggen mag het huidige tekortschieten van een betrokken groen christelijk geluid in ons land niet onbenoemd blijven. Een van de weinige uitzonderingen op het ongemakkelijk zwijgen is het onlangs verschenen omvangrijke boek Groene theologie van theoloog en predikant Trees van Montfoort.

(Een interview met haar verscheen in het maartnummer van Volzin). Van Montfoort constateert in haar boek dat het groene geluid in de Nederlandse theologie ‘zeer beperkt’ qua omvang is en ‘veelvormig’ tegelijkertijd. Ook zijn woorden als ‘natuur’ en ‘schepping’ meerduidig van aard: voor een vrijzinnig protestant betekenen ze iets anders dan voor een orthodox protestant of een katholiek. Dit maakt dat het ‘gesprek stokt’, ondanks de nodige initiatieven en aanzetten in het heden en verleden. Maar naast botsende referentiekaders is er volgens Van Montfoort nog een wezenlijker probleem. De moderne theologie, zegt ze – en daarmee ook het christelijk spreken dat er een afgeleide van is – heeft zich in de huidige tijd irrelevant gemaakt precies door haar verwevenheid met de moderniteit. De theologie zit vast in een mens-gecentreerde zienswijze die juist ten grondslag ligt aan de crisis waarin het milieu zich

bevindt. Omdat de theologie binnen dit moderne wereldbeeld daarnaast niet meer over de hele werkelijkheid kan gaan (hier gaan de natuurwetenschappen over), blijft als schrale troost slechts het domein van de ethiek over. Christelijk spreken heeft zich versmald tot moraal en het spreken over zingeving. De theologie heeft zichzelf zo bezien eigenhandig buitenspel gezet. Of zoals Van Montfoort het zegt: “Een theologie die haar uiterste best doet voor moderne mensen begrijpelijk te zijn, loopt het grote risico dat ze zich zo aanpast aan de tijdgeest dat ze niets meer te zeggen heeft.”

Relatie als ingang Maar hoe dan wel? Hoe kan de theologie, hoe kan christelijk spreken een zinnig spreken zijn voor de pregnante situatie waarin we beland zijn? Volgens Van Montfoort kan dit alleen als we de reikwijdte van de theologie herontdekken. Ecologische of groene theologie zijn geen subdiscipline van de

juni 2019

33_Artikel_04L.indd 23

23

23-05-19 16:35


werkk iin uitvoering

Nederlands Gregoriaans Festival 2019

Thematisch festivalweekend rond het gregoriaans concerten, schola-estafette, lezingen, workshop Collegium Vocale Eindhoven Vocaal Ensemble Markant Wishful Singing Ensemble Organum Gregoriana Amsterdam Ensemble Cantores Sancti Gregorii Cantamare

www.gregoriaansfestival.nl

vr 14 za 15 zo 16 juni

Aanvullende financiering gezocht voor zeer winstgevend project Rente 8% plus winstdeling Inl. NBB, Postbus 173, 2130 AD Hoofddorp of tel 06-17556050

RQYHUJHWHOLMNH

ZHUNYDNDQWLH KHW KHOH MDDU GRRU DIACONALE WERKVAKANTIES

DIACONALE STEUN

een midweek de handen uit de mouwen voor dak- en thuisloze medemensen die even op adem komen in de Achterhoek. Gegarandeerd onvergetelijk, waardevol, verrijkend en verrassend…..

voor dit unieke project is van harte welkom. We zijn voor een groot gedeelte afhankelijk van giften en collectes. Gegarandeerd zinvol besteed aan onze diaconale doelstelling…..

…. boek nu via de site of bel

19VOL006_ADVERTENTIES.indd 24

…. word nu donateur

STICHTING HET PASSION Tel. 0314 382 462 6999 DD Hummelo info@hetpassion.nl www.hetpassion.nl Bank NL11 TRIO 078.13.22.618

22-05-19 15:16


milieu ✽ theologie, maar laten ten diepste zien waar het in de theologie over gaat: over Gods betrokkenheid op de hele wereld. De theologie hoort niet slechts na te denken over zin en moraal, ze gaat ook niet alleen over de mensenwereld en hun geloof, maar over de gehele aarde en kosmos. De theologie kan zo bezien alleen haar relevantie hervinden als ze door de grenzen van de moderniteit breekt die ze zichzelf heeft opgelegd. Pas als de theologie weer beseft dat ze iets waardevols te vertellen heeft over en voor de aarde als geheel, hervindt ze haar relevantie voor het heden. Christelijk spreken wordt weer geloofwaardig als ze door de grenzen breekt van de moderniteit. Door een radicale betrokkenheid te tonen op al het leven en te zien dat ten diepste alles met alles verbonden is. Dat is nogal wat. Waar moet je in hemelsnaam beginnen? Een interessante ingang zou, naar mijn idee, het woord ‘relatie’ kunnen zijn. Het is precies de relationele dimensie die het kloppend hart vormt van het christendom. Ze licht bij uitstek op in het godsbeeld zelf, waarin eenheid en relatie elkaar niet uitsluiten maar samengaan. Vader, Zoon en Heilige Geest zíjn relatie en verbondenheid, te onderscheiden maar één. Zo bezien vormt het woord relatie voor het christendom geen bijproduct, het zit het in haar vezels. Niet alleen in het godsbeeld komt ‘relatie’ tot spreken, ook in het christen-zijn zelf. In het allereerste langere document dat verscheen onder het pontificaat van paus Franciscus wordt relatie direct centraal gesteld. Franciscus zegt: “Aan het begin van het christen-zijn staat niet een ethische beslissing of hoogstaand idee, maar de ontmoeting met een gebeurtenis, met een Persoon, die ons leven een nieuwe horizon en daarmee de beslissende richting geeft.” Zo bezien begint het christendom niet met allerlei abstracte ideeën, gecompliceerde gedachten of ethische afwegingen, maar simpelweg met een ontmoeting. Het gaat om de relatie met Jezus, van waaruit het andere voortkomt: onze relatie met onszelf, met anderen en de omgeving waar we onderdeel van zijn. Wanneer we aandachtiger kijken is het niet alleen de relatie op zichzelf, maar meer nog de gerichtheid ervan, die opvalt in het christendom. De dominicaanse theoloog

Relatie is het sleutelwoord om uit onze bubbel te breken Edward Schillebeeckx verwoordt het mooi als hij zegt dat we allereerst zijn opgeroepen tot bevrijding van ánderen, niet van onszelf. Immers, zo vervolgt hij, ook Jezus “heeft niet gevochten voor zijn eigen vrijheid, maar altijd voor de vrijheid van de anderen”. Vechten voor de vrijheid van de ander: het is een mooie verwoording van de kernopdracht van het christendom. Een verfrissend geluid dat bovendien ingaat tegen de veelvuldig hoorbare nadruk op eigenbelang in de moderne samenleving.

Het landschap Maar daarmee zijn er nog niet. Wezenlijk voor het breken met de bubbel is het inzicht dat we niet losstaan van de aarde, maar dat we ten diepste onderdeel uitmaken van de omgeving waarin we leven. Wij vormen niet alleen het landschap, het landschap vormt ons evengoed: het bevat verhalen over waar we vandaan komen en van welke geschiedenis we onderdeel zijn. Zo bezien zorgt de verbinding tussen mensen en het landschap voor continuïteit: een gevoel van toebehoren aan. Deze gedachte werd afgelopen jaar heel tastbaar voor mij toen ik aan de Schotse westkust een oudere vrouw ontmoette, Alice genaamd. Ze had na vier jaar hard werken net de laatste hand gelegd aan een digitaal project waarbij ze samen met een aantal anderen tal van namen in de lokale taal Gaelic had vastgelegd die verbonden zijn met het landschap van de streek waarmee ze zich verbonden voelt: Torridon. Ze liet me een overzicht zien met namen voor dorpen en steden, maar ook met namen van veel kleinere en in eerste instantie onbeduidender plekken in het landschap: kleine heuvels, meertjes en rotsformaties. Allemaal landschapselementen die op moderne topografische kaarten ontdaan zijn van een naam of duiding, maar stuk voor stuk verbonden zijn met de geschiedenis van het gebied. Toen ik haar vroeg naar het ‘waarom’ van al haar inspanningen, zei

ze: “Veel plaatsnamen raken in de vergetelheid en daarmee de verhalen die zo innig verbonden zijn met deze plekken waar de namen naar verwijzen.” Voor haar was het landschap niet neutraal of betekenisloos, maar volop verbonden met verhalen uit het verleden en essentieel om te begrijpen waar zijzelf vandaan kwam. Wat het verhaal van Alice bovenal laat zien is het belang van het kleine en lokale. De breuk met onze omgeving kan zich pas herstellen als we beseffen dat we onlosmakelijk verbonden zijn met de specifieke plaats waar we leven. Precies vanuit dit besef kan zórg groeien: voor de omgeving, de flora en fauna en onszelf. Iets vergelijkbaars zegt paus Franciscus ook. In zijn groene encycliek Laudato si spreekt hij over het belang van een ‘culturele ecologie’. Het is juist de culturele rijkdom van de aarde die ons verder brengt en vertrekpunt vormt voor verandering. Dat opent een fris perspectief: herstel en verbinding bereiken we niet met ‘eenvormige normen’ en ‘technische interventies’, maar met het inzicht dat ‘de zorg voor de wereld flexibel en dynamisch [moet] zijn’, precies omdat de wereld en het leven zelf dat ook zijn.

Ander zelfbeeld Anders dan misschien verwacht biedt het christendom geen masterplan. Er is geen overkoepelend antwoord dat geruststelt en zorgen wegneemt. Wel draagt het christendom uiteenlopende gedachten aan die draaien om het sleutelwoord ‘relatie’. Het is precies dit woord dat ons kan helpen om een nieuwe verhouding te vinden tot de dingen om ons heen. Dat opent de weg naar een heel ander zelfbeeld: niet van uitsluiting maar inclusie. Door te zien dat we onderdeel zijn van een teer weefsel kan verbinding groeien. Telkens weer op een unieke wijze die recht doet aan lokale omstandigheden en behoeften. Relatie dus, als sleutel om uit de bubbel te breken. Misschien lukt het ons – als we aandachtig luisteren – zelfs wel iets terug te vinden van Berry’s ‘grote conversatie’. Denk er eens aan, als je op de spoelknop drukt.

.

Thijs Caspers is theoloog en werkzaam als schrijver, spreker, begeleider en adviseur (www.thijscaspers.com).

juni 2019

33_Artikel_04L.indd 25

25

23-05-19 16:36


✽ Michel Dijkstra over Daisetsu Teitaro Suzuki

‘ZEN IS IN ESSENTIE DE KUNST OM IN JE EIGEN NATUUR TE KIJKEN’ Wat kunnen wij weten? Wat mogen wij hopen? Wat moeten we doen? Dat zijn de eeuwige vragen van de filosofie. Elze Riemer geeft het antwoord van twaalf ‘denkers van nu’ en legt daartoe haar oor te luisteren bij kenners. Aflevering 6: filosoof Michel Dijkstra over de Japanse denker Daisetsu Teitaro Suzuki, door wie zenboeddhisme in het Westen populair werd: “Suzuki formuleert zen als de zoektocht naar innerlijke vrijheid: hoe je vrij in deze wereld kunt leven.” Tekst: Elze Riemer Beeld: Myriam Keijzer

aisetsu Teitaro Suzuki (18701966) was de meest invloedrijke Japanner in de westerse wereld van de vorige eeuw. Hij heeft de zenfilosofie, een voor die tijd obscure en middeleeuwse Chinees-Japanse denktraditie, een tweede leven gegeven in het Westen. Sterker nog: door westerse begrippen te gebruiken maakt hij er een levenskunst van die tot op de dag van vandaag aan populariteit wint. Die populariteit is meer dan terecht, vindt Michel Dijkstra (1982), filosofiedocent en kenner van de oosterse wijsbegeerte: “Suzuki formuleert zen als de zoektocht naar innerlijke vrijheid: hoe je vrij in deze wereld kunt leven. Een centraal element daarin is dat de mens zich hier door oefening in kan bekwamen - bijvoorbeeld door meditatie, yoga of mindfulness. Dat is zo mooi aan het denken van Suzuki en aan oosterse filosofie in het algemeen: het staat middenin het leven en het geeft concrete handvatten. Geen abstract analytisch gedoe, zoals de westerse filosofie gewoon is. Het gaat echt om de grote levensvragen. Daarom kon het hier ook zo populair worden, omdat de westerse filosofie daarin vaak niet voorziet.”

D

Maar er zijn toch tal van filosofische zelfhulpboeken die bol staan van wat we kunnen leren van westerse filosofen?

“Dat is iets van de laatste decennia, en dan alleen in de publieksfilosofie. Academische filosofie houdt zich vaak niet bezig met le-

26

33_Artikel_02L.indd 26

vensvragen. Dat was dan ook een probleem voor mij toen ik zelf filosofie ging studeren: het was denken voor de studeerkamer en niet voor het leven. Terwijl ik juist bezig wilde met de levensvragen en dan vooral de vraag: hoe kan ik in vrijheid leven? Vandaar dat ik me helemaal thuis voel bij de oosterse filosofie.” Suzuki bracht zen naar het Westen, vanuit de overtuiging dat de mensen hier het hard nodig hebben. Vanwaar deze overtuiging?

“Hij zag veel onvrije mensen. In de eerste plaats personen die te veel gericht zijn op hun eigen verlangens en begeerten, op wat we gemakshalve hun ‘ego’ kunnen noemen. Volgens hem worden we daar zo door in beslag genomen, dat we de werkelijkheid niet meer kunnen zien en dus ook niet meer in verbinding kunnen treden met die realiteit. Onze begeerten zijn in die zin een kooi geworden waarin we gevangen zitten. Daarbij is de ratio, die heel belangrijk is in het Westen, ook een vorm van begeerte, omdat je de dingen wílt begrijpen. Door te denken krijg je structuur in je leven en ben je weer gelukkig. Zo wordt de ratio een houvast, een manier om de wereld te grijpen en in de macht te houden. Volgens Suzuki is dat echter een illusie, een van de vele waarmee we ons ego opbouwen. Al die ideeën, illusies dus, over onszelf zijn een versmalling van wie we daadwerkelijk zijn, zo stelt hij. We zijn niet de rollen die we spelen. Pas als we die kunnen los laten,

evenals die verlangens en begeerten die ons in de greep houden, kunnen we ons openstellen voor de werkelijkheid. Zo kunnen we uiteindelijk de dingen zien zoals ze zijn en zijn zoals we zijn. Precies dat is zen. Maar ons ontdoen van die illusies gaat niet vanzelf. Meditatie is een manier om ons daarin te oefenen: het is een naar binnen gaan om er buiten weer uit te komen – met een hernieuwde openheid en ontvankelijkheid voor wat buiten ons is.” Wie zijn wij dan, volgens Suzuki?

“Dat is niet te zeggen. In die zin is hij ook een mystiek denker: wat wij zijn is voorbij alle beelden, etiketten, rollen – maar eigenlijk ook voorbij alle woorden. Zen kent wel een woord dat hiervoor gebruikt wordt, en dat Suzuki ook hanteert: oorspronkelijk gelaat. Het is open, vormloos, een pure verbinding voorbij of onder het ego.” Heeft Suzuki een antwoord op hoe we zouden moeten leven?

“De vragen ‘wie ben ik’ en ‘wat is het doel van het leven’ snijden geen hout. Het leven is er om geleefd te worden; het heeft zin in zichzelf. We kunnen in de beantwoording van deze vraag onze ratio gebruiken, maar die loopt altijd achter de feiten aan. Het leven gaat door en als je reflecteert sta je juist stil, omdat je bij wijze van spreken op je kamer gaat zitten nadenken over het leven. Suzuki overdrijft graag om de dingen duidelijk te maken, want hij heeft zelf natuur-

juni 2019

23-05-19 16:36


RS DENKE

6

VAN NU

lijk ook ontzettend veel gereflecteerd. Maar hij wil waarschuwen voor de ingebakken westerse neiging om wat we denken te verabsoluteren. Hij wil je uit het hoofd hebben en meer in ‘hara’; in het centrum van je energie. Dit kan je oefenen door te zitten in meditatie, te onderzoeken wie je bent door in het moment te staan, en te ontdekken dat alle rollen die je jezelf aanmeet uiteindelijk op niets zijn gebaseerd.” Kun je door in het moment te staan ontdekken wie je bent?

“Ja, want in het moment kan je ontdekken dat alles vergankelijk is. Niet alleen jijzelf, maar ook alle andere mensen, dieren en planten. In die zin kan je een verbondenheid met alles ontdekken die groter is dan wat jijzelf bent.” Komt hier God om de hoek kijken?

“Suzuki heeft God nooit zo genoemd in zijn teksten. Wel refereert hij ernaar in verband met Meister Eckhart, maar dan gaat het juist om een God die je niet kunt benoemen. Dat vind ik ook zo mooi aan Eckhart.

Suzuki ziet in die mystiek hetzelfde als in zen, en in het verlengde daarvan kan hij de God van de mystici zeker waarderen. Het gaat dan ten diepste over hoe we in de kern van onze ziel een zijn met God, voorbij alle dualiteiten. Op dit niveau zijn de ziel en God onscheidbaar of niet-twee. Deze gewaagde opvatting van Eckhart viel trouwens niet in goede aarde bij de toenmalige paus, die hem in 1329 postuum veroordeelde wegens ketterij.” Waarom is Suzuki zo enthousiast over Eckhart?

“Behalve dat hij Eckharts denken beschouwt als het denken van een zenleraar, vindt hij bij hem de taal om zen naar het Westen te vertalen. Zo schrijft Suzuki ergens: ‘Zen is in essentie de kunst om in je eigen natuur te kijken. Dat baant de weg tot vrijheid. Als we rechtstreeks van de fontein van het leven drinken, bevrijdt dit ons van alle jukken waaronder wij als eindige wezens gebukt gaan in deze wereld.’ Dit is typisch Suzuki, omdat hij in deze bewoordingen met opzet de verbinding met het

christendom heeft gezocht. Hij zoekt eerst de verbinding, om vervolgens de bevrijdende werking van zijn eigen Japanse filosofie te laten zien. Dit wordt heel concreet in zijn boek Mysticism Christian and Buddhist, waarin hij als eerste Japanner de dialoog aangaat met Eckhart. Eerst citeert hij de dominicaan om vervolgens te schrijven: ‘Ik ben er zeker van dat Eckhart een satori-ervaring heeft gehad’ (satori is het verlichtingsmoment in zen). Hiermee assimileert hij Eckhart in zijn eigen traditie. Al met al had hij grondige kennis van het christendom, maar wel ingebed in zijn eigen programma: ‘Wij Japanners hebben hét middel in huis om innerlijke vrijheid te vinden: zenfilosofie, meditatie, dé psychologie om jezelf af te breken en te reconstrueren’.” Daarin sloeg hij wel een beetje door, toch?

“Zeker. Net zoals zijn tijdgenoten gebruikte Suzuki de Japanse strategie om westerse verworvenheden over te nemen en te perfectioneren. Dat was zeker niet onschuldig, en heeft bijgedragen aan de Tweede Wereldoorlog. Maar zelfs daarna, in de jaren

juni 2019

33_Artikel_02L.indd 27

27

23-05-19 16:36


✽ denkers van nu

Paspoort Daisetsu Teitaro Suzuki (Japan, 18701966) bracht het zenboeddhisme naar het Westen.

. Zette zen voor het eerst op de kaart tijdens het Wereldparlement van Religies (Chicago, 1893) waar hij tolkte voor zijn meester Soyen Shaku. Stond aan het begin van de huidige populariteit van yoga, zen en mindfulness. Was een echte workaholic; schreef uiteindelijk meer dan honderd boeken over zen, waaronder Essays over zenboeddhisme (1927-1934), Een inleiding tot het zenboeddhisme (1934) en Zenboeddhisme en psychoanalyse (1960). Was niet alleen kenner van zenboeddhisme, maar ook van het Zuiver Land-boeddhisme, waarin de reddende genade van een kosmische boeddha centraal stond – iets waar hij ook grote sympathie voor koesterde. Zo noemde hij zen eens ‘de strenge vader’ en Zuiver Land-boeddhisme ‘de vergevende moeder’. Was ook een productieve vertaler van Chinese, Japanse en Sanskriet literatuur. Had een ambivalente houding ten opzichte van oorlogsgeweld. Enerzijds veroordeelt hij na de Tweede Wereldoorlog de shinto-religie als ‘vernietiger van Japan’, anderzijds verheerlijkt hij soms agressie als een zuivere expressie van zen. Was getrouwd met de Amerikaanse Beatrice Erskine Lane, met wie hij levenslang over spiritualiteit discussieerde.

. .

.

. .

.

zestig, schreef hij dingen die moeilijk te verteren zijn. Hij kon echt beter weten: hij was goed op de hoogte van wat er tijdens de Tweede Wereldoorlog was gebeurd, maar misschien wilde hij niet zien wat Japan gedaan had. Zo schrijft hij over ‘een weg van het zwaard’: in zen heb je een zwaard dat doodt en een zwaard dat leven geeft. Als je je zwaard hanteert vanuit de lege en vrije geest, biedt je vijand zich aan jouw zwaard aan. En als je ‘m dan ombrengt, is dat het werk van een eersteklas kunstenaar, stelt hij. Daarin was hij geen uitzondering hoor. Het wordt vaak vergeten maar zenmeesters hebben toentertijd de kamikazevliegtuigen gezegend. Het idee was dat als je kamikaze doet je jezelf vernietigt – ‘zelf’ met een kleine letter – voor het Zelf van Japan, met een hoofdletter, waardoor je prompt het nirwana binnengaat. Wat we nu in het moslimfundamentalisme zien, heb je ook in zen. Het is een uitwas, maar het gebeurt wel in zo’n politiek sociologische krachtenveld.” Hoe rijm je dat met zijn filosofie?

“Door de man niet op een voetstuk te zetten. Je ziet dit bij een heleboel goeroes, dergelijke misstanden. Filosofen kunnen er ook wat van, hoe onbegrijpelijk het ook is. Kijk maar naar de Duitse filosoof Heidegger, net zoals Suzuki had hij jaren na de oorlog nog steeds dezelfde ‘foute’ sympathieën. Maar het blijft moeilijk te verteren, ook omdat Suzuki er nooit op terug kwam. Als hij voor een menigte sprak nam hij het publiek echt voor hem in, door zijn boeiende en humoristische optreden. Het was een charismatisch figuur, iemand die we nu een publieksfilosoof zouden noemen, die met zijn directe taalgebruik het publiek wist te bespelen. Dat dezelfde man die overal in het Westen optrad, sprekend over vrijheid en het overstijgen en overwinnen van het lijden, tegelijkertijd heel sterke Japans-nationalistische neigingen had – dat is ook lastig met elkaar te rijmen. Gelukkig zit dat Japans militarisme over het algemeen niet expliciet in zijn representatie van zen, dus er is nog steeds veel moois te ontdekken in zijn teksten en denken.” U noemde het zonet al: Suzuki zag zen als ‘dé psychologie om jezelf af te breken en te reconstrueren’. Hij had in zijn

28

33_Artikel_02L.indd 28

‘Onze begeerten zijn een kooi geworden waarin we gevangen zitten’ tijd veel contact met toen grote namen in de psychologie. In hoeverre heeft hij hen beïnvloedt?

“Er is sprake van een wederzijdse beïnvloeding, want in het vertaalproces van zen naar het Westen heeft Suzuki ook gebruikt gemaakt van psychologische begrippen. Dit wordt met name duidelijk in zijn uitleg van de satori-ervaring. Hij maakt hier namelijk gebruik van het woord ‘onbewuste’, in navolging van de psychologen Erich Fromm en Carl Gustav Jung. Fromm was op zijn beurt gefascineerd door Suzuki’s satori-concept omdat dit een verbinding van de hele mens met de wereld inhoudt. Zo’n holistische kijk op de mens leek hem de juiste basis voor geestelijke groei en een gezonde psyche. Precies deze visie zie je trouwens terug in het hedendaagse denken over geluk, waarbij filosofen en psychologen veel oog hebben voor het positieve dat al in ons zit, zoals deugden en talenten. Of waarin geluk gezien wordt als simpelweg het vermogen om van de kleine dingen te genieten. Suzuki kan je zien als de grootvader van deze psychologie met een glimlach.” Leefde hij zelf eigenlijk een leven van innerlijke vrijheid?

“Het is bekend dat het aanvankelijk met zijn eigen spirituele weg niet echt opschoot. Zijn satori-ervaring is dat hij voor de zoveelste keer de trap naar de tempel beklimt, om zich heen kijkt, en het gevoel krijgt dat er geen onderscheid is tussen hem, de traptreden en de bomen bestaat. Maar om deze wonderlijke ontvankelijkheid te bereiken moest Suzuki veel lagen afpellen: een pijnlijk proces. Misschien had deze moeizaamheid ook te maken met het feit dat hij erg veel met zijn hoofd bezig was. Als Suzuki een oude man is, kijken westerse bewonderaars juist naar hem op als symbool van innerlijke vrijheid. Zij noemen hem iemand die ‘grote vreugde uit het universum put’ en ‘volkomen verzoend is met de dood’.”

.

juni 2019

23-05-19 16:36


Spec ial

Special: Gemeenschap

IN GOED GEZELSCHAP erwijl de kerkgebouwen leeglopen, ontstaan her en der nieuwe, kleinschalige verbanden van mensen die ‘oude tradities en nieuwe perspectieven ontdekken’ en ‘samen eten en drinken en het leven vieren’. Alleen al binnen de Protestantse Kerk in Nederland ontstonden afgelopen jaren ruim 250 van zulke ‘pioniersplekken’. Jonatan Bartling vertelt erover in deze special van Volzin die gewijd is aan het thema ‘gemeenschap’. Het is al vaker geconstateerd: ‘zware gemeenschappen’ – instituties die hun leden om volledige identificatie vragen – hebben

T

voor de meeste mensen afgedaan. Maar het verlangen naar gemeenschap blijft. Oude vormen nemen daarbij soms een nieuwe gestalte aan. Bartling bedacht de ‘Tafel van Hoop’: een nieuw ritueel van eten, breken en delen. Nieuwe gemeenschappen ontstaan soms ook op onverwachte plekken: Kees Posthumus sluit zich wekelijks aan bij een club hardlopers. Het gaat in die club om heel wat meer dan om snelheid, zo blijkt. De leden delen ook buiten bos en sintelbaan lief en leed met elkaar. Verbinding en verantwoordelijkheid zijn hier sleutelwoorden. “Eenzaam is niet zo-

zeer degene bij wie niet op de deur wordt geklopt”, schrijft Ralf Bodelier. “Eenzaam is wie beseft dat er niet wordt geklopt omdat niemand je nodig heeft.” Digitale media brengen communicatie tot stand, maar leiden ze ook tot verbinding? zo vraagt internetpastor Nikolaas Sintobin zich af. “Gemeenschap is niet altijd makkelijk, wel verrijkend”, verneemt Elise de Waal, op bezoek bij de leefgemeenschap De Hooge Berkt in Bergeijk. “Wij leven hier de verschillen.” Met deze special bent u in goed gezelschap. (JvH)

.

juni 2019

11_Cover_01R.indd 29

29

23-05-19 16:37


30

33_Artikel_06L.indd 30

juni 2019

23-05-19 16:38


special/essay ✽

TERUG NAAR DE STAM Te veel westerlingen voelen zich eenzaam en zonder betekenis. Wellicht is onze moderne samenleving te groot geworden. Op zoek naar de overzichtelijke gemeenschap. Tekst: Ralf Bodelier

p Pinkpop, precies veertig jaar geleden, speelde The Police hun hit So Lonely. “Niemand”, zong Sting, “klopt op mijn deur, en zo gaat dat al duizend jaar. Ik heb alles onder controle en toch geen plaats om naartoe te gaan. Welkom bij deze onemanshow, neem gerust een stoel, ze zijn toch nooit bezet. I feel so alone, I feel low.” Ik was achttien en brulde het nummer met 40.000 anderen mee. Wíj waren op dat moment allesbehalve eenzaam en alleen. Maar dat was Pinkpop en bovendien was het 1979. Vraag je vandaag aan vrienden en kennissen hoe kwesties als somberte en eenzaamheid ervoor staan, dan hoor je ongetwijfeld dat we er dramatisch aan toe zijn. Drie keer zoveel mensen doden zichzelf dan er omkomen in het verkeer. Juist in deze tijd van sociale media lijkt eenzaamheid een groter probleem dan ooit tevoren. We leggen tal van contacten via WhatsApp en Facebook, terwijl we in levenden lijve niemand meer tegenkomen. Bij omroep Human werd dit verhaal onlangs verteld door de Vlaamse psychiater Dirk De Wachter. “Op de een of andere manier lijken die schermen af te schermen”, zegt De Wachter. “Alsof we erachter blijven zitten en wel berichten sturen, maar elkaar niet meer opzoeken. Blijkbaar zijn er mensen die hele dagen achter hun laptop of smartphone zitten te tokkelen, zonder dat ze de medemens in het echt opzoeken.”

O

Stabiele samenleving Tot zover de beeldvorming. Gelukkig zijn er data. En die vertellen een genuanceerder verhaal. Zo blijkt uit onderzoek dat in Nederland een probleem als eenzaamheid maar amper is toegenomen. Sinds wetenschappers eenzaamheid in 1965 begonnen te meten, hangen de percentages steevast

tussen de 5 en 10 procent van de bevolking. Volgens het CBS leeft op dit moment zo’n 7 procent van alle volwassenen in eenzaamheid. Bijna 30 procent van alle Nederlanders voelt zich bij tijd en wijle eenzaam. Veertig jaar geleden waren deze cijfers maar amper anders. Iets dergelijks geldt overigens ook voor zelfdoding, waarbij de link met eenzaamheid al snel wordt gelegd. In Nederland maken nu zo’n 1.900 mensen per jaar een einde aan hun leven. Dat is een vreselijk hoog getal, toch is ook het aandeel Nederlanders dat dit doet sinds 1979 maar licht gestegen. Toen doodden 10,4 op de 100.000 Nederlanders zichzelf, in 2017 waren het er 11,2 op de 100.000. Het is goed om deze cijfers te kennen. Ondanks het vermaledijde individualisme, materialisme, consumentisme en gebruik van sociale media worden we er dus niet eenzamer op, en zoeken we ook niet vaker de dood. Onze samenleving is een stuk stabieler dan we doorgaans denken. Toch is er wel degelijk reden om ons zorgen te maken. En die zorg zit hem in het feit dat we zowel eenzaamheid als zelfdoding in de afgelopen veertig jaar ook niet wisten terug te dringen. Dat is opmerkelijk. Terwijl het ons, om maar enkele zijpaden te noemen, wél lukte om de luchtverontreiniging sterk te laten afnemen of het gat in de ozonlaag weer te dichten; en terwijl onze inspanningen er wél toe leidden dat de wereldwijde armoede fors daalde en het aantal kernwapens nu 80 procent lager is, kregen we het dus niet voor elkaar om deze ogenschijnlijk simpeler uitdagingen op te lossen.

Veteranen Op YouTube is het een veelbekeken gesprek: Sebastian Junger, een Amerikaanse oorlogsverslaggever en documentairema-

ker, legt aan interviewer Joe Rogan uit waarom veteranen die vochten in oorlogslanden als Afghanistan zich zo eenzaam voelen, zoveel drinken en psychologische hulp nodig hebben. Dat doen ze niet, zoals je zou denken, omdat ze zulke verschrikkelijke ervaringen moeten verwerken. Volgens Junger zijn ze juist vertwijfeld omdat ze de oorlog in Afghanistan zo missen. Gedurende vuurgevechten, tijdens de verzengende hitte van de zomer en in de ijsstormen in de winter, ervoeren veel soldaten voor het eerst wat vriendschap en verantwoordelijkheid betekent. Nooit eerder wisten ze zich zo ingebed in een echte gemeenschap: die van hun gevechtseenheid. Een kleine gemeenschap waarin iedereen zorg droeg voor de ander. Een groep, zo beperkt en kwetsbaar, dat iedereen ertoe deed en niemand kon worden gemist. Eenmaal terug in de veilige en comfortabele suburbs van de Verenigde Staten, hoefde de ex-soldaten voor niemand meer te zorgen. Ze waren voor niemand meer verantwoordelijk. Zíj hadden niemand meer nodig en niemand bleek hén nog nodig te hebben. Vervolgens arriveerde de eenzaamheid, begon het drinken en het blowen, gevolgd door de gang naar de psycholoog en psychiater. Voor Junger was die ontdekking zo onthutsend, dat hij zich begon te verdiepen in de diepere mechanismen die schuilgaan onder somberte en eenzaamheid. Een gevoel dat dus niet alleen oorlogsveteranen ervaren, maar ook bijna één op de twaalf Nederlanders. Het gevoel dat je er niet toe doet, dat er geen reden is om te leven, dat het leven bestaat uit een opeenvolging van momenten, maar zonder diepere betekenis. Een bestaan dat je zo comfortabel mogelijk hoopt uit te zitten maar dat er evengoed niet had kunnen zijn.

juni 2019

33_Artikel_06L.indd 31

31

23-05-19 16:38


19VOL006_ADVERTENTIES.indd 32

22-05-19 15:16


gemeenschap ✽ Gevoel van verbondenheid Jungers zoektocht bracht hem tot meer verbijsterende ontdekkingen. Zo bleek in 2001, na de aanslagen in New York, het aantal consulten bij psychologen en psychiaters fors te dalen. Terwijl je zou verwachten dat het terrorisme juist een run op de geestelijke gezondheidszorg zou veroorzaken. Het omgekeerde bleek dus waar. De verwoestende aanval van Al Qaida verschafte, aldus Junger, de New Yorkers een gevoel van verbondenheid zoals ze die eerder maar zelden hadden ervaren. En na 9/11 meldden Vietnamveteranen met een ‘posttraumatisch stresssyndroom’ zich plots een heel stuk beter te voelen. Iets vergelijkbaars speelde zich ook af in de jaren veertig, tijdens de bombardementen van de Duitse Luftwaffe op Londen. Meer dan 30.000 mensen kwamen om. Honderdduizenden vaders, moeders en kinderen zochten ’s nachts hun toevlucht in schuilkelders. En terwijl je na afloop van de oorlog zou verwachten dat de Britten met afschuw terugkeken op de bombardementen, bleken zij die tijd juist hevig te missen. Nú was iedereen weer met zijn eigen leven bezig, maar toén was er plots samenhang en solidariteit. Mensen hadden elkaar nodig, kwamen voor elkaar op, zorgden voor elkaars kinderen en deelden hun maaltijden. Nieuw is het niet wat Junger vertelt. In zijn grote boek Suicide uit 1897 beschreef de socioloog Emile Durkheim al dat in oorlogsen crisistijd minder mensen zelfmoord pleegden terwijl je het tegenovergestelde zou verwachten. Juist tijdens de Industriële Revolutie, toen de welvaart sterk opkwam, steeg ook het aantal zelfmoorden. Pas toen

de groeiende welvaart doorkruist werd met oorlog en crisis, bijvoorbeeld tijdens de staatsgreep in Frankrijk door Napoleon III in 1851, of in de oorlog tussen Oostenrijk en Italië in 1866, daalden de zelfmoordcijfers. Plots werden burgers weer op zichzelf teruggeworpen en konden ze weer iets voor anderen betekenen. Eenzaam is niet zozeer degene bij wie niet op de deur wordt geklopt, zoals Sting in ’79 zong. Eenzaam is wie beseft dat er niet wordt geklopt omdat niemand je nodig heeft. Bij eenzaamheid kun je weliswaar omringd zijn door honderden mensen, maar voel je dat je voor hen van weinig of geen betekenis bent. Dat eenzaamheid zo’n aanhoudend verschijnsel is, hangt op een of andere wijze samen met het ontbreken van verantwoordelijkheid voor anderen. In moderne samenlevingen zijn onze levens vaak niet meer noodzakelijk voor de levens van anderen.

Kleinschaligheid Het interview met Sebastian Junger door Joe Rogan duurt meer dan twee uur en is ruim 1,4 miljoen keer bekeken. Want Junger heeft niet alleen een analyse, hij denkt ook in oplossingen. Junger stelt voor dat we op een of andere manier terug moeten keren naar een stamverband van rond de 150 mensen. Zo’n stam, zegt Junger, is de oudste en meest stabiele vorm van samenleven. Je leeft in zo’n gemeenschap, je deelt met die gemeenschap wat je hebt en je bent bereid om voor die gemeenschap te sterven. In een tribe doe je ertoe. Niet bij toeval is de omvang van 150 stamleden ook de omvang van een legercompagnie. En net als in een legercompagnie overheerst in een stam het

Eenzaamheid hangt samen met het ontbreken van verantwoordelijkheid voor anderen algemeen belang en verdwijnen je eigen problemen naar de achtergrond. Leven in een stam, zou wel eens een antwoord kunnen zijn op leven in eenzaamheid. De grote vraag is natuurlijk hoe wij, in onze moderne, grote samenleving weer iets van een stamgevoel kunnen opwekken en dan liefst zonder een bombardement door de Luftwaffe of een aanslag van Al Qaida. Een eerste stap kunnen we zetten door in onze omgeving weer kleinschaligheid en verantwoordelijkheid te organiseren. Een bescheiden start is het opzetten van een jaarlijks straat- of buurtfeest waarin juist de stille buurvrouw of het oudere kinderloze echtpaar relevante taken krijgt toebedeeld. Grotere stappen kunnen worden gezet door scholen, bibliotheken en buurthuizen wanneer deze verantwoordelijk werk uitbesteden aan vrijwilligers bij wie je eenzaamheid zou kunnen vermoeden. Interessant zijn recente projecten in verzorgingstehuizen waar studenten zonder huur te betalen kamers betrekken en zich als tegenprestatie om hun bejaarde buren bekommeren. Onderwijskoepels doen er goed aan om megascholen op te splitsen in onderwijseenheden met de omvang van Jungers ‘stam’ en leerlingen meer verantwoordelijkheid te geven in het beheer van de school. Gemeenten en woningbouwverenigingen kunnen veel beter nadenken over het inschakelen van bewoners in de zorg voor de buurt. Zoals we luchtverontreiniging en kernwapens terug hebben gedrongen, zo kan dat ook met eenzaamheid. Ook zonder te dramatiseren kan het thema een stuk hoger op de maatschappelijke agenda.

.

Ralf Bodelier is filosoof en journalist. Hij is de oprichter van de beweging World’s Best News, opgericht om Nederlanders te inspireren met vooruitgang. Zie: www.worldsbestnews.nl.

juni 2019

33_Artikel_06L.indd 33

33

23-05-19 16:38


✽ gemeenschap

Pioniersplekken ontwikkelen nieuwe vormen van gemeenschap

‘BIJBEL HEEFT GEEN KERKMUREN NODIG’ De behoefte aan gemeenschap, verbinding, zingeving en rituelen is in onze samenleving springlevend, maar bestaande kerkelijke kaders voorzien daar steeds minder in. Vormen de pioniersplekken van de PKN het antwoord? Hoe serieus neemt de kerk de bezoekers van deze plekken? Of houdt zij er een geheime agenda op na? Tekst: Elze Riemer

erwijl de een treurt om het sluiten van het kerkgebouw, is de ander volop bezig de kerk buiten de kerkmuren vorm te geven. Althans, dat lijkt de insteek te zijn van de vele pioniersplekken die de laatste jaren als paddenstoelen uit de grond schieten. Of het nu om kledingruilwinkels, stiltewandelingen, stadstuinen,

T

nieuwe kloosters, kroegavonden of gezamenlijke maaltijden gaat – aan creatieve initiatieven onder de kerkelijke paraplu geen gebrek. Vooral de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) is actief, met nu al meer dan 250 pioniersplekken onder haar hoede. Maar ook andere kerkgenootschappen, zowel in Nederland als internationaal, zijn hiermee bezig. Het gaat vaak om kleine

groepen mensen, waarvan gemiddeld de helft van buiten de kerk komt. Onderhand lopen de kerken wel steeds verder leeg. Betekent dit dat de kerk zoals we die kennen geen toekomst meer heeft? Of hebben we hier slechts te maken met de kerk die ‘het gebouw verlaat’? Uit de ontwikkelingen blijkt dat de behoefte aan gemeenschap, verbinding, zingeving

Tafel van Hoop in de Scheveningse duinen, zonder tafel, wel met kleed.

34

44_Artikel_06L.indd 34

juni 2019

23-05-19 16:38


special/reportage ✽ en rituelen springlevend is, ook al vindt men dat in steeds mindere mate binnen de kerkelijke muren. Jonatan Bartling (31), pionier bij de PKN, beaamt dit. Hij is projectleider van Zinnig Noord, volgens hun website ‘een open community voor zingeving in Amsterdam Noord’, waar deelnemers via verschillende programma’s ‘oude tradities en nieuwe perspectieven ontdekken’ en samen ‘eten en drinken en het leven vieren’. “De gemiddelde Zinnig Noordeling zou niet zeggen dat dit een kerk is”, zegt Bartling, “maar als je kijkt naar wat de kerk zou kunnen en misschien wel moeten zijn, dan denk ik dat Zinnig Noord daar zeker onder valt. De Tsjechische priester en schrijver Tomáš Halík schrijft in zijn boek Geduld met God dat het er niet om gaat om niet-gelovigen terug te halen naar het hart van de kerk, maar om dat hart van de kerk juist te verruimen. Misschien moeten we leren om veel groter over de kerk na te denken, om zo het begrip van kerk-zijn open te breken. Dan hoeven we ook niet zo bang te

‘Uiteindelijk hebben we elkaar nodig om dit leven mooi en goed te maken’ zijn dat de kerk aan het verdwijnen is. Het zou zomaar kunnen dat over vijftig jaar de kerkdienst een marginaal verschijnsel is geworden. Ik zou het mooi vinden als mensen de kerk dan associëren met een plek waar mensen nog wél samen de maaltijd delen, waar het ergens over gaat en waar je jezelf kunt zijn en je verbonden weet met anderen.”

Mixen en matchen Bartling werkt nu ruim vijf jaar als pionier. Hij herkent zich sterk in de zinzoekers die naar Zinnig Noord komen. Ook hij voelt zich niet thuis in de traditionele kerk, maar ervaart wel, net zoals zij, een behoefte aan

betekenisvolle gemeenschappen: “Waar het primair om gaat is dat er openheid is en diepgang, om zo datgene te ervaren waar iedereen zo hard naar op zoek is: verbinding. Er ontstaat dan een spontane vorm van gemeenschap. Want ook al wisselt de samenstelling, het gevoel van gemeenschap en verbinding is er telkens weer. Niet alleen van verbinding met elkaar, maar ook met een groter verband; het gevoel dat je deel bent van nog iets veel groters, en dat ieder van ons daarin van betekenis is. Het is meer dan jij plus ik.” “Wij profileren ons niet als christelijk of kerkelijk”, gaat hij verder. “Dat is juist belangrijk omdat we dan zo, zonder agenda, in vrijheid verschillende tradities naast elkaar kunnen zetten. We leven in Nederland in een context, zeker in de steden, dat iedereen al aan het mixen en matchen is als het gaat om spiritualiteit en zingeving. Er wordt al uit allerlei verschillende bronnen geput en daar sluiten wij op aan. Niet vanuit strategisch oogpunt, maar vanuit een waarachtig verlangen naar waarheid:

Symbolische trek door de Jordaan, naar het Beloofde Land, met Zinzoekers Den Haag.

juni 2019

44_Artikel_06L.indd 35

35

23-05-19 16:39


✽ gemeenschap Pionier Jonatan Bartling: “Ik neem mensen graag mee in mijn eigen verwondering en nieuwsgierigheid.”

wat bieden al die tradities ons aan als het gaat om de vragen die in ons leven? Wanneer we op deze manier de Bijbel en het christelijke geluid presenteren is het ook overtuigender, zo hebben we gemerkt.” “Zelf verhoud ik me serieus tot de christelijke traditie, maar neem ik er niet alles van over – ik kan nou eenmaal niet overweg met vaste antwoorden. Ik merk dat ik daarin juist heel dienend kan zijn in deze samenleving, waarin vaste antwoorden sowieso niet meer worden geaccepteerd. Overigens zie ik dat bijbelverhalen de kracht hebben om van alles naar boven te brengen bij mensen, en te resoneren met wat er in hen leeft. De Bijbel heeft geen kerkmuren of wat voor kader dan ook nodig. Integendeel, dergelijke kaders zitten juist vaak in de weg.”

Tafel van Hoop Een plek waar Bartling deze kracht vaak ervaart, is tijdens de Tafels van Hoop die hij organiseert. De Tafel van Hoop wil een nieuw ritueel rondom eten, breken en delen bieden, door meerdere maaltijdprogramma’s via hun website (www. tafelvanhoop.nl) aan te bieden, waar geïnteresseerden dan mee aan de slag kunnen. Vaste elementen daarbij zijn een christelijk geïnspireerd thema (bijvoorbeeld Pasen of de verloren zoon), creatieve verwerkingsvormen, gespreksvragen en natuurlijk het delen van een maaltijd. “Elke twee maanden organiseren we een tafel bij Zinnig Noord. De laatste die we organiseerden,

36

44_Artikel_06L.indd 36

ging over Pasen. We gingen op zoek naar de betekenis achter het verhaal; waar gaat het nou echt over en hoe sluit dat aan op mijn leven? Dus hoe zien we sterven en wederopstanding terug in onze levens? Je raakt dan lagen aan waar je misschien niet komt als je zegt: Jezus is gestorven voor onze zonden, daarna weer opgestaan en nu zijn we allemaal vrij.” Bartling is pionier geworden “uit persoonlijke noodzaak, omdat de bestaande vormen van kerk en geloof mij, en velen met mij, niet pasten. Ik wilde op een vrije en open manier met levensvragen en de christelijke traditie aan de slag. Daarin neem ik mensen graag mee in mijn eigen verwondering en nieuwsgierigheid. Uiteindelijk is het mijn verlangen om mensen aan het licht te brengen. In alle activiteiten probeer ik een open en vrije sfeer neer te zetten zodat het leven zoals wij dat leven gedeeld kan worden, inclusief de worstelingen en het kwetsbare. Op de een of andere manier vinden we dat allemaal eng, terwijl het niet zo hoeft te zijn. Ik hoop dat het steeds normaler wordt om over die moeilijke dingen te praten, zodat het dus ook steeds minder eng wordt. Uiteindelijk hebben we elkaar nodig om dit leven mooi en goed te maken. Dus probeer ik die ontmoeting van mens tot mens te faciliteren.” “Jezus vind ik daarin een mooi voorbeeld; de bonte verzameling mensen die hij tegenkwam en met wie hij zich verbond. Het was ook zijn verlangen om mensen aan het licht te brengen, te zien wat er in hen leefde en hen dan te omarmen. Dat is iets inherents goeds wat Jezus liet zien. Het is een perspectief van liefde, dat wij de deelnemers willen aanreiken.” “Ik weet niet of je wat wij doen kerk-zijn moet willen noemen. Iedereen die ernaartoe komt heeft er geen kerkgevoel bij, dus misschien is het tijd voor een nieuw woord. Tegelijkertijd is het ook wel weer mooi dat er zo’n oud woord is dat telkens verschillende betekenissen heeft gekend. Als je aan een middeleeuwse boer een protestantse dienst van nu zou beschrijven, zou hij dat niet direct een kerk noemen. Voor hem was kerk de Latijnse riedel, iets wat de monniken deden en waarbij hij alleen maar aanwezig hoefde te zijn. Het is bijzonder dat de kerk steeds weer opnieuw wordt uitgevonden, passend bij de tijd”, besluit Bartling.

Missionair elan Marinka Verburg-Janssen (32) verricht aan de Protestantse Theologische Universiteit promotieonderzoek naar (geloofs) gemeenschapsvorming in pioniersplekken van de PKN. Volgens haar zouden we veel kunnen leren als we fundamenteel anders tegen al die pioniersplekken aan zouden kijken. Die worden steeds benaderd vanuit kerkelijk perspectief, terwijl de plekken zelf ook bezocht worden door mensen die geen boodschap hebben aan dat perspectief. Op die mensen zou het pionieren volgens haar ook gericht moeten zijn. Verburg: “Tijdens de PKN-synode eind april waren de spannendste onderwerpen hoeverre de pioniersplekken af mogen wijken van de kerkorde en of ze voorgangers mogen hebben die niet academisch geschoold zijn. Hier zie je meteen dat het experimenteren binnen pioniersplekken niet grenzeloos is. Voor de kerk als organisatie zijn deze gesprekken nodig en relevant, maar eerlijk gezegd zijn de thema’s die aan bod komen niet de thema’s waar veel mensen die pioniersplekken bezoeken mee bezig zijn. Neem het ambt: velen hebben geen idee wat dat is en waarom het belangrijk zou zijn. Sterker nog, ik heb ze gevraagd naar hun associaties met de kerk, en of ze die pioniersplek als zodanig zien. Dat is vaak niet het geval. Veel mensen weten niet eens dat er een kerk achter het initiatief zit.” “Het pionieren is begonnen na de fusie

Onderzoeker Marinka Verburg: “Veel mensen weten niet eens dat er een kerk zit achter het initiatief.”

juni 2019

23-05-19 16:39


special/reportage ✽

Tafel van Hoop met leden van de Liberaal Joodse Gemeente, expats en statushouders in Haagse synagoge.

van de Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Evangelisch-Lutherse Kerk tot de Protestantse Kerk. Het fusieproces heeft tientallen jaren geduurd”, zo gaat Verburg verder. “Na deze tijd, waarin men vooral intern gericht was, ontwaakte nieuw missionair elan. De PKN wilde onderzoeken hoe zij van betekenis kon zijn voor mensen die zich nog niet, of niet meer, thuis voelden binnen die kerkverbanden. Bovendien bleef het aantal leden van de kerk maar dalen, dus als men zich niet zou gaan richten op mensen buiten de kerk, zou er misschien al vrij snel geen zichtbare kerk meer zijn. Hoewel betrokkenen dat niet snel zullen zeggen, zijn de pioniersplekken toch ook bedoeld om het instituut kerk te ‘redden’. Kijk maar naar de PKN-synode van eind april.” “Ik vind het heel positief dat de PKN gekozen heeft om eerst honderd bloemen te laten bloeien om daarna pas te gaan kijken wat de opbrengst is – in plaats van het vertrouwde eerst denken dan doen. Omdat men in pioniersplekken veelal terug gaat naar de basis is men er met relevante vragen bezig: waarom doen we de dingen op een bepaalde manier? Waarom vinden wij het ambt eigenlijk zo belangrijk,

‘Voor de PKN is het experimenteren binnen pioniersplekken niet grenzeloos’ terwijl het mensen buiten de kerk weinig zegt? Of: waarom vinden we eigenlijk dat geloven niet zonder gemeenschap kan? En: wanneer kunnen we dan spreken van een gemeenschap? Voor sommigen is een gemeenschapservaring op een avond al genoeg.”

Een brug slaan Opvallend in wat Verburg vertelt, is dat er moeilijk een rode draad is te onderscheiden bij alle pioniersplekken. Kan je deze plekken überhaupt nieuwe vormen van gemeenschap noemen? Zelfs dat blijkt lastig, stelt Verburg: volgens de definitie van veel sociologen voldoen veel plekken daar niet aan. Maar als het niet primair de gemeenschap is die ze daar zoeken, wat zoeken de mensen daar dan wel? “Het is heel moeilijk om er iets algemeens over te zeggen”, stelt

Verburg vast. “Authenticiteit en een plek waar mensen gezien worden: ik denk dat die dingen het belangrijkste zijn. Ook zoeken mensen plekken waar ze met hun zingevingsvragen terecht kunnen. Om allerlei redenen blijken de bestaande kerken daarin voor heel wat mensen niet te kunnen voorzien. Pioniersplekken vullen wat dat betreft een leemte.” Verburgs grootste zorg is dat er nu sprake is van twee aparte werelden die elkaar niet raken: die van de kerk, en die van de buitenwereld. “Ik ben vooral benieuwd hoe we tussen die werelden een brug kunnen slaan. Alleen discussiëren over kerkordelijke thema’s is sowieso niet de manier, daar ben ik van overtuigd. Die brug begint er, denk ik, mee dat we de ervaring van de zinzoekers zélf serieus nemen. In die lijn zouden we moeten accepteren dat meer fluïde vormen veel beter bij de behoefte van veel deelnemers aansluiten. Dat betekent onder andere: werken met minder betaalde krachten, zonder vaste locaties werken en minder energie steken in landelijk overleg, maar je in plaats daarvan juist richten op het lokale. Tegelijkertijd is het waarborgen van kwaliteit wel heel belangrijk, laat daar geen misverstand over bestaan.”

.

juni 2019

44_Artikel_06L.indd 37

37

23-05-19 16:39


✽ gemeenschap

Samen sporten schept gemeenschap

NIEMAND LOOPT VOOR ZICHZELF Tekst & Beeld: Kees Posthumus

Elke vrijdagochtend om negen uur verzamelen tussen de tien en twintig hardlopers – onder hen Kees Posthumus – zich in de kantine van AV’34, een atletiekvereniging in Apeldoorn. Zon of gestage regen, barre kou of zomerse hitte, het maakt niet uit. Zij lopen. ardlopers zijn van nature individuele sporters. Zij willen hun eigen dag en tijd, tempo, parcours en afstand bepalen. Ieder heeft zijn of haar eigen stijl van lopen. Daarom past hardlopen als sport zo goed in een geïndividualiseerde samenleving. Hardlopen is al jaren populair. Er is elke dag wel ergens een loopevenement. Toch is er op vrijdagochtend in onze loopgroep meer aan de hand dan ‘ieder voor zich’. Het is een oefening in gemeenschapszin van een bijzondere soort. Wij lopen samen. De training begint met twee rondjes inlopen op de baan en een kwartiertje warming-up. Daarna volgt een altijd mooie route door de Veluwse bossen, met grote kans op zwijn of ree. Wij lopen in een groep, maar vormen zeker geen kudde. Twee-, drie- of meertallen, kijk maar. En heb je zin om een eindje alleen te lopen? Gewoon doen. Kom daar eens om in familie of vriendenkring. Daar verwachten mensen dat je altijd betrokken bent, anders is het zo ongezellig. Wij niet, wij lopen soms even alleen.

Hardloopgroep van de Apeldoornse atletiekvereniging AV’34 in actie.

H

Marie-José ging verhuizen en had een paar sterke mensen nodig om haar bank van de eerste verdieping omlaag te krijgen. Een paar mannen meldden zich en hielpen een ochtendje.

38

22_Artikel_03L.indd 38

Elke week is er een ander trainingsschema. Versnellen, minimale dribbel, op 80 procent van je kunnen, rustige duurloop, een testloop van twee kilometer snel. Tijdens de versnellingen nemen de snelste lopers een voorsprong. Niet onbelangrijk te vermelden is dat de schrijver van deze bijdrage zich in de voorste regionen bevindt. Met zijn paar kilootjes te veel vlak

achter een slanke modelhardloper, vlak voor een fitte zeventigjarige. Is de versnelling voorbij, dan keren wij steevast om de andere lopers op te halen. Bij ons blijf niemand achter. Kom daar eens om in onze samenleving: wie vooroploopt, in positie of inkomen, laat achterblijvers doorgaans lekker stikken. Wij niet, wij lopen terug, want wij lopen samen.

juni 2019

23-05-19 16:40


special/ervaring ✽

Ellens dameshockeyteam verliest soms keer op keer. Met gepaste vrolijkheid wordt op vrijdag naar de laatste resultaten gevraagd. Als er een beslissende wedstrijd gespeeld moet worden, kan het zo maar zijn dat er een paar meelopers komen kijken.

Tijdens de vrijdagochtendloop leren mensen elkaar kennen van hun meest kwetsbare kant: de gevreesde hardloopblessure. Lopers hebben altijd wel wat: gescheurde pezen, versleten knieën, verzwikte enkels. Bewegen is gezond, maar hardlopen heeft soms ook een pijnlijk kantje. Blessures scheppen een band, die leedverwantschap heet. Wij lopers hebben er allemaal begrip voor, het kan ons ook overkomen. Dan ben je er een paar weken niet. Is het ernstig, dan krijg je een kaartje van de hele club of van individuen. Duurt het te lang, dan kom je mee koffiedrinken als we om half elf weer terug zijn in het clubhuis. Kom je definitief terug, dan is het welkom hartelijk en loop je vrolijk mee. Tot de volgende valpartij. Ook als een ziekte niet loopgebonden is, kun je rekenen op meeleven: een kaartje, een bloemetje, een telefoontje. De groep heeft een groepsapp, waarin naast praktische zaken ook veel andere zaken worden besproken. En veel onnodige vakantiefoto’s worden gedeeld.

Ria en Renate moesten hun heg knippen en ontbeerden een elektrische heggenschaar. Een meeloper leende zijn apparaat uit en kreeg daarvoor als dank een kropje sla uit eigen tuin, inclusief slakken. Goed voorbeeld van deeleconomie.

Als je niet te hard loopt, kun je ook praten. Dat gebeurt volop, de vrouwen meer dan de mannen, het is niet anders. Lief en leed wordt gedeeld. Dat hoeft niet met iedereen, je kunt elkaar ook ont-lopen. Praten kan met wie toevallig naast je loopt of iemand die je al rennend opzoekt. Om te vertellen dat je laatst een wedstrijd op

je tandvlees hebt uitgelopen of juist in een persoonlijk record. Om te horen dat de zorg voor ouders of partner zwaar valt, dat de opvoeding van kinderen niet altijd meevalt. Dit alles gebeurt in alle vrijheid. Je bepaalt zelf hoe, wanneer en in hoeverre je betrokken wilt zijn bij individuele lopers of de hele groep. Er zijn groepjes binnen de groep. Mensen die meer dan gemiddeld van elkaar weten, mensen die ook buiten de loopuurtjes met elkaar optrekken. Ook dat past in de huidige samenleving: je bepaalt zelf je arrangement om betrokken te zijn bij kerk, politieke partij, sportclub. Trouwens, de lopers moeten wel lid zijn van de atletiekvereniging en contributie afdragen.

Cotrainer Lammert, die voor de duur van de loop onze kostbare spullen netjes opbergt in een locker, tobt met zijn hart en knieën, zijn leven is niet altijd gemakkelijk. De hele club leeft mee en biedt, als het nodig is, hulp. Nu hij een tijdje niet lopen kan, fietst hij de hele route mee. Als de route over een hekje leidt, tillen wij de fiets er voor hem overheen.

vankelijk om je bekommeren. Je wordt gemist, er wordt naar je gevraagd. Als die uitval onverhoopt langer duurt of ben je bezig af te haken, dan kun je ook buiten het zicht raken. Er is blijkbaar een grens aan betrokkenheid. Zo wisselt de groep door de tijd heen van samenstelling en grootte, dat is geen probleem. Je mag trouwens altijd weer terugkomen. Dan zul je met open armen worden ontvangen. En is je snelheid dan nog niet zo groot, dan zullen de voorlopers altijd omkeren om je te komen ophalen. Want wij lopen samen.

Trainer Ben kreeg een zwaar persoonlijk verlies te verwerken. De lopers kwamen naar de condoleance en weten sindsdien van de zware tijd die hij en zijn gezin meemaken. De geboorte van een kleinzoon wordt met vreugde en beschuit met muisjes gevierd.

Misschien schuilt een deel van het geheim van een gemeenschap als deze wel in het feit dat de hardlooptaal vol zit met Hoe dit stelletje individuele lopers een groep metaforen, die moeiteloos gelden voor het leven zelf. Ik ben er gek op. kon worden, vraag ik aan trainer Ben. “Dit is de meest sociale groep die ik ooit trainde. Een van mijn favorieten is het trainersadvies: ‘Vind je eigen tempo’. Loopt Dat komt deels doordat de nadruk niet in er iemand voor je harder dan jij, gaat eerste instantie ligt op de sportieve prestainhalen niet lukken, berust daarin. Loop tie. Het gaat er om lekker te bewegen in de je namelijk sneller dan je kunt, je haalt buitenlucht. Hoe langzaam, hoe snel, hoe veel of hoe weinig we ook lopen, het is altijd uitgeput de eindstreep, misschien. Loop je langzamer dan je kunt, dan word je beter dan thuis op de bank blijven zitten. Een andere oorzaak is volgens mij dat er ver- ook niet wie je zou kunnen zijn. houdingsgewijs meer vrouwen aan de groep ‘Loop je eigen tempo’ is een motto voor elk mensenleven. Probeer niet een ander meedoen, en die zijn socialer ingesteld en mens te zijn dan je bent. Pas als je bent investeren in een goede sfeer.” wie je bent en doet wat je kunt, word je lid van een gemeenschap. Een andere goede tip: ‘Naar boven niet Joke kreeg het zwaar te verduren toen haar versnellen, naar beneden herstellen’. vestiging van V&D werd gesloten en zij werd Dat de heuvel die je beklimt er al langer ontslagen. Zij haalde er op televisie Een Vandaag mee. Iedereen keek. Wij leefden mee met ligt dan jij bestaat, vergeet je haast. Die extra versnelling levert minder tijdwinst haar sollicitaties en waren blij toen zij haar op dan goed is en kost onevenredig veel huidige baan in de winkel van Paleis Het Loo moeite. En als je naar beneden gaat, kun kreeg. je weer herstellen. Het is zo toepasbaar voor iedereen die in het leven een moeilijke periode meemaakt. Als je tijdelijk uitvalt, zal de groep zich aan-

.

juni 2019

22_Artikel_03L.indd 39

39

23-05-19 16:40


✽ gemeenschap

Sociale media bergen paradox in zich

GEMEENSCHAP IN EEN DIGITAAL TIJDPERK Tekst: Nikolaas Sintobin

De digitale wereld verbindt mensen met elkaar, op massale schaal. Maar dragen zij ook bij aan gemeenschapsvorming? Internetpastor Nikolaas Sintobin over de paradox en de uitdaging van de sociale media: hoe te komen tot authentieke communicatie en werkelijke gemeenschap? weemaal per jaar verstuur ik pakweg 15.000 e-mails voor de aankondiging van onze digitale advents- of veertigdagenretraite. Steevast krijg ik dan enthousiaste mailtjes uit de hele wereld van missionarissen en zendelingen. De boodschap is telkens dezelfde: dankbaarheid omdat ze voeding aangereikt krijgen om zich voor te bereiden op Kerst en Pasen, in verbondenheid met het thuisfront. Voor die digitale retraites is er een digitaal gastenboek waar deelnemers iets van hun gebed kunnen delen. Dit gastenboek is geïntegreerd in ignatiaansbidden.org, de website van deze digitale retraites. Uit de bezoekcijfers van google analytics blijkt dat het gastenboek meer dan tweemaal zoveel bezoekers heeft dan welke andere pagina van die website ook en dat de bezoekers er ruim dubbel zolang verblijven.

T

dan ook niet te verwonderen dat de bijna onbeperkte digitale communicatiemogelijkheden massaal worden gebruikt. Het is waar dat er digibeten bestaan. Maar meer in het oog springend is hoe alle generaties en bevolkingscategorieën ‘op het internet zitten’. Ook sociaal kwetsbare mensen. Nogal wat mensen aan de rand hebben het internet ontdekt als een van de weinige voor hen toegankelijke verbindingskanalen

met de ruimere mensengemeenschap. De sociale media spelen hierbij een eigen rol. Via het systeem van bevrienden en volgen laten zij toe om, met weliswaar ongelijke kwaliteit, affectieve en familiale relaties te onderhouden, zich te informeren over wat er gebeurt in de wijde wereld en deel te nemen aan het maatschappelijk debat. Deze verbindende werking van het internet geldt ook voor gelovigen. Voor een groeiend aantal christenen is de fysieke kerkelijke omgeving weggevallen. Mensen zijn te oud geworden om naar de kerk te gaan, de plaatselijke geloofsgemeenschap is verdwenen of kan niet beantwoorden aan precieze spirituele noden van een groeiend aantal mensen. Ook voor sociaal goed geïntegreerde mensen wordt de digitale omgeving snel belangrijker als plaats van geestelijke verbondenheid. Meer in het bijzonder mate gaan christenen zich daar bevoorraden om zich geestelijk te voeden. De digitale reli-winkel is 24 uur op 24 geopend. Ook als je je huis niet uit kan, heb je er onmiddellijk toegang toe. Je kan hem zowel ’s morgens bezoeken vanuit de pendeltrein als ’s nachts in bed, als je niet kunt slapen. Bovendien bepaal je zelf hoelang je in welke digitale reli-webstek vertoeft. Dit is kenmerkend voor het internet: het

Toegankelijk kanaal De digitale wereld verbindt mensen, plaatselijk en wereldwijd. In aantallen en met een verscheidenheid die van een andere omvang zijn dan wat voorheen het geval was: omdat je dagelijks luistert naar een podcast en weet dat duizenden andere mensen dat ook doen, omdat je deel uitmaakt van een whatsappgroepje, een openbare of besloten groep op Facebook, omdat je dag in dag uit informatie krijgt via een website die je dierbaar is en waar je reacties op kwijt kan enzovoort. De mens is een relationeel wezen. Het hoeft

40

22_Artikel_04L.indd 40

juni 2019

23-05-19 16:40


special/opinie ✽ surfende subject staat centraal. Hij staat in een machtspositie. Hij bepaalt eigen-zinnig hoe hij surft en hoeft daarbij geen rekening te houden met de andere surfers.

Duurzame gemeenschap De diversiteit van het aanbod groeit snel. Een institutionele en goed uitgebouwde koepelwebsite als kerknet.be – van de Vlaamse r.-k kerk – doet uitstekend werk om die dagelijkse betrokkenheid te onderhouden en aan te zwengelen. Een éénpersoonsinitiatief als bijbelcitaat.be geeft dagelijks per e-mail duizenden mensen een eenvoudige geloofsimpuls. Een app als biddenonderweg.org biedt een dagelijkse gebedspodcast, voor mensen onderweg. Igniswebmagazine.nl is dan weer een webmagazine om reflectiemateriaal aan te bieden over geloof en cultuur. Publieke zenders bouwen in hoog tempo religieuze uitzendingen af. Geen nood, op YouTube en Facebook worden alle mogelijke evenementen live uitgezonden. De trappistinnen van koningsoord.org doen dit systematisch voor al hun gebedstijden. Hoeft het gezegd, het internet is een godsgeschenk voor christenen. Voor het christen-zijn is de gemeenschapsdimensie belangrijk. In die mate dat je kan

zeggen dat de gemeenschap constitutief is voor het christelijk leven. Het toenemende belang van het internet doet daarom de vraag stellen of de digitale omgeving met zijn verbindend potentieel de plek aan het worden is waar die gemeenschapsdimensie kan worden beleefd? Anders gezegd, is de digitale verbondenheid van christenen van dien aard dat het vrijblijvende van het individueel consumeren van digitale religieuze producten kan worden overstegen in de richting van een meer duurzame gemeenschapsvorming. Is het mogelijk dat de individuele surfer de voortdurende uitdaging zou aandurven van de van een gemeenschap die bestaat uit mensen die juist anders zijn dan hijzelf? Een andere vraag is of de digitale christelijke gemeenschap voldoende levenskrachtig en aantrekkelijk is of kan worden om ook niet-christenen aan te spreken en wel op zo’n wijze dat zij zelf christen zouden willen worden. Als internetpastor ben en blijf ik enthousiast over het verbindend en voedend potentieel van het internet. Tegelijk stuit ik telkens weer op de beperkingen van de digitale omgeving, als het aankomt op gemeenschapsvorming in de strikte zin van het woord. Niet alleen merk ik dat de overgang van de digitale ervaring naar de ervaring in de fysieke wereld moeizaam en traag verloopt. Bovendien stel ik vast dat het beeld van de christengemeenschap dat in het bijzonder in de sociale media wordt gegeven vaak niet fraai is en dat dit niet gunstig is voor de gemeenschapsvorming.

Ondraaglijke lichtheid In de voorbije advents- en veertigdagentijd hebben we een bijeenkomst georganiseerd voor deelnemers aan onze digitale retraites. Bedoeling was om de retraitanten toe te laten om ook in de fysieke wereld iets te beleven en te delen met elkaar, en zodoende de gemeenschapsvorming te versterken. Beide events werden door de deelnemers heel positief geëvalueerd. Hun aantal was echter telkens beperkt tot een dertigtal mensen, op een totaal van 15.000 ingeschrevenen. Het doorstromen van digitaal naar fysiek gebeurt wel degelijk maar mondjesmaat en langzaam. Dit

merk ik ook voor onze andere initiatieven. Een van de meest fundamentele obstakels voor de digitale gelovige gemeenschapsvorming heeft te maken met wat ik zou noemen de ondraaglijke lichtheid van de digitale communicatie, in het bijzonder in de sociale media. Wat je op Facebook, YouTube of allerhande ‘gespecialiseerde’ blogs te lezen en te zien krijgt vanwege mensen die zichzelf als christen beschouwen tart alle verbeelding: persoonlijke aanvallen, systematische leugens, verdachtmakingen en domme onwetendheid van zelfverklaarde specialisten in de meest complexe dossiers. De publicatie-, snelheids- en reactiedrempels in de sociale media zijn dermate laag dat veel surfers zich laten verleiden tot uitspraken die ze in de fysieke wereld nooit zouden doen. Gevolgen hiervan zijn manipulatie, verwarring en polarisatie. Dit laatste wordt in niet geringe mate versterkt door de algoritmes van de sociale media en de zoekmotoren die de surfer vooral met gelijkgezinden in contact brengen. Deze overdaad aan subtiel en grof geweld maakt dat nogal wat surfers uit het middenveld zichzelf het digitale zwijgen opleggen om onaangename reacties te vermijden, als ze zich al niet helemaal terugtrekken uit de sociale media. Bovenstaande leidt tot een paradox: omdat de sociale media communicatie zo onwezenlijk gemakkelijk maken, worden authentieke communicatie en de daarmee gepaard gaande mogelijkheid tot gemeenschapsopbouw eerder moeilijker. Verwonderlijk is dit niet. De digitale sociale media zijn een recent fenomeen dat razendsnel evolueert. Na een tijd van naïef optimisme inzake hun weldadige werking, zijn we, vaak op brutale wijze, geconfronteerd geworden met hun problematische en soms zelfs gevaarlijke kant. Knowhow en vorming om hier goed mee om te gaan bestaat nauwelijks. Het is goed dat christenen aanwezig zijn en blijven in de digitale omgeving. Ook dat we met zijn allen werken aan het ontwikkelen van instrumenten om van het internet een omgeving te maken die mensen echt dichter bij elkaar en bij God kan brengen.

.

Nikolaas Sintobin is jezuïet en internetpastor. Hij onderhoudt websites als gewijderuimte.org, verderkijken.org en biddenonderweg.org.

juni 2019

22_Artikel_04L.indd 41

41

23-05-19 16:40


✽ gemeenschap

Gemeenschap De Hooge Berkt gelooft met hart en handen

‘EEN VERBOND MET ELKAAR, MET OOG VOOR VERSCHILLEN’ Vrijheid in verbondenheid, dat kenmerkt het leven in oecumenische leefgemeenschap De Hooge Berkt in Bergeijk. Jules van Hoeckel: “We willen dat je persoonlijke ontwikkeling in de pas loopt met je christelijke idealen.” Tekst: Elise de Waal

n de oecumenische leefgemeenschap De Hooge Berkt leven mensen met een verschillende achtergrond samen: rooms-katholiek, oud-katholiek, protestants of zonder kerkelijke afkomst. Dat vraagt om een open instelling van de kleine honderd leden van wie er zestig in het Brabantse dorp Bergeijk wonen, op het eigen terrein of verderop in het dorp. “Maar het brengt je ook veel”, zegt bestuurslid Jeroen Cornelissen (58). “Hier stellen mensen vragen, iets wat ik van huis uit niet gewend ben. Die vragen zetten me aan het denken, over de preek in onze diensten bijvoorbeeld, maar ook welke kant ik op wil in mijn werk, wat daar echt bij mij past. En je kunt hier oefenen in samenleven. Ik zie in de samenleving mensen te vaak uit elkaar gaan als dingen in de communicatie niet goed lopen, wij proberen daar doorheen te breken.”

I

Oefenplaats in samenleven Het zoeken naar hoe samen te leven, is kenmerkend voor deze oefenplaats in gelovig samenleven die in 1967 werd opgericht. In de roerige jaren zestig vonden priesters in de woning van Guurtje Klompvan Kemenade (1915-2003) een plek voor rust en bezinning. Velen van hen twijfelden of het priesterleven nog bij hen paste, en sommigen vonden bij haar een nieuwe plek om samen verder te leven. Een van hen was de priester-jezuïet Jan Berger (1933-2003)

42

34_Artikel_14L.indd 42

die al vrij snel de spirituele begeleiding van de groeiende gemeenschap op zich nam. Een gemeenschap waar zich al spoedig ook mensen van andere christelijke achtergronden bijvoegden. Samen werkten zij aan hun ideaal: een hartelijke kerk zijn in een bewoonbare wereld. In de leefregels die richting geven aan dit leven in broeder- en zusterschap is ook het vinden van je eigen geloof en levensweg steeds belangrijker geworden. “Vroeger deden we alles gezamenlijk; van bijeenkomsten tot diensten, je was overal bij”, vertelt Tineke Renkema (69). “We hadden ook weinig privacy want de gasten van de gemeenschap logeerden bij ons thuis. Dat was toen noodzakelijk, maar op een gegeven moment wilden mensen meer ruimte en vrijheid in hun manier van leven en geloven. Dat leidde tot een crisis die vanaf 1990 wel zo’n tien tot vijftien jaar heeft geduurd. In de fase waarin we nu zitten, zoeken we het verbond met elkaar, zonder onderlinge verschillen te ontkennen.”

Met hart en handen “Het belangrijkste vinden we, dat je persoonlijke ontwikkeling in de pas loopt met je christelijke idealen”, zegt Jules van Hoeckel (67). “Natuurlijk verwachten we dat bewoners zich inzetten voor de gemeenschap, maar mensen kiezen daarin een manier die bij hen past. De een werkt graag in de tuin, de ander kookt graag of

houdt bijvoorbeeld van beeldhouwen. Dat praktische, scheppende werken met je handen is essentieel in onze manier van geloven en samenleven. Wij geloven met hart en handen. Zo samenleven vraagt natuurlijk om een open blik. Veel bewoners – de meesten van ons zijn tussen de vijftig en tachtig jaar oud – hebben een brede belangstelling voor de wereld en zijn hbo- of wetenschappelijk opgeleid. Maar dat is zeker geen eis. Iedereen is welkom. Zoals mevrouw Klomp altijd verwoordde: ‘We hebben elkaar nooit gekozen maar zijn elkaar gegeven in verscheidenheid’.” De roulerende maandelijkse en wekelijkse teamtaken zijn een belangrijk moment van ontmoeting. Naast bijvoorbeeld koken kunnen mensen de diensten voorbereiden of de gastenontvangst verzorgen. Want regelmatig komen mensen hier op retraite, of gewoon een tijdje meeleven om tot rust of bezinning te komen. De gasten vormen, naast de giften en schenkingen van vrienden, religieuze ordes en kloostergemeenschappen, een belangrijke inkomstenbron. Ook betaalt elke bewoner een vaste bijdrage voor gebruik van de ruimten en woningen. Voor de maaltijden betalen alleen mensen die mee-eten een vergoeding. Winst maken is niet belangrijk voor De Hooge Berkt, de gemeenschap wil voor iedereen toegankelijk zijn. Vrijwillige bijdragen van bewoners maken het mogelijk dat ook mensen met een lager inkomen

juni 2019

23-05-19 16:41


special/reportage âœ˝

1 2

3

4

1. Entree De Hooge Berkt 2. Buitenaanzicht met kapel (links) 3. Paasviering 4. Keuken 5. Tineke Renkema

5

juni 2019

34_Artikel_14L.indd 43

43

23-05-19 16:41


✽ gemeenschap

in De Hooge Berkt kunnen wonen of te gast kunnen zijn. En bewoners helpen elkaar met lichte zorgtaken.

Middenin de samenleving De Hooge Berkt wil midden in de samenleving staan. Daarom biedt zij werkervaringsplekken aan asielzoekers. Ook duurzaam leven vindt de gemeenschap belangrijk. Daarom hebben veel gebouwen zonnepanelen, staan er regelmatig vegetarische maaltijden op het menu en let men bij de aanschaf van apparatuur, verf en middelen voor tuinonderhoud op biologische afbreekbaarheid en energiezuinigheid. Er zijn ook sociale initiatieven vanuit de bewoners zelf. Zo gaat een priester wekelijks langs bij ouderen en/of oud-bewoners in het dorp. En Jules van Hoeckel is bestuurslid van het buurthuis waarbinnen alle zorg en welzijnsinstellingen van Bergeijk zijn ondergebracht. Ook daar is aandacht weer het toverwoord. “Mensen kunnen voor een paar euro mee-eten of elkaar bijvoorbeeld ontmoeten bij de opvang voor mensen met een beperking. En als het nodig is brengen we mensen erheen. Iedereen wordt daar echt gezien en krijgt de aandacht die hij of zij verdient. Wat ik leer in de gemeenschap, kan ik in het buurthuis toepassen en dat geeft mij ontzettend veel vreugde en energie.”

Stilte en bezinning Je inzetten voor de gemeenschap en de lokale samenleving, en daarnaast je eigen hobby’s, familie en vrienden buiten de gemeenschap: veel bewoners hebben een druk leven. Niet iedereen heeft dan ook tijd en evenveel behoefte aan de tweemaandelijkse ontspanningsactiviteit, maar bij bijzondere momenten als jubilea of uitvaarten komt men samen. Van Hoeckel: “Daar zijn we goed in geworden. De aandacht voor elkaar en het respect voor de persoon en wat hij of zij betekent voor de gemeenschap, overstijgt dan de oecumenische verschillen die er soms ook zijn.” Dat muziek een grote rol speelt in de liturgie en bij feestelijke gelegenheden zie je aan de vele piano’s en orgels in diverse ontmoetingsruimten die dienst doen bij

44

34_Artikel_14L.indd 44

de begeleiding van liedjes en sketches en natuurlijk ook de kerkdiensten. Liturgie is voor De Hooge Berkt belangrijk. Op werkdagen zijn er in de kapel drie gezamenlijke gebedsmomenten, op zaterdagavond is er de ‘lichtjesdienst’. Bewoners steken dan kaarsen aan en geven elkaar het licht door om zo de nieuwe week inluiden. Die nieuwe week begint dan op zondagmorgen met een viering waarin afwisselend ambtsdragers uit de rooms-katholieke, de oud-katholieke en de protestantse kerken voorgaan. In de diensten is veel ruimte voor stilte en bezinning. Voor de energieke Sybe Travaille (73), al sinds 1976 lid van de gemeenschap, zijn deze momenten belangrijk. Ze brengen rust en stilte in zijn dynamische leven, waarin hij nog een dag per week werkt als psycholoog, zich inzet voor een goede samenwerking met kerken en ook sociale contacten buiten de gemeenschap om zijn aandacht vragen. “Want energie is er alleen als er ook stilte is om te komen tot jezelf.”

dichterbij huis. Hoe ga je om met een naaste aan wie jij vaak hulp geeft en die zijn financiële problemen op een andere manier aanpakt dan jij zou doen? Er komen geen oplossingen en een echte dialoog aangaan is soms lastig. Maar iedereen wordt gehoord. Hetzelfde geldt voor de bijeenkomst waar de dienst van de komende zondag wordt voorbereid, waar elf aanwezigen om de beurt hun gedachten over de bijbelteksten van die zondag delen. Als je zo gauw geen antwoord hebt, mag je de tijd nemen om je eigen antwoorden te vinden. “Want het gaat om jouw antwoorden en jouw weg, niet of dat je dingen precies doet zoals Jezus deed”, zegt Tineke Renkema die regelmatig door de gemeenschap aangeboden retraites begeleidt. “Je kunt elkaar daarin wel inspireren of elkaar helpen om de ander beter te begrijpen. Soms zullen verschillen naast elkaar blijven bestaan. Ook dat is een manier om de ander te respecteren en te accepteren zoals hij of zij is.”

Ervaringen delen

Bloemen in een tuin

De Belgische Ine Van Den Eynde (50) komt al lange tijd bij De Hooge Berkt. Toen ze hier 25 jaar geleden voor het eerst te gast was met geheugenproblemen na een ongeluk, deed de vaste dagstructuur haar goed. Nog steeds is haar maandelijkse verblijf een rustpunt in haar drukke bestaan als theoloog. Toen ze hier pas woonde, merkte ze dat het lastig kon zijn om iedereen bij belangrijke gesprekken te betrekken. Het kan immers best spannend zijn om je ideeën te delen in een bewonersvergadering van veertig personen. De bijeenkomst over klimaatverandering en armoede die ik bijwoon, is daarom bewust opgesplitst in groepen van ongeveer zes personen. Het doel van de bijeenkomst is niet het verdedigen van ideeën maar het delen van ervaringen om zo bewust te worden wat je zelf kunt doen. Het onderwerp komt sommigen dicht op de huid. Waar de een vertelt over de armoede waarmee ze op haar werkreis naar Afrika geconfronteerd werd, worstelt een ander juist met armoede

De Hooge Berkt kent naast de gemeenschap in Bergeijk een kleine dependance in Thorn. Door vergrijzing is het nog niet helemaal duidelijk of de gemeenschap in het ‘witte stadje’ kan blijven voortbestaan. Maar over de nabije toekomst in Bergeijk heeft Renkema geen zorgen. Ze begeleidt veel veertigers en vijftigers, vaak mensen die hun leven goed op orde hebben en op een punt zijn gekomen dat ze zich afvragen: wat nu? Ze vinden in Bergeijk een plek voor rust, bezinning en verdieping. De groene omgeving nodigt uit tot wandelen en fietsen. Of men doet mee aan een dansretraite. Maar mensen kunnen ook alleen de stilte opzoeken of zonder vast programma gewoon een paar dagen of langere periode meeleven. Samen leven, ook in De Hooge Berkt is het soms zoeken hoe daaraan het beste vorm te geven. Leidend daarbij blijft een uitspraak van een van de grondleggers van de gemeenschap: “We zijn als bloemen, die in al hun diversiteit toch een tuin vormen.”

.

juni 2019

23-05-19 16:41


19VOL006_ADVERTENTIES.indd 45

22-05-19 15:16


MUZIKAAL ERFGOED IN DE TROPEN Tekst & Beeld: Sanne Derks

n de regio Chiquitanía, de tropische laaglanden van de Amazone in Bolivia, liggen buitengewoon goed bewaard gebleven jezuïetenmissies. Unesco heeft in 1990 zes van de prachtig gedecoreerde kerken uitgeroepen tot Werelderfgoed.

I

46

22_Artikel_07L.indd 46

De jezuïeten stichtten in de zeventiende en achttiende eeuw deze missieposten in een poging een ideale samenleving te creëren. De missionarissen gebruikten barokmuziek om de inheemse bevolking te evangeliseren. Nadat de jezuïeten in 1767 verbannen

werden, heeft de lokale bevolking de partituren bewaard voor volgende generaties. In 1970 vond de Zwitserse architect Hans Roth, die zijn leven wijdde aan het renoveren van de missies, 5.000 pagina’s originele bladmuziek. Sindsdien is het slapend erfgoed nieuw leven

juni 2019

23-05-19 16:42


Bolivia âœ˝

ingeblazen en hebben vrijwel alle dorpen in dit deel van de Amazone een eigen school en orkest voor klassieke muziek opgericht. Op hoog niveau leren kinderen en jongeren barokmuziek, wat hun tevens op het Boliviaanse platteland een toekomstperspectief

biedt. Men komt tot een nieuwe interpretatie van de muziek, met Chiquitano-invloeden. Vioolbouwers maken met de hand instrumenten uit tropisch hardhout. Daarnaast zijn er werkplaatsen waar uit hout Chiquitano-engeltjes worden gesne-

den. Ook deze barokke engeltjes zijn een erfenis van de jezuĂŻeten. Ze groeiden uit tot een belangrijk symbool van de regio. Sinds de Europeanen zijn verdwenen, geven de ambachtslieden deze engeltjes het gezicht van lokale Chiquitano-kinderen.

.

juni 2019

22_Artikel_07L.indd 47

47

23-05-19 16:42


✽ ‘Shoplifters’

Hirokazu Koreeda toont liefdevol gezin zonder bloedbanden

SAMEN ZIJN WE NIET MEER ALLEEN In de bekroonde Japanse speelfilm Shoplifters is winkeldiefstal de gewoonste zaak van de wereld. Filmregisseur Hirokazu Koreeda portretteert een arm gezin in een krap huisje in miljoenenstad Tokio. Hij toont de menselijke hunkering om deel te zijn van een gemeenschap, evenals het verlangen dat een ander jou lief heeft. et is een dramatisch moment in de beroemde Italiaanse speelfilm Ladri di biciclette (Fietsendieven) uit 1948, een moment dat muzikaal begeleid wordt door zware vioolpartijen op de geluidsband: de vader in de film is zo wanhopig geworden door de armoede van zijn gezin, dat hij in een opwelling besluit om een fiets te stelen die onbewaakt tegen een muur staat. Helaas voor hem wordt de diefstal gezien: hij wordt achterna gerend en ingehaald, een menigte omstuwt hem en trekt hem van de fiets. Het is een moment vol schaamte, dat nog intenser wordt doordat zijn zoontje er onbedoeld getuige van is. Het jongetje rent met natte ogen naar zijn dierbare vader toe, die is meegetrokken door woedende mannen. Hij klampt zich aan hem vast en geeft hem zijn pet, die tijdens het handgemeen op de grond is gevallen.

H

Hoofd boven water Hoeveel alledaagser gaat het stelen van iets in Shoplifters, de Japanse speelfilm die vorig jaar de Gouden Palm won op het filmfestival van Cannes en nu uit is op dvd. In de openingsscène van deze film van regisseur Hirokazu Koreeda lopen een vader en zoon door de gangpaden van een supermarkt, dit keer begeleid door een ongedwongen soundtrack van percussie en pianoklanken. De man vult met nonchalant gezicht zijn boodschappenmandje en houdt ondertussen het jongetje uit het zicht van winkelmedewerkers, zodat die van alles in z’n rugzak kan laten glijden. Hier geen spoor van drama. Hier geen groot decorumverlies van een vader in het

48

22_Artikel_01L.indd 48

bijzijn van zijn ontredderde zoontje. Hier geen morele tuimeling. Voor het jongetje is dit business as usual. Winkeldiefstal is zijn tweede natuur. Hij heeft van zijn vader geleerd dat stelen een gewone gang van zaken is. Het enige waarvoor hij zich later tegen het hoofd slaat, is dat hij de shampoo vergeten is. Naderhand kopen ze in een uitgelaten stemming een paar kroketten bij een kraampje en lopen ze keuvelend door Tokio terug naar hun huis, terwijl ze kleumen in het koude weer. Het decor waarin de film Shoplifters speelt, is de Japanse economische recessie van de afgelopen jaren. Het jongetje heet Shota, de man heet Osamu en ze wonen in een klein huisje, ingeklemd tussen appartementsgebouwen. De spaarzame ruimte delen ze met nog drie anderen: een oma, de vrouw van Osamu en een jongere zus. Maar daar komt nog een zesde persoon bij: op weg naar huis zien Shota en Osamu een jong meisje op een balkon, in de kou buitengezet door haar ouders. Het is niet de eerste keer dat ze haar daar in haar eentje zien zitten. Osamu neemt haar mee naar de gezellige krapte van zijn huis, waar ze op de vloer gezeten kroketten en glutenbroodjes eten. Daar ziet oma dat het meisje littekens op haar armen heeft. En als ze haar later die avond terug willen brengen, horen ze de ouders slaande ruzie hebben. Vanaf dat moment blijft het meisje bij hen wonen en vanaf dat moment wordt het de kijker ook steeds duidelijker gemaakt dat dit gezin, met die merkwaardige neiging om winkeldiefstal als de gewoonste zaak van de wereld te zien, niet uit familiebanden is opgebouwd. We zien een oma, maar het is niet de oma van de kinderen. We zien

een jonge vrouw, maar het is toch niet de jongere zus van Osamu’s vrouw. Dit blijkt een geïmproviseerde familie, middenin die miljoenenstad Tokio, levend van een vaag pensioen van de grootmoeder en van stelen, en van magere baantjes: in een grote stomerij, als dagloner op een bouwplaats, in een erotische club. Dat ze samen wonen, heeft in de basis vooral te maken met het hoofd boven water houden.

Vastgehouden worden Wat je zou verwachten, is dat we hier een morele vertelling voorgezet krijgen, en dat door de gebeurtenissen in de film getest wordt waar de saamhorigheid van deze personages eindigt en waar hun opportunisme begint. Of dat de personages gaandeweg gaan inzien dat winkeldiefstal geen manier van leven kan zijn. Maar dat is niet wat filmmaker Hirokazu Koreeda voor ogen had. Zijn plan was om te onderzoeken of een gezin ook op een andere manier kan ontstaan dan alleen door familiebanden, en het is duidelijk dat hij daar welwillend over denkt. Want Shoplifters is een film waarin, tegen het decor van de harde Japanse samenleving, juist het tedere en liefdevolle van deze geïmproviseerde familie wordt getoond. Het zesjarige meisje Yuri trekt naar het iets oudere jongetje Shota toe. Samen dwalen ze door de stad, zoeken ze cicaden of rennen ze door een heftige zomerregen. De goedmoedige en wat klunzige Osamu is vaak het mikpunt van grapjes van zijn vrouw Nobuyo, maar het is ontwapenend te zien hoe ze een innig moment delen op een hete zomerdag, al slurpend van koude noodles, terwijl de regen op het dak roffelt,

juni 2019

23-05-19 16:43


film Jurgen Tiekstra ✽

Osamu en zijn vrouw Nobuyo liggen op de grond in hun krappe huisje, met tussen hen in het meisje Yuri.

en hoe overdonderd Osamu is dat hij dit mag meemaken. Op een andere manier leeft de grootmoeder dicht bij de jongere vrouw Aki, met wie ze ’s nachts een matje op de grond deelt en aan wiens koude voeten ze al voelt of het goed met haar gaat. Ook zoiets typerends voor de lievigheid die filmmaker Hirokazu Koreeda in zijn film stopt: Aki ontmoet in de erotische club waarin ze werkt een klant, een jonge man, die eigenlijk alleen maar even vastgehouden wil worden. Hij laat een traan achter op haar schoot. Ja, willen we niet allemaal alleen maar even vastgehouden worden? Maar door een grote tournure in de film wordt er achter dit alles een grote menselijke diepte zichtbaar. Het clandestiene leven dat dit gezin leidt, is niet eeuwig houdbaar. Het onontkoombare noodlot trekt het zestal uit elkaar; ieder wordt apart gezet, zoals elke gemeenschap ooit zal verkruimelen tot de losse delen waaruit ze bestond.

Ingeboren behoefte We hunkeren er allemaal naar dat er van ons gehouden wordt. Meer nog: we hunkeren allemaal naar het idee dat er van ons gehouden is. En als het gezin waartoe we behoorden uit elkaar getrokken wordt, als de groep waarmee we ons vereenzelvigden en waarvan we ons onderdeel voelden niet langer bestaat – dan kan een angstige gedachte als een koude vloeistof door ons lijf zakken: Was ik wel belangrijk voor de anderen? Was ik wel meer dan een toevallige voorbijganger? Deelde ik wel meer met de anderen dan alleen het opportunisme dat ons samenbracht? Was het een illusie dat ik me gekoesterd heb gevoeld in hun bijzijn? Het is een diep menselijk verlangen om het gevoel te hebben gezien te zijn, om iemand te zijn of te zijn geweest in de ogen van een ander. De neiging van mensen om beroemd te willen worden zal een geperverteerde vorm zijn van deze ingeboren behoefte, waarbij vergeten wordt dat de blik van de

grote menigte te anoniem is om dat verlangen te bevredigen. Menig beroemd geworden mens zal daarom onthutst zijn door het lege gevoel waarmee hij ondanks zijn succes thuis op de bank zit, en vervolgens niks anders weten dan met valse hoop elke keer weer het podium op te klimmen. Het verlangen om gezien te zijn kan alleen vervuld worden door de blik van de mensen nauw om je heen, ook in dat krappe huisje in het drukke Tokio. Het geïmproviseerde Japanse gezin in Shoplifters ontstond uit zes verschoppelingen, die zich aan elkaar hebben vastgeklampt als aan wrakhout in een zee. Dankzij elkaars proletarische vernuft konden ze het hoofd boven water houden. Maar belangrijker was dat ze samen niet meer alleen waren. En dat ze elkaar hebben gezien.

.

Shoplifters is te zien op dvd, en als ‘video on demand’ (onder andere Pathé Thuis, Ziggo Movies & Series, iTunes, Google Play).

juni 2019

22_Artikel_01L.indd 49

49

23-05-19 16:43


✽ cultuur Eric Corsius

Rembrandt was een rusteloze zoeker

EEN VERRASSEND MODERNE SCHILDER Nederland viert het ‘Rembrandtjaar’. Maar 350 jaar na zijn dood zien we Nederlands beroemdste schilder niet langer als een nationale held of halfgod. Voor Eric Corsius is Rembrandt veeleer iemand die het experiment aandurfde en daarmee nieuwe wegen opende voor de schilderkunst. ensen die een bezoek brachten aan het atelier van Rembrandt Harmenszoon van Rijn (1606-1669) waren vooral getroffen door de buitengewone gedrevenheid en werklust van deze schilder, tekenaar en etser. Niet alleen legde hij een enorme productiviteit aan de dag. Hij was bovendien ook een rusteloze zoeker naar perfectie en naar oplossingen voor artistieke vraagstukken. Zijn gedrevenheid had ook een meer persoonlijke en tragische kant. Zijn verzamelwoede en ondoordachte investeringen leidden tot een faillissement. Met geld kon de kunstenaar niet goed omgaan. De monomane Rembrandt ging bovendien ook slordig om met mensen. Een pijnlijk hoofdstuk in zijn leven is de scheiding van zijn levensgezellin Geertje Dircx, van wie hij zich ontdeed door haar te laten opsluiten in een spinhuis. Een aangenaam man was de schilder al met al niet. Het was, zoals zo vaak, de prijs die moest worden betaald voor een indrukwekkend oeuvre, dat letterlijk en figuurlijk iconisch is geworden voor de Nederlandse Gouden Eeuw.

M

Nationale held De verbluffende kwaliteit van Rembrandts werk en het vernieuwende karakter ervan, gecombineerd met zijn rommelige levensloop en zijn gedrevenheid, hebben geleid tot het romantische beeld van de geniale kunstenaar, die enerzijds een lievelingskind

50

33_Artikel_08L.indd 50

Rembrandt: De terugkeer van de verloren zoon.

van de muzen was en anderzijds als bohémien moest opboksen tegen maatschappelijke conventies. Vooral in de negentiende eeuw werd hij door dat imago tot een nationale held en halfgod. Het Rijksmuseum in Amsterdam werd gebouwd als een kathedraal, met de Nachtwacht als het allerheiligste. En zelfs mijn generatie leerde op de lagere school nog, dat Rembrandt met zijn onorthodoxe Nachtwacht zijn tijd ver voor-

uit was en zichzelf onmogelijk maakte bij zijn opdrachtgevers door zijn provocerende aanpak van het groepsportret. Dit beeld is inmiddels wel bijgesteld. Rembrandt was geen ‘medium’ van hogere machten. Ook voor hem geldt de bekende zegswijze dat hij het niet alleen moest hebben van inspiratie, maar ook en vooral van transpiratie. De kwaliteit van zijn werk was niet het moeiteloze gevolg van een

juni 2019

23-05-19 16:44


Rembrandt ✽ kus door de muzen of het de vrucht van een mysterieuze gave: het was het resultaat van lang en hard werken. Ook Rembrandts opzienbarende originaliteit en nieuwheid kwamen niet uit de lucht vallen. De kunstenaar was niet zozeer een profeet of een ziener, maar eerder een uitvinder – of wat wij tegenwoordig een innovator zouden noemen. Hij liet zich hierbij niet zozeer leiden door intuïtie, maar vooral door studie en research. Tijdgenoten en opdrachtgevers stelden het vernieuwende karakter van zijn werk overigens zeer op prijs. Dat gold ook voor De compagnie van Frans Banning Cocq en luitenant Willem van Ruytenburgh uit 1642, zoals de eigenlijke naam van de

Rembrandt: De doop van de kamerling.

Nachtwacht luidt. Rembrandts roem legde hem uiteindelijk geen windeieren. Hij werd een gevestigd burger en het tegendeel van een bohémien. Vernieuwing was sowieso een toverwoord in de zeventiende eeuw. Amsterdam, waar Rembrandt na zijn jeugd en eerste opleidingsjaren in zijn geboorteplaats Leiden heentrok, was een centrum waar vernieuwingsgezinde geesten van allerlei slag elkaar troffen, met elkaar debatteerden en experimenteerden met nieuwe vormen, gedachten en technieken. Dat gold ook voor de schilderkunst. Door de vele immigranten ontstond een levendige kunstenaarsscene, waarin veel kruisbestuiving

en scholing mogelijk was. Bovendien was de stedelijke burgerij een dankbare klantenkring. Een en ander leidde in de zeventiende eeuw tot een explosieve productie van schilderijen. In dit dynamische klimaat kon Rembrandt van Rijn goed gedijen. De maatschappelijke context was dus even bevorderlijk voor de opzienbarende ontwikkeling die zijn werk doormaakte, als zijn eigen genialiteit, werklust en talent.

Maximale illusie Zowel tijdens Rembrandts leven als daarna werd zijn werk vaak vergeleken met de klassieke stromingen in de beeldende kunst. Door alle voorgangers en tijdgenoten van Rembrandt op één hoop te gooien, doen we hen natuurlijk geen recht. De vergelijking met hen kan ons echter helpen om de vinger te leggen op de kern van Rembrandts vernieuwende impuls aan de kunst – in het besef overigens dat hij niet het enige genie van zijn tijd was. Een kenmerk voor de geijkte kunst was de gedetailleerde natuurgetrouwheid. Tot op de dag van vandaag staan wij nog met verwondering te kijken naar portretten of taferelen, die met een fotografische precisie zijn geschilderd. Deze doeken nodigen je als het ware uit, ze van zo dichtbij als mogelijk te bekijken, om aldus nog meer frappante details te ontdekken. De makers ervan, ‘fijnschilders’ genoemd, streefden naar een maximale illusie. Ze wilden de natuur nabootsen op een manier waardoor de kijker als het ware de scheidslijn tussen kunst en realiteit vergat. Ze maakten daarbij soms dankbaar gebruik van het verschijnsel gezichtsbedrog. Het is voor onze tijd, waarin we sinds honderd jaar gewend zijn aan abstracte en non-figuratieve kunst, nauwelijks nog denkbaar, maar de perfecte illusie was ooit een hoofdcriterium voor de kwaliteit van een schilderij. ‘Net echt’ was het beste compliment dat een schilder kon krijgen. In de klassieke kunst stond ook de elegantie centraal. Niet alleen moesten de personen die werden geportretteerd of die deel uitmaakten van een tafereel, worden afgebeeld in bevallige en aangename poses. Personen met aanzien, zoals mythologische helden, bijbelse personages of heiligen, moesten bovendien worden weergegeven in volmaakte menselijke schoonheid. Ze

juni 2019

33_Artikel_08L.indd 51

51

23-05-19 16:44


✽ cultuur Eric Corsius

Rembrandt: Apostel Paulus/zelfportret.

moesten, met andere woorden, worden geïdealiseerd. Daarbij moesten het lijnenspel en het kleurenspectrum een lust voor het oog zijn. Deze aanpak werd vervolmaakt in de barokkunst, waarvan Rembrandts tijdgenoot Rubens een belangrijk vertegenwoordiger was. De barok voegde aan de idealiserende kunst een flinke portie heroïek en dramatiek toe. Het streven naar een maximale illusie werd verrijkt met effectbejag en theatraliteit. Dat werd soms ondersteund door de spectaculaire lichteffecten van het clair-obscur, een techniek waarmee de naam Caravaggio onlosmakelijk is verbonden. Kenmerkend voor deze stijl waren schilderijen waarin de tijd op een spannend moment werd vastgelegd en een levendige scene werd bevroren. De kijker ervoer niet alleen het vastgelegde moment, maar ook datgene wat zou volgen: het zwaard dat zou neerkomen, de speer die zou worden geworpen, het paard dat zou steigeren, de gestorven Jezus die na de kruisafname zacht zou neerploffen op de grond enzovoorts.

Mensen van vlees en bloed Het zou te goedkoop zijn, om te zeggen dat Rembrandt zich tegen de klassieke kunst afzette, zoals menige kunstenaar zich wil onderscheiden van zijn voorgangers. Hij begon zijn loopbaan trouw en toegewijd in

52

33_Artikel_08L.indd 52

deze stijl. Bekend is De doop van de kamerling (1626), het trotse bezit van Museum Catharijneconvent in Utrecht, waarin de elegantie, een aantrekkelijk kleurenpalet en de techniek van het fijnschilderen de boventoon voeren. En de Nachtwacht, waarop een chaotische situatie wordt ‘bevroren’, is een hoogtepunt van barokke dramatiek. Rembrandt wilde echter op den duur ook vooruit en was niet tevreden met de expressiemiddelen die de klassieke schilderkunst hem bood. Hij kon er niet mee uitdrukken en bereiken wat hij wilde zeggen en wat hij beoogde. Wie de ontwikkelingen in zijn werk in de tijd volgt, is daarom getuige van een kunstenaar die op zoek is naar de ideale en adequate vormen en expressie – en daarbij het gedurfde experiment niet uit de weg gaat. Zo verdween voor Rembrandt de elegantie steeds meer naar de achtergrond en kwam de natuurlijke weergave van de realiteit steeds meer op de voorgrond te staan. De lichaamsvormen en de houdingen van zijn figuren voldeden steeds minder aan de eisen die vanouds werden gesteld – ook als ze daardoor minder fraai en bevallig waren. Zelfs de lelijkheid mocht en moest worden weergegeven, als dat nu eenmaal de realiteit was. Rembrandt verstond de kunst om de werkelijkheid onopgesmukt, maar des te overtuigender weer te geven. Ook personages uit klassieke mythes en bijbelse verhalen werden door hem minder idealistisch geportretteerd. Het waren mensen van vlees en bloed, getekend door het leven. Een uitzondering vormde wellicht de figuur van Jezus, die Rembrandt herhaaldelijk schilderde. Daarvoor koos hij het mooiste mannelijke model uit dat hij kon vinden – en vermoedelijk bij voorkeur een knappe joodse man. De realiteitswaarde van Rembrandts latere werk gaat gepaard met een schilderstijl en -techniek, die minder verfijnd is, maar des te suggestiever en expressiever. Zijn grove penseelstreken en het zogenaamde pasteuze (zeg maar: vette) opbrengen van de verf: ze doen verrassend modern aan. In plaats van de werkelijkheid tot in de details en als het ware fotografisch weer te geven, brengt Rembrandt zijn beelden met minimale middelen tot leven. Hij laat meer over aan de kijker, die een grotere rol krijgt in het oproepen van de afgebeelde realiteit. Er is

daardoor ook meer sprake van interactie en wederzijdse betrokkenheid. Illusie blijft ook voor Rembrandt het ideaal: de weg erheen is een andere, en zeker niet minder effectieve, dan die van zijn voorgangers.

Calvinistisch temperament Na de Nachtwacht zou Rembrandt ook voorzichtiger en terughoudender worden met het schilderen van taferelen, waarin de tijd op een dramatisch moment werd stilgezet. Hij lijkt dat in toenemende mate te hebben ervaren als onnodig theatraal. De scènes op latere schilderijen krijgen iets intiems. Er vindt een proces van verinnerlijking plaats. Een beroemd voorbeeld is De terugkeer van de verloren zoon (1669), dat nu te zien is in het Hermitage in Sint-Petersburg. Is het toevallig dat met name in Rembrandts religieuze werk de verstilling zo opvalt? In godsdienstig opzicht was de van huis uit hervormde Rembrandt een allemansvriend. Hij had vrienden en opdrachtgevers onder calvinisten, joden, doopsgezinden en remonstranten. Hij schuwde bovendien niet de katholieke onderwerpen, zoals blijkt uit enkele Mariaportretten. Maar de verinnerlijkte weergave van apostelen en profeten en de nadruk op de gekwelde en naar binnen gekeerde blikken: dit alles verraadt toch een overwegend calvinistisch temperament. De uitbundigheid en de triomfantelijkheid van de katholieke barok zijn hier ver te zoeken. Hier zien we mensen die het besef van hun tekort uitstralen en ons daarvan deelgenoot maken. De apostel Paulus, waarvoor Rembrandt zichzelf als model nam (1661, te zien in het Rijkmuseum) kijkt al eeuwen lang de toeschouwer aan met een blik waaruit berusting spreekt. Berusting in het feit dat ons zoeken en vragen alleen maar leidt tot meer vragen. Het is de tragische slotsom van een rusteloos zoekend kunstenaarsleven.

.

Het Rembrandtjaar 2019 is voor vele musea de aanleiding voor tentoonstellingen en andere projecten. Een bezoek waard zijn in elk geval het Rijksmuseum en het Rembrandthuis in Amsterdam en het Mauritshuis in Den Haag. Museum De Lakenhal in Rembrandts geboortestad Leiden gaat 20 juni na restauratie opnieuw open met o.a. de tentoonstelling ‘Rembrandt & de Gouden Eeuw’.

juni 2019

23-05-19 16:44


✽ grensverleggers Anna Bijns

Tekst: Willem van der Meiden

‘Eersame ende ingeniose maecht’ was onze grootste rederijker ijf jaar geleden werd de Anna Bijns Prijs opgeheven. De prijs, ingesteld in 1985, was een prijs voor vrouwelijke schrijvers, van wie “het oeuvre zowel in stijl, vorm, aanpak als in thematiek uiting moest geven aan de realiteit en de verbeeldingswereld van vrouwen”. De initiatiefnemers, onder wie Anja Meulenbelt en Renate Dorrestein, wilden een alternatief bieden voor de belangrijkste Nederlandse literaire onderscheiding, de P.C. Hooftprijs. Die was tot 1985 35 maal uitgereikt, waarvan vijf keer aan een vrouw (en daarna 33 maal, waarvan zeven keer aan een vrouw). De Stichting die de Anna Bijns Prijs uitreikte besloot haar geld voortaan in te zetten voor publieksevenementen. Renate Dorrestein verzuchtte bij de opheffing dat vrouwen niet konden lobbyen.

Spot, satire, sarcasme gingen bij haar hand in hand met vroomheid, hartstocht en zelfverzekerdheid. Het maakt haar teksten nog steeds goed leesbaar. De grote verspreiding van haar werken is zeker ook veroorzaakt door de hoge vlucht die de boekdrukkunst in haar tijd maakte. Anna Bijns is de eerste literator die daarvan ten volle heeft geprofiteerd.

V

De Antwerpse kleermakersdochter Anna Bijns (1493-1575) dichtte in rederijkersstijl, hoewel ze als vrouw geen lid kon worden van een rederijkersgezelschap. Ze is om verschillende redenen spraakmakend geweest. Ze was weliswaar niet de eerste schrijvende vrouw in onze literatuurgeschiedenis, maar ze schroomde als ongetrouwde vrouw niet om openlijk over liefde én geloof te dichten. Daarbij had ze geen hoge dunk van mannen, aan wie ze spottende verzen wijdde: Een vrouwe lydt menigen ancxt & vaer, / als een man, hier oft daer, gaet druck verjagen, / drincken & spelen, by nachten by dagen. Anna Bijns verwierf eveneens faam als geharnaste bestrijder van de Reformatie: Schrifture wordt nu in de taveerne gelezen, / In d’een hand d’evangelie, in d’ander den pot. Vooral Maarten Luther moest het ontgelden. Luther en al zijn gezellen “sijn scadelijcke wolven onder tchristen bloet, / die de scaepkens vermoorden, die Christus voet [voedt]. / Tsijn rechte ingelroeyen [hengelroeden] vander hellen. Dat maakte Bijns populair in de rooms-ka-

‘Niemand schreef hartstochtelijker over de liefde’ tholieke kerk, al schroomde zij niet om misstanden aan de kaak te stellen. Het maakte haar ook populair onder katholieke neerlandici, zoals Fernand Lodewick. Diens literatuurgeschiedenis werd veel gebruikt op middelbare scholen in de jaren zestig en zeventig en hij geeft Anna Bijns ruim baan: “De grootste rederijker is een vrouw.” In haar tijd gold Anna Bijns tot ver over de grenzen als een van de grote vrouwen, en de literaire kwaliteit van haar poëzie stond in hoog aanzien. Haar eerste bundel verscheen in 1528 en kreeg de aanbeveling mee dat de teksten geschreven waren door de eersame ende ingeniose maecht, Anna Bijns. De bundel werd vijf keer herdrukt en zelfs al in 1529 vertaald in het Latijn. Er volgden bij haar leven nog twee bundels, in 1548 en 1567. Het is niet waarschijnlijk dat ze hiermee de kost kon verdienen; ze stond ook aan het hoofd van een eigen schooltje. Van Anna Bijns zijn 222 teksten bekend, waarvan de meeste van een flinke lengte.

Ze was lange tijd vergeten en werd aan het eind van de negentiende eeuw herontdekt. Historicus Herman Pleij schreef in 2011 een mooie biografische schets: Anna Bijns, van Antwerpen. Daarin schreef hij: “Nooit is er in de Nederlandse taal hartstochtelijker over de liefde geschreven dan door Anna Bijns. En nooit heeft iemand zwaarder gescholden op ketters of venijniger de spot gedreven met huwelijk en gezin – en dat alles in gepassioneerde verzen in de volkstaal, die een wijde verspreiding vonden in handschrift en druk.” Behalve op haar reputatie als ‘kettervreter’ gaat Pleij uitgebreid in op haar fascinatie voor schroeiende liefde, ook de lijfelijke liefde. “Felle jammerklachten, snijdende hartenpijn, jaloezie, hoop op verzoening, haat als die hoop teniet is gedaan – al die menselijk emoties zitten in deze poëzie”, schreef Aleid Truijens in de Volkskrant. Passie lijkt het woord te zijn dat de thema’s van Anna Bijns met elkaar verbindt. En mannen? Och, want, my dunckt, de goede mans syn nu witte raven; / acht niet wat gaven / sy u brengen voer oogen: / als sy een vrouwe hebben int net getogen, / is lieffde vervlogen ;/ dit sien wy wel. Erg jammer dat de Anna Bijns Prijs niet meer bestaat; evenveel vrouwen als mannen schrijven literatuur en verreweg de meeste lezers van literatuur zijn vrouwen.

.

In de rubriek Grensverleggers portretteert Willem van der Meiden mensen die grenzen verlegden, overschreden of ophieven en zo de samenleving betekenisvol vernieuwden.

juni 2019

11_Artikel_02R.indd 53

53

23-05-19 16:44


✽ boeken

Een zoektocht naar heiligheid Anglicaans theoloog Rowan Williams onderneemt in zijn nieuwe bundel een zoektocht naar heiligheid. De bundel waaiert breed uit, maar de worstelingen en vragen uit vroeger tijden blijken ook nu nog actueel te zijn. Tekst: Chris van Wieren

at maakt het leven van een heilige zo aanstekelijk, hoe werkt ‘heiligheid’ eigenlijk? In zijn nieuwste boek keert theoloog Rowan Williams (1950), voormalig anglicaans aartsbisschop van Canterbury en hoofd van het Magdalene College in Cambridge, de blik naar binnen om door te denken over waar we iets ‘heiligs’ kunnen ontdekken. ‘Heilig’ omschrijft Williams als “levens waarin iets werkt, waarin een heelheid bereikt wordt, wat op ons overkomt als een briljante muziekof toneeluitvoering die Gods handelen weerspiegelt”. Nieuwsgierig om iets meer van die muziek te horen en van die heiligheid te vinden duik je deze bundel in, om dan te ontdekken dat er geen helder betoog of overzichtelijke opbouw in zit. Want hoewel de ondertitel ‘christendom voor mensen van vandaag’ luidt, is dit geen echt ‘publiekstheologisch’ boek. De lezingen en artikelen in deze bundel verschillen enorm naar vorm en inhoud, en hier en daar ook van kwaliteit. Ogenschijnlijk hebben de teksten niet veel gemeen: onderwerpen variëren van iconen, manieren van bijbellezen, seksualiteit en een lacaniaanse reflectie op zelfkennis. Maar wat hen samenbindt, is de zoektocht naar de aantrekkings-

W

54

11_Boekbespreking_02L.indd 54

Rowan Williams.

Rowan Williams Wat is heilig? Berne Media, 256 blz., € 19,90

kracht van een geïnspireerd leven gericht op God. Deze zoektocht leidt je als lezer langs een rijke christelijke traditie: van theologen en dichters tot kloosterregels en stadsspiritualiteit, woestijnvaders en kluizenaars. Williams behandelt een veelheid aan bronnen met een indrukwekkende zorgvuldigheid en creativiteit. Deze inhoudelijke breedte laat goed zien dat het hem niet gaat om een duidelijk en overzichtelijk betoog als handleiding voor een christelijk leven. Veel meer probeert hij te wijzen op het belang van aandacht en verbinding, van een spiritualiteit die op elk gebied van de menselijke ervaring zeggingskracht heeft. Dat maakt dat de worstelingen en vragen van de besproken heiligen ook ónze worstelingen en vragen zijn, ongeacht of dat leven zich in de zevende, vijftiende of twintigste eeuw afspeelde. Die theologische agenda klinkt als

refrein door in elk artikel. Dat is bijzonder, want de verschillende teksten zijn over een tijdsspanne van meer dan twintig jaar geschreven. Het geeft aan dat Rowan Williams in zijn gehele werk bouwt op een breed theologisch fundament dat actueel blijft en zeggingskracht heeft. En hoewel je soms zou wensen dat dit refrein een krachtigere positie inneemt, bijvoorbeeld wanneer het gaat over seksualiteit en de verschillende vormen van partnerschap, geeft deze aandachtige theologie je inspiratie en ideeën. De wonderlijke ‘antitheologie’ van Juliana van Norwich (“genade is Gods ‘nee’ op ons ‘nee’”) of de kwetsbare close reading van Teresa van Avila: er zit een zekere aantrekkingskracht in deze mensenlevens die ervoor zorgt dat je na het lezen nog steeds de vraag stelt: heiligheid, hoe werkt dat nu eigenlijk?

.

juni 2019

23-05-19 16:45


Kort Recensies Piet van Midden Met eigen woorden De Bijbel speelt een belangrijke rol bij veel momenten in ons leven, maar de teksten zijn niet altijd even duidelijk. Daarom herschreef Van Midden een aantal vaak gebruikte bijbelteksten, in direct taalgebruik en met oog voor verschillende perspectieven. KokBoekencentrum, 147 blz., € 14,99 Bart Gijsbertsen Luisteren naar het maanlicht Geïnspireerd door de feest- en gedenkdagen van het joodse maanjaar geeft de auteur een meditatieve Bijbel-uitleg. Tegelijk verslaat hij zijn zoektocht als christen naar een bijbelse theologie waarin het volk Israël de plaats krijgt die het volgens hem toekomt. Van Warven, 255 blz., € 17,95 Marc De Kesel Het münchhausen-paradigma Aan de hand van de theorieën van Freud en Lacan laat De Kesel zien hoe de psychoanalyse ons kan helpen nadenken over identiteit. In onze beeldcultuur zijn psychoanalytische theorieën volgens de auteur nog steeds relevant. Vantilt, 278 blz., € 22,50 Erik Jan Tillema De man die zijn ezel opvouwt Voor dit rijk geïllustreerde boek herschreef de auteur twintig verhalen uit verschillende religies voor kinderen. Van Warven, 65 blz., € 14,95 Dick Schoon Een aartsbisschop aangeklaagd in Rome Vertaling van en commentaar bij de dagboeken van r.-k. aartsbisschop Petrus Codde die van 1700 tot 1703 in Rome verbleef. Beschuldigingen van jansenistische sympathieën leidden tot zijn schorsing en het ontstaan van de oud-katholieke kerk. Verloren, 888 blz., € 49,-

Tekst: Michel Dijkstra en Simone Bassie

boeken ✽

‘Eerder therapie dan klaagzang’ Boëthius’ Troost in filosofie in de vertaling van Piet Gerbrandy is een verontrustend modern boek. en zanger was ik ooit van bloeiende gedichten,/ nu is het slechts nog droefenis wat ik speel./ De Muzen die mijn pen bestuurden zijn gehavend,/ de tranen van mijn verzen zijn oprecht.’ Met deze zwaarmoedige woorden begint Troost in filosofie, een uit proza en poëzie bestaand boekwerk van de vroegmiddeleeuwse denker Boëthius (ca. 480-525). Onlangs kwam deze tekst uit in een zeer soepel lezende vertaling van dichter en classicus Piet Gerbrandy, die ook een lucide inleiding bijvoegde. In deze introductie vertelt Gerbrandy over het turbulente leven van Boëthius, die aanvankelijk een hoge ambtenaar en lieveling van de Oost-Gothische vorst Theodrik was, maar later door allerlei politiek gekonkel in ongenade viel. De koning liet hem zelfs executeren. Troost begint dramatisch: de hoofdpersoon, die we volgens Gerbrandy vooral niet moeten vereenzelvigen met Boëthius, bevindt zich in de gevangenis en beklaagt zich over zijn lot. Terwijl hij in zelfmedelijden zwelgt, krijgt de man plotseling bezoek van een statige vrouw: de personificatie van de filosofie. Streng wijst ze hem terecht: “Dit moment vraagt eerder om therapie dan om een klaagzang.” Daarop roept de man dat er in de wereld geen rechtvaardigheid bestaat. Hij heeft zijn vorst altijd naar eer en geweten gediend, maar raakt nu plotseling uit de gratie. Vrouwe Filosofie ontvouwt twee theorieën om Boëthius Troost in filosofie het lijden van de gevangene te verlichten: de stoa en Damon, het neo-platonisme. Vol192 blz., € 29,90 gens het stoïcisme moet de mens zich alleen zorgen

‘E

Boëthius (ca. 480-525), ter dood gebracht op last van de koning.

maken over onheil waarop hij invloed heeft. Onplezierige zaken die buiten zijn macht liggen kan hij het beste accepteren. Daarom stelt Vrouwe Filosofie dat de hoofdpersoon uit Troost zich niet moet wentelen in zelfmedelijden, want dit vertroebelt zijn denkvermogen. Hij moet streven naar geestelijke rust en emotieloosheid. De tweede troostrijke theorie is die van de neoplatonisten. Volgens hen leeft de mens in de gebroken wereld van de veelheid, die door duisternis en kwaad gekenmerkt wordt. Diep in zijn binnenste is de mens echter ongeschonden: dankzij zijn ziel heeft hij de mogelijkheid om terug te keren tot het Ene. Dit hoogste principe wordt door Boëthius vereenzelvigd met de christelijke God. Eén worden met God betekent uitdrukkelijk dat de mens zich terugtrekt uit de wereld van de materie, inclusief zorgen over een verblijf in de gevangenis. Piet Gerbrandy wijst er terecht op dat de stoa en het neoplatonisme een schrale troost vormen van de gevangene. Je kunt je zelfs afvragen of Troost in filosofie wel werkelijk een ‘troostboek’ is. De gevangen hoofdpersoon krijgt van Vrouwe Filosofie namelijk nooit een concreet antwoord op zijn vragen. Wellicht gaat het hier om botsende perspectieven: de actieve mens die graag zijn eigen leven en de wereld verbetert versus de contemplatieve filosoof. Hoe dit ook zij: Gerbrandy’s vertaling en duiding van Troost maakt de middeleeuwse klassieker een verontrustend modern boek.

.

juni 2019

11_Boekbespreking_04R.indd 55

55

23-05-19 16:45


boeken ✽

Kort Recensies Jos Moons De kunst van geestelijke begeleiding Geestelijk begeleiden is geen uniek talent maar een vaardigheid die je kunt leren, aldus jezuïet Moons. Hij reikt aan beginnende én ervaren geestelijk begeleiders concrete handvatten aan om hun vakkennis te vergroten. Berne Media, 155 blz., € 19,90 Joop Smit Het onze vader Nieuwe vertalingen van het Onze Vader kunnen leiden tot onduidelijkheid over de strekking ervan. Exegeet Joop Smit onderzoekt de oorsprong en betekenis van het gebed dat Jezus aan zijn volgelingen leerde. Berne Media, 69 blz., € 9,90 Tjitske Hiemstra Verlangen naar bezinning en bezieling Eind 2011 opende in Leeuwarden Oergong, een huis voor bezinning en bezieling. De initiatiefnemer kijkt terug op de afgelopen jaren, het ontstaansproces, en haar eigen gegroeide spiritualiteit. Elikser, 60 blz., € 12,50 Jan Goossensen Een nieuw begin in Den Haag De Haagse protestantse Maranathakerk viert dit jaar haar zeventigjarig jubileum. Jan Goossensen besteedt ruime aandacht aan de bouwhistorie en vertelt over de mensen die de kerk op- en uitbouwden. Hoe werkte hun waardering voor zowel vernieuwing als traditie door in de ontwikkeling van de kerk? De Nieuwe Haagsche, 136 blz., € 18,95 Dries van Agt Palestina in doodsnood Volgens oud-premier Van Agt mag de Palestijnse zaak niet worden “weggesmeten op de vuilnisbelt van de geschiedenis”. Vantilt, 64 blz., € 10,-

56

11_Boekbespreking_01L.indd 56

Anders, maar ook verbonden ij is jood, zij moslima. Hij is een gepensioneerde rabbijn die met jongeren werkt, zij een vwo-eindexamenleerling op zoek naar haar identiteit. Maar waar de buitenwereld joden en moslims vaak als natuurlijke vijanden ziet, doen Lody van de Kamp en Oumaima Al Abdellaoui hun best om elkaar te begrijpen en zoeken ze door het schrijven van brieven naar wat hen verbindt. Dat dat niet altijd makkelijk is, laten hun brieven over het conflict tussen Israël en Palestina zien. Maar vaak is er ook erkenning en herkenning, bijvoorbeeld als ze elkaar vertellen hoe ze als kind zochten naar hun plaats in de maatschappij. Openhartig vertelt Al Abdellaoui hoe het is om, opgegroeid met verhalen van je grootouders die hier hartelijk werden ontvangen, je als geboren Nederlandse niet altijd geaccepteerd te voelen. Dat gevoel, dat versterkt wordt door negatieve beeldvorming en discriminatie, kan ook leiden tot crimineel gedrag binnen de Marokkaanse gemeenschap. Deze aandacht voor achterliggende oorzaken

H

is belangrijk, al blijft het hoofdstuk hierover wel wat oppervlakkig, doordat er weinig wordt ingegaan op andere culturele factoren die een rol spelen. Andere hoofdstukken geven meer inzicht in hoe de auteurs vanuit hun geloof naar diverse onderwerpen kijken. Een voorbeeld daarvan is de positie van vrouwen. Het zoeken naar overeenkomsten en eerlijk durven zijn over verschillen maakt Over muren heen tot een toegankelijk, informatief en hoopvol pleidooi voor meer ontmoeting en minder polarisatie. Zo’n vreedzame samenleving begint met het gesprek met elkaar aangaan. En daarin zetten Van de Kamp en Al Abdellaoui een navolgenswaardige stap. (Elise de Waal)

Lody van de Kamp & Oumaima Al Abdellaoui Over muren heen KokBoekencentrum 134 blz., € 14,99

Geen liefde zonder ontregeling De Franse dominicaan Adrien Candiard (36), die werkt in Cairo, publiceerde eerder een heldere inleiding in de islam, De islam begrijpen. Of beter gezegd, waarom we er niets van begrijpen. Op het festival van Avignon ging in 2011 zijn ‘theatrale monoloog’ Pierre et Mohamed in première, over zijn medebroeder bisschop Pierre Claverie en diens chauffeur Mohamed die in 1996 in Algerije werden vermoord. En nu verrast deze productieve auteur ons met het boek Onder de vijgenboom, waarvan de inhoud door de ondertitel samengevat wordt als ‘mijmeren over christelijk leven’. Dat is inderdaad wat Candiard zijn lezers biedt: een lang uitgesponnen mijmering over wat het betekent christen te zijn, met als uitgangspunt het gesprek tussen Jezus en Natanaël zoals dat staat opgetekend in het eerste hoofdstuk van het Johannesevangelie. Candiard wil zijn lezers duidelijk maken dat het in het christelijk leven niet zozeer gaat om ‘zélf zien’, maar eerder om ‘gezien worden’. Dat relativeert een hoop menselijk getob. Relativerend en verrassend is ook zijn betoog waarom aardse en

goddelijke liefde niet tegenover elkaar gesteld moeten worden. Citaat: “Verliefd worden heeft de verdienste mij uit het gevoel te halen dat ik alles heb bereikt. (...) Ik ben verplicht in beweging te komen, mij opnieuw ter discussie te stellen.” Maar denk nu niet dat Candiard een soft-spiritueel werkje heeft geschreven. Lees dan zijn pleidooi om ons te laten ontregelen door de komst van vluchtelingen. Geen liefde zonder ontregeling, zegt hij. Het alternatief voor die ontregeling is “de hel, wat niets anders is dan een technische term voor een isolement, gekozen en aanvaard voor de eeuwigheid”. (Jan van Hooydonk)

Adrien Candiard Onder de vijgenboom Berne Media, 157 blz., € 16,90

juni 2019

23-05-19 16:46


✽ dichterbij Renée van Riessen

Tekst: Bert van der Kruk Beeld: Freddy Schinkel

Diep door U bereikt Renée van Riessen (Lunteren, 1954) is bijzonder hoogleraar christelijke filosofie aan de Universiteit Leiden en dichter. Half mei verscheen van haar over de Frans-joodse filosoof Emmanuel Levinas (19061995): Van zichzelf bevrijd. Levinas over transcendentie & nabijheid (Sjibbolet, Amsterdam).

PSALM I Systeem! Gij spitst geen oog of baard en draagt geen slepend kleed; hij die in U een man ontwaart misvormt U naar zijn eigen aard waar hij ook niets van weet. Systeem, ik noem U dus geen God, geen Heer of ander Woord waarvan men gave en gebod en wraak wacht en tot wiens genot men volkeren vermoordt. Systeem! Lijf dat op niets gelijkt, Aard van ons hier en nu, ik voel mij diep door U bereikt en als daardoor mijn tijd verstrijkt ben ik nog meer van U.

Leo Vroman (1915-2014), uit: Psalmen en andere gedichten (Querido,1995).

it gedicht duikt altijd weer bij me op. Het is heel begrijpelijk en tegelijk enorm diepzinnig. Het is vormvast, en daar houd ik zelf als dichter ook van. Er zit ritme in, het rijmt, maar nergens dwangmatig. Daardoor komt de inhoud heel natuurlijk over, en heeft toch ook iets raadselachtigs. Meteen bij de eerste woorden gebeurt al iets bijzonders. Vroman gebruikt het woord systeem, maar spreekt dit wel aan. Hij neemt afstand van het benoemen van God – ik noem U dus geen God – en tegelijkertijd doet hij het wel. Dat is typerend voor een hele reeks denkers, te beginnen met Augustinus die ergens schrijft dat we God niet kunnen benoemen omdat we daarvoor alleen maar menselijke woorden hebben. Maar helemaal ophouden met spreken over God, zou het ergste zijn dat we kunnen doen. We moeten dus spreken, al kunnen we niks over God zeggen. Zoiets proef ik ook in dit gedicht. Sinds Augustinus kom je het ook tegen bij mensen als Dionysius de Areopagiet en Meister Eckhart. Tot aan Levinas toe, die ook een grote terughoudendheid heeft om met God voorstellingen te verbinden, maar er toch over blijft spreken – een soort doorstrepend spreken over God.

‘D

Niet alleen in de mystieke theologie, ook in de godsdienstkritiek heeft altijd de waarschuwing geklonken: pas op als mensen de naam van God gebruiken, want ze doen er vaak iets anders mee dan ermee bedoeld wordt. Dat lees je terug in de twee strofe. Maar de derde strofe vind ik het mooist. Daar zie je een soort toenadering. Het systeem is het lijf, het is van onze aard. Ik voel mij diep door U bereikt. Het systeem zelf zendt kennelijk ook iets uit; er is

communicatie mogelijk. Het vreemde dat je niet kunt benoemen, is tegelijkertijd dichtbij. Het zit onder je huid, in je bloed. Je tijd verstrijkt, je bent eindig, maar na het leven ga je op in dat wat groter is, in het systeem. Dat is voor Vroman geen bedreigende gedachte. Ik zie er een vorm van overgave in, een uitdrukking van het gegeven dat je bij iets hoort wat groter is dan jijzelf. Je zult daar uiteindelijk in opgaan of verdwijnen, maar dat is niet erg. Het is iets heel vertrouwds, omdat je het aangesproken hebt. Het slot vind ik troostend. Ook dat doet me denken aan Levinas. We hebben allemaal te maken met veroudering, schrijft hij, maar dat is één groot adieu, een afscheid dat je ook begrijpen kunt als een à Dieu, één groot naar God toeleven. Het is een loslaten van jezelf, van wat er krachtig is in jezelf. Dat proces heeft tegelijk met God te maken, want die leeft als het ware in die verzwakking. Juist in onze zwakheid en onmacht zit de kracht, het goddelijke. In de filosofie wordt veel gesproken over sterfelijkheid, maar heel weinig over lichamelijke aftakeling. Levinas doet dat wel. Hij kijkt er heel lijfelijk en weinig heroïsch naar en verbindt het met een notie van God. Ouder worden is niet alleen een verdriet of last; in het afscheid nemen van mogelijkheden word je ook van jezelf bevrijd. Ik ben nog niet zo vreselijk oud gelukkig, maar merk wel dat het me niet meer lukt om alles tegelijk aan te pakken en ’s avonds lang door te werken. In het begin was er een soort ongeloof, ik dacht: het komt wel weer terug. Maar dat is gewoon niet zo, de vanzelfsprekendheid is verdwenen. Er zit een grote vreugde in alles kunnen en geen grenzen kennen. Maar nu is het goed om meer tijd voor rust te nemen en te leren lummelen. En ook daar de vreugde van in te zien.”

.

juni 2019

11_Dichterbij_01R.indd 57

57

23-05-19 16:47


07

Jeroen Fierens

Dit nooit weer

VOLGENDE VOLZIN VERSCHIJNT 5 JULI 2019

Het is wederom rustiger bij de dodenherdenking in Vianen dan het jaar ervoor; er zijn steeds minder overlevenden en de afstand van wie na hen kwam tot de oorlog wordt groter. De oecumenische kerkdienst voorafgaand aan de herdenking – ooit vooruitstrevend – doet gedateerd aan. De dominee weet me eerst nog te boeien met zijn preek over hoe vrijheid evengoed verantwoordelijkheid betekent, maar ik haak niet als enige af wanneer hij over de liefde van God begint.

Toch zit ik ieder jaar weer in de kerkbanken, hier op

‘Le langkker za levenam ’

‘Waarom werken we zo hard? Kunnen we niet gewoon toe met vijftien uur werk in de week?’ Govert Buijs, filosoof

Vooruitblik De vakantie breekt aan, de zomer hopelijk ook. De special in het julinummer gaat over OP ADEM KOMEN. Dat zou trouwens ook buiten de vakantie en de zomer een goed advies kunnen zijn: VERTRAGEN TOT WANDELPAS, lekker langzaam leven. PREDIKER adviseerde het al: geniet van de zon, je vriend(in) en goede wijn. 58

11_Dichterbij_03L.indd 58

de plek waar ik opgroeide. Waarom? Het is denk ik mijn leven lang vooral mijn opa geweest – en sinds vorige zomer de herinnering aan hem – die mij hiernaartoe brengt. Hij sprak nauwelijks over de oorlog, maar de stilte sprak ook toen ik kind was al boekdelen. Wat hij toen precies heeft meegemaakt zal ik nooit begrijpen, maar wat ik wel begrijp, is te vatten in die drie woorden die zo vaak klinken bij de herdenking: dit nooit weer. Ook de moslimgemeenschap is al jaren bij de Viaanse dodenherdenking betrokken. Een man leest tijdens de kerkdienst een gedicht voor over een Palestijns jongetje dat het ‘vuur tussen de vingers groeit’. Wanneer de tekst in het Arabisch door de kerk galmt, hangt de spanning voelbaar in de lucht, hier en daar wordt ongemakkelijk in de banken geschoven. Ik weet dat veel mensen, zeker van de generatie die de oorlog heeft meegemaakt, moeite hebben met de groeiende aanwezigheid van de islam in Nederland. Ook de kritische boodschap van het gedicht zal niet bij iedereen goed landen, er zitten mensen in de banken die vierkant achter Israël staan. Ik zit met gekromde tenen: moeten we deze spanning willen opzoeken tijdens zo’n toch al gevoelig moment als de dodenherdenking? En dan vallen weer die woorden: dit nooit weer. Een van de engste dingen aan de Tweede Wereldoorlog vind ik dat het nog geen 65 jaar geleden is dat in het beschaafde West-Europa een bevolkingsgroep werd gedemoniseerd en vervolgens bijna volledig uitgeroeid. Het is naïef om te denken dat zoiets nu niet meer zou kunnen gebeuren. Daarom is het belangrijk om elkaar op te zoeken – juist wanneer de verschillen groot zijn, wanneer er spanning is – om samen uit te spreken: Het is misschien niet altijd makkelijk om samen te leven, maar we gaan het nooit meer zo ver laten komen.

Jeroen Fierens is programmeur, een beetje schrijver en levensbeschouwer.

juni 2019

23-05-19 16:47


NIEUW: ‘Verwondering’

Een boek met kunst en poëzie van Jan Jippe van Herrikhuijzen

Het boek bevat 108 pagina’s in kleur. Zeer geschikt om cadeau te geven. Prijs inclusief verzendkosten: €24,90 (Nederland) of €26,45 (rest van Europa). Bestel via: webwinkel. uitgeverij-fama.nl/deverwondering Wie kent het niet; die verwondering door een sterrenhemel met miljarden sterren, door de intense stilte in een weids landschap of door prachtige herfstkleuren. Je voelt je een kort ogenblik verbonden met de ultieme schoonheid van de wereld rondom je. Alle zintuigen werken optimaal, je drukke hoofd trapt op de rem. Vanuit die stille verwondering kan inzicht en inspiratie ontstaan. De afbeeldingen en gedichten zullen bij veel mensen die zich verbonden voelen met zelfonderzoek, mededogen

22_Cover_01R.indd 3

en universele wetten, gedachten kunnen oproepen van koestering en herkenning. De kunstenaar heeft met zijn werk getracht zijn verwondering een zichtbare en esoterische betekenis te geven. Vooral licht is daarbij een terugkerend thema. De schilderijen zijn veelkleurig - hier en daar vergezeld van een vleugje humor – en nodigen de kijkers uit tot bezinning. Abstracte vormen en taferelen komen samen en nodigen de lezer uit tot nadere beschouwing om daardoor steeds weer nieuwe inzichten te krijgen; inzichten die kunnen leiden tot inspiratie.

FAMA geeft boeken uit over zingeving in het algemeen en over vrijmetselarij in het bijzonder. Bezoek onze website: uitgeverij-fama.nl

23-05-19 16:28


Nr 6 · juni 2019 · jaargang 18 · volzin.nu

Liesbeth Woertman ‘Je bent mooi zoals je bent’ Salafisme Tussen romantiek en terreur

✽ g versla n i z l o V ng lezi 0 p.1

Homo-emancipatie ‘God wil dat u als een vrij mens leeft’ Milieucrisis Relatie is het sleutelwoord

Special: Gemeenschap

IN GOED GEZELSCHAP

pagina 29

Columnisten Roel Abraham ✽ Wilma Hartogsveld ✽ Jeroen Fierens

22_Cover_01R.indd 2

23-05-19 16:28


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.