7 minute read
TEGEN DE STROOM IN
vlnr: Niek Vos en Jan van Geffen
TELERS DIE TEGENWOORDIG OMSCHAKELEN NAAR BIO OF BIODYNAMISCH KUNNEN REKENEN OP EEN VOLWASSEN MARKT. HOE WAS DAT TOEN DE PIONIERS 20 OF 30 JAAR GELEDEN DE STAP HEBBEN GEZET? WE VROEGEN JAN VAN GEFFEN (ALS BD-TELER GESTART IN 1979), NIEK VOS (OMGESCHAKELD MIDDEN JAREN ’80) EN ALEX VAN HOOTEGEM (OMGESCHAKELD VANAF 1999) NAAR HUN ERVARINGEN EN DRIJFVEREN.
JAN VAN GEFFEN: ‘ONTWIKKELING BRONSWEG GAF ENORME IMPULS’
Jan van Geffen runt samen met zijn zoons Sam en Koen akker- en tuinbouwbedrijf Arenosa in Lelystad. Het bedrijf omvat 80 hectare en is gespecialiseerd in de teelt van vergeten groenten zoals pastinaak, schorseneren, aardpeer en wortelpeterselie. Oorspronkelijk werkten ze biodynamisch, sinds 2005 biologisch. Arenosa is ook actief in het verwerken en verpakken van pastinaak voor afzet naar supermarkten. Jan begon in 1979, als teler van biodynamische groenten op de Veluwe.
“Van huis uit heb ik geen agrarische achtergrond. Ik had al allerlei baantjes gehad toen ik op m’n 23e de opleiding op de Warmonderhof ging doen. Daarna kreeg ik de kans een stuk grond te gebruiken in Lunteren, op de Veluwe. We teelden zomerproducten, zoals sla, bospeen en courgette. Het was 1979, de periode na de hippietijd, we hadden lange haren en idealen. We werkten met stagiaires en vrijwilligers. De grond hadden we praktisch om niet. Het was een mooie tijd, maar eigenlijk hebben we daar niet veel verdiend.
Alex van Hootegem
Het was lastig om goede technische ondersteuning te vinden. Op de Veluwe hoorden we er niet echt bij. Je had er vooral veehouderij en wij waren het enige biodynamische bedrijf. De leraar van de Warmonderhof was een van de weinigen die ons een beetje op gang kon helpen. De biosector was nog heel klein. De afzetmarkt
“De vraag naar biologische producten kwam op gang en bleef groeien.”
Jan van Geffen bestond uit verdeelcentra en natuurvoedingswinkels. In de begintijd probeerden telers in Nederland onderling wel af te stemmen wie wat teelde, maar daar kwam in de praktijk niet veel van terecht. Eind jaren ’80 zijn we naar de Polder gegaan. De gemeente Lelystad veranderde het bestemmingsplan voor 300 hectare ongebruikte industriegrond aan de Bronsweg, om ruimte te maken voor biologische landbouw. De eerste bedrijven begonnen in 1985, wij kregen in 1988/’89 de kans aan te sluiten. We gingen van 3 hectare arme zandgrond naar 10 hectare mooie, jonge poldergrond. In Lelystad hadden we ruimte om te groeien. Van de zomergroenten gingen we geleidelijk naar winterteelten. We hebben ons gespecialiseerd in vergeten groenten, zoals pastinaak, schorseneren, aardpeer en wortelpeterselie.”
Discussie
“In het begin van de jaren ’80 was er een hoop discussie in de sector over de ontwikkelingen aan de Bronsweg. Veel biologische telers waren bang dat zoveel nieuwe bedrijven de markt zouden verzieken. Achteraf kun je zeggen dat het tegendeel gebeurde. De vraag naar biologische producten kwam op gang en bleef groeien. En een omgeving met zoveel kennis en ervaring bij elkaar werkt heel stimulerend. Wat we in Lunteren misten, gebeurde hier wel: de telers van de Bronsweg zochten elkaar op en hielpen elkaar. Hier lukt het wél om regelmatig te overleggen. Boeren uit het hele land kwamen langs om te zien wat hier gebeurde. Dit gaf een grote impuls aan de ontwikkeling van de biologische sector.” >>
NIEK VOS: ‘IK WILDE GEWOON NIET ZOVEEL SPUITEN’
Akkerbouwer en aardappelkweker Niek Vos en zijn vrouw Jozien hadden een conventioneel akkerbouwbedrijf van 24 hectare, toen ze medio jaren ‘80 omschakelden naar biologisch-dynamisch. Het bedrijf omvat nu 90 hectare. Dochter Lizelore heeft het bedrijf inmiddels overgenomen. Vader Niek is nog altijd betrokken en geeft ‘gevraagd en ongevraagd’ advies. Als kweker heeft hij twee phytophthora-resistente rassen ontwikkeld: Bionica en Sevilla.
“Toen ik begon als akkerbouwer, moest je 2 keer spuiten tegen phytophthora in de aardappelen. Nog geen 10 jaar later zat ik al op 8 keer. Dat heeft me wakker geschud, dit was niet waarom ik boer ben geworden. In eerste instantie wilde ik gewoon minder spuiten. Ik volgde een cursus geïntegreerde landbouw en heb heel veel gesproken met collega’s, voorlichters en leveranciers. Het heeft nog 7 jaar geduurd voordat ik, midden jaren ’80, de stap naar biologisch heb gezet.
“Gelukkig hebben veredelaars grote vooruitgang geboekt met resistente rassen.”
Niek Vos Waarom dat zo lang duurde? Ik durfde niet eerder. Ik had allerlei schrikbeelden. Het is nu gemakkelijker daar overheen te stappen. Er zijn nu volop voorbeelden en adviseurs die je verder willen helpen. Dertig jaar geleden verklaarde iedereen je voor gek.”
Grote vooruitgang
“Ziektebestrijding was zo’n schrikbeeld. Gelukkig hebben veredelaars grote vooruitgang geboekt met resistente rassen. Zelf heb ik als aardappelkweker altijd gezocht naar resistentie tegen phytophthora, wat geleid heeft tot de rassen Bionica en Sevilla.
Werken met personeel was ook iets waar ik tegenop zag. Veel boeren vinden dat lastig. Maar ik heb geleerd dat het ook een andere kant heeft. Je leert mensen kennen en komt zelfs in aanraking met andere culturen. Dat haalt je uit je eigen kleine wereldje. Biologisch werken geeft rust. Wij hadden bijvoorbeeld in het verleden problemen met aardappelmoeheid. Dat is als sneeuw voor de zon verdwenen. We werken met nu een bouwplan van 1 op 7, waarvan een jaar braak. Daardoor heb je ruimte om aan de gezondheid van je grond te denken. De cash crops komen altijd achter graan of luzerne. Daardoor staan ze nooit op verreden grond, het land ligt er altijd puik bij. Het jaar braak werkt goed om wortelvuil te beheersen. Biologische landbouw heeft mij geleerd om samen met de natuur te werken. Dat heeft mij nog meer plezier in het boeren gebracht. Met veel voldoening zie ik dat we een kwalitatief mooi product kunnen afleveren, voor klanten die daar iets extra’s voor overhebben.
In de beginjaren waren biologische telers erop gebrand om met zo weinig mogelijk input landbouw te bedrijven. Nu is er de neiging om de grens van de regels op te zoeken, waardoor het verschil met de gangbare landbouw op termijn kleiner wordt. Ik vind dat we voorop moeten blijven lopen.”
ALEX VAN HOOTEGEM: ‘IK WILDE ONAFHANKELIJK WORDEN’
Alex van Hootegem runt samen met zijn vrouw Anneke en zoon Emiel het Biodynamisch Landbouwbedrijf ‘Meulwaeter’ in Kruiningen (ZL). Vanaf 2002 volledig omgeschakeld naar bio en vanaf 2013 biodynamisch. Meulwaeter meet 145 ha met zo’n 15 verschillende teelten. De ondernemers hebben daarnaast een regionale webwinkel met bezorgservice ‘De Grote Verleiding’. Een belangrijk deel van het bio-assortiment (2000 artikelen) wordt rechtstreeks bij producenten uit de streek ingekocht.
“Het is beter voor de bodem, beter voor je omgeving en beter voor je eigen gezondheid.”
Alex van Hootegem
“Ik was de 40 gepasseerd en toe aan een uitdaging. In het gangbare landbouwsysteem had ik het spelletje wel gezien: voor elk probleem was er een oplossing. Ik had het idee dat er voor elke oplossing een probleem werd gezocht. In de chemische landbouw word je afhankelijk van je leveranciers. In 1999 besloten we om te schakelen. In die tijd was ik actief in landelijk bestuur NAV. Ik kreeg ook wel wat negatieve reacties. Biologisch werd gezien als kritiek op gangbare landbouw. ‘Wie ben jij om ons te vertellen dat wij het niet goed doen’, kreeg ik te horen. Of: ‘je bent dief van je eigen portemonnee’. Op korte termijn bekeken klopte dat soms. Er mislukt wel eens wat, daar moet je tegen kunnen. Maar op de langere termijn is het beter voor de bodem, beter voor je omgeving en beter voor je eigen gezondheid om minder of helemaal niet meer te spuiten. En eigenlijk is het niet zo handig om chemische middelen op je eten te spuiten. Het is ook goed voor je verhaal naar de samenleving.
Sinds 2013 zijn we biodynamisch. Ik zie het als een doorontwikkeling. Aan de ene kant van het spectrum heb je de chemische landbouw. Als je voldoet aan de voorwaarden, schuif je op naar biologisch. Je kunt dan nog steeds bepaalde middelen gebruiken. Wij zijn geleidelijk aan verder gegaan richting biodynamisch. Ik wilde niet meer afhankelijk zijn van middelen, los van het infuus van leveranciers.
Voor de toekomst heb ik twee punten van zorg. Het eerste is de voorkeur voor producten uit eigen streek in landen als Duitsland en Frankrijk. Op zichzelf een goede ontwikkeling: Buy and eat local. Voor een exporterend (Neder)land een extra uitdaging. Mede reden voor ons om door te ontwikkelen naar biodynamisch. Het Demeter-keurmerk geeft ons vaak een streepje voor in de markt. Het tweede punt is arbeid. Het wordt steeds lastiger om mensen te vinden voor arbeidsintensief werk, zoals onkruid plukken. Ik wacht al 10 jaar op een goede robotwieder.”
Robotisering
“Ik verwacht sowieso veel van robotisering. In de afgelopen decennia werden machines steeds groter en duurder en dat werkte schaalvergroting in de hand met toch wat negatieve gevolgen. Met robotisering koppel je mechanisatie los van arbeid en vervalt een belangrijke reden voor schaalvergroting. Als je minder uren doorbrengt op de trekker, kun je veel meer tijd steken in het contact met consumenten. Of je hebt meer ruimte om waarde toe te voegen aan je product, door het bijvoorbeeld te bewerken of te verpakken. Ja, technologie gaat leuke dingen brengen!”