Volzin 7 2019

Page 1

Nr 7 · juli 2019 · jaargang 18 · volzin.nu

Tim Vreugdenhil ‘Ik ga als dominee de bühne op’ Prostitutie Verbieden of niet? Martha Nussbaum ‘We zijn afhankelijk en kwetsbaar’ Wende Snijders ‘Een gevoel van volheid’

Zomerspecial

OP ADEM KOMEN pagina 23

aag 'Vertras' je p

Columnisten Roel Abraham ✽ Wilma Hartogsveld ✽ Jeroen Fierens



Beeld: Christiaan Krouwels

Redactioneel Jan van Hooydonk

Aletta Jacobs, Jezus en de prostitutie

E

en onwrikbaar geloof in rechtvaardigheid heet de in 2005 verschenen biografie van dr. Aletta Jacobs (1854-1929) door historica Mineke Bosch. Zou het de omvang van dit werk – 819 dichtbedrukte bladzijden – zijn die maakte dat het tot voor enkele weken ongelezen in mijn boekenkast stond? Het een eeuw geleden dat in Nederland sprake is van algemeen kiesrecht. Twee jaar nadat mannen dit recht hadden verworven, konden ook vrouwen gaan stemmen. Aletta Jacobs speelde als presidente van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht in de strijd voor dit mensenrecht een beslissende rol. Het eeuwfeest van het algemeen kiesrecht motiveerde me om me alsnog onder te dompelen in de biografie van de feministe die we zonder overdrijving de moeder van onze democratie kunnen noemen. De gelijkwaardigheid van man en vrouw is intussen, mede dankzij Aletta Jacobs, diep verankerd in ons juridische en politieke bestel, maar op economisch en seksueel vlak is van die gelijkwaardigheid nog lang geen sprake. Jacobs zette zich ook op die terreinen in. Een aangelegenheid van de hoogste orde vormde daarbij voor haar de strijd tegen de prostitutie. “Het was niet alleen het ergste dat vrouwen kon overkomen, prostitutie was ook het symbool voor de algehele ‘slavernij der vrouw’, binnen en buiten het huwelijk, en tevens bron en oorzaak van armoede en ellende”, zo vat biograaf Mineke Bosch het standpunt van Jacobs samen. Catherine van Tussenbroek, na Aletta Jacobs Nederlands tweede vrouwelijke arts, nam overigens een nog radicaler standpunt in. Zij keurde in één adem zowel de prostitutie af als de ‘facultatieve fertiliteit’ waarvan Jacobs pleitbezorger was. Prostitutie én voorbehoedmidde-

len waren volgens haar twee kanten van dezelfde medaille: vrouwen moesten onbeperkt seksueel beschikbaar zijn voor mannen. Jacobs schreef als arts aan vrouwen het zojuist uitgevonden pessarium voor. Zij konden daarmee niet alleen hun kindertal regelen, maar ook zonder zorgen voor ongewenste zwangerschap seks hebben. Van Tussenbroek wilde daarvan niet weten; zij hoopte dat ook mannen ‘de macht der zelfbeheersing’ zouden leren kennen. Vrijelijk genieten van seksualiteit tegenover onbeperkte seksuele beschikbaarheid: het is een tegenstelling die een eeuw later in het #MeToo-debat opnieuw zal opduiken. Seksuele verhoudingen laten zich moeilijk regelen. Wat dat betreft is er sinds Jacobs en Van Tussenbroek niet zo veel veranderd. Dat blijkt ook uit het artikel van Elleke Bal in deze Volzin over de prostitutie (zie blz. 14-16). Sinds 2000 is in Nederland het bordeelverbod opgeheven. De overheid maakt sindsdien een onderscheid tussen vrijwillige en gedwongen prostitutie. Gedwongen prostitutie is illegaal en strafbaar. Het exploiteren van een bordeel is dan niet, mits de bordeelhouder in het bezit van de juiste vergunningen is. Het Nederlandse beleid is niet onomstreden. Hoe men het ook wendt of keert, prostitutie blijft een vorm van ongelijkwaardigheid, zeggen tegenstanders. En er zijn volop linken met criminaliteit en mensenhandel. Willemijn de Jong, woordvoerder van de beweging Exxpose, zegt het in Volzin zo: “Ik vind het per definitie een ongelijkwaardige situatie als kapitaalkrachtige mannen de toestemming voor seks afkopen van kansarme vrouwen.” Exxpose bood eerder dit jaar aan de Tweede Kamer een petitie met 50.000 handtekeningen aan om het ‘Zweedse

model’ in te voeren. In dat land is sinds 1999 het kopen van seks verboden. “Natuurlijk zal het deels ondergronds gaan. Maar de markt wordt kleiner, en de vraag minder. Dus dan is er minder prostitutie, daar gaat het om”, aldus De Jong. Lijnrecht tegenover Exxpose staan de prostituees die zichzelf liever ‘sekswerker’ noemen en hun werk zien als een vorm van ‘persoonlijke dienstverlening’. Verrassend om in het artikel van Elleke Bal te lezen dat zij bondgenoten vinden in de kerken. “Jezus was de eerste om sekswerk te decriminaliseren”, menen zij. Inderdaad, Jezus ging vrijmoedig en respectvol om met ‘hoeren en tollenaars’ – al lezen we nergens dat hij hun gedrag goedkeurde. Hetzelfde deed overigens Aletta Jacobs die weliswaar de prostitutie veroordeelde, maar zich ook inzette voor hulpverlening aan prostituees.

.

Reageer via: jan@volzin.nu

Seksuele verhoudingen zijn moeilijk te regelen

juli 2019

3


✽ inhoud volzin 07

juli 2019 jaargang 18

06

14

44

06

18

50

Dominee-ondernemer verruilde de kerk

Emoties geven vorm aan “het landschap

Componist en pianist Schumann was niet

voor de markt: “Ik start radicaal bij de

van ons geestelijke en sociale leven.”

alleen ‘profeet van haar man’, maar ook

wereld en de tijd waarin we leven.”

Interview in de reeks ‘Denkers van nu’.

‘priesteres van de muziek’.

10

44

53

Hoe we als mensen kunnen samenleven

“Ik doe als artiest heel erg mijn best om

Vijftig jaar terug zette de eerste mens op

met behoud van onderlinge verschillen.

de magie op te bouwen.”

de maan reuzenstap voor de mensheid.

14

48

57

Sekswerkers zien zich niet als slachtof-

Jurgen Tiekstra over de nieuwe film van

Rikkert Zuiderveld is geboeid door een

fer en vinden in de kerk bondgenoten.

Jean-Pierre en Luc Dardenne.

gedicht van Gerrit Achterberg.

Tim Vreugdenhil

Een verbindend verhaal

Prostitutie

4

juli 2019

Martha Nussbaum

Wende Snijders

‘Le jeune Ahmed’

Clara Schumann

Neil Armstrong

Dichterbij

… en

verder 09 Column Wilma Hartogsveld 13 Column Roel Abraham 17 Schrijfwedstrijd: doe mee! 54 Boeken 58 Column Jeroen Fierens


Beeld omslag: Jedi Noordegraaf

Colofon

24

32

Uitgeefteam Corina Kuipers (uitgever) Ron van de Hoef (salesmanager) Peter Vorstenbosch (hoofd content) bduvakmedia.nl vakmedia

Redactie Jan van Hooydonk (redactie), Albert Schuurman (eindredactie), Jasmijn Olk (stagiaire). Redactieraad Elleke Bal, Elze Riemer, Frieda Pruim, Jan Offringa, Jurgen Tiekstra, Kees Posthumus, Victor Bulthuis, Willem van der Meiden.

40

Medewerkers aan dit nummer Alex van Ligten, Bert van der Kruk, Elleke Bal, Elze Riemer, Eric Corsius, Eric de Redelijkheid, Jan Offringa, Jedi Noordegraaf, Jeroen Fierens, John Veldman, Jurgen Tiekstra, Kees Posthumus, Marlies van Doorn, Myriam Keijzer, Peter Gerritsen, Roel Abraham, Rogier Chang, Rutger Heymerikx, Thijs Caspers, Tom Engelshoven, Willem van der Meiden, Wilma Hartogsveld. Adres redactie Postbus 67, 3770 AB Barneveld Tel.: 0342-494292 E-mail: redactie@volzin.nu www.volzin.nu Facebook: Volzinmagazine Twitter: @Volzin Abonnementenadministratie BDUvakmedia Postbus 67, 3770 AB Barneveld Tel.: 0342-494882 E-mail: administratie@volzin.nu

special Op adem komen

24

35

“Het is tijd voor een economie van de vreugde.”

De moeilijke kunst in het moment te zijn.

28

38

Govert Buijs

Langzaam leven Een pleidooi voor de snelheid van de wandelpas.

Leven met aandacht

Lijfelijke liturgie Sauna biedt regelmaat, rust en reinheid.

32

40

Lectio divina: de Bijbel lezen met het hart.

Bijbelse levenslessen van Prediker.

Langzaam lezen

‘Slechts een zuchtje’

Tarieven 2019 Jaarabonnement: € 96,27; België: € 113,54; buitenland: € 126,09; Digitaal jaarabonnement: € 71,38 Voor alle tarieven: zie volzin.nu Bij betaling via automatische incasso wordt € 2,50 korting berekend. Prijzen zijn inclusief btw. Opzeggen abonnement Opzegtermijn voor het opzeggen van uw abonnement voor onbepaalde tijd: uiterlijk één maand voor de volgende abonnementsperiode. Advertentie-exploitatie BDUvakmedia Roel Abraham Tel.: 06-54274244 r.abraham@bdu.nl Vormgeving Giesbers Communicatie Groep, Duiven Technische realisatie Vellendrukkerij BDU, Barneveld Verschijnt ook op geluidsdrager en/of in grote letter. Informatie: Dedicon, tel. 0486-486486 © BDUvakmedia ISSN: 1571-4004

juli 2019

5


Tim Vreugdenhil: ‘Ik ga als dominee de bühne op’

6

juli 2019


Tim Vreugdenhil, predikant en ondernemer

interview ✽

Tekst: Elze Riemer Beeld: Marlies van Doorn (8)

‘Meer voor de markt dan voor de kerk’ Het leven van Tim Vreugdenhil is laveren tussen angst en lef. Hij stapte als predikant uit zijn comfortzone en verruilde de kerk voor de markt. “Het is een spirituele weg die ik afleg en waar ik nog lang niet klaar mee ben. Overgave komt niemand aanwaaien.”

T

im Vreugdenhil (43) is dominee, ondernemer, ‘stand-uptheoloog’, pionier en sinds kort ook de nieuwe stadspredikant van de Protestantse Kerk Amsterdam. Welke functie hij ook heeft, steeds heeft hij één doel voor ogen: inspireren. Dat doet hij door het vertellen van verhalen waarbij hij actuele zingevingsthema’s belicht vanuit de christelijke traditie. Hij noemt zichzelf een ‘dominee voor iedereen’, ‘meer voor de markt dan voor de kerk’. Hoe ben je tot deze introductie van jezelf gekomen?

“In de jaren dat ik hier een ‘gewone’ predikant was, ben ik steeds meer van Amsterdam gaan houden; ik snap de stad goed en voel me hier thuis. Ook ontdekte ik dat ik een talent voor communiceren heb. Dat hoorde ik van kerkgangers en ook van niet-christenen die af en toe in de kerk zaten. Tegelijkertijd wist ik dat het gros van de Amsterdammers nooit bij mij in de kerk zou komen omdat de vorm hen niet aanspreekt. De vraag drong zich aan mij op: ga ik daar genoegen mee nemen of durf ik uit de kerk, mijn comfortzone, te

stappen? Ik deed het laatste, zonder dat ik wist wat er voor de kerk in de plaats zou komen. Ik leverde mijn contract in en heb een lege ruimte gezocht in het centrum. Vanuit die leegte ben ik gaan denken over wat wél werkt in Amsterdam. Na een aantal maanden ontstond het idee om theologie te brengen als stand-upcomedy: stand-uptheology. Iedereen weet hier wat stand-upcomedy is en snapt de vorm. Daarbij kwam ik er achter dat er zoiets bestaat als stand-upphilosophy; theatermakers die hun publiek inspireren met het gedachtengoed van grote filosofen. Als dat bestaat, zo dacht ik, waarom bestaat dit dan nog niet voor theologie? Dus dat ben ik toen gaan ontwikkelen. Hiermee wil ik een dominee zijn ‘voor iedereen’, waarbij ik als ondernemer theologie op de markt wil brengen.” Wat houdt stand-uptheologie precies in?

“Stand-uptheologie is preken van buiten naar binnen. Ik start radicaal bij de wereld en de tijd waarin we leven, waarin bijna niemand meer weet heeft van God en geloof. Vanuit dat startpunt wil ik kijken hoe ik de ander, als theoloog en gelovige, kan inspireren op zielsniveau. Concreet ga ik de bühne op en adresseer ik als dominee de thema’s van deze tijd; zoals liefde in tijden van Tinder, leven in je bubbel en stress. Het is een vorm van theater waarbij ik het publiek wil meenemen in een spirituele verdieping. Ik organiseer zelf avonden waar mensen kaartjes voor kunnen kopen, maar van daaruit word ik ook geboekt door allerlei organisaties en bedrijven. Bijvoorbeeld voor een heidag of een toespraak. Dat zijn ook seculiere bedrijven die hun werknemers wat meer willen aanreiken als het gaat om zingeving.”

Zingeving vul je zonder schroom in met God, Jezus en de Bijbel – zo valt mij op in je boek Stand-up Theology. Zitten bedrijven daar echt op te wachten?

“Het is nog nooit gebeurd dat bedrijven me verbieden om het woord God of Jezus te noemen; dan zou ik zeggen dat ze mij niet moeten hebben. Waarom ik zo vrijmoedig die begrippen hanteer, heeft te maken met: hier sta ik, ik kan niet anders. Ik doe nu 25 jaar aan serieuze theologie. Ik heb me helemaal te pletter gelezen en heb zoveel inspirerende mensen ontmoet; het heeft me een groot geluk gebracht en me gemaakt tot wie ik ben. Uit die bronnen wil ik heel graag iets doorgeven. Maar het zijn wel bronnen die God en Jezus in het centrum hebben staan, dus daarom zet ik hen ook in het centrum van de verhalen die ik vertel. Dat sluit overigens aan bij de hoofdstroom van de christelijke traditie – die is nooit vrijzinnig geweest. Daarbij is het mijn ervaring dat mensen het prettig vinden als je onomwonden vertelt wat je gelooft, in plaats van dat je eromheen draait. Ik wil simpelweg wat delen over wat mij persoonlijk inspireert, zonder agenda om mensen de kerk in te krijgen.” Je doelgroep is veelal niet-christelijk. In hoeverre laten zij zich inspireren door een spiritualiteit waarbij God en Jezus centraal staan?

“We maken wat dat betref nu een grote verschuiving mee. Lange tijd hebben we geleefd met een trauma, veroorzaakt door institutionele religie en met name kerken. Ze hebben de boel vaak flink verkloot, en mensen veel pijn gedaan. Moralisme, geloofsdwang en schijnheiligheid hebben heel veel kapot gemaakt. Verschrikkelijk

juli 2019

7


✽ interview veel mensen konden een verhaal vertellen over hoe ze niet zichzelf mochten zijn in de kerk van hun jeugd. Maar er is nu een nieuwe generatie waarbij bijna niemand kerkelijk is opgevoed. Dit gaat om een grote groep mensen, zeker in Amsterdam, die geen flauw idee hebben wat het christendom inhoudt. Ze zijn volledig blanco, en dus ook zonder vooroordeel, allergie of trauma. Veel intellectuele Amsterdammers hebben bijvoorbeeld geen idee of Jezus een historisch figuur was. Deze groep, zo is mijn ervaring, is binnen drie tellen gefascineerd als je hierover iets wil vertellen.” Wil je echt niet stiekem zieltjes winnen voor het christendom?

“Niet per se. Waar het mij ten diepste om gaat is dat mensen weer verbinding maken met de morele en spirituele bronnen onder onze cultuur. Dit idee komt bij de filosoof Charles Taylor vandaan, van wie ik echt fan ben. Hij stelt dat de laatmoderne westerse beschaving, die velen waarderen om de verworvenheden die zij aan het individu heeft gebracht, niet zomaar is ontstaan. Integendeel, zij is door en door gevormd door de morele en spirituele bronnen van de eeuwen daarvoor. Mensen hebben geen idee dat wat ze nu geloven en denken, terug te vinden is in die bronnen. Daar wil ik hen de ogen voor openen, door de verhalen die ik vertel – en inderdaad staat in die verhalen primair de Bijbel centraal. Zonder oog voor die bronnen kun je niet volledig mens zijn. Dat stelt Taylor, en daar ben ik het zeker mee eens. Ze hebben je gevormd tot wie je bent. Dus de verbinding herstellen met die bronnen is de verbinding herstellen met jezelf. Daar gaat het mij om, daar zit mijn emotie. Het raakt mij dat zoveel mensen in onze tijd zichzelf wat dat betreft tekort doen.”

‘Mensen vinden het prettig als je onomwonden vertelt wat je gelooft’

Paspoort Tim Vreugdenhil (’s-Hertogenbosch, 1975) is predikant en ondernemer.

. Studeerde theologie in Kampen, Leiden en Berlijn. . Werkt als stadspredikant van de Pro-

testantse Kerk Amsterdam, ‘stand-updominee’ en predikant-projectleider bij CityKerk. Staat regelmatig op de bühne met ‘stand-uptheologie’; inspiratiesessies gebaseerd op stand-upcomedy. Wordt hiervoor ook ingehuurd door bedrijven. Schreef het boek Stand-up Theology: Een quickscan van de tijdsgeest (Kok, 208 blz., € 12,50) waarin hij actuele zingevingsthema’s verbindt met bijbelverhalen en het christelijk geloof. Zie ook: www.timvreugdenhil.nl. Naast theologie dol op: Ajax, Duitsland, citytrips, klassieke muziek (Beethoven en Mahler) en gedurfde stedelijke vernieuwing .

. .

.

Tim Vreugdenhil woont samen met zijn vrouw en twee kinderen in Amsterdam.

wat vreemd gevonden wordt: dat daar de aandacht naartoe gaat. En als ik dan vraag ‘Hoe gaat het met je?’, is het antwoord vaak: ‘Ja, we moeten door’. Dus dat is het eerste wat ze zeggen als hun vader of moeder een week of twee weken geleden is begraven. Ik hoor dan taalarmoede, ideearmoede en moreel-filosofische armoede. Dat je blijkbaar nooit hebt gehoord dat verdriet een fenomeen is waar mensen zich altijd al toe hebben verhouden. Dat er wat dat betreft bronnen zijn waarin wijsheid en troost te vinden is. Die bronnen bieden dat op alle thema’s waar we nu mee bezig zijn, niet alleen voor de dood. Als christen en dominee reik ik de christelijke bronnen aan, maar in de filosofie zijn ze er net zo goed. Als je maar weer in contact komt met die bronnen. Dat werkt echt helend.” Je komt uit een gereformeerd-vrijgemaakt nest. In een ander interview zei je dat je steeds meer open-minded bent geworden. Wat heeft dat je gebracht?

“Ik zie dat vooral als een geschenk. Het zorgt ervoor dat ik me met veel meer mensen kan verbinden, wat hun achtergrond of geloof ook is. Wat dat betreft voel ik me als een vis in het water in Amsterdam. Ook heb ik een rijker spiritueel leven gekregen en voel ik me vrijer. Ik kan steeds meer omstandigheden onbevangen tegemoet treden. Nou moet gezegd worden dat ik altijd al eigenzinnig was hoor. Ik had al vrij vroeg besloten, in eerste instantie onbewust, dat het vrijgemaakte systeem niet mijn systeem is. Toch heb ik het heel lang uitgehouden, pas drie jaar geleden ben ik overgegaan naar de Protestantse Kerk. Ik heb veel aan de vrijgemaakten te danken en heb in goede harmonie die overstap gemaakt. Ja, bij de vrijgemaakten is veel gedoe, maar bij de PKN is dat niet anders.”

Je stelt in feite dat veel mensen nu niet volledig mens zijn. Waar merk je dat aan?

Je bent sinds kort ook stadspredikant van de Protestantse Kerk Amsterdam. Wat staat je in die functie voor ogen?

“De morele en spirituele armoede waar we in leven. Laat ik een voorbeeld noemen. Ik ben nu een veertiger en dus heb ik in mijn netwerk allemaal mensen die ook veertiger zijn. Sommigen van die mensen verliezen hun ouders. Als ik hen spreek probeer ik daarnaar te vragen, iets

“Het is een baan zonder taakbeschrijving, wat wil zeggen dat ik voor een groot deel zelf mag bepalen wat ik doe. Dat is enerzijds relaxed, maar ook wel een uitdaging. Ik heb gezegd dat ik honderd dagen wil om uit te vinden hoe ik deze taak vorm ga geven. Daar zit ik nu middenin. Ik vul

8

juli 2019


Wilma Hartogsveld

deze dagen door met allerlei mensen in Amsterdam te spreken. Het eerste wat me daarbij is opgevallen is dat mensen geen idee hebben wat een stadspredikant is of doet. Het is dus zaak om dat goed helder te communiceren. Daarbij is het belangrijk dat ik me op een aantal thema’s richt; het is onmogelijk om me te richten op iedereen in Amsterdam. Ik denk aan twee, hoogstens drie thema’s zodat mensen me weten te vinden op die gebieden. Eén daarvan weet ik al wel zeker: de schaalsprong van Amsterdam. Amsterdam groeit uit z’n jasje en dat veroorzaakt opwinding en pijn bij mensen. Veel mensen voelen zich weggeduwd, alsof het niet meer hun stad is. Daar zit ook iets spiritueels in waarin ik denk ik iets kan betekenen.” Welke rol speelt God in dit alles?

“God is voor mij een realiteit, met wie ik een persoonlijke relatie heb. Daarnaast geloof ik, gevoed door de Bijbel, dat God een groot hart heeft voor de stad. Het is echt nodig en goed om in een stad als Amsterdam tegen iedereen te zeggen: er is echt iemand die naar je kijkt, die op je betrokken is en met je meegaat. Er is ook iemand die opdraait voor alle shit die wij veroorzaken. Iemand die het op een dag beter zal doen dan wij het hier doen. En die iemand is God. Dat vinden mensen vaak een fascinerende gedachte. En het is een bevrijdend perspectief, omdat het je uittilt boven je eigen problemen. Er is iets groters dat alles in de hand houdt. Je kunt je zorgen in vertrouwen loslaten.” Aan het einde van je boek schrijf je: ‘Soms weet ik niet of ik mezelf christen wil noemen’. Waarom is dat?

“De vijf jaar geleden vermoorde pater Frans van der Lugt heeft eens gezegd: ‘Ik wil heel graag lijken op Jezus van Nazaret en dat verklaart de keuzes die ik maak’. Hij leefde ruim vijftig jaar in Syrië, waar hij lief en leed deelde met de mensen daar. Ik hoor mensen vaker zoiets zeggen, maar dat zijn altijd mensen die radicale keuzes hebben gemaakt. Dat vind ik confronterend. Ik geloof van harte in de Jezus waar ik over praat, maar ik ben ook een Amsterdammer en op mijn manier geseculariseerd. Dat geeft me wel eens onrust. Of ik niet te veel van twee walletjes eet. Beetje de stad en

deze cultuur – maar niet te gek. En een beetje Jezus – maar niet te gek. Neem ik het allemaal wel serieus genoeg? Ik lees nu de eerste brief aan de Korintiërs; dat is echt een indringend geschrift. Paulus pakt de inwoners van Korinte hard aan. Als Paulus een brief zou sturen aan de Amsterdamse christenen, zou dat nog wel eens een radicale brief kunnen zijn waar we ons een hoedje van zouden schrikken.” Maar je zegt net hoe bevrijdend het christelijk geloof is...

“Daar zit een rare spanning in, inderdaad. Ik denk ook dat als je echt gelooft wat er te geloven valt, je dit soort twijfels en angsten niet meer kent. Christen-zijn is mooier dan ik ooit had gedacht, maar ook radicaler. Ik ben echt niet vrij van angsten, sterker nog: ik ben voor heel veel bang. Mijn nieuwste programma ging over de spiritualiteit van angst en lef. In het eerste deel heb ik breed uitgemeten waar ik allemaal bang voor ben. In het tweede deel ging het over lef, ook omdat ik besefte dat ik een stuk dapperder ben dan toen ik 23 was. Het is een spirituele weg die ik afleg en waar ik nog lang niet klaar mee ben. Het is iets waar ik, net zoals iedereen, hard mee aan de slag moet. Overgave komt niemand aanwaaien.”

.

Perfect Het voormalige Pieter Baancentrum blijkt de perfecte locatie voor de eindexpositie van de examenkandidaten van de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht (HKU). Dochterlief leidt ons rond. Aan haar witte snoetje is te zien hoe moe ze is van de zenuwslopende eindfase van haar project en van vier hele dagen rondleidingen geven. Haar medestudenten zijn er niet veel beter aan toe, zie ik. Een beetje onwennig lopen we rond in wat een halfjaar geleden nog een van de bekendste tbs-klinieken van Nederland was. De cellen zijn nog precies zoals ze toen waren en het is alsof de geur van wanhoop en uitzichtloosheid hier nog hangt. Als die tenminste een geur hebben. Misschien is het gewoon zweet van de jonge hardwerkende kunstenaars of van de oververhitte bezoekers. Beklemmend is het in elk geval, de zintuigen staan hierdoor op scherp en alles komt echt binnen. ‘Interactive performance design’, is haar tak van sport en wat dat is, is niet zo gemakkelijk uit te leggen. Eerlijk gezegd heb ik nooit echt goed begrepen waar mijn kunstzinnige dochter nu precies mee bezig was tijdens deze opleiding. Tot vandaag dan. Want terwijl zij haar kunst laat zien en toelicht valt alles op de plek voor mij. Een gevoel van trots en ontroering overvalt me als ik zie wat zij heeft gemaakt. Maar vooral als ze vertelt wat zij daarmee duidelijk wil maken. Haar werkstuk ‘machine’ is, legt ze uit, een autobiografisch werk over falen, het net niet kunnen, maar toch weer doorgaan. Ze laat in een kleine kale cel verbluffend mooie foto’s zien van uitvergrootte zichtbare sporen van mislukkingen en tegenslag. Iedere foto een kunstwerk op zich. Is dat mijn dochter die zich hardop afvraagt of haar machine faalt doordat hij steeds vastloopt, of dat die imperfectie juist de kracht en de schoonheid ervan vormt? En of het leven zelf niet een constante cyclus is van falen en doorgaan, van afstrepen, vergeten, opnieuw beginnen? Ze besluit dat ze met haar kunst mensen wil laten zien en doen ervaren dat juist daaruit weer kracht en inzicht kunnen ontstaan. Ze glimlacht naar me en ik glimlach terug. Hier staat een jonge vrouw die ook mede door mijn falen en imperfectie het nodige heeft meegemaakt in haar leven. Ik heb alle vertrouwen in haar toekomst als we samen de kliniek uitwandelen met de zon op ons gezicht. Wilma Hartogsveld is theoloog, predikant en schrijver.

juli 2019

9


✽ identiteit

Identiteit rijpt in ontmoeting met mensen die verschillen

OP ZOEK NAAR EEN VERBINDEND VERHAAL De emancipatie van de arbeidersklasse heet voltooid te zijn. Anderen eisen nu ook hun rechten op. Zij doen dat met een beroep op hun identiteit: vrouw, zwart, homo enzovoort. Links omhelst de identiteitspolitiek, populisten spinnen er garen bij. Theoloog John Veldman stelt een alternatief voor. Tekst: John Veldman

P

as op, geachte lezer! U begint aan een artikel over ‘identiteitspolitiek’, dat is geschreven door een witte, hoogopgeleide en heteroseksuele man. U weet wel: zo iemand van wie er zoveel dominant aanwezig waren bij de inrichting van de liberale democratie. De door de samenleving gemarginaliseerden kwamen daardoor zelf niet aan het woord, terwijl talloze individuen en groepen toch vragen om publieke erkenning van hun identiteit. Zij verlangen terecht naar positieve oordelen over hun waarde en waardigheid. Moet hun inbreng niet veel meer gehoord worden? Daar gaat het toch juist om bij identiteitspolitiek? En nu schrijft weer iemand met een burgerlijke identiteit daarover. Pas op! De term identiteitspolitiek is verwarrend, wil vooral tot uitdrukking brengen dat sociale problemen vandaag de dag in de politiek door de bril van ‘identiteit’ voor het voetlicht gebracht worden. De bekende Amerikaanse politicoloog Francis Fukuyama, die recent een boek over deze kwestie schreef, stelt in dit verband zelfs dat de scheidslijn tussen links en rechts in de politiek niet langer gevormd wordt door het debat over de inrichting van de economie maar door het debat over identiteit.

Verlangen naar erkenning Essentieel in identiteitspolitiek is het

10

juli 2019

verlangen van mensen naar erkenning en respect. Mensen die zich achtergesteld voelen op grond van de identiteit van de groep waartoe ze behoren, willen hetzelfde behandeld worden als de dominante groep, en wel met behoud van hun eigen cultuur. Zij ervaren dat zij wat betreft hun innerlijke ‘zelf’, dat richting geeft aan hun beleving, onvoldoende tot hun recht komen. Het uiterlijke ‘zelf’ moet vechten om erkenning in een samenleving waarin heersende sociale regels en normen bepalend zijn. Sociale en politieke bewegingen definiëren de eigen groep aan de hand van deze ervaringen van marginalisatie. Zij eisen erkenning van het verschil, vragen respect voor het anders-zijn en voor de eigen beleving daarvan. Zwarte mensen zijn immers anders dan witte mensen, vrouwen anders dan mannen, homo’s anders dan hetero’s. Aan de linkerkant van het politieke spectrum hebben de meeste partijen inmiddels hun opvatting over ongelijkheid aangepast. Zij zijn van mening dat er voor arbeiders voldoende sociale maatregelen zijn genomen. Het principe van de emancipatie van de arbeidersklasse kan worden losgelaten. Zo komt er ruimte voor solidarisering met andere groepen gemarginaliseerden. Linkse partijen nemen de eis van vrouwen, migranten, homo’s om zich te kunnen emanciperen uit reële problemen van sociale onrechtvaardigheid over. Zij verleg-

gen hun focus naar het thema diversiteit. Dat heeft intussen al daadwerkelijk geleid tot verandering in cultuur en gedrag. De overheid neemt maatregelen die die de desbetreffende groepen ten goede komen. Maar het benadrukken van een eigen, afgeschermde groepsidentiteit zorgt ook voor een steeds grotere verzameling van groepen die ontoegankelijk zijn voor anderen. Groepen worden steeds specifieker: bijvoorbeeld lhbt (lesbisch, homo, bi-, transgender) wordt lhbtqiap (queer, inter-, a-, panseksueel). Deze versplintering, gekoppeld aan het eerdere afschudden van de


essay ✽ de door hen verfoeide elite de nationale waarden te verkwanselen, of in de woorden van Baudet de ‘boreale wereld’ kapot te maken. Het is een geluid dat momenteel op meerdere plekken in de wereld te horen is.

Verbindende identiteit

ideologische veren, heeft de politiek ‘leeg’ gemaakt; een leegte die gevuld wordt met cijfers en berekeningen. Deze context is aan de rechterkant van het politiek spectrum gebruikt om sociale problemen ook te bezien door de bril van identiteitspolitiek. Het blijkt een vruchtbare bodem voor populisme en nationalisme. Politiek-rechts sluit aan bij het ressentiment van angstige middenklassers die verlies van status vrezen. Mensen als Baudet en Wilders verkondigen dat de bijdrage van die middenklasse aan de ontwikkeling van het land genegeerd wordt en dat

migranten en vluchtelingen de autochtone, witte Nederlander voorbijlopen. Daarmee schilderen ze de middenklassers af als het slachtoffer van een ontwikkeling waarvoor politici blind zijn. Zij hebben het over de elite in media, onderwijs en politiek die het politiek niet correct vindt om af te geven op allochtonen, islam of andere religies. Maar volgens deze populisten noemt diezelfde ‘elite’ het opkomen voor eigen rechten en voor het behoud van de christelijke cultuur al snel fascistisch. Rechtse populisten vinden diversiteit een bedreiging van traditionele en superieure waarden. Ze verwijten

De liberale democratie, zegt Fukuyama, moet zich in haar reactie op populisme en nationalisme niet organiseren rond een steeds grotere verzameling identiteitsgroepen. Maar het identiteitsidee opgeven moet zij volgens hem ook niet. De democratie moet gemarginaliseerden blijven beschermen. En dat kan het beste door ze af te bakenen in een grotere meeromvattende identiteit, die rekening houdt met diversiteit. Er moet ruimte zijn voor mensen die op zoek zijn naar hún ware zelf. Erkend moet worden dat de diepste persoonlijkheid van mensen vaak bepaald wordt door relaties met anderen. Mensen willen niet dat andere identiteiten om voorrang vragen – en die krijgen – terwijl ze zelf het gevoel krijgen steeds meer in de hoek gedrukt te worden. Fukuyama introduceert in dat verband het begrip credale identiteit. De vaagheid en onzekerheid van diversiteit aan identiteiten moet opgenomen worden in een identiteit gebaseerd op een bepaald geloof in waarden zoals de American dream of op een idee van deugden zoals ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’. Daarbij, zo is hij van mening, moet niet teruggegrepen worden op identiteitsopvattingen uit het verleden die nog gebaseerd zijn op ras, etniciteit, geslacht of religie. Credale identiteit moet gevormd worden door verhalen die mensen over zichzelf te vertellen hebben: waar komen we vandaan, wat vieren we, welke is onze gedeelde historische herinnering, wat is nodig om gemeenschap te worden? Op die manier is identiteit voortdurend in ontwikkeling. Fukuyama’s oproep een verbindende identiteit te zoeken in een nieuw soort nationalisme vind ik echter weinig overtuigend. Dan spreekt de benadering van Peter SjakShie, de Surinaamse bevrijdingstheoloog die deze maand precies tien jaar geleden overleed, me meer aan. Hij zocht in een land waarin veel verschillende ‘identiteiten’ leven ook naar een verbindende identiteit, een stabiele collectieve zinhorizon. Ook

juli 2019

11


✽ identiteit Sjak-Shie maakt gebruik van het onderscheid tussen een innerlijk en een uiterlijk zelf. Hij besteedt echter weinig aandacht aan de strijd om het innerlijk zelf erkend te krijgen. Voor hem hebben Surinamers aan hun slavenverleden juist een te groot verlangen naar erkenning overgehouden. Hij noemt het een basjasyndroom, naar de basja, de slaaf die andere slaven op een plantage in het gareel moest houden. Sjak-Shie pleit ervoor omstandigheden niet allesbepalend te laten zijn, je niet afhankelijk te maken van wat de samenleving van belang vindt. Op veel zaken heb je als gewone burger nauwelijks invloed. Mensen in hokjes drukken is nu eenmaal een instrument van beheersing. Van groter belang is het werken aan een sterkere zelfbeleving. Er is altijd een verschil tussen hoe de wereld feitelijk is en hoe jij zou willen dat die is. Als je niet leert leven met dat verschil, raak je verbitterd, word je cynisch. Je staat sterker als je je innerlijke kracht verder ontwikkelt. Sjak-Shie roept daarom op tot ontlediging: een proces waarin je leert innerlijk vrij te worden van de negatieve invloeden van buiten. Ontlediging is ook een strijd tegen het ego dat er vaak niet genoeg aan heeft te weten dat het door God bemind en kostbaar gevonden wordt. Het ego wil zich daarom telkens opnieuw poneren en bewijzen. Ontlediging gaat volgens SjakShie altijd samen met nieuwe vervulling, ze is daarom geen vlucht. Ontlediging leert je de vrije ruimte in jezelf te ontdekken om het goede dat er óók is te zien en te verbinden met de waarden uit de grote verhalen van de mensheid. In gelovige taal geformuleerd: ontlediging betekent jezelf leegmaken om vol te raken van Gods werkelijkheid onder mensen. Zin wordt gegeven in het levensproject van mensen die zich inzetten voor datgene waar wij met zijn allen naar verlangen.

Wereldoecumene Sjak-Shie zoekt op deze manier een verbindende identiteit in de uitnodiging om dieper door te dringen tot de betekenis van Gods verbond met zijn volk. Aan de ene kant staan de vele mondiale uitdagingen en aan de andere kant de lotsverbondenheid die voortkomt uit de schepping. Hij noemt daarbij verschillende zaken: het

12

juli 2019

De vrees voor de ander wordt overwonnen door een gezamenlijke inzet voor rechtvaardigheid wereldvoedselvraagstuk, gewelddadige conflicten, economische en militaire machtsverhoudingen, mondiale ethische vraagstukken, het klimaatprobleem. En tegelijkertijd, zegt Sjak-Shie, leven katholieken, protestanten, hindoes, moslims, wintigelovigen en niet-gelovigen in Suriname bij en met elkaar in dezelfde buurt. Ze vieren elkaars feesten en delen in het wel en wee van elkaars families. Als mensen van heel verschillende achtergrond, geschiedenis, religie, identiteit zich samen in solidariteit inzetten voor het concrete heil van alle mensen in Suriname dan ontstaat er volgens hem vanzelf een verbindende identiteit. De vrees voor de andersheid van de ander wordt overwonnen. Het ‘eigene’ van een groep wordt door Sjak-Shie niet zozeer gezocht in een nieuw nationalisme, maar reikt verder. We zijn allen kinderen van dezelfde Vader en als zodanig kunnen we groeien tot één volk. Dat vraagt om een besef dat het ‘eigene’ nooit helemaal af is. Identiteit is voortdurend in ontwikkeling. Je kunt geen erkenning van een afgeronde identiteit verlangen en afdwingen: identiteit rijpt in de ontmoeting met mensen die verschillen. In alle etnische, religieuze en andersoortige tradities zijn boodschappen van heil te ontdekken. Dat maakt iedere traditie op zich relatief, hoe belangrijk die voor de groep zelf ook is. Als volk Gods zijn alle mensen verbonden in een wereldomvattende oecumene. Diversiteit staat in de context van werken aan één bewoonbare wereld – een rijk van gerechtigheid en vrede – waarin er zowel respect en erkenning is voor ieder mens individueel als voor de aarde als geheel.

Morele prudentie Wat mij betreft schildert Sjak-Shie een bevrijdend perspectief. Ieder individu en iede-

re groep, al dan niet gelovig, kan zich met een dergelijke inzet voor mens en aarde verbinden. Deze inzet is niet afhankelijk van religie, ras, geslacht of welke ‘particuliere’ identiteit ook. Van belang is samen een verhaal te ontwikkelen dat die inzet draagt en schraagt. Eigen identiteit wordt serieus genomen: ieder kan duidelijk maken wat haar of hem motiveert, vanuit welke basis hij of zij leeft, wat haar of zijn beleving is, wat haar of hem kenmerkt. Het verzamelen van wat je waardevol vindt, wat je bezielt en inspireert en wat je in de loop der tijd geleerd hebt, is een ‘tegoed’ (het goede dat er óók is) dat ingebracht kan worden, zodat ook anderen ervan kunnen leren. In het rechtssysteem noemt men zo’n tegoed jurisprudentie. Op een vergelijkbare manier zou je, wanneer het gaat over de zeden en gewoonten, over de mores van een groep, kunnen spreken van moresprudentie. Identiteit moet niet tegenover de ander afgeschermd en krampachtig verdedigd worden, maar wordt juist in gesprek met die ander voortdurend opnieuw doordacht, bijgesteld en aangevuld. Op die manier rijpt identiteit en groeit prudentie. Zo is het bijvoorbeeld van belang om de discussie over het slavenverleden (en over ‘Zware Piet’ als geknechte vreemdeling) te verbinden met strijd tegen mensenhandel en met inzet voor een menswaardig vreemdelingenbeleid. Nog steeds vallen er slachtoffers omwille van geldelijk gewin. Politiek moet gaan over de inrichting van de economie: de kloof tussen arm en rijk blijft schrijnend, ookal wordt die telkens weer verhuld of weggedacht. Moresprudentie kan slachtoffers uit machteloos protest bevrijden door ze op te nemen in het verhaal dat steeds opnieuw geschreven wordt op basis van een gezamenlijke inzet voor de toekomst van mens en aarde.

.

John Veldman houdt zich als theoloog vooral bezig met geloof, politiek, economie en ontwikkelingssamenwerking. Hij publiceerde recent een monografie over de Surinaamse bevrijdingstheoloog Peter Sjak-Shie, ‘Een geluid van dunne stilte’. Van Francis Fukuyama verscheen recent: Identiteit. Waardigheid, ressentiment en identiteitspolitiek (Atlas Contact, 271 blz., € 19,99).


Beeld: Christiaan Krouwels

column Roel Abraham ✽

Je kinderen loslaten is hen voor vol aanzien

D

eze week werden er opeens drie mijlpalen gepasseerd. Haast ongemerkt slaagde mijn oudste zoon voor zijn examens, mijn oudste dochter evenzo en werd de eerstgenoemde ook nog eens 18. Mozes kriebel. Het was gisteren dat hij werd geboren. Zo voelt het niet alleen, maar zo is het ook gewoon. Gisteren! En nu gaat hij studeren. Twee studies: informatica en wiskunde. Zijn vader, dat ben ik volgens mij, had alleen wiskunde A en zelfs dáárvoor kreeg hij bijles. Zijn moeder kan niet eens onze trouwdatum onthouden, puur en alleen omdat daar cijfers in voorkomen. Onze dochter wil de verpleging in, een nobel streven, een mooi beroep. Voor mij zijn deze momenten óók een confrontatie met mijn eigen leven. Het ouder worden, vergankelijkheid, tijd. In het Jodendom kennen we het begrip ledor wador. Kort door de bocht: generaties komen, generaties gaan. Ik betrap me erop dat ik er vaker bij stilsta. Bij geboortes, bij sterfgevallen maar ook bij de aangestipte mijlpalen. Ongemerkt schrijdt de tijd voort en voor we het weten geven we in de estafette van het leven ons stokje af. Is het allemaal ijdelheid? De Prediker (of Qohèlet) kon het mooi verwoorden. Vanitas vanitatum vanitas. Toch knap van de Prediker, die ongetwijfeld geen Latijn kende. Het woord dat in de Nederlandse vertalingen als ‘ijdel’ wordt neergezet is het Hebreeuwse woord hebel. Door de vertaling naar ijdel klinkt het alsof ons bestaan leeg is, hol, nietsbeduidend. Eigenlijk zou een betere vertaling zijn: een ademtocht, een briesje. Dat heeft mijns inziens al een heel andere kleur of smaak, toch? Het zegt iets over onze plek in de eeuwigheid en spreekt veel minder een waardeoordeel uit over ons bestaan.

Het mooie aan het boek Prediker is dat het totaal niet lijkt te passen in de canon van de (Hebreeuwse en christelijke) Bijbel maar dat het ons wel wat te vertellen en te leren heeft. Toen het boek geschreven werd was er sprake van een maatschappij die te vergelijken is met die van ons. Waar draait het bij ons om? Precies, om de centen, om poen. Dat was rond 250 voor de gebruikelijke jaartelling niet anders. Daarom ook is het boek doorspekt van ‘economische’ terminologie en worden de lezers gewaarschuwd voor de gevolgen van bijvoorbeeld te veel zucht naar geld en macht. Het was een samenleving vol onzekerheden en angsten. Terug naar het jaar 2019 na Christus, het Jaar des Waren Lichts 6019 of het Jaar van de Wereld 5779. Wat staat onze kinderen te wachten? We maken ons net zoveel zorgen als de ouders in het jaar 250 voor of na Christus. Meestal kwam het wel aardig goed met de generaties na de voorgaande, toch? Ik vraag het me af. Wij hier in Europa leven in ongekende welvaart, maar de geestelijke armoe is groot. Mensen in economisch zwakkere landen kennen vaak weer een veelkleurig zieleleven. Waar je ook woont is het knokken, hetzij voor je basisbehoeften, hetzij voor je psychische gezondheid. Wat dat betreft is er in ruim 2000 jaar niks veranderd. Terug naar mijn persoonlijke kleine leven, het zuchtje wind, het briesje in de eeuwigheid. Uiteraard vind ik het ook spannend wat de toekomst voor ons in petto heeft. De wereld is hard en leeg. IJdel in de betekenis zoals we die kennen. Het heeft alleen zo weinig zin je daar druk over te gaan maken. Kinderen worden ouder en kiezen hun eigen pad. Als ouder sta je aan de zijlijn, op de stoep en je ziet ze gaan. Soms vermoed je een drempel of een struikelblok. Voordat je ze wilt waarschuwen springen ze er al

behendig overheen of vallen ze plat op hun snuit. Ze krabbelen weer op en vervolgen hun pad. Een mooie les van Prediker voor alle ouders: loslaten. Dat is niet onverschillig, dat is niet ijdel, dat is je kinderen voor vol aanzien en hun de ruimte geven te groeien. En groeien gaat, zoals we allemaal weten, met vallen en opstaan. Heb vertrouwen. Ik wens alle kinderen de ongebonden vrijheid die ze nodig hebben om tot wasdom te komen en hun ouders de wijsheid daar in liefde naast te staan.

.

Roel Abraham is naast schrijver ook vader van zes kinderen en dat met slechts één echtgenote, actief in het joodse leven, rijdt Trabant en vindt wel eens wat van dingen.

Mijn kinderen passeerden in één week drie mijlpalen

juli 2019

13


✽ prostitutie

Sekswerkers betoogden in april tegen de beweging Exxpose, die pleit voor een verbod op betaalde seks.

Hebben sekswerkers redding nodig of bondgenoten?

‘MENSEN WETEN ZO WEINIG VAN DE PROSTITUTIE’ Het debat over het criminaliseren van prostitutie laait weer op door een burgerinitiatief van jongerenbeweging Exxpose. Ze willen dat betalen voor seks in Nederland strafbaar wordt. Tegenstanders van dit model vinden het belangrijker om de omstandigheden te verbeteren waarin sekswerkers hun werk doen. “Niet de prostitutie, maar het stigma van ‘de hoer’ moet afgeschaft worden. Ook de kerken hebben hier een rol in.” Tekst: Elleke Bal Beeld: Hollandse Hoogte (14)

‘E

en duistere wereld waar we niets vanaf weten.’ Het is problematisch dat veel mensen zo naar de prostitutie kijken, aldus Cobie, oprichter en voorzitter van Liberty, een belangenvereniging voor sekswerkers in Den Haag. Meer dan 32 jaar werkte ze achter de ramen, in clubs

14

juli 2019

en privé, het grootste gedeelte daarvan in de Haagse Geleenstraat, een van de straten die waarschijnlijk binnenkort gesloten wordt. Het Haagse gemeentebestuur wil sekswerk vanuit het centrum naar de rand van de stad verplaatsen. Sekswerkers vrezen dat ze daar minder veilig hun werk kunnen doen. Met Liberty strijdt Cobie

voor hun belangen. Zo is Liberty gesprekpartner voor de gemeente Den Haag.

Normaal beroep Waar ze ook komt en met wie ze ook spreekt, steeds weer moet Cobie voor haar gevoel dezelfde boodschap verkondigen: “Prostitutie als beroep en mensenhandel


achtergrond ✽ en uitbuiting zijn niet hetzelfde. Dit zijn twee verschillende dingen.” Maar zijn de wereld van criminaliteit en sekswerk niet erg verweven? Ze zucht eens diep. “Ik heb gemerkt dat mensen weinig kennis hebben over de gang van zaken in de prostitutie. En toch associëren ze ons klakkeloos met criminelen. Eigenlijk hebben mensen gewoon een oordeel over de prostitutie, dat zit erachter. Mensen vinden het not done.” Het woord ‘stigma’ valt vaak in gesprek met Cobie. Zelf krijgt ze regelmatig in haar ogen ‘vreemde’ vragen van mensen, zoals hoe ze het moederschap met de prostitutie combineerde. Overigens heeft ze het liever over persoonlijke dienstverlening dan over prostitutie. “En ik weet niet wat mensen zich allemaal in hun hoofd halen, maar ik ben geen alien ofzo, ik heb een normaal leven.” Mensen vergeten volgens Cobie al snel dat sekswerk geen volledige identiteit is, maar een normaal beroep. Natuurlijk zijn er misstanden in de sector, dat ontkent ze niet. Maar het zou volgens haar een boel helpen als er gestopt wordt met fluisteren wanneer het over sekswerk gaat. “Dit moet in de openheid! Hoe meer we dit maatschappelijk inbedden, hoe beter het gaat.” Hoe Cobie kijkt naar het nieuwe burgerinitiatief van de stichting Exxpose om het kopen van seks strafbaar te stellen, moge duidelijk zijn. “Belachelijk. Als ze die criminalisering hier opleggen, dan gaat iedereen het onvergunde in en heb je een groot probleem.” Veel belangrijker is volgens haar een discussie over positieverbetering van

Willemijn de Jong (Exxpose): “Ik word meteen in een christelijk hokje gestopt.”

de sekswerker. Toch zal de vraag ‘normaliseren of verbieden’ de komende tijd weer vaak gesteld worden nu de politieke discussie weer oplaait. Stichting Exxpose verzamelde 50.000 handtekeningen en daarmee mogen ze het onderwerp op de agenda van de Tweede Kamer zetten. Ze vinden sekswerk per definitie vrouwonvriendelijk, en zouden het liefst de prostitutie afschaffen. Een eerste stap in de goede richting vinden zij het prostitutiebeleid naar het Zweedse model. In dat model worden kopers van seks strafbaar gesteld. En als altijd als er een discussie over prostitutie is, komen ook meteen christenen om de hoek kijken. Verschillende bestuursleden van Stichting Exppose benadrukken hun christelijke achtergrond. ChristenUnie-fractievoorzitter Gert-Jan Segers tekende de petitie van Exxpose. Tweede Kamerlid Anne Kuik van het CDA sprak lof over de “jongeren die zich hier druk over maken”. En op de avond dat het nieuws over het burgerinitiatief bekend werd gemaakt, spraken de gasten in talkshow Jinek hun zorgen uit: “Waarom zijn die christenen toch altijd zo met seks bezig?”

Christelijk clubje Willemijn de Jong vond het merkwaardig hoe snel Exxpose in de media werd weggezet als een “christelijk clubje”. De Volkskrant begon ermee Exxpose “christelijk geïnspireerd” te noemen, zegt ze. Andere media namen het plotsklaps over. De Jong is secretaris van Exxpose en hartstochtelijk tegen prostitutie. Maar niet omdat ze christen is, zegt ze. Sterker nog, ze voelt zich soms meer een agnost dan een christen. “Maar nu ik me met prostitutie bezighoud, word ik meteen in een hokje gestopt.” De Jong was medeoprichter van de eerste bed-bad-broodopvang in Utrecht, in die tijd werd haar nooit gevraagd of ze dat deed omdat ze christen was. “Alsof mijn inhoudelijke standpunt er nu minder toe doet.” De Jong ziet zichzelf als feminist. “In landen die meer geëmancipeerd zijn dan Nederland, is effectievere wetgeving op het gebied van prostitutie.” Ze noemt Zweden en Noorwegen als voorbeeld. “Daar wordt dit model ook gepropageerd door feministen.” De Jong werkte een tijdlang als vrijwilliger in de prostitutiewereld. Ze bezocht raamstraten, seksclubs en tippelzo-

‘Mensen associëren sekswerkers klakkeloos met criminelen’ nes om in gesprek te gaan met sekswerkers. Daar ontmoette ze genoeg sekswerkers die blij zijn met hun beroep. Maar de grootste groep mensen is monddood, zegt De Jong. “Ze spreken de taal niet, werken onder dwang, en zijn bezig met overleven. Ze hebben het moeilijk. Daar is mijn visie op gebaseerd.” In Nederland lijkt prostitutie vooral een recht van mannen op seks, zegt De Jong. Het begrip ‘consent’ is belangrijk voor haar: instemming. Sommige sekswerkers zijn in de positie om nee te zeggen, maar de meesten kunnen niet anders dan accepteren. Dat zijn vooral vrouwen met een migratieachtergrond, zegt De Jong. “Ik vind het per definitie een ongelijkwaardige situatie als kapitaalkrachtige mannen de toestemming voor seks afkopen van kansarme vrouwen.” Sekswerkers zijn toch niet alleen maar vrouwen? Nee, zegt De Jong, maar dat percentage loopt tot ver in de 90 procent. De Jong wil een betere toekomst voor sekswerkers. Het Zweedse model is erop gericht om vrouwen uit de prostitutie te helpen en om te scholen. En nee, ze denkt niet dat dit beleid de heilige graal is. “Natuurlijk zal het deels ondergronds gaan. Maar de markt wordt kleiner, en de vraag minder. Dus dan is er minder prostitutie, daar gaat het om. Is het niet de moeite waard om te onderzoeken of het Zweedse model beter werkt in het terugdringen van mensenhandel? Noem het gutmenscherig van me, maar dit is mijn visie.”

Stoppen met sekswerk Prostitutie blijft de gemoederen bezighouden, zegt Iris van der Heul, predikant bij de Protestantse gemeente Oegstgeest. Ze werkte van 2009 tot 2011 aan een project om het gemakkelijker te maken voor prostituees om – als ze dat wilden – ander werk te gaan doen. Het project ging uit van Shop Den Haag, een expertisecentrum op het gebied van hulp- en dienstverlening aan

juli 2019

15


✽ prostitutie sekswerkers en slachtoffers mensenhandel. Haar taak bestond eruit om een route te maken voor sekswerkers die wilden stoppen met sekswerk. Dat is nog niet zo gemakkelijk, weet Van der Heul. Sekswerkers wonen bijvoorbeeld wel eens in huizen van exploitanten – verhuizen gaat dan niet zomaar. Natuurlijk was de situatie voor slachtoffers van mensenhandel anders dan voor de sekswerkers die het werk uit eigen keuze waren gaan doen, zegt Van der Heul. “Zij hadden het besluit om te stoppen met werken al genomen.” Voor vrouwen die vrijwillig de prostitutie in waren gegaan lag dat anders. “Aan de ene kant is het wit werk geworden sinds het bordeelverbod is opgeheven in 2000. En toch onderscheidt het werk zich van andere banen. Vacatures zitten niet in de kaartenbak bij het Centrum voor Werk en Inkomen.” Van der Heul had veel gesprekken met sekswerkers over veranderen van werk, maar alleen als zij een wens hadden om ermee te stoppen. “Ik zou niet willen aanzetten om te stoppen met werken, alsof sekswerkers iets doen dat niet hoort of niet zou moeten. Ik vind zo’n houding ook in tegenspraak met het niet mogen veroordelen zoals ik dat lees in het Evangelie.” Als Van der Heul terugkijkt op haar gesprekken met sekswerkers, vindt ze vooral het begrip regie belangrijk. “Dat was ook de inzet van het project: kies jij ervoor te werken als prostituee of wil je ander werk? In beide keuzes steunen we je.” Het viel Van der Heul op hoezeer sekswerkers worden veroordeeld. “Ze worden zo vaak als slachtoffers gezien. Alsof sekswerkers zielig zijn.

Diaken Karen Astrid Siegmann: “Laten we wat normaler gaan doen over sekswerk.”

16

juli 2019

‘Vacatures in de prostitutie zitten niet in de kaartenbak bij het Centrum voor Werk en Inkomen’ Wij probeerden juist mensen in hun kracht te zetten. We lieten het project monitoren door een denktank van sekswerkers. Zo zochten we gezamenlijk naar oplossingen in plaats van alleen maar over ze te praten.” Wat vindt Van der Heul nu van het Zweedse model? “Beboeten van bezoekers vind ik ver gaan”, zegt ze. “Maar het is toch scheef dat bezoekers buiten beeld blijven en dat de sekswerkers het stigma moeten dragen. Aan de andere kant: als je hoerenlopers gaat veroordelen, wordt het taboe op prostitutie nóg groter. Dat lijkt me niet in het voordeel van sekswerkers.”

Moralistische vragen “Laten we wat normaler gaan doen over sekswerk”, is de oproep van Karin Astrid Siegmann, docent en onderzoeker arbeidsvraagstukken en gender op het International Institute of Social Studies (ISS) in Den Haag, en diaken in de Haagse Lukaskerk. Ze doet nu zo’n twintig jaar onderzoek naar arbeidsstudies, sinds een jaar of vijf verdiept ze zich in sekswerk. Waar ze zich het meest over verbaasde toen ze onderzoek ging doen naar deze sector, waren de moralistische vragen er in wetenschappelijke enquêtes worden gesteld. Was het je eigen keuze? Ben je wel gelukkig? Heb je depressies gehad? “Pakweg een op de vijf van mijn collega’s in de wetenschap heeft weleens een burn-out gehad!”, zegt Siegmann verontwaardigd. “Wetenschappelijk werk gaan we toch ook niet uitroeien?” In het debat over sekswerk worden sowieso vaak niet relevante vragen gesteld, vindt ze. Het argument dat gebruikt wordt door mensen die het Zweedse model propageren, is de bescherming van vrouwenrechten. Maar Siegmann noemt onderzoeken waaruit blijkt dat het Zweedse model de prostitutie vooral ondergronds drijft. Dat gebeurde volgens haar niet alleen in Zwe-

Ds. Iris van der Heul: “Beboeten van bezoekers vind ik ver gaan.”

den, maar ook in Frankijk waar eenzelfde soort beleid wordt gevoerd. “De branche wordt onveiliger en onbeschermder. Het maakt sekswerkers kwetsbaarder. Het idee dat dat de positie van de vrouwen verbetert, dat heb ik nog niemand horen beamen.” Wie de normale vragen zou stellen zoals ‘wat verdien je’, zal nog verrast worden, zegt ze ook. “Dit is zo ongeveer de enige sector waarin vrouwen meer verdienen dan mannen. Heel empowering!” Daarnaast hekelt Siegmann het feit dat op veel plekken waar sekswerk wordt verdreven, dure winkels en woonhuizen verschijnen. “Gentrificatie en migratiecontrole zijn vaak achterliggende motieven als het om criminaliseren en terugdringen van sekswerk gaat. Dat vind ik zeer zorgelijk.” Wie écht iets aan vrouwenrechten wil doen, moet zich juist inzetten voor het afschaffen van het stigma van ‘de hoer’, vindt Siegmann. Ook kerken hebben daar een rol in, vindt zij. Ze noemt het voorbeeld van een Zuid-Afrikaanse methodistenkerk die strijdt tegen discriminatie van sekswerkers. Ze hingen een groot spandoek aan hun kerk: ‘Jesus was the first to dicriminalise sexwork’. Dat vindt ze een belangrijk statement. Sekswerkers zijn in de geschiedenis van de kerk vaak gezien als zielige slachtoffers op zoek naar redders. “Sekswerkers hebben helemaal geen redding nodig, maar bondgenoten.” Het is volgens Siegmann een illusie om te denken dat de prostitutie ooit zal verdwijnen. De beste vraag die daarom gesteld kan worden is: wat is er nu nodig om de omstandigheden te verbeteren waarin sekswerkers hun werk kunnen doen? Cobie heeft in ieder geval een duidelijke reactie op die vraag. Haar antwoord: “Dat mensen ons met respect behandelen.”

.

De volledige naam van Cobie is bij de redactie bekend.


schrijfwedstrijd 2019 ✽

‘WIE ZAL ONS LEIDEN?’ ‘Wie zal ons leiden?’ luidt het thema van de Volzin-schrijfwedstrijd 2019. U kunt tot 9 september een pakkend essay inzenden. Er zijn drie prijzen te winnen. Daarnaast verschijnen de bekroonde essays in het eerste nummer van Volzin in 2020.

D

e elfde editie van de Volzinschrijfwedstrijd staat in het teken van leiderschap. Een hoogst actueel thema, lijkt het. ‘Wie zal ons leiden?’ luidt de vraag. Een sterke leider? Een dienstbare leider? Of is het beter niet al te zeer op leiders te vertrouwen en zelf het heft in handen te nemen? Leiderschap heeft in onze tijd een dubbel gezicht. Paus Franciscus en Angela Merkel zijn populair, Donald Trump en Vladimir Poetin zijn dat op hun manier ook. Aan de ene kant is er alom een verlangen naar inspirerende leiders. Mensen met een visie die de talloze uitdagingen en problemen van onze tijd voortvarend aanpakken. Leiders die hun volgelingen weten te begeesteren om ongebaande wegen te gaan. Leiders ook die het niet bij mooie woorden laten, maar die zelf van aanpakken weten en met hun voeten in de modder staan. Aan de andere kant is er een roep om ‘sterke leiders’ die velen angst aanjaagt. Een sterke man – dictators zijn bijna altijd mannen! – die voor ons de problemen oplost die we

zelf niet kunnen, durven of willen oplossen. Ook binnen religies heeft leiderschap een dubbel gezicht. Binnen het christendom bijvoorbeeld heten leiders vanouds ‘herders’ en ‘dienaren’ te zijn. Maar niet zelden blijken kerkelijke leiders zich te verheffen boven hun kudde en meer op eigen voordeel en (seksuele) lust uit te zijn dan op het welzijn van hun gelovigen. En dan is er nog de vraag naar leiderschap in het alledaagse leven. Hoe doe je dat eigenlijk, een geloofwaardige moeder of vader voor je kinderen zijn? Is dat een kwestie van je kinderen bevestigen of ook van hen tegenspreken? Of hoe word je in de klas of op de werkvloer iemand met gezag? ‘Wie zal ons leiden?’ is een thema dat zich in vele richtingen laat uitwerken. Elke uitwerking en invalshoek is toegestaan mits het thema maar herkenbaar blijft. De opdracht voor de Volzin-schrijfwedstrijd luidt: schrijf een pakkend essay over leiderschap. Daarin is zowel ruimte voor ervaringen als inzichten.

Voorwaarden

. De Volzin-schrijfwedstrijd staat open voor iedereen. . De maximale lengte van de inzending is 1.600 woorden. . Inzendingen moeten uiterlijk maandag .

9 september 2019, 9.00 uur, ontvangen zijn. Inzendingen dienen digitaal (in Word) en per e-mail te worden aangeleverd. Te mailen aan: schrijfwedstrijd@volzin.nu; bijdragen moeten voorzien zijn van personalia (naam, adres, leeftijd, geslacht,

. .

(voormalig) beroep) en de aanduiding ‘Volzin-schrijfwedstrijd 2019’; niet-digitale bijdragen worden niet in behandeling genomen. Inzenders verlenen aan Volzin het recht van eerste publicatie van de ingezonden bijdragen. Volzin houdt zich het recht voor inzendingen (ook) te publiceren op www.volzin.nu. Over de inhoud en de uitslag wordt niet gecorrespondeerd.

De jury, onder voorzitterschap van oudkatholiek aartsbisschop Joris Vercammen, hanteert bij de beoordeling van de inzendingen de volgende criteria. De bijdrage: bestaat uit een persoonlijk getoonzette uitwerking van het thema; is origineel van inhoud en invalshoek; is ‘prikkelend voor de geest’; is helder van stijl en toegankelijk geschreven;

. . . .

Prijzen De jury kiest uit de inzendingen een eerste, tweede en derde prijs. Daarnaast kiest zij nog maximaal zeven inzendingen die in aanmerking komen voor een ‘eervolle vermelding’. De winnaar van de eerste prijs ontvangt € 500,-, de winnaar van de tweede prijs € 300,-, de winnaar van de derde prijs € 200,-. Deelnemers aan de wedstrijd krijgen uiterlijk 15 november 2019 bericht over de uitslag. De bekroonde essays verschijnen, fraai geïllustreerd, in het eerste nummer van de jaargang 2020.

.

De juryleden van de Volzin-schrijfwedstrijd 2019, van links naar rechts: Joris Vercammen (voorzitter), Barbara de Lange, Peter Pot, Greet Prins, Elze Riemer, Jan van Hooydonk (secretaris).

juli 2019

17


✽ Ronald Tinnevelt over Martha Nussbaum

‘WIJ MENSEN ZIJN EMOTIONEEL, KWETSBAAR EN AFHANKELIJK’ Wat kunnen wij weten? Wat mogen wij hopen? Wat moeten we doen? Dat zijn de eeuwige vragen van de filosofie. Elze Riemer geeft het antwoord van twaalf ‘denkers van nu’ en legt daartoe haar oor te luisteren bij kenners. Aflevering 7: Ronald Tinnevelt over de Amerikaanse denker Martha Nussbaum. Emoties geven volgens haar vorm “aan het landschap van ons geestelijke en sociale leven”. Tekst: Elze Riemer Beeld: Myriam Keijzer

M

artha Nussbaum (New York, 1947) is een echte publieksfilosoof. Ze is werkzaam als hoogleraar rechtsfilosofie en ethiek aan de Universiteit van Chicago, en heeft onderhand tientallen boeken op haar naam staan over de meest uiteenlopende onderwerpen. In haar denken en optreden heeft ze steeds één doel voor ogen: een rechtvaardige samenleving. “Nussbaum gebruikt filosofie als activisme”, stelt kenner en rechtsfilosoof Ronald Tinnevelt (Nijmegen, 1971). Opvallend daarbij is de positieve aandacht die ze geeft aan emoties, wat centraal staat al haar werk. Zo zei ze eens in een interview: “Emoties zijn geen onberedeneerde of domme lichamelijke bewegingen. Integendeel, emoties zelf zijn intelligent. Zonder emoties is ons denken krachteloos.” Nussbaum heeft tientallen boeken geschreven over de meest uiteenlopende thema’s. Is er in haar werk een rode lijn te onderscheiden?

“Wat ze ook bespreekt, steeds is het terug te voeren op de vragen: wat betekent het om mens te zijn, hoe kun je een goed leven leiden en wat is een rechtvaardige samenleving? Door de geschiedenis heen zijn er honderden antwoorden op die vragen gegeven. Veel daarvan neemt ze mee en beoordeelt ze op hun waarde voor nu, voor de thema’s van nu. Volledig unieke antwoorden geeft ze niet op deze vragen, maar ze weet die antwoorden wél als geen

18

juli 2019

ander midden in de samenleving te zetten. Opvallend daarbij is dat ze het niet houdt bij het erover schrijven. Integendeel, al vanaf het begin van haar carrière zoekt ze het brede publiek op en gaat ze in gesprek met rechters, beleidsmakers, overheden, politici, economen et cetera. Ze vindt dat als je nadenkt over het goede leven, over een rechtvaardige samenleving, dit ook betekent dat je je ervoor in moet zetten.” Welke richting vindt Nussbaum dat we op moeten?

“In de richting van een goed leven voor iedereen, ofwel: rechtvaardige samenlevingen. Centraal in deze rechtvaardige samenlevingen staat dat de volledige mens gezien en gekend wordt. Wanneer filosofen denken over een rechtvaardige samenleving doen ze dat bijna altijd vanuit het perspectief dat mensen vooral rationeel en autonoom zijn. Dat is een mensbeeld dat in de moderne geschiedenis van de filosofie een centrale plaats inneemt. Daaruit vloeit voort dat een goed leven inhoudt dat je zelfstandig in staat bent om op basis van je rationaliteit jouw leven in te vullen zoals jij dat wilt – onafhankelijk van anderen. Emoties, kwetsbaarheid en afhankelijkheid staan dit alles alleen maar in de weg. Nussbaum is het hier fundamenteel mee oneens. Zij stelt dat je hiermee voorbij gaat aan de meest belangrijke aspecten van mens-zijn; wij zíjn emotioneel, kwetsbaar en afhankelijk. En dat is niet iets negatiefs waar je mee om moet zien te gaan, maar

iets dat ons veel kan leren over onszelf, onze doelen en drijfveren en uiteindelijk ook over de samenleving en de processen die daarin werkzaam zijn. Deze benadering van mens-zijn is typisch voor Nussbaum en staat centraal in al haar werk.” Welk verschil maakt het, als je zo naar de mens kijkt?

“Je perspectief wordt veel breder en rijker. Nussbaum laat ons zien wat het belang is van emoties, voor een gezond leven, voor een rechtvaardige samenleving, voor politiek. Wat dat laatste betreft werpt ze bijvoorbeeld een heel ander licht op emotionele politici dan we gewend zijn. Waar we die normaal wegzetten als manipulatief of populistisch, neemt zij emoties in de politiek juist serieus. In haar boek Politieke emoties (2013) stelt ze dat we een rechtvaardige samenleving alleen kunnen bereiken als we mensen ook op emotioneel niveau weten aan te spreken. Alleen dan gaan ze ook meewerken aan die rechtvaardige samenleving. Dat bereik je niet door ze louter op rationeel niveau aan te spreken.” Waarom vindt ze emoties zo belangrijk?

“Allereerst omdat emoties, zoals Nussbaum dat mooi uitdrukt, vorm geven ‘aan het landschap van ons geestelijke en sociale leven’. Als mens zijn we emotionele wezens of we het nu willen of niet. Dan wordt het ook belangrijk deze emoties te begrijpen. Daarnaast heeft de aandacht die ze hieraan geeft alles te maken met haar verlangen


RS DENKE

7

VAN NU

naar een rechtvaardige samenleving. Die kan niet tot stand komen zonder dat je emoties serieus neemt en bij de analyse van maatschappelijke problemen betrekt. Laat ik haar laatste boek Het koninkrijk van de angst (2018) als voorbeeld nemen. Hierin laat ze zien dat de woedende burger ten diepste een angstige burger is die in zijn angst op zoek gaat naar een zondebok, waarna de angst omgezet wordt in woede. Je kunt dit wegzetten als een irrationele beweging, maar Nussbaum wil laten zien dat er vaak reële maatschappelijke problemen aan deze angst ten grondslag liggen. Dus onderzoek waar die angst vandaan komt en pak dat aan. Daarnaast is het ook belangrijk om de omstandigheden te scheppen waaronder het zelfvertrouwen van die boze burger vergroot wordt – angst is immers het tegenovergestelde van zelfvertrouwen. Of informeer de burger beter, of geef ‘m meer controle.”

“Een leven waarin je de reële vrijheid krijgt om samen met anderen volledig mens te zijn. Deze vraag gaat hand in hand met de vraag hoe je een samenleving op een rechtvaardige manier in kunt richten. De ene vraag kan je dus niet eigenlijk niet los van de andere beantwoorden. Centraal in beide antwoorden staat de benadering die Nussbaum samen met de econoom en Nobelprijswinnaar Amartya Sen ontwikkelde: de Human Development Capability Approach. Het vertrekpunt van deze benadering is volgens Nussbaum een eenvoudige vraag: ‘Wat kunnen mensen werkelijk doen en zijn? Over welke reële mogelijkheden beschikken ze?’ ‘Capability’ is moeilijk te vertalen, maar kan uitgelegd worden als ‘mogelijkheid’ of ‘vermogen’. Het is een benadering waarbij ze tien punten onderscheidt die volgens haar de mens in staat stelt om een waardig leven te leiden. ” Wat zijn die tien punten dan?

Nussbaum staat een menswaardig bestaan voor iedereen voor ogen. Wat is een menswaardig bestaan?

“Een rechtvaardige samenleving garandeert volgens Nussbaum allereerst het vermogen om te leven volgens een normaal

levenspatroon. Daarbij moet eenieder in staat zijn een gezond leven te leiden, met de mogelijkheid tot voorplanting, voedsel en onderdak. Lichamelijke onschendbaarheid hoort daar ook bij: dat je je kunt bewegen zonder bedreiging van geweld. Belangrijk is dat men de mogelijkheid heeft de eigen verbeeldingskracht en het denken te gebruiken: dat je kunt fantaseren, denken en redeneren – denk ook aan vrijheid in religie, literatuur, muziek en wetenschap. Ook moet je de mogelijkheid hebben om bij je gevoelens te komen en ze te uiten. Praktische rede is een ander punt; dat je in staat bent om ideeën te vormen over het goede en hoe je je leven daarop kunt inrichten. Verder moet iedereen in staat zijn om met en voor anderen te leven, om sociale banden aan te gaan en deel uit te maken van een gemeenschap. We moeten in staat zijn om te leven met dieren, planten, de natuur. Bijzonder is dat Nussbaum ook het vermogen om te kunnen spelen noemt, dat je kunt lachen en recreëren. Tot slot moet eenieder in staat zijn tot politieke, materiële en arbeidsparticipatie. Waar het om gaat

juli 2019

19



denkers van nu ✽

Paspoort Martha Nussbaum (New York, 6 mei 1947) is een Amerikaans filosoof en hoogleraar rechtsfilosofie en ethiek aan de Universiteit van Chicago.

. Studeerde theaterwetenschappen en klassieke talen. . Schrijft over de meest uiteenlopende

onderwerpen. Met name geïnteresseerd in klassieke filosofie, politieke filosofie, feminisme en ethiek. Ging door het overlijden van haar moeder de verschillende aspecten van emoties onderzoeken, wat een belangrijke rode lijn in al haar werk vormt. Brak door als filosoof met haar boek De breekbaarheid van het goede: geluk en ethiek in de Griekse filosofie en literatuur (1986), waarin ze stelt dat een gelukkig leven afhangt van zaken die buiten onze controle vallen. Voerde haar visie van de kwetsbare mens de rechtvaardige samenleving door in haar politieke filosofie. Ontwikkelde samen met econoom en Nobelprijswinnaar Amartya Sen de Human Development Capability Approach waarin ze een alternatief biedt op de mensenrechtenbenadering, die volgens haar vooral formeel rechten biedt, maar geen rekening houdt met de reële mogelijkheden van mensen. Haar filosofie is door en door activistisch: overal ter wereld treedt ze op en gaat ze in gesprek over wat een rechtvaardige samenleving behelst. Heeft tot nu toe 21 boeken op haar naam staan.

. .

.

. .

is dat een overheid deze punten in meer of mindere mate waarborgt in de samenleving. Vrijheid is daarbij essentieel: mensen moeten de mogelijkheid krijgen om het leven te leiden dat ze zelf willen, en zijn dus ook vrij om die ‘capaciteiten in aanleg’ wel of niet te ontplooien.” Die lijst met tien vermogens komen op mij nogal utopisch over. Dat gaat geen enkele samenleving toch ooit lukken?

“Het klopt dat Nussbaum erg hoopvol is ingesteld. Tegelijkertijd moet je opnieuw niet vergeten dat het hier om reële vermógens gaat, niet om de gedwongen realisatie van die vermogens. Mensen moeten werkelijk vrij zijn om te handelen en te kiezen. Om een voorbeeld te noemen: je kunt op papier het recht hebben om politiek te participeren, maar als je zodanig onder de armoedegrens leeft waardoor je aan niks anders kunt denken dan aan hoe je rond kunt komen, dan is de realiteit dat je helemaal geen beroep kunt doen op dat recht. Waar het om gaat is dat overheden hun mensen een reële in plaats van formele vrijheid bieden. Standaard gaat het nu zo: een politicus ziet een probleem in de samenleving, zoekt naar een algemene (vaak economische) oplossing, implementeert nieuwe regels en komt op papier met nieuwe rechten. Maar regels en rechten op zich garanderen nog weinig. Wil je echt een rechtvaardige samenleving dan moet je een stap terugdoen en eerst de vraag stellen of mensen werkelijk over de vermogens beschikken om zich in vrijheid te ontwikkelen. Het uitgangspunt van politiek en beleid dient de kwaliteit van het leven te zijn. Dat vergt een veel bredere kijk op de mens dan nu vaak gebeurt.” Welke rol speelt religie in haar denken?

“Nussbaum heeft een boek geschreven getiteld De nieuwe religieuze intolerantie: een uitweg uit de politiek van de angst (2012) waarin ze kijkt naar bepaalde ontwikkelingen in met name Europa, zoals het minarettenverbod in Zwitserland of het verbod om een nikab of boerka te dragen. Het verlangen om religieuze diversiteit uit te bannen komt volgens haar voort uit de emotie angst.

‘De woedende burger is ten diepste een angstige burger die op zoek gaat naar een zondebok’ Ze analyseert hoe dit in z’n werk gaat, en waar die angst ten diepste over gaat: dat het de angst is voor een veranderende samenleving en voor controleverlies. Religie is in die zin een deelgebied in haar werk, één van de thema’s waar ze op inzoomt in haar beschouwingen over wat een rechtvaardige samenleving is en wat dat in de weg staat, en wat juist niet. Ze vindt godsdienstvrijheid een belangrijk onderdeel van een menswaardig bestaan en een overheid zou die moeten waarborgen. Zelf heeft ze zich overigens op veertigjarige leeftijd bekeerd tot het joodse geloof. Van wat ik ervan begrepen heb, mede vanwege de rijke intellectuele traditie.” Wat is de impact van Nussbaums werk?

“De populariteit van Martha Nussbaum is groot, internationaal maar ook in Nederland. Vaak liggen binnen enkele maanden na de publicatie van haar boeken de Nederlandse vertalingen al in de boekhandel. Ze genereert veel media-aandacht en als ze komt spreken trekt ze volle zalen. Haar boeken worden veel gelezen, waarschijnlijk ook omdat ze zich richt op een breed publiek en schrijft over de meest uiteenlopende onderwerpen. Ze draagt oplossingen aan voor de problemen waar we nu als samenlevingen mee geconfronteerd worden. Maar of mensen zich daardoor laten overtuigen en daadwerkelijk anders gaan leven en beslissen, dat kan ik moeilijk overzien. Wel weet ik dat in de jaarlijks verschijnende Human Development Reports van de Verenigde Naties de invloed van de capability approach herkenbaar aanwezig is. Dat is ook wat haar drijft: overheden en beleidsmakers een instrument in handen geven om de samenleving menselijker te maken.”

.

juli 2019

21


Adverteren in volzin Wanneer u adverteert in volzin bereikt u duizenden geëngageerde en progressieve christenen! Ze waarderen dat u in hun lijfblad adverteert. Wilt u meer informatie? Neem dan contact op met Roel Abraham via 06-54274244 of r.abraham@bdu.nl

BEZINNINGSREIS Treed in de voetsporen van Franciscus: in Assisi én in de weg naar binnen.

€850,-

27 september t/m 4 oktober 2019

Kijk voor andere reizen of meer informatie op franciscaansebeweging.nl/reizen


Spec ial

Zomerspecial

OP ADEM KOMEN

‘O

p adem komen’: de special in deze aflevering van Volzin sluit aan bij het seizoen. ‘Op adem komen’, velen zullen dat associëren met op vakantie gaan. Maar komen we tijdens onze vakantie wel écht op adem of moeten we ook dan een to-dolijstje afwerken – van toeristische hoogtepunten? En als we wél op adem komen, is dat dan vooral om er ‘daarna weer stevig tegen aan te kunnen’? “Veel mensen hebben het gevoel te leven in een permanente versnelling, en proberen zichzelf als individuele en unieke onderneminkjes staande te houden in een

kolkende rivier. De snelheid die we elkaar en onszelf opleggen, sluit ons af voor de ander en maakt dat we uiteindelijk de verbinding met onszelf verliezen.” Het tijdsbeeld dat Thijs Caspers in deze special schetst, is heel herkenbaar. De vraag is alleen: is er een alternatief voor alle drukte en stress die we onszelf en elkaar opleggen? Het goede nieuws luidt zoals altijd: ja, er bestaat een alternatief. Maar om daarvan te proeven moet je zelf wel wat doen. Sommige oefeningen zijn niet eens zo moeilijk: ga wandelen, zegt Thijs Caspers. Ga liggen – in de sauna – luidt het advies

van Kees Posthumus. Zet je smartphone uit, beveelt Jurgen Tiekstra ons aan. Lees langzaam, zegt Elleke Bal. Filosoof Govert Buijs doet een radicaal voorstel: “Het is tijd voor een economie van de vreugde. Wij mensen zijn geen heersers over de schepping, wij moeten mee ademen met de natuur.” Alex van Ligten ten slotte gaat te rade bij Prediker. Enig geploeter is in het leven wellicht onvermijdelijk. Maar houdt voor ogen: “Zoet is het licht en goed is het voor de ogen de zon te zien.” Dat wens ook ik u toe voor de zomer. (JvH)

.

juli 2019

23


Govert Buijs: ‘Ons geloof leert ons dat het niet hoeft te blijven zoals het nu is’

24

juli 2019


Govert Buijs, filosoof

special/interview ✽

Tekst: Kees Posthumus Beeld: Peter Gerritsen

‘Het is tijd voor een economie van de vreugde’ “Wij gaan doen wat eigenlijk de kern van de economie is: samenwerken om zo het leven meer kwaliteit te geven en gedeelde vreugde te scheppen in een gedeelde wereld. Zo krijgen wij meer lucht en komen we op adem in plaats van, zoals nu, in ademnood te raken.” Het economisch alternatief van Govert Buijs.

M

oderne mensen zijn ‘druk, druk, druk’. Als je dat niet bent, dan is er iets mis met jou. Met zijn nieuwe boek Waarom werken we zo hard? raakt filosoof Govert Buijs een gevoelige snaar. Buijs’ boek is geen zelfhulpboek bij burn-out of overwerktheid. Het gaat over de harde wereld van de economie, de ratrace, het durfkapitaal. Buijs beoogt niet meer of minder dan ‘een economie van de vreugde’. Hoe ziet ons leven er uit in uw ‘economie van de vreugde’?

“Wij gaan doen wat eigenlijk de kern van de economie is: samenwerken om zo het leven meer kwaliteit te geven en gedeelde vreugde te scheppen in een gedeelde wereld. Het zal niet zo zijn dat we massaal niets gaan doen. Wel zullen wij korter werken. Dat voorspelde de econoom Keynes al in 1930, hij dacht aan vijftien uur. Laten we afspreken dat je de normale dingen die je in

je leven wilt doen, inclusief een huis kopen, kunt realiseren met 28 uur werken. Dat garanderen we voor iedereen, met daarnaast een flexibele schil van twaalf uur. Daarover maken de werkgever en de werknemer samen afspraken. Minder werk? Dan gaan die twaalf uur er tijdelijk af. Het kan zijn dat de werknemer zelf die uren nodig heeft, voor bijvoorbeeld mantelzorg of bijscholing. Zo ontstaat een andere verhouding van vast en flexibel werk. Door robotisering zal de maakindustrie toe kunnen met minder fysieke arbeid. Wij moeten denken aan twee lagen in de economie. De een globaal, hyperefficiënt en groen. De andere juist langzaam, lokaal en ook groen. Sommige van je meubels komen via Ikea uit China, maar je koopt ook een mooie boekenkast van je buurman die timmerman is. De nieuwe economie is duurzaam. Wat ons milieu vervuilt, wordt verboden of duurder. Grote bedrijven worden in toom gehouden door sterke, supranationale overheden. De Europese Unie kan Facebook een boete opleggen, Den Haag niet. Voor veel grote bedrijven wordt de zorg voor hun morele reputatie een belangrijke factor. Elk zevende jaar besteden we aan betaalbare scholing en opleiding. Het is van de zotte dat we op jonge leeftijd al moeten kiezen voor een opleiding en daar heel ons leven mee moeten doen. Wij zullen graag werken bij bedrijven waarin wij een positieve bijdrage leveren aan ons gemeenschappelijk welzijn. Zo krijgen wij meer lucht en komen we op adem in plaats van, zoals nu, in ademnood te raken.”

Waarom werken wij ons in de oude economie een slag in de rondte?

“We hebben de last van succes en falen volledig op de schouders van het individu gelegd, door de economie te organiseren als een competitieve ratrace naar de top. Prestaties draaien om kwantiteit en minder om kwaliteit. Kom jij niet snel op die hoge positie, dan zit iemand anders daar en ben jij een loser. Daarnaast werd werk heel belangrijk voor onze identiteit, voor wie wij zijn. Geen wonder dat mensen overwerkt raken, een burn-out krijgen of met tegenzin naar hun werk gaan. Ik noem dat psychodruk. De mensen die het redden stralen heel erg uit dat zij dat alleen aan zichzelf te danken hebben, aan hun harde werken. Dat klopt niet. Je krijgt in je leven heel veel mee dat je niet zelf hebt bewerkt: onderwijs, een opvoeding. Daarnaast is het leven onberekenbaar, je kunt geluk of pech hebben. Wie succes heeft, denkt dat hij dat ook eerlijk verdiend heeft, met bijbehorende privileges als macht, bonussen en status.” U beschrijft in uw boek nog meer schaduwkanten van de huidige economie.

“Vooropgesteld: de vrije markt bracht ons ontegenzeggelijk veel goeds. In relatief korte tijd is grote vooruitgang gerealiseerd op terreinen als gezondheid, onderwijs, veiligheid. De welvaart groeide, de armoede verdween grotendeels. De wereldbevolking groeide, maar de ondervoeding nam relatief en absoluut flink af. De markt slaagt erin om de juiste producten op het goede moment bij de consument te krijgen. Dat is een enorme logistieke prestatie.

juli 2019

25


✽ op adem komen Maar we vliegen uit de bocht. Met het vrijwel oplossen van het enorme probleem van de armoede in de afgelopen tweehonderd jaar zijn allerlei mechanismes en structuren in werking gezet, waarmee we niet nog eens tweehonderd jaar door kunnen gaan. Alle prikkels leiden naar materiële groei, terwijl we inzien dat die groei niet meer kan en ook niet meer nodig is. Veel van die prikkels vinden hun oorsprong nu in de financiële wereld. De invloed daarvan is buitensporig groot. Dat leidt tot een grote druk om op korte termijn winst te realiseren. De enorme schulden die nodig zijn om het systeem te laten draaien, zijn een grote molensteen om onze nek. Veel macht ligt bij grote, oncontroleerbare multinationale ondernemingen, zoals Google, Facebook en Apple. De drang om te komen tot grote machtsconcentraties komen wij, in steeds andere gedaante, in de geschiedenis altijd weer tegen. Dat leidde tot grote imperia zoals het Romeinse Rijk en het oude Egypte. Facebook is het nieuwe Romeinse Rijk, een nieuw onaantastbaar imperium. In het begin denken ze iets goeds te doen en dat is ook zo. Maar gaandeweg ontstaan oncontroleerbare machtsposities, waarin mensen opnieuw worden uitgebuit.” Zijn er aanknopingspunten voor een alternatief?

“Een van de grote winstpunten van het jodendom en christendom is het ter discussie stellen van grote machtsconcentraties. Denk aan de profeten, denk aan Jezus zelf. Ons geloof leert ons dat het zeer wel mogelijk is om alternatieven te ontwikkelen voor de huidige situatie. Het hoeft niet te blijven zoals het nu is. Wij beginnen niet bij nul. Onze geschiedenis geeft aanknopingspunten voor verandering. Een belangrijke inspiratiebron voor de westerse cultuur, en voor de manier waarop we tegen economie aankijken, ligt verborgen in middeleeuwse kloosters. Daar werkten mensen als gelijken samen en zette ieder zijn talenten in om samen tot meer kwaliteit van leven te komen. Individuele vrijheid is belangrijk, naast het besef dat je het alleen niet redt, dat je elkaar nodig hebt. Later vindt die praktijk zijn weg naar de steden, met zijn gilden. Hier komt het besef op

26

juli 2019

van de mens als homo cooperans, de samenwerkende mens, die zijn of haar creativiteit en kracht inzet voor het gezamenlijke doel. Eeuwen later ontstaat de homo economicus, die vooral uit is op eigen gewin. In de economie zoals deze zich ontwikkelde, won deze homo economicus van de homo cooperans. Theoretisch speelt deze laatste geen rol van betekenis meer, praktisch is hij nooit helemaal verdwenen. Mensen werken altijd met elkaar samen. In elk bedrijf dat je binnenstapt, wordt samengewerkt. Handel kan niet bestaan niet zonder samenwerking.” Het heersende economische vertoog maakt korte metten met alternatieven.

“Dat heet het Tina-denken: There Is No Alternative. Zo laat je jezelf weg definiëren als actor in je eigen wereld: ‘Als wij niet voldoen aan de eisen van het systeem, gaat het fout’. Denk aan de dominante gedachte dat er economische groei moet zijn. Wie daar

Paspoort Govert Buijs (Damwoude, 1964) is politiek filosoof met een bijzondere aandacht voor de christelijke traditie.

. Studeerde politicologie, theologie en filosofie. . Is sinds 2011 bijzonder hoogleraar

Politieke Filosofie en Levensbeschouwing aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Bezet sinds 2016 ook de F.J.D. Goldschmeding leerstoel Economie in Relatie tot Civil Society. Won dit jaar met het boek Het goede leven en de vrije markt (geschreven met Ad Verbrugge en Jelle van Baardewijk) de Socrateswisselbeker, de jaarlijkse prijs voor het meest urgente, oorspronkelijke en prikkelende Nederlandstalige filosofieboek. Publiceerde recent: Waarom werken we zo hard? Op weg naar een economie van de vreugde (Boom Uitgevers, 160 blz., € 17,50).

.

.

Govert Buijs is getrouwd, woont in Amersfoort en heeft twee kinderen. Hij is lid van de Protestantse Kerk in Nederland.

vraagtekens bij zet, wordt met Tina om de oren geslagen. Het neoliberale economische denken is een verhaal met een sterke overtuigingskracht. Tegelijk weet je dat het de werkelijkheid verwringt. De vraag is: willen dit verhaal nog wel? De geschiedenis en zeker ook de bijbelse traditie geven ons genoeg in handen om een ander Groot Verhaal te gaan vertellen. Een verhaal over samenlevingsvormen waarin wij erkennen dat wij elkaars gelijken zijn. Dat je ieder een eigen ruimte moet hebben, dat vrijheid belangrijk is. En dat je altijd onderdeel bent van de gemeenschap, waaraan jij een eigen unieke bijdrage aan levert en tegelijk door geholpen wordt. Dat besef is belangrijk om in te zien wat er in de huidige samenleving aan de hand is en wat er misgaat. En vooral om een verandering ten goede in gang te zetten. Wij willen geen samenleving waarin eigen winstmaximalisatie vooropstaat en de rest je letterlijk gestolen kan worden. In ons strijden twee krachten met elkaar. We voelen de aantrekkingskracht van het succesverhaal. Tegelijk voelen we dat het niet klopt en verlangen we naar een creatieve balans tussen individu en gemeenschap. Daarom is het van groot belang welk verhaal we vertellen, welke kracht we sterker maken in ons spreken en denken.” U noemt drie ‘helden uit de christelijke traditie’ die ons kunnen helpen bij de transitie naar een economie van de vreugde: de mystica Hildegard van Bingen, de bedelmonnik Franciscus van Assisi en kerkvader Augustinus. Welke inspiratie bieden zij ons?

“Augustinus ziet de geschiedenis als een voortgaande strijd tussen de amor sui, de negatieve eigenliefde, en de amor Dei et proximi, liefde voor God en de medemensen. Amor sui is: jezelf op de eerste plaats zetten, ten koste van anderen. Dat die strijd voortdurend gaande is, is een belangrijk inzicht. Het helpt ons te beoordelen of de huidige economie nog goed is voor ons en de wereld waarin wij leven. Om onszelf de vraag te stellen: draait het in onze economie om eigenliefde of om liefde voor God, de naasten, de schepping? Denk niet dat de amor sui altijd wint of dat het bij voorbaat een verloren strijd is.


special/interview ✽

ik boos’. De kern van gezamenlijke initiatieven is het compromis. Soms verliezen, soms winnen. Het is leren dat het vaak lastig is, dat je je best moet doen om er samen uit te komen. Dictaturen kijken met argusogen naar burgers die er samen proberen uit te komen. Dat was in het Romeinse Rijk al zo. In China zijn al decennialang verenigingen van meer dan 29 leden verboden. Er bestaan in dat land dus ook nauwelijks bovenlokale, laat staan nationale verbanden. Kennelijk beseffen de machthebbers daar heel goed hoeveel kracht er schuilt in coöperatieve verbanden.”

maar wat je doet, heeft altijd betekenis. Ellendig wordt het pas als je de strijd niet meer aangaat. Hildegard en Franciscus laten ons zien dat de gemeenschap van mensen ook een gemeenschap met de natuur is. Franciscus preekt tot de dieren, als medeschepselen. Hildegard geeft de natuur om ons heen een bijna paradijselijke betekenis. Ook daarin is God aanwezig. Wij mensen zijn geen heersers over de schepping, wij moeten mee ademen met de natuur. Dat besef is onmisbaar om de klimaatcrisis te bestrijden.”

Laat het enorme complex van neoliberale, economische macht zich temmen?

Govert Buijs: ‘Het neoliberale economische denken is een verhaal met een sterke overtuigingskracht. Maar de vraag is: willen dit verhaal nog wel?’

U beschrijft zes transformaties die nodig om een economie van de vreugde te realiseren. Een daarvan leidt tot bedrijven die de vorm van een coöperatie aannemen. Wat is het belang daarvan?

Augustinus stelt dat er wordt geschaakt tussen de beide machten. Ga deze strijd aan, zonder te denken dat je ooit een utopische eindsituatie bereikt. Soms wordt het beter dan het was, maar de hemel komt nooit op aarde. Ideaal en perfect wordt het nooit,

“Wereldwijd herleeft het coöperatieve denken. Gewone mensen, zonder grote financiële vermogens, brengen samen iets tot stand wat individueel nooit was gelukt. Veel van wat in Nederland is opgebouwd, kent zo’n coöperatief verleden. Verzekeringsmaatschappijen, banken zoals de Rabobank. Dat geeft mensen invloed en controle om in hun leven dingen in eigen hand te houden, samen besluiten nemen. Momenteel worden er windparken aangelegd met geld van tientallen particulieren in een coöperatie, zonder durfinvesteerders. Dat heeft indirect ook veel betekenis voor de democratie. Die kan niet goed functioneren als mensen niet op verschillende niveaus leren om met elkaar te overleggen en het eens te worden. Democratie betekent niet: ‘Ik krijg altijd gelijk en anders ben

“Dat is steeds de spannende vraag. Het complex is in korte tijd op deze manier ontstaan. Ik denk dat het ook kan lukken om het in betrekkelijk korte tijd een andere richting te geven. Een van de dogma’s van de neoliberale economie is dat de overheid zo klein mogelijk moet zijn. We hebben juist een sterke politiek nodig, op Europees niveau, om effectieve tegenmacht te organiseren. Het opinieklimaat verandert. Consumenten hebben enorme invloed, met hun bestedingspatroon kunnen zij het aanbod van producten sturen. Bedrijven gaan meer waarde hechten aan hun maatschappelijke reputatie. Consumenten hebben een hekel aan vervuilende zakkenvullers. Ook onder grote investeerders is er een kentering. De ceo van een van de allergrootste investeringsmaatschappijen, Larry Fink van Black Rock, schreef een brief waarin hij bedrijven waarin hij investeert, oproept om een langetermijnoriëntatie te ontwikkelen. Daar komt bij dat in men in grote bedrijven merkt dat juist jonge, talentvolle medewerkers niet alleen, of zelfs niet in de eerste plaats, voor het grote geld gaan, maar juist echt iets willen betekenen voor de wereld. Er verschijnen steeds meer publicaties over betekenis, zingeving, juist in en door je werk. De goede combinatie van een sterkere overheid, bewuste consumenten, maatschappelijk verantwoorde bedrijven en investeerders met een sociale en duurzame agenda zou deze verandering op gang moeten kunnen brengen.”

.

juli 2019

27


Leren luisteren naar je onderstroom

ONZE NATUURLIJKE SNELHEID IS DE SNELHEID VAN DE WANDELPAS “Veel mensen hebben het gevoel te leven in een permanente versnelling, en proberen zichzelf als individuele en unieke onderneminkjes staande te houden in een kolkende rivier. De snelheid die we elkaar en onszelf opleggen, sluit ons af voor de ander en maakt dat we uiteindelijk de verbinding met onszelf verliezen.” Een pleidooi voor vertraging en de snelheid van de wandelpas. Tekst: Thijs Caspers

L

aatst viel mijn oog op waardevolle woorden in een oude krant. Een columnist vertelde over een gesprek dat hij had met zijn zus op haar sterfbed. Ze liet zich ontvallen dat het haar zo mooi leek als we ons leven achterstevoren zouden kunnen leven, met het idee dat je inzichten uit

28

juli 2019

latere levensfasen mee zou kunnen nemen naar eerdere. “Tegen de tijd dat je het leven en wat daarin echt belangrijk is een beetje begint door te krijgen, ben je vaak al te oud of te ziek om daar nog lang profijt van te hebben”, was haar toch wel confronterende slotsom. Het belangrijkste inzicht dat ze haar jon-

gere ‘ik’ had willen voorhouden is om niet bang te zijn. Te veel, zo voelde ze, had ze zich gevoegd naar de mening van anderen. Uit angst om af te wijken of niet aardig gevonden te worden. Ze had meer durf willen hebben om een kind te adopteren of fulltime te gaan schrijven. Ze deed het niet, omdat ze bang was te mislukken.


special/essay ✽

Trouw aan jezelf In de levenskeuzes van de zus – en in feite van iedere willekeurige ander – speelt het woord ‘durf’ een grote rol. Durf je echt te luisteren naar wat je van binnen ten diepste verlangt? Je gevoel te volgen en de sprong te wagen, óók als je wens afwijkt van wat gangbaar is, of van wat we in het algemeen als ‘veilig’ of ‘goed’ beschouwen? Zo bezien heeft ‘durf’ alles te maken met trouw zijn aan jezelf. Ook als dit bijvoorbeeld betekent dat je tegen de stroom in moet roeien. Toen ik het onlangs met een goede vriend had over dit ‘trouw zijn aan jezelf’, reageerde hij wat sombertjes. Als docent levensbeschouwing vroeg hij een tijdje terug aan zijn leerlingen uit 3 vwo wat zij wilden worden en echt belangrijk vonden in het leven. Bijna zonder uitzondering volgden antwoorden als ‘rijk’ en ‘beroemd’. Ondanks dat hij het aan zijn leerlingen niet liet merken, vond hij hun antwoorden teleurstellend. Geld en bekendheid verschenen niet als mooie bijkomstigheid, als bijproduct van passie of talent, maar als doel op zich. Natuurlijk, de antwoorden van deze jongeren zijn maar een momentopname. Het kan goed zijn dat ze over een paar jaar over de woorden ‘rijk’ en ‘beroemd’ heen groeien. Maar toch staat dit voorbeeld niet op zichzelf, zoals Robert Waldinger laat zien. Als onderzoeker aan Harvard University geeft hij leiding aan de langstlopende studie naar geluk ter wereld (The Study of Adult Development). Hij vertelt dat millennials veelal dezelfde antwoorden geven als die mijn vriend hoorde in zijn klas. Verreweg de meesten denken op jonge leeftijd dat hun toekomstig geluk zal liggen in financiële rijkdom en beroemdheid.

Sociale web Dat doet natuurlijk de vraag opkomen wat wél gelukkig maakt. Inmiddels is deze studie zeer omvangrijk, maar aanvankelijk begon dit onderzoek van de Harvard Medical School in 1938 met 268 mannen, allen afkomstig uit een vooraanstaand milieu en studerend aan de eigen universiteit. Deze groep werd naar verloop van tijd uitgebreider en veelkleuriger. In de jaren zeventig werden 456 mannen uit achtergestelde buurten van de Amerikaanse stad

Boston toegevoegd aan het onderzoek. Niet snel daarna volgden de kinderen van deze mannen en hun partners. Bij allen werden factoren als werk, privésituatie, sociale context en gezondheid in beeld gebracht, om zicht te krijgen op hun welzijn en geluksbeleving. Iedere twee jaar vond er uitgebreid onderzoek plaats: er waren interviews (met de persoon in kwestie en met naasten), er werden vragenlijsten ingevuld en er vond uitgebreid medisch onderzoek plaats (onder andere scans en bloedonderzoek). Van de oorspronkelijke groep waarmee het onderzoek begon in 1938 zijn er na zo’n tachtig jaar nog ongeveer twintig heren over, de meesten al een behoorlijk eind in de negentig. De uitkomsten zijn intrigerend. Verreweg de belangrijkste graadmeter voor ons persoonlijk geluk is ons sociale contact met anderen: hoe sterker je je verbonden voelt met anderen, hoe gezonder je blijft en hoe langer je leeft. Degenen die op hun vijftigste het gelukkigst waren in hun relaties, waren op hun tachtigste het gezondst, aldus het onderzoek. Eenzaamheid, aan de andere kant, maakt ongelukkig en is slecht voor onze gezondheid. Zo laat de studie zien dat onze hersenen door sociaal isolement sneller achteruitgaan dan in een context waarin we ons geborgen en verbonden voelen met dierbaren om ons heen. Niet financiële rijkdom of een geprivilegieerde positie zijn bepalend voor geluk, maar ons sociale web. Rijkdom is dus heel ergens anders te vinden dan waar wij het denken te vinden op jonge leeftijd. Ons grootste kapitaal is geen smak met geld maar sociáál kapitaal dat we opbouwen in verbinding met mensen om ons heen. Dit kapitaal krijgt vorm door voor elkaar klaar te staan op mooie en pijnlijke momenten, door scharniermomenten in het leven samen te beleven, te geven en te nemen, de ander te helpen en zelf open te staan voor de hulp van de ander. Kortom: door samen met elkaar op te lopen en te groeien aan elkaar.

Terugschakelen Precies hier stuiten we op een pijnlijk tekort in onze samenleving, dat zich schuilhoudt onder het oppervlak. Achter het geluid dat we als samenleving nog nooit eerder zo rijk zijn geweest met elkaar, krimpt de

ruimte waarin het echte geluk – ons sociaal kapitaal – kan groeien. Veel mensen hebben het gevoel te leven in een permanente versnelling, en proberen zichzelf als individuele en unieke onderneminkjes staande te houden in een kolkende rivier. Er zijn talloze ballen die in de lucht moeten worden gehouden met het nodige kunst- en vliegwerk. Echt contact met anderen schiet er daardoor snel bij in. Wie wil weten wat de schaduwzijde van dit alles is hoeft zijn oor maar te luisteren te leggen bij psychiaters als Damiaan Denys, Dirk De Wachter of Paul Verhaeghe, die geregeld hun vinger op de zere plek leggen. Allemaal wijzen ze op hun eigen manier op het doorgeschoten individualisme dat is onze samenleving wijdverbreid is. Ondanks dat onze stralende buitenkant vaak anders doet vermoeden woekert bij velen onderhuids een gevoel van eenzaamheid. De snelheid die we elkaar en onszelf opleggen, sluit ons af voor de ander en maakt dat we uiteindelijk de verbinding met onszelf verliezen. Daarmee beroven we uiteindelijk onszelf precies van wat ons gelukkig maakt: contact. We zijn ten diepste sociale wezens, al spiegelen we elkaar voortdurend voor dat ons leven een eigenhandig maakbaar project is. Het begin van een oplossing ligt denk ik aan de andere kant. Niet door te blijven versnellen komen we geluk op het spoor, maar door te herontdekken wat onze natuurlijke snelheid is en daar naar te leren luisteren. In de meeste gevallen betekent dit terugschakelen: een stap terugdoen en vertragen. Door de snelheid en vanzelfsprekendheid uit onze patronen en gewoonten te halen, hervinden we de aandacht voor de zaken die we daadwerkelijk van waarde vinden. Dit kan door meer oog te hebben voor een handeling die zo oud is als de mens zelf: door te wandelen. Onze natuurlijke snelheid, zou ik zeggen, is de snelheid van de pas. Het biedt het meest vertrouwde tempo dat we kennen, een tempo waarin we thuis zijn. De snelheid van de pas helpt ons om verstoorde verbindingen te herstellen. Allereerst met onszelf, als we uit contact zijn geraakt met ons gevoel en intuïtie. In het verlengde daarvan brengt de snelheid van de pas ons in contact met wat we daadwerkelijk van waarde vinden. Wandelen cre-

juli 2019

29


Bashira, 10 jaar, SyriĂŤ

IEDER KIND VERDIENT

Save the Children geeft in de hele wereld kinderen een gezonde start, de kans om te leren en we beschermen ze tegen onrecht en gevaar. Wij doen alles wat nodig is om het leven van kinderen - en daarmee de toekomst van onze samenleving - te verbeteren. Niet alleen in geval van nood, maar elke dag weer.

www.savethechildren.nl


special/essay ✽ eert ruimte om onszelf vragen en inzichten voor te houden aan ons ‘jongere ik’ – om het met de zus van de columnist te zeggen – waarmee ik mijn verhaal begon. Wat vinden we echt belangrijk? Wat willen we worden, wie willen we zijn, als we voorbij onze angst durven te reiken en de sprong wagen naar waar we denken geroepen te zijn? Ook blijkt dan in de meeste gevallen dat deze sprong geen individuele onderneming is. Durven is zoveel gemakkelijker als we onze twijfels en angsten delen.

Weg van onszelf Filosoof en hoogleraar Frédéric Gros zegt in zijn boek Wandelen dat wandelen de ‘vrijheid van de time-out’ geeft. Wandelen verschijnt hiermee niet direct als kant-enklare oplossing die ons leven in een geheel ander perspectief zet, maar als een opening – een onderbreking – waarin we een andere snelheid kunnen ervaren. Het hoge tempo dat persoonlijk presteren met zich meebrengt maakt plaats voor een meer natuurlijk tempo, waarin we onze eigen onderstroom kunnen beluisteren en kunnen onderkennen wat er voor ons toe doet. Wandelen trekt ons, volgens Gros, weg van onszelf. Maar paradoxaal genoeg komen we juist daardoor weer in een gezondere

Wandelen kan ons helpen om vruchtbaar klein te worden verhouding tot onszelf te staan. Hij zegt: “Onder het wandelen ontsnap je juist aan het hele idee van identiteit, aan de verleiding iemand te zijn, een naam en een geschiedenis te hebben.” Juist door jezelf bewust en onbewust minder in het centrum te plaatsen ontstaat er ruimte. Het ‘dikke ik’, om een term van socioloog Harry Kunneman te gebruiken, maakt plaats voor een afgeslankter ik, dat plaats biedt aan de ander en het andere. Een ‘ik’ dat ruimte laat aan een ander inzicht of geluid en hier zelfs door verrast en verrijkt kan worden. Gross laat de relativerende en daarmee verbindende kracht van het wandelen zien. Met de Amerikaanse natuurschrijver Ralph Waldo Emerson (1803-1882) zegt hij: “Ik ben al wandelend niet meer dan een simpele blik.” Om even later met dezelfde natuurschrijver te vervolgen: “Als ik gewoon op de grond sta, mijn hoofd omgeven door

een vreugdevolle atmosfeer, en omhoogkijk in de oneindige ruimte, verdwijnen al mijn egoïstische bekrompenheden. Ik word een doorzichtige pupil; ik ben niets, ik zie alles.” Daarmee krijgt deze hele aardse activiteit een haast mystieke toon. Het ‘ik’ lost op, maar juist daardoor ontstaat er zicht op het geheel.

Herstemming Wandelen, als we Emerson goed beluisteren, draagt dus in zich het vermogen om onze gerichtheid te keren. In plaats van voortdurend bezig te zijn met onszelf, ontstaat er zicht op de waardevolheid van dat wat buiten ons is. Het is precies de gerichtheid op buiten die ademruimte creëert en verbinding herstelt. Precies aan dat laatste is in onze cultuur veel behoefte, zoals ook Nina Polak laat zien. Polak, schrijver voor De Correspondent, bespreekt hoe wij omgaan met psychische stoornissen en depressies in onze maatschappij. In een van haar bijdragen op De Correspondent noemt ze de mens ten diepste een ‘afstemmingswezen’. Een ‘stemmingsstoornis’, zo vervolgt ze, is in veel gevallen een ‘afstemmingsstoornis’. In onze vluchtige en instrumentele wereld ervaren veel mensen te weinig ruimte voor afstemming, en waar nodig, herstemming. Het zijn deze laatstgenoemde begrippen die ons weer ontvankelijk maken en daarmee beschikbaar. Met de ontvankelijkheid opent zich een ruimte, waarin we kunnen luisteren en voelen. Een plaats waar we telkens weer kunnen ontdekken waarvan we eigenlijk ten diepste leven en wat ons gelukkig maakt. Op het spoor komen van wat ons gelukkig maakt is zo gemakkelijk niet. Maar als het ons lukt ruimte te maken voor de ander en onze natuurlijke snelheid te hervinden, dan vermoed ik dat we direct al een stuk dichterbij zijn. Wandelen kan ons helpen om vruchtbaar klein te worden en onze ontvankelijkheid te hervinden, want waar jezelf zit, kan niets anders groeien. Dat inzicht is best een verademing in een jachtige tijd waarin ons ‘ik’ voortdurend op de voorgrond staat en ons de weg wijst naar plaatsen waar het geluk niet te vinden is.

.

Thijs Caspers is theoloog en werkzaam als schrijver, spreker, begeleider en adviseur (www.thijscaspers.com).

juli 2019

31


✽ op adem komen

Catherine van Egmond, Willeke Eikelenboom en Anneke Maljaars (v.l.n.r.) buigen zich over de Bijbel.

Niet met het hoofd, maar met het hart de Bijbel lezen

LECTIO DIVINA: ‘ZO WERKT EEN TEKST IN MIJ’ Eeuwenlang lazen kloosterlingen de Bijbel door middel van lectio divina, maar langzaam werd deze meditatieve manier van lezen verdrongen door een rationele blik op bijbelteksten. Nu wordt lectio divina langzaam herontdekt. Elleke Bal schuift aan bij een bijbelkring waarin psalm 13 met behulp van lectio divina wordt gelezen. Tekst: Elleke Bal Beeld: Rogier Chang

H

et is spitsuur, bij Catharine van Egmond thuis. De ovenschotel is klaar, de kinderen komen naar binnen gerend, het is tijd voor het avondeten. En dan zijn er ook nog eens vier gasten, die mee eten voorafgaand aan een avond lectio divina. Samen eten is een gewoonte geworden, vertelt Anneke Maljaars, die ook

32

juli 2019

aanschuift. “Voordat je aan lectio divina begint is wel fijn om eerst even te landen.” Een keer in de drie weken komt een groepje kerkleden uit de Haagse protestantse wijkgemeente De Drieklank bij elkaar om samen de Bijbel te lezen op een meditatieve manier. De kring bestaat normaal gesproken uit vijf deelnemers, deze week zijn twee van hen op vakantie. Omdat een

verslaggever van Volzin vanavond ook meedoet, lezen we straks met z’n vieren de Bijbel.

Vier stappen Het is een prachtige avond. De vogeltjes fluiten en de avondzon schijnt door de ramen. We hebben uitzicht op de gezamenlijke binnentuin die bol staat van lentegroen


special/reportage ✽ en bloemen. Na de avondmaaltijd gaat het tafelkleed van tafel en worden de bijbels erbij gepakt. De kinderen worden naar bed gebracht door hun vader. Van boven klinken de geluiden van het avondritueel: tandenpoetsen, voorlezen. En tegen die tijd begint Anneke Maljaars met een gebed. Ze bidt om Gods Geest, om stilte in onszelf, om de rust om de Bijbel te kunnen lezen en tot ons door te laten dringen. Lectio divina bestaat meestal uit vier stappen. We beginnen met lectio: het lezen. We verdiepen ons vanavond in psalm 13, een psalm van David. We lezen twee keer hardop, uit verschillende bijbelvertalingen. Uit de Bijbel in Gewone Taal: “Heer, vergeet u mij voor altijd? Hoe lang nog blijft u zich verbergen? Hoe lang nog blijft mijn hart vol zorgen?” Even later roept David uit: “Zie mij, antwoord mij, Heer, mijn God! Laat het weer licht worden om mij heen, laat mij niet sterven in het donker”. En dan vindt een omslag plaats in de tekst. Na het klagen klinkt het: “Heer, ik vertrouw op uw liefde. Ik zal juichen omdat u mij redt. Ik zal voor u zingen, want u bent goed voor mij.” Langzaam begint de hectiek van het dagelijks leven naar de achtergrond te raken. Alle vier kiezen we een woord dat ons op dat moment raakt. Van ‘vergeten’, tot ‘licht worden’ en ‘vertrouwen’. We delen

onze gedachten bij die woorden, zonder de ander in de rede te vallen. Daarna lezen twee anderen de psalm hardop, gevolgd door een paar minuten stilte, de meditatio. We vertellen uitgebreider hoe de psalm ons leven raakt. Het is verrassend hoe zo’n psalm zoveel verschillende associaties oproept. Toch wordt iedereen geraakt door het contrast in de psalm: van de donkere diepten naar het vertrouwen. Dan volgt een langere stilte, wie wil kan voor zichzelf bidden. Het is de oratio: het gesprek met God. Uiteindelijk volgt de fase van contemplatio: beschouwen en rusten ‘in de aanwezigheid van God’. We luisteren een gezongen versie van psalm 13 en sluiten af. De tijd is voorbijgevlogen. Het is stil geworden in huis. Maar de woorden van de psalm lijken nog in de lucht te hangen. “Zo’n tekst blijft vaak nog even bij je”, vertelt deelnemer Willeke Eikelenboom in een gesprek na afloop. “Het doet iets met je gerichtheid, om zo te lezen. In de week na de lectio divina kan het zomaar gebeuren dat die tekst je anders naar gebeurtenissen laat kijken.”

Van hoofd naar hart Op steeds meer plekken in Nederland is aandacht voor lectio divina, merkt Jos Douma, predikant van de gereformeerd-vrijgemaakte Plantagekerk in Zwolle. Hij heeft er zijn missie van gemaakt om de traditie nieuw leven in te blazen. Hij schreef er meerdere boeken over, de nieuwste verscheen begin dit jaar: Samen Luisteren in de Stilte. Lectio divina met 40 oefeningen (Ark Media). Hij werkte samen met auteurs uit verschillende kerkelijke tradities, zoals de Duitse monnik Anselm Grün en Zweedse Peter Halldorf, die delen hoe zij een bijbeltekst lezen volgens de vier stappen van lectio divina. Douma noemt lectio divina “het christelijke antwoord op vragen die in onze gestreste maatschappij worden gesteld”. Er is de afgelopen tientallen jaren veel lawaai in onze wereld bijgekomen, zegt Douma, zo ook in de kerken. “Neem bijvoorbeeld de opwekkingsliederen, muziekbands en al die mededelingen en activiteiten op zondagochtend. Ik sprak laatst nog een dertiger die op zondagochtend op vier roosters in de kerk stond: koffie schenken, oppasdienst doen, dat soort dingen. Hij verlangde naar rust en stilte, ook in de kerk.

‘Het kan zomaar gebeuren dat de tekst je anders naar gebeurtenissen laat kijken’ En volgens mij leeft dat verlangen breder in onze samenleving.” Mindfulness, yoga, tai chi en andere veelal oosterse meditatiepraktijken zijn de afgelopen decennia populair geworden. Lectio divina is nu juist een parel die de christelijke traditie heeft voortgebracht, zegt Douma. Lectio divina is een monastieke manier van bijbellezen die vermoedelijk begonnen is in de eerste eeuwen na Christus. Oorspronkelijk werd dit waarschijnlijk niet in groepen gedaan, maar individueel. Zo schreef de heilige Benedictus drie uur lectio divina per dag voor aan zijn monniken. Douma sprak laatst nog een monnik van de benedictijnenabdij van Egmond. Daar was een gesprek geweest over de toekomst van de abdij – nu er steeds minder nieuwe monniken toetreden. De monnik had gezegd: “Als we niet meer toekomen aan lectio divina omdat we het klooster draaiende moeten houden, dan moeten we kijken of er nog toekomst is.” Is lectio divina wel geschikt voor gewone mensen, die niet zoals monniken hun hele leven wijden aan God? Jazeker, zegt Douma. “Dit is een eenvoudige geestelijke oefening, die je in vijf minuten aan iemand kunt uitleggen.” Veel mensen vinden bijbellezen moeilijk, merkt Douma regelmatig. Dat heeft volgens hem te maken met een uitleggerige en intellectuele manier van omgaan met de Bijbel. Hij zou het liefst een hele andere vraag stellen aan mensen die het boek openen: wat gebeurt er met jou als je deze tekst leest? Daar zit een zeker spanningsveld in. Want wie de Bijbel leest met het hart in plaats van met het hoofd, kan ook tot verschillende interpretaties van bijbelteksten komen, wat niet in alle kerken wordt gewaardeerd. Bijbelstudie is dan ook wat anders dan lectio divina, zegt Douma, je hebt ze allebei nodig. “Maar ik zeg in de kerk ook altijd: we zijn hier niet gekomen om teksten beter te begrijpen, maar om God te

juli 2019

33


✽ op adem komen ontmoeten. En daarvoor moet je echt uit de analytische modus stappen.”

Kauwen Lectio divina voelt anders dan klassieke bijbelstudie, beaamt Willeke Eikelenboom aan de keukentafel in Den Haag. “Tijdens bijbelstudie ben je meer bezig met de vragen: wat staat hier? Wat is de bedoeling van de auteur geweest? Bij lectio divina gaat het om wat de tekst oproept. Je gaat diep door de tekst heen. Ik vind dat bijbelteksten daardoor meer betekenis krijgen.” Het is nu anderhalf jaar geleden dat de bijbelkring voor 25’ers tot 45’ers van De Drieklank in Den Haag (een combinatie van de Haagse Marcuskerk en Kerk in Laak) besloot om op deze manier te gaan werken. Deelnemer Anneke Maljaars: “We werkten eerst met boekjes bedoeld voor bijbelstudie, maar daar knapten we een beetje op af. Iedereen moest dan iets voorbereiden of lezen en in dit drukke leven lukt dat niet altijd. Dus dan kwam het gesprek toch niet echt op gang.” In een boek over benedictijnse spiritualiteit trof een van de deelnemers informatie over lectio divina. Ze besloten het te proberen. En het sloeg meteen aan. “Lectio divina helpt je tot rust te komen, waardoor je de Bijbel anders leest. Het mooie is ook dat iedereen teksten op een andere manier leest en interpreteert”, zegt Maljaars. “Zo ontstaat er ook steeds weer

‘Dit is een eenvoudige geestelijke oefening, die je in vijf minuten kunt uitleggen’ een goed gesprek.” Bovendien is het handig dat je niets hoeft voor te bereiden, lacht ze. “Het past goed in het gehaaste leven.” Catharine van Egmond benoemt hoe waardevol het is om eens wat langer op een Bijbeltekst te ‘kauwen’. “Ik ben opgevoed met drie keer per dag de Bijbel lezen, ’s morgens, ’s middags en ’s avonds. Ik ken dit boek van kaft tot kaft. En toch laat deze manier van lezen mij weer nieuwe dingen zien. Ik was op zoek naar een manier om de Bijbel meer aan mijn eigen leven te linken, dat lukt hiermee.”

Leesgedrag De tijd nemen voor een tekst, daar zit de crux, zegt ook Jos de Heer, predikant van een protestantse Sint Maartenskerk in Zaltbommel. Hij was jarenlang voorzitter van Vacare, platform voor meditatief leven van de Protestantse Kerk in Nederland, maar heeft het stokje net doorgegeven. Binnen Vacare wordt lectio divina als een van de

belangrijkste bronnen van christelijke meditatie gezien, zegt De Heer. Hij zou het mooi vinden als deze manier van lezen weer breder opgepakt wordt. “De manier waarop we tegenwoordig lezen, beïnvloed door digitalisering, heeft effect op het lezen van zware compacte teksten zoals de Bijbel. Als je die teksten niet leest zoals ze bedoeld zijn, blijft er niets van over.” Hoe is de Bijbel dan bedoeld? “Nou, niet zozeer informatief”, zegt De Heer. “Ik zie de Bijbel als een liefdesbrief van God aan de mensen, die tot mijn hart spreekt. God probeert iets tot mij te zeggen, maar het is nog aan mij om te ontdekken wat. Het is bovendien een ingewikkelde brief, waar je ontzettend in kan verdwalen. Maar de eerste belangrijke stap is: neem de tijd.” Lectio divina begint al met het besluit om een klein stuk tekst met aandacht te gaan lezen, zegt hij. “En in dat stuk ga je aandachtig op zoek gaat naar iets wat jou aanspreekt. Het doel is dan om een ander mens te worden door die lezing.” De afgelopen jaren heeft De Heer zich verdiept in een traktaat van de twaalfde-eeuwse monnik Guigo de Kartuizer. Deze prior van een Franse kloosterorde schreef een brief waarin hij de praktijk van lectio divina helder toelichtte in een geestelijke weg van vier stappen. Hij omschreef lectio divina als een ladder met vier treden: de ladder van Jakob die richting de hemel reikt. De Heer vertaalde deze teksten vanuit het Latijn (zijn vertaling verschijnt deze maand bij uitgeverij Skandalon, onder de titel De ladder van de kloosterlingen). Het trof hem hoezeer Guigo de Kartuizer lectio divina tot leven brengt in beelden. Zo schrijft hij: “De lezing brengt als het ware vast voedsel in de mond, de meditatie kauwt en vermaalt het, het gebed verkrijgt er smaak van en de contemplatie is de zoetheid zelf die verblijdt en vitaliseert.” Het is alsof we zo’n bijbeltekst opeten, zegt De Heer. “Die tekst, daar ga ik op kauwen, die komt in mij, die ga ik overdenken. Die tekst werkt in mij, God werkt daardoor in mij. En dat is toch heel wat anders dan de Bijbel lezen met een intellectuele bril op.”

.

Anneke Maljaars: “Lectio divina past goed in het gehaaste leven.”

34

juli 2019

Meer informatie over lectio divina onder meer op www.contemplatio.nl. Voor lectio divina bij de bijbelkring van de Drieklank: www.pg-laakmoerwijk.nl/bijbelkringen.


special/essay ✽

Leven met aandacht: rusten in wat is

DE KUNST OM IN HET MOMENT TE ZIJN Tekst: Jurgen Tiekstra

We willen het zo graag, maar vinden het zo moeilijk: leven met aandacht, leven in het hier en nu. “Om één te kunnen worden met dit moment, moeten we ‘dit moment’ los kunnen zien van het verhaal dat we over onszelf aan het componeren zijn. Dan moet het losstaan van het grote zelfverwerkelijkingsproject dat ons leven de meeste dagen is.”

E

en aantal jaren geleden sprak ik, dankzij de zegen van een skypeverbinding, met schrijver Pieter Waterdrinker. Op mijn tablet zag ik de bewegende afbeelding van zijn gezicht, die as we spoke door een paar duizend kilometer aan kabels naar mij toe raasde, vanuit zijn appartement in Moskou naar mijn huis in Groningen. Naar aanleiding van zijn toen nieuwste roman hadden we een gesprek over zijn

jeugdjaren in een hotel in Zandvoort, dat door zijn ouders werd uitgebaat, over zijn literaire ideeën als journalist en romanschrijver, over zijn levensfilosofie. Maar ook over wat in een mensenleven soms het teerste gespreksonderwerp is: geluk. Bij dat laatste vertelde Pieter Waterdrinker iets wat mij bijbleef, omdat ik het herkende. “Wat mij ontroert”, zei hij, “is een man of een vrouw die een ambacht beoefent en daar volledig in opgaat. Mijn vader was

kok. Hij was buitengewoon intelligent, maar heeft nooit kunnen studeren. Later heeft hij als koksmaatje gevaren naar Zuid-Amerika, is hij kok geworden en heeft hij een klein hotelletje opgebouwd met een restaurant. Die man heeft nooit geklaagd over zijn lot, maar heeft altijd de zin van zijn leven en ook zijn plezier gevonden in het werk dat hij deed. Mijn vader is overleden, maar als ik nu bijvoorbeeld in Nederland ben, in Frankrijk of hier, en ik

juli 2019

35


✽ op adem komen zie iemand plezier hebben in zijn werk, of dat nou een bakker is of een slager, het kan ook een zanger zijn, dan zie je een totale harmonie tussen wat iemand is, wat hij wil en wat hij doet. Als dat samenkomt, hangt daar bij sommige mensen een soort aura omheen. Dat is mooier dan kunst. Dan begin ik van ontroering te zweven. Dat meen ik echt.” Als een mens ontroering voelt, dan is hij achter zijn ribbenkast geraakt aan iets kwetsbaars. In het geval van Pieter Waterdrinker zal dat komen door de blik die hij als jongen op wijlen zijn vader heeft geworpen, wanneer die ijverig arbeidde in de keuken van het hotel. Het zal behalve dat ook te maken hebben met een verlangen in hemzelf, naar een vereenzelviging die hem ontglipt. “Toevallig heb ik het geluk dat wat ik doe samenvalt met wat ik wil”, zei hij over zijn vak als schrijver. “Maar dat heeft bij mij niet zoveel met harmonie te maken, want voor de rest val ik helemaal niet samen. Ik ben altijd in onmin met de wereld. Ik heb een hekel aan hypocrisie. Ik maak me kwaad over onrecht. Misschien moet je het zo formuleren: waarvan ben ik blij dat het gelukt is? Dat ik in ieder geval een schim ben van de banketbakker die helemaal gelukkig is in zijn werk en een schim van het geluk dat hij als een nimbus kan uitstralen.”

Liefde voor bedwelming Dit is een essay over ‘leven met aandacht’. Dat is een onderwerp dat veel te maken heeft met het ‘samenvallen’ waarover Waterdrinker sprak. Want als we spreken over ‘aandachtig leven’, dan spreken we over een leven met volle aandacht voor het hier en nu. In wezen leeft iedereen aandachtig, alleen gaat die toewijding vaak uit naar alles wat ons maar kan wegtrekken uit ‘dit moment’, waaronder de oneindige toevloed van gedachten in ons hoofd. Die onstuitbare stream of consciousness bezit de mens al sinds het begin der tijden. Het verschil dat de 21ste eeuw biedt met de voorgaande eeuwen, is dat de mens nog nooit zo goed is geaccommodeerd in die continue vlucht wég van het hier en nu. Het zinnebeeld daarvan is de smartphone, de toverlantaarn van onze tijd. Het is het meest prikkelrijke apparaat dat een mens in zijn handpalm kan wegen. Overal

36

juli 2019

op straat zie je mensen in die inmiddels archetypische houding: gebogen over hun handcomputer. Jong en oud. Dat terwijl de zoete geur van de bloeiende meidoorn door de straten waait, het zonlicht een fabelachtig schaduwspel aangaat met de dingen, en vlak boven onze hoofden zich een parallel universum van vogels bevindt. Waarom vinden we het zo moeilijk om aandacht te hebben voor het hier en nu? Eén reden daarvoor is, denk ik, dat iets in ons dat gewoonweg niet wíl. Waarom niet? Omdat we niet in harmonie zijn met onszelf en de wereld waarin we leven. Net zoals godsdiensten worden gekenmerkt door hun verlangen naar een messiaanse tijd en een nieuw paradijs, net zoals de westerse samenleving geobsedeerd is door economische en technologische vooruitgang, net zo kunnen wij mensen nauwelijks leven zonder een preoccupatie met wat straks of later kan of zal gebeuren. Leven in het nu zou betekenen dat we aanvaarden wat in onze beleving slechts ‘onaf’ is. Tegelijkertijd hebben mensen nog een tweede wil, die misschien tegengesteld is aan die eerste wil om niet in het nu te leven: ieder mens verlangt naar eenwording en naar de, in elk geval tijdelijke, opheffing van zijn zelfbewustzijn. Vandaar onze liefde voor de roes die alcohol ons biedt, en voor de sensatie van de xtc-pil die het ons mogelijk maakt om één lichaam te worden met alle andere dansende mensen tijdens een trance-feest. Vandaar onze liefde voor de bedwelming van het altijd maar doorwerken, of het urenlange gamen. Wanneer we ons zelf vergeten, zijn we even in harmonie.

Koud vonkje Dieren hebben geen moeite om ‘in dit moment’ te zijn. Als dieren konden praten, zouden we ze niet snel horen zeggen: ik zou met meer aandacht moeten leven.

De zelfloze staat van het kind is een verloren paradijs, waarnaar we niet terug kunnen keren

Laatst zag ik in een kinderboerderij een man een stuk van een appel afsnijden en die, met dezelfde hand waarin hij het mes vasthield, boven de opengesperde bek houden van een varken. Het varken was zo verguld met de traktatie en zo begerig naar meer dat hij zijn voorpoten zette op het hekwerk dat zijn modderterreintje omzoomde en zijn bek wijd open de lucht in stak. Het dier was volledig één met dat moment. Het proefde op zijn grote tong al het zoet van het nieuwe stuk appel dat de man had afgesneden en aan z’n dochter had gegeven, die het nu van een veilig afstandje tussen de slagtanden wierp. Nee, dat varken ging straks liggend in zijn modderpoel geen socratische dialoog met zijn soortgenoten voeren over het grote belang van een aandachtiger leven. Dit dier was een hedonist in de mooist mogelijke zin van dat woord: levend voor wat dít moment te bieden heeft. Geen gedachten aan vroeger, geen zorgen over morgen. Hetzelfde geldt voor kinderen. Ook zij zijn in harmonie. Een vriend van mij ging laatst naar de basisschool van zijn kinderen toe om te kijken naar zijn oudste zoontje die er zou drummen. Hij had eerder die dag het drumstel uit zijn huis naar het schoolgebouw gesleept. Na afloop vertelde de vriend me in een telefoonbericht dat hij altijd ontroerd raakt als hij ziet dat zijn zoon helemaal opgaat in zijn drumspel. Dat is treffend: opnieuw ‘ontroering’ bij iemand die samenvalt met wat hij doet, nog versterkt doordat het om zijn zoontje ging. Ditzelfde voelde Waterdrinker bij zijn vader. Een jong kind leeft in het nu, en dat noemen wij onschuld. Als we als volwassenen die kinderlijke onschuld zien, moeten we glimlachen. Zie hoeveel gezichten oplichten als mensen getuige zijn van kinderen die opgaan in hun spel. Soms voelen we zelfs melancholie, omdat we beseffen, ook al zijn we ons dat maar halfbewust, dat we zelf zo ongerept zijn geweest. Die zelfloze staat van het kind-zijn is een verloren paradijs, waar we naar terug kunnen verlangen maar niet naar terug kunnen keren. Daarom voelen we een koud vonkje droefheid als we kijken naar een kind dat één is met het moment waarin het leeft, omdat we weten dat ook dat kind die versmelting kwijtraakt.


special/essay ✽

Zegen en vloek Dat het kind die kwijtraakt, hebben we voor een deel aan onszelf te danken. Met het onderwijs hebben we de vervreemding geinstitutionaliseerd: op een school leert een kind een mentale stap achteruit te doen en met een afstand naar zichzelf te kijken, naar de taal die uit zijn mond komt, naar de driften die in hem werkzaam zijn, naar het land waarin hij woont en naar de aardbol waarop hij geboren is en zal sterven. Ook kenmerkend voor het onderwijs is dat het op de toekomst is gericht, niet op het nu. Elk leerjaar – van basisschool tot het beroepsonderwijs en de universiteit – is een voorbereiding op wat later nog zal komen. Ondertussen is het zwaartepunt niet dat een leerling is wie hij is, maar dat hij zich verpopt tot een betere versie van zichzelf. Tegelijkertijd is de vervreemding een natuurlijk proces, omdat in de mens het universum tot zelfbewustzijn is gekomen. De bouwstenen van het heelal hebben zich in de mens zo geordend dat hij niet slechts leeft maar ook wéét dat hij leeft, en zichzelf kan zien leven. Dat wonderbaarlijke zelfbewustzijn, dat de mens alleen in de kinderjaren nog niet volledig gegrepen heeft, is zegen én vloek. Het zegenrijke is dat het zelfbewustzijn de bodem is van wetenschap, ethiek, kunst en individuele zelfverwerkelijking. De schaduwkant is

dat we als mensen een kloof voelen tussen onszelf en de werkelijkheid. Schrijver André Klukhuhn noemt dat ‘het ontheemde bestaan in onze eigen wereld’. Het is nog erger: we raken ook vervreemd van onszelf. Iedereen, de één meer dan de ander, zal soms schaamte voelen voor wie hij of zij is. Iedereen voelt zich weleens klein en onbetekenend. Massa’s mensen zullen onbewust worden gedreven door de overtuiging dat ze tekort schieten en daarom eeuwig moeten blijven draven, soebatten, piekeren, werken, palaveren. Ons zelfbewustzijn is waar de zondeval over gaat: we zijn niet meer in staat te leven zonder vijgenbladeren. Daarom is het voor veel mensen zo moeilijk te leven in het hier en nu. Zouden we dat doen, dan moeten we durven zeggen dat alles goed is zoals het is. Dus niet alleen de wereld, maar ook wijzelf. Maar dat idee kan angstaanjagend zijn. Veel liever zien we onszelf als work in progress. We blijven altijd pril. We zijn altijd onderweg.

Ongebroken aandacht Iedereen weet waarom het belangrijk is om aandacht te hebben voor het hier en nu: omdat we anders de spijt zullen krijgen dat we onszelf en de mensen om ons heen geen recht hebben gedaan, en niet intens genoeg hebben genoten van momenten in ons

leven die in retrospectief veel waardevoller waren dan we destijds beseften. Om ‘uit de tijd’ te kunnen stappen en ‘in dit moment’ te leven, moeten we ons eerst afvragen waarom we niet in harmonie zijn met de wereld en, vooral, met onszelf. De kans is groot dat veel mensen in zichzelf een angst ontdekken waarvan ze misschien een begin van een vermoeden hadden maar nooit de ware omvang zagen. Dit kan de angst zijn om als mens tussen vele andere mensen van geen betekenis te zijn. Dit kan de angst zijn om niks over jezelf te vertellen hebben. Want onbewust willen we de hoofdpersoon zijn van ons eigen bevlogen narratief: de grootse vertelling die ons leven moet zijn, waarin we blinken als mensen die zichzelf aan het waarmaken zijn. Wat voor verhaal kun je over jezelf vertellen als je je vereenzelvigt met het nu? Om één te kunnen worden met dit moment, moeten we ‘dit moment’ los kunnen zien van het verhaal dat we over onszelf aan het componeren zijn. Dan moet het losstaan van het grote zelfverwerkelijkingsproject dat ons leven de meeste dagen is. Dat is de geest van de zondag, zo wijs bedacht: zijnde de enige dag in de week waarop we als mensen niet ons leven aan het opmetselen zijn, maar rusten in wat er is. We kunnen leven in het hier en nu als we niet meer druk zijn om iemand ‘te worden’. Als dat lukt, is de wereld om ons heen niet langer het toevallige decor van onze ambities. Dan kan langzaam maar zeker alles op zichzelf gaan staan: de mensen die we tegenkomen, de straat waarover we lopen, de bloesem die door de lucht dwarrelt, het dreunende geluid van verkeer, de dampstrepen van vliegtuigen, het verlangen om iemand aan te raken, de geur na een regenbui, het suizende geluid van een man die dakleer op een dak brandt, de tweetonige snerp van een koolmees, de pijnscheut in een van je knieën, de gejaagde beats uit een passerende auto, een gevoel van onrust dat onverklaarbaar door je lijf trekt, de plotse herinnering aan een gesprek van vorige week, zonlicht op je gezicht, een grote treurbeuk aan de rand van een vijver. Alles wat in ons leven passeert, het fijne en het onaangename, kan dan onze ongebroken aandacht krijgen. Omdat we niet bang zijn voor wat nú is.

.

juli 2019

37


✽ op adem komen

Een ritueel van regelmaat, rust en reinheid

SAUNA IS LIJFELIJKE LITURGIE Tekst: Kees Posthumus

Kees Posthumus kent geen betere plek om letterlijk op adem te komen dan de sauna. “Heel het ritueel is uitgedacht, vastgelegd en voorspelbaar. Je hoeft niets, want je kunt niets anders dan je overgeven aan de rustgevende regelmaat.”

D

e beste plek om op adem te komen is voor mij de sauna. Je kunt er niets anders dan uren achter elkaar bubbelen en douchen, stomen en zweten. Je smartphone blijft achter in een locker, samen met je kleren. De gang door de sauna is een aloude liturgie, een welbewust duidelijk omschreven ceremonie. Die regelmaat geeft rust en rein word je vanzelf. In de eerste sauna waar ik kwam, hing het schema, voorzien van pictogrammen, aan de muur. Tegenwoordig bezoek ik om en om de twee sauna’s in mijn omgeving, Veluwse Bron of Thermen Bussloo. Voor wie nog nooit in een sauna is geweest, volgt hier een stapsgewijze beschrijving van het ritueel.

Lijfelijke ervaring Eerst nemen we afscheid van de wereld, als in een drempelgebed. We leggen onze kleren af, stappen onder de douche en betreden naakt, zoals het ooit in het paradijs begon, de nieuwe werkelijkheid van het wellnesscentrum. Stap twee brengt ons naar het voetenbad, waar warm water je lichaam opwarmt en voorbereidt op wat komen gaat. Dan wacht de saunacabine, stap twee. Daar is het heet, erg heet, soms te heet: 80 tot 120 °C. Je zit of ligt op houten banken, nergens

38

juli 2019

raakt je lichaam het hout. De handdoek onder je hele lijf neemt het zweet op. Zandlopers aan de wand geven aan wanneer je tijd om is, 15 tot 20 minuten. Het is er heerlijk stil, zoals tijdens de lange

stiltes in de oecumenische vieringen van het jongerenklooster Taizé. Hier ben je alleen met je gedachten, als die niet te veel worden verstoord door het ongemak van te heftige hitte.


special/ervaring ✽ Adem dan rustig in en uit, het komt allemaal goed. Stap vier is letterlijk een koude douche, erg koud, gevolgd door onderdompeling in een bad met ijskoud water of in een belendend meertje. Je begint bij de uiteinden van je lichaam, handen en voeten, en werkt langzaam toe naar je hart. Al dat ijskoude water is een sensationele lijfelijke ervaring. Dat mijn hart zo’n schok aankan, verbaast en verheugt me steeds weer. Sommigen durven het dapper aan om onder een kantelemmer te gaan staan, aan het touw te trekken en welbewust de koude plons in gang te zetten. Stap zes leidt ons naar de stoomcabine, waar een geurloze wolk van stoom hangt. Denk: wierook zonder geur. Soms zie je door de dichte mist de mensen aan de andere kant van de cabine niet eens. Ook in de stoomcabine, soms een grot, moet het stil zijn, wat niet altijd lukt. Hier klinkt soms op de achtergrond stemmige muziek. Het ergste is de panfluit-cd. Geen zandlopers hier, luister goed naar wat je lijf aangeeft en kies je eigen tijd. Ook na dit dampende verblijf volgen koude douche en koud dompelbad. Het ritueel eindigt met een rustperiode. Je lichaam krijgt de kans weer even bij te komen. Je gaat een tijdje liggen op een rustbed, of buiten in de zon op een strandstoel. Of je zwemt even rond in het zwembad. Dat ik daar af en toe een bommetje doe, in een poging om de serene rust te verstoren, wordt niet op prijs gesteld.

Opgietingen Daarna begin je opnieuw, bij het voetenbad. Dit ritueel herhaal je zolang als het je schikt. Met een dagkaart kun je blijven vanaf een uur of tien ’s ochtends totdat het personeel je het bubbelbad uitjaagt: “Meneer, we gaan nu echt sluiten!” Tot zover het eenvoudige ritueel van de hardcoresauna. Rond die oorspronkelijk Finse traditie ontstaan in de wellnesscentra nieuwe vormen en gebruiken. Diverse soorten sauna- en stoomcabines. Zoutwaterbaden. Zoutsteengrotten. Sauna’s waarin gepraat mag worden of voorgelezen wordt. Indoornepstrandjes, waar alleen de verkoper van zonnebrillen en kettinkjes ontbreekt. Zwembaden. Massages zonder happy endings. En: opgietingen. Op vastgestelde tijden vindt binnen het

ritueel een ritueel plaats: de opgieting. Zorg dat je op tijd bent, er vormt zich ruim voor aanvang een rij voor de ingang en vol is vol. “Is er iemand voor wie dit de eerste opgieting is?”, vraag de voorganger vooraf. Desgewenst geeft hij of zij een uitleg. Goed idee voor andere rituelen zoals eucharistieviering of kerkdienst. Het voorkomt, bijvoorbeeld, dat je bij de collecte aarzelt: moet ik iets uit die zak halen of er juist iets in doen? Midden in de cabine staat een grote vierkante kachel, met gloeiend hete stenen erbovenop. Ik zie een gelijkenis met de Ka’aba, het mysterieuze bouwwerk op het centrale plein van de Grote Moskee in Mekka. Volgens de overlevering werd deze gebouwd door Adam. Wij mannen zitten nu in zijn kostuum rond een maquette daarvan. De opgieter, daar zijn opleidingen en wedstrijden voor, heet ons welkom en vertelt welke geuren hij of zij meebracht. Sandelhout. Citrusvruchten. Menthol. Die zijn opgelost in water, dat vanuit een rustiek houten emmertje sissend over de stenen wordt gelepeld. Vochtige hitte, die met een doek of wapper richting saunagangers wordt gewaaid. In drie rondes. Stemmige muziek begeleidt het ritueel. Als het je te heet wordt, dan kun je de sauna verlaten. Steek dan even een duim op, om te laten zien dat het je goed gaat. Als dat niet zo is, zorgt de opgieter voor deskundige hulp. Na afloop krijgt iedereen een stukje fruit, de schaal gaat rond, neem en eet. Nog meer religie? Alom tegenwoordig in het wellnesscentrum is de Boeddha, die in allerlei gedaanten rust zit uit te stralen. Beelden van meer dan een meter hoog, ver voorbij die van Intratuin, naast wat houten rituele voorwerpen lijken, rechtstreeks weggezweefd of ontvreemd uit een oosterse tempel. Daaraan verwant zijn de rituelen waarin de voorganger een klinkende klankschaal beweegt langs chakra’s waarvan je niet wist dat je ze had. Hij of zij eindigt met de handen tegen elkaar aan voor de borst, een lichte knik en een zacht uitgesproken ‘namasté’. Dat staat voor ‘het goede in mij groet het goede in jou’. De ‘vrede van Christus’ is nu niet ver meer.

Nieuwe preutsheid Onder invloed van de nieuwe preutsheid houden wellnesscentra steeds meer zoge-

naamde ‘badkledingdagen’. Dan moet je je zwemshort of badpak aandoen, zoals ooit Adam en Eva hun vijgenblad. Brrr. Deze dagen schijnen vooral populair te zijn bij jongeren. Het is een doorn in het oog van de orthodoxe saunabezoeker, die liefst het zuivere ritueel bewaart, zoals het ons is doorgegeven. Soms baart oud iets nieuws waar je broek van afzakt. Het draait allemaal steeds meer om beleving. Een pakket aan extra attracties strijdt soms met het meditatieve karakter dat de sauna van oudsher kenmerkt. Dat selecteert zichzelf wel, in kermissauna’s en sauna’s waar de echte ‘saunista’s’ zich thuis voelen. De markt voor wellnesscentra groeit nog steeds, meldde de krant onlangs. Tussen 2010 en 2016 steeg het aantal bezoekers met 42 procent naar 15,6 miljoen. De afgelopen jaren lokten de bedrijven hun bezoekers met kortingacties, waardoor de hoge entreeprijs behoorlijk zakte. De centra verdienen hun geld in dat geval vooral met horeca. Er zijn 169 wellnessondernemingen in Nederland. Op 1 mei opende in Wijchen een nieuw en gigantisch saunacomplex zijn deuren: Thermen Berendonck, bouwsom € 25 miljoen. Inclusief originele toegangsdeuren uit India, zestien sauna’s, vier stoomcabines, Marokkaanse tegeltjes en traditioneel houtsnijwerk.

Naakte waarheid Een dagje sauna is optimale ontspanning. Je hoeft niets anders te doen dan je te voegen in het ritueel. Te lopen van voetenbad naar saunacabine, verder naar koude douche en dompelbad, naar stoomcabine en rustbed of strandstoel. Heel het ritueel is uitgedacht, vastgelegd en voorspelbaar. Je hoeft niets, want je kunt niets anders dan je overgeven aan de rustgevende regelmaat. Als je ervan wilt afwijken, prima. In dit ritueel is iedereen gelijk, want naakt. Je loopt er rond in de naakte waarheid van je eigen fysieke verschijning. Niets te verbergen, mooier kun je het niet maken en je bent mooi zoals je geschapen bent. Het besef van afmetingen en omvang verdwijnt. Je ziet tot op het vel hoe verschillend mensen zijn. Tegelijk vallen die verschillen weg, omdat we allen één zijn in dit nieuwe seculiere ritueel. Geen slaaf, geen vrije, geen Jood, geen Griek, geen man, geen vrouw. In de sauna wordt waar wat Paulus betoogt.

.

juli 2019

39


‘Een zuchtje, niet meer dan flut’ is het menselijk bestaan volgens het bijbelboek Prediker. Is Prediker daarmee een cynicus of scepticus? Allerminst, meent Alex van Ligten. Prediker houdt van het leven, maar neemt geen genoegen met goedkope praatjes. “Van dat geploeter waar hij het over heeft, ziet hij wel in dat het soms onvermijdelijk is, maar hij raadt ons sterk af daar onze levensvervulling in te zien.” 40

juli 2019


special/achtergrond ✽

Tekst: Alex van Ligten

De praktische levenslessen van Prediker

‘EEN ZUCHTJE, NIET MEER DAN FLUT’

O

m de vertaling van Prediker op tijd klaar te hebben, had ik me ‘s middags een slag in de rondte gewerkt. Daarna was ik nog net voor sluitingstijd het kerkelijk bureau binnengestormd om mijn kopieën voor het leerhuis van die avond te maken en vervolgens kwam ik tamelijk uitgeput thuis waar mijn zoon gearriveerd was voor het avondeten. Aan de in allerijl in elkaar gedraaide maaltijd vertelde ik hem van mijn race tegen de klok. Zijn commentaar was: “Dat lijkt me allemaal niet erg bij Prediker passen.” Dat klopte. Als ik aan de Prediker denk, zie ik hem op zijn gemak door Jeruzalem kuieren, met wat leerlingen bij zich, op wie hij zijn spreuken en levenslessen uitprobeert. Je kunt bij hem op adem komen – sterker nog: het mensenbestaan ís adem: ijler dan ijl, een zuchtje, een ademtocht. “Woorden van Prediker, Davids zoon, koning te Jeruzalem.” Dat is de aanhef van het boek. Een verwijzing naar de wijze koning Salomo. Dat betekent niet dat het boek door Salomo zelf is geschreven, maar dat het in zijn traditie van wijsheid wil staan. ‘Davids zoon’ is bovendien een aanduiding voor de Messias. Dus het is een messiaans geschrift en de schrijver zegt: ‘Ik was koning’, zoals mijn kleinzoon tegen mij zegt als we gaan spelen: “Ik was een T-Rex en jij een mammoet.”

Praktische wijsheid ‘Wijsheidsliteratuur’ heet het rijtje bijbelboeken waartoe Prediker behoort. Ook Spreuken en Job worden ertoe gerekend, alsmede delen uit andere boeken, zoals de Jozefverhalen aan het slot van Genesis. Ze zijn, elk op een eigen manier, bezig met de

vraag naar de zin van het leven, de vraag hoe je als verantwoordelijk mens reageert op wat ons in de eerste vijf bijbelboeken, de Torah (de Richtingwijzer) en de woorden van de profeten is gegeven. Bij ‘wijsheid’ moeten we hier vooral denken aan filosofie die zich liever bezighoudt met actuele vragen dan met het nauwgezette onderzoek van diepere gedachtegangen en het definiëren van abstracte begrippen. Meer Stine Jensen dan Heidegger. In de Bijbel is de wijsheid op de praktijk van het dagelijks leven gericht. Het Hebreeuwse woord voor wijsheid is via het Jiddisch in het Nederlands gekomen: goochem. Een zekere slimheid, of nog beter: een manier om op een situatie adequaat te reageren. Wijs is bijvoorbeeld Jozef als hij de koning van Egypte een bruikbaar advies geeft om toekomstige misoogsten op te vangen. De boeken Spreuken, Job en Prediker leggen elk hun eigen accenten en zijn met elkaar in discussie over levenservaringen en hoe je die in verband met God kunt brengen. Het Spreukenboek zegt dat je, als je maar goed naar God luistert en rechtschapen bent, een voorspoedig en welvarend leven zult hebben. Dan komt het boek Job met het verhaal van iemand die in alle opzichten aan de profielschets voldoet, met wie het echter allesbehalve goed gaat. Job is

‘Eet en drink, geniet aandachtig van de dagelijkse weldadigheden’

een kritisch commentaar op het veel te eenzijdig positief denken van de Spreukendichter. En Prediker vindt op zijn beurt: als je al die vragen bent doorgegaan, als je alle mogelijkheden hebt onderzocht, houd je als essentie van het menselijk leven over: eten en drinken, aandachtig genieten van de dagelijkse weldaden, omdat God ons daarin het eigenlijke schenkt. De methode: niets bij voorbaat zeker weten, altijd kritisch blijven kijken, en je ook als discipel van een wijsheidsleraar houden aan het advies van Bob Dylan: Don’t follow leaders.

Brood op water De Hebreeuwse naam van het boek Prediker is Qohèlet. Dat komt van een werkwoord dat ‘bijeenroepen’ betekent, ‘verzamelen’. Was hij een figuur die mensen bijeen riep om ze te onderrichten, of slaat het verzamelen ook op de spreuken en de wijsheid die hij vergaarde? Het verwante woord qahal is Hebreeuws voor de bijeenkomst van het volk. Vandaar de Griekse naam voor het boek Ekklesiastes, van ekklesia, gemeenschap, volksvergadering, later ook de aanduiding voor de kerk. Toen Luther voor zijn bijbelvertaling een goede titel zocht, kwam hij uit bij Prediger. Dat was voor hem (met de protestantse nadruk op de Woordverkondiging) dé centrale figuur in de gemeente. Onze vertalingen hebben deze benaming overgenomen. De Hebreeuwse naam zaait enige verwarring: -et is een vrouwelijke uitgang. ‘Verzamelaarster’ of ‘Predikster’ zou het moeten zijn. Daarmee we kunnen van Qohèlet helaas geen feminist(e) maken: van teksten als Prediker 7, 26+28 – het hart van een vrouw heet daar ‘een klapnet’, haar handen

juli 2019

41


✽ op adem komen

‘ketenen’ – is de betekenis onhelder, maar vrouwvriendelijkheid valt er zeker niet in te ontdekken. Het boek is ontstaan in de derde eeuw voor Christus. Dat weten we omdat er woorden in voorkomen die pas rond die tijd in Israël gebruikt zijn (bijvoorbeeld het woord pardees in 2,5, dat uit het Perzisch komt en ‘park’ betekent; ook het Grieks nam dit woord over, en zo kwam het woord ‘paradijs’ in onze taal terecht). Behalve buitenlandse leenwoorden kwam er ook buitenlands gedachtegoed binnen: Qohèlets wijsheid vormt ook een reactie op de Griekse filosofie, die alles meende te moeten en te kunnen verklaren. Een voorbeeld vinden we in de vreemde tekst uit 11,1: “Werp uw brood uit op het water, en gij zult het vinden na vele dagen.” De grofste uitleg die ik hierover vond was dat ons hier een bijbelse fundering voor de handel overzee in gegeven werd. Waarschijnlijker is dat Qohèlet reageert op een uitspraak van de Griekse dichter Theognis (zesde eeuw v.C.), die de raad gaf om geen mensen te helpen die op hun beurt niets voor jou konden betekenen. Dat laat hij vergezeld gaan van de woorden: “Je gooit je brood toch ook niet in het water?” Daar gaat Qohèlet tegenin met zijn uitspraak dat je vooral níét terughoudend moet zijn in je vrijgevigheid. Geef juist iets aan degene van wie je weet dat hij jou niets kan teruggeven. Qohèlet wijst ook de mannetjesputters van zijn tijd terecht met hun filosofie dat iedereen die maar genoeg zijn best doet, het wel redt. Hij verzet zich tegen het idee dat rijkdom en financieel binnenlopen ook maar iets te maken zouden kunnen hebben met de essentie van het leven.

Heel eerlijk In de joodse wereld is dit boek de vaste lectuur voor het Loofhuttenfeest. Dan worden we bepaald bij de betrekkelijkheid van het bestaan en van het bezit. Je verlaat je huis van steen en verblijft in hutjes van takken waardoorheen je de hemel moet kunnen zien. Je denkt terug aan de woestijntijd, het leven van dag tot dag, de leerschool van vertrouwen op het vinden van het dagelijks brood, onder Gods geleide. Daar past Qohèlet prima bij.

42

juli 2019

‘Zoet is het licht en goed is het voor de ogen de zon te zien’ Hij is wel afgeschilderd als een zwartkijker, een cynicus, een notoire twijfelaar. Maar hij is eigenlijk alleen maar heel eerlijk, een zoeker die de tegenstrijdigheden van het bestaan doormaakt en bepeinst. Alle eenduidige gedachten over goed en kwaad verdwijnen als sneeuw voor de zon, als je ontdekt hoe het er in de wereld feitelijk aan toe gaat. Qohèlet gaat na waar mensen hun levensvervulling in zoeken: weelde, de natuur, deugdzaamheid, wijsheid, de onsterfelijke ziel, broederschap, het diepe denken. Hij streept af wat het zijns inziens niet houdt. ’IJdelheid’ noemt hij al die geluksboodschappers, ‘een zuchtje, niet meer dan flut’ en hij houdt over, als kern van de levensbestemming van de mens: “Eet in vreugde je brood en drink met een goed hart je wijn, en geniet het leven met de vrouw die je liefhebt. Dat is jouw deel in dit leven als een zuchtje, dat Hij je geeft bij al je geploeter onder de zon” (9,7-9). Onrecht en onrechtvaardigheid heersen op aarde, er is niets nieuws onder de zon, alles is ijdelheid, maar: “Zoet is het licht en goed is het voor de ogen de zon te zien” (11,7). Is dat sceptisch of cynisch? Integendeel, dit zegt iemand die van het leven houdt, maar die met goedkope praatjes geen genoegen neemt. Van dat geploeter waar hij het over heeft, ziet hij wel in dat het soms onvermijdelijk is, maar hij raadt ons sterk af daar onze levensvervulling in te zien. Hij is ook lastig, want zijn woorden zitten vol tegenstrijdigheden. Je ziet nooit meteen of hij bepaalde opvattingen alleen maar aanhaalt (terwijl hij het er zelf niet mee eens is, en zo zijn leerlingen uit de tent lokt), of ze ook werkelijk aanhangt. Dat lastige aan het geschrift is tegelijk ook het leuke ervan. Het is een wezenlijk element van deze wijsheidsleer dat het je zelf tot nadenken brengt en niet wil dat je alles wat de meester zegt klakkeloos aanneemt. Dat is ook voor ons nu belangrijk: wat is

waar en betrouwbaar, en wat is flauwekul? Slik je alle troep van de (sociale) media voor zoete koek, of blijf je kritisch?

Echt gebeurd Wie een vroom boek wil, met God voor en God na, met louter verhaaltjes die je geestelijk geruststellen, die moet flinke stukken van de Bijbel overslaan of er hele lappen tekst uitgooien. Bijvoorbeeld de gênante gedeelten over oorlogen, over volkshelden die hele tempels omverhalen en al hun tegenstanders over de kling jagen. En als we dan toch bezig zijn: alles wat niet strookt met onze vaak wat lievige geloofsvoorstellingen, kan er ook maar beter uit. Dan kunnen wij gezellig zitten geloven bij meditatief stemmende bijbelverzen. En zo aan ons spirituele gerief komen. Maar nee: beter dan onze burgermansverlangens en -definities op te leggen aan de Bijbel, lijkt mij het uitgangspunt dat er niets in de Bijbel staat dat niet ook écht in deze wereld gebeurt. Mét alle onverklaarbare, wrede zaken, rare uitlopers in het denken, vreemde kostgangers die voorbijkomen. Verlangens naar heel vroeger, toen alles nog goed was, bij moeder op schoot, in het paradijs; schokkende ervaringen dat je door andermans toedoen of je eigen stomme schuld uit je veilige wereld verdreven bent; hoop dat in het kwade lot een ommekeer kan komen; dromen van een gave wereld; en kritiek op je eigen doen en laten, het aanspreken van je geweten – het staat er allemaal in. Die hele rijke voorraad aan verhalen, richtlijnen, liederen en spreuken, veelal voorzien van flinke uitroeptekens, bevat (in onze bijbels ongeveer in het midden) het geschrift van een vragensteller. Een wijs man, die ons in al onze drukte en opwinding stoort en zegt: “Kom bij me zitten. Word eens even rustig. En help me na te denken. Ik was koning en jij was mijn naaste medewerker. We gingen mijn land reorganiseren. Help jij me eens aan wat goede ideeën. Waar zou je beginnen? Waar gaat het om in onze levens? Hoe zouden we de mensen kunnen helpen gelukkig te zijn?”

.

Alex van Ligten is theoloog en vertaler, en emeritus predikant te Sneek.



✽ muziek

De muzikale zoektocht van Wende

‘VOOR MIJ IS HET PARADIJS EEN GEVOEL VAN VOLHEID’ 44

juli 2019


interview ✽ “Wat wij als mensen zijn, met ons gerommel – de ranzigheid, de seksualiteit, maar ook de schoonheid en het mededogen – dat allemaal in het licht zetten vind ik de ultieme troost.” Tom Engelshoven in gesprek met veelzijdig artiest Wende over haar kijk op het leven en de mens, over magie, totale overgave, haast en de noodzaak van mededogen.

‘Ik doe heel erg mijn best om de magie op te bouwen’

Tekst: Tom Engelshoven Beeld: Eric de Redelijkheid

W

ende Snijders (40, artiestennaam: Wende), singer-songwriter, theatermaker, chansonnier, acteur, producer en performer, is zonder twijfel de meest gedreven, dynamische, gepassioneerde én veelzijdige podiumpersoonlijkheid van Nederland. Daarnaast ook een van de meest succesvolle en intrigerende. De laatste vier jaar stonden voor haar in het teken van haar voorstelling en album Mens. “Dat je samen moet werken.” Als Wende iets heeft geleerd van de theater- en clubtour Mens, die zij onlangs heeft afgerond, dan is het dat wel. “Vanaf het begin tot het einde van Mens, alles bij elkaar vier jaar, heb ik dat gedaan. Ik ben meer uit mijn schulp gekropen, op allerlei niveaus. Door in het Nederlands te zingen, door wat ik maakte eigenlijk direct te delen met anderen en bij hen te rade te gaan (onder anderen zanger Typhoon en schrijvers Dimitri Verhulst en Arnon Grunberg, TE). En door me te wortelen in de stad Amsterdam, waar ik al 21 jaar leef. Dat was voor mij ook een soort uit de kast komen.” Wat leverde al dat ‘samen’ op?

“Tot een community behoren, in een stad, met vrienden, met m’n lief, geeft rijkdom. Maar ook verwarring. Want ik voel nu meer en er komt meer binnen. Mensen bijvoorbeeld die ik soms misschien van nature liever buiten houd. En wat gebeurt er als je dichter bij een mens komt en je

juli 2019

45


✽ muziek meer met hem of haar verbindt? Heeft dat überhaupt voordelen? Dat het mij dwingt om meer van mezelf te laten zien maakt het niet helderder. Eerder onhelderder. Soms denk ik: laat maar zitten, het is mij te ingewikkeld. Want we zijn allemaal zo verschillend! Van alle mensen die ik dicht bij me laat, kom ik achter, verschilt mijn vriend het meest van mij. Omdat hij het dichtste bij me komt. Dan denk ik: wat ben jij toch anders! Hoe kan ik jou toelaten en waar geef ik mijn grenzen aan? Ik heb van het maken van Mens geleerd dat ‘mens-zijn’ een dagelijks proces is. Als je echt samen wilt zijn, moet je je daar ook aan committeren. Dat is een constante zoektocht, een constant je eigen shit begrijpen, voordat je met een ander gaat spreken. Want voordat je het weet, heb je al je primaire driften op de ander gebotvierd terwijl je denkt: wat hoort eigenlijk bij mij en waarin doe jij mij iets aan? Van die vragen had ik vroeger minder last. Ik kon mij heel goed opsluiten. Ik vind het nog steeds fijn om alleen te zijn. Ik ben echt een eenling. Met mensen zijn vind ik altijd best ingewikkeld.” Roep je wel eens hogere machten aan?

“Ja, maar ik ben niet van een geïnstitutionaliseerde religie en ook niet gelovig opgevoed. Wel op zoek naar betekenis of zingeving. Ik voel de nietigheid en de vergankelijkheid en de kortheid van het leven heel erg, als kind al. Als je zoals ik in mijn jeugd van Indonesië naar Engeland naar Afrika geslingerd wordt en weer terug (Wendes vader werkte voor een ingenieursbureau, als kind verhuisde ze veel, TE), dan heb je op je zevende al een gevoel van totale nietigheid. Ja, ik bid, maar ik heb helemaal mijn eigen religie gebouwd, die ik nooit aan iemand zou willen opdringen. Die religie is puur voor mijzelf. Om mijzelf te verbinden met iets wat groter is dan mijzelf. Omdat ik het gevoel heb dat ik die nummers die ik kan schrijven eigenlijk niet zelf maak. Ik geloof heel erg dat ik het vervoermiddel ben.” Van wat? Dat doe je toch zelf?

“Nou, ik doe er iets mee. Dat mag je op mijn conto schrijven. Ik maak de keuze om wakker te worden, achter m’n tafel te gaan zitten en het op de een of andere manier binnen te laten komen, mij te concentreren

46

juli 2019

‘Ik heb helemaal mijn eigen religie gebouwd, puur voor mijzelf’ en het te doen. Ik maak ook de keuze om schoon en gezond te blijven, om er mee verder te kunnen blijven gaan. Maar ik heb altijd heel erg het gevoel dat ik de auto aan het schoonmaken ben en dat ik ‘m rijdend houd. Nummers schrijven is voor mij geen zweverig gegeven. Het is juist heel aards, het gaat heel erg over net zoiets als het land bewerken en de seizoenen begrijpen en dat soort dingen om tot iets vruchtbaars te komen. Het is een boerachtige bezigheid. Daardoor komt er muziek, komt er een project tot stand.” De mensen die naar jou komen kijken, ervaren wat jij maakt heel anders. Als een soort magie en poëzie namelijk.

“Om het land goed te bewerken is, moet je met zakken aarde sjouwen. Het resultaat is magisch, maar het is een vak, het is heel technisch. Ik doe er, keer op keer, heel erg mijn best voor om die magie op te bouwen. Twintig jaar geleden las ik een boek van Renate Dorrestein over schrijven. Ze zei: er is een groot verschil tussen een goed woord en het beste woord. En daar geloof ik heilig in. Voor mij is het schrijven van liedjes, maar ook een voorstelling een enorme zoektocht naar het beste woord. Met vallen en opstaan kom ik er steeds meer achter dat God in de details zit. Het is aan mij om dat elke keer te ontrafelen en te ontdekken. Want je kunt mij niet gelukkiger maken dan wanneer ik in een zaal voel dat mensen echt iets beleven. Dan denk ik: wow, tof, ik kan trots op mezelf zijn, ik ben blij dat ik heb doorgezet. Want hoe vaak heb ik niet gedacht: ik trek de haren uit mijn hoofd, zoek het allemaal maar uit met je zakken aarde. Als dát lukt, dan is dat voor mij zingeving. Daar geef ik ook echt heel veel voor op. En met liefde.” Jij maakt liedjes en shows, waarin je zaken benoemt en onderzoekt. Maar wil je ook iets kwijt? Heb je een soort ...

“... boodschap? Ik wil dat mensen vóélen. We moeten in het leven zoveel dingen doen om overeind te blijven. Hypotheek, belasting, kinderen, ouders en schoonouders. Dat is allemaal best een taak. Volgens mij is het gezond om ook achter de spiegel te treden en daar de energie los te maken, waar mensen in het dagelijks leven niet aan toe komen.” In Mens schets je mensen niet als beter dan ze zijn. Je zet een vrij donker mensbeeld neerzet.

“Vind je dat? Ik heb dat vaker gehoord. Maar ik vind ik het juist heel positief. De Oostenrijke filmmaker Michael Haneke heeft eens gezegd: de grootste troost is er als alles in het licht mag staan. Daarin verlies ik wel een beetje het contact met de kerk. Want ik denk: we hebben het hier over álles, hè? Niet van: dit vinden niet zo fijn, dus dat verzwijgen we maar, dat mag niet. Nee, álles! Daar heb ik het over. Wat wij als mensen zijn, met ons gerommel – de ranzigheid, de seksualiteit, maar ook de schoonheid en het mededogen – dat allemaal in het licht zetten vind ik de ultieme troost. Ik word juist heel somber van een Zonnaturareclame die mij voorschotelt dat het allemaal goed komt. Dan denk ik: dat kun je echt niet maken! Misschien zeg ik nu wel iets heel calvinistisch, maar we hebben als mens zelf een hele grote verantwoordelijkheid. Om te begrijpen wat we moeten doen, om het leven goed te krijgen. Ik ga niet zit te wachten tot het allemaal maar goed komt, nee, ik heb daar iets in te dóén. Gandhi zegt: je moet de verandering zijn die je in de wereld wilt zien. Op heel praktisch niveau denk ik dan: wat is dat dan? Je afval scheiden? Mediteren? Voor mijn gevoel begint het met heel kleine dingen. Vooral dus met mededogen. Dat kun je net als fietsen trainen. Als het je vijf keer per dag lukt om mededogen te tonen, dan komen we al een heel eind. Je kunt met een zak chips op de bank gaan zitten en denken: de wereld kan het uitzoeken, maar volgens mij is elke oprechte poging tot mededogen een goede zaak, ook omdat je daarmee iets heelt in jezelf. Stel, je hebt een rotdag, je hebt net iets te veel suiker gegeten en iemand snijdt je af. Dan wil je minimaal een rotopmerking maken. Maar misschien kan ik beter denken:


interview ✽ waar komt mijn opkomende agressie vandaan? Dat wil niet zeggen dat je alles maar moet pikken. Liefde is niet dat alle mensen elkaar staan te omarmen. Liefde kan ook heel kritisch zijn. Je hoeft niet elke zwerver op straat in huis te nemen of geld te geven. Als ik onder extreme druk sta, dan kan ik een kort lontje hebben. Dan kan ik kortaf zijn, totaal vergeten dat andere mensen ook een leven hebben en gevoelens. Maar juist dan moet ik bij mezelf denken: is dit de wereld waar ik in wil leven? Waarom ben ik eigenlijk zo boos en moe? Waarom doe ik eigenlijk zoveel projecten? Welke hebberigheid en welke angst ligt daaraan ten grondslag?” Misschien heb je gewoon haast. Als creatief iemand wil je zoveel mogelijk uit je carrière en je leven halen. Dan moet je aan de bak.

“Dat! Gecombineerd met de behoefte om te laten zien dat ik waardevol en nuttig ben. Door dit te doen voeg ik iets toe aan de wereld en hoor ik erbij, ben ik heus wel iets waard. Ja, het kapitalisme heeft gewonnen. Meer, meer, meer. Verder, verder, verder. Maar wie zegt dat een ander perspectief op succes en geluk niet even valide is? Laat ik zo zeggen: ik ben geïndoctrineerd door het individualisme, de verlichting, het kapitalisme en misschien wel een mannelijk denksysteem. Ja, waarom heb ik die

‘Als het je vijf keer per dag lukt om mededogen te tonen, komen we al een heel eind’ haast? Stanley Kubrick heeft dertien films gemaakt. Meer kon hij gewoon niet maken. Omdat hij voor elke film heel veel tijd nodig had. Maar ze zijn wel allemaal takkebriljant. Waarom is dat méér, waar al die haast vandaan komt, per definitie beter? Wie is de jury van wat genoeg is? Ik heb een vurig karakter, ik heb heel veel energie, ik heb ontzettend veel ideeën, heel veel wensen, heel veel dromen. En ik zit ook natuurlijk een beetje in die molen. Omdat het ook verslavend is, weer een project, in Carré, in de clubs, in het theater, binnenkort dan weer in de Royal Court in Londen, telkens denk ik: wah, dit kan ik maar mooi allemaal voor elkaar krijgen.” Verdrijft dat de leegte?

(Ironisch) “Enorm. Zo lekker! Ik kan het iedereen aanraden... Nee hoor! Het heeft te maken met de angst dat het stopt. Wat gebeurt er dan? Wat komt er dan boven? Welk verdriet? Waarschijnlijk dingen van

Concert van Wende in De Helling, Utrecht, 23 oktober 2018.

vroeger. Toen mijn vader stierf, ging ik meteen in de achtste versnelling. Ik dacht: weet je wat? Ik ga gewoon heel hard werken. Dat werkt uiteindelijk niet, maar dat heeft wel een tijdje goed gewerkt. Het gaat een keer stoppen. Daarom zou reïncarnatie mij goed uitkomen. (lacht) Dan weet ik in ieder geval dat ik nog een leven heb.” In je bio staat: ‘Mijn paradijs is achter die microfoon’.

“Ik heb vrienden die echt christelijk zijn. Voor hen is paradijs een ander woord dan dat ik het bedoel. En is het bij mij zo banaal als een goed gevoel? Ik zing in ieder geval met totale overgave. Dat hoef ik niet te veinzen. Dat gaat automatisch. Ik ervaar de wereld waarin ik leef als best wel chaotisch. Gedurende de dag kun je door van alles afgeleid worden, het kan zo door je vingers sijpelen. Daar word ik zenuwachtig van. Dus als iets zich concentreert, dan voelt dat voor mij als geluk. Zo’n microfoon is een trechter waardoor alles wat er in de wereld gebeurt een brandpunt krijgt. Daardoor kan ik het plaatsen, krijgt het voor mij zin. Ik stel me bij het woord paradijs ook geen tuin voor met weelderig bloeiende bloemen en planten. Voor mij is het paradijs een gevoel van volheid. Een totaal in balans zijn, of op je plek. Dat het allemaal goed is. Maar goed leven om in het hiernamaals in een soort hemel te komen, daar heb ik helemaal niks mee. Dat vind ik een beetje slap. Dat je dat doet om dan na je leven lekker terecht te komen. Ik leef helemaal niet voor na de dood. Ik leef om nu. Ik heb niks te zeggen over na de dood. Daar hebben heel veel mensen al van alles over gezegd, maar: bullshit! Want we weten het echt niet!” Heeft het leven zin?

“Ja, ik vind van wel. Maar ik heb makkelijk praten. Ik ben in het paradijs geboren, hier leef ik. In een ongelooflijk stuk wereld, dat besef ik elke dag. De mazzel die ik heb, zeg! Ik hoef geen hoofddoek te dragen, ik hoef niet uitgehuwelijkt te worden, ik hoef niet besneden te worden, ik mag m’n werk doen, ik heb een onwaarschijnlijke vrijheid en ongelooflijke kansen om mij te ontwikkelen. Soms denk ik, als ik mezelf of anderen weer eens over iets futiels hoor mopperen: weet jij wel in wat voor wereld wij leven?”

.

juli 2019

47


✽ ‘Le jeune Ahmed’

Waarom Ahmed (13) zijn lerares met een mes aanvalt

IETS VERKLAREN KAN EEN FILM NIET De speelfilm Le jeune Ahmed van de filmbroers Dardenne lijkt uit machteloosheid te zijn geboren en in machteloosheid te blijven hangen. De film vertelt over de dertienjarige Ahmed, die radicaliseert onder de invloed van de imam van zijn moskee. Zelfs de filmmakers wisten niet hoe ze hun hoofdpersonage moesten afstoppen.

N

a het zien van Le jeune Ahmed, de nieuwste speelfilm van de Waalse filmbroers Jean-Pierre en Luc Dardenne, kwam bij mij de vraag op: tot hoeveel is cinema in staat? De nieuwste Dardenne-film is namelijk uit machteloosheid geboren en blijft in machteloosheid hangen. Dan heb ik het niet over een vakmanschappelijk onvermogen, want Le jeune Ahmed ontving afgelopen mei de prijs voor beste regie tijdens het filmfestival van Cannes. Bovendien worden de broers al sinds en jaar dag onder erkenning bedolven, als meesters van de realistische film.

Jonge-hondendevotie Nadat in 2012 de 23-jarige Frans-Algerijnse Mohammed Merah in het zuiden van Frankrijk meerdere militairen en Joodse kinderen had doodgeschoten, begonnen de gebroeders Dardenne te overwegen eens een film te maken over een geradicaliseerde moslim. Na de nog veel bloedigere jihadistische aanslagen in 2015, eerst op de redactie van het satirische weekblad Charlie Hebdo en later dat jaar op uitgaanspubliek in Parijs, besloten ze het erop te wagen. Naar eigen zeggen vonden ze het niet interessant een volwassen islamist als hoofdpersonage te nemen, omdat die al te versteend zou zijn in z’n radicalisering. In plaats daarvan kozen ze voor een dertienjarige moslimjongen, Ahmed, gespeeld door de onervaren Idir Ben Addi. Zoals in al hun films beginnen ze in medias res, zonder enige aanloop of uitleg: het openingsbeeld is de jonge Ahmed die in grote onrust door de trappengalerij van een school rent. Hij

48

juli 2019

heeft huiswerkles, maar hij kan niet wachten om naar de moskee te gaan: een klein gebedshuis in een anonieme straat in de Waalse stad Luik, met als imam de man die ook het supermarktje in het gebouw ernaast uitbaat. Aan de gedrevenheid waarmee Ahmed voorafgaand aan het gebed bij een kraantje zijn mond spoelt en zijn neus schoonmaakt, is zijn jonge-hondendevotie af te lezen. De imam is verguld met de toewijding van de jongen, en waarschuwt hem voor de invloed van zijn lerares uit de huiswerkklas: zij wil graag dat Ahmed haar een hand geeft, bovendien speelt ze met het idee om haar leerlingen modern, 21ste-eeuws Arabisch te leren in plaats van louter het klassiek Arabisch van de zevende-eeuwse Koran. Dankzij een mentaal duwtje in zijn rug van de imam werpt Ahmed haar voor de voeten dat ze een relatie heeft met een Joodse man. Daar laat hij het niet bij: in zijn onaflatende gedrevenheid en zijn fanatieke geloof in een hermetische lezing van de Koran en de Hadith (de overleveringen van de profeet Mohammed) besluit hij aan te bellen bij het appartementencomplex van zijn lerares en haar aan te vallen met een mes.

Absolute scheiding Voorafgaand aan hun speelfilm deden de gebroeders Dardenne onderzoek genoeg: ze spraken met rechters, psychiaters en onderwijzers, en verdiepten zich in de islam en in moskeeën. “Maar dat wil nog niet zeggen dat het ons is gelukt om in het hoofd te kruipen van zo’n jongen”, vertelden ze daarentegen in het Vlaamse tijdschrift Humo. Hun onbegrip voor hun

eigen filmpersonage is zelfs nog veel groter, als je de intentieverklaring leest die ze bij Le jeune Ahmed schreven. Hierin vertellen ze dat ze na de afronding van hun scenario inzagen dat ze het verhaal hadden geschreven van de “vruchteloze pogingen” van alle mensen om Ahmed heen – zijn lerares, zijn moeder, de rechter, zijn begeleiders in de jeugdgevangenis, de mensen op de boerderij waar hij tijdens zijn re-integratie gaat werken – om hem in zijn monomane geloofsijver te stoppen. Niet alleen de personages die Ahmed omringen, maar ook zij als filmmakers zelf stonden met lege handen tegenover de op drift geraakte figuur die zij voor hun speelfilm hadden bedacht. Vanuit hun eigen menselijke verlangen, misschien zelfs vanuit hun maatschappelijke ongerustheid, zochten ze naar een manier om Ahmed een innerlijke metamorfose te laten doormaken. Maar ze wisten niet welke dramaturgische constructie daarvoor geloofwaardig zou zijn. In hun hang naar filmisch realisme wilden ze ver blijven van een kunstmatig happy end. Tóch zochten ze een lichtpunt, een draai in de kaarsrechte weg die Ahmed beloopt. Een reden voor hun worsteling met de jonge godsdienstijveraar Ahmed zal zijn dat hij niet meer bereikbaar is voor de liefde en compassie van de mensen om hem heen. De hoofdfiguren in de speelfilms van de broers Dardenne zijn veel vaker mensen die zich blindstaren op wat ze willen bereiken en ten onder dreigen te gaan aan hun obsessieve gedrag. Maar ten diepste zijn ze altijd weer te bereiken met een gebaar van medemenselijkheid. Bij Ahmed lijkt die uitkomst uitgesloten, omdat hij iedere


film Jurgen Tiekstra âœ˝

De jonge Ahmed (Idir Ben Addi) met zijn lerares.

niet-gelovige niet vertrouwt. Hij heeft een absolute scheiding aangebracht tussen goed en fout. Uit het foute kan nooit iets goeds geboren worden. Dit alles lijkt een extreme variant van wat romanschrijvers soms beweren: dat de personages die zij bedacht hebben zich na verloop van tijd aan hun invloed onttrekken en zelf gaan dicteren wat ze zeggen en wat ze doen. Maar een romanschrijver kan iets wat een filmmaker niet kan: binnendringen in het hoofd van het personage en tonen wat daarin omgaat. In een speelfilm blijven we eeuwig aan de buitenkant. In Le jeune Ahmed wordt dat nog eens benadrukt door de altijd karakteristieke filmstijl van de broers Dardenne: de camera zit als een teek vastgezogen aan Ahmed en volgt hem in al zijn onrustige bewegingen. Om die reden krijgen we maar een glimp van zijn omgeving te zien, en niet heel veel meer van de mensen om hem heen. Maar we krijgen ook maar een glimp te zien van wie hij is en waarom hij ooit deze jongen is geworden.

Niets verklaren Dat is dus een machteloosheid van de cinema: ze is niet in staat iets te verklaren. Wat een speelfilm wĂŠl kan, dankt hij aan zijn intense verbeeldingskracht: de kijker wordt een klein anderhalf uur lang meegetrokken, dwars door het rechthoekige kader van het filmscherm heen, in een wereld die hij niet kent, maar waarin hij nu even met huid en haar kan leven. Met een beetje associatief vermogen doet Le jeune Ahmed denken aan de eerdere speelfilm Elephant, uit 2003, gemaakt door de Amerikaanse regisseur Gus van Sant. Hij verfilmde de aanslag door een zeventien- en een achttienjarige jongen op de Columbine High School in de Amerikaanse staat Colorado in april 1999, waarbij zij twaalf mensen doodden. Ook deze speelfilm toont geradicaliseerde mensen, alhoewel niet van islamitische snit. Ook Gus van Sant meed als filmmaker elke pretentie dat hij kon verklaren hoe dit gitzwarte drama heeft kunnen plaatsvinden. Hij liet de camera simpelweg meewandelen in het

kielzog van zijn personages: de blik gericht op hun buitenkant, met geen mogelijkheid door te dringen tot hun innerlijk. Gus van Sant noemde zijn speelfilm dus Elephant, waarmee hij wilde verwijzen naar de Indiase parabel waarin vijf blinde mannen elk een ander deel betasten van iets waarvan zij niet weten dat het een olifant is. Ieder van hen voelt iets anders onder zijn handen, waardoor ze het niet eens kunnen worden over wat het is dat voor hen staat. Het is intrigerend dat een filmmaker, die leeft bij de gratie van wat we kunnen zien, refereert aan blindheid. Misschien dat de gebroeders Dardenne dat wel zouden durven beamen: ondanks al hun filmische vermogen, ondanks een gelauwerd oeuvre, zijn zij deels door blindheid geslagen. Een filmmaker zijn, is ook het vermogen om de eigen beperking te kennen: je kunt wel tonen en ervaren, maar toch niet begrijpen.

.

De speelfilm Le jeune Ahmed draait sinds donderdag 4 juli in de bioscopen.

juli 2019

49


✽ Clara Schumann

De priesteres van de muziek was ook de profetes van haar man

EEN LEVEN IN DIENST VAN DE MUZIEK Zoals veel vrouwelijke kunstenaars heeft Clara Schumann-Wieck (1819-1896) altijd in de schaduw gestaan van haar echtgenoot, componist Robert Schumann. Ze is nog steeds vooral bekend als ‘de vrouw van’. Daarmee wordt geen recht gedaan aan haar eigen verdiensten als vertolker van muziek, componist, docent en uitgever van partituren. Zij had er alles voor over om kleiner te worden, als dat ertoe diende om de muziek groter te maken.

D

e concertzaal zoemt van opgewonden gefluister. Velen hebben uitgekeken naar deze avond, waarop de beroemde Duitse pianiste eindelijk weer eens hun stad bezoekt op een van haar vele tournees. De verwachtingen zijn hooggespannen, want er hangt een indrukwekkend aura om deze vrouw heen. Ze is inmiddels in de veertig, maar haar roem wordt nog altijd sterk gekleurd door het wonderkind dat ze ooit was. Daarnaast heeft ze haar leven lang verkeerd met de groten der aarde op muzikaal gebied, onder wie haar vroeggestorven echtgenoot, een geniaal componist. Bovendien staat ze bekend als een multitalent. Hoe ze het heeft klaargespeeld, is een raadsel, maar naast haar slopende taak als moeder van zeven kinderen en als zakelijk manager, mentale steun en mantelzorger voor haar man is ze in staat gebleken om op hoog niveau te blijven musiceren en te componeren.

Doorwrochte werken De pianostemmer checkt nog een laatste keer het klavier – geen overbodige luxe gezien de vele voorvallen met knappende snaren of haperende dempers – en het geroezemoes verstomt. Dan verschijnt de vrouw ten tonele om wie het vanavond draait: Clara Schumann-Wieck. Haar uiterlijke verschijning brengt menige toehoorder al lichtelijk in de war. Hier staat geen diva, die de harten van haar publiek wil winnen met een benadrukking van haar vrouwelijke charmes en met een stralend uiterlijk. Ze is sober en donker gekleed en begroet haar

50

juli 2019

Clara Schumann


cultuur Eric Corsius ✽ toehoorders met een bescheiden buiging en een vriendelijke, doch ernstige en ingetogen blik. Van de vele rondreizende virtuozen, zowel mannen als vrouwen, is men wel wat anders gewend. Die cultiveren hun uiterlijke verschijning en willen hun publiek al aan hun voeten zien liggen, voordat ze ook maar een noot hebben gespeeld. In de gespannen stilte klinken de eerste noten en het publiek laat zich meevoeren met de stroom van de muziek. Bij menigeen ontstaat een lichte verwarring, die aan teleurstelling grenst. Niet alleen in haar optreden, maar ook in haar spel is Clara Schumann het tegendeel van de grote klavierleeuwinnen en -leeuwen van haar generatie. Ze speelt geen behaagzieke, makkelijk in het gehoor liggende stukken met herkenbare melodieën, maar doorwrochte en grensverleggende werken van vooruitstrevende toondichters. Ze heeft de door haar gespeelde werken ook niet uitgezocht op moeilijkheidsgraad. Hoewel ze haar techniek soeverein beheerst en moeiteloos de voorgeschreven noten speelt, wil ze geen vingervlugheid etaleren. Schumann is geen acrobate, plaatst zichzelf niet in het middelpunt en wil haar publiek niet intimideren met haar virtuositeit. Ze stelt zichzelf in dienst van de muziek en wil de brug slaan tussen deze verheven kunst enerzijds en de gewone stervelingen anderzijds. Deze attitude, gecombineerd met haar plechtige verschijning, heeft haar inmiddels de bijnaam ‘priesteres’ opgeleverd. Hierdoor dwingt ze bij haar toehoorders aandacht af. Ze luisteren ademloos.

Veeleisend karakter Van deze fascinerende vrouw wordt dit jaar de tweehonderdste geboortedag gevierd. Haar leven, dat duurde tot 1896, besloeg een groot deel van de negentiende eeuw, een tijdperk waarin op muzikaal gebied erg veel veranderde. Het was de eeuw waarin de muziek steeds minder een voorrecht werd van de kathedralen, de vorstenhoven en de adellijke salons en waarin zij het grotere publiek en de gewone burger bereikte. Het was de periode waarin het, met andere woorden, mogelijk werd om kaartjes te kopen voor een concert. De tijd waarin Clara Schumann leefde was ook de tijd van de beroemde solisten. Vooral violisten, pianis-

ten, zangeressen en zangers maakten met hun bravoure indruk op alle lagen van de bevolking. Bovendien was het de tijd waarin er hard werd gewerkt aan deugdelijke vleugelpiano’s. Het klavier was een relatief jonge uitvinding en een complex mechaniek. Violen uit de zeventiende eeuw waren voor de eeuwigheid gebouwd – en gaan soms nog mee tot op de dag van vandaag. Het klavier daarentegen was erg kwetsbaar, aan slijtage onderhevig en vergde veel onderhoud. In de loop van de negentiende eeuw werd het echter geperfectioneerd en ontstond de onverwoestbare vleugel, die wij nu kennen. Dit was een stimulans voor beroemde solisten als Clara Schumann. Andersom waren deze solisten weer goede reclame voor de nieuwe instrumenten. Ten slotte was de negentiende eeuw ook nog de tijd waarin het zogenaamde ‘ijzeren repertoire’ ontstond, zeg maar: de canon van muziekwerken die tot op de dag van vandaag de toon aangeeft op de concertpodia en de klassieke muziekmedia. Op al deze terreinen had Clara Schumann een grote betekenis. Ze groeide op als een wonderkind en kon zich profileren dankzij de populariteit van het soloconcert bij een steeds groter wordend publiek. Door haar lange staat van dienst – haar laatste concert gaf ze toen ze 71 jaar was – zag ze veel soorten van instrumenten komen en gaan. Ook leverde ze een niet te onderschatten bijdrage aan de repertoirevorming. Ze speelde consequent die werken die volgens haar kwalitatief van betekenis waren – ook als het publiek eraan moest wennen. Schumann was er met haar spel op uit, en ook in staat, om in de publieke smaak het accent te verleggen van hypervirtuoze bravourestukken naar composities die ertoe deden. Zo droeg ze bij aan de blijvende acceptatie en populariteit van de veelal ernstige werken van haar tijdgenoten. Deze dienstbare en bijna activistische houding ten opzichte van de muziek was vooral ook een kwestie van aanleg en opvoeding. Clara Wieck groeide op in een burgerlijk milieu, waarin toeleg, ijver en zichzelf wegcijferen hoge deugden waren. Dat vormde het zelfkritische en veeleisende karakter van deze vrouw, die zich sterk liet leiden door het oordeel van anderen. Negatieve kritiek voelde ze vaak als een vorm afwijzing. Andere aspecten van dit

De priesteres van de muziek was ook de profetes van haar man karakter waren haar tomeloze ijver, haar bijna onbegrijpelijke volharding, haar vermogen tot multitasking, haar soberheid en haar ingetogenheid. In dat opzicht was ze het volstrekte tegendeel van egocentrische publiekslievelingen zoals Frans Liszt, die niet alleen qua stijl en smaak ver van haar af stonden, maar er bovendien een dandyachtige levensstijl op na hielden.

Hoge prijs Zoals veel vrouwelijke kunstenaars heeft Clara Schumann altijd in de schaduw gestaan van haar echtgenoot. Ze is nog steeds vooral bekend als ‘de vrouw van’. Daarmee wordt geen recht gedaan aan haar eigen verdiensten, ook als zelfstandige componist. Gelukkig verschijnt haar kleine oeuvre weer regelmatig op de concertprogramma’s. Haar pianotrio heeft de harten van veel muziekliefhebbers gewonnen. Niettemin is het interessant om even stil te staan bij de relatie van Clara Schumann met mannen. Juist tegen die achtergrond komt haar krachtige persoonlijkheid tot haar recht. De eerste man die aandacht verdient is haar vader, Friedrich Wieck (1785-1873). Wieck was een vooraanstaand pianoleraar, die er een eigen, alom gerespecteerde lesmethode op nahield. Daarnaast dreef hij een handel in piano’s. Toen de jonge Clara een groot talent aan de dag legde, begon Wieck haar ijverig te onderwijzen en te stimuleren, om vervolgens met haar als wonderkind de podia op te zoeken. Hij was daarbij een strenge, veeleisende en soms onredelijke leraar. Voor zijn dochter bestonden vrije tijd en privacy niet. De tijd die ze niet doorbracht op school of achter de piano, werd besteed aan lange wandelingen. Briefgeheim kende vader Wieck niet. Hij hield zelfs voor zijn dochter haar dagboek bij. Na de scheiding van haar ouders – Clara was nog een kleuter – ontbrak helaas het moederlijke tegenwicht in huis. Wieck

juli 2019

51


✽ Clara Schumann

eiste haar helemaal voor zichzelf op en zijn verzet tegen de ontluikende liefde en het huwelijk tussen Clara en Robert Schumann is spreekwoordelijk geworden. Door dit alles is het beeld ontstaan van vader Wieck als een tiran. Er was echter ook een andere kant. Wieck wilde niet alleen goede sier maken met zijn wonderkind, maar had voor haar een carrière op het oog, waarin ze haar eigen talent kon ontplooien en een zelfstandig bestaan kon opbouwen. Hij plande haar loopbaan zorgvuldig en gedoseerd. Hij had het beste met haar voor en zijn argwaan jegens de erop los levende Schumann

als huwelijkskandidaat was op zijn minst begrijpelijk. Hij kon het huwelijk echter niet tegenhouden. In 1840 gingen Robert en Clara met elkaar een verbintenis voor het leven aan. Voor Clara ging een grote wens in vervulling, maar ze betaalde hiervoor een hoge prijs. Haar man was op de eerste plaats een romanticus, die met zijn hoofd in de wolken leefde, weinig realiteitszin had en zijn leven niet kon organiseren. Clara was uit een volstrekt ander hout gesneden. Zij was het, die ervoor moest zorgen dat het leven van haar man en haar gezin niet in het honderd liep. Zij was de stabiele factor

en de eigenlijke kostwinner van het gezin en de zakelijk manager van haar man. Dat ging ten koste van haar ontplooiingsmogelijkheden op muzikaal gebied. Robert pinde haar vast op haar verantwoordelijkheid als moeder en echtgenote en verbood haar regelmatig het pianospelen, opdat zij hem bij zijn werk niet stoorde. Aan de andere kant trokken de beiden op artistiek gebied gelijkwaardig met elkaar op. Ze wisselden veel van gedachten en Clara was op muzikaal gebied een belangrijk adviseur voor Robert. Het staat echter buiten kijf dat Robert als musicus aan het langste eind trok. Clara gaf hem alle ruimte en was een groot pleitbezorger van zijn muziek. De ‘priesteres’ van de muziek was tevens de profetes van de componist Robert Schumann. Als zodanig zou Clara jaar man lang overleven. In 1856 overleed hij als geesteszieke, waarschijnlijk ten gevolge van een lang latent gebleven syfilisinfectie, een aandoening waaraan destijds veel kunstenaars te gronde gingen. Inmiddels had Clara in de jonge Johannes Brahms (1833-1897) – de huisvriend van het echtpaar en de grootste volgeling van Schumann – een steun en toeverlaat gevonden. Ondanks Brahms’ hunkering naar een meer intieme ontwikkeling van de vriendschap tussen Clara en hem, bleef het naar alle waarschijnlijkheid bij een platonische relatie, gebaseerd op hun gedeelde kunstzinnige passie, interesse en kunde.

Asceet

Robert en Clara Schumann

52

juli 2019

Uiteindelijk was er één grote liefde in Clara’s leven, die elke andere liefde overtrof: de liefde voor de muziek. Het zaad voor deze passie was in haar jeugd gezaaid door haar vader – en ze was hem daarvoor tot op hoge leeftijd dankbaar. Ondanks alles wat haar tegenzat, kon ze haar leven lang de muziek blijven beoefenen: als vertolker, componist, docent en uitgever van partituren. Naar eigen zeggen zou ze zelfs haar leven hebben gegeven voor haar professie – hetgeen ze in feite ook heeft gedaan. Behalve priesteres en profetes was Clara Schumann ook nog eens een groot asceet. Ze had er alles voor over om kleiner te worden, als dat ertoe diende om de muziek groter te maken.

.


✽ grensverleggers Neil Armstrong

Tekst: Willem van der Meiden

Zijn kleine stap was voor de mensheid een reuzenstap

E

ne Dirk van Noort wist het zeker: ze waren er nooit geweest. Het tv-programma Showroom van de NCRV interviewde excentrieke Nederlanders en deze Dirk stal de show. Omstandig ‘bewees’ hij dat de Amerikanen nooit op de maan waren geland en dat de wereld om de tuin werd geleid met fake filmopnamen. Het was één grote samenzwering, bromde de man en werd een BN’er. Wie de beelden van de eerste maanlanding, nu een halve eeuw geleden, bekijkt, kan wel enige sympathie opbrengen voor Van Noort. Het is een schimmig geheel van schokkerige zwart-witbeelden. Maar ik herinner me dat ik de beelden op het kleine tv-scherm in die julinacht schokkend echt vond, minstens zo echt als de beelden van de moord op een Vietcongstrijder in Saigon, ruim een jaar eerder. Ook het ingehouden commentaar bij de beelden van Henk Terlingen (Apollo Henkie) maakte diepe indruk op me. Ik heb de krant van de volgende dag bewaard: “The Eagle has landed.” Ik geloof dat ik dacht getuige te zijn geweest van een wereldschokkende gebeurtenis. Later merkte ik dat gelukkig ook de eerste Tourzege van Eddy Merckx in dezelfde krant vermeld staat. Twaalf mannen hebben (hoogstwaarschijnlijk) op de maan rondgelopen, maar Neil Armstrong was de eerste. De commandant van de Apollo-11 vlucht had zijn woorden goed gerepeteerd: die over de Eagle – de naam van de landingscapsule – en de zin die hij uitsprak toen hij voet op de maan zette: “Een kleine stap voor een mens, een reuzensprong voor de mensheid.” Armstrong werd wereldberoemd met die ene stap, die van hem een grensverlegger zonder weerga maakte. De beelden werden gemaakt door zijn collega Buzz Aldrin, de tweede man op de maan. Er zouden er tot 1972 nog tien volgen. Toen was het Apolloproject ten einde. Er was van meet af aan veel weerstand tegen dit peperdure prestigeproject, waar-

Neil Armstrong was een grensverlegger zonder weerga voor president Kennedy in 1961 het groene licht had gegeven. Die profiteerde toen van de angst van de gemiddelde Amerikaan dat het ‘vrije’ Westen overvleugeld zou worden door het communistische Oosten en dat de ruimte al ‘van hen’ was. Toen er ruim tien jaar later omgerekend zo’n $ 100 miljard aan uitgegeven was, had niemand het daar meer over en werden er ook grote vraagtekens gezet bij het wetenschappelijke belang van deze maanreizen. Maar de beelden zijn iconisch geworden en misschien nog wel het meest de foto van de earthrise, gemaakt door de bemanning van de Apollo-8 in 1968. Het filosofische effect van dat uitzicht op onze planeet was een blikwisseling die het menselijk bedrijf op dat kleine bolletje relativeerde, maar de foto werd ook een symbool voor de schoonheid van onze planeet. Maar waren ze er nou echt geweest? Dirk van Noort stond niet alleen in zijn arg-

waan. Die beweerde dat de beelden van de maanlanding ergens in een zandbak geschoten waren, maar het kon ook serieuzer. Het wemelt van de conspiratietheorieën over de maanlandingen en van de ‘bewijzen’ dat de Amerikanen er nooit zijn geweest. De geplante Amerikaanse vlag leek te wapperen in de wind (en er is geen wind op de maan). Er waren op de beelden onverklaarbare schaduwen zichtbaar. Er waren geen sterren aan de hemel te zien. Een deel van de onderzoeksresultaten van het meegebrachte maanmateriaal is op een verklaarbare wijze verdwenen. Et cetera. De meeste argumenten kunnen simpel worden weerlegd, heb ik begrepen. Neil Armstrong (1930), een goed getrainde gevechtspiloot en kosmonaut, bleef eerst in dienst van de NASA en ging de rest van zijn leven lezingen geven. Hij stierf in 2012. Zijn twee kompanen leven nog. Buzz Aldrin verging het aanvankelijk veel minder goed. Hij werd autoverkoper, overleefde enkele echtscheidingen, manische depressiviteit en een alcoholverslaving. Hij werd de inspiratiebron van de astronautenpop Buzz Lightyear in de animatiefilm Toy Story. Aldrin sprak vanuit de ruimte de woorden: “Prachtig, prachtig. Een schitterende leegte.” Michael Collins mocht in 1969 niet uitstappen en moest rondjes vliegen om de maan – iedereen had destijds medelijden met hem. Hij zocht zijn heil in de politiek en later in het bedrijfsleven. Collins had de meest filosofische/theologische quote, eenzaam in zijn capsule uitkijkend op de achterzijde van de maan: “Ik ben nu alleen, helemaal alleen, compleet afgesloten van elke bekende levensvorm. Ik ben het. Als er nu geteld zou worden, zouden drie miljard mensen plus twee aan de andere kant van de maan zijn, en één plus God mag weten wat aan deze kant.”

.

In de rubriek Grensverleggers portretteert Willem van der Meiden mensen die grenzen verlegden, overschreden of ophieven en zo de samenleving betekenisvol vernieuwden.

juli 2019

53


✽ boeken

Wijze raad voor de pelgrim Thomas Hontelez ziet pelgrimeren als een ‘way of life’. Eenvoud en openheid zijn daarvan de kenmerken. Wie deze waarden omhelst, maakt de wereld tot een mooiere plaats. Tekst: Thijs Caspers

I

n 2014 pelgrimeerde Thomas Hontelez (1989) te voet en per fiets van Nederland naar het Turkse Istanboel. Over de reis die hij maakte, maar liefst 4.000 kilometer, schreef hij het boek Wandelen naar wijsheid. Lessen voor de pelgrim. De ondertitel van het boek geeft in een notendop de opzet weer: Hontelez’ boek bestaat uit veertien lessen, met titels als ‘Zet altijd een stip aan de horizon’, ‘Afscheid nemen bestaat niet’, ‘Leef eenvoudig’ en ‘Sta open voor de ander’. Vertrekpunt voor iedere les zijn Hontelez’ persoonlijke belevenissen onderweg. Deze worden telkens opgevolgd door een wat algemenere beschouwing. Wat voor universele lessen vallen er te trekken uit wat hij meemaakt onderweg? Wat voor inzichten en wijsheid liggen hierin verborgen? Hontelez’ opzet werkt. Zijn persoonlijke reisverslag, afgewisseld met algemenere beschouwingen, maakt het tot een prettig leesbaar boek. Ook zorgt de afwisseling er voor dat wat theoretische stukken (bijvoorbeeld als hij het heeft over de geschiedenis van het fenomeen pelgrimeren) makkelijk doorlezen. Wandelen naar wijsheid is geschreven met een duidelijk doel: het wil inspireren tot het pelgrimsleven. Hontelez ziet pelgrimeren als een way of life. Het wandelen zelf vormt het begin van een levenshouding waarin ‘eenvoud’ en ‘openheid’ centraal staan. Het is de kunst, volgens

54

juli 2019

Pelgrims onderweg naar Santiago de Compostela.

Thomas Hontelez Wandelen naar wijsheid Kok, 160 blz., € 16,99

Hontelez, om deze woorden zo te integreren in je dagelijks leven, dat ze echt onderdeel worden van wie je bent en hoe je met anderen omgaat. Met het omarmen van deze waarden maken we volgens de schrijver de wereld tot een mooiere plaats. Dit boek pleit voor een andere manier van reizen en onderweg zijn. De auteur breekt met het meer gangbare idee van reizen, waarbij we onze vertrouwde wereld en manier van doen meenemen en niet echt contact maken met ‘het andere’ onderweg. De pelgrim daarentegen probeert zijn ‘vertrouwde leven thuis te laten’ en zich ‘open te stellen voor wat zich aandient’. Het idee van ‘lessen’ die thema’s aansnijden die universeel zijn, klinkt misschien wat hoogdravend en op momenten is dat ook zo. Tegelijkertijd is Hontelez de eerste om toe te geven dat hij ook gevoelig is voor allerlei verleidingen en valkuilen onderweg. Zo schrijft hij dat het meenemen van een smartphone zowel een vloek als een zegen is. Enerzijds geeft

het je de handige mogelijkheid om je route te bepalen en allerlei informatie op te zoeken, anderzijds zorgt het er ook voor dat je niet echt loskomt van vrienden, familie en verlokkingen als Facebook. Het boek bevat aan het eind praktische tips. Hontelez gaat in op de fysieke voorbereiding die komt kijken bij een lange reis, hij staat stil bij de financiële kant van pelgrimeren en bespreekt uitvoerig de mee te nemen uitrusting. Dat laatste resulteert in een handige paklijst. Naast de uiterlijke kant besteedt hij ook aandacht aan innerlijke handvatten. Zo bespreekt hij bruikbare elementen uit de boeddhistische loopmeditatie die je als wandelaar kunnen helpen en bijvoorbeeld ook de waarde van een dagboek voor onderweg. Wat Hontelez’ schrijven bovenal aantrekkelijk maakt, is zijn positieve grondtoon. Vertrouwen vormt de onderstroom van zijn denken en schrijven. Dat maakt Wandelen naar wijsheid tot een aangenaam boek om te lezen.

.


boeken ✽

Kort Recensies

Tekst: Jan Offringa

Marja Havermans Sterven als een stoïcijn Een stoïcijn richt zich alleen op wat binnen zijn macht ligt. Havermans beschrijft hoe de stoïcijnse instelling en andere filosofische inzichten haar en haar ongeneeslijk zieke man hielpen bij het omgaan met vragen over leven en dood. Damon, 160 blz., € 19,90

De deugd van de twijfel

Andries Visser De mens is geest De Deense filosoof Søren Kierkegaard schreef veel over de relatie tussen het uiterlijke en innerlijke leven. Visser licht enkele van Kierkegaards belangrijkste ideeën toe en laat aan de hand van niet eerder in Nederland gepubliceerde brieven en dagboekaantekeningen diens eigen menselijkheid naar boven komen. Damon, 264 blz., € 19,90 Frans van Gaal e.a. Pastoors, kasteelheren, Maasboeren Ter ere van het 650-jarig bestaan van de parochiekerk in Bokhoven, vertellen de auteurs over de geschiedenis van het parochieleven. Ook is aandacht voor de toekomst van de kerk en de invloed van de kerk op haar naaste omgeving. Berne Media, 256 blz., € 35,00 Geert van Istendael De grote verkilling Europa verkilt zienderogen, stelt de schrijverl. Aan de hand van verschillende Europese tendensen probeert hij de oorzaken te achterhalen. Een vurig pleidooi voor sociale zekerheid als toekomstproject in het belang van ons allen. Atlas, 256 blz., € 21,99 Barbara Bulten De oorlog in mij Het bijzondere levensverhaal van de Joodse Baruch Kojocaru. Ondanks de trauma’s van de Tweede Wereldoorlog is hij altijd blijven geloven in de liefde en het leven. Ambo I Anthos, 160 blz., € 18,99

Willen gelovigen zinvol met elkaar spreken over de Bijbel en traditie, dan moeten zij volgens Roger Dewandeler erkennen dat niemand van hen de waarheid in pacht heeft.

I

n Nederland bestaan nog altijd een aantal zogeheten Waalse gemeenten die het Frans als voertaal hebben. Zij leven binnen de Protestantse Kerk en worden ondersteund door een handvol predikanten. Een van hen is Roger Dewandeler, voorganger in Dordrecht, Breda en Middelburg. Hij schreef een overzichtelijk boek over de spiritualiteit van de twijfel. Daarin laat hij zien dat geloof en twijfel niet met elkaar in strijd zijn maar juist hand in hand gaan. Deze stelling onderbouwt hij aan de hand van filosofen, bijbelse figuren en moderne theologen. Volgens de auteur is het hard nodig geloven los te maken uit de pretentie van zeker weten. Twijfel is de waarborg voor “een zekere bescheidenheid, openheid voor verschillen, een luisterend oor en gematigdheid”. Het beoefenen van twijfel vormt wat hem betreft – naast geloof, hoop en liefde – de vierde goddelijke deugd. Zo’n onderzoekende instelling is min of meer onmisbaar voor de geloofwaardigheid en authenticiteit van het christendom. In zijn boek verkent Dewandeler vooral de houding van de twijfelende mens, homo dubitans. Wat doe ik als ik twijfel, welke mechanismes gaan dan aan het werk? Toch komt als vanzelf ook de inhoud van de twijfel voorbij. Moderne en postmoderne mensen stellen vragen bij het bestaan van God, bij de klassieke uitleg van de Bijbel en christelijke traditie en bij de betrouwbaarheid van hun zintuigen en verstand. Voor een zinvolle dialoog over deze dingen is het belangrijk te erkennen dat niemand de waarheid in pacht heeft. Voor zijn filosofische Eerherstel voor verkenning gaat DewanThomas deler in drie stappen KokBoekendoor de geschiedenis. Hij centrum, begint met Pyrrho van 128 blz., € 12,99 Elis, een Griekse denker

Caravaggio, ‘De twijfel van St. Thomas’ (detail).

uit de oudheid, een van de grondleggers van het scepticisme. Vervolgens vertelt hij hoe een nieuwsgierige Descartes in de zeventiende eeuw op zoek gaat naar betrouwbare kennis. Vanaf de negentiende eeuw zijn het, na Feuerbach, vooral Marx, Nietzsche en Freud die als ‘meesters van de achterdocht’ grote twijfel zaaien met hun kritiek op geloof. Volgens Dewandeler zoeken zij naar transparantie als ze de onvermoede drijfveren van de religieuze mens analyseren. Iets minder overtuigend is het hoofdstuk waarin vier bijbelse figuren voorbijkomen. Op zich is het mooi te lezen hoe mensen als Abraham, Jakob, Job en Thomas worstelen met God. In hun geloof krijgen verzet, twist en debat alle ruimte. Maar met name de schetsen van Job en Jakob verdrinken in exegetische details. Dat wordt al snel weer rechtgetrokken in het verhaal over vrijdenker Miguel Servet, die in 1553 mede door toedoen van Calvijn op de brandstapel belandt. Tijdgenoot Sebastian Castellio neemt het voor hem op, en bestrijdt de intolerantie van Calvijn aldus: “Een mens doden, dat is niet een leer verdedigen; dat is een mens doden.” Twijfel hoeft niet door te slaan in atheïsme. Het alternatief is een gelovende twijfel die het niet van allerlei zekerheden moet hebben. Daarvoor is dit boek een overtuigend pleidooi.

.

juli 2019

55


boeken ✽

Kort Recensies Paul Spapens Maria, de moeder van iedereen Een reisgids waarin twaalf Mariapelgrimsplaatsen in Nederland, België en Duitsland zijn beschreven. Een gids vol bijzondere verhalen, geïllustreerd met prachtige foto’s. Berne Media, 188 blz., € 16,90 Daniel Goleman De kracht van het goede “Wereldwijd bewonderen mensen de dalai lama, maar weinigen hebben door wat zijn waarde is als toekomstvorser en visionair”, vindt psycholoog Daniel Goleman. In gesprek met de dalai lama construeert hij diens toekomstvisie. Ten Have, 288 blz., € 15,Werner Heisenberg Het deel en het geheel Werner Heisenberg (1901-1976), een van de grootste natuurkundige van de vorige eeuw, vertelt hoe de belangrijkste ontwikkelingen van de kwantummechanica tot stand kwamen. Dit verbindt hij met grote filosofische vragen: hoe verhoudt de wetenschap zich tot de samenleving en godsdienst? Lemniscaat, 276 blz., € 39,95 Ronald Tinnevelt, red. De verschillende gezichten van armoede Wetenschappers bieden verschillende perspectieven op armoede. Wat is het? Valt er ook iets positiefs over te zeggen? En wie heeft de plicht om het te bestrijden? Valkhof Pers, 206 blz., € 19,50 Hendrik Pieter Marchant De Nederlandse Tijger Drie toespraken van Hendrik Pieter Marchant (1869-1956), politiek leider van de vrijzinnig-democraten en onder meer ‘vader’ van het vrouwenkiesrecht. Felle aanvallen op zijn tegenstanders schuwde hij niet en ook zijn persoonlijke leven zorgde voor de nodige controverse. Verloren, 103 blz., € 10,00

56

juli 2019

Hoe een priester de fut verloor

Z

ondag 25 april 1965 was voor de parochie in Brunssum een grootse dag. Die dag droeg de pasgewijde priester Jo Kreukels (1938) er zijn ‘eerste heilige mis’ op. Kosten noch moeite waren gespaard om de neomist in de bloemetjes te zetten. Boven de voordeur van het ouderlijk huis prijkte een plakkaat met de spreuk ‘Priester in eeuwigheid’. Dat ‘Priester in eeuwigheid’ bleek echter maar zeer beperkt houdbaar. Vier jaar later behoorde Kreukels tot de 244 r.-k. priesters die in 1969 hun toog aan de kapstok hingen. Weer drie jaar later trad ex-priester Kreukels in het huwelijk. Hij kreeg twee kinderen en vond werk buiten de kerk. Achttien was dochter Katja Kreukels (1974) toen haar vader haar zijn verleden als kloosterling en priester openbaarde. Een decennium later besloot Katja, inmiddels journalist en cultuursocioloog, samen met haar vader het spoor terug te volgen. Resultaat daarvan is het boek Mijn vader was priester. Kreukels doet onder meer verslag van een reis met haar vader naar IJsland. Jo Kreukels werd

in 1965, na zijn wijding, als missionaris naar dit mistroostige eiland gezonden. De eenzaamheid en doelloosheid van die onderneming en de ingrijpende veranderingen binnen de kerk en de samenleving maakten vier jaar later dat bij pater montfortaan Kreukels “de fut eruit was”. Het mooie, liefdevolle en serene boek van Kreukels dompelt de lezer onder in een wereld die intussen (bijna?) volledig voorbij is. Sociale en religieuze vanzelfsprekendheden zijn vervangen door eigen keuze. Jo Kreukels is nog altijd katholiek, maar met de ‘hiërarchische kerk’ voelt hij zich niet langer verbonden. “Hij zal zich niks meer laten zeggen.” (Jan van Hooydonk)

Katja Kreukels Mijn vader was priester Querido, 249 blz., € 21,99

Vrijheid: het hoogste goed Is vrijheid altijd blijheid? Wordt deze vraag onmiddellijk beantwoord met ‘Ja!’ of slaat toch de twijfel toe? Doen, zeggen en denken wat je wilt: vrijheid is een groot goed. Maar de werkelijkheid is weerbarstiger. Denk bijvoorbeeld aan het simpele feit dat verschillende vrijheden tegenover elkaar kunnen staan. “De ‘wilde globalisering’ van de markt doet mensen twijfelen aan de betekenis van individuele vrijheden, en verlangen naar houvast, identiteit en een nieuw nationaal gevoel,” constateert theoloog Laurens ten Kate in de bundel Is vrijheid altijd blijheid?. Hoog tijd om na te denken over een nieuwe visie op vrijheid. De afgelopen twee jaar zijn er door Stichting Stimulering Vrijzinnig Gedachtegoed – een samenwerkingsverband tussen de remonstranten, doopsgezinden en Vrijzinnigen Nederland – verschillende diners pensants georganiseerd. Tijdens een gedeelde maaltijd laten theologen en filosofen hun visie horen, gevolgd door discussie en gesprek. Een aantal inzichten uit deze bijeenkomsten worden door middel van korte reflecties uitgewerkt.

Enis Odaci merkt raak op: “In praktijk kleuren we vooral tussen de lijntjes die we zelf hebben bepaald of die door anderen zijn bepaald.” Toch biedt dit ook mogelijkheden voor een innerlijke vrijheid. “Pas wanneer we opkomen voor anderen en pal staan voor hun levenswijze, dan pas hebben we allemaal de vrijheid om te bepalen hoe wij zelf ons leven inrichten. Dat laatste kan alleen via de ontmoeting en door samenwerking.” Een mooie aanmoediging om zelf ook een diner pensant op poten te zetten. Goed gezelschap, goede wijn en goede gesprekken. Meer kan een vrij mens zich niet wensen. (Jasmijn Olk)

Wies Houweling red. Is vrijheid altijd blijheid? Kok Boekencentrum, 152 blz., € 15,-


✽ dichterbij Rikkert Zuiderveld

Tekst: Bert van der Kruk Beeld: Rutger Heymerikx

De wereld bloeit Rikkert Zuiderveld (Groningen, 1947) is zanger, schrijver en dichter. Op NPO radio 1 (EO, Dit is de dag) leest hij elke vrijdag een actueel sonnet voor. Met zijn vrouw Elly vormt hij het duo Elly en Rikkert dat momenteel bezig is met zijn afscheidstournee. Zie voor de concertagenda: www.ellyenrikkert.nl.

RATH & DOODEHEEFVER Op het behang van Rath & Doodeheefver staan de figuren die gij hebt gekend: een hart, een hand, een boomtak bloesemend en kinderschommels die naar voren zweven. De randen, door de ratten aangevreten, krullen aan de vier hoeken overend. Oud en verschoten, in zichzelf frequent, raakt het motief tegen de muur vergeten. Maar deze beelden stonden in uw ogen en deze ogen zijn uiteen gegaan. Hoe hoog en ver werden de schommelbogen. Het hart kreeg alle ruimte om te slaan. De hand wees mij de wegen naar het leven. De wereld bloeit. De dood is opgeheven.

Gerrit Achterberg (1905-1962): Verzamelde gedichten (Querido, 1985).

‘V

anaf mijn tienertijd lees ik gedichten. Al snel kwam ik Gerrit Achterberg tegen, ik weet niet meer precies wanneer. Zijn poëzie sprak me aan, door de rijkdom in zijn taal en thema’s. Achterberg was veel bezig met tijd, eindigheid en oneindigheid, thema’s die ook in dit gedicht zitten. Het is een ernstig gedicht en tegelijkertijd zit er veel woordspelerij in. Kijk bijvoorbeeld naar de woorden Rath & Doodeheefver die terugkomen in de ratten uit de tweede strofe en in de slotzin van het gedicht. Daar hou ik van. In het gezin waarin ik opgroeide, vingen we elkaar aan tafel vliegen af met woordspelingen. Ook met mijn zoons doe ik vaak een wedstrijd wie de flauwste woordspeling heeft. Dat Achterberg een ernstig thema als de dood doorweeft met het spel van de homo ludens kan bijna niet binnen één gedicht; het is meestal het één of het ander. Maar hij kan het. Alles staat goed op z’n plaats, begin en einde verwijzen naar elkaar, het gedicht is een cirkel. Achterberg doet dat bovendien in een vorm die me aanspreekt. Zelf schrijf ik ook veel sonnetten. Die structuur heb ik nodig, binnen dat kader kan ik vertellen wat ik zeggen wil. Dat heeft misschien te maken met het feit dat ik in eerste instantie een liedjesman ben. Een liedje kan niet zonder structuur.

Sinds ik leerling van Jezus werd, is er in dit gedicht wel een dimensie bijgekomen. Dat zit vooral in de laatste zin: De dood is opgeheven. Die verwijst naar de Bijbel: ‘Dood, waar is uw prikkel?’ Het motief dat tegen de muur vergeten raakt, de eindigheid, misschien wel de zinloosheid van het bestaan – dat alles wordt met het opheffen van de dood ook opgeheven. Het wordt juist met zin gevuld. Er zit veel verlies

in het gedicht; er is iets weg, dood, onbereikbaar. Maar aan het eind is er – boem – een enorme hoop. Vanuit het verdriet komt de wereld toch weer tot leven. De dood is niet het einde. Als mensen beschouwen wij alles binnen het kader van ruimte en tijd; we zitten daarin als het ware gevangen. We kunnen ons weinig bij eeuwig leven voorstellen. Maar het gaat daarbij om een heel andere dimensie dan die wij nu kennen. C.S. Lewis bijvoorbeeld schrijft daar mooie dingen over. Er is verbeeldingskracht voor nodig om je iets bij die eeuwigheid voor te stellen, en ook moed om buiten het vertrouwde kader van ruimte en tijd te denken. Voor mij heeft dat alles te maken met het bestaan van God. Ik kom uit een humanistisch-socialistisch gezin, redelijk harmonieus. Echt zo’n jarenvijftigfamilie, met spelletjes aan tafel. We waren geen gelovig gezin, maar door onze ouders – mijn vader was onderwijzer – wel gefocust op rechtvaardigheid en solidariteit. We aten dus ook consequent één boterham met tevredenheid; uit solidariteit met mensen die het minder hadden, ging daar geen beleg op. Mijn bekering was wel ingrijpend, maar niet de plotselinge omkeer van 180 graden, de blikseminslag zoals mensen die zich soms voorstellen. Zo’n moment van een keuze is iets waar je naartoe groeit en waarin allerlei dingen in je leven meespelen. Voor Elly en mij was het de logische uitkomst van onze lange zoektocht naar puurheid en waarheid. Wat me zo aanspreekt in Jezus, is de combinatie van waarheid en liefde in één persoon. Hij kan de mens genadeloos ontleden, tegelijk kent hij een grenzeloze barmhartigheid, compassie. Zo uitgesproken, radicaal en consequent vind je dat bij geen enkele andere figuur in de wereldgeschiedenis.”

.

juli 2019

57


08 VOLGENDE VOLZIN VERSCHIJNT 2 AUGUSTUS 2019

Heino Falcke, sterrenkundige, ‘fotograaf van het zwarte gat’

Vooruitblik Hemel, hiernamaals, eeuwigheid, paradijs: waar hebben we het over? De special in het augustusnummer verkent ‘DE PLAATS WAAR GOD WOONT’ – en wij misschien ooit ook? Met sterrenkundige en lekenprediker HEINO FALCKE en theoloog FRITS DE LANGE. Plus: de hemel volgens Dante en in de popmuziek. 58

juli 2019

De steden van schrijvers De stad was op deze pinksterochtend gehuld in de dromerige loomte van de zomerzon, het soort loomte dat eigenlijk thuishoort aan het einde van augustus, wanneer de aanhoudende warmte de herinneringen aan werk en winter heeft doen vervagen. Gezinnen fietsten in een lange rij langs de Vecht op weg naar de kermis en ik fietste, weliswaar met een andere bestemming, met ze mee. Links aan de overkant van het water stalden mannen met omvangrijke, onbedekte buiken hun visgerei uit naast koelboxen gevuld met gesmeerde boterhammen en pakken melk. Rechts in de verte gaf wapperend wasgoed de balkons van Overvecht kleur.

Waa woo r n God t ?

‘De grenzen van onze kennis zijn niet de grenzen van alles’

Jeroen Fierens

Nog niet zo lang geleden lagen hier de hoerenboten en reden auto's langzaam af en aan, zochten de bestuurders onrustig naar een kortstondig vergeten van de rusteloosheid. Maar met de boten was ook de onrust verdwenen, de tijd stond stil. En ik waande mij in de verloren steden van schrijvers, ergens in de jaren tachtig of negentig, waar zij bij hospita's in bovenkamertjes vol sigarettenrook en goedkope jenever hun meesterwerken schreven – steden waarnaar ik, zonder ze ooit gekend te hebben, plotseling een diepe heimwee koesterde. Het besef drong tot mij door dat er geen wezenlijk verschil bestond tussen Utrecht op deze pinkstermorgen en de steden van mijn onbestemde heimwee: Berlijn in de jaren tachtig, Amsterdam, Wenen aan het einde van de negentiende eeuw. Droomde ik voorheen de laptops en hippe koffietentjes weg wanneer ik mij in zo'n stad waande, het stoorde mij niet meer. Ook de inwoners van de steden van schrijvers hadden verlangend teruggekeken naar tijden die nooit hadden bestaan in de veronderstelling dat alles nu anders was. Misschien kunnen we wel niet anders dan onze eigen tijd als het eindpunt van de geschiedenis zien – in zekere zin is zij dat ook, totdat er weer een nieuwere tijd komt en van alles wat vandaag van levensbelang lijkt niet meer over is dan een meerkeuzevraag op het eindexamen geschiedenis, een verhaal in witbehaarde hoofden. Ooit dronken deftige dames thee in de theekoepel op de buitenplaats langs de Vechtdijk. 'Anno 1705' las ik op de poort. Twee jongens scheurden langs op knetterende scooters. Op de achtergrond de flats van Overvecht.

Jeroen Fierens is programmeur, een beetje Je schrijver sc en levensbeschouwer.



NIEUW: ‘Verwondering’

Een boek met kunst en poëzie van Jan Jippe van Herrikhuijzen

Het boek bevat 108 pagina’s in kleur. Zeer geschikt om cadeau te geven. Prijs inclusief verzendkosten: €24,90 (Nederland) of €26,45 (rest van Europa). Bestel via: webwinkel. uitgeverij-fama.nl/deverwondering Wie kent het niet; die verwondering door een sterrenhemel met miljarden sterren, door de intense stilte in een weids landschap of door prachtige herfstkleuren. Je voelt je een kort ogenblik verbonden met de ultieme schoonheid van de wereld rondom je. Alle zintuigen werken optimaal, je drukke hoofd trapt op de rem. Vanuit die stille verwondering kan inzicht en inspiratie ontstaan. De afbeeldingen en gedichten zullen bij veel mensen die zich verbonden voelen met zelfonderzoek, mededogen

en universele wetten, gedachten kunnen oproepen van koestering en herkenning. De kunstenaar heeft met zijn werk getracht zijn verwondering een zichtbare en esoterische betekenis te geven. Vooral licht is daarbij een terugkerend thema. De schilderijen zijn veelkleurig - hier en daar vergezeld van een vleugje humor – en nodigen de kijkers uit tot bezinning. Abstracte vormen en taferelen komen samen en nodigen de lezer uit tot nadere beschouwing om daardoor steeds weer nieuwe inzichten te krijgen; inzichten die kunnen leiden tot inspiratie.

FAMA geeft boeken uit over zingeving in het algemeen en over vrijmetselarij in het bijzonder. Bezoek onze website: uitgeverij-fama.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.