Volzin 9 2019

Page 1

Nr 9 · september 2019 · jaargang 18 · volzin.nu

Pieter Omtzigt ‘Ik hou mijn mond niet’ Jezus Zoon van God of liever niet? David Bowie Muzikaal genie, buitenstaander Kwame Appiah Denken als wereldburger

Special: Heilige grond

DE HEMEL OP AARDE pagina 27

pel = s r e v O spel? n e t i u b p.18

Columnisten Roel Abraham ✽ Wilma Hartogsveld ✽ Jeroen Fierens



Beeld: Christiaan Krouwels

Redactioneel Jan van Hooydonk

‘Een dominee van het socialistische woord’ itgevers en boekverkopers kunnen het bevestigen: het genre van de biografie ligt momenteel goed in de markt. Voor mij als lezer geldt hetzelfde. Afgelopen jaren verslond ik de ene biografie na de andere, van koningin Wilhelmina tot wethouder Wibaut, van kardinaal Alfrink tot premier Van Agt – om eens een paar van mijn favorieten te noemen. Naast literair genot verschaft een goede biografie dieper inzicht in het verleden – en daarmee meteen ook in het heden en de toekomst. Tenminste, dat verbeeld ik me als lezer toch. Maar er is nog een reden waarom ik graag biografieën lees. Veelal worstelen de hoofdpersonen met een spanning tussen wat zij zien als hun ideaal, visioen of roeping enerzijds en wat zij ervaren als de harde realiteit van hun tijd en omgeving en hun eigen ‘zondigheid’ anderzijds. Sommigen komen die worsteling met glans te boven. De meesten lopen niettemin kleerscheuren op. Hoe breng ik het er in dat opzicht zelf van af? Het lezen van een biografie kan voor jezelf zowel confronterend als leerzaam zijn.

U

SCHRIJFWEDSTRIJD: NU INZENDEN ‘Wie zal ons leiden?’ luidt het thema van de Volzin-schrijfwedstrijd 2019. Aanstaande maandag 9 september, 9.00 uur, sluit de inzendtermijn. Mail uw inzending aan: schrijfwedstrijd@volzin.nu. Deelnemers ontvangen na 9 september een bericht van ontvangst. Meer informatie over de wedstrijd leest u op: www.volzin.nu.

Deze spanning tussen ideaal en harde realiteit loopt ook als een rode draad door het leven van de politicus die van 1966 tot 1986 aanvoerder was van de Partij van de Arbeid en van 1973 tot 1977 leider van het meest progressieve kabinet dat Nederland ooit gekend heeft. Joop den Uyl (1919-1987) was als premier voor velen “de personificatie van hoop en optimisme”. Hij was “het symbool van zijn tijd”, zo schrijft journalist-historicus Dik Verkuil in de voortreffelijke biografie die vorige maand verscheen bij uitgeverij Nieuw Amsterdam (462 blz., € 34,99). Van de ambitieuze plannen van het kabinet-Den Uyl – de spreiding van inkomen, kennis en macht – kwam uiteindelijk weinig terecht. “Toch heeft het een unieke plaats in de Nederlandse geschiedenis, omdat Den Uyl de enige minister-president was die zijn premierschap wilde gebruiken om de maatschappij fundamenteel rechtvaardiger te maken aan de hand van een visionair programma dat hij zelf had ontwikkeld’, aldus Verkuil. Wie het rijtje premiers na Den Uyl in het vizier neemt, kan die constatering alleen maar bijvallen. Den Uyl had een visioen, velen hadden in zijn tijd hetzelfde visioen. En toch ging het wat Den Uyl betreft mis. De PvdA behaalde in 1977 met 53 zetels haar grootste verkiezingsoverwinning, maar een tweede kabinet-Den Uyl kwam niet tot stand. De verhouding tussen het CDA en de PvdA was daarvoor te zeer verzuurd. Van een persoonlijke verstandhouding tussen Den Uyl en CDA-aanvoerder Van Agt, laat staan van enige waardering, was al evenmin sprake.

was een door en door calvinistische politicus aan wie het opgeheven vingertje niet vreemd was, een “dominee van het socialistische woord”. ‘De zaak’ stond bij hem voorop; hij hield meer van de mensheid dan van mensen. “Zijn gedrevenheid verklaart voor een belangrijk deel zijn succes én zijn mislukking”, constateert de biograaf. Zijn gedrevenheid bracht hem voor korte tijd aan de macht, maar belette hem ook recht te doen aan andere opvattingen en te investeren in persoonlijke relaties. Zijn gedrevenheid belette hem eind jaren zeventig ook om in te zien dat zijn tijd als politiek leider voorbij was: “Hij waande zichzelf onmisbaar. Zo werd Nederland getuige van een pijnlijke zelfdestructie.” De biografie van Joop den Uyl confronteert de lezer met de spanning tussen visioen en realiteit. Je hoeft niet zoals hij gereformeerd of sociaaldemocraat te zijn om die spanning in je eigen leven te herkennen.

.

Reageer via: jan@volzin.nu

Gedreven politicus Joop den Uyl eindigde tragisch

De gedrevene luidt de titel van Den Uyls biografie. En inderdaad, gedreven wás hij. Religieus gezien was hij dan wel agnost, maar zijn gereformeerde afkomst tekende zijn persoonlijkheid. Den Uyl

september 2019

3


✽ inhoud volzin 09

september 2019 jaargang 18

06

44

10

06

18

44

Pieter Omtzigt

Overspel. En dan?

David Bowie

‘Doen alsof er niets aan de hand is – ik

Staat wie overspel pleegt, voorgoed

Muzikaal genie bleef buitenstaander.

kan dat niet.” CDA-Kamerlid Pieter

buitenspel? Of mogen de goede kanten

Als ‘Major Tom’ was hij ‘een ontheemde

Omtzigt spaart vijand noch vriend.

van de ander blijven bestaan?

zwerver in het ruimtezwerk.’

10

21

48

‘Dat wil je dus niet’

Hulp voor vluchtelingen

‘At Eternity’s Gate’

Het studentenleven is niet alleen lol.

Psychiater Aram Hasan is pionier op het

Regisseur Julian Schnabel maakt een

Veel studenten voelen zich eenzaam.

terrein van transculturele zorg.

eigenzinnige film over Vincent van Gogh.

14

24

53

Jezus Zoon van God?

Wereldburger worden

Theedoek als kunst

Twijfel aan Gods aanwezigheid hoort bij

Filosoof Kwame Anthony Appiah ziet

Eric Corsius belicht de verrassende

wie God wezenlijk voor ons is.

identiteit als sociale constructie.

‘zijsporen’ van het Bauhaus.

4

september 2019

… en

verder 03 Redactioneel 09 Wilma Hartogsveld 13 Roel Abraham 47 Grensverleggers 54 Boeken 57 Dichterbij 58 Jeroen Fierens


Beeld omslag: Jedi Noordegraaf

Colofon Uitgeefteam Corina Kuipers (uitgever) Ron van de Hoef (salesmanager) Peter Vorstenbosch (hoofd content) bduvakmedia.nl

28

vakmedia

Redactie Jan van Hooydonk (redactie), Albert Schuurman (eindredactie), Daniël Zevenhuizen (stagiair). Redactieraad Elleke Bal, Elze Riemer, Frieda Pruim, Jan Offringa, Jurgen Tiekstra, Kees Posthumus, Victor Bulthuis, Willem van der Meiden.

32

Medewerkers aan dit nummer Bert Beelen, Bert van der Kruk, Elze Riemer, Eric Corsius, Edwin Verheul, Geurt Roffel, Jan Offringa, Jasmijn Olk, Jedi Noordegraaf, Jeroen Fierens, Jurgen Tiekstra, Kees Posthumus, Liesbeth Jansen, Maarten Boersema, Myriam Keijzer, Peter Sierksma, Roel Abraham, Sjaan van der Jagt, Stijn Krooshof, Timothy Allen, Willem van der Meiden, Wilma Hartogsveld. Adres redactie Postbus 67, 3770 AB Barneveld Tel.: 0342-494292 E-mail: redactie@volzin.nu www.volzin.nu Facebook: Volzinmagazine Twitter: @Volzin Abonnementenadministratie BDUvakmedia Postbus 67, 3770 AB Barneveld Tel.: 0342-494882 E-mail: administratie@volzin.nu

40 special Heilige grond

28

39

Heidense heiligdommen

‘Deze plek is oer’

Judith Schuyf over de wortels van onze cultuur.

Witte heks Monique Le Grand over Solse Gat.

32

40

‘Architect is geen God’

Dodenakker in Rockanje

Licht en leegte essentieel voor heilige ruimte.

Funerair erfgoed moet behouden worden.

36

43

Klauteren naar de top

‘Dit gras is heilig’

Ierlands heilige berg biedt goddelijk uitzicht.

Feyenoordsupporter Ron Smit over De Kuip.

Tarieven 2019 Jaarabonnement: € 96,27; België: € 113,54; buitenland: € 126,09; Digitaal jaarabonnement: € 71,38 Voor alle tarieven: zie volzin.nu Bij betaling via automatische incasso wordt € 2,50 korting berekend. Prijzen zijn inclusief btw. Opzeggen abonnement Opzegtermijn voor het opzeggen van uw abonnement voor onbepaalde tijd: uiterlijk één maand voor de volgende abonnementsperiode. Advertentie-exploitatie BDUvakmedia Roel Abraham Tel.: 06-54274244 r.abraham@bdu.nl Vormgeving Giesbers Communicatie Groep, Duiven Technische realisatie Vellendrukkerij BDU, Barneveld Verschijnt ook op geluidsdrager en/of in grote letter. Informatie: Dedicon, tel. 0486-486486 © BDUvakmedia ISSN: 1571-4004

september 2019

5


Pieter Omtzigt: ‘Terecht verwachten mensen iets van mij’ 6

september 2019


interview ✽

Pieter Omtzigt, politicus

Tekst: Kees Posthumus Beeld: Hollandse Hoogte (6)

‘Mond houden? Gaan we dus niet doen’ “Berouw? In Den Haag weten ze niet eens hoe ze dat moeten spellen. Daarom gaan ze veel te lang door op foute wegen.” CDA-politicus Pieter Omtzigt geldt als een onafhankelijk en vasthoudend Kamerlid. “Doen alsof er niets aan de hand is – ik kan dat niet.”

et enige wat ik aan het werk hier in de Kamer vervelend vind, is de spanning die dat werk met zich meebrengt. Omdat ik iets wil bereiken, zit ik in een conflictsituatie. Soms omdat ik ‘die buitenstaander’ ben, gekozen met voorkeursstemmen. Soms omdat ik iets anders vind dan fractiegenoten of ministers. Het gemakkelijkste is dan: je mond houden. Altijd. Toch denk ik elke avond: moet ik mijn mond houden omdat het gemakkelijker is? Of komt er daardoor iemand in de knel en wil ik bijdragen aan een oplossing? Aan het einde van de dag denk ik: ‘Mond houden? Dat gaan we dus niet doen’. Of iedereen dat overal altijd even fijn vindt, weet ik niet.” Pieter Omtzigt is sinds 2003 lid van de Tweede Kamer voor het CDA, een van de vier regeringspartijen. Bij de laatste verkiezingen werd hij herkozen met 97.638 voorkeurstemmen. Hij staat bekend als een vasthoudend en doortastend Kamerlid, zoals er weinigen zijn.

‘H

Bent u het Kamerlid dat u wilt zijn?

“Niet helemaal. Ik zou willen dat wij als Kamer minder spoeddebatten voeren en dieper ingaan op wetgeving. Als er vandaag iets in de krant staat, vragen we morgen een spoeddebat aan. Als er ingewikkelde wetgeving voorligt, houden we allemaal een algemeen verhaal van vijf minuten, terwijl goede en doordachte wetgeving juist problemen voorkomt. Daarnaast heb ik de ambitie minder te werken. Dat gaat vandaag ook al niet meer lukken. Dat ik met voorkeursstemmen werd herkozen, is fijn en eervol. Het betekent ook dat mijn mailbox al snel vol zit. Terecht verwachten mensen iets van mij. Ze sturen verhalen van individuen die volledig in de klem kwamen door het handelen van de overheid. Die verhalen neem ik serieus. De overheid kent vaak haar eigen regels niet. Al tweeënhalf jaar stel ik vragen over de gang van zaken bij de kinderopvangtoeslagen. Dat is heel intensief. Je krijgt gedeelten uit het verhaal van ouders, die zelf ook niet goed weten wat er aan de hand is. Je krijgt vage antwoorden vanuit de Belastingdienst. Doorvragen, doorvragen. Na twee jaar gaf de staatssecretaris toe dat de Belastingdienst zich jarenlang niet aan de belastingwetten hield.” De fiscus stopte de kinderopvangtoeslag van gezinnen, omdat vermoed werd dat het gastouderbureau zou frauderen. Dat bleek later niet het geval. De Belastingdienst volhardde in het stopzetten van de toeslag, hield relevante stukken achter en bracht betrokken ouders in grote problemen. Staatssecretaris Menno Snel (D66)

van Financiën gaf inmiddels toe dat de fiscus hiermee tegen de wet handelde en beloofde de gedupeerde ouders schadeloos te stellen. Wat verhindert een snelle oplossing?

“Het is in Den Haag volledig taboe om toe te geven dat je een fout hebt gemaakt. Dat taboe is zo groot, dat overheidsinstanties en bewindslieden onmiddellijk in een kramp schieten. Bij de kinderopvangtoeslagen heeft de Belastingdienst ten opzichte van de ouders op zeker drie punten illegaal gehandeld – een ernstige schending van de rechtsstaat. Kennelijk kan het onder de radar blijven dat duizenden gezinnen te maken kregen met zeer heftige invorderingen. De Ombudsman liet het lopen, de kranten lieten het lopen, het georganiseerde maatschappelijk middenveld faalde. Geen van die mechanismen werkte, dat baart mij grote zorgen. Kennelijk is er onvoldoende institutionele tegenmacht, die de staat aanspreekt op zijn falen. Dat leidde tot tienduizenden euro’s terugvordering per gezin, echtscheidingen, baanverlies, schuldsanering en zelfs tot een geval van zelfmoord. Als je hier in Den Haag zegt dat je iets beter had kunnen doen, dan springt iedereen boven op je: hij heeft een fout gemaakt! Wanneer krijg je aandacht in de media? Als je vraagt om het aftreden van de staatssecretaris: vraag twee van elke journalist. Gisteren nog zei een journalist tegen mij: ‘Als je geen parlementaire enquête eist, kom je bij mij niet in de uitzending’. Letterlijk. Dat doe ik niet. Natuurlijk is de staatssecretaris ministerieel verantwoordelijk. Maar

september 2019

7


✽ interview heeft hij het allemaal zelf bedacht? Zeker niet, dus allemaal even rustig. Ik zoek een oplossing voor de ouders en een ander beleid van de Belastingdienst. Als we denken dat het aftreden van een bewindsman de enige oplossing is, zetten wij onszelf in een raar frame.” U bent rooms-katholiek. In het biechthokje geef je toe dat je een fout maakte en volgt absolutie.

“Bij absolutie hoort dat je oprecht vindt dat je fout geweest bent, dat je berouw hebt. Berouw? In Den Haag weten ze niet eens hoe ze dat moeten spellen. Daarom gaan ze veel te lang door op foute wegen. Bovendien moet je de intentie hebben om het niet weer fout te doen. Als de Belastingdienst na twee jaar de fout had ingezien en een oplossing had gezocht, was er nooit zo’n ophef over ontstaan. Mijn woede ontstaat niet omdat er een fout gemaakt wordt. Natuurlijk gaat er weleens iets fout bij 12 miljoen belastingplichtigen, ook vandaag. Als dat onrecht wordt rechtgezet, geen probleem.”

Speelt uw christelijk geloof een rol in uw politieke handelen? “Het speelt een rol in mijn eigen innerlijke overtuiging, ik put er kracht uit. Het speelt een rol in mijn wereldbeeld, wat ik van de samenleving vind en de rol van geloof daarin. Maar ik maak een scheiding tussen mijn politieke functioneren en mijn privéovertuiging. Als je bijbelcitaten wilt, moet je naar andere partijen. Mijn innerlijke overtuiging wordt gekleurd door een sterk rechtvaardigheidsgevoel en persoonlijke verantwoordelijkheid. Dat laatste wordt hier te weinig gevoeld. Bij bepaalde stemmingen voel ik een persoonlijke verantwoordelijkheid om het goede te doen. Vaak volgt de fractie een lijn waarmee je het eens kunt zijn. Af en toe wringt het: kan ik dat dragen? Achter de schermen ga ik dat gevecht aan. Fractiediscipline heeft, in een coalitie met een meerderheid van slechts 76 zetels, een buitengewone waarde. Als we een deal maken, is die deal niet altijd de jouwe. Kun je je daar niet in vinden, dan moet je het kabinet opblazen. Dat gaat soms ver. Zo vonden niet alle 76 Kamerle-

8

september 2019

‘Ik verzeker je dat het voor mij erg goed is om een uur of langer stil te zitten’

Paspoort Pieter Herman Omtzigt (Den Haag, 1974) is Tweede Kamerlid voor het CDA.

. Groeide op in Borne en woont in Enschede. Is getrouwd en vader van vier dochters. . Studeerde in Exeter en Rome; promoveerde in 2003 in de econometrie, aan het Europees Universitair Instituut in Florence. Is sinds 2003, met een korte onderbreking, lid van de Tweede Kamer voor het CDA. Richt zich met name op het terrein van financiën, pensioenen, belastingen en Europese zaken. Sinds 2004 lid van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa. Zet zich daar in voor de mensenrechten van christenen in het Midden-Oosten. Onderzocht namens de Raad de stand van zaken van de rechtsstaat op Malta. Werd in december 2014 door de Parlementaire Persvereniging uitgeroepen tot Kamerlid van het Jaar. Kreeg in 2016 de Prinsjesprijs voor zijn bijdrage aan het gezag van het parlement en de vitaliteit van de parlementaire democratie van Nederland.

.

.

.

den van de coalitiepartijen dat de afschaffing van de dividendbelasting het meest geniale idee uit de begroting was. Natuurlijk zijn er besluiten waar je als Kamerlid of als fractie niet bij staat te juichen. Toch gaan we akkoord, omdat we op een ander moment wel onze zin krijgen. Ik zou mijzelf happyer voelen met minder fractiediscipline. Anderzijds werkt het niet zo dat je binnenstapt en per dag bepaalt hoe je nu weer gaat stemmen.” Rechtvaardigheidsgevoel, persoonlijke verantwoordelijkheid, had u dat als jongetje van acht ook al?

“Ik liep nooit weg als het moeilijk werd. Ik was dan ook niet het meest populaire jongetje van de klas. Je moet doorzettingsvermogen hebben, dwars kunnen denken. Je moet goed kunnen luisteren en tegelijk een olifantenhuid hebben. Die heb ik niet voldoende, daarom vreet het soms aan mij. De verhalen van mensen komen direct binnen. Dat maakt mij vasthoudend. Ik heb ouders gesproken die in de ellende kwamen door het handelen van de Belastingdienst. Scheidingen, schuldhulpverlening, spanningen. De politici doen alsof er niets aan de hand is. Dat kan ik niet; ik kan dat gewoon niet. Ik zou willen dat ik de deur van mijn kantoor achter me dicht kon doen en de verhalen hier achterlaten. Daar ben ik niet goed in en dus maalt het weleens. Ik woon in Enschede, dat is ver van hier, dat helpt. Wij hebben vier dochters, die er voor zorgen dat ik niet de hele dag met politiek bezig kan zijn. Ik ben recent weer naar de sportschool gegaan. Voor een sociaal leven is dit geen fijne functie. Ik heb doordeweeks geen vaste avonden waarop ik mij vrij kan maken. Op zaterdag kan ik gelukkig op het sportveld staan, als supporter voor mijn dochter of als assistent-coach.” Op zondag gaat u naar de kerk.

“Meestal wel. Ik bezoek de vieringen van de Syrisch-orthodoxe kerk in Glane – de kerk van mijn vrouw – en de rooms-katholieke parochie in Enschede. In mijn leven heb ik de parochie zien veranderen van een levendige focuspunt in het dorp tot een kleine, afkalvende gemeenschap. Mijn dochter deed eerste communie in Enschede-Noord. In een grote stad als Enschede deden daar


Wilma Hartogsveld

slechts circa twintig kinderen nog communie. De Syrisch-orthodoxe gemeenschap is groter en hecht. De kerk helpt mij om het bestaan dat ik leid vol te houden. Ik vind er rust, inspiratie, zingeving. De vieringen in de orthodoxe kerk zijn in het Aramees, de taal die Jezus sprak. Ik spreek veel talen, maar voor Aramese les heb ik de tijd nog niet gevonden. In de orthodoxe liturgie moet ik het hebben van de beelden, de muziek, de concentratie. Het spreekt mij aan dat ik het mysterie niet hoef te begrijpen. Klinkt dat raar voor iemand zoals ik? Ik verzeker je dat het voor mij erg goed is om een uur of langer stil te zitten. De gemeenschap is belangrijk voor mij. En het voorbeeld van Jezus, als symbool en inspiratie. In de kerk heerst een ander besef van tijd. In de politiek is vier jaar de eindtijd, volgende week is de volgende termijn. Kerk en geloof hebben een andere horizon.” Wat leert u van christenen uit het MiddenOosten?

“Zij laten ons zien wat in de landelijke politiek ontbreekt: besef van eigen identiteit. Wij doen hier alsof culturen uitwisselbaar zijn. Daar moet je bij de Syrisch-orthodoxe kerk niet mee aankomen. De mensen komen uit Turkije, Irak, Syrië, gevlucht voor radicaal-islamitische groepen. Die ervaring geeft een frisse blik op onze cultuur: een radicale omhelzing van de vrijheid, die wij nauwelijks verdedigen. De Kamer kan natuurlijk discussiëren over genderneutrale toiletten. Intussen hebben wij hier wel islamitische gemeenschappen waarin gedwongen huwelijken en meisjesbesnijdenis vaak voorkomen. Verdedigen wij de rechten van de slachtoffers daarvan? Wij zijn vrij om te geloven, inclusief het recht om niet te geloven of om van geloof te veranderen. Dat recht hebben veel moslims niet. Ik schreef een rapport over mensenrechten en sharia, islamitisch recht. Als wij andere waarden willen omhelzen, prima. Maar de waarden uit de sharia staan haaks op het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en op onze westerse waarden, die voortkomen uit de humanistische en joods-christelijke traditie. Die zijn het verdedigen meer dan waard. Niet omdat je de ander minderwaardig vindt. Wel omdat

je je eigen traditie serieus neemt en handhaaft. De rechtsstaat is het verdedigen waard, die verantwoordelijkheid weegt voor mij zwaar.” Maakt het verschil dat u een Kamerlid uit de regio bent?

“Kamerleden van buiten de Randstad voegen absoluut meerwaarde toe. Het publieke debat is zeer Randstedelijk georganiseerd. Als de aardbevingen in Den Haag hadden plaatsgevonden, dan was de gaswinning drie jaar eerder gestopt. Daarover maak ik mij geen enkele illusie. De Groningers zijn daar terecht buitengewoon kwaad over. Het kost mij erg veel moeite om ‘verkeersproblemen in Twente’ op de agenda te krijgen. Die twee woorden in één zin begrijpen ze hier al niet. Het was een gevecht om een gevangenis en een rechtbank in Almelo open te houden. De grote steden komen hier wel binnen, met hun ingehuurde lobbyisten, terwijl de regio hemel en aarde moet bewegen. Ik maakte me sterk voor kleine scholen, een levensvoorwaarde voor de dorpen. Sluiten die hun deuren, dan vertrekken jonge gezinnen naar de grote stad. Daarmee gooi je de dorpen op termijn dicht en maak je er een bejaardenclub van. En dat verdom ik. Dus laat ik mijzelf horen.”

.

Kletskop Volgens mijn moeder was ik niet alleen vlot met praten, maar sprak ik ook bijna meteen in correcte zinnen. Kennelijk oefende ik dat als ik in bed lag. Mijn ouders hadden plezier in de hoorbare oefensessies van hun peuter, die ‘praten’ tot kunst had verheven en die wildvreemde mensen zomaar aansprak. Ik moest maar advocaat of dominee worden, zeiden ze later wel eens gekscherend. In de trein, bij de kassa, in een café, nog steeds geniet ik van ontmoetingen en gesprekken met mij onbekende personen. De laatste jaren is dat trouwens een stuk lastiger geworden. De meeste mensen zijn in die situaties al met iemand in gesprek of druk met hun mobieltje in de weer. Je moet wel een held zijn om een gesprekje met iemand aan te knopen die volledig verdiept is in zo’n uiterst geavanceerd technisch hoogstandje. Helemaal als hij of zij ook nog oordopjes draagt. Een paar maanden geleden las ik een kleine ingezonden brief in dagblad Trouw. Iemand schreef dat hij in een café in een Scandinavisch land de vraag kreeg of hij zijn koffie in een speciale beker wilde waaraan je kon zien dat hij openstond voor een gesprek. Het was hem goed bevallen, schreef hij. Fantastisch! Dit was het ei, nee, de beker van Columbus! Zou ik hier niet iets mee kunnen in de nieuwbouwwijk van Nijmegen-Noord? Er waren immers diverse signalen dat juist hier de behoefte aan echt contact groot was. Mijn rooms-katholieke medepionier en ik gingen aan de slag en vanaf het eerste moment kregen we mensen mee. Inderdaad, advocaat was ook nog wel iets voor me geweest. We vonden een organisatie die de bekers kon laten maken door de mensen met een beperking die zij begeleiden. Dochterlief, net afgestudeerd aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht, wilde er tijd en aandacht aan besteden. De drie horecagelegenheden die we benaderden voor onze pilot reageerden enthousiast en er meldden zich spontaan vrijwilligers die wilden helpen bij het opstarten. Alleen de naam van de actie die uiteindelijk is gekozen, is voor mij wel even slikken. ‘Kletskop’. Hoe vaak heb ik dat niet om de oren gekregen. Straks zal ik dat woord op allerlei locaties op bekers en glazen zien staan. Maar als het goed is, nu in positieve zin. Binnenkort ga ik mijn eerste kop koffie drinken uit een ‘kletskop’ met een passend koekje erbij. Ik verheug me erop! Wilma Hartogsveld is theoloog, predikant en schrijver.

september 2019

9


✽ eenzaamheid

Omgeven door mensen en toch niet gelukkig

‘EENZAAMHEID KRIJGT BIJ STUDENTEN EEN ANDERE KLEUR’ “De momenten waarop ik me eenzaam heb gevoeld, zijn heel vaak ook momenten dat er juist heel veel mensen om me heen zijn”, vertelt filosofiestudent Mae Boevink. “We praten veel te weinig over dit soort dingen. In die momenten van eenzaamheid had ik het gevoel dat ik in mijn eentje aan het worstelen was met allerlei problemen en voelde ik me totaal niet begrepen. Dat wil je dus niet.” Maar hoe kom je eruit? Tekst: Jasmijn Olk

Driekwart van de studenten voelt zich wel eens eenzaam. De personen op de foto komen niet in het artikel voor.

10

september 2019


achtergrond ✽ et hoort de mooiste tijd van je leven te zijn: je studententijd. Voor het eerst sta je op eigen benen, met een biertje in je hand ga je van het ene feestje naar het andere. Interessante stages en leerzame bestuursfuncties liggen binnen handbereik en eindelijk kun je echt ontdekken wie je bent. De realiteit is weerbarstiger, want het is lang niet altijd leuk. Een groot deel van de studenten voelt zich geregeld eenzaam. Het RIVM bericht dat 30 procent van de jongeren zich wel eens alleen voelt, uit onderzoek van het CBS blijkt dat 75 procent van de studenten niet tevreden is met zijn of haar sociale leven en zich soms eenzaam voelt. In een grootschalige enquête gehouden op de Radboud Universiteit in Nijmegen naar het welzijn van studenten, zegt een op de vijf studenten ‘anderen om zich heen te missen’, een kwart van de studenten ‘voelt leegte om zich heen’. Het lijkt tegenstrijdig, want op de sociale media van de gemiddelde student valt toch vooral op hoeveel lol er wordt gemaakt. “Ja, ik was wel eenzaam als student”, blikt pastor Eva Martens (37) terug. “Ik voelde me niet altijd verbonden met mijn medestudenten. Ik liep rond met vragen als: past dit bij mij, is dit wat ik echt wil, ben ik hier wel op mijn plek? Omdat ik een kleine studierichting volgde – theologie – en soms ook letterlijk weinig medestudenten had, dacht ik: andere studenten hebben deze vragen niet. Daardoor voelde ik me soms erg alleen. Pas toen ik na mijn studie stage ging lopen bij de Studentenkerk in Nijmegen, merkte ik dat veel studenten vergelijkbare ervaringen hadden.” Ze merkte dat eenzaamheid onder studenten een groot probleem is, maar dat veel studenten zich niet herkennen in het beeld dat veel mensen daarvan hebben. “Het gaat echt niet altijd om mensen die alleen op hun kamer zitten. Eenzaamheid krijgt bij studenten een andere kleur.”

H

Veilige omgeving Wat bedoelen we eigenlijk, als we het over eenzaamheid hebben? “Eenzaamheid is een gat, tussen de verwachting die je hebt van relaties en de realiteit, tussen wat je wilt en wat je hebt”, vertelt socioloog Eric Schoenmakers. “Wat dat is, is voor ieder-

een anders. Er zijn mensen die elke dag anderen zien, maar bijvoorbeeld een bepaalde diepgang missen. Die zich eenzaam voelen, terwijl je van de buitenkant denkt: ik zie een persoon met heel veel mensen om zich heen.” Schoenmakers deed aan de Vrije Universiteit en Fontys Hogeschool onderzoek naar de manier waarop mensen omgaan met eenzaamheid. “Eenzaamheid gaat over het algemeen gepaard met belangrijke levensgebeurtenissen. Die zijn er in je studententijd natuurlijk genoeg. Je gaat uit huis, laat het sociale netwerk van de middelbare school achter, leert nieuwe mensen en een nieuwe stad kennen. De relatie tot je ouders verandert. Bij dit soort levensgebeurtenissen maak je opnieuw de afweging: wat is belangrijk voor mij, en heb ik dat nog? Ook sociale vaardigheden en karaktereigenschappen spelen een rol bij eenzaamheid. Als iemand een laag zelfbeeld heeft, bang is om problemen met anderen te bespreken, heeft hij een grotere kans om zich eenzaam te gaan voelen.” Schoenmakers maakt een onderscheid tussen sociale en emotionele eenzaamheid. Waar het bij sociale eenzaamheid gaat om het deel uitmaken van een groter geheel, heeft emotionele eenzaamheid te maken met de diepgang die een relatie heeft. “Om echt over de dingen des levens te kunnen praten.” “De momenten waarop ik me eenzaam heb gevoeld, zijn heel vaak ook momenten dat er juist heel veel mensen om me heen zijn”, vertelt filosofiestudent Mae Boevink (25). Tijdens haar studietijd kampte ze regelmatig met eenzaamheid en andere mentale problemen. Nu is ze klaar om daar over te praten. Om het taboe te doorbreken. “We praten veel te weinig over dit soort dingen. Op die momenten van eenzaamheid had ik het gevoel dat ik in mijn eentje aan het worstelen was met allerlei problemen en voelde ik me totaal niet begrepen, had ik het idee dat niemand mij zag. Ondanks het

‘Het gaat echt niet altijd om mensen die alleen op hun kamer zitten’

Pastor Eva Martens: “Ik dacht: andere studenten hebben deze vragen niet.”

feit dat waarschijnlijk heel veel studenten zich zo voelden, leek het alsof ik de enige was. Dat ik huilend achter mijn laptop zat omdat ik nog een essay moest schrijven, met het idee dat het nooit af kwam en ik sowieso een onvoldoende ging halen. Ik kwam dan in een enorme spiraal terecht, met uiteindelijk de conclusie dat ik maar moest stoppen met mijn studie en dat iedereen teleurgesteld in me is. Dat wil je dus niet.”

Altijd efficiënt Tijdens persoonlijke gesprekken merkte Martens dat eenzaamheid bij studenten voor een groot deel zit in het niemand hebben met wie je echt kan praten, niemand hebben die je echt kent. “Studenten zeiden vaak: ja, maar dat begrijpen mijn vriendinnen niet. Sommigen van hen hadden een medische aandoening waardoor ze niet altijd mee kunnen komen, waren net iemand verloren, vonden geen aansluiting in de groep waarin ze zaten.” Studenten die enorm midden in het studentenleven staan, voelen zich soms toch eenzaam. “In de Studentenkerk hebben we geregeld te maken met verhalen over suïcides van jonge mensen. In veel van die verhalen viel het me echt op dat dit juist enorm actieve studenten waren. Men zegt dan: nou, dit hadden we nooit verwacht, diegene stond zo vol en midden in het leven. Daarbij zeggen ze dan wel: we kennen hem niet zo

september 2019

11


✽ eenzaamheid goed, maar wat we zagen was altijd heel positief.” Martens ziet dat studenten het tegenwoordig vaak zo druk hebben, dat ze geen tijd meer hebben om diepgaande contacten aan te gaan. “Studenten willen ook tijdens hun vrije tijd aan hun cv werken. In het bestuur van een studievereniging zitten kun je wel op je cv zetten, een avond rondhangen met je vrienden niet.” Studeren moet steeds efficiënter, en het sociale leven ook. “Het bezig zijn met je cv heeft de afgelopen tien jaar een vlucht genomen. Studenten zijn zich er enorm van bewust dat ze van alles op hun cv moeten hebben staan. Dat maakt het studentenleven een stuk minder gezellig, want je bent voortdurend bezig jezelf te vergelijken met anderen. Heb ik wel voldoende, genoeg? Alle tijd die ze te besteden hebben, moet efficiënt zijn.” Dat vergelijken gaat tegenwoordig grotendeels via sociale media. “Sociale media maken dat we onze relatiestandaard soms mogelijk hoger leggen dan eigenlijk normaal is”, duidt Schoenmakers. “Niemand heeft een perfect leven, maar als je sociale media mag geloven, moet je ieder moment van de dag iets leuks aan het doen zijn. Als je je daar aan gaat spiegelen, dan wordt het moeilijk, want zo werkt het leven niet.” Martens vult aan: “Ook op LinkedIn zie je hoeveel andere mensen doen in hun leven. Wat voor ervaringen ze allemaal hebben, hoe druk en nuttig iedereen bezig is. Dat geeft een gevoel van: ik ben de enige, ik doe niet echt mee, ik ben niet als anderen. Dat geeft een enorm gevoel van isolement.”

Honger Toch is eenzaamheid niet alleen een negatief gevoel. “Je kunt het aan de hand van een metafoor als honger misschien wel duiden”, vertelt Schoenmakers. “Honger is een teken van je lichaam dat je iets moet doen, namelijk eten. Als je dat vervolgens kunt doen, is het een zinvol signaal, want iets dat je nodig had wordt opgevuld. Eenzaamheid is een signaal dat zegt: je moet misschien eropuit gaan, of met iemand anders gaan praten over wat je bezighoudt. Als je er in slaagt die eenzaamheid op te lossen, dan helpt je dat. Daar groei je als mens van.” Hij vindt dat een student die zich wel eens eenzaam voelt, zich niet meteen zorgen hoeft te maken, maar wel bij

12

september 2019

‘Als je sociale media mag geloven, moet je ieder moment van de dag iets leuks aan het doen zijn’ zichzelf te rade moet gaan. “Blijkbaar mis je iets wat je nodig hebt. Het denkproces en de acties die daaruit volgen, zouden je verder moeten brengen in je leven en met het doorbreken van die eenzaamheid.” Zijn advies? Denk na waar het gevoel vandaan komt en probeer via reflectie een oplossing te vinden. Dat is zeker niet altijd makkelijk en soms is er hulp nodig, van je netwerk of van een professional. Schoenmakers onderscheidt drie manieren van omgaan met eenzaamheid. “De eerste, waar we allemaal waarschijnlijk ook als eerste aan denken, is: eropuit gaan om nieuwe mensen of oude bekenden te ontmoeten. Je bij een club aanmelden, naar de kroeg, je ouders bellen. Echt een activiteit. Daarnaast heb je wat wetenschappers cognitive coping noemen, waarbij mensen bij zichzelf te rade gaan over de oorzaak van hun gevoel. Hun verwachtingen bijstellen, misschien soms gewoon accepteren dat het is wat het is. Een derde manier waarop je om kunt gaan met eenzaamheid is door afleiding: een avondje Netflix kijken, studeren, een boek lezen, je bij een vereniging aansluiten. Zo overlappen de verschillende manieren elkaar natuurlijk ook.” Schoenmakers merkt dat, als het gaat om mensen te helpen met het omgaan met hun eenzaamheid, er vaak een activiteit wordt georganiseerd die het hun mogelijk maakt om nieuwe mensen te ontmoeten. “We stellen de mens soms als een bodemloze put voor waar je altijd nieuwe contacten in kunt gooien. Wat veel minder wordt gedaan, is mensen helpen bedenken: wat is jouw relatiestandaard, wat zijn jouw verwachtingen van je netwerk, kunnen we daar gericht aan werken? Hulp heeft eigenlijk pas zin als we weten wat iemand nodig heeft. Maar daar hebben we geen goed zicht op, want het gesprek over eenzaamheid durven we vaak niet te voeren.” Terwijl: als je het gesprek over eenzaam-

heid aangaat, kom je er al snel achter dat veel meer mensen zich zo voelen. “Je bent niet de enige.” Dat is een inzicht waar Mae Boevink veel aan had tijdens het omgaan met haar eigen problemen. “Het is een beetje een suffe leus, maar: je bént niet de enige, hoe alleen je je ook voelt. En je hoeft het ook niet alleen op te lossen, het is geen falen als je hulp nodig hebt.”

Rondhangen Pastor Eva Martens ziet een belangrijke rol voor het herwaarderen van ongedwongen persoonlijk contact. “Dat je gewoon lege tijd te vullen hebt, om rond te hangen met je vrienden. Wie heeft dat tegenwoordig nog? Als ik in gespreksgroepen met jongeren op een dieper niveau een gesprek voer, dan zeggen ze: dat doe ik nou nooit.” De kerk kan daar wat haar betreft best een steentje in bijdragen. “Ik heb heel veel steun gehad aan de diverse gemeenschappen waar ik in de kerk deel van uitmaakte. Daar kwam ik in contact met mensen die in een hele ander levensfase zitten, die hele andere levenservaring hebben. Dat maak je als student niet vaak mee, je bent meestal alleen met leeftijdsgenoten. Het opent je blik. Wat ik daarnaast ontzettend belangrijk vind, is dat er in de kerk, ook tijdens de viering, wordt stilgestaan bij de kwetsbaarheid van het leven. Ook bij de pijn en het lijden dat daarbij hoort. In de samenleving gebeurt dat niet vaak. Ik denk soms: waar mag de pijn van het leven er nog zijn? Niemands leven is makkelijk, maar soms lijkt dat wel even zo. Alsof iedereen het fantastisch en makkelijk heeft.”

.

Socioloog Eric Schoenmakers: “Iemand met een laag zelfbeeld heeft, heeft een grotere kans om zich eenzaam te gaan voelen.”


Beeld: Christiaan Krouwels

column Roel Abraham ✽

Applausje graag voor de islamo-anarchisten adaverdiscipline. Ik moest vandaag opeens aan dat woord denken toen ik terugkeek op de week. Er was weer eens ophef in ons kleine strandland. Vakantie, iedereen vrolijk en vrij. Het maakt niks uit, altijd wel iets om je druk over te maken. Wat was er nu weer voor vreselijks voorgevallen? Welnu, het was de tijd van het Offerfeest! Onbedwelmd en met een scherp mes werden weer duizenden schapen, geiten, vogelbekdieren, pinguïns en galapagoseilandhamsters om zeep gebracht terwijl Allah – alias de Allerhoogste – werd aangeroepen. ‘Waarom eigenlijk?’, vraagt de ongeletterde lezer zich wanhopig om z’n onwetendheid af. Gelukkig treft hij (of zij, daar wil ik vanaf wezen) mij nu aan om licht te laten schijnen in de leeghoofdige duisternis. Er wonen inmiddels ruim 1 miljoen moslims in ons voormalig rooms-protestantse land, dus tijd voor een lesje. Het Offerfeest wordt gevierd om te herdenken dat Allah – alias de Almachtige – op het moment dat Ibrahim (die door de toekomstige christelijke minderheid Abraham wordt genoemd en door de marginale jodenheid Awraham) zijn zoon Ismaïl, oftewel Ishmaël, als een kerstkalkoen wilde slachten, ervoor zorgde dat er een volstrekt onschuldig rammelend geitenbeest voor in de plaats kwam, nadat Ibrahim constateerde dat zijn mes niet sneed. Best fijn voor Bram. En ook voor Ishmaël, die weer vrolijk verder kon gaan met leven en terug kon naar zijn niet onaanzienlijke Mesopotamische postzegelverzameling.

K

Grappig wel dat in de islamitische traditie sprake is van Ishmaël waar in de Bijbel/ Tora Izaäk/Jitschak het lijdend voorwerp is. De moslim leert van dit verhaal dat hij te allen tijde bereid moet zijn alles op te offeren als Allah dat van hem verlangt, want

Ibrahim was zelfs bereid zijn eigen vlees en bloed in handige barbecueporties te verdelen. Nou, da’s best een pittige les. Om dus de bereidheid van Ibrahim te herdenken wordt dit feest nog altijd gevierd. Ook in Nederland! Ophef! Er werden namelijk vanuit grote witte vrachtwagens, waarop Vleesvervoer stond, geslachte beesten verkocht aan massa’s moslimmannen. (Hun vrouwen waren natuurlijk druk met demonstreren tegen het boerkaverbod. Sommigen van de dames – tenminste ik neem aan dat het dames waren – maakten zelfs een vergelijking met het verbod op de boerka in een abortuskliniek en het uitroeien van de joden door de nazi’s. Dat vond ik persoonlijk een tikkeltje overdreven.) Zomaar op De Openbare Weg! Schande natuurlijk. Het mocht zelfs van de politie! Mozes kriebel. De een na de ander buitelde over straat van woede. Mag niet! Regeltjes! Keuringsdienst van Waren! Wij doen dat toch ook niet? Waarom mogen die malle mannen met die jurken en baarden dat dan wel? Ze hebben soms ook nog witte mutsjes op, alsof ze allemaal slager zijn en dat is helemaal niet zo! Zo schuimbekte de natie.

kleuren poep fonteint. Of verpatsen ze die in de vorm van onherkenbare plakken met bloed en slachtafval genaamd ‘balkenbrij’ op de Heilige Pompdagen te Heino, Salland. Nee, dat doen we allemaal niet want dat mag niet hè. Kuch. Als we elkaar nou gewoon een beetje láten, dan kunnen we misschien Nederland Regeltjesland weer ombuigen naar iets meer Vrijstaat. Zomaar een ideetje. Eid mubarak!

.

Roel Abraham is naast schrijver ook vader van zes kinderen en dat met slechts één echtgenote, actief in het joodse leven, rijdt Trabant en vindt wel eens wat van dingen.

Kunnen we Nederland Regeltjesland weer ombuigen naar iets meer Vrijstaat?

Zucht. We mekkeren voortdurend dat Nederland steeds meer een land van regeltjes wordt. Terrassen moeten binnen de lijntjes. Roken mag je alleen nog maar in je urn. Prostitutie is bah en moet weg uit Amsterdam. Nu is er eindelijk een club die zich daar niets van aantrekt en lekker op straat vlees verkoopt vanuit walmende diesels, is het weer niet goed. Ik zou zeggen: applausje voor de islamo-anarchisten. Wat ik ook erg gezellig vond was het benoemen van het vlees als kadavers. Mmh! Daar kreeg ik echt trek van! Uiteraard hebben de boze witmannen een punt. Regels gelden voor iedereen. Daarom verkopen ze zelf ook nooit halfgare frikandellen op Koningsdag, waarna niemand ‘s anderendaags zeven

september 2019

13


✽ Jezus

Twijfel aan Gods aanwezigheid hoort bij wie God wezenlijk is

HOE GOD IN JEZUS TOT ONS SPREEKT Wie is Jezus? De vraag houdt gelovigen al vanaf het begin van het christendom bezig. Jezus is God, zei de een. Nee, hij is mens, zei de ander. Verkettering over en weer. Theoloog Geurt Roffel wijst een andere weg: “Mijn stavast vind ik uiteindelijk niet in één bepaalde visie op Jezus. Ik heb de waarheid niet in pacht, mijn geloof wordt gevormd door gesprekken die me aan het denken zetten.” Tekst: Geurt Roffel

et Gelderse Wilp is een prachtig dorp, tegen de dijk staat een schitterende kerk. Dat ik daar in 2004 predikant mag worden, de 25ste dominee van Wilp ooit, maakt me trotser dan ik kan zeggen. Week aan week in de oude kerk van Wilp geloof en leven met elkaar delen, terwijl de eeuwen je ommuren en het licht van de IJsselstreek via de hoge ramen binnen meandert... In Wilp begint een leven dat voelt als een droom die uitkomt, zonder dat ik me van die droom bewust was. Grosso modo ligt de kerkelijke gemeente die ik er tref precies in het midden van de protestantse kerk. Ze telt zowel behoudende als progressieve gelovigen, zowel confessionelen als vrijzinnigen. En ook zijn mensen lid die zichzelf als ongelovig beschouwen. Te midden van die veelkleurigheid krijg ik als dominee alle ruimte om mezelf te ontwikkelen en mijn geloof te laten zien. Op elk gebied ontmoet ik zowel medestanders als kritische geluiden; ik leer me daartoe verhouden. Er is echter één vraag waarbij me dat niet lukt, en dat is: ‘Wie is Jezus voor jou?’

H

Verkettering We hebben het erover in een gespreksgroep. Een fantastisch gesprek, dat vonkt aan alle kanten. Alle deelnemers vertellen hoe zij Jezus zien en door welke theologie zij daarbij zijn beïnvloed. Voor de één is Jezus een tot mythe gemaakt bijzonder mens. Voor een ander de zoon van God in klassiek-dogmatische zin. En dan kijkt men naar mij. Wie is Jezus voor mij? Mythe? Zoon van God? Ergens ertussenin?

14

september 2019

Ik weet het niet. Een vraag is geboren. De vraag die tot mijn promotie aan de Rijksuniversiteit Groningen zal leiden. Zodra het onderzoek van start gaat, gaat er een wereld voor me open. Het is de wereld van het wereldwijde christelijke geloof. Het is onmogelijk om die wereld in kaart te brengen in het bestek van slechts één promotieonderzoek. Maar de dynamiek in die wereld, met zijn archiefkasten vol traditie, zijn kerkelijke instituten en twisten, zijn denkers en doeners, zijn hoop, geloof en liefde voelt overweldigend en kansrijk. De grenzen rond de gespreksgroep uit Wilp vallen weg. De eerste vage contouren verschijnen van een discussie die nog veel veelomvattender is. Al vanaf het begin van het christendom is er onrust over de vraag hoe valt te begrijpen dat Jezus enerzijds een mens is onder anderen, en anderzijds zo hecht met God verbonden dat hij tegelijk ook goddelijk is. Hoe christenen ook proberen, het is niet mogelijk om dit volledig God- en mens-zijn van Jezus in één overzicht te verenigen. Tegelijk is dat overzicht wel nodig, want zodra iemand Jezus’ mens-zijn accentueert, ligt hij onder vuur dat hij Jezus’ God-zijn relativeert. En benadrukt iemand Jezus’ God-zijn, dan laait de strijd op dat Jezus’ mens-zijn uit het zicht raakt. Over en weer is verkettering het gevolg.

Voor elkaar instaan Hoe houden vandaag de dag belangrijke spelers in de dogmatiek zowel de menselijkheid als de goddelijkheid van Jezus overeind? Ik besluit zes prominente en actuele theologen te consulteren die vast-

houden aan Jezus’ mens- én God-zijn. Wat mij direct opvalt, is dat zij weinig moeite doen om bruggen te slaan naar alternatieve benaderingen. Elk van de bestudeerde theologen concentreert zich vooral op de uitleg van de eigen visie. De verschillen onderling zijn groot. Hoewel twee van hen beschrijven dat God en mens in de persoon van Jezus samenkomen, verschillen hun visies over de manier waarop dit gebeurt fundamenteel. De een legt uit dat deze verbinding tot stand komt doordat God en mens in liefde voor elkaar instaan. Daardoor vormen zij samen de unieke persoon van Jezus, van wie dit voor anderen instaan een wezenstrek is. De ander stelt dat Jezus een Godmens is, die door een wonder van God is geboren. Een derde beklemtoont juist het absolute onderscheid tussen Jezus en God. Jezus is weliswaar één in wezen met God, maar even wezenlijk voor Jezus is dat hij in zijn leven volkomen afstand heeft gedaan van ieder God-zijn. Zijn lijden en sterven aan het kruis tonen hiervan de uiterste consequentie. Precies dat afzien van goddelijkheid, en de wetenschap dat dit leven uitliep op de opstanding, maakt duidelijk dat Jezus ten diepste één met God is. De anderen wijzen, als het gaat om Jezus’ God- en mens-zijn, op de manier waarop Jezus gestalte krijgt in het leven van zijn volgelingen. Maar ook hier lopen de visies uiteen waarom Jezus naast mens ook God is. De een stelt dat Jezus Gods koninkrijk op een zodanige manier ter sprake brengt, dat hij beschouwd moet worden als het spreken van God zelf. Jezus leeft in woord en daad voor hoe mensen hun eigen leven


essay âœ˝

Francesco Pittoni: De opwekking van Lazarus door Jezus (1710).

kunnen openen voor Gods nabijheid en wat er gebeurt als zij dat doen. De vier evangelien zijn een uitnodiging aan zijn volgelingen om zelf een eigen evangelie te schrijven met hun eigen leven. Voor anderen blijkt uit de levensveranderende invloed van Jezus op zijn volgelingen dat Jezus naast mens ook God is. Mensen geven Jezus weliswaar in verschillende contexten op verschillende manieren gestalte, maar in al die contexten geldt dat de wijze waarop Jezus God present stelt, mensen hun leven anders doet inrichten. Hun levensoriĂŤntatie verandert.

Afstand nemen De theologen bieden me veel stof tot na-

denken. Hun werk geeft me nieuwe inzichten en beantwoordt veel van mijn vragen. Maar waar sta ik nu zelf? Dat elk van hen met een overmacht aan argumenten de eigen visie onderbouwt, maakt me ook verlegen. Wie ben ik dan nog om het anders te zien dan zij? Hoe verhoudt mijn eigen stem zich tot dit koor van stemmen? Het is dubbel. Enerzijds wil ik hen recht doen en vind ik het belangrijk om hun zorgvuldig doordachte geloof zo goed mogelijk te leren kennen om het te kunnen begrijpen. Maar anderzijds spreken ze daarbij zo overtuigd en overtuigend, dat ik me soms voel als een jongen die op catechisatie niet tussen de woorden van de dominee kan komen. Hoewel ik enthousiast ben

over hun vondsten, voel ik het gevaar door hen te worden ingelijfd; dat ik een van hun volgelingen word, zonder dat ik weet of ik dat ben. Wie ben ik, als het gaat om de persoon van Jezus? Opnieuw sla ik hun boeken op. Nu oefen ik mezelf om afstand te nemen. Ik zoek momenten waarop ik hen weliswaar begrijp, soms zelfs ervan overtuigd ben dat ze gelijk hebben, maar de zaken tegelijkertijd tĂłch anders zie dan zij. Dat is lastig zoeken, want dat vergt een geconcentreerd beluisteren van mijn eigen stem, terwijl ik die eigenlijk nog niet heb. Geduldig let ik op waar ik blijf haken, op waar ik breuklijntjes zie in hun betogen, barstjes in hun vergezichten, oneffenheden in hun set

september 2019

15


kunstenfestival

Een brief uit de gevangenis

‘Weg uit de criminaliteit’

‘ bidden & smeken 19 - 22 sept 2019

Het contact met Gevangenenzorg heeft mijn leven een positieve wending gegeven. Als mijn bezoekvrijwilliger er is, dan vliegt de tijd echt voorbij, want hij geeft mij samen met de gehele organisatie een luisterend oor en het gevoel een mens te zijn. Ik voel mij even geen nummer, zoals binnen vaak wel het geval is. Ik had het echt niet vol kunnen houden zonder mijn bezoekvrijwilliger, want hij heeft mij door de moeilijkste tijd heen weten te slepen in deze detentie.

Binnenkort krijg ik een andere vrijwilliger van Gevangenenzorg op bezoek, een arbeidsbemiddelaar, en samen met hem ga ik kijken of er een bedrijf in de regio bereid is om mij een nieuwe kans te geven. Dat geeft maar weer eens aan dat de slogan van Gevangenenzorg Nederland gewoon klopt: “geloof in herstel”. Ik kies voor een ander leven. Weg uit de criminaliteit. Bedankt mijn goede vriend voor je luisterend oor en voor de adviezen die je me hebt gegeven.

Robert (gevangene)

Wij geloven in herstel en begeleiden gevangenen en hun familieleden op hun weg naar een leven zonder criminaliteit. Hoe? Kijk op gevangenenzorg.nl en vraag onze nieuwsbrief aan.

muziek, film, theater & dans, beeldende kunst & expositie met o.a. Concerto Romano - Amazing Grace Ensemble Variances - Ruysdael Kwartet Stephen Shropshire - Irene Kurka - Amarcord Andrei Rublev - La Compagnia del Madrigale A Stage of Luminosity - Shishani Vranckx Ad Mosam Barock - Anna Lipkind Trio Cappella Amsterdam - Insomnio - Arne Deforce

vraag de brochure aan via info@musicasacramaastricht.nl

t musicasacramaastricht.nl


essay ✽ basisovertuigingen. Zodra ik beet denk te hebben, breng ik de speling die ik vind onder woorden en tast ik af wat er daardoor verandert, in ons theologische gesprek en met mij. Zo probeer ik een weg te vinden naar wat mijn eigen stem aan het worden is en verzamel ik fragmenten voor mijn eigen visie. Niet om de hunne te bestrijden, maar om de benaderingen verbonden naast elkaar te laten bestaan. Om te laten zien: ‘Kijk, dit zijn de momenten waar wij elkaar op een haar na raken. We zijn het oneens, maar tegelijk ook verwant. En ieder van ons heeft eigen recht van spreken’.

Elkaar leren kennen Iets wezenlijks verandert nu in mijn benadering. Ik begon met uit te vinden hoe ik het God- en mens-zijn van de persoon van Jezus zie en raadpleegde daarvoor zes autoriteiten. Door hun visies af te wegen wilde ik mijn eigen visie vormen. Nu ontdek ik dat autoriteit daarin niet het belangrijkste is. Belangrijker is de bereidheid je door anderen te laten raken. In die raakmomenten gebeurt het. Daar ontstaat zicht op zowel de overeenkomst als het verschil van het eigen geloof met dat van een ander. Je eigenheid en die van de ander worden daarin zichtbaar, en de verbondenheid tussen die twee. Ging ik op weg om een visie op Jezus’ God- en mens-zijn neer te leggen, ontdek ik nu dat het kennen van Jezus verandert en verdiept door hoe je anderen daarin leert kennen. Mijn aanvankelijke vraag ‘Wie ben ik?’, als het gaat om het God- en mens-zijn van Jezus, verandert daardoor langzaam maar zeker in de bereidheid de discussie aan te gaan: ‘Hier ben ik’. Mijn stavast vind ik uiteindelijk niet in één bepaalde visie op Jezus. Ik heb de waarheid niet in pacht, mijn geloof wordt gevormd door gesprekken die me aan het denken zetten. Daarin ligt ook de reden dat ik het belangrijk vind om aan Jezus te blijven refereren als Zoon van God. Niet als leerstellige waarheid die koste wat kost verdedigd moet worden, maar als gespreksonderwerp, als visie op Jezus waarover het belangrijk is samen te blijven nadenken. Wie in discussie blijft over de vraag hoe de eenheid van Jezus en God kan worden gedacht, houdt alle mogelijkheden om hierop te antwoorden open. Dat klinkt misschien vrijblijvend, maar dat is het niet.

Voor sommigen betekent Jezus’ eenheid met God dat hij op een bepaalde manier bovennatuurlijk is. Voor mij niet Elk antwoord heeft namelijk zijn weerslag op hoe de mens Jezus verschijnt. Verschillende antwoorden naast elkaar maken verschillende aspecten van de mens Jezus zichtbaar. Voor sommigen betekent Jezus’ eenheid met God dat hij op een bepaalde manier bovennatuurlijk is. Voor mij niet. Voor mij wordt God er juist meer geaard van. Wat mij raakt in Jezus’ ondenkbaar hechte verbondenheid met God, is dat een mens als ieder ander, met eigen twijfels en angsten, eigen woede en onmacht, eigen overtuigingen en vergezichten, het heeft gewaagd met slechts die verbondenheid, ten einde toe. De gedachte dat God ondenkbaar hecht met hem daarin verbonden is geweest, ontroert me, sterkt me waar ik zelf worstel, en vind ik daarin tegelijk soms bijna te veel om werkelijk toe te laten.

Een waagstuk Laat ik tot slot drie voorbeelden noemen waar Jezus’ eenheid met God me zowel sterkt, als bijna te veel is om toe te laten. Het eerste: als de mens die ondenkbaar hecht verbonden is met God, godverlaten sterft aan het kruis, zegt dat iets belangrijks over wie God is. Deze mens springt in zijn verschrikkelijkste uur op God toe, op hoop van zegen. En op het moment dat hij dat doet, belandt hij midden in de godverlatenheid. Een onmenselijke afstand tot God, juist op het moment dat hij God het hardste nodig heeft. Die afstand is iets wezenlijks voor God. Voor mij betekent dit, dat twijfel aan Gods aanwezigheid hoort bij wie God wezenlijk is. Juist betwijfelbaar is de Eeuwige aanwezig in het onmenselijk lijden; het lijden waar hij het hardste nodig is en ondenkbaar hecht mee is verbonden.

Dat moet hem verscheuren, dat kan niet anders. Het plaatst God op afstand van zichzelf. Maar juist zo, verscheurd in zijn God-zijn, is hij nabij in de hartverscheurende nood van het mens-zijn. Het tweede: er zijn getuigenissen dat Jezus is opgewekt uit de doodsslaap. Die getuigenissen openen een uitzicht dat in donkere tijden werkelijk kracht kan geven en hoop kan inboezemen. Dat blijkt: mensen leven eruit, veranderen hun leven erdoor. Zo zeker en vast als het verschrikkelijke lijden aan het kruis zijn die getuigenissen echter niet. Jezus volgen is altijd weer een waagstuk op hoop van zegen. Het derde: het maakt me verdrietig als ik zie hoe negatief in grote delen van het wereldwijde christendom nog steeds wordt geoordeeld over homoseksualiteit en over vrouwen die ambten in de kerk willen vervullen. Zelf ben ik, als man, getrouwd met een man. Hoewel dat voor mijzelf op geen enkele manier haaks staat op mijn christelijk geloof, heb ik te aanvaarden dat ik in dat geloof met veel medechristenen verbonden ben die daar anders over denken. Dat doet toch meer met je dan je denkt. Tegelijk weet ik dat in het spoor van Jezus juist veel gelijkheid is gebracht en mensen van stigma’s zijn verlost. Het is lastig zoeken naar een uitweg in deze geloofsstrijd. Ze gaat namelijk voor een belangrijk deel over het zelfbeeld dat mensen – ook ik – van hun eigen lichaam en lichamelijkheid hebben en het beeld dat geloofsgenoten daarvan hebben. Voor zover ik het zie, speelt hier in de kern een strijd tussen enerzijds de persoonlijke roeping die een persoon als onontkoombaar ervaart, en anderzijds de benodigde toewijding aan gemeenschappelijk gevormde inzichten en tradities. Het lijkt me daarom belangrijk om in discussies hierover zowel die roeping als die toewijding te blijven horen, omdat beide als afkomstig van God worden ervaren en God daarin het laatste woord nog niet sprak.

.

Geurt Roffel is pastor van de oecumenische geloofsgemeenschap Het Brandpunt in Amersfoort. In 2018 promoveerde hij tot doctor in de godgeleerdheid op de studie En wie ben ik volgens jullie? Antwoorden op de vraag of Jezus de zoon van God is (Boekencentrum, 240 blz., € 22,50).

september 2019

17


18

september 2019


achtergrond ✽ Tekst: Liesbeth Jansen

OVERSPEL – DAN OOK BUITENSPEL? Vreemdgaan is een bron van verdriet en ellende en leidt niet zelden tot scheiding en verbittering. Is ook een andere reactie mogelijk? Ja, meent theoloog Liesbeth Jansen. “Niemand is alleen maar een leugenaar en bedrieger. Hoezeer je je ook verraden voelt, misschien mogen de goede kanten van de ander ook blijven bestaan.” onica Lewinsky – wie kent haar niet? Nadat eind jaren negentig bekend werd dat de jonge vrouw een affaire had met president Bill Clinton, was zíj degene die het mikpunt werd van hoon en spot. Ze zou dik en wellustig zijn en het hele land kende haar strings en de spermavlek op haar blauwe jurk. Maar tijden veranderen. De documentaire The Clinton Affair, recent uitgezonden bij NPO2, vertelt ‘een verhaal over seks, macht, leugens en ideologische oorlogsvoering’. Terwijl Lewinsky momenteel als activist tegen publieke vernedering en onlinetreiterij respect en sympathie wint, dalen de populariteitscijfers van Clinton in rap tempo. Het perspectief op overspel is de afgelopen twintig jaar enorm veranderd: niet langer wordt er automatisch naar de vrouw gewezen als schuldige en zondebok.

M

Duivelse aandrift Het is niet de eerste omwenteling in de geschiedenis wat ons denken over seks buiten het huwelijk betreft. Wie kan zich voorstellen dat een rechter in een liefdesconflict als volgt zou oordelen: “Wij verklaren en houden voor vaststaand dat liefde haar heerschappij niet kan uitoefenen tussen twee mensen die met elkaar zijn getrouwd. Want wie liefheeft geeft elkaar alles vrijelijk, zonder dwang of noodzaak, maar getrouwde mensen moeten uit plicht aan elkaars begeerten toegeven.” Het is niet helemaal duidelijk of deze liefdesrechtbanken uit de late middeleeuwen, zoals ze in de twaalfde eeuw door Andreas Capellanus in De Amore werden beschreven, daadwerkelijk bestaan heb-

ben. Wel geven ze een beeld van de opvattingen over de liefde uit die tijd. Ware liefde, zo vonden de vertegenwoordigers van de hoofse liefde, kon enkel buiten de knellende maatschappelijke plichten van het huwelijk bestaan. Huwelijken werden immers alleen gesloten om de wederzijdse belangen van twee families te bevorderen en bestendigen; of de twee echtelieden ook een beetje met elkaar overweg konden was van ondergeschikt belang. En wie altijd gedacht heeft dat de hoofse liefde een soort platoonse liefde was en dus onlichamelijk – wel, het ideaal van de zuivere liefde was inderdaad “dat de geliefden elkaars ziel aanschouwen; ze kunnen elkaar naakt omhelzen, maar daar laten ze het bij”. Maar het bereiken van dit ideaal leidde in de praktijk ongetwijfeld vaker wel dan niet tot wat Capellanus gemengde liefde noemde... Overigens werd ook dat als ware liefde gezien. Interessant was bovendien dat de hoofse – buitenechtelijke! – liefde niet alleen werd gepresenteerd als bevorderlijk voor de deugdzaamheid van beide geliefden omdat zij berustte op wederkerigheid, oprechtheid en wederzijdse trouw, maar dat zij ook nog eens bijzonder vrouwvriendelijk was. Misschien wel voor het eerst in de geschiedenis werden de vrouw en haar seksualiteit niet gezien als iets verwerpelijks of onbeduidends, maar als iets positiefs. Binnen het perspectief van de hoofse liefde waren man en vrouw gelijkwaardig. De toenmalige katholieke kerk veroordeelde de hoofse liefde uiteraard als ketterij. Binnen de christelijke deugdenleer uit die tijd verwijst liefde niet naar erotische liefde maar enkel naar liefde tot God en onlicha-

melijke naastenliefde. Aan de vier centrale deugden uit de Griekse filosofie werden drie christelijke deugden toegevoegd: hoop, geloof en liefde. Bovendien werden er zeven tegenhangers voor de deugden geformuleerd, de zeven zonden. De zonde die hoorde bij liefde was wellust. Erotiek werd beschouwd als een duivelse aandrift die zelfs binnen het huwelijk niet hoorde te bestaan – seks was enkel toegestaan als middel tot het verwekken van nageslacht. Als de visie op seksualiteit binnen het huwelijk al zo somber was, dan hoeven we niet lang te raden hoe de kerk aankeek tegen seks buiten het huwelijk.

Bron van verdriet Inmiddels ziet de samenleving er compleet anders uit. Het ‘seksuele pessimisme’ dat met name aan de katholieke leer eigen was, heeft nog maar een marginale invloed op het doen en denken van de gemiddelde Nederlander, vrouwen zijn ook in de liefde geëmancipeerder dan ooit, scheiden is gemakkelijk en leidt nauwelijks nog tot stigmatisering. Bovendien is het in tijden van Tinder en Second Love steeds eenvoudiger om er een geliefde buiten de deur op na te houden. Veel mensen kennen beide posities van de affaire: die van bedrieger en die van bedrogene. Misschien is ontrouw gewoon de onvermijdelijke consequentie van een duurzame relatie waar we niet zo zwaar aan moeten tillen. Eind goed al goed, dus? Daar zijn nog wel wat vraagtekens bij te plaatsen. Want mocht bovenstaande in theorie allemaal heel positief klinken, in de praktijk zijn er weinig aspecten van de liefde waarover zo graag wordt gesproken,

september 2019

19


✽ overspel gespeculeerd en geroddeld als over (mogelijke) affaires. Weinig andere aspecten ook zijn zo sterk een bron van verdriet en ellende. Recent becijferde het CBS dat echtscheiding in pakweg een op de zeven gevallen veroorzaakt werd door overspel. 14 procent van de betroffen mannen en 18 procent van de betroffen vrouwen noemt overspel als oorzaak voor de scheiding. En scheiden mag dan misschien gemakkelijker zijn dan vroeger: wie kent er geen kinderen die verscheurd worden door hun loyaliteit naar beide ouders omdat die over de ruggen van hun kroost elkaar ook na de feitelijke scheiding proberen zwart te maken? Wat maakt overspel zo pijnlijk? Dat hangt natuurlijk van allerlei factoren af, zoals de duur van de affaire, de persoon met wie je partner de affaire had en de manier waarop erover gelogen is. Maar meer algemeen geldt dat vreemdgaan pijn doet omdat het lijkt alsof de gedeelde geschiedenis van twee mensen verdwenen is of, sterker nog, nooit bestaan heeft. Alle gezamenlijke herinneringen moeten worden geherinterpreteerd nu blijkt dat er een onzichtbare ander meespeelde. Er sluipt een gevoel van vervreemding binnen – niet alleen ten opzichte van de partner, maar ook van zichzelf. Bovendien leven we in een tijd waarin onze identiteit heel sterk verbonden is met onze relatie. Wie wij zijn wordt niet meer bepaald door het dorp waarin je opgroeit, de sociale klasse waartoe je behoort en je kerkgemeenschap, maar vrijwel alleen nog door je liefdesrelatie. Wanneer die relatie anders blijkt te zijn dan je dacht – er blijkt nog een derde bij betrokken te zijn – dan heeft dat grote gevolgen voor hoe wij onszelf zien. Hoe groot de invloed van cultuur hierop is, blijkt onder meer uit onderzoek in niet-westerse culturen. In haar boek Liefde in verhouding beschrijft de bekende psychotherapeute Esther Perel de reactie van vrouwen in Senegal op de vraag naar vreemdgaan: “Dat doen mannen nu eenmaal.” Dit perspectief bevestigt weliswaar de ondergeschikte positie die vrouwen in deze cultuur hebben ten opzichte van mannen, maar laat anderzijds hun identiteit buitenspel. In Nederland heeft de bedrogen partij (m/v) vaak ook nog eens het gevoel zélf tekortgeschoten te zijn: we hadden het moeten voorkomen of het ten minste

20

september 2019

Over weinig aspecten van de liefde wordt zo graag gesproken, gespeculeerd en geroddeld als over mogelijke affaires eerder moeten signaleren. We voelen ons vernederd en schuldig tegelijk.

De eerste steen Hoe graag we het dus ook anders zouden willen en hoeveel pogingen er ook worden gedaan om ‘het onvermijdelijke’ minder pijnlijk te maken, in de praktijk is vreemdgaan voor veel mensen nog steeds een aanslag op hun welbevinden. Kan dat ook anders? Er even vanuit gaande dat vreemdgaan zo oud is als het huwelijk en we aan het gegeven zelf dus weinig zullen kunnen veranderen – is er een nieuw perspectief mogelijk op overspel? En uit welke hoek zou dat perspectief kunnen komen? Misschien kunnen we daarvoor beginnen bij een oud verhaal, het verhaal over Jezus en de overspelige vrouw. Het enige verhaal in het Nieuwe Testament, welgeteld, waarin overspel een rol speelt. Een verhaal ook, zeker gezien de heftigheid en negativiteit waarmee de kerk in de loop der geschiedenis met het gegeven is omgegaan, met een onverwachte afloop. “Toen brachten de schriftgeleerden en farizeeën een vrouw bij hem die op overspel betrapt was” (Johannes 8, 1-11). Betrapt worden op vreemdgaan had in die tijd – uiteraard alleen voor de vrouw – zware consequenties: ze werd gestenigd tot de dood erop volgde. “Wat moeten we met haar doen?” Dat was geen open vraag – de straf was een interpretatie van de wet van Mozes en lag dus allang vast. Het gaat hen dus helemaal niet om de vrouw, haar lot is al bezegeld, ze is in feite al gestorven. De vraag wordt enkel gesteld om te zien of Jezus iets zal adviseren dat tegen de joodse wetten ingaat, zodat ze ook hem kunnen vervolgen. Maar Jezus’ onverwachte antwoord brengt hen van hun stuk: “Wie van jullie zonder zonde is, laat die als eerste een steen naar haar gooien.”

En ze druipen af, allemaal, een voor een, de oudsten het eerst.

Verbondenheid Met dit antwoord doet Jezus iets tweeledigs. Ten eerste brengt hij de vrouw weer in beeld. Je ziet ze daar staan, de mannen, overrompeld door deze plotselinge vraag, en naar haar kijken. De vrouw, die in feite al was afgeschreven en slechts nog een figurant was in een slecht toneelstuk met welbekende afloop, wordt ineens weer gezien als een mens van vlees en bloed. Dit gegeven alleen al kan ons ook vandaag helpen bij het omgaan met vreemdgaan. Het pure feit dat je iemand weer ziet als de mens die hij of zij is, en niet alleen als de klootzak m/v die lieve woordjes in andermans oor fluisterde en de oorzaak is van al jouw ellende, kan relativerend werken. Niemand is alleen maar een leugenaar en bedrieger. Hoezeer je je ook verraden voelt, misschien mogen de goede kanten van de ander ook blijven bestaan. Zeker als er een reden is om die te blijven zien – zoals het welzijn van de kinderen. Ten tweede benadrukt Jezus met zijn uitspraak de verbondenheid van mensen in plaats van de verscheidenheid. Wie is er eigenlijk vrij van zonde? Wie heeft er nooit iets gedaan wat een medemens schade toebracht of kwetste? Nou dan, waarom zou de een gestenigd worden terwijl de ander met stenen gooit? Die vraag is uiteraard niet bedoeld om de ontrouw te relativeren en zoiets te zeggen als: ‘Wat maakt het ook uit?’ Want natuurlijk maakt het uit. Bedrog doet pijn. Het verhaal eindigt dan ook met de woorden ‘Ga heen en zondig niet meer’. Maar in onze hyperindividualistische samenleving kan het perspectief van de intrinsieke verbondenheid van mensen nogal een eyeopener zijn. Niet langer het ik-en-jij dat veranderd is in een ik-versus-jij. Niet langer een “Door je ontrouw heb je mij spreekwoordelijk verlaten dus nu schrap ik jou uit mijn hart”. Maar in plaats daarvan een wij dat blijft bestaan, ook tegen de klippen op, en zelfs als we ervoor kiezen niet langer als een paar samen te zijn. Een wij dat altijd blijft bestaan, onder welke omstandigheden dan ook, zou dat niet een helend perspectief kunnen zijn?

.

Liesbeth Jansen is theoloog en programmamaker bij Radboud Reflects.


interview ✽

Psychiater Aram Hasan ontwikkelt transculturele zorg

‘VLUCHTELING IS NIET ALLEEN SLACHTOFFER’

Tekst: Elze Riemer Beeld: ANP Foto (23)

De meeste nieuwe Nederlanders zijn niet bekend met psychische hulpverlening en hebben angst voor therapie: als je nog niet gek was, maakt de hulpverlener je wel gek. Psychiater Aram Hasan ontwikkelde een succesvolle methode om misverstanden weg te nemen en benadrukt de kwaliteiten en kracht van zijn cliënten.

an de ruim 100.000 vluchtelingen die er in Nederland zijn, wordt naar schatting driekwart geplaagd door een trauma of depressie of andere psychische problemen. De groep die veel baat zou hebben bij kwalitatief goede psychische zorg, is groot. In theorie lijkt die zorg goed geregeld, zeker voor statushouders: zij hebben in theorie dezelfde rechten en plichten als andere Nederlanders en dus ook dezelfde toegang tot zorg. Maar is die zorg in de praktijk wel effectief?

V

Westerse bril Psychiater en trauma-expert Aram Hasan (47) stelt van niet. Zelf vluchtte hij negentien jaar geleden met zijn gezin uit Syrië naar Nederland. De toen 26-jarige Hasan studeerde medicijnen in Oekraïne en was met zijn vrouw en kind op familiebezoek in de Syrische stad Hasake. Omdat hij zich inzette voor een Koerdische mensenrechtenorganisatie, werd hij opgepakt. Zodra hij voorwaardelijk vrijkwam, ontvluchtte het gezin Syrië. Na een rondgang langs verschillende azc’s kreeg hij op een bepaald moment de kans om coschappen te lopen

Aram Hasan: “Ik heb een aanpak die werkt.”

september 2019

21


✽ Aram Hasan en daarmee zijn studie af te ronden. Uiteindelijk specialiseerde hij zich in traumabehandeling. Wat er ontbreekt aan de psychische zorg voor vluchtelingen? “De zorg die we in Nederland gewend zijn, is helemaal toegespitst op de Europese cultuur, waardoor wat normaal een succesvolle behandeling is, volslagen nutteloos kan zijn voor nieuwe Nederlanders”, vertelt Hasan. “Zorgverleners zijn zich er vaak niet van bewust, maar ze kijken met een westerse bril naar hun cliënten. Waar het hen aan ontbreekt, is kennis van transculturele zorg, waarbij de achtergrond en culturele context van de cliënt bij de behandeling wordt betrokken. Dat betekent niet dat behandelaar en cliënt dezelfde culturele achtergrond hoeven te hebben. Waar het om gaat is dat de hulpverlener niets als ‘bekend’ veronderstelt en dat hij of zij zich bewust wordt van de eigen perspectieven en aannames, en die ook achter zich durft te laten.”

Tussen wal en schip Is een statushouder eenmaal over de hoge drempel gestapt om hulp te zoeken, dan volgt vaak een verwarrend en teleurstellend traject. Hasan: “Nieuwkomers weten meestal niet hoe ze aanspraak kunnen maken op vergoeding voor hulp, laat staan dat ze weten hoe ze zich kunnen verzekeren. Als ze al weten dat ze een verwijzing nodig hebben van de huisarts, weten huisartsen zelf niet goed naar wie ze het beste kunnen doorverwijzen. Daarbovenop is er sprake van een taal- en cultuurbarrière waardoor de juiste zorg niet goed wordt ingeschat. Cliënten kennen de Nederlandse taal niet of nauwelijks, en in het Engels is het ook behelpen; het is moeilijk om in een andere taal te praten over de problemen waar je mee worstelt. Tolken worden niet vergoed, waardoor het voorkomt dat een tolk duurder is dan de behandelaar zelf. De instellingen waar ze tolken kunnen inschakelen en waar ze transculturele zorg kunnen leveren hebben lange wachtlijsten en het ontbreekt er vaak aan expertise op het gebied van traumaverwerking – wat voor deze groep vanzelfsprekend vaak essentieel is. Het gevolg is onbegrip over en weer en behandelingen die eindeloos voortkabbelen of juist veel te vroeg worden stopgezet. Ik vind het onbegrijpelijk dat dit

22

september 2019

‘Tolken worden niet vergoed. De tolk is daardoor soms duurder dan de behandelaar’ niet goed opgepakt wordt. Iedereen heeft immers baat bij goed functionerende en geïntegreerde nieuwkomers. Daar is de samenleving en de economie mee geholpen. In plaats daarvan worden de schijnwerpers vaak gericht op de succesverhalen, terwijl een grote groep mensen die tussen wal en schip valt wordt weggemoffeld – want dat zijn allemaal maar ingewikkelde ‘gevallen’.”

In beweging zetten Sinds Hasan psychiater is (2012) zet hij zich in om dit patroon te doorbreken. “Gisteren nog had ik iemand over de vloer die twee jaar bij een andere hulpverlener in behandeling is geweest, maar die niet snapte wat er met hem aan de hand was, laat staan wat hij aan die twee jaar had gehad. Na twee sessies met mij snapte hij dat wel. Dat heeft met allerlei dingen te maken: ik spreek zijn taal, begrijp zijn cultuur en heb een aanpak die werkt.” Dat laatste blijkt wel uit het feit dat mensen uit heel Nederland naar hem toe komen voor hulp. Hij heeft zoveel aanvragen dat hij CoTeam heeft opgericht, waarbinnen hij leiding geeft aan een tiental psychologen, traumapsychiaters en transculturele experts. Dit team komt overal in Nederland in actie, met name voor advies aan mensen die met vluchtelingen en niet-westerse migranten werken. “Er valt nog zoveel winst te behalen in de juiste benadering, diagnostiek en doorverwijzing”, stelt Hasan. In het najaar zal hij in dit kader ook een reeks cursussen geven in samenwerking met Rino Groep, een instelling die nascholing en trainingen verzorgt voor mensen die in de geestelijke gezondheidszorg werken. Ondertussen blijft hij doorgaan met zijn werk als psychiater, waarbij mensen uit het hele land vanwege zijn succesvolle aanpak naar hem toe komen. Wat maakt die aanpak dan zo succesvol? Een lage drempel is volgens Hasan van

groot belang. “Als je bij ons binnenkomt, heb je een soort thuisgevoel; het moet niet lijken op een instituut. Daarbij zetten wij de mensen bij binnenkomst gelijk in beweging. Ik wijs hen de keuken waar ze zelf koffie en thee kunnen maken. Maar het belangrijkste is psycho-educatie waarin de aannames van de cliënten over de inhoud van de behandeling worden bijgesteld. De meeste nieuwe Nederlanders zijn niet bekend met psychische hulpverlening en hebben er ideeën over die vaak niet kloppen met de werkelijkheid. Er is veel angst voor therapie: dat het voor gekken is en als je nog niet gek was, je dat wel wordt gemaakt – het Arabische woord voor psychiater betekent letterlijk ‘gekkendokter’. Ook is er angst voor instellingen – de IND zou met artsen samenwerken – dus vaak vertrouwt men de hulpverlening niet. Je moet daarom uitleggen hoe de behandeling gaat. Bijvoorbeeld door te vertellen dat bepaalde lichamelijke klachten door psychische problemen veroorzaakt kunnen worden, en ook wat het betekent om behandeld te worden, het nut ervan.” Vaak wordt gedacht dat schaamte en taboe de grootste obstakels voor nieuwkomers zijn om psychische hulp te zoeken, maar Hasan stelt dat beeld bij. Volgens hem is het ontbreken van kennis het grootste probleem, en is dat ook het eerste wat aangepakt moet worden. Een ander kernelement in zijn aanpak is hoe hij de cliënten aan het werk zet. Alleen maar praten blijkt bij deze groep niet te werken. “Ik maak het dan vaak visueel, door ze aan het tekenen of schilderen te zetten. Ook heb ik een filmpje over PTSS (posttraumatische-stressstoornis, ER) gemaakt, waar cliënten zich vaak in herkennen.” Hasan heeft inmiddels op basis van zijn ervaringen met de visuele aanpak een methode ontwikkeld waarmee ook andere hulpverleners ermee aan de slag kunnen. Deze i-Toolbox is te gebruiken bij cliënten met PTSS, angst en depressie. De methode bestaat uit zes doosjes met kaartjes waar vragen in verschillende talen op staan. Op de kaartjes staan ook klachten waar mensen mee kunnen kampen. Ze zijn geclusterd per thema, bijvoorbeeld ‘angst en depressie’ of ‘negatieve gedachten’. “Ik laat mensen kiezen welk doosje bij hen past en welke vragen. Mensen uit het Mid-


interview ✽ den-Oosten denken door te ervaren. Pas als je het tastbaar maakt gaat het voor hen echt leven.”

Genezers Over de rol van religie in de behandeling van psychische problemen bij nieuwkomers kan Hasan kort zijn: of het nou om de islam of het christendom gaat, religie kan zowel een positieve als een negatieve uitwerking hebben op het herstel van een cliënt. “Ik ben zelf niet gelovig, maar ik vind het wel erg belangrijk om goed te kijken naar het geloof van een cliënt, om te ontdekken of dit hem of haar in de weg zit of juist helpt. Als het helpt, prima. Zo niet, bijvoorbeeld wanneer een cliënt geen medicijnen wil gebruiken vanwege zijn geloof, dan probeer ik dit bespreekbaar te maken. Wat overigens heel veel voorkomt, zowel onder moslims als onder christenen, is het geloof in geesten. Je kunt dan zeggen: ‘Geesten bestaan niet’, maar dan heb je geen contact met de cliënt en zal het behandelproces vroeg of laat stagneren. In het Midden-Oosten is het heel gewoon dat mensen in het geval van een kwade geest toevlucht zoeken bij een geestelijk genezer; ik ken bijna niemand die niet langs zo’n healer is gegaan, op zoek naar een bepaalde genezing of oplossing voor iets. Deze personen

spelen vaak in op de angst van mensen en op hun gevoel zondig te zijn. Daar wordt dan regelmatig misbruik van gemaakt, doordat er veel geld wordt gevraagd, of doordat er een vloek wordt uitgesproken.”

Bij de bron In al zijn werk heeft Hasan een duidelijk doel voor ogen: dat vluchtelingen zich kunnen ontplooien en nuttig voelen. “Mensen zoeken erkenning en het gevoel van erbij horen. Dit is voor iedereen belangrijk, maar als nieuwkomer in een nieuw systeem is het des te belangrijker. Veel behandelaars hebben de neiging vluchtelingen te zien als slachtoffers, waardoor nieuwkomers zelf ook in een slachtofferrol blijven hangen. Gevolg is dat cliënten zo drie, vier, vijf jaar bij de GGZ zitten zonder dat er veel ontwikkeling valt te ontdekken. Je bent hier niet omdat je het niet aankan, denk ik dan, maar omdat je uit een bepaalde situatie wilt komen en daar iets aan bij wilt dragen. Dáárom zet ik ze meteen aan het werk, die actie is nodig om de lethargie te doorbreken. De meesten bevinden zich in een crisis wat maakt dat alles vloeibaar is, dus ook hun toekomst. Ik benadruk steeds de kwaliteiten en kracht van mensen. Zo hoop ik ze te laten zien dat ze zelf aan hun toekomst vorm kunnen geven.”

Driekwart van de vluchtelingen in Nederland wordt geplaagd door psychische problemen.

Toch heeft Hasan ondanks de vele hulpaanvragen en alle positieve aandacht voor zijn methodes en aanpak al meerdere keren op het punt gestaan om het bijltje erbij neer te gooien. Waarom? Kort gezegd: de Nederlandse bureaucratie en regelgeving maakt dat de financiering van zijn werk ontzettend moeizaam verloopt. Het gevoel dat hij niet begrepen wordt en dat het belang van wat hij doet niet gezien wordt, is groot. Toch blijft hij doorzetten, omdat het voor hem als een paal boven water staat hoe belangrijk het is dat nieuwkomers in Nederland gezien, gehoord én geholpen worden. Naast goede interculturele psychische zorg voor nieuwkomers in Nederland heeft Hasan de droom om het probleem bij de bron aan te pakken, wat wil zeggen: de juiste psychische hulp te verlenen in het land van herkomst. ‘Droom’ is misschien niet het goede woord, want alle ingrediënten om dit te realiseren lijkt hij al te hebben. Sinds hij psychiater is, is hij al actief in Noordoost-Syrië. Dit gebied is niet in handen van president Assad of van terroristische groeperingen; in plaats daarvan zorgen de Koerden in samenwerking met de Amerikanen voor relatieve rust en veiligheid. Intussen heeft hij twaalf mensen in Syrië opgeleid om psychische hulp te verlenen. Alles staat in de startblokken om een instelling op poten te zetten die in een jaar tijd 5.000 mensen kan helpen. Hasan: “Als we goede psychologische hulp weten te bieden in Syrië, kunnen we naar mijn mening veel geweld voorkomen. Met weinig middelen kunnen we de mensen daar leren dat er om problemen op te lossen andere manieren dan geweld zijn. Kijk, je kunt IS misschien militair gezien verslaan, maar dan zit je nog steeds met de invloed van hun ideologie op het volk. Dat zie je nu ook in het gebied waar ik kom. Turkije dreigt er met een invasie. Als dat gebeurt, wordt in één klap alles weggeslagen wat we hebben opgebouwd. De ideologie zit er nog te diep in, mensen zullen meteen overstag gaan als Turkije komt, ook omdat ze dan van dat land financiële ondersteuning krijgen. Democratisering van de Syrische samenleving kun je dan wel vergeten. Om deze kwetsbaarheid onder de mensen te doorbreken is psychische hulp onontbeerlijk.”

.

september 2019

23


✽ Louise Müller over Kwame Anthony Appiah

‘IDENTITEIT IS NIET ONVERANDERLIJK, MAAR EEN SOCIALE CONSTRUCTIE’ Wat kunnen wij weten? Wat mogen wij hopen? Wat moeten we doen? Dat zijn de eeuwige vragen van de filosofie. Elze Riemer geeft het antwoord van twaalf ‘denkers van nu’ en legt daartoe haar oor te luisteren bij kenners. Aflevering 9: Louise Müller over de Ghanees-Amerikaanse denker Kwame Anthony Appiah. “Het mooie van hem is dat hij als geen ander de brug weet te slaan tussen twee werelden.” Tekst: Elze Riemer Beeld: Myriam Keijzer

e Ghanees-Amerikaanse filosoof Kwame Anthony Appiah (Londen, 1954) zou gerust met pensioen kunnen gaan. Waar zijn gedachtengoed in 1998 nog revolutionair was, is het nu veel meer gemeengoed geworden. Hij heeft dan ook hard gewerkt aan zijn profiel als publieksfilosoof: niet alleen schrijft hij ontzettend veel boeken en artikelen voor een breed publiek, ook weet hij als geen ander als denker de vertaalslag te maken van theorie naar praktijk. Daarnaast heeft Appiah in de loop van de tijd allerlei belangrijke posities bekleed in organisaties op het raakvlak van literatuur, filosofie, taal en maatschappij. Toch weten maar weinig mensen dat bepaalde overtuigingen die zij nu hebben hun oorsprong vinden bij Appiah, of in ieder geval toch ten dele. Tijd om daar verandering in te brengen, met filosoof en Appiahkenner Louise Müller (1977). Volgens Müller, die onder meer verbonden is aan de Universiteit Leiden, heeft de Afrikaanse filosofie veel te bieden dat de westerse filosofie ontbeert: “Het mooie van Appiah is dat hij als geen ander de brug weet te slaan tussen die twee werelden.”

D

U heeft zich gespecialiseerd in Afrikaanse filosofie. Waarom vindt u Afrikaanse filosofie zo boeiend?

“Vanwege het tegengeluid dat zij laat horen, in onze door materialisme geobsedeerde maatschappij. In de westerse filosofie, die haar sporen heeft nagelaten in ons en in onze wereldbeelden, wordt het lichaam gezien als een mechanisme in plaats van

24

september 2019

een organisme. Een mechanisme bovendien, waar de geest ook nog eens apart van staat en op een voetstuk wordt gezet. Deze materialistische focus is volgens mij de bron van veel psychische problemen en conflicten tussen mensen. Het onderscheid tussen lichaam en geest is exemplarisch voor hoe de westerse filosofie met veel zaken omgaat: altijd worden de verschillen benadrukt, in plaats van de organische samenhang – het verschil tussen mens en dier, maar ook tussen mensen onderling. Een gevolg hiervan is dat de westerse moderne mens zichzelf in toenemende mate ziet als individu in plaats van als onderdeel van een groter geheel. Hierdoor drijven mensen van elkaar af in plaats van dat ze nader tot elkaar komen. De Afrikaanse filosofie daarentegen gaat juist uit van een groter geheel. Meer nog: haar uitgangspunt is dat er in de natuur een soort bewustzijn schuilt waarvan wij als mens onderdeel zijn en dat ons verstand te boven gaat. Dit uitgangspunt over hoe alles met elkaar samenhangt, vind ik misschien wel het mooiste van de Afrikaanse filosofie, omdat alles wat daarna volgt op deze gedachte gestoeld is. Het Afrikaanse denken bevrijdt ons van het idee dat we individuen zijn en laat ons zien dat we als mensen geestelijk en existentieel met elkaar verbonden zijn.” Hoe is Appiah in dit alles te plaatsen?

“Het fascinerende van Appiah is dat hij aan de ene kant recht doet aan die Afrikaanse animistische invalshoek, maar aan de andere kant ook een postmoderne filosoof is die de grenzen van de Afrikaanse filosofie

overstijgt. Met behulp van autobiografische anekdotes betoogt hij dat identiteit geconstrueerd wordt door allerlei sociale aspecten – zoals de traditie waarin je bent opgegroeid – en dus niet bestaat uit onveranderbare elementen. Om een voorbeeld te noemen: het feit dat Appiah een zwarte Amerikaanse homoseksueel met een Britse en aristocratische opvoeding is, zegt nog niks over wie hij ten diepste is als mens, in zijn verbondenheid met anderen. Dit postmoderne niet-essentialistische element in zijn identiteitsfilosofie maakt dat hij door andere Afrikaanse filosofen nog wel eens wordt weggezet als een anti-Afrikaanse denker. Dit komt ook omdat hij afrocentrisme, iets wat binnen de meeste Afrikaanse filosofie gangbaar is, in navolging van Sartre ziet als een vorm van ‘omgekeerd racisme’. Volgens hem is het afrocentrisme – de gedachte dat er zoiets bestaat als een unieke Afrikaanse identiteit – een tegenbeweging in reactie op blank racisme en werkt het segregerend in plaats van integrerend, waardoor het dus net zo goed racistisch is. Appiah denkt wat dat betreft meer in de lijn van dominee Martin Luther King, die immers ook de nadruk legde op integratie. Appiah heeft een wereld voor ogen waarin mensen met verschillende achtergronden in vrede met elkaar samenleven. Dit betekent overigens zeker niet dat iedereen het met elkaar eens hoeft te zijn, wél dat er een ‘agree to disagree’ is. Er zullen altijd theoretische en filosofische verschillen tussen mensen zijn, maar er zullen ook altijd overeenkomsten zijn. Het gaat erom als


RS DENKE

9

VAN NU

mens de overeenkomsten met anderen op te zoeken en de praktische vaardigheden in jezelf te ontwikkelen om goed samen te leven. Dat is voor Appiah kosmopolitisme: wereldburgerschap als vaardigheid die in de praktijk geoefend moet worden door met elkaar in gesprek te gaan en in gesprek te blijven.” Welke overeenkomsten tussen mensen ziet hij primair?

“Appiah legt er de nadruk op dat we bovenal allemaal met elkaar verbonden zijn als mens. Het mens-zijn is wat ons allen bindt. In zijn ogen is er dus niet zoiets als een absolute ander of buitenstaander, zoals Levinas bijvoorbeeld wel betoogde. Nee, we zijn allemaal mensen. Wat dat precies betekent, krijgt gestalte in de praktijk, omdat dit elke keer weer anders is – afhankelijk van de personen en situatie. Maar het zoeken naar overeenkomsten moet in het samenleven wel steeds het uitgangspunt zijn, omdat alleen dat die theoretische verschillen tussen mensen kan overbruggen. Zijn filosofie is dus sterk maatschappelijk relevant. Veelzeggend is dan ook dat hij uit het veld van de taalfilosofie is gestapt en zich meer is gaan verdiepen in antropolo-

gie, psychologie, sociaal-culturele geschiedenis en literatuur. Op dat brede vlak ligt ook zijn roeping.” Wat is Appiah’s roeping?

“Om de wereld uit te leggen dat sociale identiteiten sociale constructies zijn. Dat vormt een rode draad in zijn werk, en komt ook sterk terug in zijn recente boek, De leugens die ons binden. Dé leugen is volgens hem dat sociale identiteiten – zoals gender, nationalisme, religie en ras – essentialistisch zouden zijn. Alsof er een soort authentieke kern is die mensen binnen een bepaalde groep bindt en die ervoor zorgt dat de mensen binnen die groep allemaal met de neus dezelfde kant op staan. Die authentieke kern is een illusie; mensen binnen dezelfde groep zijn heel verschillend, zeker in de huidige postmoderne samenleving waarin eenzelfde persoon tegelijkertijd kan behoren tot een heleboel verschillende groepen. Dat dit anders lijkt, heeft volgens Appiah te maken met de gewoontes en gedragingen die binnen een bepaalde groep gangbaar zijn. Hier zie je weer die nadruk op de praktijk. Dat wordt duidelijk als hij het bijvoorbeeld heeft over religieuze identiteit. Hij gelooft niet dat de religieuze

identiteit bestaat uit een set filosofische of ideologische ideeën, maar dat die altijd te maken heeft met de praktijk. Sterker nog, hij beweert dat er helemaal niet zoiets bestaat als ‘religie’. Alle definities ervan schieten namelijk tekort in de praktijk. Dus alle theoretische discussies over religie hebben geen enkele zin – stelt hij.” Hoe moeten we dan praten over religie?

“We focussen te veel op die overtuigingen in plaats van op wat religieuze mensen daadwerkelijk dóén. Natuurlijk zijn die overtuigingen wel onderdeel van religie, maar zij vormen daarvan slechts een dimensie. Wat we doen, is minstens zo belangrijk, zo niet belangrijker. Religie is volgens hem een activiteit, een werkwoord in plaats van een zelfstandig naamwoord. Zelf is hij tegenwoordig overigens atheïst. Dat is niet altijd zo geweest. In zijn jeugd is hij opgegroeid in een plaatselijke christelijke kerk in Kumasi, Ghana. Daar werden traditionele geloofselementen van de Asante, een volk in Ghana, gemengd met het christendom. Later, tijdens zijn studie in Cambridge, raakte hij erg geïnteresseerd in theologie. Deze interesse verschoof echter geleidelijk aan naar een meer antropologi-

september 2019

25


✽ denkers van nu

Paspoort Kwame Anthony Appiah (Londen, 1954) is een van de meest invloedrijke filosofen van onze tijd.

. Werd geboren in Londen, als zoon van de Ghanese politicus Joe Appiah en de Britse kinderboekenschrijfster Peggy Cripps. Bracht zijn jeugd door in Kumasi in Ghana, waarna hij terugkeerde naar het Verenigd Koninkrijk voor zijn studies. Eerst aan Bryanston School en later aan de University of Cambridge. Hier behaalde hij ook de graad van doctor in de filosofie. Doceerde filosofie aan de Universiteit van Ghana, de University of Cambridge, Duke University, Cornell University, Yale University, Harvard University en Princeton University. Momenteel is hij filosofieprofessor aan New York University in New York City. Profileert zich in de media en via allerlei maatschappelijke organisaties als een echte publieksfilosoof. Schreef tientallen boeken. In oktober verschijnt zijn laatste boek The Lies That Bind in een Nederlandse vertaling: De leugens die ons binden. Een nieuwe kijk op identiteit (uitgeverij Pluim, € 24,99). Schreef ook enkele romans in het detectivegenre, te weten: Avenging Angel, Nobody likes Letitia en Another death in Venice. Woont samen met zijn man Henry Finder in een appartement in Manhattan, en een huis in New Jersey met een kleine schapenboerderij.

.

. .

.

.

26

september 2019

sche benadering van religie, naar religiewetenschappen. Over religie an sich heeft hij principieel niks te zeggen, over religieuze identiteit wel. Die ziet hij als een soort basisidentiteit die van invloed is op alle andere identiteiten. Zo stelt hij dat je genderidentiteit gevormd wordt door de gewoontes en gebruiken die deel uit maken van je geloofsovertuiging. Ik denk dat hij daarmee bedoelt dat bepaalde ideeën over mannen en vrouwen die besloten liggen in de gewoontes en gebruiken van een geloofsovertuiging, effect hebben op hoe mensen met die overtuiging hun genderidentiteit uitdragen. Zo dragen streng islamitische vrouwen bijvoorbeeld een boerka. Het feit dat ze streng islamitisch zijn heeft dus effect op hoe zij hun vrouwelijke identiteit vormgeven.” Deze gedachten komen allemaal niet zo heel erg revolutionair over. Veel daarvan hebben we al eens gehoord, toch?

“Het feit dat Appiah’s gedachtegoed inmiddels niet meer zo revolutionair aanvoelt, is juist de vrucht van zijn filosofie. Kwame Appiah is nu 65 jaar, maar toen zijn eerste werk, In my father’s house, in 1998 uitkwam was dat echt wel een soort bom die insloeg bij de filosofiefaculteiten in Amerika. Ondanks het werk van zijn voorgangers, met name mensenrechtenactivist en academicus W.E.B. Du Bois, werd daar toen nog sterk gedacht dat ras een essentialistische categorie is. Appiah gebruikte de nieuwste bevindingen in de genetica om te betogen dat er niet zoiets als een specifiek ras bestaat. Het Afrikaanse continent kent een enorme diversiteit aan genen, en er blijken onder Afro-Amerikanen grotere genetische verschillen te bestaan dan er bestaan tussen Afro-Amerikanen en Europeanen. Met andere woorden: ras heeft geen biologische oorsprong. Appiah bouwt hiermee voort op wat Du Bois al had laten zien, namelijk dat ras een sociale constructie is. Daarnaast bespreekt Appiah ook andere sociale identiteiten in de context van het postmodernisme. Gender is een identiteit waarvan vele mensen nog denken dat het gebaseerd is op helder afgebakende biologische verschillen tussen de seksen. Appiah laat echter zien dat ieder mens zowel ‘mannelijke’ als ‘vrouwelijke’ ei-

‘Appiah heeft een wereld voor ogen waarin mensen met verschillende achtergronden in vrede met elkaar samenleven’ genschappen heeft, en dat de natuur veel diffuser is dan de sociale categorieën die wij hebben bedacht.” Al die categorieën werken alleen maar polarisatie in de hand. Kunnen we niet op een andere manier denken, zonder al die hokjes?

“Je ontkomt er nooit helemaal aan. Mensen hebben de behoefte om op deze manier hun identiteit te construeren, zegt Appiah. We willen ons onderscheiden, verbinden met gelijkgezinden en ons afzetten tegen mensen met andere ideeën. En dat is ook geen probleem, als we ons er intussen maar van bewust zijn dat die identiteiten constructies zijn én dat er wel degelijk iets is wat universeel is en ons allen verbindt: ons mens-zijn. Hoe meer mensen zich hiervan bewust zijn, hoe meer humaniteit er ontstaat en hoe meer respect en zelfrespect mensen weer terug krijgen. Je kunt dan al die sociale constructies in je identiteit relativeren en er flexibeler mee omgaan, op zo’n manier dat je dit gegeven vóór je laat werken in plaats van tegen je. Dat is wat Appiah uiteindelijk wil doen: mensen gereedschappen aanreiken om na te denken over hun eigen sociale identiteit, zodat ze sterker komen te staan en beter in staat zijn om de ander primair als mens te zien en om samen te leven met anderen.” Mens-zijn is wat ons verbindt. Maar wat ís de mens dan, volgens Appiah?

“Hij heeft daar niet een of andere definitie voor, daar is hij juist wars van. Wat menszijn concreet inhoudt, komt tot uiting in de dialoog. Duidelijk is wel dat in die interactie het goede leven ligt besloten. Wat dat betreft vind je in zijn filosofie zeker de sleutels tot een harmonieus samenleven met anderen.”

.


Het Solse Gat, Veluwe.

Spec ial

Special: Heilige grond

WAAR HEMEL EN AARDE ELKAAR RAKEN Tekst: Bert van der Kruk Beeld: Sjaan van der Jagt

rek je sandalen uit, want de grond waarop je staat is heilig. Mozes bij het brandende braambos kreeg die opdracht. Sommige pelgrims die Croagh Patrick beklimmen, de heilige berg van Ierland, handelen er ook naar. Net als in de woestijn, is het pijnlijk om deze stenige puinhelling barrevoets te betreden. Deze special gaat over heilige grond, plaatsen waar zogezegd hemel en aarde elkaar raken. Het gaat daarbij ook over de Feyenoordfan die liever geen microfoon van een tv-zender op het heilige gras van De Kuip ziet staan. Of over de ‘witte heks’ die

T

een krachtige energie ervaart in de Veluwse bossen rond het Solse Gat. Archeologe Judith Schuyf heeft het niet zo op het gekoketteer met deze nieuwe ‘krachtplekken’. Wel is zij gecharmeerd van de veel oudere heidense plekken die door de eeuwen heen een nieuwe betekenis kregen. Generaties na elkaar hebben aan die plaatsen inhoud gegeven. “Dat idee verbindt ons met een voorgeschiedenis en geeft aan dat we niet helemaal ontworteld zijn.” De band met het verleden en de aarde speelt ook bij het behoud van oude begraafplaatsen, zo blijkt in gesprek met

historica Korrie Korevaart. De gemakzuchtige manier waarop gemeenten en kerkbesturen soms omspringen met ons ‘funerair erfgoed’, stoort haar danig. “Het hele dorp ligt er begraven!” Terwijl de oude heidenen hun religie in de buitenlucht vierden – bij een boom of put – zoeken veel eigentijdse gelovigen God doorgaans in een gebouw. De vraag aan twee architecten en een monnik is of het mogelijk is om het heilige in zo’n gebouw te ‘organiseren’. “Nee, ik denk dat het onmogelijk is om een heilig gebouw te ontwerpen.”

.

september 2019

27


Judith Schuyf: ‘We zijn niet helemaal ontworteld’

28

september 2019


Judith Schuyf, archeologe

special/interview ✽

Tekst: Bert van der Kruk Beeld: Sjaan van der Jagt

Heidense heiligdommen

‘Zo’n grote kei heeft een hoop gezien’ Heilige bomen gingen om, putten werden gedempt. Met de komst van het christendom verdwenen heel wat heidense heiligdommen uit ons land. Maar ondergronds bleven ook veel oude plekken hun aantrekkingskracht behouden, tot vandaag toe. “Een joods-christelijke cultuur – hoe kom je erbij? Onze cultuur heeft veel diepere wortels, die zeker teruggaan tot de prehistorie.”

et is stil bij de boom. Geen mensen, alleen kwetterende vogels. Geen zuchtje wind; de lapjes in de oude eikenboom van Overasselt hangen er stil bij. De takken zijn inmiddels zo hoog dat je er niet meer bij kunt om nieuwe lappen in de boom te hangen, behalve als je op een van de ruïnemuren van de St. Walrick-

H

kapel klimt. Precies daar hangen de meeste doeken en linten, maar danig verkleurd en verteerd. Zo’n 30 meter verderop staat een jonge eik, waar je makkelijker bij kunt. Het boompje hangt vol met kleurige lappen, zakdoeken, ja zelfs een geblokte theedoek. Mensen hangen de lappen in de boom in de hoop van hun koorts of ziekte af te komen. Maar

Lapjesboom in St. Walrick bij Overasselt.

de jonge eik zelf ziet er met kromgetrokken, wit uitgeslagen bladeren allesbehalve gezond uit. Zijn grote broer verderop oogt een stuk sterker.

Koortsig lijf Als we het gesprek niet bij haar thuis in Utrecht hadden gevoerd, had Judith Schuyf (68) wel bij deze boom willen praten over de vele heidense heiligdommen die Nederland nog steeds telt. Niet omdat deze cultusplek als een van de weinige ook een eigen bushalte en zelfs een pannenkoekenrestaurant heeft, maar omdat de boom bij de kapel zo goed illustreert wat ze in haar recente boek Heidense heiligdommen betoogt. Het is een heel oude traditie: je bindt een deel van een kledingstuk dat je ’s nachts op je koortsige lijf droeg aan een boom en hoopt zo de koorts ‘af te binden’. De boom neemt de koorts over, zo is de gedachte. Tot voor kort werden nog processies naar de ruïneuze kapel en de boom gehouden. Maar ook zonder die bedevaarten blijft de praktijk van koorts afbinden nog springlevend en volgens Schuyf zelfs “in toenemende mate populair”. Geregeld duiken er verhalen op van mensen die ook in recente tijd genezen zijn na een bezoek aan de boom. Judith Schuyf: “Mensen hebben eeuwenlang op de natuur moeten vertrouwen, om zelf niet ziek te worden, om goed weer te krijgen of vruchtbaar vee. Met de komst van het christendom is dat nauwelijks veranderd. Mensen blijven nog steeds diezelfde behoeftes hebben. Het christendom voldeed daar aanvankelijk helemaal niet aan, en later alleen maar door zich eraan

september 2019

29


✽ heilige grond aan te passen. Die verschillende lagen van aanpassing zie je mooi bij de lapjesboom.” De kapel dateert uit de vijftiende eeuw. Er hoort een legende bij die, al dan niet authentiek, teruggaat tot het begin van de kerstening, in de achtste of negende eeuw. Zoals zo vaak speelt missionaris Willibrord daarin een rol. “Rond de kapel groeide een heel circuit van heilig landschap”, zegt Schuyf. “Er ontstonden spontaan pelgrimswegen waarover mensen naar de kapel liepen, bij zonsopgang, zwijgend, biddend. Het hele dorp moest mee.” De Romeinen hingen ook al lappen in de bomen. Zij schreven al vroeg over heilige bomen in de bossen van Italië. Het was een wijdverbreid Europees verschijnsel, waarvan inmiddels in Nederland niet zo veel meer over is. Maar hier in Overasselt dus wel. En het is opgenomen in een nieuwe

religieuze praktijk. In de kapel staat achter een traliewerkje een Mariabeeld en liggen stenen uit Lourdes. “Een voorbeeld van de overname door Maria van een lokale verering.”

Vierde generatie Zo zijn er veel plekken aan te wijzen in Nederland waar ons heidense verleden nog steeds doorwerkt. Het boek van Schuyf wemelt van de heilige bomen, putten, stenen en heuvels. Haar fascinatie daarvoor stamt uit de jaren tachtig. De historica en archeologe, die ook veel publiceerde over homo-emancipatie en over de Tweede Wereldoorlog, schreef toen Heidens Nederland, dat nog een stuk dunner was. Een kwarteeuw later ligt er een compleet vernieuwde versie en is er met name op wetenschappelijk terrein veel veranderd.

Heilige Eik in de kerk van Meerveldhoven.

Hunebed, Lage Vuursche.

Willibrordputje in Oss.

30

september 2019

“Zo’n 25 jaar geleden werd ik nog uitgelachen omdat ik erover schreef. Dat was geen archeologie! Ik ben in Leiden opgeleid en daar was onderzoek naar ons religieuze verleden absoluut taboe. Inmiddels verschijnen er op dit terrein aan de lopende band allerlei publicaties van vakgenoten.” Bij ‘het gewone publiek’ was die waardering er altijd wel. “Mensen ervaren een gevoel van verbondenheid met een oude heilige plek. Ze denken: zo’n grote kei ligt daar al even, die heeft een hoop gezien. Er zit een verhaal aan vast.” Zelf ervaart ze op sommige plekken iets vergelijkbaars. “Dan voel ik wel dat mensen daar lange tijd een bijzondere betekenis aan hebben gegeven. Generaties lang hebben ze het belangrijk gevonden om juist op die plek te zijn. Zoiets voel je.”


special/interview ✽ Maar verder kijkt Schuyf er toch vooral als wetenschapper naar. Als “verstokte vierdegeneratieatheïst” krijgt ze geen religieuze gevoelens bij het betreden van een oude heilige plek en van wicca en ‘bomenknuffelen’ moet ze ook weinig hebben. Ze wil kennis overbrengen over de gelaagdheid van ons religieus verleden en mogelijke misverstanden wegnemen. “Eindelijk eens iemand die ons niet-christenen een verhaal geeft waarmee we ons kunnen identificeren”, zo kreeg ze kort na verschijning al te horen. Dat begrijpt ze. “Er is een heel grote groep mensen die zich ‘ge-anderd’ voelt door het feit dat ze niet bij de overheersende cultuur horen.” Op dit punt gekomen, wil ze ook haar ergernis over politici die “voortdurend iets roepen over onze joods-christelijke cultuur” wel kwijt. “Dan denk ik altijd: hoe kom je erbij? Hoe verzin je het? Onze cultuur heeft veel diepere wortels, die zeker teruggaan tot de prehistorie. Maar over de verschillende culturen die vóór het christendom hun bijdrage hebben geleverd, wordt heel weinig nagedacht.”

Liminale plekken In die culturen waren het – overal in Noord-Europa – altijd dezelfde landelijke plekken waar mensen religieuze betekenis aan hechtten. Naast bomen en stenen waren het hoogtes en laagtes, heuvels, moerassen, rivieren en waterbronnen. Het zijn ‘liminale’ plekken, grensplekken. Schuyf: “De heidense heilige plekken liggen vaak op de overgang tussen twee natuurlijke omstandigheden: hoog en laag, nat en droog, berg en meer.” Water was daarbij heel belangrijk. “Niet zo gek. Water is leven, vruchtbaarheid, stroming. Zonder water geen leven. Dat hadden de heidenen goed begrepen. De kans dat ze hier te lande mensvormige goden hebben aanbeden in de periode voor de Romeinse tijd is niet groot. Dan hadden we daar veel meer van terug moeten vinden in de grond – en we vinden helemaal niks. Dus moesten ze het met al die beekjes, rivieren en moerassen in de buurt vooral hebben van de bovennatuurlijke krachten die bij water hoorden. Op die plekken offerden ze en hielden ze hun cultus.” Met de komst van de Romeinen deden niet alleen ‘belichaamde goden’ (en de

daarbij horende ‘systeemgodsdienst’) hun intrede, maar ontstonden ook de eerste tempels. “We verlaten de natuur en gaan het gebouw in”, vat Schuyf de ontwikkeling samen, al verliep die heel traag. De natuur bleef nog vele eeuwen een dominante rol spelen, ook lang nadat de eerste missionarissen in het land waren gearriveerd en op vele plekken zelfs totdat calvinisten er in de zeventiende eeuw hardhandig een einde aan maakten. In de tijd van Willibrord, Bonifatius en andere missionarissen die Nederland tot het christendom wilden brengen, werden vele heilige bomen omgehakt en heilige putten gedempt, zo wil het verhaal. Maar dat verhaal is altijd afkomstig uit kerkelijke bron en bovendien zijn al die heiligenlevens volgens een vaste formule geschreven. “Je leest daarin dat ze voortdurend tempels omgooiden en bomen omhakten”, zegt Schuyf. “Dat zullen ze ongetwijfeld ook wel gedaan hebben. Maar het was een zeer chaotische tijd, met veel strijd tussen bevolkingsgroepen. Voor veel verhalen zijn geen archeologische bewijzen te vinden. We weten niet wie nou precies wat heeft verwoest en waarom.”

Andere betekenis Veel bleef ondertussen ook gewoon hetzelfde, maar kreeg een andere betekenis, betoogt Schuyf. “Een nieuw sausje. Eerst vroegen mensen bij de boom of de bron om bescherming, nu deden ze het bij een heilige. De intentie op een hoger niveau bleef hetzelfde: ik wil niet ziek worden, kunt u mij beschermen? Ze zullen wel in God geloofd hebben, zeker. Maar ze hadden er een parallel systeem naast. Er werden putten gedempt, maar vele andere werden vrij snel in het christendom opgenomen. Vandaar al die Willibrordputjes, die al dan niet terecht zijn naam dragen. Vandaar al die kerken waar nog bronnen of putten onder de vloer vandaan kwamen. Een put had ook wel praktische voordelen; het was een van de weinige plekken waar schoon water was, misschien wel geneeskrachtig, waarmee je oogkwalen kon verhelpen.” Onder het katholicisme konden zo veel heidense elementen als een soort volksgeloof ‘ondergronds voortbestaan’. Met de komst van het calvinisme werd dat een stuk lastiger. Schuyf: “Streng protestantse gebie-

den hebben relatief weinig uit de voorchristelijke tijd over gehouden. Er is weleens wat doorheen geglipt, zoals het Runxputje in Heiloo, maar verder zijn de calvinisten grondig te werk gegaan.” Schuyf raakte tijdens haar bestudering van classisverslagen “gechoqueerd” door de felheid waarmee dat bijvoorbeeld in delen van Brabant gebeurde. “Dat is een complete godsdienstoorlog geweest. Alles wat er nog aan heilige bomen over was, is rond 1648 omgehakt. De heilige putjes werden gedempt. Het geweld was trouwens wederzijds. De katholieken poepten ook in de protestantse kerken om ze te pesten. En als de pastoor – op zondag! – devotionalia in een kraampje bij de kerk verkocht, gooiden de protestanten zijn ramen in. Of de pastoor werd gemolesteerd. En daarna weer de dominee.” Waar waren eerst de missionarissen en later de calvinisten – en misschien ook allerlei moderne religieuze beeldenbestormers – nou precies bang voor? Judith Schuyf betwijfelt of ze door angst werden gedreven. “Ik denk dat ze eerder vervuld waren van een nietsontziende haat ten opzichte van alles wat anders was. Ze leefden vanuit het heilige licht van God en zagen mensen met een compleet andere leefstijl en dachten: dit is anders, dit kunnen we niet hebben. En dus werd er omgehakt, dichtgegooid en omvergemept.” Maar ondanks alle vernielingen kruipt het bloed waar het niet gaan kan. “Veel van de oude ideeën zijn helemaal geïncorporeerd in new age. Maar daar kan ik als wetenschapper niks mee en heb ik me verre van gehouden. Het zweeft. Als ik verhalen over krachtplekken lees, gaan mijn haren overeind. Het zijn vaak nieuwe plaatsen, die iemand heeft verzonnen. De plekken die ik zelf beschrijf, hebben een heel lange traditie die vaak teruggaat tot in de vroege middeleeuwen. Generaties achter elkaar hebben aan die plek betekenis gegeven. Dat idee verbindt ons met een voorgeschiedenis, die misschien niet noodzakelijkerwijs onze eigen geschiedenis is, maar wel aangeeft dat de tijd verloopt en dat we niet helemaal ontworteld zijn.”

.

Judith Schuyf: Heidense heiligdommen. Zichtbare sporen van een verloren verleden (Omniboek, 368 blz.,€ 24,99).

september 2019

31


✽ heilige grond

Drie stemmen over heilige ruimte

‘DE ARCHITECT IS GEEN GOD’ Waar zoeken mensen God? Dat kan overal, maar veel mensen komen al zoekend toch vaak uit in een of ander sacraal gebouw. Is het mogelijk om het heilige in zo’n gebouw te organiseren of te ontwerpen? Bert van der Kruk vraagt het aan twee architecten en een monnik. “Ik denk dat het onmogelijk is om een heilig gebouw te ontwerpen.” Tekst: Bert van der Kruk Beeld: Stijn Krooshof (Slangenburg)

Willem Jan de Hek: “Het zit ‘m niet alleen in de stenen.”

32

september 2019

illem Jan de Hek is architect en theoloog. Na zijn opleiding aan de TU Delft ontwierp hij in dienst van een architectenbureau woningen en kantoren. Later switchte hij naar het commerciële vastgoed en waren het vooral shopping malls die van zijn tekentafel kwamen. Dat werk bracht hem ook een aantal jaren naar Shanghai en Hongkong. “In Delft word je opgeleid alsof de wereld maakbaar is. Alles draait om zuiverheid. In de wereld van het commerciële bouwen raak je die idealen snel kwijt – heel ontnuchterend. Daar gaat het om de vraag hoe je mensen kunt verleiden zo lang mogelijk in een gebouw te blijven.” Tijdens de economische crisis begon hij aan een studie theologie, die hij afrondde met een scriptie die beide disciplines aan elkaar knoopt: waar kun je het sacrale vinden buiten de muren van de traditionele heilige plaatsen? Hij trok een denkbeeldige lijn door Amsterdam, vanaf de Nieuwe Oosterbegraafplaats naar de Oude Kerk, en vroeg kleine groepjes mensen met hem mee te wandelen langs die lijn. Onderweg moesten zij met hun mobieltje foto’s maken van plekken die ze als sacraal ervoeren. Langs de route liggen heel wat kerken, maar die werden “verrassend weinig” gefotografeerd. “Die zitten allemaal op slot en zijn als heilige plekken dus niet zo interessant. Je moet het eerder buiten de muren zoeken, in de tussenruimte. Speeltuinen zijn open en toegankelijk, en werden vaak op de foto gezet. Net als het Slavernijmonu-

W

ment of Artis. Maar ook een bankje waarop twee mensen met elkaar in gesprek waren.” Tijdens het analyseren van de ruim 1.000 foto’s kwam hij erachter wat mensen drijft om van bepaalde plekken een foto te maken. “Ze nemen hun verlangens onderweg mee en als ze op een bepaalde plek het idee hebben dat die vervuld worden, bestempelen ze die plek als sacraal. Die verlangens zijn altijd door de context bepaald. Een Amsterdammer heeft een ander verlangen dan een Ghanees. Heiligheid is altijd subjectief”, zegt De Hek, die daarom liever de antropologische term sacraliteit gebruikt.

Gelaagdheid Heilige plekken zijn volgens de architect/ theoloog altijd gelaagd. “Op dikke sacrale plekken liggen veel verschillende verlangens boven op elkaar: er is veel gebeurd, er kleven allerlei verhalen aan.” Zo heeft de Jacobikerk in Utrecht, waar De Hek nu kerkelijk werker is, “een hoge sacrale potentie”. Het is een oude kerk midden in de stad, waar veel mensen bijzondere herinneringen aan hebben. Als ze vanuit de drukke stad ineens in zo’n hoge, stille ruimte staan, waar het licht mooi binnenvalt, dan kunnen ze zeker het idee hebben een heilig gebouw te betreden. Maar volgens De Hek heeft dat vooral te maken met hun verlangen naar rust, verstilling, betekenis. “Dat zit ‘m niet alleen in de stenen, maar vooral in het idee dat het gebouw er al eeuwen staat en er nog steeds mensen komen, of het nou voor de viering is of de daklozenopvang. Veel mensen


special/achtergrond ✽ weten de weg ernaartoe te vinden. Op het moment dat ze hun voet over de drempel zetten, verbinden ze zich aan zo’n gebouw met een opeenstapeling van verhalen.” Zoiets laat zich moeilijk organiseren. “Als architect kun je, helemaal vanuit het niets ontwerpend, een dergelijke gelaagdheid bijna niet bereiken. Ik denk zelfs dat het onmogelijk is om een heilig gebouw te ontwerpen. Je kunt wel zo ontwerpen dat je die potentie vergroot, door lichtval en het soort stenen bijvoorbeeld. Maar je kunt maar tot op zeer beperkte hoogte puur met materie bepaalde gevoelens bij mensen losmaken.” Tijdens zijn vijf jaren in Hongkong zag De Hek dat sacraliteit als vanzelf ontstaat. Niet bedacht door architecten, maar bijvoorbeeld doordat handige handelaren een huisaltaartje voor bepaalde geesten op de stoep bouwden. “Ze deden dat vanuit het verlangen naar een goede omzet.” Hij zag ook dat Filipijnse schoonmaaksters kerkdiensten hielden onder een brug. “Er is al een plek, en een groepje gelovige vrouwen maakt die tot heilige plek.” De Hek kan dus niet veel met het idee dat

heilige plekken door architecten te creëren zouden zijn, hoe mooi het resultaat van hun ontwerpwerk soms ook is. Neem bijvoorbeeld Dom Hans van der Laan (19041991), de benedictijner monnik en architect van beroemde abdijen. In een “poging om heiligheid in maten te proppen” bedacht Van der Laan een ingenieus maatsysteem voor zijn gebouwen. De Hek: “Wat krijg je dan? Een gebouw dat perfect in de maat staat. Natuurlijk gaat daarvan een zekere rust en sereniteit uit. Maar is dat nou een heilig gebouw? Uiteindelijk zijn het de nonnen die er wonen die er een heilig gebouw van hebben gemaakt. Ik vind zoiets een overschatting van de rol en de intelligentie van de architect. De architect is geen God.”

Steven van Kooten: “Lichtbeleving is heel belangrijk.”

Hulpmiddel Kerkarchitect Steven van Kooten heeft dat, met zijn bescheiden reformatorische achtergrond, waarschijnlijk ook nooit gedacht. We spreken elkaar in Het Baken in Woerden, een kerkelijk centrum (PKN) dat hij tien jaar geleden ontwierp. Het was zijn eerste kerk. Sindsdien specialiseerde hij zich in nieuwbouw en vooral verbouw

en uitbreiding van kerken, met name op het protestantse erf. Hij is trots op zijn eersteling, maar of Woerdense kerkgangers het gebouw als sacraal ervaren, betwijfelt hij. “Ik geloof niet dat mensen van het gebouw zelf een religieuze ervaring krijgen.” Het moest een markant gebouw worden, kubistisch, als hoeksteen van een nieuwe

Taborkerk, Purmerend.

september 2019

33


✽ heilige grond wijk, niet direct ‘leesbaar’ als een kerk. Uitnodigend, “geen gesloten bastion” zoals vroeger vaak werd neergezet. “Dus veel glas bij de entreepartij, zodat mensen niet denken dat er een of ander schimmig clubje achter de gordijnen zit.” Het moest ook ten dienste van de gemeenschap staan, de samenleving, en – met oog op de opdracht om de schepping te bewaren – liefst zo groen en duurzaam mogelijk gebouwd. “Als je echt duurzaam wilt zijn, kun je beter helemaal geen gebouw neerzetten, maar in bestaande gebouwen gaan zitten; die staan op zondag toch allemaal leeg.” Het kerkgebouw is dus geen doel an sich voor Van Kooten. Maar vervolgens haast hij zich te zeggen dat architectuur wel een hulpmiddel is om God te kunnen ervaren, zoals ook natuur, kunst of zang dat kunnen zijn. Anders dan Willem Jan de Hek gelooft de kerkarchitect dat hij daarop wel invloed heeft, met name als het om de lichtinval gaat. “Lichtbeleving is heel belangrijk. Licht is het communicatiemiddel in de ruimte; het raakt een vlak waardoor je textuur, kleur en afstand ziet. Dat samenspel bepaalt hoe je de ruimte ervaart. Denk maar aan de gotische kerken: een en al lichtheid, glas-in-lood, kleur.”

Lichthapper Hoewel Het Baken geen kathedraal is, is lichtinval het enige punt waar de kerkarchitect wél heeft “ingezet op sacraliteit”. Hij loopt naar het einde van de kerkzaal en wijst omhoog, naar de ‘lichthapper’, een moderne vervanging van de aloude kerktoren. Bovenin zitten ramen, waardoor zeker ’s ochtends het zonlicht volgens Van Kooten prachtig naar binnen valt, op een goudgekleurde wand. “Dat geeft een heel mooie warme gloed, indirect, zonder harde slagschaduw.” Het Woerdense kerkgebouw staat “met zijn pootjes in het water”. Het idee om water vanuit de vaart naast de kerk binnen te laten stromen, heeft het helaas niet gehaald. “Ook water kan een sacrale sfeer oproepen”, zegt Van Kooten, wijzend op de beroemde Church on the water van architect Tadao Ando in Japan. Bij een kerk in Bilthoven heeft hij een waterpartij in een patio voorgesteld. Maar vaak zijn er de financiën niet voor. “Sacraliteit kost ook gewoon geld.”

34

september 2019

Kerkelijk centrum Het Baken, Woerden.

Verder besteedt de kerkarchitect veel aandacht aan de vormgeving van liturgische meubels. Doopvont, kansel en de verdere aankleding moeten als het ware één geheel vormen met de architectuur. “Het moet een Gesamtkunstwerk zijn dat helemaal klopt. Een gedachte die al in het gebouw zit, moet helemaal doorlopen tot in het meubelstuk. Je moet niet denken: ze hebben maar wat spulletjes in het gebouw gezet.” Zeker bij herinrichting van oudere kerken heeft hij aan deze ‘verrommeling’ vaak zijn handen vol. “Terugbrengen tot de essentie, daar gaat het om.”

Begrenzing Thomas Quartier is benedictijner monnik en tegelijk hoogleraar liturgische en monastieke studies aan de KU Leuven en directeur van het Benedictijns Centrum voor Liturgische Studies aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij woont in de

St. Willibrordsabdij bij Doetinchem, ook wel Slangenburg genoemd. Het gebouw is niet van de hand van een beroemde architect, maar werd kort na de Tweede Wereldoorlog eigenhandig door de monniken gebouwd. “Kenmerkend voor ons gebouw is de intimiteit. In de volksmond heet het ook wel het poppenkastklooster.” In de benedictijnse traditie is stabiliteit een belangrijk gegeven, doceert Quartier. “Stabilitas loci – je blijft je leven lang in principe wonen op de plek waar je bent ingetreden. Dat betekent dat het gebouw voor monniken niet zomaar een plek is die net zo goed ergens anders zou kunnen zijn, maar ook echt bij hun spiritualiteit hoort. We moeten letterlijk wortel kunnen schieten, en daar hebben we een dagtaak aan. Dat is niet altijd makkelijk, kan ik je eerlijk zeggen. Het gebouw is natuurlijk mooi en sfeervol, maar als je er de hele dag zit, met het idee dat je dat de rest van


special/achtergrond ✽ je leven doet, kan het iets beklemmends hebben.” Waarom die stabiliteit zo belangrijk is? Quartier formuleert het kernachtig. “Als je de wereld klein maakt, dan pas wordt hij oneindig groot. Door de begrenzing, waar je bewust in blijft, kun je de diepte in en daarin kun je vrijheid bereiken. Dat is de paradox van elk kloostergebouw: het is benauwend en daardoor bevrijdend. Vroeger was dat strikter dan tegenwoordig, toen zat de kloosterpoort hartstikke dicht. Maar nog steeds bewaken wij hier een afgegrensde ruimte. Om de diepte in te kunnen gaan. Om God te kunnen zoeken.” In navolging van Benedictus legt Quartier de nadruk op dat laatste woord. “God zoeken hè. Je hebt Hem niet. Hij is in ons kloostergebouw niet meer aanwezig dan elders. Maar het is hier wel een goede plek om te zoeken. Vergelijk het met een voetbalelftal; dat sluit zich voor een groot toernooi ook op in een trainingskamp, met soms kostschoolachtige trekjes. Wij zoeken ook die begrensde ruimte, alleen dan voor onbepaalde tijd. Maar die ruimte is geen doel op zich, is ook niet beter dan welke ruimte ook waar je met de bus langsrijdt. De ruimte wordt alleen maar heilig doordat mensen hem vullen met hun zoektocht naar God.”

‘Als je de wereld klein maakt, dan pas wordt hij oneindig groot’ Leegheid Dat brengt Quartier bij het tweede kenmerk van het kloostergebouw, de leegheid. “De ruimte tussen de koorbanken is in de kloosterkerk van oorsprong leeg. Hij dient voor niks anders dan dat het koor hem zingend met psalmgebed kan vullen. Die leegheid past goed bij de afgegrensde ruimte. Die ruimte moet je niet met kunst of andere menselijke vormen vullen, maar juist openlaten. Maar wel in het vertrouwen dat de leegte uiteindelijk gevuld wordt, door God.” Het idee van de leegheid komt terug in het hele gebouw. “De kruisgang van het klooster gaat meestal rondom een binnenplein. Bij benedictijnen is die plek altijd leeg. Als ik weleens rondleidingen geef, vragen mensen wat we op dat pleintje doen; ze denken dat we daar zitten te barbecueën of zo. Maar nee, op die plek gebeurt niks. Dus de beste plek van het gebouw, het centrum,

Binnenplein abdij Slangenburg.

Thomas Quartier: “Kenmerkend voor onze abdij is de intimiteit.”

is geen vergaderzaal of aula, maar is leeg. Ons hele leven beweegt zich rondom die leegte. Vanuit de kruisgang bereiken we alle andere plekken, onze cellen, de eetzaal, de bibliotheek, de kapittelzaal en de weg naar de werkplaats. En als het nodig is de weg naar buiten.” Thomas Quartier trad in 2012 op veertigjarige leeftijd in bij de benedictijnen van Slangenburg. Van kloosterromantiek moet hij weinig hebben. “Je moet als monnik wel een beetje verliefd worden op het gebouw. Als het leven dan in bepaalde fasen tegenzit, helpt dat. De esthetiek van een gebouw doet er dus wel degelijk toe. Net als alle vormen van kunst en menselijke expressie, kan architectuur helpen om dichter bij ons eigen zoeken te komen.” Maar meer dan een hulpmiddel is het niet. Quartier wijst op de hem fascinerende strakheid van het benedictijnerklooster Mamelis bij Vaals (ontworpen door Dom Hans van der Laan) of de enorme omvang van de trappistenabdij Koningshoeven nabij Tilburg. “Dat zijn mooie gebouwen. Maar als je er dag in dag uit bent, wordt het anders. Een strakke vorm kan kil worden, en een enorme gang erg lang als je er steeds doorheen moet om bij de wc te komen. Bij ieder gebouw is de vraag: wat blijft er over als de buitengewone vormgeving normaal wordt? Ook bij ons”.

.

september 2019

35


✽ heilige grond

Ierlands heilige berg Croagh Patrick

KLAUTEREN NAAR EEN GODDELIJK UITZICHT

Tekst: Bert van der Kruk

Waar ben je dicht bij de hemel? Boven op een berg. Waar kun je de aarde goed achter je laten? Inderdaad, boven op een berg. Niet zo vreemd dat veel religies en culturen hun heilige bergen hebben. Voor de Ieren is dat Croagh Patrick, de berg waar hun patroonheilige de afzondering zocht. Bert van der Kruk trad in zijn voetsporen. “Op de top krijg je altijd zo’n vredig gevoel.” eer dan vijfduizend mensen beklommen – traditiegetrouw – op de laatste zondag van juli Croagh Patrick, Ierlands heilige berg in county Mayo. Andere berichten maken er een paar duizend meer van. Ook het aantal gewonden wordt gemeld: 23 mensen kwamen er niet ongeschonden af. Zelfs de helikopter moest eraan te pas komen. De berg van de heilige Patrick is namelijk een gevaarlijk ding, zeker als het regent – en

M

Sint Patrick waakt over zijn berg.

36

september 2019

dat is vaak het geval op het groene eiland. Anderhalve maand eerder rijd ik zelf richting de voet van de heilige berg. Het is een zonnige zaterdagmiddag in juni. Een zondag leek mij passender om Croagh Patrick te betreden, maar het weerbericht is onverbiddelijk: on Sunday heavy showers. Dus besluit ik een dag eerder te gaan, rekenend op een rustige klim, met een enkele medepelgrim die ook in de voetsporen van Patrick wil treden. Volgens de overlevering verbleef de heilige in het jaar 441 veertig

dagen boven op de berg om te vasten en te bidden. Croagh Patrick is een kale, wat grimmige berg die als een soort piramide oprijst uit het groene land aan de westkust van Ierland. Erg hoog is hij met z’n bijna 800 meter niet, maar hij oogt steil. De berg ligt aan Clew Bay, waarin een groot aantal groene eilandjes ligt. Vanaf de berg schijnt het uitzicht op deze baai fantastisch te zijn. Maar zover is het nog niet. Als ik Croagh Patrick nader, neemt de


special/essay ✽ drukte toe. De grote parkeerplaats is vol en ook langs de toegangsweg is weinig plek meer. Wat is er aan de hand? Een verkeersregelaar legt uit dat vandaag vele honderden mensen de berg beklimmen voor het goede doel: een hospice in Galway. De deelnemers zijn allemaal gekleed in een geel T-shirt. In de zomer is er op zaterdag heel vaak zo’n event, vervolgt de vrouw. Kennelijk wil iedereen deze berg op, niet alleen de rooms-katholieke gelovige die dat al sinds eeuwen doet, maar ook de sportieveling, die zich graag voor het goede doel laat uitdagen. Met een beetje goede wil kun je dat een nieuwe vorm van pelgrimeren noemen, dat je ook op Alpe d’Huez, Mont Ventoux en andere ‘heilige’ bergen ziet. Dus vooruit jongen, niet zeuren, naar boven.

Zwarte vogels Wat zocht de Ierse patroonheilige daarboven? Het Book of Armagh uit 670 geeft het antwoord: ‘Toen Patrick de berg Aigli (Croagh Patrick) was genaderd, had hij de bedoeling er veertig dagen te vasten. Hij volgde het voorbeeld van Mozes, Elias en Christus. Patrick ging naar de top van de berg en bleef daar veertig dagen en nachten. Zwarte vogels waren hem tot last en slangen belaagden hem; hij kon de hemel niet zien, maar ook niet het land en de zee’. Het was een soort test, zo wil het verhaal. Patrick wilde het christendom doen landen in het Keltische Ierland, maar de druïden of heidense priesters zaten daar niet op te wachten. Zij daagden hem uit: de missionaris zou het boven op de kale berg nooit kunnen volhouden. Maar dat liep anders. Met de steun van zijn God hield Patrick het natuurlijk wel uit. Hij weerstond de duivels en verjoeg de slangen uit Ierland, zoals de meeste schoolkinderen ook nu nog leren. Het was niet toevallig dat Patrick juist deze berg beklom. In het leven van de Kelten speelde die een belangrijke rol als plek voor het zomerse oogstfestival Lughnasa. Ook de god van de vruchtbaarheid, Crom Cruaich, zou op deze berg eeuwenlang vereerd zijn. Voor vrouwen die zwanger wilden worden, kon een nachtelijk verblijf op de berg soms wonderen doen. Ook in nog vroeger tijden was de berg een belangrijke cultusplek. In haar recente boek Saint Patrick, life, legend and legacy

schrijft Marian Broderick dat zo’n drieduizend jaar voor onze jaartelling mensen uit het stenen tijdperk er bijeenkwamen om de zon te vereren. Neolithische kunst op een rots, nu Saint Patrick’s Chair genaamd, getuigt daarvan. Tijdens de pelgrimage zijn er volgens Broderick trouwens nog steeds genoeg mensen die, net als de oudste eilandbewoners, gewoon de zon vereren.

Drie staties Bij het begin van de klim is echter meteen duidelijk dat Patrick de strijd met de oude goden heeft gewonnen en dat deze berg tegenwoordig een katholiek heiligdom heet te zijn. Iedereen die op St. Patrick’s Day (17 maart) of in de zomermaanden in of bij de kapel op de top van de berg voor “onze Heilige Vader de Paus” bidt, verdient een volledige aflaat, zo meldt een groot plakkaat. Verder krijgt de pelgrim informatie over de drie staties langs de route naar de top. Bij de eerste halte aan de voet van de berg wordt hij geacht zeven keer rond een hoop stenen te lopen, onder het uitspreken van zeven Onzevaders, zeven Weesgegroetjes en één Geloofsbelijdenis. Dezelfde geloofsteksten dienen gezegd te worden bij de tweede statie, de kapel op de top. De pelgrim moet hier eerst knielen en vervolgens – ook weer biddend – vijftien keer om de kapel lopen en zeven keer rond Leaba Phádraig, oftewel Patrick’s Bed. Ook voor de terugweg meldt het informatiebord nog een statie, maar de protestant in mij denkt “dat maak ik zelf wel uit” en wil nou eindelijk weleens omhoog. Al snel blijkt dat lang niet iedereen een geel T-shirt draagt voor het hospice, maar dat er ook tal van andere mensen Croagh Patrick beklimmen, of alweer naar beneden komen. De gezichten van de dalers zien er rood en bezweet uit. “Dit was de eerste keer”, zegt een oudere man. “En tegelijk de laatste. Ik ben uitgeput.” Hij geeft nog een advies mee, “Take your time”. Het eerste deel gaat nog niet steil omhoog. Het breed uitgewaaierde pad van losse keien is goed te volgen. Rechts kronkelt een beekje naar beneden, uit het dal waait het geblaat van schapen aan. De stenen zijn droog, dus het risico op val- en slippartijen is niet zo groot. Toch glijden ook op deze eerste etappe al mensen onderuit.

De verstandigen hebben een stok bij zich. “Vooral voor de terugweg”, zeggen ze erbij.

Miljoenen voeten Naarmate je hoger komt, wordt de ondergrond steniger en glijden de keien soms onder je voeten vandaan. Met elke stap wordt het uitzicht achter je schitterender: de eilandjes in de baai liggen er lieflijk bij in helderblauw water, als groene stepping stones naar de overzijde. Voor je rijst de top van Croagh Patrick steeds hoekiger op: kun je daar echt komen? Maar veel tijd om voor of achter je te kijken, is er niet; om te voorkomen dat je wegglipt, moet je vooral je blik naar beneden wenden. Miljoenen voeten liepen eerder over deze keien – dat is een wonderlijke gedachte. Een vrouw die naar beneden komt, houdt stil. “Ik doe het voor het hospice én voor St. Patrick. This is a holy place”, zegt ze. Ze slaat een kruis en daalt verder af. Even later passeert een Amerikaanse vrouw, ook op weg naar beneden. Nee, ze had geen speciale religieuze ervaring op de top. “Ik at wat crackers met kaas en nam een paar foto’s.” Ze vertelt dat een jezuïetenhighschool uit Wisconsin elk jaar met een klas de heilige berg beklimt. De meeste leerlingen doen dat op blote voeten. Tijdens deze beklimming in juni zie ik geen mensen die barrevoets gaan, maar gedurende de officiële pelgrimage eind juli schijnt het wel voor te komen. Mensen doen dat om boete te doen, om te lijden; een notie die in het Ierse katholicisme sterke wortels heeft. Maar in het boek Bedevaarten in Europa van Willem Mes noemt Father Fahey een andere reden. “Dat komt omdat de mensen vinden dat de grond heilig is. Ze doen het uit respect voor de heilige Patrick.” Dat respect is er tijdens de klim zeker, ook al lopen mensen op stevige wandelschoenen of kleurige sportschoenen. “Patrick en Bridget zijn mijn favoriete heiligen”, zegt een jonge vrouw die samen met twee anderen van de top komt. “Tot hen bid ik altijd. Ze zijn een deel van onze culturele erfenis.” De andere vrouw vertelt dat je op de top altijd “zo’n vredig gevoel” krijgt. Ja, vult de derde aan: “De mensen die zijn overleden, zijn daar bij je. Ze zijn om je heen, dat voel je.” Maar scepsis is er ook. “Ze zeggen dat Patrick hier geweest is, maar daar geloof ik

september 2019

37


✽ heilige grond

Uitzicht vanaf de top van Croagh Patrick.

niks van”, aldus een man die – bezweet en wel – even halt houdt op een steen.

Welgestelde familie Dat laatste is niet zo vreemd. Het leven van Patrick is met allerlei vragen en vaagheden omgeven. Over geboortejaar en -plaats lopen de meningen uiteen, ergens rond het jaar 385 en ergens in Engeland, in de nadagen van de Romeinse bezetting. Hij kwam uit een welgestelde familie en werd op zijn zestiende door een troep Ierse zeerovers gevangengenomen en slaaf gemaakt. Dat kwam vaker voor in die tijd. Normaal werden slaven rond hun dertigste vrijgelaten, maar Patrick wachtte dat niet af en vluchtte na een jaar of zes. Hij had, zo beschrijft hij in zijn Confessio, een droom gekregen waarin een stem tot hem sprak: “Je gaat naar huis. Zie, je schip ligt gereed.” Wat er in de kwarteeuw daarna gebeurde, is niet helemaal helder – was hij in Gallië of ook in Italië? – maar op een gegeven moment bracht een nieuwe droom hem terug naar Ierland. De boodschap: breng het evangelie naar de Keltische volkeren. Getuige de vele plaatsen in het land waar zijn naam opduikt, is de heilige daar goed in geslaagd. Zijn Keltisch-christelijke boodschap was doortrokken van het besef van de aanwezigheid van God, schrijft Rie Kramer in De spiritualiteit van St. Patrick. Het spreekt bijvoorbeeld uit de hymne die bekend staat als St. Patrick’s Breastplate. “Op indrukwekkende wijze wordt gesmeekt om bescherming tegen de mach-

38

september 2019

ten van het kwaad.” Een bekend couplet begint zo: Christus met mij, Christus voor mij; Christus achter mij, Christus in mij; Christus onder mij, Christus boven mij; Christus aan mijn rechter- en aan mijn linkerhand; Christus in mijn liggen en in mijn opstaan.

Dikke tranen Na ongeveer een uur klimmen, zo’n beetje halverwege, wordt het een stuk steiler. Het zichtbare pad verdwijnt, vanaf nu moet iedereen zelf zijn weg maar zoeken over iets wat veel weg heeft van een puinhelling. De keien schieten onder je voeten weg. Een beschermend smeekgebed is hier wel op zijn plaats. Wees onder mij, wees boven mij. Sommige mensen hebben handen en voeten nodig om boven te komen. Een man troost zijn vrouw die, met dikke tranen in haar ogen, uitgeteld op een kei zit. “Very, very dangerous.” Toch gaat iedereen onverdroten voort. De mensen zijn aardig voor elkaar. Gaat het wel goed met je? Rustig aan hoor, je hebt geen haast. Af en toe maakt iemand een schuiver of een flinke smak en staan er meteen twee of drie mensen om de ongelukkige heen. Moedig voorwaarts, klinkt het dan. Niet naar beneden kijken, niet denken aan de terugweg, gewoon verder. En zo beland ik dan uiteindelijk na een kleine twee uur op de top van Croagh Patrick. Allemachtig! Het eerste is opluchting, het tweede een

slok water en het derde een hap brood. Verwonderd kijk ik om me heen. Tegen de witte kapel hangen wat jongeren, onderuit gezakt. Sommigen roken relaxed een sigaretje. De witte kalk is hier en daar van het kerkje afgebladderd. Bij de eerste rondgang – ik zal er geen vijftien maken – blijkt het gebouwtje dicht te zijn. Vreemd vind ik dat. Maar een vrouw die naast me een blik door het raampje werpt, zegt dat het niet uitmaakt. “Je moet je eigen gebed doen; dat kan overal.” Vanachter me klinkt de stem van een bellende jongen: “Raad eens waar ik ben? De top. It’s fantastic!” Verderop maakt een groep klimmers achter een groen bord met de naam van de berg erop foto’s die binnen notime hun weg naar de sociale media weten te vinden. En ja, daar is inderdaad het bed van Patrick, een wat knullig afgezet stukje grond waar de heilige kennelijk ooit sliep. Maar dit alles valt natuurlijk in het niet bij het goddelijk uitzicht over de baai, waarin de vele eilandjes nog verder gekrompen lijken, met daarachter de bergen van Ballycroy. Links de oceaan, met Clare Island, Inishturk en andere eilanden. En dan die zon, die alles in dat wonderlijk scherpe licht hult! Volgens de kroniek kon Patrick de hemel niet zien, maar evenmin het land en de zee. Ik geloof er niks van. Op sommige dagen moet hij ook dit majestueuze uitzicht hebben gehad en er misschien wel van hebben genoten. Ik ben hem diep dankbaar: als hij hier niet naartoe was geklommen, had ik dat ook nooit gedaan. En met het zweet nog op de rug begin ik aan de weg terug.

.


special/ervaring ✽

Tekst: Bert van der Kruk Beeld: Hollandse Hoogte

Oer in de grond Monique Le Grand bij het Solse Gat: “De energie is hier wel heel sterk.”

Monique Le Grand uit Almere is spiritueel coach en ‘witte heks’. Ter plekke legt ze uit waarom het Solse Gat bij Ermelo zo belangrijk voor haar is. it is een plek waar ik helemaal mezelf kan zijn en één met alles wat er is: de bomen, de aarde, de lucht. Er zit hier ‘oer’ in de grond, oerenergie. Dat weet ik, dat voel ik. Er gebeurt iets met me als ik hier kom, ik voel het aan mijn lijf. Mijn ademhaling wordt hoger, mijn hartslag versnelt. Letterlijk spitsen mijn oren zich. Alsof mijn radar opengaat. Alles gaat tintelen. Het is of de energie mij absorbeert en ik de energie – een soort eenwording. Hier valt iets te beleven, hier kan ik wat ervaren. Dat neem ik lichamelijk waar, maar het is iets diep in mij wat daardoor getriggerd wordt. Dat noem ik dan de ziel. Mijn ziel wordt hier blij van, die denkt: we zijn er weer. Het is een soort thuiskomen.”

‘D

Heeft u dat alleen op deze plek?

“De energie is hier wel heel sterk. Maar die kan ik ook op andere krachtplekken ervaren. Een krachtplek is een plaats waar een bepaalde energie hangt waarmee je je kunt opladen. Die kracht kun je voelen, maar is ook meetbaar. Ik heb mijn pendel bij me, dus we kunnen straks even kijken

wat die doet als we wat verder richting het echte Gat lopen. Ik woon zelf in Almere en ervaar die energie ook op bepaalde plekken in de buurt, zoals de Groene Kathedraal of een cirkel in het Kotterbos. Dat zijn nieuwe plekken, maar toch voel je daar die kracht, heel diep in de grond. Alles wat op die plaats gebeurd is, heeft zijn energie afgegeven aan de grond. Energie is trilling en wil ergens heen. Ik was in Glastonbury in Engeland, en daar was dat gevoel helemaal sterk. Dat is bijna een bedevaartsoord voor mensen die in het spirituele circuit zitten.” Er hoort een legende bij het Solse Gat; is die voor uw beleving belangrijk?

“Nee, het is gewoon een mooi verhaal, een mythe. Of het daadwerkelijk is gebeurd, maakt mij niet uit. Het verhaal is dat je ’s nachts de klokken zou horen van een klooster, waarin monniken een liederlijk leven leidden. Voor straf zou de aarde het klooster hebben verzwolgen. Ook daardoor is het Solse Gat een soort trekpleister geworden waar mensen met een bepaalde intentie naartoe gaan.” U leidt heksenkringen. Doet u dat ook op deze plek?

“Nee, ik doe dat in Almere, soms binnen, soms buiten in het groengebied. Ik heb wel geprobeerd in Ermelo zelf een kring op te zetten, in een zaaltje, maar toen kreeg ik kerkelijk Ermelo over me heen. Wicca heeft voor sommige mensen een negatieve

klank; zij denken dat heksen kwaad doen. Maar we leven gewoon met de natuur, wat kan daar verkeerd aan zijn? We hebben rituelen, we praten met elkaar, we bedanken Moeder Aarde. Wicca komt uit het paganisme, dat kleiner werd toen het christendom opkwam. Ik heb niks tegen de kerk, wil die ook niet aanvallen. Maar ooit zijn we begonnen met vertrouwen in de natuur. Kennelijk gaf dat te veel vrijheid of zo. Voor mij is het christendom te beperkt. De natuur legt geen beperkingen op, maar geeft vrijheid. Hoor je hoe stil het hier is? Maar er zit ook iets in die stilte, een soort fluistering. En kijk eens naar die oude beuken, met hun grillige vormen, niet allemaal keurig in het gelid zoals in de Flevopolder. Ze reiken allemaal het oneindige in.” U heeft iets meegenomen om te offeren. Waarom doet u dat?

“Wij komen hier iets halen, een bepaald gevoel. En daarvoor mogen we de natuur iets teruggeven. Aangezien we nu in het droge seizoen zitten, geef ik water. Daarmee zeg ik tegen Moeder Aarde: dankjewel dat ik wat van jou heb mogen ontvangen. Zo betuig ik respect aan de grootsheid van de natuur, die we aardig aan het uitputten zijn. Nu krijgt ze ook iets terug. Soms neem ik ook vogelzaad mee. Als ik kruiden pluk voor mijn heksenwerk, laat ik vaak wat broodkruimels achter. Het is een kwestie van geven en nemen: de levenscyclus in stand houden.”

.

september 2019

39


✽ heilige grond

Begraafplaats Maria Rust in Rockanje is een groene oase.

Behoud van funerair erfgoed

VASTE GROND ONDER DE VOETEN Van een oude begraafplaats blijf je met je fikken af. Korrie Korevaart van de stichting Terebinth drukt zich iets diplomatieker uit, maar haar strijdlust is er niet minder om: gemeenten en kerkbesturen moeten heel zuinig omspringen met hun ‘funerair’ erfgoed. “Zoiets haal je toch niet weg? Het hele dorp ligt er begraven!” Tekst: Bert van der Kruk Beeld: Maarten Boersema

40

september 2019


special/reportage ✽ erscholen achter een hoge ligusterhaag ligt midden in Rockanje de oude begraafplaats Maria Rust. Als je het niet weet, wandel je er zomaar aan voorbij, op weg naar het naastgelegen, nogal groot uitgevallen zorgcentrum. Een blik door de heg levert het lieflijke beeld op van een groen, lommerrijk terrein. Een wandelpark met schelpenpaden en strenge grafzerken uit de twee voorbije eeuwen – nog niet de frivole grafmonumentjes die we er tegenwoordig van maken. Het is een plek waaraan cultuurhistorica Korrie Korevaart (64) haar hart heeft verpand. Ze werd geboren in het dorp, verhuisde voor haar studie (en later werk) aan de universiteit naar Leiden, maar woont sinds de dood van haar moeder halverwege de jaren negentig voor een deel van de week weer in het huis waar ze opgroeide. Samen met andere leden van de lokale historische vereniging zorgde ze ervoor dat Maria Rust van de neergang werd gered en in 2004 op de gemeentelijke monumentenlijst werd geplaatst. Ze komt hier in de zomer wekelijks, om samen met andere vrijwilligers het terrein te onderhouden, de grafzerken te restaureren of rondleidingen te geven. Eenmaal door het hek brandt ze los. Bij elk graf valt wel wat te vertellen, over de ambachtsheren van Rockanje of Johannes Bronder, de zeeloods die in 1907 het leven liet bij de ramp van de Berlin. De data op de graven

V

Korrie Korevaart: “Ik heb gewoon iets met het verleden.”

lopen zelden hoger op dan 1950, het jaar waarin de nieuwe begraafplaats verderop in de duinen in gebruik werd genomen. Korevaart wijst op een marmeren steen op het graf van een minder bekende dode. “Kijk, die letters heb ik gezwart. Maar het was lastig. Marmer is hopeloos; het zuigt en versuikert. Je kunt beter Belgisch hardsteen hebben.” Op weg naar een andere steen zet ze even haar voeten op een graf. “Meestal loop ik netjes langs de kant, hoor. Maar dat lukt niet altijd. Wij zeggen vaak tegen elkaar: in de kerk loop je ook over de graven heen.”

Hele dorp Korrie Korevaart is vicevoorzitter van de stichting Terebinth, een landelijke organisatie die zich inzet voor het behoud van funerair erfgoed. Terebinth verbindt mensen met hart voor begraafplaatsen, zo heet het. Waarom zij zich daarvoor inzet? Ze denkt even en zegt: “Wij kenmerken ons als soort door onze zorg voor de doden, ons voorgeslacht. We vinden het belangrijk om netjes om te gaan met de mensen die verdwijnen. Veel meer zit er voor mijzelf niet achter. Ik heb geen religieuze motivering. We leven dit leven en moeten dat zo goed mogelijk doen. Daarna is het afgelopen. Als mijn hart ermee stopt, is het voorbij. Zo simpel ligt het voor mij.” Daarnaast wordt ze gedreven door een grote cultuurhistorische interesse. “Ik heb gewoon iets met het verleden. Veel anderen hebben dat niet. Die denken: hoe eerder je de oude rommel opruimt en vervangt door iets nieuws, hoe beter. Nou, daar ben ik niet van. Het is niet goed als een oude begraafplaats verloren gaat. Grafmonumenten vertellen heel veel. Die moet je in stand houden. We bewaren kastelen en kerken omdat we die interessant vinden. Begraafplaatsen zijn minstens zo interessant.” Daarom wonden Korevaart en haar medestanders zich steeds meer op over het verval van de oude begraafplaats. Kapotte en vervallen stenen verdwenen, het terrein werd verwaarloosd. “Er waren zelfs plannen om er een weg overheen te leggen”, zegt de cultuurhistorica, nog steeds enigszins verbolgen. “En dat terwijl het hele dorp er ligt. Tussen 1828 en 1950 zijn ze hier allemaal begraven, zo’n 4.500 mensen. Het is dorpsgeschiedenis, het is van ons alle-

‘Wij kenmerken ons als soort door onze zorg voor de doden, ons voorgeslacht’ maal, het hoort bij de identiteit van het dorp. Dom om zoiets weg te halen.” Dat inzicht mag dan uiteindelijk in Rockanje zijn doorgedrongen, elders in het land is dat lang niet altijd het geval. Op tal van plekken speelt nu dezelfde kwestie. Korevaart noemt Rossum, Sprang-Capelle en nog wat plaatsen. “Sommige mensen denken dat het een kwestie van vooruitgang is: opruimen en elders in het dorp opnieuw beginnen. En dan komen er altijd nog wat financiële argumenten om de hoek, over rendement en dure grond in het centrum.” Het is niet slechts de band met het verleden die de donateurs van Terebinth als argument in de strijd werpen. De oude begraafplaats is vaak een mooie groene plek midden in het dorp. “Als de gemeente zo’n plek weghaalt, moet ze zich daarna zorgen maken over de vraag waar ze een nieuw parkje inricht. Buitengewoon suf.” Ook de “actuele redeneringen voor beleidsmakers” zet Terebinth graag in: zo’n oude groene plek is goed voor de bevordering van biodiversiteit en klimaatadaptie. Korevaart wijst op een vleermuiskast op Maria Rust. “Er zitten hier vleermuizen en vlinders, er broedt van alles. En die bomen staan er ook al een heel tijdje.”

Lieve man De laatste jaren krijgt ze veel verontruste telefoontjes uit het zuiden des lands. Met name op de particuliere begraafplaatsen van rooms-katholieke parochies verdwijnen veel oude graven en stenen. “Ze worden geruimd als de nabestaanden niet betalen of als de beheerder ruimtegebrek heeft. Het is gewoon een bron van inkomsten: als er iemand begraven wordt, wordt er betaald. En wat heb je dan? Een fantastische kerk uit 1911 met allemaal graven eromheen van glimmend Indiaas graniet! En dan hoor je een parochiebestuurder zeggen: ‘Wij vinden op een gegeven moment ook wel dat het de tijd is voor de mensen. Zo denken wij katholieken daarover’.”

september 2019

41


✽ heilige grond “Een hele lieve man hoor”, denkt Korevaart dan. “Maar ondertussen val ik van mijn stoel. Zo’n kerk is natuurlijk ook een soort bedrijf. Met als gevolg dat ik allerlei hartroerende mails krijg van mensen die schrijven: ‘Onze begraafplaats gaat eraan!’ Zij zien dat als hún plek, waar hun familie ligt en hun geschiedenis. En dan gaat de kerk de boel eens lekker opschudden om te kijken welke graven ze opnieuw kan uitgeven en hoe ze de ruimte kan herinrichten. Tot groot verdriet van het dorp en de kerkgangers, die vaak ook nog degenen zijn die als vrijwilligers daar elke week lopen te schoffelen.” We passeren een insectenhotel. Ondertussen wijst ze op graven van vijf Rockanjenaren die in de Tweede Wereldoorlog zijn gefusilleerd, en even verderop op de oorlogsgraven van geallieerde militairen die in de omgeving werden neergeschoten of aanspoelden op het strand. Verder lopend over de knerpende schelpen komen we bij het graf van haar overgrootmoeder, Anna Nicolai Mol, uit 1875. “De twee generaties daarvoor moeten hier ook ergens liggen, maar zijn door het ontbreken van een steen niet zichtbaar meer.” Vindt ze het een prettig idee dat haar

‘Het is dan misschien geen heilige grond voor me, maar het voelt wel heel erg vertrouwd’ voorgeslacht hier ligt? “Nou ja, prettig... Als het niet zo was, zou ik me ook wel redden. Maar ik kom hier vandaan. Mijn familie woont al sinds vijf generaties in het huis waarin ik nu ook weer woon. De mensen weten van wie ik er eentje ben. Als ik in Leiden ben, groet niemand me, komt er niemand een praatje maken. Het leven voelt hier vanzelfsprekend, het is vaste grond onder de voeten. Het is een deel van mijn identiteit, heel vanzelfsprekend. Dat mijn familie hier begraven ligt, hoort bij datzelfde vanzelfsprekende idee.”

Troostende gedachte We verlaten Maria Rust en gaan naar de Algemene Begraafplaats, tien minuten verderop in de duinen. Het is er opener, lichter

Vrijwilliger Jeannette Oost restaureert een grafzerk op Maria Rust.

42

september 2019

en voelt allemaal wat natuurlijker aan. Het ruikt naar duin. Te zijner tijd zullen Korevaart en haar echtgenoot hier hun laatste rustplek vinden. Het graf is al gereserveerd. Met alle kronkelende zand- en schelpenpaden is verdwalen eenvoudig. Het valt niet mee om het toekomstige stekje te vinden. “Dat laat wel zien dat ik er ook weer niet dag en nacht mee bezig ben.” Makkelijker te vinden is het graf van Korevaarts ouders. Omdat haar vader al overleed voor haar geboorte, kwam ze er heel vaak samen met haar moeder. Nog steeds bezoekt ze de begraafplaats geregeld, waarbij ze ook altijd even langs haar grootouders en schoonzusje wandelt. “Een prettige manier om even aan ze te denken. Je kunt zeggen: dat kan thuis ook wel. Dat klopt. En als je het hier allemaal opdoekt, zijn ze er in mijn gedachten ook nog. Maar ik vind het toch erg fijn dat ze hier liggen. Ze horen bij deze plek in de duinen. Ik voel me met de duinen enorm verbonden, ik speelde er als kind altijd in. Het is dan misschien geen heilige grond voor me, maar het voelt wel heel erg vertrouwd.” We passeren een graf met een grote hondenkop erop, een trompet en allerlei andere spulletjes. In de boom hangt een bordje met de boodschap ‘Ik ben in de tuin’. Het idee van de ontwerper dat alle grafstenen niet hoger dan 65 centimeter zouden worden, heeft de tijd niet doorstaan. De cultuurhistorica ziet de verrommeling aan zonder er al te veel van te vinden. “Tegenwoordig is een graf de uitdrukking van de persoon die erin ligt. Dat is wat de mensen willen. Niks religieus meer, geen bijbeltekst of wat dan ook, maar het eigene van de persoon uitdrukken. Nou ja, als dat helpt of mensen een plezier doet, dan ben ik niet tegen.” Dan staan we bij een leeg perkje met nummer 539. “Veel mensen willen hier liggen, omdat het zo mooi en rustig is. Alsof ze er levend zouden liggen. Pas achteraf realiseerde ik me dat ik bij het uitzoeken automatisch naar het hoogste punt zocht, omdat dat zo’n prettig uitzicht heeft. Slaat natuurlijk ook nergens op. Het is allemaal gevoel. Maar er zit wel iets troostends in dat ik weet waar ik straks kom te liggen. Dan kan ik me een beetje voorstellen hoe het is als ik er niet meer ben.”

.

www.terebinth.nl


special/ervaring ✽

Tekst: Bert van der Kruk Beeld: Edwin Verheul

Het heilige gras Ron Smit uit Spijkenisse is oud-voorzitter van de supportersvereniging van Feyenoord. Aan hem de vraag waarom De Kuip zo’n bijzondere plek is. a, leg dat maar eens uit in woorden, dat is lastig. Laat ik beginnen met de fantastische open dag die we pas weer gehouden hebben. Daar lopen dan gewoon 40.000 mensen! Het mooie is dat er altijd veel kinderen zijn, jonge aanwas. Daar begint het eigenlijk al. Je komt als klein ventje aan de hand van je vader of wie dan ook De Kuip binnen en voelt meteen de magie. Je ziet dat imposante stadion, het gras, de spelers. Het is de sfeer, de beleving.”

‘J

Hoe verliep bij u de kennismaking met Feyenoord?

“Dat ging via mijn opa, hij was suppoost bij Feyenoord. Als we op zondag naar opa en oma gingen, hoorde ik zijn verhalen over het stadion en de wedstrijd. Dat vond ik geweldig. Vanaf een jaartje of zeven, acht ging ik elke wedstrijd met hem mee. Sinds mijn twaalfde ging ik zelf naar het stadion en daarna ben ik niet meer weggeweest. We hadden toen nog een helemaal open Kuip, met houten banken. Maar de beleving was hetzelfde. Ik heb tijden meegemaakt dat er maar een paar duizend sup-

Ron Smit in De Kuip: “Het is net een vrouw; die kan ook zo’n aantrekkingskracht hebben.”

porters in het stadion zaten. Veel mensen denken dat we nu slechte tijden hebben, maar toen was het echt erger hoor. Maar de mensen die er kwamen, waren wel bloedfanatiek. En die kwamen toch maar mooi naar De Kuip. Dat speciale gevoel begint al als je ernaartoe loopt. Mensen komen van heinde en verre, allemaal richting datzelfde imposante stadion. Het is net een vrouw; die kan ook zo’n aantrekkingskracht hebben. En in het stadion beleef je van alles met elkaar. Er zit van allerlei pluimage, van de stratenmaker tot de eigenaar van een paar grote bedrijven, en alles ertussenin. En die mensen zijn allemaal gelijk, allemaal met elkaar verbonden.” Gaf u de liefde ook door aan uw eigen kinderen?

“Natuurlijk, dat hoort bij de opvoeding. Ik zeg altijd: iedereen wordt geboren met rode en witte bloedlichaampjes, dus je bent gewoon Feyenoorder. That’s it. Het zit in je DNA. En zodra je De Kuip betreedt, komt dat DNA vrij. Mijn zoon heb ik vanaf zijn vijfde meegenomen; hij is inmiddels 25 en heeft zijn eigen seizoenkaart. Mijn twee dochters gaan ook graag mee naar het stadion. Ik heb ze nooit gedwongen; het is gewoon dezelfde passie voor Feyenoord.” Is het gras van De Kuip heilig voor u?

“Zeker weten. Nu al voor de vijfde keer op rij is het uitgeroepen tot beste grasmat van Nederland. Ik durf wel te zeggen dat er in

heel Europa nergens zo’n grasmat ligt. Het is gewoon een biljartlaken. Als speler mag je sowieso al blij zijn dat je bij Feyenoord mág voetballen, en dan ook nog eens op de beste grasmat die er is! Soms zetten commerciële tv-zenders er voordat de wedstrijd begint weleens een microfoon op of hun eigen logo. Dat kan natuurlijk niet. Het gras in De Kuip is heilig, dat betreed je met respect. Als je thuis een mooi tapijtje hebt liggen, ga je daar ook niet met je vuile schoenen overheen.” Je kunt op of onder dat gras wel je laatste rustplaats vinden. Hoe is dat zo gekomen?

“Op een gegeven moment bleek dat veel Feyenoorders zich na hun crematie wilden laten uitstrooien op het gras van De Kuip. Dat gaat natuurlijk niet. Een paar jaar geleden ontstond het idee om op de Zuiderbegraafplaats een deel van de grasmat – die er aan het eind van het seizoen altijd uitgaat – neer te leggen. Ik was toen nog voorzitter van de supportersvereniging en vond het meteen geweldig. Er staat een monumentje bij, van een vader en zoon op de rug gezien die naar het stadion lopen. Het symboliseert dat de overledenen door middel van het heilige gras waar ze op of onder liggen, nog steeds betrokken zijn bij De Kuip. Ik hoop dat het nog lang duurt voor het zover is, maar ik heb in de richting van mijn vrouw ook de wens uitgesproken om daar te komen liggen. In een mooie Feyenoordkist, met uiteraard een Feyenoordvlag mee.”

.

september 2019

43


Ontheemd zweven door het ruimtezwerk

Februari 2019: een bezoeker in het Centre Pompidou in Parijs bekijkt de hoes van Space Oddity van David Bowie. De hoes werd ontworpen door kunstenaar Victor Vasarely.

DAVID BOWIE, MUZIKAAL GENIE EN BUITENSTAANDER

Onbedoeld voorzag popzanger David Bowie de televisiemakers in 1969 van passende achtergrondmuziek bij de uitzending van de maanlanding. Het nummer ‘Space Oddity’ vormde voor Peter Sierksma het startpunt voor een blijvende fascinatie voor Bowie. “Ik herkende zijn ontheemde zweven in de ruimte en het verlangen naar menselijk contact, hoe onbereikbaar en onmogelijk soms ook.” Tekst: Peter Sierksma Beeld: ANP Foto, Les Zg

44

september 2019


muziek ✽

recies een halve eeuw geleden, op 20 september 1969, kwam er een opmerkelijk popliedje de Nederlandse Top 40 binnenrollen. Het werd gezongen door een nog onbekende zanger die luisterde naar de naam David Bowie. En de titel klonk al net zo eigenaardig en vreemd als het lied zelf: ‘Space Oddity’. Wat een verhaal! En wat een verdriet. Zingt een gewone Londense jongen die eigenlijk gewoon David Jones heet, zomaar over een ruimtevaarder die, nadat hij met zijn raket de dampkring is ingeschoten, de capsule verlaat voor wat werkzaamheden, maar vervolgens het contact met het ruimtestation op aarde verliest en niet meer weet terug te keren. Het eind van het liedje is dat de astronaut alias ‘Major Tom’ de rest van zijn leven hulpeloos door de ruimte moet zweven en uit beeld verdwijnt onder het uitspreken van laatste wanhopige afscheidszinnetjes als: ‘Zeg tegen mijn vrouw dat ik heel veel van haar hou’. Zoals gezegd, een opmerkelijk liedje. Waar de meeste hits zoals steeds die zomer van 1969 vooral nog vrij eenduidig over liefde, vrijheid en drugs gingen, zat hier een ongekende gelaagdheid in. Zo verwees de titel die je letterlijk zou kunnen vertalen met ‘ruimte vreemdheid’ (al denk ik zelf meer aan dat ene woord ‘ontheemdheid’) naar een sciencefictionfilm van Stanley Kubrick die net een jaar eerder in de bioscopen nogal wat ophef had veroorzaakt: 2001, A Space Odyssey. De film laat zien hoe de mens, in zijn opperste poging om de grenzen van zijn aardse kunnen op te rekken, in conflict raakt met de techniek. Eenmaal in de ruimte beland weigert de belangrijkste robot in het systeem van het ruimtestation de menselijke opdrachten verder uit te voeren en ja, dan zijn de rapen gaar.

P

Maanlanding Een gelaagd liedje dus, die eerste hit van David Bowie. Maar niet minder een geslaagd liedje. Want op het moment dat ‘Space Oddity’ in Nederland ‘gelanceerd’ werd, had het in Groot-Brittannië al geschiedenis geschreven. Niet geheel toevallig was het daar door de platenmaatschappij al twee maanden eerder uitgebracht, precies een week voordat de Apollo 11 op

20 juli 1969 de maan bereikte. Met name voor de radiomakers van de BBC kwam het nummer als geroepen. Geen andere song of sound die het haalde bij dit even spannend als stemmig geproduceerde astronautennummer. En zo besloten de producenten en dj’s ‘Space Oddity’ als achtergrondmuziek te gebruiken bij de live-uitzending van de historische reis van de Apollo 11. Dit trouwens tot verbazing van Bowie zelf, die later niet zonder humor zou verklaren dat blijkbaar niemand in de studio vooraf goed naar de tekst geluisterd had. Want stel dat het misgegaan was, dan had het verhaal van Major Tom wel een hele wrange en voorspellende lading gekregen. Maar gelukkig, het liep allemaal goed af en zo werd ‘Space Oddity’ een veel gedraaid succesnummer. Zelf bewaar ik ook dierbare herinneringen aan mijn eerste singletje. Dat wil zeggen, het eerste plaatje dat ik niet uit de uitverkoopbakken haalde, maar van mijn zakgeld kocht voor ‘t volle pond: 4 gulden 50. Waarom ik het nummer zo mooi vond, kon ik niet goed duiden. Vrolijk was het niet, maar zoals gezegd wel heel bijzonder. Het begon al met het aftellen – dat verraderlijk rustig fluistersprekende aftellen tot de lancering toe. En dan de zegen die de zanger die vreemde ruimtereiziger Major Tom meegaf: “And may God’s love be with you...” Daar was ik mee opgegroeid, dat voelde veilig. Waar je ook stond of waar je ook ging, God was erbij, al werd het daarna wel snel menens en erg eenzaam in de ruimte: “Planet Earth is blue and there’s nothing I can do...”

Vervreemdende eenzaamheid De aanschaf kreeg nog meer waarde, toen ik later merkte dat die aanvankelijk zo onbekende zanger geen eendagsvlieg bleek te wezen, maar in de loop der tijd een heus oeuvre wist op te bouwen met een thema dat je in een bepaalde zin literair zou kunnen noemen. Behalve verschillende, op z’n minst nogal opvallende gedaantewisselingen die altijd gepaard gingen met nieuwe afwijkende modes, speelde David Bowie voortdurend met de bestaande beelden en opvattingen over man en vrouw en niet minder over mens en alien, ofwel aardse en buitenaardse wezens. En al die

verschijningen kregen in de opeenvolgende platen ook nog een eigen sprookjesachtige, allegorische naam. Het gaat nu te ver al die figuren een voor een te analyseren, maar of het nu gaat om Ziggy Stardust, Alladin Sane of The Thin White Duke, altijd zijn het outsiders of extravagante vreemdelingen die de toon zetten. En altijd liggen angst en waanzinnige eenzaamheid op de loer, tot op zijn zwanenzang Black Star (2016, de plaat verscheen een week voor zijn dood) toe. Want het is niet anders: zelfs als Bowie zich in zijn bange stervensuur in ‘Lazarus’ al in de hemel waant, zingt hij nog vol doodsangst dat hij in gevaar is en zijn brein rondtolt als een gek. Geen goddelijke stem die hem verlost van zijn hellepijn, geen verlossende stem die hem vraagt zijn handen naar Hem uit te strekken zoals in ‘Rock ’n Roll Suicide’ noch een ‘Starman’ die in de hemel op hem wacht; je wordt er altijd weer verdrietig van, van al die eenzaamheid en al dat verschrikkelijk menselijk tekort. Vanwaar als die vervreemdende eenzaamheid? Sinds ‘Space Oddity’ ben ik Bowie een leven lang achterna gereisd. Zelf als kind ongewild verslaafd aan een voor die leeftijd te zwaar astmamedicijn, herkende ik zijn ontheemde zweven in de ruimte en het verlangen naar menselijk contact, hoe onbereikbaar en onmogelijk soms ook. Dat laatste werd ook meteen duidelijk in de B-kant van die eerste zo gekoesterde single, ‘Wild Eyed Boy From Freecloud’. Ook daar het verhaal van een geïsoleerde eenling, zij het nu in de vorm van een profetische, op Elia en zelfs Christus lijkende figuur die in een zekere heerlijkheid woont op een berg die Vrije Wolk heet en een ‘wild ogende jongen’ moet beschermen tegen de volkswoede van de dorpelingen onder aan de berg die – vanwege zijn niet-begrepen boodschap – aan de mensen zijn bloed wel kunnen drinken.

Messianistische gestalte Hoewel Bowie in die beginjaren van zijn carrière niet anders dan de meeste van zijn collega’s ook gewoonweg geobsedeerd was door zijn ambitie ‘ster’ te zijn, spon hij ondertussen wel heel consequent een inhoudelijk sterke draad die hem door het grote labyrint van de eenzaamheid moest

september 2019

45


✽ muziek loodsen. Met name in het in 1972 verschenen Ziggy Stardust vindt hij de ultieme messianistische gestalte waarin hij zich tot het gaatje kan uitleven. Ziggy is behalve op zijn vriend Iggy Pop vooral gebaseerd op de Amerikaanse rock-’n-rollverschijning Brian Holden (1939-1991) die in de jaren vijftig en zestig onder de artiestennaam ‘Vince Taylor’ met name in Frankrijk als een tweede Elvis Presley werd onthaald. Uiteindelijk raakt Taylor zwaar aan de drugs. Voor hij in een psychiatrische kliniek wordt opgenomen, treedt hij tijdens zijn laatste optreden zijn publiek zelfs, lopend op sandalen en gekleed in een smetteloos wit gewaad, als Jezus tegemoet. Als Ziggy kopieert Bowie dit optreden als hij zijn fans op 3 juli 1973 in Londen in verbijstering achterlaat met de woorden dat dit zijn allerlaatste show ooit is. Door het fenomeen sterrendom te koppelen aan een sombere messiaanse boodschap (evenals de rockster gaat immers ook de Messias verloren, het volk verweesd achterlatend) geeft Bowie zijn muziek een theatrale inhoud die tot dan toe in de pop nauwelijks eerder vertoond was. Het optimisme dat het hippietijdperk kenmerkte is definitief voorbij en het lijkt wel of alles in het teken staat van de angst voor het onpersoonlijke. Of zoals Bowie het later, in 1977, verwoordt tegen een journalist van de Nederlandse muziekkrant Oor: “Ik geloof dat mijn pessimisme voortkomt uit het besef dat de mens heel snel het contact met zijn machine aan het verliezen is... Het is iets van de laatste honderd jaar, van na de industriële revolutie. Daarvóór kon de mens zijn omgeving begrijpen. Wanneer er in zijn huis iets kapot was, kon hij het onmiddellijk zelf repareren. Nu is het zo dat hij de hulp van specialisten moet inroepen, experts. Dat is het moment waar het pessimisme ontstaat... Mensen zijn zo bang voor machines...”

Buitengewone problemen Op Ziggy Stardust nu koppelt Bowie die vervreemding aan het bijna onmogelijke menselijke verlangen uit zijn omgeving te ontsnappen in de hoop het contact met God en de Liefde ofwel ‘Soul Love’ terug te vinden. In vrijwel al zijn latere albums zoals Station to Station (1976) en niet te vergeten

46

september 2019

David Bowie, 1990.

Heroes (1977) keert dat thema terug, denk alleen maar aan het nummer ‘Heroes’ zelf als de ultieme moderne popsong over onze zoektocht naar identiteit en de onstuitbare drang te willen uitbreken uit de anonimiteit, ja om een held te willen zijn, al is het ook maar voor één dag. Wie ben ik? En hoe verhoud ik me tot de samenleving en het heelal waarin we ooit zijn verwekt... Toen ik als Trouw-journalist in 1997 naar aanleiding van Bowies vijftigste verjaardag de kans kreeg hem naar zijn vroege drijfveren en diepere motieven in zijn werk te vragen, antwoordde hij even eerlijk als openhartig dat het waarschijnlijk gewoon in de genen zat: “De geschiedenis van mijn moeders familiekant is sterk bepaald door buitengewone geestelijke problemen, een lijn vol zelfmoorden tref je aan. Lange tijd heb ik gedacht dat ook mijn lot wel door die erfelijke fobie bepaald moest zijn. Ik werd dus al vroeg naar de buitenkant gedreven, gevoed door het idee dat het heel plausibel was zoals ik me voelde... altijd outsider.” Een extra zorg daarin was het lot van zijn oudere halfbroer Terry, die, psychotisch als hij was, in 1985 onder een trein liep. Bowies genegenheid voor zijn halfbroer en zijn angst om eenzelfde gang te moeten gaan, bezong hij in ‘The Bewley Brothers’, dat in 1971 op de lp Hunky Dory verscheen: “Hij zou zomaar dood kunnen zijn, of niet, of zomaar jou!”

helemaal los. Op Heathen (2002) bijvoorbeeld, waarop hij ondanks zijn nette pak als een blinde uit zijn ogen staart, is hij er zich van bewust dat er op het gebied van het zoeken naar de waarheid en de zin van het leven niets blijvends te vinden is, terwijl toch alles altijd hetzelfde zal blijken te zijn. Niet voor niets plaatst hij in het begeleidende albumboekje bij het cryptische nummer ‘Nothing has changed’ een foto van drie boekenruggen met de namen Einstein (relativiteit), Freud (droom) en Nietzsche (de vrolijke wetenschap ofwel gay science) erop. En waar hij daarna nog in The Next Day (2013) de ouderdom een plek geeft, ziet hij op zijn laatste plaat zijn eigen dood letterlijk in de ogen. Als de bijbelse Lazarus, die uit de dood is opgestaan (zie de windselen om zijn hoofd!), kijkt hij nog eenmaal rond maar zonder hoop of verlossing. Al hemelend heeft hij het licht niet gezien. En het zwart dat er wel was, is geïmplodeerd tot een ster die verdwijnt en oplost in het heelal. De hartverscheurend bibberende en trillende saxofoons maken het naderende einde nog invoelbaarder dan de teksten al doen. De dood lijkt voor de zanger geen bevrijding of onderdeel van het leven maar, net als bij de apostel Paulus, een laatste vijand. Het is het ultieme uur waarin de balans en daarmee ook Bowies artistieke testament wordt opgemaakt. En de zanger grijpt het aan zijn boodschap voor zover hij die al had, nog een keer uit de doeken te doen: Seeing more and feeling less Saying no but meaning yes This is all I ever meant That’s the message that I sent I can’t give everything away.

Laatste vijand

(Des te meer ik zie, hoe minder ik voel, nee zeggend, ja bedoelend. Dit is alles wat ik ooit meende, de boodschap die ik had. Het lukt me niet om alles los te laten).

Hoewel Bowie met name na 1992 als hij trouwt met fotomodel Imam Abdulmajid, op alle fronten in rustiger vaarwater komt en hij in het nieuw opgebouwde gezinsleven, zo lijkt het, de balans vindt waar hij altijd naar heeft gezocht, blijven de grote thema’s hem in zijn werk bezighouden. Zo laat het gevoel van verlorenheid hem nooit

Afgelopen juli zag ik de beelden weer. Van de maanlanding en die ene menselijke stap. Ik dacht weer aan de zomer dat ik elf was. En aan dat ene zinnetje: “And may God’s love be with you.” Geen Tom en geen artiest die ik dan zo hevig missen kan.

.


✽ grensverleggers Bertha von Suttner

Tekst: Willem van der Meiden

Winnares van de eerste Nobelprijs voor de Vrede e Duitse houwitser Kurze Marine Kanone L/12 was een van de meest vervaarlijke langeafstandskanonnen uit de Eerste Wereldoorlog. Je kon er granaten van 1.160 kilo mee afvuren en het wapen had een bereik van 9 kilometer. Het kreng kreeg de bijnaam Dikke Bertha, waarschijnlijk een cynische verwijzing naar gravin Bertha von Suttner, de ‘moeder’ van de Nobelprijs voor de Vrede en de eerste winnaar ervan in 1905. Zij overleed in 1914, enkele weken voor het uitbreken van de Grote Oorlog. Zo werd het haar bespaard om getuige te moeten zijn van de grootste mensenslachting in Europa tot dan toe. Het zou haar zeker in haar pacifistische overtuiging hebben gesterkt en ze zou vast prominent aanwezig zijn geweest in Versailles, waar, nu een eeuw geleden, de oorlog werd afgesloten met een – omstreden – vredesverdrag.

bracht in Duitsland veel enthousiasme, de Oostenrijkse pers zweeg het nieuws dood.

D

Ze werd geboren in Praag in 1843 als Bertha Kinsky in een adellijke Oostenrijkse familie. Ze werkte korte tijd in 1874 in Parijs als privésecretaresse van Alfred Nobel, de uitvinder van het dynamiet en toen al een vermogend man. Zij bleven bevriend. Ze trouwde met Arthur von Suttner en ging wonen in de Kaukasus waar ze getuige was van de verschrikkingen van de Turks-Russische oorlog. Haar ervaringen schreef ze later op in Die Waffen nieder! (De wapens neer!), een pacifistische bestseller. Von Suttner ontwikkelde zich tot een strijdbare en onvermoeibare pacifist – in het krijgszuchtige Duitsland en het Habsburgse Rijk geen gemakkelijke rol. Behalve als vredesactiviste streed ze ook voor vrouwenkiesrecht en sociale gelijkheid. Want dat zou vrede bevorderen. Ze was betrokken bij diverse internationale vredesconferenties. Op initiatief van de Russische tsaar Nicolaas II werd de Eerste Vredesconferentie in 1899 in Den Haag gehouden. Vrouwen mochten daar niet aan meedoen, maar Bertha hield een parallelconferentie in het Kurhaus.

Von Suttner ontwikkelde zich tot een onvermoeibare pacifist Ze was officieel aanwezig op de Tweede Vredesconferentie in 1907. Bij de opening van het Haagse Vredespaleis in 1913 waren koningin Wilhelmina en zij de enige vrouwen. Dat Vredespaleis werd de zetel van het internationale Hof van Arbitrage, een instelling waarvoor Von Suttner zich jarenlang had ingezet. Ze reisde naar vele landen om voor haar pacifisme te ijveren en werd een van de bekendste vrouwen van haar tijd. Een toer door de Verenigde Staten in 1904 was één grote zegetocht voor Von Suttner. Ze werd officieel ontvangen door president Theodore Roosevelt. Die roem steeg nog hoger toen zij de eerste Nobelprijs voor de Vrede in ontvangst mocht nemen. Ze had bij Alfred Nobel, toen die nog leefde, de instelling van zo’n prijs bepleit en had hem erop gewezen dat hij dat als uitvinder van allerlei springstoffen wel aan zijn geweten verplicht was. De toekenning van de prijs

Al haar activisme kon de Grote Oorlog niet voorkomen. Von Suttners pacifisme was nogal moralistisch van aard. De weergave van oorlogsgruwelen moest mensen tot het pacifisme overhalen. Voor haar was de vredelievende mens een nieuw en hoger stadium in de menselijke evolutie. Die Waffen nieder! beschrijft het leven van een adellijke vrouw die allerlei mannen verliest in diverse oorlogen. Het is met opzet als roman geschreven om meer mensen te bereiken. “Ik wilde de vredesbeweging helpen, en hoe zou dat beter kunnen dan door een boek te schrijven waarin deze ideeën naar voren komen? Volgens mij kan dat het beste in de vorm van een verhaal”, schreef Von Suttner in haar memoires. Het boek is de hartenkreet van een echtgenote en een rouwbeklag over gesneuvelde zonen. Leo Tolstoj schreef haar een dankbrief voor het boek: “De afschaffing van de slavernij is voorafgegaan door het beroemde boek van een vrouw, mevrouw Beecher Stowe (De negerhut van Oom Tom, 1851). God geve dat uw boek hetzelfde effect heeft voor de afschaffing van de oorlog.” Het boek was jarenlang de pacifistische roman bij uitstek. Het werd in vele talen vertaald, in 1915 in het Nederlands. Na de Eerste Wereldoorlog werd de vredesbeweging minder moralistisch en zakelijker. Dat werd ook in de antioorlogsliteratuur zichtbaar. Die Waffen nieder! kreeg in 1929 een opvolger in de succesroman van de Duitse schrijver Erich Maria Remarque, Im Westen nichts Neues. In 1931 werd ook Remarque voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Vrede, maar het Nobelcomité zwichtte voor Duitse druk en passeerde Remarque.

.

In de rubriek Grensverleggers portretteert Willem van der Meiden mensen die grenzen verlegden, overschreden of ophieven en zo de samenleving betekenisvol vernieuwden.

september 2019

47


✽ ‘At Eternity’s Gate’

Regisseur Julian Schnabel kijkt door de ogen van Van Gogh

EEN LEVEN LANG LEVEN OP DE TAST De Amerikaanse filmer Julian Schnabel maakte een eigenzinnige film over de laatste jaren van Vincent van Gogh: At Eternity’s Gate. Helaas kan een film over hem nooit zoveel indruk maken als zijn schilderijen en zijn bewaard gebleven brieven. Van Gogh leefde in de negentiende eeuw, maar worstelde met precies dezelfde existentiële vragen als veel mensen nu. oen schilder Vincent van Gogh 34 jaar oud was, in het jaar 1888, trok hij voor de kleur en voor het uitbundige zonlicht naar het zuiden van Frankrijk en vestigde hij zich in het plaatsje Arles. Daar huurde hij een aantal kamers in wat hij het Gele Huis noemde, aan de Place Lamartine. Beroemd geworden is het schilderij dat hij maakte van zijn eenvoudige slaapkamer, met het pontificale gele bed met een rode deken, de kunstwerkjes aan de wand en het halfgeopende venster in de achtermuur. Maar kijk eens naar de plankenvloer waarop het bed staat: die lijkt omhoog te rijzen, alsof hij van achteren omhoogklapt. Het lijkt op het vertekende perspectief van wanneer je duizelig bent en bang bent tegen de grond aan te slaan, omdat die op je af lijkt te komen. Datzelfde hallucinante effect is soms ook zichtbaar in At Eternity’s Gate, de nieuwe speelfilm van de hand van de Amerikaanse filmmaker en kunstschilder Julian Schnabel. Met een fijn gevoel voor eigenzinnigheid heeft Schnabel een film gemaakt over de laatste levensjaren van Vincent van Gogh, die in 1890 in een landelijk plaatsje boven Parijs zou overlijden aan een raadselachtige schotwond in zijn buik. Julian Schnabel liet zijn hoofdcameraman Benoît Delhomme met een digitale camera uit de losse pols filmen, en liet zo’n sterke groothoeklens gebruiken dat de perspectieven soms net zo duizelingwekkend zijn als in De Slaapkamer van Van Gogh.

T

Manische blik De cinematografie mocht zelfs nog wel gekker, vond Schnabel. Toen hij zelf per

48

september 2019

abuis een bifocale zonnebril opzette, waarvan de glazen onder en boven een andere scherptediepte hadden, besloot hij diezelfde visuele verwarring ook in zijn film te gebruiken. Het gevolg is dat het onderste deel van de shots soms onscherp is, maar dat er dus niks mis is met de filmprojector of het televisiescherm. De bedoeling van Schnabel zal zijn geweest om de manische blik van Van Gogh te verbeelden. Duidelijk is dat hij door diens ogen heeft willen kijken. Dat bewijzen de vele point-of-view-shots, waarbij de mensen die Van Gogh spreekt in grote close-ups worden gefilmd. Schnabel is een begenadigd filmer, die afwijkende keuzes durft te maken zonder dat zijn speelfilms daardoor ontoegankelijk worden. Dat bewees hij ruim tien jaar geleden bijvoorbeeld met z’n veelgeprezen film The Diving Bell and the Butterfly, waarin hij wist te filmen vanuit het onmogelijke perspectief van een man die na een beroerte in een locked-insyndroom belandt. Die cinematische dwarsheid van Schnabel voelt in zijn nieuwste film zelfs als een eerbetoon aan degene die hij portretteert: aan Vincent van Gogh, een man die leefde op het vuur van zijn eigenzinnigheid. Daarom ook aanvaard je dat de acteurs in de film Frans en Engels door elkaar spreken. En bovendien dat Van Gogh wordt gespeeld door een acteur, namelijk Willem Dafoe, die met zijn 63 jaar bijna dertig jaar ouder is dan de schilder ooit heeft mogen worden. De reden dat Schnabel voor Dafoe als vertolker koos, zal zijn dat hij als acteur zowel naïeve onschuld kan uitstralen als een onberekenbare felheid. Dat past bij een gevoelige man als Van Gogh. Alsnog voelde Schnabel zich geroepen het leeftijdsver-

schil te vergoelijken met de opmerking dat de schilder al op z’n 37ste versleten was, vanwege zijn intense leven. Inderdaad schreef Van Gogh in 1887 aan een zus: “Mijn eigen lotgevallen bepalen er zich bij vooral dat ik snelle vorderingen maak in het opgroeien tot een oud mannetje, ge weet, met rimpels, met een harde baard, met een aantal valse tanden etc. Maar wat doet zulks ertoe; ik heb een vuil en lastig vak, het schilderen, en als ik niet was zoals ik ben, zou ik niet schilderen, maar zijnde zoals ik ben, werk ik dikwijls met plezier en ik zie de mogelijkheid doorschemeren om schilderijen te maken waarin wat jeugd en frisheid zit, zij mijn eigen jeugd een van die dingen die ik verloren heb.”

Existentiële vragen De onmacht van een speelfilm over Van Gogh is dat die nooit zoveel indruk kan maken als allereerst diens schilderijen, maar ook als diens brieven. Van Gogh mag dan een negentiende-eeuwer zijn geweest, maar lezend in zijn brieven verdwijnt dat tijdsverschil. Hij leefde in het Nederland van koning Willem III, waarin nog maar 5 miljoen mensen woonden. Nederland was een betrekkelijk arm land, met cholera-epidemieën en hongeroproeren. De treinverbindingen waren pas net aangelegd, de trekschuit werd nog gebruikt. De slavernij was nog maar kortgeleden afgeschaft. Maar los van die maatschappelijke omstandigheden zijn de existentiële vragen van Van Gogh dezelfde als die van zoveel mensen nu. Vragen als: Hoe geef ik vorm aan mijn bestaan? Hoe bolwerk ik de verwachtingen van mijn ouders? Heb ik toch de verkeerde keuzes gemaakt? Bestaat de


film Jurgen Tiekstra ✽

Acteur Willem Dafoe als Vincent van Gogh.

God waarmee ik ben opgevoed? Wat stelt een mensenleven eigenlijk voor? Na mislukt te zijn als kunsthandelaar en prediker zette Van Gogh alles in op het schilderen. Hij werd aangemoedigd door zijn jongere broer Theo, die in Parijs in de kunsthandel werkte en Vincent onophoudelijk geld bleef sturen om schildersmateriaal te bekostigen, een woonplek te huren en modellen te betalen. Ondanks zijn technische beperkingen had Van Gogh een groot geloof in wat hij als schilder kon, maar tegelijk verdween de twijfel over zijn radicale keuzes nooit. Hij stelde zijn leven in dienst van de kunst, maar was niet altijd overtuigd dat die kunst zoveel offers waard was. Aan zijn jongere zus Wil schreef hij in 1887, in een poging te voorkomen dat ze dezelfde fouten als hij zou maken: “En hierin heb ik toch groot gelijk in mijn eigen ogen, omdat ik tot mijzelf zeg dat in vroeger jaren, toen ik verliefd had behoren te wezen, ik mij verdiepte in godsdienstige en socialistische zaken en de kunst voor

heiliger hield meer dan nu. Waarom zijn godsdienst of recht of kunst zo heilig? Mensen die niets anders doen dan verliefd zijn, zijn misschien ernstiger en heiliger dan zij die hun liefde en hun hart opofferen aan een idee.”

Eenvoudig stukje treinreis Het leven van Vincent van Gogh was het leven van iemand die heeft proberen te doen wat hij dacht dat goed was, maar die ten diepste alles op de tast deed. Want hij wist niks zeker. Vanuit het Zuid-Franse Arles, in 1888, schreef hij hierover aan Theo: “Ik heb altijd het gevoel een reiziger te zijn op weg ergens naartoe, naar een of andere bestemming. Als ik echter tot mezelf zeg: dat ergens, die bestemming bestaat niet, lijkt mij dat weloverwogen en waarheidsgetrouw.” In dezelfde brief stelt hij zich voor hoe hij ooit terugkijkt, met een dan heldere blik: “Ik zal dan tot de conclusie komen dat niet alleen de Schone Kunsten, maar

ook de rest niets dan dromen waren, dat men zelf ook niets was. Als wij zo weinig gewicht hebben, des te beter voor ons, daar zich dan niets verzet tegen de onbeperkte mogelijkheid van een toekomstig bestaan. Daardoor komt het dat in het recente geval van de dood van onze oom het gelaat kalm, verheven en rustig was. Terwijl het een feit is dat hij tijdens zijn leven helemaal niet zo was, noch jong, noch oud zijnde. Een effect als dit heb ik zo vaak geconstateerd, als ik een dode aankeek als om hem te ondervragen. En dat is voor mij één bewijs – niet het belangrijkste – van een leven hiernamaals.” (...) “Ik weet er tenslotte niets van, maar juist dit gevoel van niet te weten maakt het werkelijke leven dat wij nu meemaken, vergelijkbaar met een eenvoudig stukje treinreis. Men gaat snel, maar men onderscheidt geen enkel voorwerp van heel dichtbij, en vooral: de locomotief ziet men niet.”

.

De speelfilm At Eternity’s Gate is eind augustus verschenen op dvd.

september 2019

49


✽ Bauhaus

TextielMuseum toont zijsporen van het Bauhaus

DE KRACHT VAN DE THEEDOEK Het TextielMuseum in Tilburg wijdt een boeiende expositie aan de vrouwelijke kunstenaars en ontwerpers die zich lieten inspireren door het nu honderd jaar oude Bauhaus. Voor hen stond niet het individuele werk voorop en ze streefden niet naar eeuwige roem. Het ging hen niet om het eindproduct, maar om het continue scheppingsproces. Symbool daarvoor staan de theedoeken van Kitty van der Mijll Dekker. Beeld: TextielMuseum

aaraan denken we bij de naam Bauhaus, dat opleidingsinstituut dat exact honderd jaar geleden in Weimar werd opgericht? Spontaan denken we vooral aan de architectuur en daarbinnen aan een monumentale bouwstijl, waarin de rechte lijn over-

W

heerst. Het beroemde Bauhausgebouw in Dessau staat hiervoor nog steeds model. Of we denken aan geniale, revolutionaire kunstenaars, die de abstractie voorgoed in het zadel hebben geholpen. Het Bauhaus was immers niet alleen een instituut, maar ook een artistieke beweging, vergelijkbaar met de stroming van De Stijl.

Waar we misschien niet zo snel op komen, is een theedoek. Toch is het Bauhaus onder andere via de droogdoek in het dagelijks leven van vele Nederlanders terechtgekomen. Kitty van der Mijll Dekker (1908-2004), een van de pupillen van het Bauhaus, maakte na haar terugkeer naar Nederland klassieke ontwerpen voor glazendoeken, die later niet meer uit het Nederlandse huishouden waren weg te denken. Typerend voor haar ontwerp was de combinatie van eenvoud en minimalisme enerzijds en vernieuwing en vindingrijkheid anderzijds. Van der Mijll Dekker verliet de soberheid van de klassieke rode of blauwe droogdoek met zijn geblokte patroon. Ze koos bij een van haar ontwerpen voor twee kleuren die ze elkaar liet kruisen via een gevarieerd lijnenspel. Doordat de lijnen elkaar kruisten ontstonden kleurnuances. Bovendien was het patroon weliswaar rechtlijnig – hetgeen bij textiel vrijwel onvermijdelijk is – maar niet eentonig. De lijnen waren met verschillende onderlinge afstanden aangebracht, zodat er ook een spannende schakering ontstond. Kortom: Van der Mijll Dekkers doek was opzienbarend in zijn eenvoud. De Brabantse textielfabriek Van Dissel deed er dan ook goede zaken mee.

Serieproductie

Kitty van der Mijll Dekker: ‘Glasdoek progressieve randen in rood en blauw’, 1935/2018.

50

september 2019

Van der Mijll Dekker is een van de vrouwen die naar aanleiding van het honderdjarig jubileum van het Bauhaus veel aandacht krijgen. Zij staat centraal in de tentoonstelling Bauhaus& – Modern Textiel in Nederland, die tot en met 3 november te


cultuur Eric Corsius ✽ zien is in het TextielMuseum in Tilburg. Voor het museum, met zijn aparte niche in het museumlandschap, is de aandacht voor de ‘Bauhausvrouwen’ een unieke kans. Niet alleen kunnen relatief onbekende kunstenaressen en ontwerpsters meer tot hun recht komen. Ook wordt de aandacht gevestigd op textiel als een volwaardige discipline in de wereld van kunst en design. Zowel de vrouwen in kwestie als de textiel als werkvorm zijn altijd wat onderbelicht gebleven. Het een hangt natuurlijk samen met het ander. De vrouwen stonden in het door mannen gedomineerde instituut in de schaduw van hun mannelijke collega’s. Ze werden al snel ‘geparkeerd’ in disciplines die werden ervaren als enigszins minderwaardig, zoals de weverij, behangdesign, speelgoedontwerp, keramiek en de toentertijd nog jonge en daardoor niet altijd serieus genomen tak van de fotografie. De mannen probeerden die terreinen te bezetten, waarmee ze meenden meer aandacht te krijgen en een stempel te drukken op de

Van der Mijll Dekker ontwierp een droogdoek van openbarende eenvoud kunstgeschiedenis. Daarbij hadden ze een voorkeur voor de architectuur of autonome kunstvormen als schilderkunst. Deze mannen rekenden enigszins buiten de waard, want het waren uitgerekend de tweederangsdisciplines, waarmee het Bauhaus goede sier zou maken. We kunnen het vergelijken met de huidige arbeidsmarkt: op de vele academisch opgeleide architecten zitten werkgevers en opdrachtgevers minder te wachten dan op vaklieden met een degelijke beroepsopleiding. Het Bauhaus kreeg te maken met dezelfde dynamiek: opdrachtgevers, met name in de

industrie, hadden meer baat bij ontwerpen voor gebruiksvoorwerpen, die zich leenden voor serieproductie, dan bij pretentieuze bouwtekeningen. Daarmee kwamen zij overigens tegemoet aan een belangrijke stroming binnen het Bauhaus, die niet alleen wilde ontwerpen voor de elite, maar ook en vooral voor de gewone man of vrouw, of die nu werd beschouwd als consument op de vrije markt of als zich emanciperende arbeider. Kortom: de ‘zijsporen’ waarop menig vrouw werd geplaatst, bleken commercieel juist heel succesvol. De droogdoek van Van der Mijll staat hiervoor symbool. Ook Van der Mijll Dekkers Kroatische collega Otti Berger (1898-1944/45), die in Tilburg in de schijnwerpers staat, belichaamt deze dynamiek. Via de Brabantse weverij De Ploeg vond ook zij de toegang tot de markt en het grote publiek.

Continue schepping Wellicht hebben de Bauhausvrouwen de zoete smaak van wraak geproefd. Daar was

Kitty van der Mijll Dekker in haar weefatelier in Nunspeet, circ–a 1935.

september 2019

51


✽ Bauhaus het hun uiteindelijk echter niet om te doen. De vrouwen die zich meldden als leerling of (later) docent aan het opleidingsinstituut – dat in zijn organisatievorm met meesters en leerlingen op een nogal middeleeuwse leest was geschoeid – wisten waaraan ze begonnen. Willens en wetens stapten zij een patriarchaal systeem binnen. Ze hingen soms ook vrijwillig aan de lippen van de grote, charismatische meesters, die niet zelden een goeroestatus hadden. De vrouwen hadden uiteraard ook zelf ambities en loopbaanidealen. Tegelijk verhielden de vrouwen van het Bauhaus zich ook ambivalent tot het instituut. Ze leken vooral te worden aangesproken door de progressieve, emancipatorische onderstroom van het instituut, die enigszins op gespannen voet stond met het patriarchale systeem, een stroom waarin socialistische en moderne pedagogische denkbeelden vooropstonden. Bovendien stonden de vrouwen ook op vakinhoudelijk vlak kritisch ten opzichte van de toonaangevende alfamannetjes in het instituut. Voor de meeste Bauhausvrou-

wen stond niet het individuele werk voorop en ze waren wars van de gedachte van het Gesamtkunstwerk, dat voor eeuwig de roem van de schepper, vooral de architect, zou vestigen. Het was hun niet te doen om een intimiderend eindproduct, waarop letterlijk en figuurlijk de unieke handtekening van de maker zou staan. Het ging hun meer om het continue scheppingsproces, met voortdurende variaties en verbeteringen. Ook hiervoor is de ontwerpserie van Van der Mijlls theedoeken een symbool. Een ander belangrijk accent, dat veel Bauhausvrouwen aanbrachten, bestond erin dat voor hen intuïtie en techniek, schoonheid en functionaliteit, uitstraling en praktisch nut elkaar niet uitsloten. Ze waren de pleitbezorgers van het dagelijkse leven in een wereld waarin de idee van de individuele ontwerper vaak ten koste ging van de meerwaarde van het product voor de gebruiker. Voor Otti Berger betekende dit onder andere ook, dat ze in haar textiele ontwerpen streefde naar vereenvoudiging. Naar haar smaak overheerste in het

Marijn van Kreij werkend in het TextielLab, 2018.

52

september 2019

Bauhaus, ook in de weverij, nog te vaak de romantische verheerlijking van middeleeuwse ambachtelijkheid. De in die sfeer gemaakte ontwerpen leenden zich niet voor de vertaalslag voor de menigte.

Aandachtigheid De Bauhausvrouwen bleven trouw aan de Bauhausdoctrine, dat de spirituele intuïtie onlosmakelijk was verweven met de techniek. Het subjectieve gevoel van de ontwerper of kunstenaar moest in de pas lopen met de objectieve wetmatigheden van de materie en techniek. Heel duidelijk kwam dit overigens naar voren in de keramiek. Ook dit was een belangrijke, specifieke vrouwendiscipline binnen het Bauhaus. Ze werd vertegenwoordigd door onder anderen Marguérite Friedländer (18961985), die ontwierp voor de Maastrichtse aardewerkfabrikant De Sphinx. Voor de Bauhauskeramisten was de ‘decoratie’ niet een laag die werd aangebracht op een object dat gereed was. Het object moest in zichzelf fraai zijn. De esthetiek moest zitten in de functionele vorm en niet eraan worden toegevoegd. Voor zover er sprake was van decoraties, waren deze uiterst sober en volgden deze de vorm van het object. Voor de textiel gold hetzelfde. Een geweven object – of dit nu een vloer- of wandkleed was of een droogdoek – was geen ondergrond, geen ondergeschikte drager van een patroon of afbeelding. Juist de eigenaardigheden van het weefproces, dat door een rijkdom aan technieken en combinatiemogelijkheden een grote variatie aan texturen toeliet, waren bepalend voor het esthetische resultaat. Dit vereiste uiteraard een fundamentele houding van aandachtigheid, die moest worden aangeleerd en ingeoefend. Alleen aan de aandachtige ontwerper gaf de techniek haar creatieve potentie prijs. Aan deze dynamiek ontleende de ontwerpster haar inspiratie: “Mijn lesgeven”, aldus Van der Mijll Dekker, “was gebaseerd op de ontwerpmogelijkheden van de techniek, een naar mijn overtuiging onuitputtelijke bron voor inspiratie.” Met andere woorden: de inspiratie ging niet vooraf aan het scheppingsproces, maar ontsproot aan dat proces zelf. Het ‘maken’ was zelf een ontdekkingstocht naar ideeën en uitdrukkingsmogelijkheden.


cultuur Eric Corsius ✽ Experimenteerruimte Dankzij de Tilburgse tentoonstelling is er aandacht voor het feit, dat via vrouwen als Van der Mijll Dekker en Berger het Bauhaus zijn weg vond naar Nederland. Dit gebeurde niet alleen via de industriële productie naar hun ontwerpen. Van der Mijll Dekker kreeg bovendien rijksopdrachten voor objecten in de publieke ruimte en doceerde lang aan het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs, de latere Rietveldacademie. Zo was ze van invloed op meerdere generaties. Inmiddels heeft textiel als discipline zich uiteraard verder ontwikkeld. Ook daaraan besteedt het Tilburgse museum aandacht. Textiel mag dan misschien niet de toonaangevende musea voor moderne kunst hebben veroverd, maar ze is wel degelijk uitgegroeid tot een volwaardige en volwassen tak van kunst. Daarbij heeft ze de relatie met de functionaliteit en de industrie geleidelijk losgelaten en is ze een autonome kunstvorm geworden. Dit wordt belichaamd door de naoorlogse

Textiel is uitgegroeid tot een volwaardige en volwassen tak van kunst en eigentijdse kunstenaars, onder wie inmiddels ook veel mannen, die het Textielmuseum voor het voetlicht brengt. Meer of minder trouw aan de Bauhaustraditie hebben zij zich een grote vrijheid veroverd. Deze uit zich onder andere daarin, dat er technieken worden toegepast waarbij geen weefgetouw meer te pas komt of waarin het toeval een grotere rol speelt. Het Tilburgse museum is voor de huidige generatie daarbij meer dan een expositieruimte. Doordat het beschikt over de benodigde professionele apparatuur en ruimte, een enorme luxe in het huidige culturele landschap, kan het aan de jonge kunstenaars

een experimenteerruimte bieden onder de naam TextielLab.

Gewoon doen De geest van Van der Mijll Dekker en haar kunstzusters leeft voort in het TextielMuseum en het TextielLab in Tilburg. Scheppen is, zoals zij leerde en voorleefde, een voortdurend proces van proberen en uitproberen – en zodoende de nodige inspiratie opdoen. Uiteindelijk is dit misschien wel de belangrijkste les die we leren van de Bauhausvrouwen. Kunst en design zijn een kwestie van ‘gewoon dóén’ en ‘gewóón doen’: zo gewoon als het drogen van de glazen en het andere vaatwerk. Met een droogdoek die hopelijk is ontworpen door Van der Mijll. En met zorg voor het uitgekiend ontworpen servies.

.

De expositie Bauhaus&– Modern Textiel in Nederland is tot en met 3 november te zien is in het TextielMuseum in Tilburg (www.textielmuseum.nl).

Wandkleed ‘A slightly inaccurate but nonetheless lightly entertaining story of the Bauhaus’ van Koen Taselaar wordt geweven in het TextielLab, 2018.

september 2019

53


✽ boeken

Schillebeeckx blijft actueel Een nieuwe bundel met artikelen van Edward Schillebeeckx biedt een uitstekende introductie in het denken van deze nog altijd actuele theoloog. Tekst: Jan Offringa Beeld: Bert Beelen

ou de naam Edward Schillebeeckx (1914-2009) jonge gelovigen nog iets zeggen? In de vorige eeuw was deze Nijmeegse dominicaan een van de meest invloedrijke theologen ter wereld. Alle reden om iets van zijn werk op te nemen in de reeks Theologische Klassiekers. Zo zag een bundel artikelen het licht, onder de titel God de levende. Dan gaat het dus niet om de heruitgave van een bestaand werk, zoals dat gebeurde met het Bijbels ABC van Miskotte en Orthodoxie van Chesterton. Deze keer viel de keuze op een viertal artikelen over geloof, cultuur en politiek. In zijn inleiding schetst Stephan van Erp, hoogleraar te Leuven, de positie van Schillebeeckx ten opzichte van de moderne cultuur en de daarin voortschrijdende secularisatie. Waar anderen in de kramp schoten, koos Schillebeeckx een positieve insteek. Hij zag voor kerk en geloof mogelijkheden zich te zuiveren van een klerikalisme en een spirituele verhevenheid die niet tot de kern behoren. In zijn optiek kon het christendom in een tijd van secularisatie een gedaanteverandering doormaken waar het niet slechter van werd. De bundel God de Levende ontleent zijn titel aan een vertaald artikel uit 1981. Dat begint met een anekdote. Een West-Europeaan landt met zijn vliegtuig in Afrika en meldt trots: ‘Op één dag heb ik de afstand afgelegd waarvoor ik vroeger dertig

Z

54

september 2019

Edward Schillebeeckx in 2004.

Edward Schillebeeckx God de levende KokBoekencentrum, 112 blz., € 18,99

dagen nodig had.’ Waarop de wijze zwarte hoofdman hem vraagt: ‘Sir, wat doet u dan met die andere negenentwintig dagen?’ Aansluitend schetst de theoloog hoe de mens zich beweegt tussen technische rationaliteit enerzijds en de zin van ons handelen anderzijds. Hij laat zien dat spreken over God alles te maken heeft met dat laatste: de vraag wat ons werkelijk bezighoudt in het leven. In een ander artikel schrijft hij behartenswaardige dingen over de kerk. Voor hem is zij de plaats waar heil van Godswege voortdurend aan de orde wordt gesteld, uitdrukkelijk beleden, profetisch verkondigd en liturgisch gevierd wordt. Met Luther beaamt hij dat de kerk ‘een steeds zich hervormende geloofsgemeenschap’ is. Of om het in lijn met het Tweede Vaticaanse Concilie te zeggen: ‘De heilige kerk behoeft immerdurende uitzuivering’. Maar de westerse kerk lijkt moe. En onopgemerkt wordt ze belaagd en geknecht, met name door de individualistische, geprivatiseerde welvaartssamenleving. De bevrij-

dende God van de joods-christelijke traditie is een God geworden die borg staat voor burgerlijke deugden als ijver en fatsoen. Als geheel geven de vier artikelen, samen met de heldere inleiding, een mooi beeld van het leven en gedachtegoed van deze grote theoloog. Wel vraag je je af welke lezersgroep de uitgever voor ogen staat. Want menig theoloog heeft wel iets van Schillebeeckx op de plank staan, of kan teruggrijpen op de tachtig teksten die Robert Schreiter al eens bijeenbracht. Ook is er het toegankelijke interview in boekvorm van Huub Oosterhuis en Piet Hoogeveen (God ieder ogenblik nieuw). Wel zijn dat uitgaven uit de vorige eeuw. Misschien is deze bundel meer voor jonge theologen en gelovigen die willen weten: ‘Schillebeeckx, wie was dat al weer en wat schreef hij zoal?’ Zij worden dan op hun wenken bediend. Deze teksten laten zien dat deze fenomenale theoloog nog weinig aan actualiteit heeft ingeboet.

.


Kort Recensies Alianna Dijkstra Is er een hemel voor autisten? Alianna Dijkstra (1974) heeft autisme en verkent hoe diverse mensen met autisme en hun hulpverleners omgaan met het christelijke geloof en hun beleving van God. KokBoekencentrum, 176 blz., € 17,50 John van Schaik Meer licht! In het manicheïsme staan twee principes centraal: God, het goede en het licht, en hyle (materie), het kwaad en de duisternis. In dit boek brengt historicus John van Schaik een heldere uiteenzetting over deze gnostische religie. Amsterdam University Press, 152 blz., € 19,99 Marianus van den Berg Dicht op de dag Een persoonlijk boek waarin r.-k. pastor Marinus van den Berg op zoek gaat naar momenten van betekenis in het alledaagse leven. Hij schrijft afwisselend poëzie en proza. Ten Have, 192 blz., € 19,99 Chöje Lama Yeshe Losal Rinpoche Boeddhisme in het dagelijks leven Praktische raad voor het leven, vanuit een boeddhistisch perspectief. Inclusief gedetailleerde instructies voor meditatie. Edicola, 224 blz., € 19,95 Hanna Ploeg-Bouwman Bewoonde herinneringen Organisatieantropoloog deed onderzoek naar het verloop van het Samen-op-Weg-proces van hervormden, gereformeerden en lutheranen dat leidde tot de ene Protestantse Kerk in Nederland. “Er liggen eeuwen aan tijd, routines, woorden, gedachten, melodieën, overtuigingen en geloof besloten in de hoofden en harten van (kerk)mensen.” Eburon, 260 blz., € 24,50

Tekst: Jasmijn Olk Beeld: Timothy Allen

boeken ✽

Heilige schrift is werk in uitvoering Karen Armstrong pleit er in haar nieuwe boek voor om niet alleen aandacht te schenken aan de inhoud van heilige teksten, maar ook aan de geschiedenis ervan, aan recitatie, ritueel en handeling. iet alleen is er vandaag de dag weinig kennis van de religieuze geschriften, ook worden ze tekortgedaan doordat men ze alleen inhoudelijk benadert, als vaststaande teksten die een ultieme waarheid zouden bevatten. “In vele opzichten lijken we in de moderne wereld de kunst van de heilige geschriften te verliezen”, stelt gerenommeerd religiewetenschapper Karen Armstrong in haar nieuwste boek De verloren kunst van de heilige geschriften. “In plaats van deze te lezen om tot een verandering te komen, gebruiken we ze als bevestiging van onze eigen opvattingen.” Een geschrift valt te definiëren als een tekst die als heilig wordt beschouwd, vaak – maar niet altijd – omdat hij van godswege is geopenbaard en deel uitmaakt van een gezaghebbende canon. Armstrong verduidelijkt dat ons woord ‘geschrift’ vaak een geschreven tekst impliceert, maar dat de meeste geschriften zijn begonnen als teksten die mondeling werden overgeleverd. In sommige tradities was de klank van de geïnspireerde woorden dan ook belangrijker dan kun betekenis. Waar we tegenwoordig een canon beschouwen als iets wat heilig is en onherroepelijk afgesloten, wil Armstrong juist laten zien dat schrift in alle culturen een werk in uitvoering was, iets wat constant veranderde om in nieuwe omstandigKaren Armstrong heden nog iets te zeggen te De verloren kunst hebben. Ze stelt voor om, naast de inhoud van een van de heilige tekst, meer aandacht te geschriften geven aan geschiedenis, reDe Bezige Bij citatie, ritueel en handeling. 570 blz., € 34,99

N

Karen Armstrong: “Ontdoe je van egoïsme.”

Het betoog van Armstrong voert langs de vele wegen van verschillende religies en filosofieen: van het volk Israël, de Griekse tragedies, Jezus en Paulus naar de mystieke kabbala, de Koran en moderne filosofen. Via de Advaita Vedanta neemt ze de lezer mee naar het geweldloze jaïnisme, het boeddhisme en sikhisme. Ook de ontwikkeling van filosofie in China – het confucianisme, de denkbeelden van Mengzi en de tao – komt aan bod. Ze ontdekt in deze tradities nieuwe manieren van omgaan met schrift. In De verloren kunst legt Armstrong verbindingen tussen verschillende hoofdthema’s die in de geschriften naar voren komen. Centraal staat het verlangen van alle mensen naar leven in verbondenheid met God. “Voor de manier om in harmonie met het transcendente te leven hebben deze geschriften uiteenlopende voorschriften, maar in één ding stemmen ze overeen: om een echte relatie te krijgen met wat Streng het onkenbare ‘ultieme’ heeft genoemd, moet je je ontdoen van egoïsme. [...] Verder zeggen alle schriften dat je dit overstijgen van het zelf het beste kunt bereiken door je op empathie en compassie toe te leggen.” Tot slot de lengte. De één zal zich storen aan de bijna zeshonderd pagina’s aan overpeinzingen en illustraties. Een ander zal dit juist als verrijkend ervaren. Want hoewel niet alle inhoud noodzakelijk is om tot het centrale punt te komen, geeft de veelkleurigheid van De verloren kunst de lezer inzicht in de manier waarop mensen al duizenden jaren worstelen met wat zij als heilig beschouwen.

.

september 2019

55


boeken ✽

Kort Recensies Mary Pipher Het mooiste moet nog komen Op basis van haar eigen ervaringen schrijft cultureel antropoloog Mary Pipher over vrouwen die wijs, sterk en gelukkig oud worden. Spectrum, 296 blz., € 20,99 Orlando Figes Natasja’s dans Een culturele geschiedenis van Rusland met aandacht voor het unieke karakter van Russische literatuur, muziek, beeldende kunst, architectuur en filosofie. Nieuw Amsterdam, 704 blz., € 25,Heleen Zorgdrager e.a. (red.) Wondermooi, zoals U mij gemaakt hebt Handreiking voor gelovige transgenders en werkers in de kerk met bijdragen van verschillende auteurs. Ook transgenders zelf komen aan het woord. KokBoekencentrum, 200 blz., € 19,99 Giorgio Agamben Idee van het proza In 33 poëtische bijdragen reflecteert de Italiaanse filosoof Agamben (1942) onder meer op poëzie, taal, denken, gerechtigheid, muziek en liefde. Boom, 128 blz., € 22,50 Edith Plantier De onvolbrachte taak van het Studentenpastoraat in Amsterdam Over een nieuwe vorm en inhoud van het studentenpastoraat. Verschillende studentenpastores komen aan het woord. Boekscout, 228 blz., € 21,James Mallon Als God renoveert Nooit eerder was de urgentie om na te denken over de toekomst van de kerk zo groot. Een boek voor r.-k. parochies die willen investeren in de toekomst. Adveniat, 350 blz., € 25,-

56

september 2019

God in vergetelheid ementie roept bij de meeste mensen geen religieuze gedachten op. Ten onrechte, meent Tim van Iersel (1983). Van Iersel, opgeleid als theoloog, noemt zich ‘dementiedominee’. Hij is werkzaam als geestelijk verzorger, ethicus en predikant voor de PKN. De angst, de broosheid en het zelfverlies die met dementie gepaard gaan, stellen een mens juist voor vragen die zijn ingebed in een geschiedenis van spreken en denken over God. “Juist omdat mensen met dementie zo afhankelijk en kwetsbaar zijn, juist omdat hun cognitieve capaciteiten achteruitgaan, kom je onherroepelijk voor de kernvragen van je leven te staan.” Dat God troost kan bieden lijkt niet vanzelfsprekend; in het proces van alles vergeten is God vaak de eerste die het moet ontgelden. Niet omdat Hij ver afstaat van dementerenden, maar omdat het godsgeloof een flinke klap kan oplopen voor wie een zwaar lot treft. Dat geldt niet alleen voor patiënten zelf, maar ook voor geliefden om hen heen.

D

Mensen worden vandaag de dag steeds ouder. Ouderdomsziekten komen daarom vaker voor. Daarnaast is dementie helaas niet voorbehouden aan ouderen. Dat een ziekte vaker voorkomt betekent ook dat de vraag om begeleiding zowel in fysiek-medische als in spirituele zin sterk toeneemt. Van Iersel neemt de zware taak op zijn vork die geestelijken en filosofen sinds dag en dauw op zich hebben genomen, om God te zeggen waar slechts kwaad en verdriet lijken te zijn. Hij schreef een overzichtelijk en troostrijk boek dat voor zowel slachtoffers als naasten verlichtend kan zijn. In deze persoonlijk getoonzette overpeinzingen en opstekers wordt niemand vergeten. (Daniël Zevenhuizen) Tim van Iersel God vergeten KokBoekencentrum, 92 blz., € 13,99

Verhalen van de hersendokter Religieuze epilepsie, chirurgisch veroorzaakte hyperseksualiteit en een pleidooi voor tuinen: het staat allemaal in het werk van de in 2015 overleden schrijver-neuroloog Oliver Sacks. Ter ere van hem verscheen dit jaar een bundel van nooit eerder uitgegeven essays van zijn hand, in de vertaling van Luud Dorresteijn uitgebracht als Eerste liefdes en laatste verhalen. Sacks staat bekend om zijn verslaggeving van ervaringen die hij opdeed in zijn neurologische praktijk. Zo schrijft hij over de goedgemanierde Walter B. die, na een behandeling voor epileptische insulten waarbij delen van zijn brein werden verwijderd, een onbevredigbare honger naar seks ontwikkelde. Uiteindelijk werd hij, ondanks zijn goede karakter, veroordeeld voor het bezit van kinderporno. De neuroloog schroomde niet ook zijn eigen leven onder de loep te leggen. Zo vertelt hij over de voorliefde die hij en zijn twee beste en enige vrienden toentertijd koesterden voor de biologie. Hun leraar, meneer Pask, beschrijft hij als volgt: “Pask was een uitmuntende

leraar. Ook was hij bekrompen, onverdraagzaam, stotterde hij afschuwelijk ... en was hij zeker niet buitengewoon intelligent.” Tijdens een proef met zeewezens bracht Sacks inktvissen in het ouderlijk huis van een vriend onder. Maar deze begonnen te rotten en spatten uit elkaar. Dat weet de introspectieve Sacks aan zijn hebzucht om te veel proefdieren te willen houden en de domheid om daarbij niet nauwkeurig de conserveringssituatie af te stellen. Het huis werd omwille van de stank ontruimd. De verhalen die Sacks ons nog na zijn dood meegeeft, zijn even vermakelijk als intrigerend en stemmen evengoed tot nadenken als tot geschaterlach. (Daniël Zevenhuizen)

Oliver Sacks Eerste liefdes en laatste verhalen De Bezige Bij, 303 blz., € 25,99


✽ dichterbij Paul van der Velde

Tekst: Bert van der Kruk

Om reden van zijn vlees Paul van der Velde (Someren, 1959) is hoogleraar Aziatische religies aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. Hij schreef onder meer Schemerwoorden (2013), waaruit onderstaand gedicht afkomstig is, en De Boeddha in het tuincentrum.

Wie heb je geaccepteerd en wie heb je verworpen? Aan vier zijden omcirkeld weerklinkt er een schreeuw. Om reden van zijn vlees is het hert zijn eigen vijand. Bhusuku de jager verlaat het hert nog geen moment. Het hert raakt geen grasspriet aan, drinkt geen water. Het hert kent de verblijfplaats van de hinde niet. De hinde spreekt tegen het hert: ‘Luister hert! Verlaat het woud, wees als een zwervende dwaas. In de snelheid zijn de hoeven van het hert niet eens te zien. Bhusuku zegt: ‘Dit komt het hart van een dwaas niet binnen!’

Bhusuku

k ben net terug uit Nepal van een reis met 26 studenten. Dat was tegelijk mijn vakantie. Zo’n vier keer per jaar kom ik in Azië, ook als begeleider van andere reisgezelschappen. Ik ben bekeerd tot de culturen van Azië. Ik noem mezelf geen boeddhist of hindoe; ik ben in van alles geïnitieerd, maar de overtuigingen in die religies brengen me niet verder. Ik zoek het eerder in de esthetica, in de manier waarop gedichten, verhalen en andere kunstvormen door het leven heen ademen. Dat geeft een enorme steun in het leven: je weet dat je niet de eerste bent die met een bepaald probleem zit, je kunt het pad volgen dat velen voor jou gingen en na jou zullen gaan. Ik ben wat betreft heel weinig bezig met mijzelf als individu. Dat is een heel verschil met wat je vooral in het westers boeddhisme aantreft, waar iedereen continu bezig is met zijn eigen proces. Ik weet dat het gaat om de veel grotere traditie waarin je staat. Dat ervaar ik tijdens die reizen. Ik ben ook niet bezig met verlichting of chakra’s of kundalini. Ik vind het boeiend, ik heb het allemaal bestudeerd. Maar voor mij is religie een menselijk verschijnsel: mensen zoeken oplossingen voor de problemen waarmee ze zitten, en zij zijn daarin niet de eersten. Maar met de oplossingen van de religies kan ik niet zo veel. Ik ben nog nooit een goeroe tegengekomen die mij het lichtend pad aanwees, terwijl ik er honderden heb gesproken. Ze hebben hun eigen waarheid. Maar op dat terrein zijn wij allemaal vreemden, denk ik. Je moet blijven twijfelen, blijven denken: wat is wijsheid nu, wat is mededogen?

‘I

Dit gedicht heb ik uit het oud-Bengali vertaald. Het komt uit een serie van vijftig liederen uit de zevende tot negende eeuw na Christus, de

tijd waarin het boeddhisme uit India verdwijnt. Ze zijn geschreven in een lastige taal, die de dichters zelf omschrijven als schemertaal; er zit altijd iets dubbelzinnigs in, er zijn meerdere interpretaties mogelijk. Het beeld in de derde zin vind ik prachtig: Om reden van zijn vlees is het hert zijn eigen vijand. Scherper kun je de menselijke conditie haast niet verwoorden. We kunnen niet zonder het lichaam, maar tegelijk is dat lichaam de reden waarom we doodgaan. In het boeddhisme wordt het hebben van een lichaam vaak vergeleken met de vriendschap met een krokodil: je moet het ermee doen, maar hoe goed je hem ook verzorgt en hoeveel je tegen hem praat, zodra hij je hand kan grijpen, doet hij dat. Hoeveel goede werken je ook doet of hoeveel je doneert aan goede doelen, als je van een balkon valt, redden al die karmische verdiensten je niet van de zwaartekracht. Wat doet het hert? Het probeert zich te onttrekken aan de wereld, het raakt geen grasspriet aan, drinkt geen water. Het weet ook niet waar de hinde verblijft. In deze poëzie staat de hinde symbool voor wijsheid, het hert voor mededogen. Waar die twee samenkomen, treedt verlichting op. Maar ja, het hert zit diep in de wereld, net als wij – wij moeten het híér doen, we kennen geen andere wereld. En wat zegt de hinde? Luister hert, verlaat het woud. Dat kun je lezen als: verlaat de wereld. Laat de wereld van samsara, met al die wedergeboortes waar het lichaam je vijand is, achter je. Betreed de wereld van het nirwana, waar je geen lichaam zult dragen en bevrijd bent. Nou ja, dat soort gedachten. Geen wonder dat Bhusuku aan het eind zegt: dit snapt helemaal niemand hoor. Verdorie, het is niet eenvoudig, dat leven.”

.

september 2019

57


10 VOLGENDE VOLZIN VERSCHIJNT 4 OKTOBER 2019

Echt, maar niet waar Kan ik mijn diepste gevoelens wel bij hem kwijt? Misschien is hij helemaal niet geïnteresseerd in wat mij bezighoudt, passen we toch niet zo goed bij elkaar als ik dacht, maalde het door mijn hoofd. Eerder die week had ik het met mijn vriend, Daury, gehad over waarom ik aan meditatie deed, maar mijn enthousiasme was vrij plots afgekapt door een (in mijn beleving) wat botte opmerking van zijn kant. Ik had er op het moment zelf niet al te veel van gedacht, maar de herinnering was een eigen leven gaan leiden en blijkbaar waren daar in mijn hoofd inmiddels nogal drastische conclusies aan verbonden.

On toek ze o is te mst ch

‘Mens en robot verschillen niet zo veel. De mens is niet meer dan een vochtige robot’ Daniel Dennett, Amerikaans filosoof

Vooruitblik Is de DIGITALE SAMENLEVING een zegen of een vloek? Zal de ROBOT de mens dienen of overvleugelen? Wilt u hem/haar dan als PASTOR aan uw bed? Komende maand een special over de INVLOED VAN TECHNIEK.

Jeroen Fierens

De Tibetaanse monnik Tsoknyi Rinpoche vertelt graag het verhaal over een glazen brug over een ravijn die hij ooit overstak. De diepte onder hem riep zo’n heftige angstreactie op dat hij volledig verstijfde. De kans dat hij dood zou gaan was – gezien de honderdduizenden toeristen die de brug ieder jaar oversteken – nihil, maar het gevoel was daarom niet minder echt. Er ontstond een strijd tussen de emotie – het stemmetje dat gilde dat hij dood zou gaan – en de ratio die als een strenge vader zei dat hij zich niet moest aanstellen. Tsoknyi besefte op dat moment dat dit helemaal geen strijd hoeft te zijn: de emotie die hij ervoer was levensecht en tegelijkertijd wist hij dondersgoed dat hij niet zou doodgaan. Zijn angst was real but not true (echt, maar niet waar). Later die week kwam het voorval tussen Daury en mij ter sprake. “Wat was het ergste scenario dat je je erbij voorstelde?” vroeg hij. Die vraag was confronterend: ik was niet trots op mijn gedachten en zolang ze niet uitgesproken waren, kon ik nog doen alsof ze niet bestonden. In die vraag zat echter ook de boodschap dat alle gevoelens en gedachten er mogen zijn, al dan niet wenselijk of reëel. Met die accepterende houding liet hij zien dat hij mijn gevoel als écht erkende, ook al was het allemaal niet per se wáár. Dat was het zetje dat ik nodig had en ik vertelde hem alles wat ik die week had gedacht. Terwijl we dit bespraken, besefte ik dat ik nooit eerder bij iemand zo kwetsbaar, zo open, zo volledig mijzelf had kunnen zijn, zelfs niet tegenover mijzelf. Ik keek Daury aan en merkte nieuwe gedachten en gevoelens opkomen: ik heb nog nooit zoveel van iemand gehouden. En dat was echt én waar.

Jeroen Fierens is journalist en schrijft op Je www.eenpadvinder.nl. ww

58

september 2019


Met workshops op intellectueel, emotioneel of fysiek niveau Zondag 6 oktober 2019 13.00 - 18.00 uur

ONTMOETEN MET JE HART Landelijke inspiratiedag zondag 6 oktober 2019

Van der Does de Willeboissingel 11 en 12, ‘s-Hertogenbosch € 12,50 via webshop, € 15,- aan de deur, Onder de 18 jaar gratis

Meer informatie: www.franciscaansebeweging.nl

Adverteren in volzin Wanneer u adverteert in volzin bereikt u duizenden geëngageerde en progressieve christenen! Ze waarderen dat u in hun lijfblad adverteert. Wilt u meer informatie? Neem dan contact op met Roel Abraham via 06-54274244 of r.abraham@bdu.nl


Nieuw: Kleinboek over Geloof eigen Houvast “De vraag is niet wat wij met het woord van God doen, maar wat dat met ons doet.”

Voor het verstaan van het Woord heb je ook kennis nodig.

Onderlinge discussie mogelijk op de site Over Geloof

Piet Goris schreef als vervolg op ‘Boek over Geloof’ een beknopte en geactualiseerde versie: ‘Kleinboek over Geloof’

Bestel via www.uitgeverijgelderland.nl of via uw boekwinkel


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.