
11 minute read
Marleen kremers rené hornikx interview. holkje van der veer
liefde
Interview met zuster Holkje van der Veer. Ze vertelt over haar leven en haar weg in voortschrijdend geloven: van doopsgezinden naar de Rooms-katholieke kerk om uiteindelijk kloosterzuster te worden.
Advertisement
tekst Marleen Kremers en René Hornikx
Je hebt een hele bijzondere voornaam: ‘Holkje’? Mijn naam komt uit de zuidwesthoek van Friesland. Ik ben vernoemd naar mijn oma. Mijn naam is cultureel erfgoed, een verkleinvorm van de Germaanse namen Hold, Huld. De mannelijke vorm is Holger. En betekend ‘trouw of toegenegen’. Ik ben niet opgegroeid in Friesland waar mijn ouders vandaan komen. Ik noem mijzelf een 2e generatie Fries. Na de oorlog zijn mijn ouders naar Amsterdam verhuisd. Als je in die streek van Friesland opgroeide, was Amsterdam de meest nabije stad waar je naartoe ging om te studeren en te werken.
Kun je iets vertellen over je doopsgezinde achtergrond? Menno Simons wordt genoemd als oprichter van deze Nederlandse stroming binnen het protestantisme. Menno was een kerkhervormer die de eerste groepen radicale ‘wederdopers’ verenigde en inspireerde. Hij was een tijdgenoot van Maarten Luther. Hij was radicaler dan Luther, stelde kritische vragen bij de macht van de aardse leiders van die tijd, zoals: ’Als je bij het rijk Gods hoort, waarom zijn er dan landsgrenzen of moet je belasting betalen?’
Doopsgezinden kennen geen kinderdoop en ook geen voorgeschreven belijdenis. Iedere dopeling moet minimaal achttien jaar oud zijn en schrijft zelf een geloofs-
Marleen kremers en René Hornikx Marleen (1988) is pastoraal werker en lekenleider bij de Zusters van Barmhartigheid in kloosterverzorgingshuis Glorieux. René (1948) is pastoraal werker geweest in verschillende functies voor het bisdom ’s-Hertogenbosch. Daarnaast is hij auteur van verschillende boeken.
belijdenis. Deze wordt vooraf aan de doop voorgelezen aan de kerkenraad. Je laten dopen is een vrije keuze. Een doopsgezinde zegswijze is: ‘Dopen wie mondig is. Spreken dat bondig is. Vrij in het christelijk geloven. Daden gaan woorden te boven.’
Vrede is ook een belangrijk onderwerp. Veel doopsgezinden zijn pacifist of hebben belangstelling voor het pacifisme. Het is een klein kerkgenootschap, in Nederland telt het ongeveer 7500 leden. Doopsgezinden horen in Nederland bij de vrijzinnige geloofsstroming, op veel plaatsen werken zij samen met de remonstranten, maar dat is niet overal zo. Ze zijn niet altijd vrijzinnig geweest. De Amish en de Mennonieten in Amerika zijn nazaten van de doopsgezinden in Nederland en Duitsland.
Hoe was de sfeer binnen die gemeenschap? Ik ben opgegroeid in Amsterdam. Onze kerk, een prachtige 17e-eeuwse schuilkerk, was een belangrijke plek voor ons gezin. Voor mij een stukje vervangende familie in die grote stad. Bij die kerk horen was net zo vanzelfsprekend als dat we vader en moeder heit en mem noemden. Het

was een kleine geloofsgemeenschap. Mijn ouders waren allebei actief betrokken bij de kerk zowel op zondag als door de week. Er werden veel zwervers opgevangen en in een ruimte van de kerk schonken zij op vrijdagavond koffie en soep. Mijn vader las dan graag gedichten voor en ging met de bezoekers in gesprek. Zelf was ik vanaf mijn 14e actief in het jongerenwerk en lid van het jeugdkoor.
Mijn ouders kozen voor het openbare montessori onderwijs. Ze wilden me de ruimte geven om me te ontwikkelen, dat vonden zij belangrijk. Kinderen vrijheid en verantwoordelijkheid geven om zelfstandige, vrije mensen te worden.
Hoe is jouw weg gegaan naar de dominicanessen? Het is een voortschrijdende beweging geweest, en nog steeds. Ik deed, in de jaren ‘80, een studie voor pastoraal werk en liep stage in een doopsgezinde gemeenschap. Omdat het een kleine gemeenschap is, kennen veel mensen elkaar. Ik vond dat kleine benauwend. Ik had meer ruimte nodig om te groeien. Van een docent kreeg ik het advies: ‘Probeer iets buiten de doopsgezinde wereld.’ Via het studentencafé in Zwolle ontmoette ik iemand die als student in het Dominicanenklooster in Zwolle woonde. Ik ben een keer mee gaan kijken hoe het daar was.
Op een zondagmiddag sloop ik met enkele studenten door de gangen om het klooster te verkennen. Ik vond dat leuk en spannend. Een prachtig gebouw met neogotisch gebrandschilderde ramen en een bibliotheek. Ik werd er nog nieuwsgieriger van. Toen de prior jarig was, werd ik met andere studenten uitgenodigd. Zo ontmoette ik voor de eerste keer een kloosterling, een dominicaan. Later maakte ik met hem een afspraak om meer te horen over het gebouw en de activiteiten. Enkele weken later trok ik de stoute schoenen aan en vroeg of ik er stage mocht doen. Ik mocht! In de loop van mijn stage kreeg ik de gelegenheid om de mensen in het klooster en de cursussen die daar gegeven werden, beter te leren kennen. Aan de broeders, en later ook de zusters, kon ik alle vragen stellen die ik had over kerk en geloven. Door mijn gesprek-

ken met de religieuzen begon ik meer te begrijpen van het klooster en wat ik er beleefde. Ik begon mij er steeds meer thuis te voelen.
Wat zijn de geloofsverschillen tussen het Dominicanenklooster in Zwolle en de doopsgezinde gemeente? Andere liturgie, andere rituelen. Ik vergeet nooit de eerste paaswake die ik meemaakte in het Zwolse klooster. Tijdens mijn stage was ik betrokken bij een cursus geloofsvorming. Hierin kwam het onderwerp liturgie aan de orde. Ik dacht, het lijkt mij goed eens naar een kerkdienst te gaan. De eerste viering die ik mee vierde was de paaswake. Ik dacht dat deze wake hetzelfde zou zijn als een vredeswake, die ik kende vanuit de protestantse kerk. Na afloop van de paaswake was ik helemaal buiten zinnen, buiten adem, helemaal ondersteboven van de indrukken. Wat ik daar in deze avond/nacht had meegemaakt, had mij diep geraakt. Het spelen met licht en donker. Het wijden van het water. Het zingen, de woorden! Liturgie is niet alleen iets met je hoofd, maar ook met je hart en je zintuigen. Alles. De muziek, het gebouw, het was allemaal nieuw en allemaal fantastisch.
Op een gegeven moment voelde ik me zo thuis in de parochie die bij het klooster hoorde dat ik het saai begon te vinden in de doopsgezinde gemeente waar ik vandaan kwam. Ik dacht: als ik me hier zo thuis voel, dan wil ik me hiermee verbinden. Zo ben ik katholiek geworden. Die overgang heeft een paar jaar geduurd. Het intreden bij de dominicanen volgde enkele jaren later. Het waren lange processen. Het heeft met liefde te maken. Deze manier van leven past bij mij, is vervullend, het maakt mij gelukkig.
Op welke manier kun je in deze coronatijd zin geven aan jouw leven? Een heleboel dingen weet je pas achteraf. In de eerste golf, ik ben iemand met een fysieke beperking, was ik angstig: niet weten wat het virus precies is en hoe het ons huis binnen zou kunnen komen. Het maakte mij onzeker. Mijn buurvrouw kreeg corona, was ernstig ziek. Het kwam dichtbij. Ik werd er onzeker van. Wat gaat mij overkomen? Als ik op de IC kom, overleef ik het waarschijnlijk niet.
Ik sta met volle overgave in het leven. Ik wil niet dood. Uit zelfbescherming sloot ik mijzelf enkele weken op. Nu doe ik dat niet meer, ik pak mijn fiets en ga eropuit. Tijdens de eerste golf had ik geen behoefte aan schrijven of andere creatieve arbeid. Ik maakte mij grote zorgen, ook over mijn medezusters. Ik had even niets te zeggen. Ik dacht: dit is voor mij de tijd van het zwijgen. Nu er meer ontspanning is gekomen, is er weer ruimte om kleine stukjes te schrijven. Het zijn stukjes waarvan ik hoop dat ze wat liefde, positiviteit en troost brengen.
Enkele keren heb ik door mijn ziekte, het syndroom van Marfan, een levensbedreigende situatie meegemaakt. Het waren momenten van echte angst. Angst is heel naar. Het sluit je op in een wereld van ‘ik en mijzelf’. Daar is geen ruimte voor God. Angst is als een gebalde vuist. Pas als er weer ontspanning, als er weer lucht is, kan de hand weer opengaan, dan is er weer ruimte voor God. Om uit die angst te komen, om je weer toe te vertrouwen, daar heb ik anderen voor nodig. Ik krijg vertrouwen om mijn handen weer open te maken, het vraagt om tijd en om genezing.
Dominicanen en dominicanessen zijn predikvrouwen, hoe sta jij daarin? Door mezelf te zijn, door vrouw te zijn, door te geloven in de kracht van het leven. Ik probeer te kijken en te luisteren om vervolgens woorden te geven aan wat ik zie en meemaak en wat mij daarin raakt. Het gaat dus om een beweging in drie stappen. Kijken en zien, doordenken en doorvoelen en dan pas woorden geven. Dat is de basis van verkondiging.
Ik hoop dat ik anderen met mijn mogelijkheden en mijn bescheiden talenten, tot geluk, tot heil mag zijn. Het is een feestje als dat lukt. Soms krijg ik persoonlijke reac-
ties. Mensen laten mij weten dat ik hen kan helpen om wat meer diepgang en vertrouwen in hun leven te vinden.
Ik kom uit een generatie (geboren in 1960) waarin het niet vanzelfsprekend was iets met ‘christelijk geloof’ te doen. Ik heb het jarenlang moeilijk gevonden om te verwoorden wat geloven voor mij betekent. Ik had geleerd om overal over te praten maar niet over geloven. Ik liep tegen vooroordelen aan, alsof geloven iets voor watjes zou zijn. Alsof mensen die naar de kerk gaan buiten de samenleving staan. Kerk en geloven: dat is toch iets voor bejaarden? Geloven… dat hebben we gehad, dat hoort niet bij ons. Dat waren de denkbeelden van veel mensen van mijn generatie.
Ik heb wel zorgen over de toekomst van de kerken in Nederland. Zijn we nog relevant in de wereld van vandaag? Hoe zal het zijn als de generatie die nu nog de kerken vult er niet meer is? God laat zich in alle tijden en in iedere generatie zien. Het is mooi om vertrouwen te houden, toch heb ik mijn zorgen. Tot mijn schrik merk ik dat ik vooral leeftijdsgenoten en oudere mensen tegenkom.
Zelf stel ik me de vraag: Hoe houd ik contact met mensen die jonger zijn dan ik? Waar en hoe ontmoet ik nieuwe mensen? Met nieuwe generaties omgaan vraagt om ander manieren om elkaar te ontmoeten. Ik vind het lastig om deze te vinden. Het houdt me nu erg bezig.
Iedere generatie heeft haar eigen taal. Wie nu twintig is leeft in een andere wereld dan toen ikzelf zo oud was. Mensen van deze generatie hebben andere rituelen, andere symbolen. Op den duur zal dit ook invloed hebben op de kerken. In de liturgie bijvoorbeeld gebruiken we liederen en woorden die niet voor iedereen toegankelijk zijn. Ik vraag mij af: wat hebben mensen nu nodig? Zijn er hedendaagse dichters en schrijvers die een brug kunnen slaan? Mensen die in taal kunnen verwoorden waar het in het christelijk geloof om draait.
Bij de doopsgezinden werd ik op mijn 18e uitgedaagd om een geloofsbelijdenis te schrijven. Terugkijkend vind ik dit een goede zaak. Je wordt uitgedaagd om wat je gelooft, te verwoorden. Op mijn 18e schreef ik dat ik het allemaal nog niet zo goed wist, maar dat ik op zoek wilde gaan. Over de heilige Geest schreef ik dat ik daarop vertrouwde, de Geest heeft me een weg gewezen. Ik ben trots op de weg die ik ben gegaan en op de hulp van die Geest vertrouw ik ook vandaag nog.
Wat betekenen de woorden ‘wees niet bang’ voor jou? Daarover gaat mijn boek Drijf-veer, de angst voorbij. Het zou eigenlijk ‘wees niet bang’ heten, maar die titel was al vergeven. In de bijbel zou ongeveer 350 keer ‘wees niet bang’ staan. Voor mij zijn deze woorden verbonden met de naam van God: JHWH, Ik Zal Er Zijn. Natuurlijk ben ik wel eens bang, het overvalt me regelmatig, het is een beklemmend gevoel. We moeten allemaal door de krochten van het leven heen en die kunnen angstaanjagend zijn. We hebben geen ander alternatief dan te vertrouwen. Gewoon door gaan met het leven en niet bang zijn.
In de loop van je leven moet je keuzes maken. ‘Wees niet bang’, zijn drie woorden die we vaak moeten horen, misschien wel iedere dag om keuzes te maken. Hierin ligt ook de kracht van de liturgie dat je toegeroepen wordt: wees niet bang, ik ben er. Liturgie is leven, is samen luisteren en bidden en zingen van de psalmen.
Regelmatig wordt mij gevraagd: ‘Hoe komt het dat jij met zoveel veerkracht leeft? Hoe kun jij ondanks je beperkingen zo gelukkig zijn?’ Dan denk ik: moet ik dan met al mijn beperkingen ook nog ongelukkig en angstig zijn? Het is een geluk dat het mij overkomt. Het is een geluk als ik niet vast komt zitten, dat ik angsten los kan laten. Dat ik voel dat het leven weer stroomt, dat ik weer creatief kan zijn, dat ik kan genieten van de kleuren in de bomen.
Aan het begin van dit interview vroegen jullie naar mijn naam. Het is een naam die al generaties in mijn familie voorkomt? Stuk voor stuk mensen die bijzondere levens hebben geleid. Iets van die kracht van mijn voorouders zit ook in mij. •