7 minute read
joost jansen omgekeerd lezen
lezen mgekeerd
Ik sla mijn Bijbel open. Zoek naar de lezing voor de komende zondag, ik mag voorgaan in de eucharistievieringen van onze parochie. Ik lees het verhaal van de Vrouw bij de Bron (Johannes 4). Mooi verhaal, spannend, een erg gelaagd verhaal want van meet af aan wordt ook de link gelegd met het Eerste Verbond. De evangelist merkt op dat deze ontmoeting zich afspeelt bij de bron van Jakob. Was daar niet iets met de toekomstige vrouw van Jakob, Rachel? Had Jakob - als gentleman - niet de deksel van de put gehaald om de kamelen van het water te drinken te geven? tekst Joost Jansen
Advertisement
Ik graaf nog dieper in de tekst. Ik hoor dat Jezus het heeft over ‘levend water’ en ik herinner me hoe ik in de woestijn tussen Jeruzalem en Jericho ergens op zes meter hoog water uit de rots zag stromen. Zoiets vergeet je niet meer. Ik zou door kunnen gaan met het verkennen van de tekst, hem nog verder kunnen uitleggen en vertellen, dat dit evangelie werd gebruikt tijdens de voorbereiding van de doop leerlingen op Pasen (eerste eeuwen van het christendom). Interessant. Uitermate boeiend. Ik denk echter dat mensen vandaag met name geïnteresseerd zijn in wat de Blijde Boodschap, dat Woord van God, voor hun dagelijks bestaan kan betekenen. Daarom wil ik een andere weg belichten.
Frans Rosenzweig Laat ik proberen om de tekst ‘omgekeerd’ te lezen. Mijn leermeester Franz Rosenzweig (Joodse filosoof 1886-1929) sterkt me hierin. Hij is helemaal gepokt en gemazeld in het systeemdenken van Hegel die een grootse, een het geheel omvattende visie had op geschiedenis van de mens en zijn wereld. Wanneer Rosenzweig als infanterist geconfronteerd wordt met de verschrikkingen van (de loopgraven van) de Eerste Wereldoorlog draait hij volledig om. ‘Laten we begin nen bij de mens die de dood in de ogen ziet…’, stelt hij. Nu hoeft het bij ons niet zo extreem te zijn, maar beginnen bij de mens met zijn voeten in de blubber kan wel. Wellicht hebben we daar het meest aan. Rosenzweig: het doel van het Leerhuis waar de Schriften worden opengeslagen, is ‘om te groeien in het
joost jansen (1946) is norbertijn van de Abdij van Berne en pastoor van de kerken rond de abdij.
Franz Rosenzweig, foto Peter Matzen © Leo Baeck Institute
waarom en waartoe wij zijn’. Start niet meer vanuit de Tora, en vandaaruit het leven in, maak de omgekeerde beweging: vanuit het concrete bestaan met mensen die de Wet nog niet kennen, de Tora in. Ga de actieve dialoog aan met de overgeleverde teksten, de Traditie. Zo groei je in je gelovige identiteit, heel eigentijds. Dan verbleekt de verhouding leraar-leerling, een verhouding die dan ‘fluïde’, vloeibaar, wordt, leraar en leerling groeien aan elkaar. De ‘herinnering’ – het ‘gedenken’, een centraal begrip in de joodse filosofie/theologie – wordt dan een ervaring die helemaal van binnenuit je doen en denken richting geeft. Rosenzweig noemt dit het ‘Nieuwe leren’ (‘lernen’).
Ik vind dit een aantrekkelijke weg omdat minder en minder mensen geïnteresseerd zijn in louter de grondige en wetenschappelijke exegese van een Bijbeltekst (hoewel die ook moet geschieden) en toch een beroep doen op de Grote Verhalen om hun bestaan zin te geven.
Vandaag Vanuit welke situatie gaan we de dialoog aan met Schrift en Traditie? Wat houdt vandaag de mensen bezig? Het coronavirus! Deze pandemie heeft onze wereld totaal op zijn kop gezet: medisch, economisch, politiek, geestelijk ook. Men wordt teruggebracht in eigen huis. Rust? Te ruggeworpen op je zelf? Mogelijkheid tot bezinning? Niet iedereen kan het aan. Wie zich bezint op waar het in het eigen bestaan echt om gaat, wordt kwetsbaar. ‘Alles van waarde is weerloos’, dichtte Lucebert. Het is een kwets bare weg. Waar haal je voldoende geestelijke energie vandaan? Of laat je je meenemen in angst, wantrouwen, hamstergedrag (toiletpapier!) voor je eigen zekerheid? Uit welke bron kun je putten om innerlijk paraat in het leven te staan?
Bron Terug naar mijn bijbel die nog steeds opgeslagen ligt bij Johannes 4, de Vrouw bij de Bron. Jezus ontmoet hier een vrouw. Wie bij een bron zit, heeft dorst, zo lijkt me. Er zijn veel verhalen in de Bijbel over mensen bij een bron. Steeds gaat het om het lessen van dorst. De waterkwali teit is verschillend bij de diverse bronnen, brak water, ziltig, of echt water dat opborrelt, dus ‘levend’ water. Jozef, de geliefde zoon van Jakob, wordt in een put geworpen die gelukkig leeg staat en dat redt hem. Hij leeft nog als een karavaan hem meeneemt om in Egypte verkocht te worden. Mozes slaat met zijn stok op een rots en water ontspringt om het morrende volk in de woestijn de dorst te lessen.
Gewoonlijk focussen we bij het lezen van het verhaal van Jezus bij de bron op waar staat dat Jezus zelf bron is van levend water. Dat is Hij ook maar niet in het begin van dit verhaal. Daar staat: ‘Geef Mij te drinken.’ Hij vraagt het aan haar. De jood Jezus aan de Samaritaanse. Het is de omgekeerde wereld. Niet een superieure Jezus die alles al ‘door’ heeft en het vervolg van het verhaal kent (zoals wij). ‘Geef Mij te drinken’: de vrouw wordt gebracht tot reflectie over zichzelf, over haar geschiedenis als behorend tot de Samaritanen en ook haar persoonlijke historie (ze heeft een flinke rugzak zo blijkt later in het verhaal). ‘Geef Mij te drinken’: en als die vraag aan ons gesteld wordt, waar haal ik dan mijn voeding, mijn energie vandaan?
Stelt de huidige pandemie ook niet aan ons die vraag? Paus Franciscus – onlangs in zijn speciale zegen Urbi et Orbi – zegt ons: ‘We dachten altijd gezond te kunnen zijn
in een zieke wereld.’ En wanneer aan mij, een christen, die vraag wordt gesteld? ‘Jullie hebben al water gehad, het water van het doopsel, geef nu Mij maar eens te drinken.’ Ik vind het tamelijk choquerend. Jezus die mij vraagt om Hem van dienst te zijn in de eerste levensbehoefte, water. Wat zou ik Hem van daag kunnen geven? Waaraan zou Hij vandaag nood hebben? Ik denk allereerst: vertrouwen. Vertrouwen dat ons een reddende hand wordt toegestoken, door een ander én door God. Om niet gevangen te raken in angst en onzekerheid maar elkaar ondersteunen en bemoedigen. Wanneer ik luister naar de vragen van mensen rondom het coronavirus dan gaan veel vragen in die richting. Ook om met elkaar verbonden te blijven nu de sociale cohesie op de proef wordt gesteld. Gestuurd door de actualiteit waarin we ons nu bevin den en die ons nog wel een tijd zal bezighouden (het coronavirus), pikken we andere, misschien wat min der conventionele aspecten van Johannes 4 op. We lezen niet snel door naar het gedeelte waarin Jezus zichzelf presenteert als bron van levend water. We blijven even bij het begin van dit evangelie waarin wij worden bevraagd: ‘Geef Mij eens te drinken.’ Dat levert het ‘omgekeerde lezen’ ons op. Zijn we nog trouw aan het verhaal uit de Bijbel?
Lectio divina Zeker, we blijven trouw aan de Bijbel. Net zoals de rabbijnen en de kerkvaders dat hebben gedaan, lezen we de tekst vanuit het beginsel van de ‘lectio divina’, als een tekst die meerdere lagen kent, maar we doen dat in omgekeerde volgorde, uitgaande van wat zich vandaag aandient. We gaan vandaar uit terug naar de letter van de tekst (eerste laag), we laten de rijkdom van andere Bijbelverhalen meeklin ken (tweede laag), we zijn ons ervan bewust dat dit lezen van de Schriften ons aanzet tot een bepaalde wijze van handelen (derde laag) en als we met het gebeuren van Jezus en de Samaritaanse bij de Bron stil worden dan kunnen we er ook mee bidden en onze relatie met God voeden (vierde laag). We be ginnen echter bij wat mensen vandaag beweegt. •
Kijkwijzer bij de beeldmeditatie (p.23) tekst Joost Jansen
Dit Getijdenboek uit de bibliotheek van de Abdij van Berne behoort tot de topstukken van de in de noordelijke Nederlanden vervaar digde Middelnederlandse handschriften. De gebeden in dit boek zijn gericht tot God maar Maria is prominent aanwezig. Niet alleen door de prachtige illustraties maar ook in de gebeden zelf. Waarschijnlijk begint hier het ‘klein officie van de Maagd Maria’.
Stel je dit boekje voor in de hand van een edele vrou we. Dat zal zij ongetwijfeld geweest zijn want het is een ‘duur’ gebedenboek. Zij slaat het open en begint: ‘Incipit’, staat er. Hier begint ... en dan volgen de inleidende verzen: Ik ga op naar het altaar van God, tot God die mijn jeugd verblijdt Zie genadig neer Heer, op deze dag, wil ons bewaren zonder zonden. Laten we de Heer belijden omdat Hij goed is, want in eeuwigheid is zijn barmhartigheid. Ik belijd voor de God des hemels en voor de heilige Maagd Maria en alle heiligen en voor u dat ik…
Zij bidt het in haar eentje en tegelijkertijd plaatst zij zich – biddend – in een groot universum. Maria, alle heiligen, de God van hemel en aarde. Geen een zaamheid maar verbondenheid. Daar leer ik van nu we teruggestuurd zijn, onze huizen in, we afstand moeten houden (minimaal 1,5 meter), het coronavirus rondwaart en het virus van de angst en (negatieve) eenzaamheid evenzeer mensen aantast.