Ons Begijnhof
Buurvrouw Céline lijkt een fris stromend beekje Als ik aan Céline denk, komt het liedje “l’Eau Vive” van Guy Béart zo meteen in me op. Luister je mee? (en zoek het lied op youtube of elders) Ma petite est comme l’eau, elle est comme l’eau vive Elle court comme un ruisseau, que les enfants poursuivent Courez, courez vite si vous le pouvez Jamais, jamais vous ne la rattraperez. Vertaald:
Tekst & Foto’s: Sonja
Mijn kleintje is als water, ze is als levend water Ze stroomt als een beekje, dat kinderen achtervolgt Ren, ren snel als je kunt. Nooit, nooit zul je haar vangen.
Vanmorgen (12 april) is Céline weer vertrokken. “Met de fiets en de tent een weekje Vlaanderen verkennen”. Ik had dus geluk dat het weer dit weekeinde enkele hoestbuien had. Na een gesprek (met open raam en op afstand) met mijn jonge buurvrouw, stel ik me de vraag: “Hoe lang duurt een dag bij sommige mensen?” Antwoord: bij Céline blijkbaar 64 uur.
Andere continenten “Geboren in 1987, ja dus al 33 jaar. En hier woon ik sedert 2015”. Dat ik Céline toch niet zo vaak ontmoet heeft
10
ook te maken met haar beroep: ze vertrekt bijna elke morgen heel vroeg naar Oostende waar ze les geeft aan het Vesaliusinstituut: opvoedkunde en gedrag- en cultuurwetenschappen. Hoe graag ze er werkt en welke voeling ze heeft met haar studenten, kon ik merken tijdens de eerste lockdown. Het was warm en in onze tuin werd wat “bijgepraat”. Céline kon er moeilijk over zwijgen hoe ze de gasten miste en hoe ze vreesde dat dit online-gedoe velen zouden doen afhaken. Een voordeel van die lockdowns was wel dat ik Céline vaker zag. De voorgaande jaren leek het alsof ze voortdurend in andere continenten zat. “Ik was inderdaad nogal veel onderweg. Dat komt omdat ik 3 jaar de vakken uit de masteropleiding “Conflict and Development” volgde. Ik deed de specialisatie Subsahara en Midden-Oosten en omdat ik naast de theorie ook de praktijk wilde ervaren, zocht ik naar mogelijkheden om in die gebieden vrijwilligerswerk te doen. In de Westelijke Jordaanoever werkte ik enkele maanden bij olijfboeren. Vreemd werk deed ik daar wel: de Israëli’s hadden even daarvoor bordjes geplaatst in die enclave, en als die bordjes binnen de 24 uur niet verwijderd werden, werden stukken land in beslag genomen. Rondwandelen op de veel te steile hellingen (er kwam geen rijwiel aan te pas, behalve een ezel met trekkar) en bordjes weghalen, werd daar mijn hoofdtaak. Ik kon er dus goed ervaren dat de theorie ietwat verschilt met de praktijk. In Zuid-Afrika bleef ik 4 à 5 maanden (nam loopbaanonderbreking, verlof zonder wedde) waar ik voor de VVOB een onderzoek deed naar inclusieve educatie in de provincie KwaZulu Natal. In theorie verloopt in Zuid-Afrika alles naar wens in het onderwijs: er worden grote investeringen gedaan maar … er loopt zoveel verkeerd. Ik maakte er kennis met een super log apparaat waar een beslissing pas kan genomen worden na een heel lange wandeling in een labyrint waar zoveel mensen moeten betaald worden, dat nagenoeg niets meer doorsijpelt naar de school.
Ja, er zijn luxe witte scholen en zwarte scholen waar een leerkracht aan een 40-tal soms zelfs 70 leerlingen, waarvan de leeftijd kan variëren tussen 9 en 17 jaar, onderwijs moet geven”. Céline ontwikkelde dankzij deze ervaring een kritische blik over het NGO-werk en nam dit mee in haar verdere ervaringen bij andere organisaties. “Na eerdere reizen en werken met jongeren in Kenia, Tanzania, Burundi en Oeganda, sloot Céline zich in 2015 aan bij Dwagulu Dekkente. Een organisatie in Sint-Niklaas die via tweejarige inleeftrajecten met jongeren werkt rond interculturele solidariteit.”
En dan nog toneel… Met Dwagulu Dekkente trok ze al enkele keren naar Senegal, Burkina Faso en Gambia. “De organisatie werd in Sint-Niklaas opgericht na Zwarte Zondag. Het is een jongerenorganisatie die inleefreizen voor jongeren uit de 3e graad secundair organiseren. Ik was er eerst begeleidster maar nu lid van de raad van bestuur. Concreet werken met jongeren rond interculturaliteit is echt iets voor mij. Het zijn ook niet enkel ‘onze’ jongeren die ginds een tijdje leven met landbouwersgemeenschappen, ook de Afrikaanse jongeren komen dan hierheen. En beiden delen hun ervaringen dan met andere jongeren