7 minute read
joost jansen verzoening
Verzoening Maria Magdalena
Maria Magdalena: een zondares aan wie veel vergeven is omdat ze veel liefde heeft getoond? Of: de apostel van de apostelen (H. Hieronymus omstreeks 200 n. Chr.) omdat zij als eerste de verrijzenisboodschap aan de uitgelezen leerlingen van Jezus heeft gebracht? ‘Broeierige hoer, kuise apostel, mystieke minnares’, kopte dagblad Trouw een aantal jaren geleden. Ziedaar in het kort hoe Maria Magdalena in de loop der eeuwen is neergezet. Het is aanlokkelijk om de twee laatste karakteristieken uit te werken (en in dit nummer krijgen ze voldoende aandacht). Neemt niet weg dat de kwalificatie ‘broeierige hoer’ eeuwenlang aan Maria Magdalena heeft gekleefd, vermoedelijk onterecht. Wat echter meer is, gelovigen zijn via deze invalshoek bezig geweest met fundamentele aspecten van het mensenbestaan: schuld en boete (Dostojevski!) en gelukkig daaraan gekoppeld ook: verzoening. tekst Joost Jansen
Advertisement
Besef van schuld
Schuld en boete zijn vandaag niet ‘sexy’. ‘Zonde bestaat niet, wat ik doe is goed,’ zo maar een opmerking van een parochiaan die niet uniek is in zijn genre. Hoe meer een samenleving zich terugtrekt op het eigen ‘ik’ des te minder men bezig is met begrippen als schuld, zonde en ‘aanverwante artikelen’. Wanneer er sprake is van schuld dan ligt die bij de ander en kan ik een advocaat inschakelen om verhaal te halen en misschien ook nog een claim indienen vanwege opgelopen emotionele schade. De claimcultuur is in opmars.
In de zomer van 2019 was er een derde aflevering van een literair festival aan het riviertje de Aa tussen Veghel en Dinther met de titel Het VerhAal. Iedere keer vraagt men mij een onderdeel te verzorgen, de eerste keer bracht ik een eenakter over Johannes de Doper (nu niet aan de Jordaan maar aan de Aa). In 2019 vroeg men mij ‘iets te doen’ met ‘de biecht’(!). Na een forse aarzeling ben ik erin meegegaan. ‘In de biecht kun je
joost jansen (1946) is norbertijn van de Abdij van Berne en pastoor van de parochies te Dinther, Heeswijk en Loosbroek. Tot voor kort was hij directeur van Berne Media.
toch aan die ander je verhaal kwijt?’ was hun argument. ‘Dat hoort toch bij de veelzijdigheid van taal?’ Ik gaf me gewonnen.
Ik heb een grote parasol genomen, deze geplaatst bij het water op voldoende afstand van de dijk, twee stoelen er onder. Drie bordjes heb ik gemaakt die op tien, zeven en drie meter zijn geplant. Op de bordjes de teksten: 1. Wat houdt me bezig? 2. Wat wil ik kwijt? 3. Spreek vrij-uit. Ik ben onder de parasol gaan zitten van 12 uur tot 18 uur. Steeds heeft er iemand tegenover me gezeten! Ongekend. De uitnodiging om vrij-uit te spreken, om je vrij te spreken(!), was een schot in de roos. Er waren onder de bezoekers van dit festival kerkelijke mensen die nog vaag van de biecht afwisten, maar velen hadden die herinnering (vaak tot ballast geworden) niet en hadden het over zaken die hun nog steeds onrust brachten, soms van heel lang geleden. Ik sloot af met een gebed (sporadisch), met het meegeven van een bezinnende tekst (meestal), maar altijd met het gevoel van een diepe ontmoeting met een mooi mens die ik waarschijnlijk nooit meer terug zal zien maar die zich ‘vrij’ heeft kunnen spreken.
Vrij-uit spreken
Het verbindingsstreepje is hier veelbetekenend. Zonder dit streepje zou het nog kunnen wijzen op vrijelijk spreken, soms met weinig inhoud. Ook dat is belangrijk wil je met elkaar contact houden. ‘Vrij-uit spreken’ was evenwel bedoeld om een mens over de streep te trekken om in alle vrijheid zich uit te spreken over wat hem nog steeds tot last was. Er spreekt ook de hoop uit dat dit die mens vrij zou maken van wat hem neerdrukte.
Het ‘spreken’, het ‘uitspreken’ is van wezenlijk belang. Het is niet voldoende om er zomaar aan te denken, zelfs niet als het gepaard gaat met vele meditatie, met het aansteken van een kaars, met een ander ritueel waarbij de persoon in zijn eentje in het reine probeert te komen met zaken uit zijn of haar verleden. Het uitspreken van wat je op de een of andere manier gevangen houdt, is van wezenlijk belang. ‘Belijdenis’ moet. We zien dat niet alleen in de psychiatrie of andere therapeutische settingen, het is ook een wezenlijk onderdeel in het christendom wanneer het gaat om reiniging van je geweten. We mogen hierbij denken aan de biecht, het sacrament van boete en verzoening, het komt ook naar voren in de geestelijke begeleiding, of in een gesprek waarin het een beetje dieper gaat dan wat oppervlakkige praat.
Het uitspreken is van wezenlijk belang. Hoe vaak heb ik in een dergelijk gesprek niet het geduld moeten opbrengen om te wachten, lang te wachten, dat die man die tegenover me zit en worstelt met wat hem op het hart ligt (of op de maag) zelf tot zijn bekentenis komt. Ik had al een sterk vermoeden van wat het was, maar ik moest me inhouden om hem tot vrij-uit spreken te laten komen. Heel toevallig kwam ik een uitspraak van een plaatselijk concilie tegen (ergens in Frankrijk, 14e eeuw) waarin gezegd werd dat
wanneer je op het slagveld stervende bent en er niemand is om je belijdenis in ontvangt te nemen, je maar een bloempje moest nemen en tegen dit ‘stukje natuur/ schepping’ je belijdenis moest doen, hardop. De Schepper zou je dan vergeven. We kunnen glimlachen bij zo’n kerkelijk oplossing, het belang van het ‘vrij-uit spreken’ is duidelijk.
In de setting van ‘verzoening’ gebruik ik het verhaal van de slang uit het Bijbelboek Numeri (hoofdstuk 21 en door Johannes op Jezus toegepast in zijn evangelie - 3,14). In de woestijn komen dodelijke slangen op het volk af. De Israëlieten doen een beroep op Mozes en hij gaat weer te rade bij de Heer. Die geeft hem de opdracht een slang van koper te maken en die op een paal te zetten. De Israelieten die de slang aankijken worden genezen, zij die het niet doen, sterven. Moraal van het verhaal: kijk het kwaad aan en je zult genezen worden.
Ontmoeting
Bij iedere verzoening gaat het om ontmoeten. In iedere relatie speelt op een gegeven moment dat je elkaar bezeert, kwetst, elkaar zelfs het leven kunt ontnemen. In iedere gemeenschap, in de samenleving, in een kerkgemeenschap kan men elkaar het leven zuur maken, zo sterk zelfs dat er splitsing komt, mensen uit elkaar gedreven worden. Paus Franciscus spreekt geregeld over het werk van de duivel. Alleen al het personifiëren van het ‘verdelende kwaad’ (het een ‘duivel’ of ‘satan’ noemen) biedt al de mogelijkheid om er mee om te gaan.
Wat is het een voorrecht, een genade, wanneer je je tot elkaar kunt uitspreken, schuld bekennen en elkaar kunt vergeven! Ik word hierin gesteund door niet minder dan Thomas van Aquino die twee belijdenissen onderscheidt: die aan de priester en die aan een medechristen (leek). Van deze laatste belijdenis zegt hij ‘als was het een sacrament’. En een sacrament geneest en verbindt.
Ik heb ontdekt dat de biecht, het sacrament van boete en verzoening, deze fundamentele aspecten van belijdenis, verzoening en ontmoeting met zich meedragen. Dit sacrament heeft veel aan belang moeten inboeten de laatste vijftig jaar omdat het verworden was tot een wat ‘mechanistische’ rite waaruit de diepgang grotendeels was verdwenen. Plaatst men dit ritueel echter in een kader van ontmoeting, zowel met degene die hier als ‘coach’ optreedt als – door deze persoon heen – met de Barmhartige God, dan krijgt dit aloude ritueel weer klank en kleur. Dan ‘werkt’ dit sacrament tot bevrijding.
Daarvoor is het mijns inziens noodzakelijk om dit ritueel los te koppelen van een enscenering die teveel de oude praktijk oproept. Hoe nuttig ook in vroegere tijden de biechtstoelen kunnen zijn geweest, vandaag werken ze niet mee aan een nieuwe beleving van dit sacrament. In veel bedevaartplaatsen waar ‘boete en verzoening’ veelvuldig wordt gevierd, zien we dan ook kleine afgeschermde plaatsen waar men - op gepaste afstand - kan plaats nemen en waar tevens van buitenaf het zicht op wat er plaats vindt niet ontnomen wordt zonder evenwel de privacy geweld aan te doen. Je moet tegenwoordig aan alles denken… Ik weet en ervaar dat daar wonderen gebeuren, wonderen van vergeving en verzoening.
En de boete? Dan denk ik terug aan de vissersvrouwen in de duinpannen in Scheveningen waar we als gezin naar het strand gingen en waar deze vrouwen de netten ‘boetten’: het repareren van het netwerk.
Maria Magdalena
Steeds moeten we werken aan het herstellen van netwerken, de netwerken van onze directe verbanden, de netwerken in de grote samenleving. Daar is nood aan nu velen zich opsluiten op een eigen eiland en de ander hun kan worden ‘gestolen’.
We hebben nood aan vrouwen en mannen als Maria Magdalena die - gegrepen door de Blijde Boodschap van Jezus - vriendschap met Hem heeft opgebouwd, een vriendschap die door zijn dood heen is gegaan. Misschien is dit wel het kenmerk van ware vriendschap: de lijfelijkheid voorbij, wanneer het enkel nog gaat om de relatie-van-het-hart. Dit lezen we in de kleine stukken van het Evangelie die ontegenzeggelijk aan Maria Magdalena gekoppeld kunnen worden. Die liefde voor haar Rabbouni (Johannes 20,16) haar Heer, heeft haar gemaakt tot boodschapster van de Opwekking, de eerste boodschapster, de eerste apostel. •