De Gids - mei 2021

Page 1

N°05 2021 WOORD VOORAF Dertigers Peter Wouters 3

EERSTE WOORD 100 jaar sterk (net)werk Gilbert Pex HOOFDARTIKELS

6

De staat van de welvaartstaat post corona Herman Van Rompuy

14 De wooncrisis vraagt meer dan herverdelen Michel Debruyne 21 Kwetsbare leerlingen in de rode zone Wouter Verschaeve, Ellen Goovaerts, Jan Langeraert, Kathleen De Rick

Birgit Goris 37 Dolce far niente? Een hoopvolle kijk op de toekomstige pensioenhervorming Kristel Wijshof, Delphine Schedin 44 DE LEZENAAR Jos Geysels 52 WEESBERICHTEN Gilbert De Swert 61 LAATSTE WOORD De herontdekking van de mens Luc Van Gorp

DRUK Gevaert Printing info@gevaertprinting.be VORMGEVING EN OPMAAK Gevaert Graphics info@gevaertgraphics.be

WAARHEEN MET DE WELVAARTSTAAT VOLGENS HERMAN VAN ROMPUY maandelijks, behalve juli & augustus gesticht in 1901 - jaargang 112 - nr. 05 - mei 2021 Afgiftekantoor Antwerpen X - Erkenning P 206923

DEGIDS OP MAATSCHAPPELIJK GEBIED 3

UITGAVE VAN BEWEGING.NET, NETWERK VAN CHRISTELIJKE EN SOCIALE ORGANISATIES

Rerum Novarum: 100 jaar beweging

16 Kwetsbare leerlingen in de rode zone 37 De uitdagingen voor de grote pensioenhervorming

N°05

REDACTIEADRES De Gids op Maatschappelijk Gebied, Haachtsesteenweg 579, 1030 Brussel, nils.deneubourg@beweging.net

30 Sterk sociaal werk in de 21ste eeuw: pleidooi voor een sterke identiteit

DEGIDS OP MAATSCHAPPELIJK GEBIED | N05 | MEI 2021

1


COLOFON ABONNEMENTEN

REDACTIE

ADMINISTRATIE Garant-Uitgevers nv Somersstraat 13-15 2018 Antwerpen tel. 03 / 231 29 00 fax 03 / 233 26 59 e-mail: uitgeverij@garant.be

REDACTIEADRES Postbus 20, 1031 Brussel tel. 02 / 246 31 11 fax 02 / 246 37 00 e-mail: nils.deneubourg@beweging.net

De Gids op Maatschappelijk Gebied is een uitgave van Beweging.net Verantwoordelijke uitgever: Gilbert Pex, Postbus 20, 1031 Brussel © Beweging.net & Garant-Uitgevers nv

REDACTIECOMITÉ Peter Wouters, Frieda Bex, Jozef Mampuys, Chris Serroyen, Sandra Rosvelds, Bram Verschuere, Stan de Spiegelaere, Monique Ramioul, Rebecca Verniest, Steven Omblets, Peter Catthoor, Nils De Neubourg (redactiesecretaris).

Alle rechten voorbehouden. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de uitdrukkelijke, voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever. Cover: Alexandros Michailidis / Shutterstock.

De Gids op Maatschappelijk Gebied is ondertekenaar van de Milieubeleidsovereenkomst Papier Vlaanderen en steunt de inspanningen van de Vlaamse regering i.v.m. Papierrrecuperatie.

PRIJZEN 10 nummers (verschijnt niet in juli en augustus) • In België: particulieren: 31 euro studenten: 27,60 euro groepen: 28,90 euro (min. 5 abonn. bij zelfde bestemmeling) instellingen: 46,60 euro steunabonnement: 80 euro een abonnement aanvragen kan via een mailtje naar uitgeverij@ garant.be met vermelding van je naam, adres en mailadres • Andere landen: 31 euro + verzendkosten • Abonnementen worden automatisch verlengd, tenzij opgezegd wordt ten minste één maand voor het einde van de jaargang. • Abonnementen kunnen op elk tijdstip ingaan en gelden dan voor de lopende jaargang (m.i.v. de reeds verschenen nummers van die jaargang).

Getekende artikels verbinden alleen de betreffende auteur(s).

uitgave van beweging.net, netwerk van christelijke en sociale organisaties

i.s.m. werkt structureel samen met financiële partners die duurzame ontwikkeling en maatschappelijk engagement hoog in het vaandel dragen.

LOS NUMMER 5,90 euro

#FakeImage | Kazerne Dossin in Mechelen – tot 7 december 2021 Stereotiepe denkbeelden en samenzweringstheorieën tegen Joden, Roma, migranten, LGBTQIA+’s of andere groepen stellen het samenleven vandaag soms op scherp. Die mechanismen zijn niet nieuw. Tijdens de Tweede Wereldoorlog maakte antisemitische propaganda handig gebruik van stereotypering en complotdenken. De tentoonstelling #FakeImages toont antisemitische beelden door de eeuwen heen, maar ze legt ook bloot welke mechanismen een impact hebben op onze hedendaagse denkbeelden en maatschappij.

WABLIEF? De Gids wil een kritische kijk bieden op maatschappelijk gebied. Wij zijn niet voor niets een blad met mening. Maar wat geldt voor ons, geldt ook voor u. Ook u mag kritisch zijn – uiteraard – en úw mening geven. Over wat wij schrijven én wat we níet schrijven. Over het formaat, de vormgeving, of artikels al dan niet óók op het internet dienen geplaatst… Dat alles interesseert ons. Laat het ons weten. Schrijf of – liever nog – mail het ons. De Gids op Maatschappelijk Gebied, Postbus 20, 1031 Brussel – sofie.put@beweging.net


vooraf DERTIGERS Peter Wouters

K

ent u Dertigers? Het is geen literaire stroming, naar analogie van de Tachtigers of de Vijftigers. Nee, het is een soap op de VRT. En ze is populair, héél populair. Volgens de zender is het op dit moment zelfs ‘met meer dan één straat voorsprong’ het best bekeken programma op hun streamingdienst VRT NU. Bovendien lijkt de serie een breder publiek aan te spreken dan haar naam doet vermoeden. Waar draait de serie om? Eigenlijk niets, lees ik overal. Of misschien beter; alles. Want Dertigers gaat over het leven, in al zijn schoonheid, maar ook met al zijn kleine en grote zorgen. Die zorgen houden ons blijkbaar flink bezig. In het beste geval als fictief entertainment, in sommige gevallen helaas ook persoonlijk. In dat laatste geval sta je er gelukkig zelden alleen voor. Want ook onze welvaartstaat in tandem met het middenveld hebben een buitengewone interesse in de besognes van gewone mensen, dertigers of niet. Wanneer het leven ons op de proef stelt, kunnen we vaak rekenen op onze samenleving. De vraag is alleen, blijft dat zo? Of waar kan het beter, en hoe? Vragen waar de auteurs in deze Gids zich over buigen. Oud-voorzitter van de Europese Raad Herman Van Rompuy beschouwt die vragen met de breedste blik. Hij vertelt hoe we de uitdagingen door corona al anders aanpakken dan ten tijde van de financiële crisis. Maar bovenal kijkt hij vooruit. Hoe moeten we onze economie, sociale zekerheid en samenleving klaarmaken voor een tijdperk na corona, zodat ze ons kan blijven bijstaan bij zorgen? Andere auteurs volgen die gedachtegang, maar focussen eerder op deel­ aspecten van onze samenleving. Michel Debruyne geeft recepten om ieder-

1


een aan een betaalbare woning te helpen. Recepten, meervoud dus. Want de cijfers van Kristof Heylen in vorige editie toonden al hoe de verschillende woonsubsidies zelden hun weg vonden naar zij die er het meest nood aan hebben. Dat rechttrekken zal volgens Debruyne niet gebeuren met één enkele ingreep. Organisaties Intro en Arktos verleggen de focus van de woning naar de scholing. Daar dreigen de meest kwetsbare leerlingen tussen de mazen van het onderwijsnet te glippen. Het aanbod voor leerlingen die op de pechstrook van het schoolse leven belanden, is recent veranderd. Maar sommige leerlingen schieten nu zelfs die pechstrook voorbij als we niet ingrijpen. De vinger aan de pols van de maatschappij houden. Dat is wat sociaal werkers iedere dag doen. Zij hebben het privilege van de inkijk in het vaak uitdagende leven van anderen. Een mooi voorrecht, volgens Birgit Goris. Maar ook één met een morele verantwoordelijkheid, om wat ze zien ook maatschappelijk aan te kaarten. En een plicht voor de maatschappij om hen die ruimte te bieden. Niet alleen ouderen kennen pensioenzorgen. Vorige maand liet onderzoek nog zien dat vooral jongeren met weinig vertrouwen naar hun pensioen kijken. Kristel Wijshof en Delphine Schedin van OKRA hebben een plan om jongeren én ouderen weer vertrouwen te geven in hun pensioen. Gaat het voorstel voor de grote pensioenhervorming dat ook doen? Veel zorgen dus, maar wel zorgen die we gelukkig niet alleen moeten dragen. Dat is onder meer te danken aan het middenveld. Daar zetten we met beweging.net al sinds 1921 mee onze schouders onder. Honderd jaar inzet dat lijkt te lonen. Want anders zouden we wellicht niet massaal naar een fictiereeks kijken om nogmaals met zorgen geconfronteerd te worden. Wij blikken alleszins tevreden terug én vooruit.

2


eerste woord 100 JAAR STERK (NET)WERK Gilbert Pex Nationaal secretaris beweging.net

H

onderddertig jaar geleden, op 15 mei 1891 publiceerde paus Leo XIII de encycliek Rerum Novarum. De encycliek boog zich over de situatie van de arbeidersklasse. Ze formuleert in de vorm van een aantal uitgangspunten de sociale leer van de Katholieke Kerk. Ook in ons land begonnen arbeiders zich te verenigen onder katholieke vleugels. De ontvoogdingsstrijd van miljoenen mensen kreeg de steun van de kerk, en dus ook van vele priesters. Denk aan Daens en anderen, waaronder ook Cardijn.

Er was al veel ongenoegen in die jaren door de uitbuiting op de werkvloer. Lange werkdagen, kinderarbeid, geen bescherming, zeven dagen op zeven werken … En er vielen ook vele doden in de fabrieken, niet zelden door uitputting. Ook het patronaat van katholieken huize deed mee aan die uitbuiting. In hun fabrieken speelde hetzelfde schouwspel als in de door anderen geleide fabrieken. Dat botste met de inzet van heel wat andere mensen binnen de kerk die zich wel caritatief inzetten om mensen die het moeilijk hadden te helpen. De arbeidersstrijd en het zich organiseren kwam dankzij de encycliek Rerum Novarum ook in de handen van katholieke mensen. In die jaren zijn het de priesters die mee de arbeidersklassen organiseerden. Tijdens hun opleiding legden aspirant onderpastoors zich toe op het organiseren van de arbeiders. Werkmanskringen, studiekringen, allerlei toneel-, zang-, turn- en andere verenigingen bouwden zij uit, tegenover de soortgelijke socialistische organisaties. Ook het vakbondswerk laten ze niet ongemoeid. Hun

3


praktijk wordt begeleid door een scala aan publicaties en tijdschriften en vanaf 1908 door jaarlijkse studiebijeenkomsten in ‘de Sociale Week’. Eigen zuilgetrouwe ‘sociale werkers’ worden ingezet. In Gent groeit dat allemaal het snelst en worden de eerste patronen getekend van de christendemocratie. Voor de ondersteuning van de groeiende katholieke vakbeweging treedt E.P. Georges Ceslas Rutten aan als de ‘witte generaal’, een strijdende en autoritaire Dominicanenpater in een witte pij. Hij leidt het Algemeen Secretariaat der Christelijke Beroepsverenigingen. Vanaf 1904 is daarvoor alweer Gent de uitvalsbasis. Er wordt gewerkt aan het Algemeen Christelijk Vakverbond, gesticht in 1912. De kassen of maatschappijen van onderlinge bijstand waren in de negentiende eeuw lang verboden. In 1851 kwam er een wet voor die kassen. De eerste mutualiteiten berekenden de ledenbijdragen en uitkeringen niet op een systematische basis. In moeilijke tijden verhoogde het bestuur de bijdragen, in vette jaren deelde ze overschotten uit. De gedekte risico’s werden niet becijferd en verschilden van kas tot kas. De meeste maatschappijen verleenden leden een vergoeding als ze omwille van ziekte niet konden werken. Dat bedrag werd meestal pas na de derde dag ziekte uitbetaald voor een maximumduur van zes maanden. Slechts enkele maatschappijen betaalden ook de dokters- en apothekerskosten terug. De christelijke arbeidersbeweging kijkt afgunstig naar die kracht van het socialisme. Ze ambieert ook een grotere samenhang en duidelijke lijn in het eigen lappendeken van organisaties. In 1921 zal E.H. Lode Colens erin slagen om de hele christelijke arbeidersbeweging te verenigen in het A.C.W. (het Algemeen Christelijk Werkersverbond). Figuren als E.H. Floris Prims en John van Dijk inspireren op sociaal-cultureel vlak de werkmanskringen en studiekringen. Zowel de vrouwen (KAV, nu Femma), de jongeren (KAJ) en later kwb zetten werkingen op, specifiek gericht op hun doelgroepen. Ze hebben allemaal hetzelfde doel voor ogen: verder ontvoogden en opkomen voor gelijke rechten voor iedereen.

4


Overal in Vlaanderen en Brussel verenigen mensen zich. Ze zorgen voor ontmoeting, vorming en actie. Vele duizenden vrijwilligers besturen jaar na jaar de organisaties. Er komen organisaties bij, zoals Samana en Okra, vakbonden organiseren zich lokaal en per bedrijf. Er komen doelgroepwerkingen en er volgt een sterke dienstverlening uit voor werkenden en werklozen. Ook daar zijn vele vrijwilligers actief. In al die groepen binnen de christelijke arbeidersbeweging waren er mensen die de kar trekken. We noemen ze de onzichtbare leiders. Zij waren van erg groot belang, en zijn dat vandaag nog steeds. Hun drijfveer is steeds meer solidariteit, meer rechtvaardigheid en meer duurzaamheid in de samenleving. Dat gebeurt op lokaal of regionaal-provinciaal niveau, en zelfs nationaal. De grootste eer komt hen toe. Zij streven geen erkenning na, wel hun idealen. Maar naast die onzichtbare leiders zijn er ook de zichtbare leiders. Hen opnoemen is gevaarlijk omdat we zeker namen zouden vergeten. Alle vakbondsleiders, alle mutualiteitsleiders, alle leiders van onze socio-culturele organisatie en wereldsolidariteit, de leiding bij Familiehulp, de bestuurders van beweging.net en alle mensen die namens ons verantwoordelijkheid namen in de politiek, de kerk, de administraties, allerhande instellingen …. 100 jaar beweging.net. 130 jaar Rerum Novarum. Reden om te feesten dus. Corona laat het niet toe om dat heel uitbundig te doen. Daarom brengen we op de website van beweging.net heden en verleden samen. De voorzitters van ACV, CM en beweging.net kijken dan weer naar de toekomst. Met onze organisaties ACV, CM, Okra, kwb, Femma, Samana, Internationaal comité, Familiehulp, KAJ, Pasar, WSM en beweging.net zijn wij een hecht netwerk. We zijn een open netwerk samen met Pax Christi, Arktos, Groep Intro en Welzijnszorg. Samen met al die organisaties en andere spelers in het middenveld zijn we een speler die niet weg te denken valt in de samenleving. Maar ook na honderd jaar bewezen en enorme bijgedragen aan samenleving moeten we aandachtig blijven. Om de hoek loeren er krachten die het middenveld en dus ook ons liever weg hebben. We moeten dus strijdbaar aanwezig blijven. Het werk is niet af. Op naar de volgende honderd jaar.

5


STAAT VAN DE WELVAARTSTAAT POST CORONA Herman Van Rompuy Voormalig voorzitter van de Europese Raad

D

e toekomst begint vandaag en precies nu maken wij interessante ontwikkelingen mee over de plaats van de verzorgingsstaat in onze samenleving. De coronatijd heeft heel wat taboes doen verdwijnen en tegelijk veel maatschappelijke schade aangericht.

Het meest verrassende is het gemak waarmee austeriteit van de politieke agenda verdween, in tegenstelling tot wat gebeurde bij de crisis van de eurozone. De paradox is dat we destijds spraken over de ‘sovereign debt crisis’ waar vandaag de openbare schuld veel sterker steeg dan destijds, in een groot aantal landen met 15 à 20% van het bbp op één jaar. Ik voeg eraan toe dat ook de private schuld spectaculair is gestegen. De redenen zijn minstens tweeërlei. Vooreerst zijn er de extreem lage rentetarieven als gevolg van de uitzonderlijk expansieve monetaire politiek door de ECB, maar ook door centrale banken van overal elders ter wereld. Zowel het budgettair beleid als de geldpolitiek gaan in dezelfde richting, wat niet het geval was tien jaar geleden. De centrale bank was aarzelend in het begin van de eurozonecrisis en budgettaire soberheid had de overhand tot 2014. De tweede reden voor het verklaren van de paradox is precies de les die we trokken uit de jaren 2010-2012. Ik moet er wel aan toevoegen dat destijds het strenge begrotingsbeleid vooral werd opgedrongen door de financiële markten die hun vertrouwen verloren hadden in een aantal landen en feitelijk in de monetaire unie als een geheel. Dat vertrouwen keerde pas terug na de zomer van 2012, na tweeënhalfjaar! Austeriteit

6


heeft in een aantal landen sociale uitgaven zwaar getroffen. De coronacrisis heeft de dramatische gevolgen daarvan aan de oppervlakte gebracht. De overheidsuitgaven stegen in België in 2020 met 10% terwijl de economie kromp met 6%. In totaal liepen de primaire uitgaven op één jaar tijd op van 50 naar 59% van het bbp. Er waren de automatische stabilisatoren die speelden maar de andere helft waren stimulerende, discretionaire uitgaven. Ik herinner mij goed hoe in 2009 na een kort experiment met keynesiaans relancebeleid wij in de EU overschakelden op ‘fiscal consolidation’. Ook in de USA en zeker na de verkiezing van president Biden steeg de gezondheidszorg op de politieke agenda omdat de sociale ravages van de Trumpperiode letterlijk aan den lijve werden ondervonden. De aanvallen op Obamacare worden nu omgebogen in een versterken van het stelsel. De coronacrisis heeft Trump het presidentschap gekost. Ook in de UK werd een einde gesteld aan de besparingen op de NHS die beslist werden in de Cameronperiode (2010-2016). Een ander collectief goed als onderwijs kan nu ook op meer maatschappelijke waardering rekenen. Regeringen spanden zich in vele landen tot het uiterste in om scholen open te houden en het contactonderwijs te vrijwaren. Soms moet men iets missen om het belang ervan in te zien. Onderwijs en gezondheidszorgen maken meer dan 15% uit van het bbp in de meeste Europese landen. De coronacrisis heeft echter ook geleerd dat de Europese welvaartsstaten de pandemie veel slechter beheerd hebben dan vele andere landen, ook andere democratische landen. De gevolgen zien we in het aantal doden en in de economische gevolgen. Ook in de EU tellen we meer dan een half miljoen doden. De economie krimpt in 2020-2021 in de eurolanden gemiddeld met 4% terwijl China groeit met 11%. Wij doen het in de EU voorlopig veel slechter dan de Angelsaksische landen inzake vaccinatie. Ze gaan driemaal sneller dan wij. Als we spreken over sociaal welzijn kunnen we niet alleen kijken naar het volume sociale uitgaven. De sociale bescherming is een veel ruimer begrip. Ik weet wel dat Aziatische landen geleerd hebben uit de SARS-crisis van tien jaar geleden, maar dat verklaart niet alles. De EU-landen hebben niet veel geleerd uit de eerste golf van de pandemie en vervielen snel in dezelfde fouten bij de tweede golf. De vicieuze cirkel van besmettingen-restricties-minder besmettin-

7


gen-versoepelingen-nieuwe besmettingen kan blijkbaar alleen doorbroken worden door de wetenschap, door een vaccin. Ter ontlasting van de Unie moet ik zeggen dat gezondheid haast uitsluitend een nationale bevoegdheid is. We spreken nu over een Health Union maar de bevoegdheidsverdeling is onveranderd. De gezamenlijke bestelling van vaccins was op zich een uitstekende zaak, maar er zijn ongetwijfeld vergissingen begaan zoals Vice voorzitter van de Commissie Timmermans zelf toegaf. Ook daar moet men echter genuanceerd spreken. Een deel van de farmaceutische nijverheid en enkele landen zijn verantwoordelijk voor de vertragingen van vandaag inzake vaccinatie en voor de gevolgen ervan inzake het aantal zieken, doden en jobs. Hoe dan ook, velen zijn er het vandaag over eens dat dit niet de laatste pandemie is en dat dus, meer dan ooit, lessen moeten getrokken worden uit deze. ‘Never let a good crisis go to waste’ luidt de wrange quote van Winston Churchill. Pandemieën kunnen op één plaats in de wereld ontstaan en dood en vernieling zaaien over heel de planeet. De globalisering is een verschijnsel dat veel verder gaat dan de economie of het internet. We zijn onderling ongelooflijk afhankelijk geworden. Er is ook de globalisering van de ziekte of van de gezondheid. Jammer dat hiertegenover geen global governace staat. De USA trok zich zelfs terug uit de WHO in volle crisis. Ik hoop dat de Conferentie over de toekomst van Europa die op 9 mei van wal stak voldoende aandacht besteedt aan de bevoegdheden inzake gezondheid. Centraal staat het bevragen van de burgers. Ik ben ervan overtuigd dat de mensen zelf dit aan de leiders zullen duidelijk maken, hoewel natuurlijk de moeilijkheden met de vaccinatie een domper kunnen zetten op het streven naar ‘more Europe’ inzake gezondheid. Hopelijk wordt die laatste zaak rechtgetrokken in de volgende maanden. De pandemie heeft ook nieuwe inkomensongelijkheden doen ontstaan bovenop de bestaande, die in een aantal landen aan het groeien waren. We zitten allemaal in dezelfde storm maar niet in dezelfde boot. Zo is het duidelijk dat de armoede toeneemt en dat op wereldvlak de extreme armoede hoger wordt, na decennia van daling. Het vaccinnationalisme waardoor vele arme landen zelfs nog niet kunnen beginnen aan vacci-

8


natie vergroot die ongelijkheid nog. Het dient gezegd dat de EU en de lidstaten een grote uitvoerder zijn van vaccins en een grote donor aan het wereldprogramma COVAX (het wereldwijde initiatief dat lage- en middeninkomenslanden eerlijke en billijke toegang tot veilige en doeltreffende Covid-19-vaccins moet bieden). Maar er moet meer gebeuren! De meer kwetsbare groepen werden zwaarder getroffen. De weerslag van een conjunctuurverslechtering is doorgaans het grootst voor uitzendkrachten, tijdelijke werkkrachten en freelancers, ook voor de werknemers met flexi-jobs en de jobstudenten. De kloof tussen mensen met hogere en lagere opleiding is toegenomen tijdens de pandemie. Telewerk is niet voor iedereen een mogelijkheid om zijn of haar job te behouden. De digitale revolutie is door de huidige crisis versneld en zal steeds zwaarder wegen op de arbeidsmarkt zeker voor degenen die digitaal arm zijn. Niet iedereen heeft zich op dezelfde manier kunnen beschermen tegen het virus. Telewerkers konden dat makkelijker doen dan mensen die naar de werkplaats moesten. Gezinnen met kinderen die soms niet naar school konden en op appartementen wonen, hebben een zware tijd gehad en sommigen leven daar nog steeds in. Er is enerzijds het inkomen maar anderzijds ook het welzijn, de ‘way of life’. Kinderen uit armere gezinnen die niet naar school konden hebben een grotere leerachterstand opgelopen dan anderen. Ze zullen daar in hun latere leven nog de gevolgen van ondervinden. Ouderen waren meer vatbaar voor het virus, zeker zij die leven in de woonzorgcentra. Jongeren vonden geen werk of verloren als eerste hun job. In de USA werden niet-blanken, armen en vrouwen meer getroffen dan anderen. Overheden hebben nooit geziene maatregelen getroffen om de werkgelegenheid te vrijwaren, de stijging van de werkloosheid af te remmen (in 2020 met succes trouwens), de koopkracht te beschermen (in België nam die zelfs lichtjes toe!) en faillissementen te vermijden – ten koste van de begroting – maar sommige ongelijkheden waren op korte termijn pijnlijk. De gevolgen daarvan voor de toekomst en voor de toekomstige generaties mogen niet onderschat worden. Laat ons ook niet vergeten dat ongelijkheden een vruchtbare bodem zijn voor populisten. Dat hebben wij gezien bij het brexitreferendum en bij

9


Trump. Vooral de verschillen in opleiding zijn daarvoor een belangrijke verklarende factor. Daarom is een beleid van herscholing, van onderwijs en van regionale reconversie van zo groot belang. Het Europees Herstelfonds mikt daarop. Ongelijkheden kunnen door beleid verminderd worden. Nationale en Europese overheden moeten zich daarvan nog meer bewust zijn. In de EU namen de verschillen tussen de landen af tot het uitbreken van de financiële crisis 13 jaar geleden. Vanaf 2017 echter groeiden minder welvarende landen beduidend sneller dan de meer voorspoedige. We presteren beter dan de USA inzake ongelijkheid binnen elk van onze landen maar als men de EU als een geheel beschouwd doen wij het slechter dan onze trans-Atlantische buur. In vergelijking met de rest van de wereld blijven de Europese landen en de EU lid staten het nog goed doen inzake welbevinden. Op de ‘Ranking of happiness (average life evaluations)’ staan bij de eerste tien landen zes EU-lidstaten en negen Europese landen. Het doel van het beleid blijft mensen een goed leven te bezorgen. ‘Make my country great again’ heeft in de geschiedenis nog niet veel geluk bijgebracht. Integendeel. Helaas is die politiek geen monopolie van de US alleen maar van de meeste andere globale actoren. De EU en zijn lidstaten kennen die slogan niet. Zij worden soms als een ‘soft power’ beschouwd. Het heeft voor de mensen zelf echter ook grote voordelen! Wij hebben de harde les geleerd die president Mitterrand omschreef: ‘Nationalisme is oorlog’. Er zijn echter geen verworvenheden in de geschiedenis. De volgende jaren zullen wij met verschillende nieuwe en oude uitdagingen af te rekenen hebben. Ik leer u niets nieuws als ik zeg dat de demografie het vandaag al is. De cijfers zijn bekend. We zijn niet het enige continent dat met een demografische implosie kampt. In Rusland is de situatie dramatisch. In China gaat men ook naar een verhogen van de pensioenleeftijd, wat ook voor een autoritair bewind een moeilijke beslissing is. Japan zal het taboe inzake migratie moeten laten vallen. In onze landen heeft men een achteruitgang van de autochtone bevolking en een toename, zij het dat ze afzwakt, van de mensen met een niet-EU achtergrond. In Brussel moeten wij voorzieningen voor bejaarde mensen bouwen samen met kinderkribben en kleutertuinen.

10


Maar we moeten verder kijken. Onze naaste buur Afrika staat voor een demografische explosie. Volgens sommige ramingen zouden er op het einde van deze eeuw 4 miljard Afrikanen zijn, bijna evenveel als in Azië. Het potentieel voor migratie is ongemeen groot met al de politieke en maatschappelijke problemen vandien, ook hier. Reguliere migratie is onvermijdelijk, maar irreguliere migratie is dé grote bedreiging in de ogen van vele Europeanen. In de EU is er in dit stadium alleen een consensus over de ‘Burcht Europa’, hoezeer ook de Commissie haar best doet om te komen tot een gemeenschappelijk asiel- en migratiebeleid met inbegrip van solidariteit. Solidariteit die verder gaat dan de eigen grenzen is sowieso moeilijk, ook binnen de EU – denk aan de ‘frugal four’ – maar het is een nog groter probleem als het gaat over mensen van buiten de Schengenzone. De tweede grote uitdaging wordt een scheppen van voldoende economische groei om de grote accumulatie van openbare schuld op te vangen en op die manier nieuwe aanslagen op de verzorgingsstaat te vermijden. Die groei moet natuurlijk anders zijn dan in het verleden. Daarom is het zo belangrijk dat het nieuwe Europese Herstelfonds haar 750 miljard aan middelen voor 60% inzet voor de ecologische en digitale transformatie. Het is de eerste keer dat een economische relance niet louter het pompen van geld is in klassieke infrastructuur maar dat de langetermijnoptiek ingebouwd is in het kortetermijncrisismanagement. Het moet de potentiële economische groei in de Unie verhogen en dus het draagvlak voor de welvaartsstaat. Klimaat en leefmilieu vormen in mijn ogen een integrerend deel van de verzorgingsstaat en van het welzijn van mensen. De ecologische bescherming gaat zelfs over het overleven van de mensheid. In de EU moeten wij de ’pijler van sociale rechten’ in daden omzetten, ook al is de uitvoering van de verbintenissen vooral in handen van de lidstaten. Er mag niet alleen lippendienst aan gepleegd worden. Een komende EU-Top daarover in Porto moet dat bevestigen. Vooral werkgelegenheid zal centraal staan. In de post-coronatijd dreigt de werkloosheid immers sterk toe te nemen door het wegvallen van steunmaatregelen en doordat een groot aantal ‘zombiebedrijven’ zullen verdwijnen. Sociale cohesie is een geheel van maatregelen die op vele domeinen en op alle

11


bestuurslagen aan de orde is. De wijze waarop onze markteconomieën zich ontwikkelen met een concentratie van rijkdom maakt sociale cohesie nog dringender. Het fiscale instrument kan vaak maar efficiënt ingezet worden wanneer het een Europese schaal en soms zelfs een OESO-schaal kent. Denk aan de taxatie van de grote tech bedrijven in de wereld. De terughoudendheid van sommige EU-landen roept bij mij vele vragen op. In de eurozone ontbreekt het ook aan een mechanisme waarbij landen die getroffen worden door een economische tegenslag automatisch kunnen rekenen op transfers zoals dat in elke monetaire unie het geval is. In de USA is het stelsel van werkloosheid minder ontwikkeld dan in vele van onze landen, maar is het grotendeels federaal georganiseerd zodat het herverdelend kan werken. Zulk een idee stond al in het verslag dat ik in 2012 voor de Europese Raad maakte maar – zoals ik reeds eerder schreef – is elk nieuwe vorm van solidariteit steeds controversieel. Met veel moeite werd een solidariteit ingebouwd in de Bankenunie, maar ontbreekt er nog een derde pijler, met name een gemeenschappelijke waarborg voor deposito’s, precies omdat het ook een element van solidariteit inhoudt. Een dergelijk automatisch mechanisme van sociale solidariteit binnen de muntunie zou ook veel politieke controverse tussen lidstaten wegnemen. Nu moet er telkens met veel moeite een ad-hoc-oplossing gevonden worden die dan dikwijls te laat komt. Ik voeg eraan toe dat solidariteit wel een essentiële dimensie geworden is van het Herstelfonds, met name de bijna 400 miljard euro die toegekend wordt onder de vorm van giften, in plaats van leningen zoals sommige landen dat wilden. Het is nu een eenmalige operatie. Het zou permanent moeten worden omdat de transformatie van onze economieën en de achterstand van een aantal landen niet voorbij zullen zijn binnen enkele jaren. We moeten in staat zijn om ook buiten een crisissituatie verregaande beslissingen te nemen. Onze samenlevingen zijn sinds 2008 dooreengeschud door de opeenvolging van crisissen die we de ‘multiple crisis’ nemen. Het heeft ook geleid tot grote onzekerheid en angst waarvan extremistische partijen van profiteren. We moeten er ons ook bewust van zijn dat die partijen op sociaal-economisch vlak geen ‘rechtse’ partijen zijn maar een sterke sociale agenda hebben. Een populist wil immers populair zijn. Zij bieden een be-

12


scherming aan mensen aan die echter alleen nationaal of nationalistisch is. Velen in Europa beseffen dat de natiestaat niet meer in staat is om alleen bescherming te bieden tegen de grote uitdagingen zoals klimaat, terrorisme, de globale concurrentie, migratie en andere. Maar onze democratieën moet ook resultaten boeken op al de domeinen waarop mensen zich bedreigd voelen, zo niet verliezen ze verder hun vertrouwen in de waarde zelf van democratie. In die zin is de bestorming van het Capitool op 6 januari een ‘wake up call’. Het kan toch niet dat mensen in nood hun toevlucht zoeken bij de ‘super rich’, wat de voorbije vier jaar in de US gebeurd is. Wij moeten democratieën hebben die ‘involven’ en ‘deliveren’. Veel staat op het spel. De sociale agenda staat daarbij bovenaan. De Europese dimensie is ook hiervoor onmisbaar. Ik denk nog altijd dat een zwijgende meerderheid dat begrijpt en dat wil. Maar de geloofwaardigheid zit niet alleen in onze retoriek maar vooral in onze daden en resultaten. We moeten hoop geven maar hopen is een werkwoord.

Op 22 en 23 maart 2021 organiseerden wij op het HIVA voor de zesde keer onze vijfjaarlijkse conferentie over de ‘Staat van de verzorgingsstaat’ in Europa. Telkens kijken wij terug op de voorbije vijf jaar om te zien hoe de verzorgingsstaat, de sociale bescherming, standhoudt of verder vooruitgaat binnen de context van de verdergaande Europese integratie en economische ontwikkelingen. Vijf jaar geleden gaf voormalig Voorzitter van de Europese Raad Herman Van Rompuy zijn terugblik op de voorbije periode, die samenviel met zijn voorzitterschap van de Europese Raad (november 2009-november 2014). Vandaag geconfronteerd met de grootste gezondheidscrisis en de impact op het gezondheidssysteem en de economie, gaf hij weer een hoofdtoespraak, deze keer over hoe hij de verhouding tussen economische ontwikkeling en de verzorgingsstaat inschat ‘na corona’. Jozef Pacolet Emeritus professor KU Leuven

13


DE WOONCRISIS VRAAGT MEER DAN HERVERDELEN Michel Debruyne Coördinator Decenniumdoelen

D

e wooncrisis vertaalt zich in concrete cijfers: meer dan 300 000 huishoudens moeten elke maand proberen te overleven. De helft van hen in een woning in slechte staat. De wooncrisis is zo immens dat één antwoord niet mogelijk is. Het voordeel is: de antwoorden zijn er. We weten wat er vandaag werkt en wat niet. De enige vraag is: is er maatschappelijke en politieke moed om die antwoorden te realiseren?

BESTRIJD ARMOEDE EN ONGELIJKHEID Het is een open deur: de wooncrisis kan enkel opgelost worden als armoede en ongelijkheid verminderen. De studie ‘De lage middenklasse’1 wijst naar het falend overheidsoptreden waarom de lage middenklasse afdalen en de armen arm blijven. Een hoger inkomen is daarom sinds jaar en dag een eis van de armoedeorganisaties. Niet enkel voor mensen die steun trekken; ook een hoger minimumloon is nodig2. Decenniumdoelen heeft sinds 2007 steeds gehamerd op hogere inkomens en het optrekken van alle sociale uitkeringen tot aan de armoedegrens. Telkens hebben we ook aangetoond dat het voor de overheid budgettair haalbaar is om armoede te bestrijden3. De sleutel daarbij is herverdelen. ER IS MEER DAN HERVERDELEN NODIG Olivier Deschutter bevestigt in een recent MO-interview: ‘Het is vooral omdat de huidige ongelijkheid ervoor zorgt dat maar een heel klein deel van de

14


welvaartproductie ten goede komt aan de 20 of 40 procent armen. Daarom moet er dus voortdurende groei zijn, ook al leidt die groei tot ecologische verarming. Het alternatief is herverdeling. Daarmee kan je armoede verminderen zonder het natuurlijke kapitaal verder op te vreten.’4 Herverdelen op vlak van wonen betekent concreet de ongelijke behandeling van huren en kopen verminderen. Het Steunpunt Ruimte en Wonen bevestigt dat het beleid in de eerste plaats gericht is op subsidiëring van eigenaars. Worden de federale en Vlaamse steunmaatregelen samengenomen, dan is het gemiddeld voordeel per gezin 4,3 keer groter voor subsidies uit het eigendoms- dan het huurbeleid.5 De ongelijkheid zit ingebakken in onze spreekwoordelijke baksteen in de maag. De overheid moet dus huren of kopen en bouwen neutraal behandelen. Dat heeft voordelen. Het huidig beleid stuwt de hogere inkomensklassen richting koopsector en de lage richting huur. Zo creëert de overheid schotten in de woningmarkt, met als gevolg deelmarkten met eigen en aparte regimes, eigen publiek en specifieke gebieden. Zo ontstaan aparte woonzones. Het huidig beleid leidt bovendien tot een ongezonde concurrentie op de private woonmarkt tussen kopers en huurders, waarbij de huurders aan het kortste eind trekken. En het is ook nog eens niet efficiënt: de hogere inkomensklassen hebben immers geen steun nodig om eigenaar te worden. Het vroegere pleidooi om de woonbonus af te schaffen, kadert binnen dat verhaal6. De ongelijke behandeling creëert dus ongelijkheid en armoede. De vraag is echter of de wooncrisis vandaag geholpen is met (fiscale) neutraliteit. De wooncrisis vraagt meer dan enkel herverdeling. Het vraagt een prioritaire behandeling. Het vraagt duidelijke politieke en maatschappelijke keuzes: de komende decennia moet het overgrote deel van de middelen naar het wonen van die groepen gaan. VERSOBERING IS NODIG Er is meer-dan-herverdeling nodig. Dit stelt ook de levensstijl van alle groepen in vraag, zeker die van de hogere inkomensklassen. Hun veel-te-grotevoetafdruk-levensstijlen kunnen echter geen ideaaltypes zijn. In een interview met De Standaard wijst Marianne Bertrand, een Belgische econome, op een interessant indirect effect van ongelijkheid. Ze noemt het

15


‘trickle-down consumption’: ‘Als de rijken rijker worden en almaar meer consumeren, zie je dat ook de rest van de bevolking haar consumptie opdrijft. Ze gaan meer geld uitgeven en minder sparen. Terwijl die mensen niet over meer middelen beschikken. Zo ontstaat er instabiliteit. … Het is belangrijk om te tonen dat ongelijkheid de economie en de samenleving in haar geheel treft. … Met ons onderzoek naar trickle-down-consumptie tonen we aan dat te grote verschillen iedereen raken.’7 De ‘trickle-down consumption’ duwt ook de overheid richting overconsumptie. Overheden worden immers gedwongen om die hogere levensstijl mee op te nemen in hun kwaliteitsbestekken wat de kostprijs van – hier – de woning opdrijft. Een versobering van de levensstijlen is dus nodig. ‘COLLECTIEVE’ MAATREGELEN ZIJN NODIG Maar dat is niet voldoende. Armoede beantwoorden vraagt dus een andere manier van investeren, subsidiëren, produceren … Het huidig beleid probeert het gedrag van de burger te sturen via onder meer individuele fiscale stimulansen, zoals premies, fiscale aftrekposten, fiscale ontmoediging (een hogere btw bijvoorbeeld). Al die maatregelen kennen een ondergebruik door de lagere en een overgebruik door de hogere inkomensgroepen. Dat soort individueel gericht beleid kan nooit goed werken voor lagere inkomensgroepen. Daarom zijn andere maatregelen nodig. Collectieve(re) vormen van maatregelen hebben daarentegen wel een rol te spelen. Openbaar vervoer als antwoord op vervoersarmoede is daar het beste voorbeeld van. Zoals sociale zekerheid een universeel bereik heeft, moeten maatregelen zo ontworpen worden dat iedereen er baat bij heeft. Maatregelen die maken dat iedereen veilig en comfortabel kan fietsen, hebben dus voorrang op maatregelen gericht op een bepaalde doelgroep (de pendelaar die via fietssnelwegen soms de auto laat staan). Dat zijn collectieve maatregelen waarrond ook gemeenschapsvorming mogelijk is. Energiemaatregelen moeten gericht zijn op een collectiviteit, een buurt, een straat: warmtepompen zijn collectief interessanter dan individuele warmtepompen; windmolens zijn gemeenschappelijk kapitaal; zonnepanelen worden gemeenschappelijk aangelegd … Voor de energietransitie kennen we de groepsaankopen. EnerGent, de Gentse burger coöperatieve, neemt via het project Buurzame Stroom financi-

16


eel zwakkere groepen mee in hun duurzaam energieverhaal. Het Waalse dorp Crisnée speelt voortrekker door zelf een windmolen en 1 000 zonnepanelen te kopen om zo zijn inwoners van gratis energie te voorzien. Die collectieve maatregelen zorgen dat iedereen, ook zij die niet financieel (kunnen) deelnemen, kunnen meedoen en genieten van de opbrengst. Binnen het woondomein kunnen we de ‘herwaarderingsgebieden’ als een beperkt geslaagd voorbeeld nemen8. Herwaarderingsgebieden waren een instrument van een sociale stads- en dorpsvernieuwingsbeleid in 1982. Daartoe konden gemeenten herwaarderingsgebieden afbakenen op voorwaarde dat ze in samenspraak met bewoners een globaal plan van herwaardering voor de wijk ontwierpen. De geplande herwaarderingsoperaties, aanleg van straten, pleinen of parken, sociale huisvestingsinitiatieven, stedenbouwkundig reorganiseren van de wijk door het vrijmaken van binnenblokken, inplannen van sociale diensten en voorzieningen … konden rekenen op Vlaamse subsidies. Binnen een herwaarderingsgebied waren er tevens verhoogde renovatiepremies voor particulieren. Het herwaarderingsgebied is een collectief (en participatief) antwoord dat initiatieven richt en stuurt. Binnen een vernieuwd concept van herwaarderingsgebieden kunnen woon-, klimaat- en sociale maatregelen een plaats vinden. Collectieve maatregelen zijn een antwoord op de wooncrisis. Net als bij de sociale zekerheid zijn naast universele maatregelen ook gerichte maatregelen nodig. SOCIALE HUISVESTING ALS MOTOR VAN VERANDERING 7%, zo veel gewicht heeft de sociale huisvesting in Vlaanderen; ongeveer 160 000 sociale woningen, of 27% van het aantal huurwoningen in Vlaanderen. Hoewel het aantal sociale woningen jaar na jaar stijgt – sinds 2012 zijn er 10 749 sociale huurwoningen bijgekomen of 1 344 sociale woningen per jaar – is die lichte aangroei onvoldoende om de woonnood te verhelpen. Een investeringssprong is meer dan noodzakelijk. Decenniumdoelen vraagt sinds 2007 dat er op tien jaar tijd 100 000 sociale woningen bijkomen. Die 100 000 sociale woningen kunnen een motor van verandering zijn voor onze

17


steden en gemeenten. 10 000 nieuwe sociale huurwoningen per jaar zetten een carrousel van renovatie op gang. De nieuwe woningen gaan naar de gezinnen die vandaag huren op de private markt. Er komen bijgevolg ongeveer 10 000 private huurwoningen op de huurmarkt vrij. We weten al dat die private huurwoningen niet van de beste kwaliteit zijn. De uitdaging is dan die woningen aan te pakken. Daarvoor geldt dan een nieuwe regel: ze mogen enkel nog verhuurd worden als ze beantwoorden aan strikte milieueisen. Om verhuurders te helpen die woningen te renoveren wordt een rollend fonds ontwikkeld: indien verhuurders hun woning renoveren en nadien verhuren aan een bescheiden tarief kunnen ze een renteloze lening van bijvoorbeeld 50 000 euro krijgen. Die renteloze lening moet enkel terugbetaald worden bij verkoop van de woning. Wordt de woning uit de private huurmarkt getrokken, dan kan de eigenaar of koper ook een beroep doen op hetzelfde rollend fonds. Maar dan wordt de hoogte van de lening gekoppeld aan het inkomen en vermogen. Door te werken met het principe van de terugbetaling van de lening (bij verkoop) kunnen we de perverse prijsstijgingen beperken of in de hand houden. Elk jaar worden dus 10 000 duurzame sociale woningen gebouwd. Die woningen komen in de kernen, zodat huurders kunnen genieten van de korte afstand tot allerlei voorzieningen. Het openbaar vervoer wint er ook bij. Sociale huurders hebben lage woonlasten waardoor ze meer kunnen doen met hetzelfde inkomen. Daarrmee kunnen ze zich een duurzamere levensstijl aanmeten. De 10 000 woningen per jaar kunnen eveneens een hefboom zijn voor collectieve energieprojecten zoals warmtenetten, gemeenschappelijke warmtepompen of gemeenschappelijke zonnepanelen. 100 000 nieuwe sociale woningen zetten zo een beweging op gang die een dubbel doel kan bereiken. Een dergelijk scenario werkt enkel als we dit binnen een vernieuwd concept van herwaarderingsgebieden ontwikkelen. Maar het vraagt ook een vernieuwd sociaal huisvestingsmodel en woonmodel. NOOD AAN VERNIEUWING De wooncrisis noopt tot antwoorden, antwoorden die in veel richtingen worden gezocht. Al die initiatieven kunnen op zich de wooncrisis niet beant-

18


woorden. Ze kunnen wel de sociale huisvesting en het wonen een nieuw elan geven. Ze zijn ook voorbeelden van een ‘collectievere’ benadering van wonen. Samenhuizen brengt een discussie over levensstijl naar voor: wat hebben we nodig om goed te wonen? Hebben we veel ruimte nodig, veel goederen, veel eigen tuin …? Kunnen we samenwonen en elkaar zo ondersteunen? Dat zijn vragen die de levensstijlen bevragen. Sociale huisvesting was niet onbekend met dergelijke vormen van samenhuizen. Zeker de meer socialistische experimenten kenden elementen van samenhuizen. Dat concept kan sociale huisvesting verrijken. Community Land Trust-initiatieven (CLT) vertrekken van twee ideeën: de grond waarop de woning staat blijft steeds eigendom van de gemeenschap en de huurder is tegelijkertijd ook een koper en een aandeelhouder van de CLT. CLT creëert hybride vormen van eigenaarschap. Ze zijn ook huurder: de huurprijs bevat een deel koop. Zo spaart de huurder een klein vermogen die zij of hij bij einde contract kan verzilveren. CLT zorgt voor een andere, volwassen relatie tussen huurder en verhuurder. CLT kan een inspiratie zijn voor sociale huisvesting. Sociaal verhuurkantoren (SVK) bestaan sinds de jaren 90. Ze onderverhuren vandaag een kleine 12 000 woningen die aan minimale kwaliteitseisen moeten voldoen. Tegen 2023 worden de SVK’s geïntegreerd in de sociale huisvestingsmaatschappijen. De integratie kan beide versterken, enkel en alleen indien de kenmerken van de SVK’s meegenomen worden in de nieuwe woonmaatschappijen. De nieuwe woonmaatschappijen kunnen zo nog meer investeren in het begeleiden en ondersteunen van hun huurders.9 Ook de private huurmarkt heeft nood aan vernieuwing. Hybride vormen van huur/koop kunnen de huurmarkt, en dus ook de koopmarkt, een ander elan geven. Geconventioneerd verhuren is een dergelijke vorm waarbij de verhuurder aan bepaalde groepen aan een bepaalde huurprijs verhuurt. Het is een private variant op het SVK-model. Ook dat model verandert de verhouding tussen de huurder en verhuurder, net zoals het CLT-model. Geconventioneerd verhuren past perfect in ons model van investeren in sociale huisvesting.

19


Al die en andere woonvormen zijn niet hét antwoord op de wooncrisis. Ze bieden wel een uitzicht op een vernieuwd antwoord dat een stevige basis kan vormen voor een nieuw woonmodel in Vlaanderen. Een woonmodel dat geen wooncrisis creëert, maar voorkomt. VAN WOONCRISIS NAAR WOONZEKERHEID De wooncrisis is een dagelijks gegeven voor meer dan 300 000 huishoudens. Het vertaalt zich in onze steden en gemeenten in een stijgend aantal dak- en thuislozen. Het vertaalt zich in wanhopige verhalen van gezinnen die in erbarmelijke situaties leven: in krotten, in garageboxen, in overbevolkte kamers … Het vertaalt zich ook in discriminatie op de private huurmarkt. Eén antwoord op de woonnood is er niet zomaar. Het vraagt meer dan een herverdeling. Het vraagt een prioritaire aanpak. Het is ook een maatschappelijke keuze voor een ander woonmodel. Een model dat kiest voor het bestrijden van ongelijkheid en armoede.

N

De contouren van dat model zijn helder: investeren in sociale zekerheid en waardig werk, investeren in versobering, investeren in collectieve(re) vormen van wonen, investeren in wijken, investeren in 100 000 sociale woningen op 10 jaar tijd gekoppeld aan een ruime renovatiecampagne. De 300 000 huishoudens verdienen dat.

1 ‘De lage middenklasse’, Minerva 2 Laure-lise Robben, Aaron Van den Heede, Wim Van Lancker. Idem, pag. 15 3 www.komafmetarmoede.be, zie onder meer publicaties: de armoedebarometers, de herkansingen 4 MO. Olivier De Schutter: ‘Armoede verminderen én de economie vergroenen kan alleen door ongelijkheid te bestrijden’. https://www.mo.be/podcast/olivier-de-schutter-armoede-verminderen-n-de-economie-vergroenen-kan-alleen-door 5 Kristof Heylen en Sien Winters. De verdeling van de subsidies op vlak van wonen in Vlaanderen. Juni 2012. Steunpunt Ruimte en Wonen. Pag. 87 6 Zie bijvoorbeeld https://nieuws.kuleuven.be/nl/2014/de-vlaamse-woonbonus--behouden-of-afschaffen 7 De Standaard. REEKS ZIENERS. ‘Als vrouwen meer carrière willen maken, moeten vooral hun mannen veranderen’ https://www.standaard.be/krant/publicatie/20200808/ds/dn/alg/optimized 8 Beperkt, omdat het besluit maar een kortstondig bestaan heeft gekend enerzijds, en anderzijds omdat er maar een beperkt aantal gebieden zijn afgebakend. 9 Sociaal.net: Michel Debruyne, Jos Geysels, ‘Fusie sociale woonverhuurders treft meest kwetsbare huurders’ 2 juli 2020. https://sociaal.net/opinie/fusie-sociale-woonverhuurders-treft-meest-kwetsbarehuurders/

20


KWETSBARE LEERLINGEN IN DE RODE ZONE Wouter Verschaeve – voorzitter sectoroverleg Aanloopfase & IBAL en coördinator Groep Intro vzw Ellen Goovaerts – voorzitter sectoroverleg NAFT en directeur Arktos vzw Jan Langeraert – Stafmedewerker, Groep Intro vzw Katleen De Rick – Stafmedewerker, Arktos vzw

B

egin maart 2020 trokken de centra voor deeltijds beroepsonderwijs aan de alarmbel: heel wat leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben zullen die binnenkort mogelijk niet meer krijgen. Door de recente introductie van het duaal leren en de geplande ‘inkanteling’ van het stelsel van leren en werken in dat systeem ontstaan er namelijk leemtes in het continuüm van ondersteuning op maat. Die ondersteuning was er tot nu toe wel, in het bijzonder voor de meest kwetsbare jongeren. De aanbieders van NAFT, Aanloopfase en IBAL delen die bezorgdheid1. We zien een grote groep jongeren, voornamelijk in het deeltijds onderwijs, maar ook in het buitengewoon secundair onderwijs (BUSO), die nog moeilijk te motiveren zijn voor het leren op school of op een werkplek. Als het onderwijs hun geen toereikend aanbod meer biedt, is hun recht op leren in gevaar. In dit artikel tonen we wat nodig is opdat elke jongere een goed traject krijgt, ook de meest kwetsbare, en waar nu leemtes dreigen te vallen. Welke consequenties hebben de veranderingen van 2019 in het onderwijslandschap?

21


TOT 2019: PERSOONLIJKE ONTWIKKELINGSTRAJECTEN, VOORTRAJECTEN, BRUGPROJECTEN EN TIME-OUT De school is voor zeer veel scholieren een plaats waar ze om diverse redenen graag zijn. Daar verwerven ze kennis en vaardigheden, ontwikkelen ze hun sociaal leven en ontplooien ze hun persoonlijkheid. Een klein deel van de leerlingen verliest door achterstand of persoonlijke problemen het perspectief om de schoolloopbaan succesvol af te ronden en haakt af. Het deeltijds onderwijs biedt al decennia een plek aan veel van die jongeren en is daardoor een alternatief voor de leerlingen die moeite hebben met het leren op de schoolbanken. Het telt circa 9 000 leerlingen. Het is de bedoeling dat ze er door de combinatie van leren en werken een kwalificatie kunnen behalen. Er is echter een grote groep die eigenlijk niet meer schoolbereid is. Vaak zijn het leerlingen die al een hobbelige schoolcarrière kenden in het voltijds onderwijs. Zij kiezen voor leren en werken voor de minder schoolse aanpak (wat niet betekent dat ze niet meer willen leren) en niet per se voor de combinatie van leren en werken. Dat maakt dat niet al die leerlingen bij instap willen werken (arbeidsbereid zijn) of in staat zijn om te werken (arbeidsrijp zijn). Door specifieke methodieken en trajecten (modulair aanbod, graadklassen en zelfs graadoverstijgende groepen, alternatieve trajecten voorbereiding op en begeleiding bij het werk …) slagen heel wat jongeren er via leren en werken in om hun schoolloopbaan tot een goed einde te brengen. Tot 2019 vormde de combinatie van leren en werken met een persoonlijk ontwikkelingstraject (POT) een alternatief voor de leerlingen die niet schoolbereid en niet arbeidsbereid waren. Dat was een traject waarin zowel methodisch (praktijklessen, ateliers, ervaringsleren …) als pedagogisch (positieve begeleidershouding, focus op groei, herstel …) tegemoetgekomen werd aan de noden van die kwetsbare groep. De nadruk op kwalificatie werd tijdelijk vervangen door nadruk op persoonlijke groei en competentie. Daarvoor werd ook de expertise vanuit andere sectoren (jeugdwerk, welzijn, vormingswerk …) ingeroepen. Daarnaast kon leren en werken gecombineerd worden met een voortraject: een goed alternatief voor de leerlingen die evenmin schoolbereid maar wel arbeidsbereid waren, zij het nog niet (voldoende) arbeidsrijp om te leren op de werkvloer. Met alternatieve leermethodes werd er gewerkt aan arbeids- en loopbaancompetenties. Het centrum voor leren

22


en werken (CLW) zorgde voor de algemene vorming en de vaktechnische competenties. Een andere mogelijkheid voor jongeren die wel arbeidsbereid waren maar nog essentiële componenten misten om te werken in het normaal economisch circuit (tempo, samenwerkingsvaardigheden …), waren er brugprojecten. Dankzij een tewerkstelling bij bijvoorbeeld vzw’s of openbare besturen werkten ze in een beschermde omgeving aan hun arbeidscompetenties. In het schooljaar 2018-2019 konden ongeveer 2 300 jongeren met die drie alternatieven in een onderwijstraject blijven2. Velen vervulden hun voltijds engagement zo lang ze leerplichtig waren en behaalden certificaten en/of getuigschriften, sommigen zelfs hun diploma. Tot slot was er ook nog de mogelijkheid van time-out: leerlingen die moeite hadden om te functioneren in een klas en op school kregen buiten de schoolcontext een training in sociale vaardigheden om daarna terug te keren naar hun klas of school. Die schoolexterne begeleiding kon ingezet worden voor alle jongeren, zowel uit het voltijds als uit het deeltijds onderwijs. SINDS SEPTEMBER 2019: NAFT, AANLOOPFASE EN IBAL De conceptnota’s van de Vlaamse Regering ‘Samen tegen schooluitval’ en ‘Duaal leren: Een volwaardige kwalificerende leerweg’ uit 2015 zetten heel wat in beweging. Het duaal leren werd ontwikkeld en de alternatieve trajecten werden herbekeken. In september 2019 werd het budget van de Vlaamse overheid voor POT en voortrajecten overgeheveld van onderwijs naar welzijn en gebruikt voor een nieuw aanbod, de Naadloos Flexibele Trajecten (NAFT). De middelen, oorspronkelijk voor de leerlingen uit het deeltijds onderwijs, werden beschikbaar gemaakt voor het volledige secundair onderwijs. Terwijl het aanbod vroeger van De focus verschoof naar preventie van schooldie aard was dat er voor elke uitval en het aanbod kon zowel voor leerlingen leerling een gepast traject geals voor de ondersteuning van de scholen ingevonden kon worden, is dat nu niet zet worden. NAFT biedt meer kansen en momeer het geval. gelijkheden dan de persoonlijke ontwikkelingstrajecten en voortrajecten. Een meer gevarieerd

23


aanbod om in te spelen op vragen en noden, meer flexibiliteit en de mogelijkheid om te kunnen werken met leerlingen, klassen, leerkrachten en school … maken de trajecten dynamischer en duurzamer. Toch zijn er enkele belangrijke kanttekeningen. Het preventief werken met leerlingen, leerkrachten en scholen beoogt effecten op langere termijn. Het streven naar positievere schoolomgevingen en meer succeservaringen van leerlingen in hun schoolcarrière zal leiden tot minder vroegtijdige afhakers wegens schoolmoeheid, maar het mag ons niet blind maken voor de groep jongeren die perspectief missen in de laatste jaren van hun leerplicht. Een tweede kanttekening is dat het financieringskader van NAFT, gericht op een flexibel en gevarieerd aanbod, op preventie en op een groot bereik, de meest complexe en tijdsintensieve begeleidingen onder druk gezet heeft. Ten derde heeft NAFT als kerndoelstelling gekwalificeerde uitstroom door (her)aansluiting bij een schools traject. Voor de kwetsbare jongeren in het secundair onderwijs is dat vaak te hoog gegrepen. Zoals eerder gezegd werkt het klassieke concept ‘school’ niet (meer) voor iedere leerling. Tot slot kan NAFT niet meer gelden als een invulling van het voltijds engagement, terwijl dat bij POT wel kon. In 2019 verdween ook het brugproject. In de plaats kwam de aanloopfase. De aanloopfase, die methodieken uit de voortrajecten en brugprojecten bundelt, is sterk gericht op arbeidsbereide maar nog niet arbeidsrijpe jongeren. De nadruk ligt op het wegwerken van drempels om te kunnen leren op een reguliere werkvloer. Terwijl de aanloopfase zeker een goede ondersteuning geeft aan arbeidsbereide jongeren in de component ‘werkplekleren’, biedt ze in mindere mate een oplossing voor jongeren die nog moeilijk te motiveren zijn voor de component ‘leren’. Voor de volledigheid vermelden we nog de intensieve begeleiding alternerend leren (IBAL), die er is voor jongeren in het duaal leren en het stelsel van leren en werken die arbeidsbereid en arbeidsrijp zijn, maar toch nog baat hebben bij extra coaching op de reguliere werkvloer (of zo nodig bij hun oriëntatie naar werk). LEEMTES IN HET AANBOD VOOR DE MEEST KWETSBARE DOELGROEP Los van de bedenkingen die hierboven gemaakt worden bij de nieuwe vormen van ondersteuning, is er nog een belangrijk probleem: in het huidige aanbod is een leemte ontstaan. Terwijl het aanbod vroeger van die

24


aard was dat er voor elke leerling een gepast traject gevonden kon worden (zij het met een capaciteitsprobleem), is dat nu niet meer het geval. De impact op de meest kwetsbare doelgroep – schoolmoe en weinig of niet arbeidsbereid - is het grootst. Dat illustreren we met twee figuren die het aanbod voor leerlingen verbinden met de schoolvaardigheid en arbeidsmotivatie van de leerlingen. De eerste figuur toont het hierboven beschreven aanbod dat bestond tot september 2019, met POT, voortrajecten, brugprojecten, en time-out. Figuur 1: Voorstelling van het landschap voor 2019 (bron: interne nota Groep INTRO vzw)

25


De overgrote meerderheid van de leerlingen uit het secundair onderwijs is schoolvaardig en vindt zijn plek in het voltijds onderwijs. Het klassiek voltijds onderwijs komt het meest tegemoet aan de leerbehoeftes van schoolvaardige leerlingen. Daarnaast speelt het tijdens de stageperiodes van technische en beroepsgerichte opleidingen ook in op arbeidsbereide jongeren. Voor leerlingen uit het secundair onderwijs, voltijds en deeltijds, die een moeilijke periode doormaakten, boden specifieke begeleidingstrajecten, met name time-out, een vangnet. De leerlingen konden naderhand opnieuw aansluiten in een schools traject. Voor heel wat leerlingen en hun schoolcontext zijn die programma’s een essentiële ondersteuning. Er was weliswaar een schaarste en onevenwichtige spreiding van de trajecten waardoor niet iedere leerling (tijdig) bereikt kon worden. Daarom namen lokale overheden en scholengemeenschappen soms zelf initiatief om het aanbod uit te breiden. Leren en werken was oorspronkelijk bedoeld voor de jongeren die minder gemotiveerd zijn om op een schoolse manier te leren maar wel gemotiveerd en klaar zijn om te werken. Maar door de mogelijkheid van specifieke trajecten ging het bereik van het systeem leren en werken veel verder en werden ook niet-arbeidsbereide jongeren en/of niet-arbeidsrijpe jongeren bereikt (de grijze driehoek). De CLW’s ontwikkelden de expertise om in samenwerking met partners, met name de aanbieders van POT, voortrajecten en brugprojecten, al die jongeren op te vangen. Leerlingen die niet langer een plaats vonden in het voltijds onderwijs werden om die reden dikwijls doorverwezen naar het laagdrempelige stelsel van leren en werken en behielden zo aansluiting met een onderwijstype dat perspectief bood op gebied van opleiding en tewerkstelling. De vernieuwing en herstructurering van het aanbod, begonnen in 2019 en nog niet afgerond, leidt door een aantal verschuivingen in het aanbod tot nadelige gevolgen. Zoals gezegd hebben de nieuwe trajecten NAFT en aanloopfase en IBAL gemeen dat ze niet enkel voor het stelsel van leren en werken bedoeld zijn, maar ook voor het voltijds onderwijs of het duaal leren. Voor de meest kwetsbare leerlingen uit leren en werken, schoolmoe en (nog)

26


Figuur 2: Voorstelling van het huidige aanbod

niet arbeidsbereid, is er geen exclusief en op hun maat gemaakt aanbod meer. Dat was vroeger met POT en voortrajecten wel het geval was. Een gestructureerd, duurzaam, laagdrempelig aanbod waar leerlingen terechtkunnen om aan hun leervragen te werken is niet langer overal haalbaar. Daardoor staan zij verder af van aansluiting bij de reguliere onderwijssystemen. Het gearceerde veld in de figuur duidt met andere woorden op een nog in te vullen niche in de begeleidingsopties voor die jongeren: een structureel langdurig (groeps)aanbod waar ze tijdens hun leerplicht terechtkunnen om een begeleid leertraject af te leggen

27


Ook de kans om nog een kwalificatie te behalen is kleiner dan vroeger, wat zal leiden tot meer ongekwalificeerde uitstroom.

dat inspeelt op hun vragen en talenten, met aandacht voor andere levensdomeinen dan school en werk. Daarna zouden ze mogelijk (opnieuw) aansluiting vinden met een kwalificatiegericht traject (een aanloopfase, duaal leren of voltijds onderwijs).

Het gebrek aan een gepast aanbod voor jongeren die schoolmoe zijn maar ook nog niet arbeidsrijp en aan een alternatief traject dat gelijkstaat met een voltijds engagement, leidt bovendien tot druk op de NAFT-trajecten en op de aanloopfase. Binnen NAFT worden jongeren aangemeld die niet meer schoolbereid zijn, terwijl NAFT gericht is op een terugkeer naar het schoolse systeem. In de aanloopfase worden jongeren aangemeld die niet arbeidsrijp zijn terwijl dat net een toegangsvoorwaarde is. Een laatste leemte is er bij de aanloopfase. Die biedt de doelgroep van leren en werken minder mogelijkheden tot werk en tot kwalificatie. Arbeidsbereidheid is bij de aanloopfase een belangrijke instapvoorwaarde, maar sommige leerlingen staan veel verder af van arbeidsdeelname dan andere. De leerlingen die er het verst van verwijderd zijn, zullen zelfs met een aanloopfase mogelijk niet de stap zetten naar de reguliere werkvloer. Ook de kans om nog een kwalificatie te behalen is kleiner dan vroeger, wat zal leiden tot meer ongekwalificeerde uitstroom. De slotsom is dat de meest kwetsbare groep en de groep waar het risico van ongekwalificeerd schoolverlaten groot is, in het nieuwe systeem sterk wordt getroffen. BELEIDSAANBEVELINGEN Lokale overheden, scholen, CLB’s en partners uit het jeugdwerk, welzijnswerk en het vormingswerk zoeken nu al samen naar oplossingen. Maar om tot een goede en structurele oplossing te komen, zijn beleidsmaatregelen nodig. Wij bevelen het volgende aan: • Organiseer voor de meest kwetsbare leerlingen een alternatief, duurzaam, laagdrempelig en structureel gefinancierd aanbod. Laat de tra-

28


jecten lang genoeg duren zodat op maat van deze leerlingen gewerkt kan worden. • Geef hen ook alternatieve laagdrempelige leeromgevingen op de kruispunten van werk & sociale economie, onderwijs, welzijn, vrije tijd en woon- en leefomgeving. • Verbreed de aanloopcomponent voor leerlingen die nog niet arbeidsbereid zijn, maar waar ze hun talenten in de breedte kunnen ontdekken. • Maak diverse vormen van kwalificatie mogelijk, zodat het risico van volledig ongekwalificeerd uitstromen beperkt blijft en latere aansluiting op bijvoorbeeld beroepsopleidingen van VDAB, tweedekansonderwijs of volwassenenonderwijs bevorderd wordt. • Zorg voor een intensieve tandemwerking tussen onderwijs en andere partners, zoals de NAFT-aanbieders, die expertise hebben in het begeleiden van kwetsbare groepen. • Spits dat aanbod toe op jongeren in de systemen van Leren en Werken en BUSO. Dat zijn veruit de meest kwetsbare leerlingen binnen ons onderwijssysteem.

1

Deze tekst wordt onderschreven door Abrusco, Aktractie , aPart, Argos, Arktos, Aura, Blink!, Cirkant, Elegast, Emino, GATAM – WERKVORM, Groep INTRO, JES, Job & Co Sint-Amandsberg, Job-art, Jongerenatelier Kortrijk, Koïnoor, Kringwinkel ‘t rad Brugge, LEJO, LOOA, Noord-Limburgs Open Atelier, Lommel, Noord-Limburgs Open Atelier Pelt, OCMW Aalst hoofdzetel, OCMW Ninove, Oranjehuis, Profo, Pros, ROJM, Ruyskensveld, Stad Eeklo, Stad Gent-Stadsdiensten AC Portus, Stad SintNiklaas, IN-Z, Welzijnshuis - OCMW Sint-Niklaas, Welzijnszorg Kempen, Werkervaringsbedrijven (WEB), Werkperspectief.

2

Cijfers van het Departement Onderwijs en Vorming voor het schooljaar 2018-2019

29

N


STERK SOCIAAL WERK IN DE 21STE EEUW: PLEIDOOI VOOR EEN STERKE IDENTITEIT Birgit Goris Docent sociaal werk Hogeschool UCLL, begeleider in de Ruimtevaart en voorzitter van het platform Sterk Sociaal Werk in Vlaams-Brabant

O

p 24 mei 2018 namen zo’n 900 sociaal werk professionals deel aan de Vlaamse Sociaal Werk Conferentie in Brussel. Op vraag van minister Jo Vandeurzen organiseerden de drie Masteropleidingen Sociaal Werk in Vlaanderen met Peter Raeymaeckers (UA), Rudy Roose (UG) en Koen Hermans (KU Leuven) de conferentie met als titel ‘Sterk Sociaal Werk’. Die conferentie wordt vaak benoemd als de eerste sociaal werk conferentie in ons land.

Iets meer dan 90 jaar geleden, op 14 en 15 december 1930 vond in Antwerpen al het eerste ‘Nationaal Kongres van Maatschappelijk Assistenten in België’ plaats. Doel van het groots opgezette congres was het promoten van een nieuw en nog ontluikend beroep. De eerste sociaal-werk-scholen ontstonden in de jaren 20, de eerste sociaal werkers studeerden af. Het congres blikte terug op de realisaties in die beginnende praktijken. Het doel? Meer studenten toe te leiden naar de opleiding. In de jaren 90 volgen nog 3 Welzijnscongressen, met een specifieke doelgroep of thema. Doel van die congressen was dan niet meer de terugblik en ook niet het promoten van het beroep. De blik was gericht op de toekomst.

30


Men wilde zich beter voorbereiden op de uitdagingen die de samenleving het sociaal werk voorschotelt. Uit de schoot van elk van die congressen ontstonden nieuwe samenwerkingsverbanden. In 2018 lag de focus van het sociaal werk congres ook op de toekomst, maar wordt er niet vertrokken vanuit een specifieke doelgroep of problematiek. De organisatoren richtten zich op het uitbouwen van een globale toekomstvisie voor alle sociaal werkers, gebaseerd op het mensenrechtenperspectief. De zoektocht naar de positie van de sociaal werker in een voortdurend veranderende samenleving is het uitgangspunt. Er wordt getracht sectoren en praktijken te verbinden. Praktijkwerkers werden van bij de start betrokken. Uit het eerste congres volgde een onderzoeksrapport en een actieplan ‘Sterk sociaal werk’. Mensenrechten en vijf krachtlijnen van sterk sociaal werk dienen als kompas voor de identiteit van het sociaal werk. Er ontstonden vervolgens een Vlaamse stuurgroep met regionale platforms. De wisselwerking tussen het regionale en Vlaamse niveau biedt kansen om theoretische kaders te verbinden aan sterke lokale sociaal werk praktijken. Op 5 mei 2022 dient de volgende Vlaamse Sociaal Werk Conferentie zich aan. De voorbereiding gebeurt opnieuw samen met het werkveld. In elke Vlaamse provincie en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zijn regionale platformen actief. Zij gaan in gesprek met inspirerende praktijken van sterk sociaal werk. Op Vlaams niveau ontstaan werkgroepen rond specifieke uitdagingen. Zij bundelen kaders, theorieën en methodieken. Het brengt een bijzondere dynamiek op gang waarbij kennis boven borrelt, sociale professionals en burgerinitiatieven elkaar leren kennen en nieuwe praktijken ontstaan als antwoord op reële noden. We geven inkijk in de werking van de Vlaamse stuurgroep en de regionale platformen, waarna we eindigen met de meerlagige identiteit van sociaal werk. EEN BIJZONDERE WISSELWERKING In Vlaanderen is een actieplan en een platform Sterk Sociaal Werk opgesteld met als doel het sociaal werk te versterken in het streven naar sociale rechtvaardigheid. Er wordt daarbij gefocust op de praktijk, het beleid, de sociaalwerk-opleidingen en de maatschappij in het geheel.

31


Vanuit de Vlaamse stuurgroep, met vertegenwoordigers uit koepels, Vlaams beleid, hogescholen en universiteiten zijn 6 regionale platformen (Vlaanderen en Brussels Hoofdstedelijk Gewest) in het leven geroepen. Doel van deze platformen is tweeledig. Enerzijds zullen de voorzitters van deze regionale platformen op zoek gaan naar inspirerende praktijken van sterk sociaal werk. Er kan ook gefocust worden op vernieuwende of creatieve manieren waarop sociaal werk de talrijke uitdagingen, zoals omgaan met superdiversiteit, samenwerking op de eerste lijn of het innemen van een politiserende rol aanpakt. Zo gaat het bijvoorbeeld over hoe een burgerinitiatief rond de opvang en begeleiding van asielzoekers effectief samenwerkt met een lokaal bestuur of OCMW. We ontdekken welke thema’s leven in welke regio. Zo is een context als Vilvoorde niet dezelfde als die van Diest of Gent. Door in gesprek te gaan met praktijkwerkers en hen te betrekken, worden handelingen en beweegredenen van sociaal werkers meer zichtbaar. Daarnaast werkt het regionale platform aan de versterking van de identiteit van de sociaal werker op het terrein. Met de krachtlijnen van sterk sociaal werk krijgt de praktijkwerker concrete taal aangeboden om het handelen te benoemen en te verdedigen bij het lokale beleid. Op de internationale dag van het sociaal werk, de ‘World Social Work Day’, elke derde dinsdag van maart, wordt het beroep uitgebreid in de kijker gezet. Daardoor creëren we in elke Vlaamse en Brusselse regio het gevoel dat sociaal werk een beroep is, met een specifieke en herkenbare identiteit. In de schoot van de Vlaamse stuurgroep ontstaan expertisegroepen rond specifieke thema’s, zoals de politiserende rol, superdiversiteit, hybridisering. Kennis wordt verzameld en gedeeld, via webinars, interviews, opinies of in de voorbereiding van een publicatie. Met die kennis gaan de regionale platformen op hun beurt onmiddellijk aan de slag met praktijkwerkers. De werking tussen Vlaams en regionaal platform is tweerichtingsverkeer. Door de ervaringen vanop het terrein kan het actieplan bijgestuurd worden. Er worden maximaal leerkansen gecreëerd door inspirerende praktijken te delen. Kennis wordt toegankelijk gemaakt voor elke sociale professional. Door de regionale platformen bij elkaar te brengen op Vlaams niveau, is ook over de regio’s heen kruisbestuiving mogelijk.

32


Vanuit de overtuiging dat levensdomeinen verbonden zijn, zijn ook beleidsdomeinen op elkaar aangewezen. Door de wisselwerking tussen Vlaams en regionaal platform kan er ook transversaal gewerkt worden. Daarbij gaat zowel lokaal als Vlaams bestuur mee het bad in. Sociaal werk is geen eiland in de samenleving. Door al die stemmen te beluisteren, door al die levens- en beleidsdomeinen te verbinden, tonen we aan hoe veelzijdig sociaal werk is. Samen wordt de volgende Sociaal Werk Conferentie van 2022 vormgegeven. Alleen zo kunnen we een krachtig signaal geven en een stap vooruit zetten in het aanpakken van de talrijke sociale uitdagingen van deze eeuw. Om toe te lichten waar sociaal werk vandaag voor staat, gaan we in op de mensenrechten en vijf krachtlijnen van sterk sociaal werk. Beide kaders kunnen we niet los van elkaar zien. SOCIAAL WERK ALS MENSENRECHTENBEROEP Sociaal werk is een mensenrechtenberoep. Dat blijkt uit de internationale definitie van sociaal werk (2014), waarin gesteld wordt dat mensenrechten als kompas dienen en er gestreefd wordt naar sociale rechtvaardigheid, menselijke waardigheid, respect voor diversiteit en het opnemen van collectieve verantwoordelijkheid. Mensenrechten als leidend principe is vanzelfsprekend in theorie. Het wordt door sociale professionals volledig erkend en gedragen. Toch is het niet evident om het consequent toe te passen in de dagelijkse praktijk en in het vormgeven van het sociaal beleid. Hoe hanteren we die principes in de heel erg verschillende contexten die het sociaal werk rijk is? Mensenrechten, of grondrechten, staan in tal van wetten en decreten ingeschreven. Gaande van de Belgische grondwet, tot de OCMW-wet (1976), maar ook in de missie en visie van heel wat organisaties in tal van sectoren. In de naoorlogse welvaartstaat is het herverdelend principe een klassiek voorbeeld van hoe collectieve verantwoordelijkheid dient om mensenrechten te garanderen en te beschermen. Op dit moment, met de verschuiving naar de actieve welvaartstaat, wordt het mensenrechtenverhaal een doorgedreven individueel verhaal waarbij het aan de burger zelf is om zich in te schakelen in de samenleving en op die manier de eigen rechten te doen gelden. Naast het responsabiliseren van de burger, zijn er nog tal van uitdagingen die het mensenrechtenkader in de samenleving bedreigen. Zo is er het koppelen van

33


voorwaarden aan kansen (op huisvesting, op werk, op inkomen), of het sanctioneren ervan indien het gedrag van de belanghebbende niet bevalt. Het zijn sluipende maar ernstige bedreigingen voor de gelijkwaardigheid en kansen van burgers in de samenleving. De voortschrijdende druk op de mensenrechten, vereisen van de sociaal werker op het terrein nieuwe posities. Naast het waarborgen van rechten, zal de sociaal werker, ongeacht in welke sector, verder moeten durven kijken dan de meest essentiële basisbehoeften. Daarvoor moet er uitdrukkelijk oog zijn voor een leefwereldperspectief. Door de context te begrijpen vanuit de ogen van de persoon zelf, kan de sociaal werker het wetgevende kader interpreteren en toepassen op maat van de burger. De sociaal werker zal dus, naast het toezien waarop men individueel recht heeft, ook die situaties aankaarten bij het beleid waar rechten collectief onder druk staan. Dat betekent dat hiaten in het sociaal beleid aangeduid en gesignaleerd moeten worden. Tenslotte zal ook elke sociaal werker zich mengen in het publieke debat over de structuur van de samenleving en de mate waarin elke burger een stem heeft in het vormgeven daarvan. VIJF KRACHTLIJNEN ALS HANDVAT Gezien de maatschappelijke context en actuele tendensen in het publiek debat, staat het sociaal werk voor een complexe opdracht in het realiseren en garanderen van mensenrechten. Onderzoek, uitgevoerd in het kader van de sociaal-werk-conferentie, geeft sociaal werkers daarvoor een handvat bestaande uit vijf krachtlijnen. Die krachtlijnen zijn het DNA van elke sociaal werker. Ze worden als onlosmakelijk verbonden beschouwd. Enkele van de krachtlijnen zijn hierboven al aan bod gekomen. Om op maat te werken, zal men de context van de betrokkenen moeten lezen en begrijpen. Daarvoor is nabijheid en laagdrempeligheid vereist. Vaak wordt verwezen naar de methodiek van vindplaatsgericht of outreachend werken. Mensenrechten die onder druk staan, zullen verdedigd worden. Dat kan in grote acties of in kleine, individuele, handelingen. Het gaat van het realiseren van rechten, tot het toekennen van de stem van de meest kwetsbaren in het publieke debat. Sociaal werkers spreken dan over politiserend werken.

34


Dat betekent dat er ook in eigen boezem gekeken wordt. Ook sociaal-werkorganisaties werpen immers drempels op in toegankelijkheid. Sociaal werkers houden soms zelf, onbedoeld, uitsluiting mee in stand. Die zelfkritische blik hoort bij het analyseren van sociaal werk vanuit een rechtenbenadering. Rechten zijn vaak onderling verbonden en spelen op verschillende levensdomeinen. Dat betekent dat we ons niet mogen beperken tot de eigen sector of de eigen inzichten over uitsluiting. Een sociaal werker zal bij voorkeur een netwerker zijn, met oog voor de krachten en beperkingen bij de persoon en diens context. Gezondheidsproblemen kunnen invloed hebben op inkomen, op werk, op relaties, op vrije tijd. Uit campagnes, zoals die van Welzijnszorg in 1998, onthouden we slogans als ‘Arm maakt ziek. Ziek maakt arm’. Het armoedeweb toont de verwevenheid tussen de verschillende levensdomeinen duidelijk aan. Net omwille van die verwevenheid zal de sociaal werker generalistisch en verbindend werken. Tenslotte werkt men in sociaal werk met einddoelen die met de betrokkenen zelf opgesteld worden, in een complexe en steeds veranderende omgeving. Onvoorziene omstandigheden zijn onvermijdelijk. In de proceslogica van het sociaal werk vereist dat een grote mate van flexibiliteit. De inbreng van ervaringsdeskundigen kan daarin niet onderschat worden. SOCIAAL WERK IN DE 21E EEUW Sociaal werk anno 2021 staat voortdurend onder druk. Tal van factoren spelen daarbij een rol. Zo zijn er verminderde subsidies, de aandrang om te fusioneren, een sluipende verschuiving van hulp- naar dienstverlening, tal van nieuwe spelers op het terrein uit commerciële hoek of vanuit sociaal ondernemerschap, complexere problematieken, verschuiving naar eigen-krachtmodellen met gevaar voor een ‘trek-uw-plan’-mentaliteit, de hang naar korte termijneffecten en het bijhorende fenomeen van ‘cherry picking’ … Ook Covid-19 maakt de breuklijnen in de samenleving pijnlijk duidelijk. Niet alleen tijdens de grootste gezondheidscrisis van de eeuw, ook hierna zal sociaal werk zich moeten bewijzen als mensenrechtenberoep. Door de ontwikkelingen in de samenleving en het sociaal beleid staan de krachtlijnen, die als het DNA van sterk sociaal werk beschouwd worden, mee

35


onder druk. Sociaal werkers bewegen zich voortdurend in tal van spanningsvelden. Zo is er de toenemende taaklast en werkdruk waardoor de tijd en ruimte ontbreekt om volgens de krachtlijnen van sterk sociaal werk te reageren op steeds complexere problematieken. Zo is het moeilijk om tijd te maken om nabij te zijn, wanneer impact louter gemeten wordt in kwantiteit en niet in de kwaliteit van de dienst- en hulpverlening. In een context van slinkende overheidsmiddelen, moeten ook sociaal werkers keuzes maken. Met bovendien de roep om de eigen kracht en die van het netwerk meer in te zetten, dreigen ook hier de minst sterke burgers opnieuw uit de boot te vallen. Vanuit hun politiserende opdracht kunnen sociaal werkers die uitdagingen aankaarten. Toch merken we ook hier dat sociaal werkers meer en meer uitvoerders van het beleid dreigen te worden, eerder dan autonome en creatieve bedenkers van nieuwe oplossingen voor uitdagende maatschappelijke problemen. Tenslotte zijn er ook maatschappelijke ontwikkelingen die de opdeling in sectoren en organisaties ruim overstijgen en die oproepen tot creatieve antwoorden. We hebben het over de superdiversiteit, de digitale kloof en duurzaamheid van mens en milieu. Geen van die uitdagingen zijn nieuw. Ze zijn meer dan gekend door elke sociaal werker. Ermee omgaan zal een integrale aanpak vereisen, waarbij we niet enkel kijken naar die organisaties die die uitdaging in hun kernopdracht hebben. Het vraagt om het verbinden van kennis en expertise vanop het terrein met kaders en theorieën. Het platform Sterk Sociaal Werk wil sociaal werkers op het terrein krachtiger maken om met die uitdagingen aan de slag te gaan. Vanuit de regionale platformen willen we de identiteit versterken en de samenwerking vergroten of waarborgen. Met de Vlaamse stuurgroep willen we kennis en expertise delen en zichtbaar maken. Inspirerende praktijken gidsen ons de 21e eeuw in, theorieën en methodieken ondersteunen de verhalen uit de praktijk. Het congres in 2022 is een logische volgende stap, en geen eindpunt. Het is niet het doel, maar het middel. Sociaal werkers zijn geen eiland, ze werken in verschillende contexten en samen met heel veel anderen. Alleen op die manier zijn de complexe uitdagingen van vandaag aan te pakken.

36


DOLCE FAR NIENTE? EEN HOOPVOLLE KIJK OP DE TOEKOMSTIGE PENSIOENHERVORMING Kristel Wijshof Delphine Schedin Stafmedewerkers pensioendienst OKRA

H

et jaar 2021 is niet enkel het jaar waarin we hoopvol uitkijken naar het coronavaccin en een terugkeer naar de normaliteit, maar ook een jaar waarin we vol verwachting uitkijken naar de lang aangekondigde grondige, structurele en hopelijk ook duurzame pensioenhervorming. Mevrouw Lalieux, minister van Pensioenen en Maatschappelijke Integratie, wil in nauw overleg met de sociale partners tegen september 2021 een grondige pensioenhervorming voorbereiden.

Tot op heden zijn er weliswaar nog weinig details bekend. In de beleidsnota werden enkele algemene principes geformuleerd, zoals een evaluatie van de vervangingsratio (verschil laatstverdiende loon en pensioen), de pensioenbonus, toegang tot het minimumpensioen en de solidariteit tussen de hoogste en laagste pensioenen. Hoewel begin januari 2021 de eerste, terechte en concrete stappen gezet werden naar een hoger minimumpensioen – 1500 euro lijkt plots niet langer een fata morgana – en een hogere inkomensgarantie voor ouderen (IGO), is dat ruim onvoldoende om over een coherente, solide en toekomstgerichte pensioenaanpak te spreken. De financiering en betaalbaarheid van de maatregelen zijn evenmin volledig uitgeklaard. Het ontwikkelen van een duurzaam pensioenbeleid moet verbetering en zekerheid creëren voor de gepensioneerden van vandaag, alsook voor de toekomstige

37


gepensioneerden. Terecht hopen we allen op een welverdiende, onbezorgde oude dag, waar zalig nietsdoen kan. Het vertrouwen in een toekomstgericht en betaalbaar sociaal contract verhogen, met garanties en perspectief voor alle generaties, moet de centrale doelstelling zijn van de hervorming. (SCHULDIG) VERZUIM? NOOD AAN EEN DUURZAME PENSIOENHERVORMING Het huidig pensioensysteem is niet aangepast aan de hedendaagse noden en behoeften. Kijken we bijvoorbeeld naar de doelmatigheid, dan zien we dat het onvoldoende beschermt tegen armoede. Het armoederisico voor Belgische 65-plussers is hoger dan bij andere leeftijdsgroepen. Volgens Eurostat had in 2019 15,5% van de gepensioneerden een verhoogd armoederisico.1 In 2021 bevinden het minimumpensioen voor alleenstaanden en de IGO zich nog steeds onder de armoedegrens. De Belgische pensioenen behoren tot de laagste pensioenen in Europa. De lage bruto- en nettovervangingsratio wijst op een inadequaat pensioensysteem. Ook voor wat betreft het aanvullend pensioen (AVP) is er sprake van grote ongelijkheid. Zo wordt maar liefst 20% van het AVP uitgekeerd aan 1% van de gerechtigden (Rekenhof, 2020). 28% van de actieve beroepsbevolking beschikt zelfs niet over een AVP. Beide pijlers slagen er dan ook onvoldoende de hoofddoelstelling van een pensioensysteem, namelijk een waardige levensstandaard bij pensionering te garanderen. Het huidig pensioensysteem stemt daarenboven niet overeen met de kenmerken en noden van de hedendaagse samenleving. Het is gebaseerd op het mannelijk kostwinnersmodel en duurzame huwelijksverbanden. Zo kunnen wettelijk samenwonenden geen gezinspensioen, overlevingspensioen, overgangsuitkering, echtscheidingspensioen, enzovoort genieten. Zij genieten dus geen enkele bescherming binnen het wettelijk pensioenstelsel in tegenstelling tot gehuwden. Het huidig model is ook niet solidair binnen het gezinsverband. Zo zijn er opmerkelijke verschillen tussen mannen en vrouwen. België heeft een genderpensioenkloof (31.9%) die hoger ligt dan gemiddeld in Europa (29%). Dat impliceert dat Belgische vrouwen gemiddeld 31.9% minder pensioen ontvangen dan mannen! De gemiddelde loopbaanlengte, met inbegrip van de gelijkgestelde periodes ligt met ongeveer 36 en half jaar beduidend lager voor vrouwen dan voor mannen (42 jaar). De verklaring moet niet ver gezocht worden: doorgaans zijn het nog steeds vrouwen die zorgtaken op-

38


nemen binnen het gezin. Een pensioenhervorming moet die incongruenties rechtzetten en daar binnen familiair en maatschappelijk verband correcties voor voorzien. Tot slot ontbreekt er een solide financieringsbasis voor ons huidig pensioensysteem. Het pensioensysteem is weinig transparant, coherent en ontbreekt een sterk vertrouwen bij verschillende generaties. De Studiecommissie voor Vergrijzing2 berekende dat de sociale uitgaven stijgen van 24,8% van het bbp (2019) naar 29,8% van het bbp in 2040. Het ontbreken van een degelijke financiering ondermijnt het vertrouwen van jongere generaties in het repartitiestelsel. Zo maakt volgens onderzoek van NN 64% van de Belgen zich zorgen over hun financiële situatie na pensionering.3 Die kritische houding kunnen we hen niet kwalijk nemen, aangezien het pensioenbeleid van de afgelopen legislaturen gelijkenissen vertoonde met pleisters op een houten been. Het rapport van de commissie pensioenhervorming 2020-2040, waaronder het puntensysteem, bood nochtans een aantal concrete principes en handvaten, een sociaal contract, waarop verder kan gebouwd worden met de nodige kritische noten. De afgelopen jaren vormden een gemiste kans om het vertrouwen van alle generaties in het pensioensysteem te herstellen. MEER PERSPECTIEF: VERSTERK HET WETTELIJK PENSIOEN De focus van de pensioenhervorming moet vooral liggen op de verdere versterking van de eerste pensioenpijler. Minimumuitkeringen moeten voldoende hoog zijn om mensen tegen armoede te beschermen. Een gewaarborgd minimumpensioen van 1500 euro netto tegen 2024 is geen overbodige luxe. Toch moet er voldoende aandacht zijn voor de voorwaarden die gekoppeld worden aan het minimumpensioen. Zoals eerder aangehaald is de gemiddelde loopbaan voor vrouwen vijf jaar korter. Heel wat mensen gaan geen recht hebben op de 1500 euro netto, aangezien dat bedrag enkel wordt uitgekeerd aan mensen met een loopbaan van 45 jaar. Een inhoudelijk debat over niet-gelijkgestelde en gelijkgestelde periodes, zeker wanneer dat gekoppeld is aan loopbaanvoorwaarden om een recht te openen, dringt zich op. Sinds 1 september 2020 is het bijvoorbeeld mogelijk om één maand voltijds mantelzorgverlof op te nemen. Die periode is gelijkgesteld voor het pensioen indien de persoon een RVA-uitkering ontvangt. Omdat vrouwen vaker zorgtaken opnemen, moeten dergelijke verlofstelsels worden uitgebreid.

39


Het federaal regeerakkoord streeft tegen 2030 een werkzaamheidsgraad van 80% na. Hoewel dat doel zeker een positief effect op de pensioenfinanciering kan hebben, is ook de operationalisering van die doelstelling cruciaal. Zo is het niet aangeraden om de wettelijke pensioenleeftijd (67 jaar in 2030) te verhogen of te koppelen aan de levensverwachting. Hoewel de levensverwachting stijgt, moet er ook rekening gehouden worden met de gezonde levensverwachting. In 2018 had een 65-jarige man gemiddeld 10,8 gezonde levensjaren, een vrouw gemiddeld 11,4. Een verhoging van het aantal loopbaanjaren (45) voor een volledige loopbaan is ook niet aan de orde. Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen periodes van vrijwillige en onvrijwillige inactiviteit. Mensen die vrijwillig inactief zijn, moeten maximaal gestimuleerd en omkaderd worden om aan het werk te gaan. In elke levensfase zijn er echter periodes van onvrijwillige inactiviteit die goed moeten worden ondersteund. Denk maar aan tijdskrediet, loopbaanonderbreking, mantelzorgverlof … Maar ook nieuwe verloven moeten worden overwogen. Denk daarbij aan vrijwilligersverlof. Mensen die zich een namiddag per week willen engageren voor de maatschappij moeten daarin ook ondersteund worden. Naast de pensioenbonus en het deeltijds pensioen zullen er creatieve oplossingen nodig zijn om de actieve beroepsloopbaan te verhogen. Solidariteit en verzekering blijven kernwaarden van het pensioensysteem. Solidariteit verwijst voornamelijk naar adequate minimumregelingen. Verzekering is noodzakelijk om mensen het gevoel te geven dat het pensioenbedrag overeenstemt met de betaalde sociale bijdragen. Daarom is de aangekondigde verhoging van het loonplafond noodzakelijk om een voldoende spanningsveld te creëren tussen minimum- en maximumpensioenen. De hoogte van het loonplafond moet minstens evenredig verhogen met stijging het minimumpensioen. Personen die tijdens de actieve beroepsloopbaan hoge sociale bijdragen hebben betaald, mogen daarvoor in ruil ook een hoog pensioen ontvangen. Indien van dat principe wordt afgeweken, komt het verzekeringsprincipe van de sociale zekerheid onder druk te staan en zal dat nadelig zijn voor de legitimiteit van het stelsel. Heel wat gepensioneerden ontvangen een pensioen dat zich tussen het minimum- en maximumpensioen situeert. Het verhogen van de nettovervangingsratio, de verhouding tussen het eerst uitbetaalde rustpensioen en het laatst

40


verdiende nettoloon, is essentieel om een goede levensstandaard na pensionering te bekomen. Een persoon die in 1956 is geboren, ontvangt een gemiddeld wettelijk rustpensioen van 54,1% van het laatste brutoloon.5 Een hoger vervangingsratio wordt bekomen door de pensioenberekening te wijzigen. Werknemers ontvangen 60% (alleenstaande) of 75% (gezin) van het totaal geherwaardeerd loon over een loopbaan van 45 jaar. De referentiewedde van ambtenaren wordt berekend door de gemiddelde wedde te bepalen van de laatste 10 jaar. De loopbaanbreuk voor ambtenaren is standaard een zestigste. Al zijn daarop veel uitzonderingen. Ambtenaren bekomen door die berekening gemiddeld een hogere vervangingsratio en hoger rustpensioen dan werknemers en zelfstandigen. Aangezien de koppeling tussen loon en anciënniteit soms ter discussie staat en oudere werknemers meer aangemoedigd worden om zich te herscholen en een andere jobinhoud uit te oefenen, lijkt het ons niet opportuun om het rustpensioen te laten bepalen door de laatste 10 loopbaanjaren. Wel lijkt ons een pensioenberekening van 75% van de 25 beste loopbaanjaren een middenweg die ook de vervangingsratio positief zal beïnvloeden. Natuurlijk moeten hier ook bepaalde loopbaanvoorwaarden aan worden gekoppeld. Dit kan eventueel worden gelijkgesteld met de loopbaanvoorwaarde van het minimumpensioen of hoe langer de loopbaan hoe hoger het percentage voor de pensioenberekening. Een verhoging van de vervangingsratio is absoluut noodzakelijk om het vertrouwen in het pensioensysteem te herstellen. HARMONISEER DE VERSCHILLENDE PENSIOENSTELSELS De afgelopen jaren zijn verschillende stappen ondernomen om de verschillende pensioenstelsels (werknemers, zelfstandigen en ambtenaren) op elkaar af te stemmen. Een concreet voorbeeld is de diplomabonificatie, je koopt een studiejaar af om dat als loopbaanjaar voor het pensioen te laten meetellen. Tot 30 november 2017 telden studieperiodes gratis mee voor de berekening van het ambtenarenpensioen. Vanaf dat moment konden werknemers en ambtenaren hun studieperiodes afkopen aan eenzelfde bedrag. De pensioenstelsels en hun voordelen zijn historisch gegroeid. Die moeten dan ook gerespecteerd worden. Toch is het noodzakelijk bij de pensioenhervorming een kritische blik op de verschillen te werpen, een aantal van hen zijn achterhaald. We denken daarbij aan een verschillende pensioenberekening of een verschil in de berekening van het aantal loopbaanjaren. Zo moe-

41


ten de voordelige tantièmes (loopbaanbreuken) van bepaalde categorieën ambtenaren worden opgenomen in het breder debat over zware beroepen en zware functies, los van het stelsel. MODERNISEER PENSIOENRECHTEN Het pensioenbeleid is niet meer aangepast aan de verwachtingen van de huidige samenleving. Een pensioenbeleid moderniseren kan gebeuren door de uitbreiding van de gezinsdimensie of het individualiseren van pensioenrechten. Beide opties hebben voor- en nadelen. Kiezen voor de uitbreiding van de gezinsdimensie begint bij het uitbreiden van de afgeleide rechten voor wettelijke samenwonenden. Toch biedt dat geen antwoord op recentere samenlevingsvormen zoals kangoeroewonen of cohousing en strookt het niet met het groter aandeel alleenstaanden in de samenleving. Ook om komaf te kunnen maken met het klassieke mannelijke kostwinnersmodel, wat geleidelijk verdwijnt, zijn we ervan overtuigd dat kiezen voor de opbouw van individuele pensioenrechten een bewandelbare piste is. Die keuze is enkel te rechtvaardigen als de minimumregelingen voldoende hoog zijn en een degelijk vangnet bieden. Ook moet er een degelijk beleid zijn voor onvrijwillige inactiviteitsperiodes. Het kiezen voor individuele pensioenrechten mag niet ten nadele zijn van vrouwen. Het vraagt ook een actieve bestrijding van loondiscriminatie op basis van gender. Om incorrectheden te kunnen rechtzetten is een voldoende lange overgangsperiode nodig om over te schakelen naar geïndividualiseerde rechten. AUTOMATISCHE TOEKENNING VAN DE WELVAARTSENVELOPPE Gepensioneerden mogen niet aan welvaart inboeten tegenover de actieve bevolking. De welvaartsaanpassing is een structureel mechanisme dat sinds het generatiepact van eind 2005 wordt toegekend. Het zorgt ervoor dat sociale uitkeringen evolueren met de stijgende welvaart. De verhoging van de sociale uitkering gebeurt bovenop de indexering. Een hervorming van de welvaartsenveloppe is essentieel voor een verbeterd pensioen van de huidige gepensioneerden. Wanneer de welvaartsenveloppe berekend is, moet die volledig toegekend worden en over de verschillende sociale uitkeringen verdeeld worden. Hoewel we voorstander zijn van een automatische toekenning van de welvaartsenveloppe moet er binnen het sociale overleg vrijheid zijn om die in te zetten.

42


VERSTERK HET PENSIOENCONTRACT Van jong tot oud, iedereen zou het wettelijk pensioensysteem moeten kunnen vertrouwen. Dat kan door opgebouwde rechten te respecteren, maar ook door een toekomstgericht pensioenbeleid te creëren met zekerheid en perspectief. Jongeren moeten bij het begin van hun carrière weten waarvoor ze sociale bijdragen betalen. Duidelijkheid, zekerheid, eenvoud en eerlijke verdeling waarbij de sterkste schouders de grootste lasten dragen zijn noodzakelijke voorwaarden. Toch moeten jongeren ook de zekerheid hebben dat als zij op pensioen zullen gaan, dat op een aanvaardbare leeftijd kan en een degelijk pensioenbedrag zullen ontvangen. Het ontbreken van die duidelijke toekomstvisie zorgt voor wantrouwen. Een concreet voorbeeld is het afkopen van studiejaren op jonge leeftijd. Hoewel dat voor jonge mensen interessant is omwille van een voordelig tarief, doen weinig jongeren er beroep op. Je weet namelijk niet of de investering die je vandaag doet, op latere leeftijd nog zal renderen. Bij een duidelijke toekomstvisie hoort ook transparante communicatie. Communicatie en een publiek debat over pensioenwijzingen moet grondig, eenvoudig en transparant zijn. VOORBIJ DE STILSTAND Een pensioenhervorming vraagt tijd en overleg met verschillende actoren: sociale partners, experten, politiek afgevaardigden en burgers. Een nieuw pensioenbeleid moet maatschappelijk gedragen worden, het vertrouwen versterken en zekerheid bieden. Het sociaal contract tussen de verschillende generaties moet afgestoft worden, vernieuwd en versterkt. Dat kan enkel door een voldoende lange overgangsperiode te voorzien. Mensen die daags voor het pensioen staan, moeten ook de zekerheid hebben. Dolce far niente, nietsdoen is alvast geen optie meer. OKRA pleit voluit voor een versterkte en doelmatige wettelijke pensioenpijler. 1. Eurostat (2019). Quality report Belgian SILC 2019. 2. HOGE RAAD VAN FINANCIËN, Studiecommissie voor de Vergrijzing (2020). Vooruitzichten 20192070: een uitgesproken toename van de sociale uitgaven tot 2040 maar een daling van het armoederisico bij gepensioneerden. Brussel. 3. NN (2019). Persdossier Nationaal Pensioenonderzoek 2019. Brussel. 4. Rekenhof (2020). Aanvullende pensioenen. Doeltreffendheid van het overheidsbeleid inzake sociale en fiscale stimulansen. Brussel. 5. Schroders (2018). Global Investor Study.

43

B


De lezenaar Jos Geysels

VOETBAL IN OFFSIDE ‘Munten zijn punten’ (Dr. Martin van Tuijl, universiteit Tilburg) Topvoetbal heeft met geld te maken, met heel veel geld. Niet verwonderlijk dat topclubs als Manchester United, Juventus en Real Madrid in april een akkoord sloten om een Europese Super League te organiseren naast of in plaats van de door de UEFA georganiseerde Champions League. Een afgesloten competitie ‘voor de allerrijksten’ die nog meer sponsors, meer tv-gelden en een nog grotere (kijkers)markt moet opleveren. De premiers van Groot-Brittannië en Frankrijk reageerden furieus. De exverdediger van Manchester United, Gary Neville, noemde de operatie een uiting van ‘pure hebzucht’. Vele fans van de betrokken clubs spraken van een schande voor het voetbal. Dezelfde verontwaardiging bij voetbalcommentator Filip Joos voor wie deze operatie ‘het voetbalequivalent is van de grote winkelassen in de grote steden, waar overal ter wereld dezelfde spelers de grote economische wedloop gewonnen hebben. Dat is de Super League: een shopping mall waar Zara tegen McDonald’s voetbalt.’ (DS, 20 april 2020)

44

Twee dagen na de bekendmaking trokken de Engelse clubs zich terug waardoor Andrea Agnelli, de voorzitter van Juventus Turijn en medeaanstoker, het ganse initiatief moest afblazen. Of de Super League nu definitief begraven is, lijkt een voorbarige conclusie. Want onder andere voorzitter van Real Madrid, Florentino Perez, blijft de Super League verdedigen met een beschuldigende vinger naar hen ‘die geen flauw benul hebben van wat er gaande is in het voetbal’. Wordt dus vervolgd. En ‘follow the money’ blijft de boodschap. De Belgische topclubs waren niet betrokken bij dit initiatief. Daarvoor zijn ze te klein. Maar ook hier hebben (rijke) ondernemers zich ingekocht in het voetbal. Een van hen is Roland Duchâtelet, 29ste op de lijst van rijkste Belgen. Hij werd eerst voorzitter van Sint Truiden, daarna van Standard en is nu in het buitenlandse voetbal actief. Paul Gheysens (32ste op de lijst), eigenaar van Ghelamco, is voorzitter


van Antwerp en Marc Coucke (27ste), voorheen voorzitter van Oostende, is nu hoofdaandeelhouder van Anderlecht. En niet te vergeten, de immer ambiteuze ondernemer en Uplace-promotor Bart Verhaeghe (59ste). Hij kondigde in februari aan dat hij met Club Brugge naar de beurs zou trekken. Voor de aandeelhouders rond de voorzitter Bart Verhaeghe – met onder meer de andere bestuurders Vincent Mannaert, Jan Boone en Peter Vanhecke – zou die ‘cashoperatie’ tussen de 80 miljoen (Apache) en de 100 miljoen (De Standaard) opleveren. Geen slechte deal, want Verhaeghe kocht in 2012 de aandelen van de vzw Brugge voor 15 miljoen. Maar er is meer. En het gaat weer over geld. In 2007 werd de Club Brugge Foundation opgericht, een aparte non-profitorganisatie met ‘als belangeloos doel, het vervullen van het maatschappelijk verantwoord ondernemerschap (MVO) van de professionele voetbalorganisatie Club Brugge. Het legt hierbij een extra focus op de kwetsbare groepen binnen de samenleving en meer specifiek binnen de regio’s

waaruit de achterban van Club Brugge afkomstig is’ (https://www. clubbrugge.be/nl/foundation). En, zo lezen we verder op de site: ‘Deze foundation is het Hart van Blauw+zwart’ met haar ‘kernwaarden: Hulpvaardig, Ambitieus, Respectvol en Teamwork.’ Volgens het Staatsblad van 8 december 2020 is Bart Verhaeghe voorzitter van deze Foundation die één jaar geleden 6,14 procent van de aandelen die het had in de NV Club Brugge, waarvan Bart Verhaeghe voorzitter is, voor 923 041 euro verkocht aan een investeringsvennootschap van … Bart Verhaeghe. Volgens het Nieuwsblad (4 maart 2021) zouden die aandelen bij de beursgang 24,56 miljoen euro kunnen opleveren. Niet iedereen heeft dezelfde definitie van een ‘belangeloos doel’. Ondertussen is de beursgang uitgesteld. Wordt dus vervolgd! En ook hier geldt: ‘follow the money.’ Wie wel zeker is van zijn toekomst is Kevin De Bruyne, fantastische voetballer en een van de smaakmakers in de Engelse competitie. Hij sloot onlangs een nieuw contract (tot 2025) met zijn club Manchester City. Dat levert hem tot

45


2015 ongeveer 100 miljoen bruto op, premies en andere inkomsten niet meegerekend. Volgens insiders (DS, 9 april 2021) zou De Bruyne tussen 450 000 en 500 000 euro gaan verdienen. Niet per jaar, maar per week. ‘Iets meer’ dan zijn oude contract van 2018 voorzag. Toen was het ‘slechts’ 360 000 euro. Uiteraard gaf de ondertekening van het contract aanleiding tot commentaren en lezersbrieven in de kranten. Van veel maatschappelijke-politieke commotie over deze super deal was echter weinig te merken. Van grote debatten in tvpraatprogramma’s evenmin. Veeleer was er bewondering voor De Bruyne omdat hij zelf, zonder de bemiddeling van een makelaar, de onderhandelingen met zijn club had gevoerd. ‘Ik kan perfect begrijpen dat mensen zich verontwaardigd voelen’, antwoordde Kevin De Bruyne. ‘Anderzijds weten de mensen ondertussen in wat voor ‘big business’ ik meedraai. Het feit dat spelers zo veel geld krijgen, wil zeggen dat errond nog meer centen worden gegenereerd. Ik doe uiteindelijk gewoon mijn job. Ik verdien veel geld, maar in mijn leven zal er weinig verande-

46

ren.’ En benadrukt hij, ‘ik blijf een kleine jongen die gewoon wil voetballen.’ (VRT-site, 21 april 2021) Het is wellicht juist dat zijn nieuw ‘leefloon’ weinig aan zijn dagelijks leven zal veranderen. En Kevin De Bruyne is inderdaad niet iemand die naast zijn voetbalschoenen loopt. Een kleine jongen kunnen we hem toch moeilijk noemen. Door zijn aangroeiend vermogen zal hij een serieuze sprong maken in de lijst van de rijkste Belgen. Nu staat hij maar op plaats 455. Toon Vandevelde, professor-emeritus economie en ethiek (KUL) sprak wel klare taal. ‘Ik heb er geen enkel probleem mee’, zei hij, ‘dat mensen goed verdienen, of dat ze hun marktmacht uitspelen. Maar je kan die hoge lonen niet verdedigen wanneer diezelfde mensen tegelijk ook allerlei privileges genieten. Hoeveel van die sporters wonen bijvoorbeeld in Monaco? Er is geen enkele reden te bedenken waarom bepaalde inkomensklassen minder belastingen moeten betalen dan anderen. Noch ethisch, noch rationeel kan je hier een verantwoording voor vinden. En het meest raadselachtige is inderdaad de vraag die u stelt: waarom accepteren mensen dit?’


Inderdaad, waarom? Het gemiddeld jaarloon in de Jupiler Pro League bedraagt 430 352 euro, een stijging van 35 procent in één jaar (DS, 21 april 2020). Dat is heel wat meer dan de 0,4% die de werkgevers de werknemers de volgende jaren willen gunnen in het kader van de interprofessionele onderhandelingen. Ik hou, zoals velen, van voetbal, zeker van mooi voetbal. En, zoals vele Belgen, hoop ik dat de Rode Duivels met een Kevin De Bruyne het EK binnenkort zullen winnen. Maar daarom hoeven we maatschappelijke spelregels als rechtvaardigheid en een eerlijke fiscaliteit toch niet onder de grasmat te schuiven? Als belastingbetalers zijn wij de voornaamste sponsors van het voetbal. De clubs en spelers in de Jupiler

Pro League krijgen immers van de Belgische Staat elk jaar 200 miljoen euro, in de vorm van fiscale voordelen en verminderde socialezekerheidsbijdragen. Misschien daarom is het misschien een goed idee om de supporters de voetbalclubs mee te laten besturen. Zoals in Duitsland waar ze 51% van de ‘aandelen’ hebben en waar geen enkele ploeg meedeed aan die Super League. Gelukkig werden er wel vragen gesteld in het parlement en kondigde de minister van Financiën aan dat er, zoals hert regeerakkoord voorziet, een diepgaande hervorming van het fiscale en parafiscale stelsel van het voetbal. Ook dat wordt hopelijk vervolgd.

CELLEN EN DELEN ‘Academische instellingen hebben de neiging om de staldeur pas te sluiten als het paard al is ontsnapt.’ (Nobelprijswinnaar Paul Nurse) Op de middelbare school hield ik niet van biologie. Het ontleden van een kikker of de enthousiaste uitleg van de leraar over cellen en celdeling konden mij weinig boeien. Te-

meer daar de, voor mij wel interessante, lessen over de menselijke voortplanting werden uitbesteed aan de leraar van godsdienst. Uiteraard om alle misverstanden te vermijden.

47


De belangrijke rol van de wetenschap in de aanpak van de coronacrisis hebben mij het afgelopen jaar doen beseffen hoe belangrijk de (natuurweten) schappen zijn voor de samenleving. Niet dat de wetenschap de wereld moet besturen of het maatschappelijkpolitiek debat overbodig maakt. Liefst niet! Zeker op een moment dat de snelheid waarmee bepaalde wetenschappen, zoals de biologie, ontwikkelingen in gang zetten waarover we ons best een grondig buigen. Denk maar aan de gentechnologie en de invloed op ons dagelijks leven. Mede daarom ben ik aan een inhaalmaneuver begonnen om mijn basiskennis terzake wat bij te spijkeren. Zo ontdekte ik onlangs Wat is leven? De vijf basisbegrippen van de biologie van Paul Nurse. In 2001 won hij een gedeelde Nobelprijs voor Fysiologie of Geneeskunde voor de ontdekking van cruciale schakels in de celcylus. Nu is hij onder andere wetenschappelijk hoofdadviseur van de Europese Commissie. Voor hem moet de we-

48

tenschapper ‘gedreven zijn door nieuwsgierigheid naar hoe de wereld in elkaar zit. Een gezonde dosis scepsis is ook belangrijk: wees kritisch over alles, ook jezelf en je eigen ideeën.’ (Campuskrant KUL, 2018-2019, nr.10) In goed opgebouwde hoofdstukken, als traptreden, legt hij de vijf grote ideeën uit van de biologie: ‘de cel’, ‘het gen’, ‘de evolutie door middel van natuurlijke selectie’, ‘de chemie van het leven’ en ‘leven als informatie’. Nurse legt kernbegrippen uit waarover we dikwijls lezen (DNA, genen) maar soms weinig begrijpen, geeft informatie over nieuwe ontdekkingen en maakt komaf met fabels, zoals het creationisme. Zijn analyses worden vergezeld met anekdotes uit zijn eigen onderzoek en hij deelt met de lezer ‘zijn opwinding van de wetenschappelijke ontdekking’ en ‘zijn ervaring van diepe tevredenheid die het gevolg is van een groeiend inzicht in de natuurlijke wereld’. Nurse wijst erop dat de ‘biologische wetenschap in toenemende mate leidend zal zijn bij het maken van keuzes over hoe mensen worden geboren, gevoed en tegen pandemieën beschermd en hoe ze worden genezen’. Juist daarom moeten die keuzes volgens hem


onderwerp zijn van maatschappelijk debat en democratische besluitvorming. Als we geen ‘strikte regels volgen omtrent de toepassing van genetische informatie, dan zou dat ertoe leiden dat sommige mensen onverzekerbaar worden geacht en hun toegang tot zorg wordt ontzegd’. De gevaren loeren dus om de hoek, denk aan onze privacy, denk aan zoiets als ‘de manipulatie van menselijke embryo’s en cellen’ voor ‘cosmetische doeleinden’ of ‘het scheppen van baby’s met een verhoogde intelligentie’. Ondanks die massa aan informatie benadrukt hij dat ‘we data verzamelen als postzegels, maar ons te weinig afvragen af wat die postzegelcollectie eigenlijk betekent. Terwijl

we verdrinken in data, dorsten we naar kennis’’. (Interview in Filosofie-Magazine, febr. 2021) Daarom hebben de natuurwetenschappen ook de inzichten van de geesteswetenschappen en de filosofie nodig en is een breed perspectief essentieel. Dat ‘biedt een veel rijker beeld van de levende wereld’, zoals de analyses van de klimaatopwarming ons hebben aangetoond. In het slothoofdstuk verwijst Nurse uitdrukkelijk naar de ideeën van Alexander von Humboldt, de vroegnegentiende-eeuwse ontdekkingsreiziger en natuuronderzoeker die ‘betoogde dat al het leven verbonden is door een groots, holistisch web van onderlinge betrekkingen’.

DE DELEN EN HET GEHEEL ‘Wat onze ziel raakt, kan niet gemeten worden’ (Alexander von Humboldt ,1769-1859) In Zuid-Amerika en vooral in Duitsland is de naam ‘von Humboldt’ een begrip. Denk aan de Humboldtuniversiteit in Berlijn en het daar onlangs geopende prestigieuze Humboldt Forum. In andere delen van de wereld is die weerklank veel minder.

Wilhelm en Alexander von Humboldt waren zonen van Pruisische aristocraten. Wilhelm zoekt zijn weg doorheen het ambtenaren- en diplo­ matenapparaat en verrichtte baan­­ brekend werk, onder andere als minister van onderwijs, met zijn liberaal-humanistisch pleidooi voor

49


‘Bildung’. Zijn jongere broer Alexander wil zich uit het Pruisische korset worstelen. Hij trekt naar Zuid-Amerika en verzamelt daar gedurende vijf jaar een massa aan informatie en waarnemingen over de natuur. Met die kennis ontwikkelt hij een nieuw natuurconcept. ‘Niets, zelfs niet het kleinste organisme, bekeek hij alsof het louter op zichzelf stond. In de lange keten van oorzaak en gevolg kan geen enkel feit als losstaand worden beschouwd. Zo kwam hij tot het concept van ‘het web van leven’, een concept dat nu algemeen aanvaard wordt.’ Dat schrijft Andre Wulf in haar uiterst boeiende, met prijzen bekroonde, biografie De uitvinder van de natuur. Ze volgt zowel het avontuurlijke leven van Alexander von Humboldt als de toenemende invloed van zijn ideeën gedurende de laatste tweehonderd jaar. We maken kennis met zijn relatie met Goethe en Thomas Jefferson, zijn bewondering voor de Zuid-Ameri-

50

kaanse vrijheidsstrijder Simon Bolivar, zijn invloed op mensen als Charles Darwin, Henry David Thoreau, Edgar Allen Poe en zijn afkeer (in tegenstelling tot Thomas Jefferson) voor de slavernij. Von Humboldt, aldus Wulf ‘legde het verband tussen koloniale machtsuitoefening en ecologische kwesties, en uitte kritiek op de onrechtvaardige verdeling van land op monoculturen, geweld tegen inheemse stammen en de arbeidsomstandigheden van indianen’. Natuur, politiek en economie waren voor hem met elkaar verweven. De reizen en de boeken maakten van von Humboldt een ster, een graag geziene gast bij diners, feestjes en universiteiten. Hij wordt gevreesd voor zijn scherpe tong maar ‘zijn faam stelt hem in staat in tijden van oorlog en revolutie te overleven’, zegt Wulf (interview in NRC, 19 juni 2016). Zij verbaast zich erover dat ‘deze vader van de natuurbeweging en visionair’ ondanks deze faam in vele landen in de vergetelheid is geraakt. Misschien heeft dat te maken met het feit dat ‘hij geen ontdekker was, maar een verbinder. Hij ving de ideeën op die rondzweefden


in zijn tijd en bracht ze bij elkaar.’ Niet bekend om een bepaald feit of één ontdekking maar wel omdat hij, op basis van meten en weten, een nieuwe visie ontwikkelde op de relatie tussen mens en natuur die nog altijd inspirerend werkt. Hij was een homo universale. Natuurbeschrijvingen met wetenschappelijke preciesheid onderzoeken zonder van ‘de bezielende adem van de verbeeldingskracht beroofd te worden’. Dat was zijn missie. Het feitelijke verbinden met het wonderbaarlijke, het deel met het geheel. De uitvinder van de natuur is een heerlijk, inspirerend boek.

Paul Nurse: ‘Wat is leven’. De Geus, Amsterdam 2020. 173 blz. Andrea Wulf: ‘De uitvinder van de natuur’. Atlas Contact,Amsterdam/ Antwerpen 2019. 572 blz. Ook interessant, met tekeningen: Andrea Wulf en Lilian Melcher: ‘De avonturen van Alexander von Humboldt’. Atlas Contact, Amsterdam/ Antwerpen 2019. 272 blz.

51


Weesberichten Gilbert De Swert

VIRALE VAN DALE De CC (coronacrisis) heeft woorden in de Dikke Van Dale een extra lading bezorgd. Kleine selectie. VEERKRACHT Oorspronkelijk was het een term uit de fysica: veerkracht was en is de algemene eigenschap van materialen om hun vorige stand in te nemen nadat de delen gedrukt, gerekt, gedraaid, gewrongen zijn geweest. Elasticiteit, rek. Dat is ook de eerste betekenis in de Dikke van Dale. Daarna is de term een kwaliteit van de geest geworden: herstelvermogen van gestel of gemoed na trauma’s of grote inspanningen, kortom mentale of geestelijke veerkracht. Dan was het de beurt aan ngo’s die ‘de veerkracht van de meest kwetsbaren’ wilden versterken. Economist Richard Davies stelde het nog vast op zijn reizen langs ‘extreme economieën’, van een vluchtelingenkamp in Jordanië tot het door een tsunami getroffen Indonesië: ‘Mensen zijn enorm veerkrachtig.’ Vervolgens is het woord opgezogen door de ondernemingswereld: hr-managers zijn veerkracht gaan aanzien als aanwervingskwaliteit sine qua non, een soort ‘posi-

52

tieve munt’. Daarop is telewerken gekomen en veerkracht een norm geworden in lockdowntijden. En die hebben de hele woordenschat besmet als een kanker in metastase: veerkracht van de automarkt, tennisballen met hoge veerkracht, klimaatveerkracht enzovoort. Tot en met het politieke lexicon. De benaming ging zelfs naar een (Franse) militaire operatie en een ruimtecapsule. Er zijn inmiddels ook al veerkrachtige, inventieve, met elkaar geconnecteerde steden. Ook kunst raakt geïnfiltreerd. ‘A sun’, de Taiwanese Oscar-inzending (op Netflix), is een viering van de menselijke veerkracht. Wie veel apocalyptische horrorfilms ziet zou veel veerkrachtiger zijn tegenover de pandemie (volgens John Johnson van Kent State). Met zijn soloshow brengt de Ghanese kunstenaar Raphael Adjetey Adjei Mayne een (prachtige, ik beaam) hommage aan de veerkracht van de zwarte cultuur (in galerie Geukens & De Vil). En Max Richter, de postminimale componist par excellence, maakte na ‘Sleep’ zonet met ‘Voices 2’ muziek ‘die de mars van vluchte-


lingen, de schaduw van oorlog en de neergang van de natuur oproept, maar ook de zonsopgang en veerkracht’. (Alle kwalificaties uit De Standaard.) Ten slotte is het een morele waarde geworden, een doel, een objectief, een aanmaning, een bevel, een deugd zonder deugd. En persoonlijke coaches maar herhalen dat je voor(ui)t moet, opschieten, je niet beklagen, je weer oprichten en opknappen, bla bla bla. Maar wat verbergt die snoezige term? Die vertrekt van een a priori onschadelijk beeld, dat van de oester die om zich te beschermen tegen de zandkorrel kalkrots afscheidt en zo van haar leed een parel maakt. En dat beeld kent een hard leven. Beetje bij beetje zijn we gesommeerd om paarlen te fabriceren. Een soort ideologie van groei toegepast op ongeluk. Want veerkracht, dat de benaming was van een buitengewone kracht, is verworden tot een ideologie, een geloof in een soort verrijzenis die minder en minder aangeroepen dan wel vereist en verwacht wordt. Een veerkrachtige wereld wil niet een functioneren in vraag stellen, maar een soort psychologische plicht opleggen: hoe gaat het? Goed!

Veerkracht is onderhand overal. Ten bewijze: hierna een recente (onvolledige) oogst. Soepelheid, lenigheid en de kracht van lichaam en geest om zich snel te herstellen, zo definieert Van Dale veerkracht in zijn tweede betekenis. Psycholoog Séverine Van De Voorde legt in haar boek ‘Van stress naar veerkracht’ uit hoe je er zelf kunt aan werken. Opstaan en weer doorgaan. ‘Wanneer de stress toeslaat, richt je aandacht op de zaken die vandaag wel goed gingen en op dingen waar je dankbaar voor bent. En oefen in zelfcompassie. In stressvolle situaties worden we makkelijk kwaad op onszelf, maar zelfkritiek ondermijnt je veerkracht. Bedenk daarom wat je zou zeggen tegen een dierbare vriend die in de stress zit en zeg dit dan tegen jezelf’ (hrzeveraar Ben Tiggelaar). Een quickfix om van somberheid of stress af te komen is er echter niet, benadrukt hoogleraar geestelijke gezondheidsbevordering Ernst Bohlmeijer (Universiteit Twente), maar veerkracht is wel te trainen. Vergelijkbaar met het leren van een taal: kost tijd, vraagt veel aandacht, maar kan. Bjarne Timonen, gezondheidszorgpsycholoog en auteur van ‘De leefstijlgids tegen somberheid’,

53


weet alvast hoe: ‘Zo’n lockdown nodigt uit om apathisch op de bank te gaan liggen. Maar wanneer je zoiets gaat doen, ben je letterlijk veerkrachtig, je veert op uit de bank. Je ziet dat je het kunt. Dat kweek zelfvertrouwen en vergroot de kans dat het je de volgende dag weer lukt. In de psychologie noemen we dat zelfeffectiviteit.’ U daar, wees Covid-19 dus dankbaar! VTM-nieuwsanker Birgit Van Mol heeft ‘het voorbije jaar veel geleerd over veerkracht’: ze kreeg al in maart corona en haar echtgenoot verkeerde in kritieke toestand door zijn auto-immuunziekte. Alexander Alonso, algemeen directeur BD Benelux, prees de ‘ongeziene veerkracht’ van zorgverleners. DeZorgsamen organiseerde een gratis webinar over ‘Mantelzorg met veerkracht’, geleid door Jan Hautekiet. En Roberto Martinez had de Rode Duivels bijtijds geoefend in veerkracht: ze speelden in maart een van hun minste matchen (1-1 tegen Tsjechië), maar de bondscoach vond: ‘We toonden ons veerkrachtig. We hebben de nederlaag op geen enkel moment aanvaard.’ Het lijkt praktisch, veerkracht, om crisissen te overwinnen. Sociologische benaderingen wijzen er echter

54

op dat het valse voorstellingen meevoert. Structurele gronden van een crisis laten zich zo begrijpen noch veranderen. Collectief zijn we er niks mee. Leve veerkracht, exit weerstand. Beeld u eens ‘Verzet’ in dat zich ‘Veerkracht’ noemt. Weerstand onderstelt strijd en groepsvorming, dreigt te bezwijken onder veerkracht, dat eerder individualiteit en passiviteit impliceert. Gaan die hedendaagse (veer)krachten het Systeem veranderen? Mijn wenkbrauwen gingen dan ook eigenwijs aan het trekken elke keer als ik middenveld en politiek zich zag ‘bekeren’ tot veerkrachtigheid. ‘Sociaal werkers en middenveldorganisaties hebben, vanaf de eerste lockdown, een ongeziene veerkracht getoond’, vond Peter Raeymaeckers, nochtans socioloog (UAntwerpen, De Standaard 16 april). Ook Beweging.net heeft haar fundamentele doelstellingen uit de jaren 80 opgefrist met veerkracht. ‘Onze samenleving is niet afhankelijk van elites of grootmachten. Ze behoort aan haar inwoners. Aan veerkrachtige en strijdbare burgers, actief in het middenveld.’ En: ‘Een snel veranderende samenleving wordt gekenmerkt door veerkracht …’ (Peter Wouters, De Gids februari). Ook Frank Vandenbroucke is overge-


stapt: van de actieve’ naar de ‘veerkrachtige’ welvaartstaat. ‘Veerkrachtige welvaartsstaten veronder­­stellen een combinatie van individueel ‘empowerment’ via ‘sociaal investeringsbeleid’ enerzijds, en collectieve bescherming en gecoördineerd sociaal overleg anderzijds’ (De Gids 2020/8). Stramme politieke partijen zoeken intussen ook soepele ledenmaten. SP.A en CD&V willen (meer) beweging worden. Groen had het al van bij zijn geboorte. ‘Anno 2021 zijn de groene ideeën gemeengoed geworden. Vanuit ons DNA van solidariteit, rechtvaardigheid en aandacht voor de veerkracht van mens en leefomgeving’ (Meyrem Almaci, De Morgen 4 maart). De partij wilde eerst anders gaan leven, kleurde daarna groen maar veerde toch vooral electoraal op en neer.

genlijk al jaren veermogen. Maar wat nog het meest blaakt van veerkracht, is de economie – als we de berichten mogen geloven. Een megaschip strandde in het Suezkanaal en het was alsof de hele Europese economie ging sloppen. Meer neerklacht dan veerkracht. Maar de les is eens te meer begrepen: veerkracht opbouwen is buffers opbouwen! Er zat trouwens ook veel vering op en neer in de vaccinleveringen. Goed voor veelklacht bij regeringen en bevolking.

De Klimaatcoalitie van haar kant, wil dat we terugkeren naar het gediversifieerd bancair landschap van voor de jaren 90, met publieke, coöperatieve en private banken. ‘Dat is nodig om de veerkracht van het bancair systeem terug te vinden en de klimaatcrisis op te lossen.’

Maar beurscrashes, terroristische aanslagen en andere rampspoed: in crisistijden bewijst de luxesector keer op keer zijn buitengewone veerkracht (DS Magazine). Onze toeristische sector is zelfs bijzonder veerkrachtig, volgens CEO Toerisme Vlaanderen Peter De Wilde. De hele Belgische economie ‘kan weer snel terugveren’, voorzag gouverneur Pierre Wunsch al bij de voorstelling van het jaarverslag van de Nationale Bank in februari. Max Jadot (CEO BNP Paribas Fortis) bevestigde dat: ‘De Belgische economie is veerkrachtig. In de tweede helft van volgend jaar is de economie volledig hersteld.’

Och, financieel vermogen verkeert al lang in ‘bovenbeste’ doen, is ei-

Het Vlaamse bedrijfsleven is volgens VOKA en minister Crevits, als

55


reactie op voorbije crisissen, zelfs al voordien veerkrachtiger en toekomstbestendiger geworden. Vlaam­ se bedrijven die getroffen worden kunnen alvast een ‘Brexitveerkrachtsubsidie’ tot 50 000 euro aanvragen. Tja, en de overheid heeft mooi een hele beschermende stolp over die veerprachtige economie geplaatst. Als de pandemie voorbij is, kan die stolp verwijderd worden. Pas dan weten we hoeveel veerkracht blijvend geschaad is. Maar geen nood. Europa heeft een Faciliteit voor Herstel en Veerkracht in de maak, met honderden miljarden. Het Belgische deel heet ook ‘Plan voor Herstel en Veerkracht’. En het Vlaamse staat kortweg voor ‘Vlaamse Veerkracht’. (Ook al staat het woord ‘armoede’ daarin niet één keer vermeld.) Toch krijg ik niet uit mijn hoofd gewist dat veerkracht gewoon een lieflijker en sierlijker woord is voor wat tevoren anders heette. Bijvoorbeeld: weerkracht of weerbaarheid. De meeste mensen gedroegen en gedragen zich voorbeeldig, ook al moeten ze zich inhouden (zie knuffelcontacten, avondklok, horeca- en reisstop …). Of nog: flexibiliteit. Kris Peeters zal dezer dagen wel verzucht hebben: had ik mijn wet Werk- en Wendbaar maar Werk- en

56

Veerkracht genoemd. En vooral: zelfredzaamheid. ‘Trek uw plan’, ‘kop op’, ‘dan komt het allemaal weer goed’. Ja, dan luistert ‘wees veerkrachtig’ aardiger. Het ergste eufemistisch misbruik van de term ‘veerkracht’ werd eind maart begaan, tijdens de vijfde Brusselse conferentie van de Europese Unie en de Verenigde Naties over Syrië. Wederom ging het over investeren in de ‘veerkracht’ van regionale gastlanden die Syrische vluchtelingen opvangen en over de ‘zelfredzaamheid’ van vluchtelingen als dé manier om ‘perspectief’ in de regio te bieden. Veerkracht mag hier alweer veelbelovend klinken, maar in de praktijk komt het neer op het afschuiven van verantwoordelijkheid. De EU is de grootste donor van het Regional Refugee and Resilience Plan voor veerkrachtige regionale instituties en zelfredzame vluchtelingen. Door te investeren in hun veerkracht, worden de regionale gastlanden verantwoordelijk gemaakt voor de langdurige opvang van die Syrische vluchtelingen. In die landen die voor vluchtelingen ronduit (Libanon) of steeds meer (Jordanië) vijandig worden, is een focus op economische zelfredzaamheid een farce. De internationale donoren houden het bij een neolibe-


rale invulling van veerkracht als ‘eigen boontjes doppen’ en ‘niemand tot last zijn’. Het wordt dan echt veerklacht. GAMECHANGER Hou u alvast veer- en slagkrachtig, want het blijft spannen met de uitbraak van andere stop- of beter stolpwoorden. ‘Gamechanger’ is volgens Van Dale (in 2003 opgenomen) een persoon of factor die een bestaande situatie, aanpak en dergelijke ingrijpend verandert. Zelftests worden een gamechanger (microbioloog Herman Goossens, voorzitter taskforce testing, 19 maart). Zelftests zullen een rol spelen, maar zijn niet de grote gamechanger. De enige gamechanger is het vaccin (viroloog Steven Van Gucht, 10 april). Dit zou pas een gamechanger zijn: een pil tegen Covid-19. Te koop in de apotheek, niet te duur, met weinig bijwerkingen. Twee keer per dag in te nemen, gedurende vijf dagen (De Standaard 19 april). Minimumtaks voor multinationals kan gamechanger zijn (gouverneur Pierre Wunsch, 10 april). Het coronaherstelfonds waarvoor de Europese Commissie voor het eerst zelf gaat lenen op de kapitaalmarkten (meer dan 800 miljard) is een gamechanger (eurocommis-

saris voor begroting Johannes Hahn, 14 april). Mooiste: Frank Vandenbroucke. Zelden is de komst van een politicus zo’n gamechanger geweest in de Wetstraat (Walter Pauli in Knack). En ik die dacht dat Frank veeleer een spelbederver was. KANTELPUNT Dat is een punt waar iets kantelt of – let op – kan kantelen. Gewoon een keerpunt dus, maar dan verticaal. Nieuw kantelpunt bereikt in aantal besmettingen (Steven Van Gucht, 2 april). Economie dreigt te oververhitten: we zitten op een kantelpunt – naar meer inflatie en hogere rente (Koen De Leus, hoofdeconomist BNP Paribas Fortis, 8 maart). We bevinden ons op het kantelpunt richting duurzame economie (Véronique Goossens, hoofdeconomist Belfius, 21 april). Binnenkort verschijnt het Balkenende Report on the Future of Europe’s Economy: Towards the Wellbeing Economy. Het kantelt allemaal als een zeilboot bij windkracht 8. LOCKDOWN Noodmaatregel waarbij een gebied of gebouw niet mag worden betreden of verlaten vanwege gevaar of dreiging, bijvoorbeeld een epidemie. Deze definitie stond al in 2016 in de online-editie van de Dikke Van

57


Dale. Het heeft minder dan een jaar geduurd voor het een courant woord is geworden, voorafgegaan door pro of contra. Lockdown of geen lockdown, dat lijkt tegenwoordig wel dé vraag. Een vraag met drie impliciete kwesties. Lockdown zou vooreerst verwijzen naar een geaccepteeerde taakverdeling: enerzijds de wetenschappelijke rede die ‘pro’ pleit (de lockdown redt levens), anderzijds de realpolitik die contra is, tenzij als laatste middel (de lockdown die de economie doodt). Lockdown zou ook duidelijk aangeven wat het inhoudt: verbod om zich (verre) te verplaatsen en imperatief om fysisch afstand te houden (met een permanent beroep op individuele verantwoordelijkheid). Lockdown zou ten slotte de waarheid over ons gezondheidssysteem openbaren: het doel is niet het uitroeien van het virus, wel het verminderen van het aantal nieuwe gevallen om de ziekenhuizen te ontzien. Deze lockdown is dus preventief noch curatief, het is een managementmiddel. Zo kun je het woord vandaag begrijpen. Maar allicht schiet dat tekort. Vandaag weten we dat industriële veeteelt de basis legt voor pande-

58

mie-uitbraak: de concentratie van gestresseerde dieren van een en dezelfde soort leidt tot vorming van clusters. Aan de oorsprong van het virus ligt dus ook een lockdown. Die bestond al voor de CC en doet aan exploitatie van dierlijke levens. Die lockdown is dus eigenlijk de antithesis van de lockdown die de medische kennis nu prijst: hij doodt en doet de economie draaien. Via die dierlijke omweg kom ik bij de sociologie van populaire milieus. Die heeft laten zien hoezeer mensen met weinig eigen ruimte behoefte hebben aan vrije buitenruimte: cafés, pleintjes en straatbanken, volkstuintjes … Zoveel is ook gebleken uit dramatische CC-voorbeelden in de pers: studenten opgesloten in hun studio of kamer, gescheiden koppels die tot samenwonen gedwongen worden, enge sociale woningen en appartementen, overbevolkte kamers voor arbeidsmigranten, centra voor asielzoekers … Ten slotte: in tijden van opsluiting is thuisblijven enkel mogelijk op voorwaarde dat je kunt genieten van de mobiliteit van anderen: bezorgers van eten en materialen, verzorgers van mensen en straten, de zogenoemde ‘essentiële’ wer-


kers. De huidige lockdown beschermt dus echt enkel diegenen die al ‘mobiel’ waren en die, zelfs thuis, dat blijven dankzij de mobiliteit van anderen – en die mobielimmobiele categorie is zonder twijfel niet de meerderheid. In één zin: de huidige lockdown legt ook een verdoken etnocentrisme en antropocentrisme in onze vroegere wereld bloot. NORMAAL Maak een reisje terug in de tijd: naar maart 2020, het land was net in lockdown en in shock. Werkelijk elke krant stond vol met artikelen over hoe na corona alles anders zou worden. Mensen waren betoverd door de blauwe, vliegtuigstreeploze luchten en hoopten hardop dat de CC ons zou verlossen van slechte gewoonten – een soort maatschappelijke schoonmaak. Dik een jaar later zijn wij eigenlijk de omgekeerde spreekwoordelijke kikker in kokend water: het water koelt langzaam af, ongemerkt keren we terug naar normaal. Er staan weer files, je hoort vaker vliegtuigen, er is meer drukte op straat en in de winkels, de luchtvervuiling is weer op het oude niveau en vakantie staat vanzelfsprekend gelijk met het vliegtuig naar de zon. Het nieuwe normaal haalt het oude gemakkelijk in.

VARIANT We hebben vaak gedacht dat we eruit waren, dat we Covid-19 zo goed als bij zijn horentjes hadden. Maar het hield niet op, Covid-19 bis, Covid-19 ter … de Britse, Zuid-Afrikaanse, Braziliaanse, Indiase varianten – al die vieze buitenlandse virussen die onze sinussen kwamen drenken. Als dat zo voortgaat, gaan we recht hebben op alle landen van de wereld. Zonder nog rekening te houden met alle regionale varianten en de jus de mer van Middelkerke. Het loopt dan finaal uit op een hydra met 1001 varianten. Andersom is het ook een beetje hetzelfde met vaccins. Vroeger kenden we naam van de ontdekker, nu krijgen we tot vervelens toe die van het labo. Onze regeringen worden aangevallen omdat er geen Vlaams of Belgisch vaccin is. Die zouden kunnen repliceren dat er ook (nog) geen Vlaamse of Belgische variant is. We lopen alweer achterop in alle opzichten, wat nog altijd beter is dan vooraan te liggen in de slachting. Je hoort ook geen roep om ‘eigen virus eerst’! De term ‘mutant’ heeft wel de plaats moeten ruimen voor die van ‘variant’, allicht omdat die laatste minder angst wekt. Een mutant heeft in

59


onze collectieve verbeelding iets van een monster dat zich ontpopt richting het kwade. Een variant lijkt goedaardiger, want wijst op een minder brutale wijziging. Toch werd elke keer over nieuwe virusvarianten geopperd dat ze een andere besmetting zouden aanrichten. Ook de coronamaatregelen varieerden herhaaldelijk, zonder dat ze ook maar enig plezier meebrachten. Lockdown, avondklok, mondmaskerplicht en teleleven konden aangenaam lijken toen ze gezien werden als tijdelijke varianten van wat essentieel is om het sociaal leven nog menselijk te doen lijken. Maar intussen zijn ze meer van hetzelfde en van de nieuwe normaliteit. Zodanig zelfs dat, naarmate het virus varieert wij beginnen te vrezen dat we aan het muteren zijn. MINDMASKER Eind vorig jaar stelde Van Dale een top 20 voor Woord van het jaar 2020 samen. De impact van het virus bleek groot, zeker vergeleken met het jaar tevoren, toen het woord corona nog alleen bij bierliefhebbers bekend was. Genomineerde woorden: aanloopleren, anderhalvemetersamenleving, contactspeurder, coronamoe, covid, covidioot, druktebarometer, dutjestaks, hoest-

60

schaamte, knuffelcontact, kuchscherm, lockdownfeestje, raambezoek, reddingsstrook, spookkeuken, sportbubbel, versoepelbrigade, vivaldicoalitie, vriendenaandeel en zelfquarantaine. Maar ik voel nog altijd de nood aan woorden die nog niet uitgevonden zijn: een woord om de aandrang tot broodbakken of tot sudoku’s en kakuro’s tijdens de lockdown te overwinnen; een woord voor de nostalgie naar de tijd van voor de pandemie; een woord voor de gedaante van de wereld na het virus. Ik heb maar één nieuw woord in de aanbieding: mindmasker. Een masker dat je mind beschermt tegen zelf nadenken. Je ziet het voor je: terwijl iemand nietsvermoedend een mondmasker opzet, schuift er tegelijk een tweede masker over zijn hersens. Of misschien zat het mindmasker er al eerder. Hoe dan ook zijn de twee maskers onlosmakelijk met elkaar verbonden. Bij Plato moest de slaapwandelende mens uit zijn grot zien te komen, bij Marx moest hij zijn vals bewustzijn afschudden en in de film The Matrix kon hij een rode pil slikken. Nu is er dus nog een manier om eindelijk De Waarheid te ervaren. Gewoon je mindmasker afzetten.


laatste woord DE HERONTDEKKING VAN DE MENS Luc Van Gorp Voorzitter van CM Gezondheidsfonds

O

nlangs zag ik hoe een duif in een boom in onze tuin een nest aan het bouwen was. Hoe komt die toch aan die takjes, vroeg ik mij af. Toen zag ik dat ze die gewoon van tussen het gras haalde. Door de harde wind van een week eerder lag het gazon bezaaid met takjes. En dat zal ook volgend jaar het geval zijn, wanneer de jongen van die duif een nest zullen bouwen. In de natuur keert alles terug. Tot iemand de ketting doorbreekt.

We ondervinden vandaag aan den lijve dat de mens alsmaar vaker in conflict komt met zijn leefomgeving. Al meer dan een jaar is de wereld in de greep van de coronapandemie. De crisis lijkt ons te overkomen, maar eigenlijk hebben we die als samenleving mee in de hand gewerkt. Virologen – en zij niet alleen – hadden dit scenario al lang voorspeld. Het was niet de vraag of de wereld door een pandemie zou getroffen worden, maar wanneer dat zou gebeuren. HEEL WAT KNIPPERLICHTEN Maar ook zonder pandemie waren er al heel wat knipperlichten. Begin 2020 zaten meer dan 400 000 Belgen thuis omdat ze langdurig ziek waren. Dan moet je je toch vragen stellen over de manier waarop wij onze samenleving inrichten. We leven in een welvarend land, onze levensverwachting breekt alle records, de medische wetenschap scheert nooit geziene toppen en een eindeloze stroom innovaties biedt oplossingen voor alle denkbare problemen. En tegelijkertijd zitten zoveel mensen slecht in hun vel. Hoe komt dat toch? Ik heb lang gedacht dat de mens veranderd was, dat we als soort een evolutie doorgemaakt hebben waardoor we minder levenskwaliteit ervaren. Maar ik

61


Om een of andere reden zijn we gaan geloven dat eeuwige groei het ultieme doel moest zijn. Alles moet steeds sneller, beter en efficiënter.

was fout. De mens zelf is helemaal niet veranderd. Het is de wereld rondom de mens die een radicale transformatie heeft ondergaan. Om een of andere reden zijn we gaan geloven dat eeuwige groei het ultieme doel moest zijn. Alles moet steeds sneller, beter en efficiënter. Een 7 op 10 moet 8, 9 en uiteindelijk 10 op 10 worden, een heel lineair model. De mens legt de lat voor zichzelf zo hoog dat hij er niet meer over kan.

En daar hebben de ‘klassieke instituten’ een kwalijke rol in gespeeld. Of het nu de Kerk, de politiek, het onderwijs of – ja ook – de gezondheidszorg is, ze zijn allemaal in hetzelfde bedje ziek. Hoe waardevol hun uitgangspunten ook waren, allemaal zijn ze op een bepaald moment meegestapt in het model van eeuwige groei en zijn ze een verhaal beginnen te vertellen waarin de mens zich niet meer herkende. Het instituut Kerk bijvoorbeeld is gebouwd op een nobele boodschap. Het gaat in se over solidariteit, niet in het minst met zij die het meest kwetsbaar zijn. Alleen is de Kerk, net als al die andere klassieke instituten, de perfectie beginnen te prediken. Alleen zij die zonder fouten zijn, maken kans om in de hemel terecht te komen. Een heel lineair denken dat haaks stond op het oorspronkelijke verhaal. Systemen en structuren, streven naar macht en een gevoel van morele verhevenheid kregen de bovenhand. En de mens, die bleef verweesd achter en haakte massaal af. ALSOF DE MENS EEN MACHINE IS Ook de gezondheidszorg is in die val getrapt. Voor een goed begrip, dat de geneeskunde op zo’n hoog niveau presteert, valt uiteraard toe te juichen. De gezondheidszorg in ons land is van hoge kwaliteit. Maar ook hier is het streven naar perfectie te ver doorgeslagen. Ziekte wordt gezien als een defect dat zo snel mogelijk gerepareerd dient te worden. Alsof de mens een machine is, waar je te pas en te onpas kunt aan morrelen. Veel te weinig stellen we ons de vraag of een medische handeling ook bijdraagt tot meer levenskwaliteit, wat zeker bij chronische ziektes niet altijd het geval is. Gezondheid is meer dan niet ziek zijn. Die eenzijdige focus op genezen vertaalt zich ook in de inspanningen die we leveren om ziektes te voorkomen. Vandaag gaat nauwelijks

62


twee procent van het totale budget van onze gezondheidszorg naar preventie. En dat terwijl we weten dat elke euro die we investeren in preventie zich minstens dubbel terugverdient. Als verpleegkundige heb ik het vaak meegemaakt dat patiënten niet meer zaten te wachten op een zoveelste medische behandeling waarvan ze op voorhand wisten dat die niets zou uithalen. Natuurlijk moeten we altijd trachten om mensen beter te maken, maar medische handelingen of medicijnen zijn daar niet altijd het beste, laat staan het enige middel voor. Mensen zijn in de eerste plaats op zoek naar levenskwaliteit. Dat is niet hetzelfde als koste wat het kost zo oud mogelijk worden. Soms draagt zorg veel meer bij tot die levenskwaliteit dan medisch handelen. Als we de patiënt echt centraal willen zetten, dan zullen we onze gezondheidszorg op een andere manier moeten organiseren. ALTIJD TERUG NAAR PUNT A Mijn analyse is bij momenten niet fraai, maar toch ben ik hoopvol. Omdat mensen mensen zijn. Wij weten allemaal dat het leven geen immer stijgende lijn is en dat struikelen en weer opstaan inherent verbonden zijn met ons bestaan op aarde. De mens is per definitie circulair. Het leven gaat niet van punt a naar punt b om te eindigen bij punt c. Het leven keert altijd terug naar punt a. Steeds duidelijker zijn de signalen dat onze planeet eindig is en dat ze ons groeitempo niet meer kan volgen. Je merkt dat steeds meer mensen in opstand komen tegen dat ideaalbeeld van de perfectie. Steeds vaker zullen mensen opstaan om te zeggen: tot hier en niet verder. Van onderuit zal de verandering in gang gezet worden. Ik ben ervan overtuigd dat we de wereld na de Covid-19-crisis anders zullen organiseren. De pandemie heeft in se niet tot nieuwe inzichten geleid, maar ze heeft de vinger diep in de wonde geduwd. Als we het niet anders aanpakken, dan staan ons nog veel grotere rampen te wachten. Het is de hoogste tijd om ons nederig op te stellen. De circulaire mens voelt zich

63

Je merkt dat steeds meer mensen in opstand komen tegen dat ideaalbeeld van de perfectie. Steeds vaker zullen mensen opstaan om te zeggen: tot hier en niet verder. Van onderuit zal de verandering in gang gezet worden.


steeds minder thuis in de lineaire wereld. In plaats van economische groei zal menselijke groei op de eerste plaats komen. En die staat niet per definitie gelijk aan meer, beter en efficiënter. Menselijke groei kan evengoed met minder. Minder vervuiling, om maar een voorbeeld te noemen. Of minder consumptie. Minder afval of – waarom niet – minder geneeskundige prestaties. Op die manier kan minder ook meer betekenen. De mens zal zijn imperfectie omarmen. En vanuit die imperfectie zal hij voor verbinding gaan. We laten de ander nooit los, net zoals die ander ons nooit zal loslaten. En uiteindelijk zal de mens op die manier ook de klassieke instituten tot verandering dwingen. Luc Van Gorp brengt in zijn boek ‘Mensenmaat. Een pleidooi voor imperfectie’ verslag uit van zijn persoonlijke zoektocht naar hoe we onze samenleving vandaag vormgeven. Tegelijkertijd reikt hij recepten aan hoe het anders kan. Want kwaliteit van leven vereist een wereld op mensenmaat.

64


COLOFON ABONNEMENTEN

REDACTIE

ADMINISTRATIE Garant-Uitgevers nv Somersstraat 13-15 2018 Antwerpen tel. 03 / 231 29 00 fax 03 / 233 26 59 e-mail: uitgeverij@garant.be

REDACTIEADRES Postbus 20, 1031 Brussel tel. 02 / 246 31 11 fax 02 / 246 37 00 e-mail: nils.deneubourg@beweging.net

De Gids op Maatschappelijk Gebied is een uitgave van Beweging.net Verantwoordelijke uitgever: Gilbert Pex, Postbus 20, 1031 Brussel © Beweging.net & Garant-Uitgevers nv

REDACTIECOMITÉ Peter Wouters, Frieda Bex, Jozef Mampuys, Chris Serroyen, Sandra Rosvelds, Bram Verschuere, Stan de Spiegelaere, Monique Ramioul, Rebecca Verniest, Steven Omblets, Peter Catthoor, Nils De Neubourg (redactiesecretaris).

Alle rechten voorbehouden. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de uitdrukkelijke, voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever. Cover: Alexandros Michailidis / Shutterstock.

De Gids op Maatschappelijk Gebied is ondertekenaar van de Milieubeleidsovereenkomst Papier Vlaanderen en steunt de inspanningen van de Vlaamse regering i.v.m. Papierrrecuperatie.

PRIJZEN 10 nummers (verschijnt niet in juli en augustus) • In België: particulieren: 31 euro studenten: 27,60 euro groepen: 28,90 euro (min. 5 abonn. bij zelfde bestemmeling) instellingen: 46,60 euro steunabonnement: 80 euro een abonnement aanvragen kan via een mailtje naar uitgeverij@ garant.be met vermelding van je naam, adres en mailadres • Andere landen: 31 euro + verzendkosten • Abonnementen worden automatisch verlengd, tenzij opgezegd wordt ten minste één maand voor het einde van de jaargang. • Abonnementen kunnen op elk tijdstip ingaan en gelden dan voor de lopende jaargang (m.i.v. de reeds verschenen nummers van die jaargang).

Getekende artikels verbinden alleen de betreffende auteur(s).

uitgave van beweging.net, netwerk van christelijke en sociale organisaties

i.s.m. werkt structureel samen met financiële partners die duurzame ontwikkeling en maatschappelijk engagement hoog in het vaandel dragen.

LOS NUMMER 5,90 euro

#FakeImage | Kazerne Dossin in Mechelen – tot 7 december 2021 Stereotiepe denkbeelden en samenzweringstheorieën tegen Joden, Roma, migranten, LGBTQIA+’s of andere groepen stellen het samenleven vandaag soms op scherp. Die mechanismen zijn niet nieuw. Tijdens de Tweede Wereldoorlog maakte antisemitische propaganda handig gebruik van stereotypering en complotdenken. De tentoonstelling #FakeImages toont antisemitische beelden door de eeuwen heen, maar ze legt ook bloot welke mechanismen een impact hebben op onze hedendaagse denkbeelden en maatschappij.

WABLIEF? De Gids wil een kritische kijk bieden op maatschappelijk gebied. Wij zijn niet voor niets een blad met mening. Maar wat geldt voor ons, geldt ook voor u. Ook u mag kritisch zijn – uiteraard – en úw mening geven. Over wat wij schrijven én wat we níet schrijven. Over het formaat, de vormgeving, of artikels al dan niet óók op het internet dienen geplaatst… Dat alles interesseert ons. Laat het ons weten. Schrijf of – liever nog – mail het ons. De Gids op Maatschappelijk Gebied, Postbus 20, 1031 Brussel – sofie.put@beweging.net


N°05 2021 WOORD VOORAF Dertigers Peter Wouters 3

EERSTE WOORD 100 jaar sterk (net)werk Gilbert Pex HOOFDARTIKELS

6

De staat van de welvaartstaat post corona Herman Van Rompuy

14 De wooncrisis vraagt meer dan herverdelen Michel Debruyne 21 Kwetsbare leerlingen in de rode zone Wouter Verschaeve, Ellen Goovaerts, Jan Langeraert, Kathleen De Rick

Birgit Goris 37 Dolce far niente? Een hoopvolle kijk op de toekomstige pensioenhervorming Kristel Wijshof, Delphine Schedin 44 DE LEZENAAR Jos Geysels 52 WEESBERICHTEN Gilbert De Swert 61 LAATSTE WOORD De herontdekking van de mens Luc Van Gorp

DRUK Gevaert Printing info@gevaertprinting.be VORMGEVING EN OPMAAK Gevaert Graphics info@gevaertgraphics.be

WAARHEEN MET DE WELVAARTSTAAT VOLGENS HERMAN VAN ROMPUY maandelijks, behalve juli & augustus gesticht in 1901 - jaargang 112 - nr. 05 - mei 2021 Afgiftekantoor Antwerpen X - Erkenning P 206923

DEGIDS OP MAATSCHAPPELIJK GEBIED 3

UITGAVE VAN BEWEGING.NET, NETWERK VAN CHRISTELIJKE EN SOCIALE ORGANISATIES

Rerum Novarum: 100 jaar beweging

16 Kwetsbare leerlingen in de rode zone 37 De uitdagingen voor de grote pensioenhervorming

N°05

REDACTIEADRES De Gids op Maatschappelijk Gebied, Haachtsesteenweg 579, 1030 Brussel, nils.deneubourg@beweging.net

30 Sterk sociaal werk in de 21ste eeuw: pleidooi voor een sterke identiteit

DEGIDS OP MAATSCHAPPELIJK GEBIED | N05 | MEI 2021

1


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.