6 minute read
Schelde en Leie
De Schelde en de Leie in Gent
DEEL 3
Advertisement
In de vorige artikels (nieuwsbrieven 124 en 125) werden de Leie en de Schelde beschreven en hoe zij het grondplan van Gent mede bepaald hebben. In deze derde bijdrage willen we dieper ingaan op de spectaculaire werken die uitgevoerd werden door Gentenaars om het water niet alleen in goede banen te leiden, maar ook buiten de stadsmuren te houden. Het waren werken van lange adem, verspreid over een drietal eeuwen en zo ongeveer gestart rond het jaar 900 n.C. Alle kleine verbindingen en opsplitsingen die de Leie al had gemaakt en zijn grote meander, min of meer rond de stad, werden beter uitgegraven tot gracht, of omgeleid. Daarom wordt het moeilijk om vandaag nog vast te leggen welke de oorspronkelijke beddingen waren. Vooral voor de noordelijke tak van de Leie wordt dat moeilijk, vanaf de doorsteek van de Waaldam tot aan het Sluizeken. Hetgeen in de eerste bijdrage getekend werd als mogelijk verloop van de Leie mag dan ook als een min of meer geslaagd probeersel gecatalogeerd worden.
De Houtlei en de Ottogracht zijn samen met de Ketelvaart met zekerheid gegraven grachten. In een eerste fase was de bedoeling hiervan tweeërlei: enerzijds het overstromingsgevaar buiten het bereik van de huizen houden en anderzijds de toenmalige woonkernen beveiligen tegen aanvallen van buitenaf. Zeker de Houtlei en de Ketelvaart zijn om die laatste reden gegraven. De Ketelvaart is gegraven in een lagere uitloper van de Blandijnberg en was wellicht in het begin voorzien als een min of meer droge vestinggracht. Pas later werd dieper gegraven en werd dus de verbinding gemaakt tussen Leie en Schelde. Later, midden de 13e eeuw werd de Lieve uitgegraven, een heus huzarenstuk. Technisch was het graven van de Lieve geen eenvoudige klus. Verderop buiten de stad diende eerst rondom de uitgebreide, lage dekzandrug van Wondelgem heengegaan worden om dan nog verder de dekzandrug van Maldegem te doorploegen: die was nog hoger maar moeilijker te omzeilen. Overal elders in de stad, waar beide waterlopen min of meer rechtlijnig verlopen, kan de vraag gesteld worden in hoeverre hier kleine krommingen en meanders rechtgetrokken werden. De verschillende waterhoogtes zorgden ervoor dat er installaties gebouwd werden om de waterpeilen gescheiden te houden. Het zogenaamde Kuipgat dat we ter hoogte van het justitiepaleis situeren op de Leie, was een stuw die ervoor zorgde dat de binnenstad beschermd was tegen overstroming. Dit was ook het geval met de Braemgaten, waarvan de locatie vandaag nog herkenbaar is in de Brabantdam. Een derde stuw, de Rode toren spei, werd gebouwd op de Leie, kort voor haar samenvloeien met de Schelde, vandaag zo ongeveer de hoogte van de Sint Jorisbrug. Deze drie stuwen samen zorgden ook en vooral voor het waterniveau in de binnenstad, zodat alle nodige waterlopen hier bevaarbaar waren en bleven. Het spreekt vanzelf dat het water binnen de stadsmuren hierdoor veel kwam stil te staan, met alle gevolgen van vervuiling en stank vandien. Maar deze drie stuwen belemmerden wel de scheepvaart en voor de boten moesten deze hindernissen overwonnen worden. Het gebruik van sluizen was nog onbekend. De oudste nog bekende sluiswerken staan in Nederland, Spaarndam, en dateren van midden dertiende eeuw. De stuwen zoals we ze kenden in Gent, waren eenvoudige bouwwerken met horizontale planken, die neergelaten werden in toepasselijke zijgleuven en tevens opgehaald konden worden. Daarvoor waren ze bevestigd aan een draailier boven het water, die soms ingebouwd was in een bouwwerk, een rabot. Een paar keer per week werden de schotten opgehaald om het water vrij van hoog naar laag te laten stromen. Boten konden dan gewoon onderdoor de stroming volgen stroomafwaarts. Als het water een min of meer stabiel niveau had aangenomen, konden de boten ook stroomopwaarts binnengehaald worden. Vergeten we
niet dat de platbodems, pleiten (zie afbeelding), seiers en heemers geen motor ter beschikking hadden en met mankracht voortbewogen werden, hetzij getrokken door trekkers op het jaagpad (langs één zijde van de waterweg aangelegd), hetzij met een boom voortgeduwd door de schipper op de boot zelf. Dit lijkt een totaal vergeten techniek te zijn, maar hier en daar wordt deze nog steeds gebruikt. Zo kan in de Franse Landes bij de Etang
de Léon de overloop naar de Courant d’Huchet stroomopwaarts opgevaren worden over een bestaande stuw, waarbij de schipper de boot met zijn boom de stuw opsteekt. Het spreekt natuurlijk vanzelf dat hier geen grote hoogteverschillen kunnen overbrugd worden en al helemaal niet met grotere boten. Bij kleinere, overbrugbare hoogteverschillen werd soms een hellend vlak gebruikt, zoals we dat in Gent kennen aan de Scaldissluis aan de Oude Beestenmarkt voor de kano’s en kajakken. Het openen van de stuwen zorgde er wel voor dat de binnenwateren in de stad telkens grotendeels ververst werden. Die drie grote stuwen kregen er een pak kleintjes bij in de stad, die vooral tot doel hadden het overstromingsgevaar in de binnenstad te verhinderen of minstens te verminderen. Ook bij de aanleg van de verbinding tussen de Schelde in de Muinkmeersen met de Nederschelde werd een grote stuw gebouwd. Die kwam er de hoogte van de toenmalige Brabantdam (nu in de Lange Violettestraat) , ongeveer ter hoogte van de huidige Vijfwindgatenstraat. De Brabantdam werd doorgesneden en kreeg een toepasselijke brede brug met vijf bogen, telkens met een ingerichte stuw. De naam ‘Gat’ of het in het Gentse iets minder gebruikte ‘Spei’, verwijst telkens naar een stuw. Denk aan de namen: Braemgaten, Rode Torenspei, Kuipgat, …. De Brabantdam is een van de drie aangelegde dammen aan de toenmalige stadsrand om het overstromingsgevaar, telkens dreigend vanuit de meersen, in te dijken. In grote lijnen kan het volgende tracé aangegeven worden voor de Brabantdam: vertrekkend van aan de Kalandenberg, naar beneden, naar de Schelde (vandaag het Laurentplein), over de Schelde, naast de Braemgaten en de stadsmolen, en verder de richting volgend van de nog bestaande straat Brabantdam en Lange Violettestraat, tot voorbij de Keizerpoort. De Steendam is een tweede aangelegde dam, vertrekkende aan de Sint-Jacobskerk, de nog bestaande straat Steendam volgend, de Leie overstekend aan de Rode Torenspei en verder lopend langs de Schelde ten westen van het Spaans Kasteel om dan de richting Sint-Amandsberg te nemen. door de huidige Dampoortstraat, en zo de stad uit. De derde dam, de Waldam, vinden we vandaag nog terug in de straatnaam aan de Coupure ter hoogte van de Nieuwe Wandeling. Deze dam startte bij de Sint-Michielskerk en volgde in grote lijnen het tracé van de Hoogstraat en liep zo verder de stad uit richting Phoenixstraat. Ter hoogte van de Nieuwe Wandeling ging de Dam ook over de Leiearm. Het ligt wat moeilijk om dit in te beelden, omdat vandaag ter plekke de later gegraven Coupure allesoverheersend is in het straatbeeld. Op het plan zijn nu de drie belangrijkste stuwen (kleine ovalen, zoek ze maar…) en de drie dammen (stippellijnen) aangegeven.
Veel water, heel veel water… Veel kunstwerken om het waterpeil te beheersen in de stad. Veel bedrijvigheid op het water en in de stadshaven. Voor wie het nog niet duidelijk is: Gent is een waterstad!