Joost Litjens (links) en Sam van Geffen
LANDBOUWBEDRIJF A R E N O S A :
EEN BOUWPLAN VOL SCHERMBLOEMIGEN TIEN JAAR GELEDEN TEELDEN ZE 1 HECTARE BIOLOGISCHE PASTINAAK, AFGELOPEN JAAR WAS DAT MEER DAN 100 HECTAREN. DE VRAAG NAAR DE PASTINAAK GROEIDE HARD. ARENOSA, HET BEDRIJF VAN JAN EN SAM VAN GEFFEN IN LELYSTAD, GROEIDE MEE.
Ze zitten op een bijzonder stukje grond in Nederland. Midden jaren tachtig viel Lelystad onder financiële curatele van het Rijk. Er lag een gebied van 300 hectaren dat eigenlijk bestemd was als industriegrond, maar dat geen aftrek vond. Het Hoofd Groen van de gemeente zag wel heil in biologische teelt op grotere schaal. De grond kreeg daarop een nieuwe bestemming en midden jaren tachtig vestigden zich er de eerste biologische telers. Het werd min of meer de bakermat van de biologische teelt in Nederland. Jan van Geffen was een van de telers die zich er vestigde. De geboren Noord-Brabander had aanvankelijk geen achtergrond in de landbouw. >>
BEJO WORTELMAGAZINE
31
Maar toen hij op 23-jarige leeftijd via een vriend te horen kreeg van de biologische school was direct zijn interesse gewekt. Hij ging terug naar school. Vlak voor zijn afstuderen kreeg hij de kans om in Lunteren 3 hectaren grond te gaan bebouwen. Biologisch. Uiteraard. In 1988 verruilde hij die grond voor 10 hectaren nieuwe zavelgrond in Lelystad. Het ‘grote’ boeren was begonnen.
Toenemende populariteit
Inmiddels teelt Jan er met zoon Sam op 90 hectare. Die groei hield min of meer gelijke tred met de toenemende populariteit van de ‘verdwenen’ groente. Of moeten we zeggen: de ‘teruggekeerde’ groente. Want pastinaak, waar als vanzelf al een biologisch imago aan ‘kleeft’, is ongekend populair. En ook worterpeterselie, aardperen, schorseneren, kliswortel en prei – de andere groenten die het bedrijf teelt, naast grasklaver en suikermaïs – claimen in meer of mindere mate hun plek in het groenteschap. Saillant detail overigens is dat Sam nagenoeg hetzelfde pad bewandelde als zijn vader. Ook hij had aanvankelijk weinig op met de teelt van groenten. Hij zag meer perspectieven in de horeca. Totdat hij halverwege de jaren ’00 in de gaten kreeg dat de biologische markt zich enorm aan het ontwikkelen was. Het was ‘serious business’ aan het worden. Hoe mooi is het dan als je mee aan de wieg van die ontwikkeling mag staan! En dus stapte hij in 2008 in het bedrijf van zijn vader.
Speerpunten
Een van de speerpunten van Arenosa, zoals het bedrijf van de familie Van Geffen heet, is dat het de eigen afzet regelt. “We telen wat de markt vraagt. Daarvoor is het belangrijk dat je veel energie steekt in het onderhouden
32
BEJO WORTELMAGAZINE
van contacten met de markt. Dat loont. De vraag naar traditionele, biologische groenten neemt toe. Omdat wij al zo lang in dit segment zitten, weten ze ons te vinden. In binnen- en buitenland.” In Nederland gaan de groenten van Van Geffen naar de retail en winkels in natuurvoeding, maar ook naar de industrie, die de grovere varianten van de groenten prima kan gebruiken. Want dat is het ‘nadeel’ van de pastinaak: omdat het een peenachtige is, stelt de gemiddelde consument ook peenachtige eisen aan het product, bijvoorbeeld aan uniformiteit in grootte. Daarnaast gaan de groenten vooral naar Duitsland, België, Frankrijk, Denemarken, de Scandinavische landen en de Baltische Staten. Ook prei wordt een steeds belangrijker product in het bedrijf en gaat naar de industrie en versmarkt.
V.l.n.r.: Jan, Sam en Koen van Geffen
Een tweede speerpunt is het eigen verwerkingsbedrijf. Sam: “Wij willen een maximale waarde aan onze producten geven. Dat doen we door ze zelf te wassen, in te pakken en – zoals ik net al vertelde – te vermarkten; ook voor derden. Dat werkt twee kanten op: doordat we zo nauw in contact staan met de markt krijgen we informatie over ontwikkelingen uit eerste hand. Dat helpt je bij het samenstellen van je bouwplan.”
Hoofdschuddend "Wij willen een maximale waarde aan onze producten geven. Dat doen we door ze zelf te wassen, in te pakken en te vermarkten." Sam van Geffen
Groeien is nooit een ambitie geweest van Jan van Geffen. Groei overkwam hem min of meer, omdat de vraag naar ‘vergeten’ groenten steeg en hij gewoon zijn vak verstond. Groeien is nog steeds niet de ambitie die onder het bedrijf ten grondslag ligt. Ook niet die van zoon Sam, die echter wel nog stappen wil zetten: “We gaan ons steeds verder specialiseren in bepaalde teelten. Daarbij zie ik nog veel potentie in wortelpeterselie, die misschien nog wel lekkerder is dan de pastinaak. Punt is dat de rassen nog niet constant genoeg zijn, al zijn de eerste resultaten met nieuwe hybriderassen ronduit goed te noemen.” Sam heeft geen moment spijt gehad van zijn overstap uit de horeca naar de biologische akkerbouw. Ook zijn broer Koen heeft de verzekeringswereld waarin hij werkte gedag gezegd en is in de teelt gaan werken. En Jan? Die denkt nog wel eens met een glimlach terug aan zijn tijd in Lunteren: “Met misschien wel veertig verschillende gewassen. Met een kleine bouwval als schuur. Met veel vrijwilligers en stagiaires die de boel mee draaiende hielden. Dan kwamen mensen wel eens hoofdschuddend voorbij wandelen… Of ze dat nu nog doen? Hahaha… nee, niet meer.”
BEJO WORTELMAGAZINE
33