10 minute read
VEREDELAARS LOSSEN HET OP MET GENETICA
BIOLOGISCH EN CONVENTIONEEL VULLEN ELKAAR AAN
VEREDELAARS LOSSEN HET OP MET GENETICA
VEREDELAARS ZIJN ALTIJD OP ZOEK NAAR MOGELIJKHEDEN OM DE ROBUUSTHEID EN GEZONDHEID VAN GEWASSEN TE VERBETEREN. DE BIOLOGISCHE SECTOR PROFITEERT VAN DE ERVARING MET VEREDELING IN DE CONVENTIONELE TEELTEN, TEGELIJKERTIJD WIJST BIOLOGISCH DE WEG NAAR VERNIEUWING EN VERDUURZAMING IN HET GANGBARE SEGMENT. ‘WE STREVEN NAAR EEN RASSENPAKKET WAARIN WE ZOVEEL MOGELIJK RESISTENTIES EN TOLERANTIES TEGEN SCHIMMELS, BACTERIËN EN INSECTEN STAPELEN.’
“We werken aan de weerbaarheid van brassica’s tegen schimmelziekten.”
Jan-Sybe Wijngaarden In de jaren ’80 kreeg Bejo een bron voor resistentie tegen valse meeldauw in handen, gevonden in een wilde ui. Veredelaars zagen de potentie. De schimmel (Peronospora destructor) kan immers veel schade aanrichten. Het resistente wilde ras werd meegenomen in de kruising- en selectieprogramma’s. Dat resulteerde in de jaren 2000 - na 20 jaar veredelen - in de eerste hoog-resistente gele ui.
Conventionele telers toonden aanvankelijk weinig animo. Zij konden op dat moment de valse meeldauw goed beheersen met chemische middelen. De snel groeiende biologische teelt omarmde deze noviteit. Zonder chemische middelen konden zij namelijk maar één ding doen bij een besmetting: zo snel mogelijk rooien. Daardoor was de opbrengst totaal onvoorspelbaar: een teler die in een goed jaar 50 ton per hectare oogstte, kon bij een besmetting blijven steken op 5 ton. Dergelijke grote schommelingen zijn funest voor de afzet in de mainstream-retail.
Dat verandert met de introductie van rassen met een hoge resistentie tegen valse meeldauw, zoals de gele ui Hylander en later de rode ui Redlander en zaaisjalot Innovator. Telers kunnen nu steady jaarlijks minimaal 25 tot 40 ton van een hectare halen. De continuïteit in het aanbod betekent een regelrechte doorbraak van de biologische ui in de gewone supermarkt, vooral in Duitsland. Intussen beweegt ook de conventionele sector. In Frankrijk, bijvoorbeeld, staat de chemische bestrijding >>
vlnr: Jack van Dorp, Wim Zwaan, Jan Sybe Wijngaarden, Timo Petter en Bert Janssen
HYBRIDISATIE
De moderne veredeling werkt grotendeels met hybride rassen. Een hybride is een kruising van twee ouderlijnen, die elk zijn geselecteerd en doorontwikkeld op bepaalde eigenschappen. Een gerichte combinatie levert een volgende generatie (F1) die beter presteert dan elk van de beide ouders. Hybride-rassen zijn krachtig, komen vlot op gang en ontwikkelen zich gelijkmatig. Ze passen in een efficiënte en gemechaniseerde teelt en bij de vraag naar een betrouwbare levering van een uniform product.
Ook het verbeteren van bepaalde kenmerken of de introductie van een nieuwe eigenschap, zoals ziekteresistentie, gaat sneller in hybride-veredeling. Hybride rassen zijn ongeschikt voor het vermeerderen van zaad. Binnen de biologische landbouw bestaat een kleine stroming die uitsluitend zaadvaste rassen wil. De markten waarop klanten van Bejo actief zijn, vragen om hybride rassen. van valse meeldauw ter discussie en vraagt de retailmarkt naar resistente uienrassen. Op basis van dezelfde genetische bron heeft Bejo inmiddels ook een ras voor plantuien (Boga) en zaaisjalot (Innovator) ontwikkeld.
Bio en conventioneel versterken elkaar
Het voorbeeld van de hoog resistente uien laat zien dat de veredeling voor de biologische sector profiteert van inspanningen in de conventionele sector. Timo Petter, Crop Research Manager bij Bejo. “Toen we hiermee begonnen in de jaren ‘80, hadden we toepassing in de conventionele teelt
“Met een gezond blad houd je het gewas langer groen en heeft het een betere afweer.”
Wim Zwaan
“We streven naar een rassenpakket waarin we zoveel mogelijk resistenties en toleranties voor schimmels, bacteriën en insecten stapelen.”
Bert Janssen
in gedachten. Anders waren we er nooit zo vroeg mee begonnen, want in die tijd was de biomarkt lang niet zo groot als nu. Uiteindelijk is het ras zo succesvol geworden omdat de vraag naar biologisch zich ontwikkelde.“ De veredelaars bij Bejo werken tegelijk voor zowel de biologische als de conventionele markt. Dat is logisch omdat beide markten vooruitgang nodig hebben voor dezelfde eigenschappen. Petter: “De conventionele teelt schuift op richting bio. Het gebruik van meststoffen en chemische gewasbeschermingsmiddelen is al beperkt en die trend zet door. Veredeling ondersteunt de verduurzaming. Als je het met genetica kunt oplossen, hoef je geen chemische middelen in te zetten.”
Fusarium
De conventionele markt profiteert van de ervaringen in de chemie-vrije biologische teelt. Andersom kan de biologische sector sneller schakelen doordat veredelaars kunnen putten uit de rassen en ouderlijnen die Bejo in de afgelopen decennia heeft ontwikkeld in de gangbare veredeling. De oplossing ligt soms al op de plank. Petter noemt als voorbeeld de bodemschimmel fusarium. “Fusarium was tot voor kort nauwelijks een probleem op biologische bedrijven. Dat zien we nu veranderen en we zijn blij dat we in onze programma’s 20 jaar geleden al zijn begonnen met het zoeken naar resistentie, omdat dit in de conventionele teelt toen al speelde.”
NATUURLIJKE EN GEÏNDUCEERDE CMS
In hybride veredeling levert een gerichte kruising van een vader- en een moederlijn een ras op met de optimale eigenschappen. Om zelfbestuiving te voorkomen in de moederlijn, maken zaadtelers gebruik van zogenoemde cytoplasmatische mannelijk steriliteit (kortweg CMS).
Het voorkomen van zelfbestuiving – met mannelijke steriliteit - in de moederlijn heeft voor telers duidelijke voordelen. Het zaad is uniformer en het gewas levert een betere opbrengst. Voor de zaadproductie betekent dit: minder verliezen en dus duurzamer. Bij veel gewassen - zoals peen, ui en prei – komt CMS als natuurlijke eigenschap voor en wordt dit door veredelaars in de ouderlijnen ingekruist. Bij andere gewassen, met name brassica’s en wortelpeterselie, is natuurlijke mannelijke steriliteit niet aanwezig. De oplossing komt van een kunstmatige techniek, de zogeheten protoplastfusie. De Europese en Amerikaanse richtlijnen voor biologische landbouw staan het toepassen van geïnduceerde CMS toe. Biodynamische teelt vereist echter ‘CMS-vrije’ rassen. Ook een aantal grote marktpartijen in onder meer Duitsland accepteren geen geïnduceerde CMS. Bejo is transparant over het gebruik van CMS door protoplastfusie. Bij de gewassen waarbij dit gebeurt, is er altijd een CMS-vrij alternatief beschikbaar.
Onderzoekers zijn op zoek naar mogelijkheden om de mannelijke steriliteit op een natuurlijke manier in te kruisen in moederlijnen van brassica’s. Voor bloemkool is dat gelukt. Er komt een nieuw ras met natuurlijke CMS, dat zich nu nog in de testfase bevindt.
“De conventionele teelt schuift op richting bio.”
Timo Petter
AANTAL PROEVEN EN RASSEN PER JAAR
Als leverancier van zaden in de vollegrondsgroenteteelt heeft Bejo een assortiment van ruim 40 verschillende gewassen en meer dan 1000 rassen. Specifiek voor biologische teelt zijn ruim 35 gewassen en meer dan 170 rassen beschikbaar en die aantallen groeien.
Veredelaars zijn voortdurend op zoek naar rassen met nog betere prestaties of nieuwe eigenschappen. Voordat een bepaalde kruising een nieuw ras wordt, is deze jarenlang intensief getest onder verschillende omstandigheden. Twee voorbeelden: voor wortelen voert Bejo 40.000 van dergelijke tests uit op 120 locaties in verschillende werelddelen. Hier komen jaarlijks zo’n 3 à 4 nieuwe rassen uit voort, waarvan de meest geschikte ook voor de biologische markt beschikbaar komen. Voor allium zaait Bejo jaarlijks zo’n 46.000 plotjes uit in veredelingsproeven wereldwijd, voor zowel gangbaar als bio. Hier komen jaarlijks ongeveer 10 nieuwe rassen uit voort.
Veredelen is nooit klaar
Het werk van veredelaars is nooit klaar. De weerbaarheid van gewassen wordt voortdurend op de proef gesteld. Bijvoorbeeld door intensiever grondgebruik of de gevolgen van klimaatverandering. Resistenties zijn nooit absoluut en kunnen ook weer doorbroken worden als de ziekteverwekker daarvoor een mogelijkheid vindt. In elk gewas zijn andere uitdagingen. In de veredeling van wortel bijvoorbeeld, krijgen bladziekten als loofverbruining (Alternaria dauci), cercospora en meeldauw veel aandacht. “Met een gezond blad houd je het gewas langer groen en heeft het een betere afweer”, stelt Wim Zwaan, Breeding Manager wortelen. Hij streeft ook naar een betere resistentie tegen bewaarziekten als zwarte plekken (Alternaria radicina) en grondgebonden aandoeningen als cavity-spot (pythium). “De teelt wordt intensiever en de rotaties worden krapper. Daardoor is er steeds meer vraag naar hoog-tolerante rassen. Onze cavity-spottolerante rassen Norfok en Nazareth zijn bijvoorbeeld succesvol in Engeland.”
Brassica’s
In bloemkool, broccoli en sluitkool werken veredelaars aan de weerbaarheid tegen de schimmelziekten ringspot (mycosphaerella) en valse meeldauw. Andere doelen zijn weerstand voor de bacterie xanthomonas in sluitkool en zomerbloemkool en de schimmelziekte lightleafspot in spruitkool, aldus Breeding Manager Jan Sybe Wijngaarden.
Bleekselderij en rode biet
In bleekselderij blijkt het nog jonge ras Cumbia een aanwinst, dankzij een goede tolerantie tegen bladvlekkenziekte septoria, vertelt Jack van Dorp, Breeding Manager voor onder meer selderij en rode biet. In rode biet zijn ook de bladvlekkenziekte cercospora en de virusinfectie rhizomanie veel voorkomende problemen. “Het ras Bazzu laat zien dat we al mooie stappen hebben gezet. En er volgen er meer. In een aantal veredelingslijnen zien we het niveau van tolerantie voor cercospora stijgen. Het inkruisen van resistenties is een continu proces. Daarbij besteden we veel aandacht aan het combineren van resistenties om tot duurzamere oplossingen te komen.” De weerbaarheid hangt niet alleen af van een specifiek afweermechanisme. Voor bewaarziekten in knolselderij, bijvoorbeeld, is de vorm en hardheid van de knol interessant. “Elke beschadiging tijdens het rooien is een potentiële toegangspoort voor infecties”, zegt Van Dorp. “Bejo test momenteel een nieuw, veelbelovend ras voor de versmarkt met een mooi ronde en gladde vorm.”
Insecten
De grote uitdaging voor de toekomst zijn insecten, zoals luis, wortelvlieg, witte vlieg, trips en koolmot (plutella). Sommige planten beschikken over natuurlijke afweermechanismen om insecten te weren. Aan de veredelaars de taak deze eigenschappen in te kruisen in commerciële rassen. Dit speelt in alle gewascategorieën en niet alleen in bio. In sluitkool bijvoorbeeld is de uitdaging voor de conventionele teelt vrijwel net zo urgent. Plaaginsecten kunnen zich namelijk verbergen onder de bolvormige bladeren, waardoor ze nauwelijks te raken zijn met chemische middelen. Berucht is trips, die veel schade kan aanrichten in sluitkolen, zegt Breeding Manager sluitkool Bert Janssen.
GENE-EDITING KAN VERDUURZAMING VERSNELLEN
‘Klassieke’ veredeling is een kwestie van lange adem. Het is een proces van vele generaties selecteren, kruisen en testen. Het vergt 15 tot 20 jaar voordat dit tot een nieuw ras leidt. Dat kan veel sneller met gene-editing (zoals CrisprCAS), waarbij in een laboratorium bepaalde combinaties van genetische eigenschappen kunnen worden gerealiseerd. Gene editing verschilt van genetische modificatie (GMO-technologie). Met gene editing worden alleen combinaties gemaakt die met natuurlijke ‘klassieke’ veredeling ook hadden kunnen ontstaan. In genetisch gemodificeerde organismen, kortweg GMO’s, kunnen op een kunstmatige manier soortvreemde eigenschappen worden ingekruist. In de meeste landen ter wereld gelden voor GMO-technologie strenge voorschriften, in groentegewassen zijn gereguleerde GMO’s zeer ongebruikelijk. Binnen de Europese regelgeving is toepassing niet toegestaan. Ook voor gene-editing hanteert de EU een verbod, omdat het als een vorm van GMO-technologie wordt gezien. De Europese Commissie heeft aangekondigd dit standpunt te willen heroverwegen. De Nederlandse brancheorganisatie van de veredelingssector Plantum, waarvan ook Bejo lid is, juicht deze heroverweging toe.
Sinds begin 2021 heeft Bejo de mogelijkheid om onderzoek te doen naar de toepassing van gene editing, via een onderzoeks- en licentieovereenkomst met Amerikaanse partners. Gebruik van de technologie bij de ontwikkeling van rassen wordt alleen overwogen als dat past binnen de geldende regelgeving. Voor de biologische sector blijft de Europese verordening leidend.
Resistenties en toleranties stapelen
Rassen worden waardevoller naarmate ze meer gezondheidseigenschappen combineren. Janssen: “We streven naar een rassenpakket waarin we zoveel mogelijk resistenties en toleranties voor schimmels, bacteriën en insecten stapelen. Onze witte kool Expect wordt breed gewaardeerd om zijn tolerantie voor trips.” Voor een gezond gewas zijn naast toleranties ook andere eigenschappen nuttig. Wortelveredelaar Zwaan, noemt als voorbeeld vigour (groeikracht). “In de teelt van wortel wil je dat het gewas snel en uniform weggroeit, zodat je minder hoeft te beregenen en het onkruid gemakkelijker kunt onderdrukken.”
Uiterlijke kwaliteit
Maar niet alles draait om de robuustheid. Zeker in het vers-segment kunnen biologische telers zich nauwelijks veroorloven concessies te doen op de zichtbare kwaliteitskenmerken van het product, stelt Zwaan: “De consument accepteert geen ruwe wortel met vlekjes meer. Zeker niet in de supermarkt, want daar liggen biologisch en conventioneel naast elkaar. Als het goedkopere conventionele product er beter uitziet, dan wordt het moeilijker te kiezen voor biologisch.”
Een nieuw ras wordt pas geïntroduceerd als het toegevoegde waarde heeft op een bepaalde eigenschap en als het voor de rest minstens net zo goed presteert als bestaande rassen. Wijngaarden: “Op het moment waarop je als teler het zaad bestelt, weet je nog niet welke uitdagingen het komend seizoen brengt. Daarom heb je behoefte aan betrouwbare rassen die onder verschillende omstandigheden goede resultaten geven. We hebben daarom liever een 7 op elk onderdeel, dan een hoop tienen met een 2 of een 3 erbij.”
“Elke beschadiging tijdens het rooien is een potentiële toegangspoort voor infecties.”
Jack van Dorp