Leerlingboek PLOT26 vmbo-gt deel A

Page 1

VOOR DE LEERLING

2018-2019

1 VMBO-GT A

PLOT26 wordt uitgegeven door:

ISBN 978-94-92725-19-6

Koningsweg 66 5211 BN ‘s-Hertogenbosch 073-85 000 22 www.blink.nl

PLOT26_omslag_GT.indd 1

1 VMBO-GT 1 HV deel A 26-06-18 01:29


Dit materiaal is ook te bekijken via de leerlingensite: leerling.plot26.nl. Uitgever Yvonne Gerridzen Erika Welgraven Hoofdredacteuren Karen Wentzel Rineke Crama Clemens van Gessel Eindredactie Rineke Crama Wilma de Hoog (leerlingboek) Vormgeving leerlingboek Buro de Kuijper Bronvermelding Zie de laatste pagina van de digitale lessenseries. ŠAlle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. De uitgever heeft getracht alle rechthebbenden te achterhalen. Indien iemand meent als rechthebbende in aanmerking te komen, kan hij of zij zich tot de uitgever wenden.

Plot26_cursus_voorwerk_GT_DEF.indd 2

21-06-18 14:30


1 VMBO-GT VOOR DE LEERLING Gertjan Baan Theo Kuijpers Bert de Vos Caroline Wisse-Weldam Willemijn Zwart

www.plot26.nl Blink, Den Bosch Eerste editie, 2018-2019

Plot26_cursus_voorwerk_GT_DEF.indd 3

21-06-18 14:30


INHOUD LEERLINGBOEK Deel A De kooi 5 Lezen 1 37 Fictie 1 93 Verdacht 109 Schrijven 1 131 Deel B Alert Lezen 2 Spreken 1 Verzwegen Schrijven 2 Bijlagen deel A

155

Register deel A

178

VOOR DE LEERLING Dit boek hoort bij de lesomgeving van PLOT26: leerling.plot26.nl. Je gebruikt de lesomgeving samen met het boek: via de links kun je de filmpjes bekijken. Verder kun je via links de extra uitleg in de Toolbox bekijken. Je kunt ook met je inlogcode via je pc, laptop of tablet alles van PLOT26 bekijken. Bekijk het filmpje. Beluister het audiofragment. Doe de opdracht via de digitale lesomgeving. Dit is uitleg. In de digitale lesomgeving vind je nog meer uitleg.

• Plaats een vinkje als je een opdracht hebt afgerond. Alleen digitaal via leerling.plot26.nl Fictie extra: Windkracht 12 Dag van de Jonge Jury De grammaticacase Grammatica 1 PoÍzie Spelling 1 Woordenschat App werkwoordspelling App spelling App grammatica (wordt schooljaar 2018-2019 ontwikkeld) Plotify Toolbox Tekstenbox

Plot26_cursus_voorwerk_GT_DEF.indd 4

21-06-18 14:30


DE KOOI

e kooi

Theo Kuijpers Buddy Tegenbosch

Plot26_cursus_DeKooi_GT_DEF.indd 5

20-06-18 22:50


INHOUD Achter een oude kooi gaat een mysterie schuil dat jij gaat ontrafelen. Je komt terecht op de site van een geheimzinnig genootschap, waar je via taalgames een gevaarlijke kraai uitschakelt.

blz. ICT-lessen

Les 1

De brief

7

Les 2

De veer

11

Les 3

De e-mail van Kinnaro

17

Les 4

Wie is Kinnaro?

21

Les 5

Opa’s verhaal

25

Les 6

De kraai uitgeschakeld

27

Les 7

Een trailer of nieuwsbericht maken (1)

30

Les 8

Een trailer of nieuwsbericht maken (2)

33

Les 9

Terugblik

35

Plot26_cursus_DeKooi_GT_DEF.indd 6

20-06-18 22:50


DE KOOI LES

1

LES 1 DE BRIEF □ Opdracht 1 Verhaal lezen Lees samen deel 1 van het verhaal De kooi van Buddy Tegenbosch.

De kooi (1) kijk ik om me heen. Ik weet dat het een waanbeeld geweest moest zijn, maar de twee pikzwarte kraaloogjes die ik voor me zag toen ik mijn ogen dicht deed, waren zo levensecht dat ik mijn hartslag voel bonzen in mijn keel. Ik zoek steun bij het raamkozijn en adem een paar keer diep in en uit. In het zwakke licht zie ik een kapotte stoel, wat houten planken, gereedschap, een stapeltje dakpannen, en dozen, heel veel dozen. Niets om je zorgen over te maken, dus. Waar kwam dat beeld dan vandaan? Ik draai me om. Op de één of andere manier bekruipt me het gevoel dat ik niet alleen ben. Zou het oma zijn? Zoiets heb ik wel eens op tv gezien, dat geesten van overleden mensen kunnen blijven rondwaren in hun huis.

Vanaf het moment dat ik door het smalle luik de vliering op kruip, heb ik een vreemd gevoel in mijn buik. Dat komt vast doordat ik van oma hier nooit mocht komen. Het is ook raar om in haar huis rond te snuffelen terwijl ze er niet meer is, en weer denk ik terug aan de crematie van afgelopen zaterdag, de muziek, de speech van papa en de tranen van mama. Er hangt een geur van verwelkte bloemen op de vliering. En het is benauwd, alsof de lucht al jaren stilstaat. Het duurt even voordat mijn ogen aan het donker gewend zijn geraakt. Ik schuifel naar iets toe dat eruitziet als een vuil dakraampje. Na even wrikken klapt het scharnier met veel gekraak een stukje open. Frisse wind stroomt over mijn gezicht. Ik sluit mijn ogen, maar doe ze meteen weer open. Geschrokken

7

Plot26_cursus_DeKooi_GT_DEF.indd 7

20-06-18 22:50


DE KOOI LES

1

De brief

mijn voorhoofd, ik veeg ze achter mijn oren. Ik had gehoopt iets meer te weten te komen over de drie mensen van de foto, maar ik ben ze nergens meer tegengekomen. Ik trek de doos met de fotolijstjes nog eens naar me toe, maar bevries midden in de beweging. Ik heb een geluid gehoord, een geluid dat bijna overstemd werd door het schuren van de doos over de houten planken. ‘Oma?’ roep ik, mijn stem klinkt veel te hoog. Zou ik het me verbeeld hebben? Nee, weer hoor ik het. Deze keer duidelijker dan zoeven. Het lijkt op geklapper. Het licht dat door het dakraam naar binnen valt, is te zwak om de hele vliering te zien. Ik sta op, haal mijn mobiel tevoorschijn – dat ik daar niet eerder aan heb gedacht – en beschijn de ruimte. Bijna meteen valt de lamp uit, op het scherm knippert het batterijtje. Raar, ik weet zeker dat mijn mobiel nog vol was toen ik naar boven ging. Toch heb ik lang genoeg licht gehad om een gordijn dat in de uiterste hoek hangt te kunnen zien. Vreemd, dat me dat nog niet was opgevallen. Wapperde het? Ja, en dat is ook niet zo gek met het openstaande dakraam. Waarschijnlijk was dat ook het geluid dat ik hoorde. Wat zal ik doen? Naar beneden gaan? Mama vertellen dat ik een hoop rotzooi, heel veel boeken en een paar oude foto’s gevonden heb? Met twee handen wrijf ik over mijn gezicht. Weer dat klapperende geluid. Het kwam uit de hoek. Toch? Ik schuifel ernaartoe. Waarom ben ik hier nog niet gaan kijken? Vlak voor het gordijn blijf ik staan. De donkere stof is met kleine metalen oogjes aan een touw bevestigd. Goed, ik kan het gordijn heel voorzichtig opzij schuiven, of ik kan het in één keer wegtrekken. Ik moet denken aan hoe mijn moeder een pleister lostrekt. Zonder te twijfelen, pak ik het gordijn vast en trek het in één ruk aan de kant. Ik slaak een gil. Heel even dacht ik dat er iemand voor me stond, maar als ik beter kijk, zie ik dat ik me heb vergist. Ik sta voor een kapstok waaraan een hoed en een regenjas hangt. Opgelucht haal ik adem. Dan valt mijn blik op een tafeltje naast de kapstok. Er staat iets op, maar ik kan niet zien wat het is, er ligt een doek overheen. Alleen een klein stukje van de onderkant is nog te zien. Een witte, ronde bak, zo lijkt het. Waar ik het lef vandaan haal, weet ik niet, maar ik pak het doek vast – het is dikker dan ik verwachtte – en sla het voorzichtig terug. Voor me staat een kooi, een witte vogelkooi. Hij

‘Dag oma’, zeg ik zachtjes. ‘Ik ben het, Annika.’ Met ingehouden adem wacht ik af, maar het blijft stil. Natuurlijk blijft het stil. Wat had ik dan verwacht? Een antwoord? Een teken, zoals het verschuiven van een doos? Een hamer die op de vloer valt? Ik moet echt minder tv kijken. Even overweeg ik om hardop te vragen of oma het goed vindt als ik de dozen openmaak, maar ik moet niet overdrijven. Zal ik het doen? Ja. Mama heeft me niet voor niks naar boven gestuurd. Ik kniel neer bij de dichtstbijzijnde doos, kijk vlug nog even over mijn schouder en maak hem dan open. Mijn handen trillen niet. De doos ruikt muf, hij is gevuld met boeken. Ik pak er één uit: Adriaan en Olivier, van Leonhard Huizinga, staat in gouden sierletters op de donkere kaft. Ik lees de eerste paar bladzijden, de taal is ouderwets en de grapjes zijn flauw. Ik leg het boek naast me op de houten vloer en pak het volgende. Wanneer ik het zoveelste boek uit de doos wil halen, zie ik op de bodem iets anders liggen. Ik pak het voorzichtig vast. Het is een fotolijstje. Met mijn T-shirt veeg ik het glas schoon. Het is een zwart-witfoto. Er staan twee mannen op en een vrouw. Eén van de mannen lijkt gek genoeg een beetje op mama. Dezelfde ondeugende blik in zijn ogen, dezelfde brede mond. Zou het opa zijn? Ik ken hem alleen van foto’s waarop hij al ouder is. Van de vrouw weet ik in ieder geval zeker dat het oma niet is, daarvoor is ze te groot en staan haar ogen te dicht bij elkaar. Ze heeft lang golvend haar, draagt een zwierige jurk en is een jaar of tien jonger dan de man die op mijn moeder lijkt. De leeftijd van de derde man kan ik moeilijker inschatten, een deel van zijn gezicht gaat verscholen onder een brede hoed met een veer. Hij lijkt buitenlands, oosters. De doos bevat meer lijstjes. De man die op mama lijkt, staat op alle foto’s, soms alleen, meestal samen met de vrouw en de oosterse man. Wie zijn die mensen? Op een aantal andere foto’s zijn ook kinderen te zien. Eerst dacht ik dat ze er spontaan bij waren komen staan, hun versleten kleren en ongewassen hoofden steken wel erg af bij de drie volwassenen, maar nu ik beter kijk, lijken ze toch echt te poseren. Nadat ik alle foto’s nog eens aandachtig bekeken heb, leg ik ze terug in de doos. In de uren erna spit ik de hele vliering door. Ik vind potten, pannen, borden, mokken, speelgoed, bordspellen, en heel veel boeken. Uitgeput laat ik me op de houten vloer zakken. Mijn haren plakken aan

8

Plot26_cursus_DeKooi_GT_DEF.indd 8

20-06-18 22:50


heeft sierlijk gekrulde, dunne spijlen. De verf is er op sommige plekken af, maar verder ziet het ding er prima uit. Hoewel het niet heel goed te zien is, lijkt de kooi leeg te zijn. Ik pruts wat aan het deurtje, en met een zacht gepiep zwaait het open. Plotseling voel ik een koude luchtstroom over mijn arm trekken. Mijn haren gaan recht overeind staan. In een flits zie ik weer de twee zwarte kraaloogjes voor me, ze kijken me met een doordringende blik aan. Het volgende moment lijkt een schaduw de kooi te verlaten en door het dakraam te verdwijnen. Dit alles gebeurt binnen een paar seconden en zonder het minste of geringste geluid. Hijgend kijk ik naar het openstaande deurtje. Met een bevende hand pak ik de kooi op en houd hem omhoog tegen het licht van het dakraam. Leeg.

Mama moest niets van de kooi hebben, ze houdt er niet van om dieren op te sluiten. Ze heeft me gevraagd hem op Marktplaats te zetten. Wat zal ze opkijken! Een gong klinkt. Ik kijk op mijn mobiel: een nieuwe bieding. € 850 door iemand die zich Kinnaro noemt. Dit moet een grap zijn, en dan bedoel ik niet alleen die naam. Twee minuten later gaat ene Marjolijn daar met € 900 overheen. Nog zoiets raars, die Kinnaro en die Marjolijn zijn de enige twee mensen die bieden. Uiteindelijk blijft de teller steken op € 1300. Ik kan het amper geloven. Ik reserveer de kooi voor Kinnaro en stuur hem vlug een mailtje, voordat hij zich bedenkt. Hij mag hem vanavond nog komen ophalen. Op het moment dat ik op ‘verzend’ druk, gaat de bel. Toevallig. Wanneer ik de voordeur open, zie ik nog net hoe een rode sportauto met piepende banden de hoek van de straat om scheurt. Verbaasd kijk ik om me heen. Er scheuren nooit auto’s met piepende banden door onze straat. Ik verwacht dat de buren ook op het geluid afkomen, maar alle deuren blijven dicht. Pas als ik weer naar binnen wil gaan, zie ik het papiertje op de deurmat liggen. Ik raap het op. Er staat iets op geschreven. Het gaat over een kooi en over opa zie ik in de gauwigheid, maar er is geen touw aan vast te knopen. Het blaadje is gekreukt en smerig, en doordat er vlekken op zitten zijn sommige woorden onleesbaar geworden. Het lijkt wel een puzzel. Diep donkerrode vlekken. Is dat wat ik denk dat het is? Ik vouw het papiertje op, stop het in mijn zak en ga naar mijn kamer, vastberaden deze puzzel op te lossen.

Twee uur later staar ik met verbijstering naar mijn Marktplaats-app. De teller staat op € 800 en nog steeds wordt er geboden. Naast me op de keukentafel staat de kooi. Zou hij antiek zijn? Misschien is hij wel van Napoleon geweest. Of is hij van goud. Ik kras wat verf van de spijlen. Niets te zien, in ieder geval niets dat blinkt. Voor de zoveelste keer pak ik hem op en bekijk ik hem van alle kanten, maar nog steeds kan ik niets bijzonders ontdekken. Inmiddels weet ik dat ik me die schaduw van daarstraks verbeeld moet hebben, dat kan niet anders. Volgens mama moet de kooi jaren op de vliering hebben gestaan, daar kan nooit meer iets levends in hebben gezeten. En die koude lucht zal wel de tocht zijn geweest.

□ Opdracht 2 Brief lezen Lees de brief.

□ Opdracht 3 Woorden invullen 1 W elke woorden zouden er onder de vlekken kunnen staan? Schrijf ze op. 2 K un je de tekst begrijpen zonder deze woorden? 3 Wat valt je op aan deze woorden?

9

Plot26_cursus_DeKooi_GT_DEF.indd 9

20-06-18 22:50


SCHRIJVEN DE KOOI LES1 LES Tijd(schrift) voor jou! 1 De 1 brief

□ Opdracht 4

□ Opdracht 5 Verhaal lezen

Toolbox bekijken Bekijk het filmpje in de digitale toolbox Signaalwoorden: https://to.plot26.nl/040.

Lees samen deel 2 van het verhaal De kooi.

SIGNAALWOORDEN Signaalwoorden zijn woorden die een tekst begrijpelijker maken. Met deze woorden leg je verbanden tussen zinnen en alinea’s. Ze geven de lezer een ‘signaal’ (een teken), bijvoorbeeld: en, maar, toen, want, tenzij, zo, ten slotte. Signaalwoorden helpen de lezer dus door

signalen te geven over hoe hij de tekst moet lezen. Als je signaalwoorden verkeerd gebruikt, zal de lezer de tekst niet kunnen begrijpen. Wil je meer uitleg? Ga dan naar de toolbox op de website: https://leerling.plot26.nl/theoriebox.

De kooi (2) ‘Annika, niet tijdens het eten. Dat is de afspraak, en dat …’ ‘Goed, goed’, mompel ik en vlug zet ik mijn telefoon op stil. Met een schuin oog lees ik het whatsappje van Merel. Hé Anni, dit MOET je lezen!!, met daaronder een link naar een website. ‘Annika.’ Mijn vader kijkt me met een dreigende blik aan, tenminste dat probeert hij. Mijn vader kan helemaal niet boos kijken, zelfs nu hij zijn wenkbrauwen fronst en hij zijn kin opheft, kijkt de rest van zijn gezicht me vrolijk aan. Ik leg mijn telefoon omgedraaid op tafel. Dat lijkt mijn vader tevreden te stellen. Wat zou ik zo nodig moeten lezen van Merel? Ze stuurt nooit berichten in hoofdletters en al helemaal niet met twee uitroeptekens. Wat ik wel weet, is dat het over de kooi moet gaan. We hebben het aan de telefoon over niets anders gehad. Zoals verwacht reageerde ze enthousiast. Merel leest het liefst heel de dag fantasyboeken en als we naar de bios gaan, probeert ze me altijd mee te slepen naar een of andere horrorfilm. Ik stond er dan ook niet van te kijken dat ze meteen nog eens wilde gaan rondsnuffelen op mijn

oma’s zolder, maar dat leek me geen goed idee. Het lijkt uren te duren voordat we klaar zijn met eten, of beter gezegd, voordat mijn ouders klaar zijn. Mijn bord had ik tien minuten geleden al leeg, en natuurlijk mag ik niet van tafel, en natuurlijk eten we nog een toetje, en natuurlijk mag ik daarna de afwasmachine inruimen. Ondertussen spoken de zinnen van het briefje door mijn hoofd. Verkoop de kooi niet. Vind uit wat je moet doen. Doe het voor je opa. Eindelijk ben ik bijna klaar. Als laatste kwak ik de borden in het rek, gooi de deur van de afwasmachine met een klap dicht en ren de trap op. Mijn telefoon brandt in mijn hand. Op mijn kamer open ik het berichtje van Merel. Ik druk op de link. Het duurt even voordat de site opent. Het is een website met nieuwsberichten, maar het zijn er zo veel dat ik ze op het kleine schermpje van mijn telefoon niet goed kan lezen. Snel open ik mijn laptop en voer ik de link in. Mijn ogen schieten over de pagina, tot ze blijven hangen bij een merkwaardige foto met daaronder een kort bericht. En in één klap is me duidelijk waarom Merel vond dat ik dit MOEST lezen.

>> Wat denk je dat er in het nieuwsbericht staat? □ Moeilijke woorden Schrijf de moeilijke woorden uit deze les op.

10

Plot26_cursus_DeKooi_GT_DEF.indd 10

20-06-18 22:50


DE KOOI LES

2

LES 2 DE VEER □ Opdracht 1 Nieuwsbericht lezen Lees het nieuwsbericht op de volgende bladzijde.

□ Opdracht 2 Toolbox lezen 1 Lees de toolbox Feiten en meningen. 2 W elke feiten staan er in het nieuwsbericht? Schrijf deze op. FEITEN EN MENINGEN Feiten Een feit is iets zoals het is. Iedereen weet dat het waar is. Je kunt het zien, horen, lezen. Iemand anders die ook kijkt, luistert of leest; die ziet, hoort en leest precies hetzelfde.

Waarom is dit belangrijk? Het is belangrijk om te snappen wat werkelijk waar is en wat de mening van een ander is. • Daardoor begrijp je een tekst beter. • Daarmee kun je beter je eigen mening vormen. • Je kunt beter achterhalen of iets waar is als je door hebt dat het om een mening gaat.

Meningen Een mening is wat jij vindt van wat je ziet, hoort of leest. Iemand anders kan dat op een andere manier zien en een andere mening hebben.

Wil je meer uitleg? Ga dan naar de toolbox op de website: https://leerling.plot26.nl/theoriebox.

11

Plot26_cursus_DeKooi_GT_DEF.indd 11

20-06-18 22:50


DE KOOI LES

2

De veer

Gepubliceerd: 1 maart 2018 13.30 Laatste update: 1 maart 2018 13.30

12

Plot26_cursus_DeKooi_GT_DEF.indd 12

20-06-18 22:50


□ Opdracht 3 Verhaal lezen Lees samen deel 3 van het verhaal De kooi.

De kooi (3) antwoord ik. ‘Aha. Zodoende. Juist. Zeg, wil je wat drinken?’ vraagt hij. ‘Ik ben gisteren en eergisteren, en ook de dag daarvoor bezig geweest met het ontwikkelen van een nieuw biologisch sapje. Het is nog wat aan de zure kant en jij bent de eerste die … Hoewel, misschien is een blikje cola verstandiger … Hoewel, met al die suikers …’ ‘Ik heb geen dorst’, zeg ik snel, en ik houd de kooi omhoog. ‘Wat moet ik met een kooi?’ Martin wijst naar de microscoop. ‘Die past daar niet onder.’ ‘De kooi niet, nee’, antwoord ik. ‘Maar wat erin zit wel.’ Martins borstelige wenkbrauwen schieten de lucht in. Met een ongeduldig gebaar wenkt hij me. ‘Laat zien, jongedame’, zegt hij, en hij zet zijn bril voor dichtbij op. De glazen zijn geel van kleur. Ik zet de kooi voor hem neer. ‘Daar in de hoek’, zeg ik. ‘Het lijkt op een stukje stof, maar dat is het volgens mij niet. Het zit muurvast.’ ‘Muurvast’, herhaalt Martin. Hij trekt een la open en haalt iets tevoorschijn dat nog het meeste lijkt op een enorme pincet. Hij klemt het uiteinde op het zwarte stukje stof en begint voorzichtig te draaien, waarbij hij onophoudelijk mompelt. Zijn bewegingen lijken een soort patroon te hebben, toch heeft hij na een paar minuten nog geen enkele beweging in het stukje stof gekregen. ‘Ik denk niet dat dit werkt’, begin ik. ‘Misschien kun je beter …’ ‘Geduld, jongedame’, onderbreekt Martin me. ‘En ziehier het resultaat.’ Met een vloeiende beweging trekt hij het zwarte ding uit de kooi. Het is veel groter dan ik dacht en het heeft nog het meeste weg van een veer. ‘Corvus corone, corvus monedula, spizella atrogularis’, prevelt Martin terwijl hij de veer van alle kanten bekijkt. Het ding glanst in het felle licht van de tl-balk. ‘Zijn dat toverspreuken?’ vraag ik vertwijfeld. Martin laat een bulderende lach horen. ‘Ha, welnee!’ roept hij. Dit is duidelijk een veer van een vogel, maar dat had jij ook al gezien. Toch is het uiterst merkwaardig, want hoewel het lijkt op de veer van een kraai, de corvus corone in het Latijn, is dat het niet. En

Een kooi. Een schaduw. Een bod van € 1300. Een rode sportauto. Een gecodeerde brief. Een bizar ongeluk. Deze dingen malen door mijn hoofd wanneer ik op weg ben naar Martin. Met één hand houd ik de kooi vast die achter me op mijn bagagedrager staat. Ik heb de advertentie van Marktplaats af gehaald. Er is iets met dat ding aan de hand. Wat precies, weet ik niet, maar ik ga het uitzoeken. Tenminste, dat ga ik proberen. Martin is een vriend van mijn vader en hij is een beetje gestoord, maar wel grappig gestoord. Hij is bioloog, en dan niet zo eentje die op zondagmorgen veel te vroeg zijn bed uit gaat om met een verrekijker op zijn buik de natuur in te trekken, nee, Martin is heel anders. Hij noemt zichzelf uitvinder en microloog. Gelukkig woont hij vlakbij, en een paar minuten later sta ik bij hem voor de deur. Ik trek aan een touw. Verderop klinkt een bel. De deur zwaait open, er staat niemand in de deuropening. ‘Kom verder, Annika’, galmt een hoge mannenstem door de gang. ‘Ik zit in de schuur. Je kent de weg.’ Glimlachend stap ik over de drempel. Ik loop door naar de keuken, en neem daar de achterdeur naar buiten. De tuin is groter dan je zou verwachten, achterin staat een houten gebouwtje. Schuur, zou je het niet kunnen noemen, het is eerder een vakantiehuis. Wanneer ik er binnenga, word ik enthousiast begroet door Canis, een sint bernhard in de kleuren van een dalmatiër. ‘Wat heb je daar meegenomen?’ Martin zit in zijn gebruikelijke houding, voorovergebogen over zijn microscoop. Boven op zijn hoofd staan twee brillen, één voor dichtbij en één voor veraf. ‘Een vogelkooi’, antwoord ik. ‘Hij stond bij oma op zolder.’ Martin schiet overeind. ‘Bij je opa?’ vraagt hij. ‘Hé Martin, goedemiddag’, zeg ik overdreven vrolijk nu hij me aankijkt. ‘Alles goed?’ ‘Prima, prima’, antwoordt hij met een frons. ‘Bij je opa, zei je?’ herhaalt hij zijn vraag. Ik schud mijn hoofd. ‘Hij stond bij oma op zolder’,

13

Plot26_cursus_DeKooi_GT_DEF.indd 13

20-06-18 22:50


DE KOOI LES

2

De veer

een kauw of een zwartkingors is het evenmin.’ ‘Wat is het dan? Een kruising?’ Martin schudt zijn hoofd, terwijl hij de veer onder de microscoop legt. ‘Vogels kruisen niet zo gemakkelijk. Terwijl er niks mis mee is, hè Waldorf?’ De zwartgevlekte hond tilt even kort zijn kop op. ‘Nee, dit is een merkwaardig geval.’ Martin draait wat aan de knoppen van de microscoop terwijl hij in de lens kijkt. ‘Waar had je die kooi ook alweer opgeduikeld?’ ‘Bij oma op zolder. Hij moet er al een hele tijd staan.’ ‘Een hele tijd als in jaren?’ ‘Ja’, antwoord ik wanneer ik doorheb dat Martin niet kan zien dat ik sta te knikken.

‘Uiterst merkwaardig.’ ‘Hoezo?’ vraag ik. ‘De structuur, de glans, de elasticiteit’, antwoordt Martin. ‘Deze veer kan niet ouder zijn dan enkele dagen. Vreemd, dat hij dan toch zo vast zat.’ Hij gaat achterover zitten en schuift zijn bril weer op zijn hoofd. ‘Maar dat is niet wat dit object zo uiterst merkwaardig maakt’, gaat hij verder en hij kijkt me onderzoekend aan. ‘Wat dan wel?’ vraag ik zacht. ‘Kijk zelf maar’, antwoordt Martin en hij wijst op de microscoop.

14

Plot26_cursus_DeKooi_GT_DEF.indd 14

20-06-18 22:50


>> Annika wil weten wat de symbolen op de veer

□ Opdracht 5 Symbool beschrijven

betekenen en hoe ze heten. Ze gaat zoeken op internet. In de volgende opdrachten zie je wat ze gevonden heeft. Uitleg ‘symbool’

symbool teken of voorwerp dat iets uitbeeldt

1 Beschrijf hoe het symbool eruitziet. 2 Wat is de naam van dit symbool? 3 Wat betekent het?

Voorbeeld ‘symbool’

□ Opdracht 6

Filmpje bekijken

Bekijk het filmpje: https://to.plot26.nl/042.

□ Opdracht 7 Symbool beschrijven

□ Opdracht 4

gGeluidsfragment beluisteren

1 Beschrijf hoe het symbool eruitziet. 2 Wat is de naam van dit symbool? 3 Wat betekent het?

Luister naar het fragment: https://to.plot26.nl/187.

15

Plot26_cursus_DeKooi_GT_DEF.indd 15

20-06-18 22:50


DE KOOI LES

2

De veer

□ Opdracht 8 Tekst lezen Lees de tekst hieronder.

□ Opdracht 9 Symbool beschrijven

□ Opdracht 10 Verklaring bedenken Waarom staan juist deze symbolen op de veer? Probeer een verklaring te bedenken.

□ Moeilijke woorden Schrijf de moeilijke woorden uit deze les op.

1 Beschrijf hoe het symbool eruitziet. 2 Wat is de naam van dit symbool? 3 Wat betekent het?

16

Plot26_cursus_DeKooi_GT_DEF.indd 16

20-06-18 22:50


DE KOOI LES

3

LES 3 DE E-MAIL VAN KINNARO □ Opdracht 1 Verhaal lezen Lees samen deel 4 van het verhaal De kooi.

De kooi (4) ‘Ik snap het niet, hoor.’ Met mijn hoofd in mijn handen staar ik naar het scherm van Merels computer. ‘Wat hebben yin en yang, oneindigheid en een bliksemflits nou met elkaar te maken?’ ‘Alles’, antwoordt Merel. ‘Alleen weten wij nog niet wat.’ Ik zucht. We zitten al bijna een uur op Merels kamer, haar bureau ligt vol memootjes waarop we de verschillende gebeurtenissen van de afgelopen dagen hebben geschreven, maar echt wijzer zijn we er niet van geworden. Gek genoeg kan dat de pret voor Merel niet drukken. Hoe raadselachtiger het wordt, hoe meer lol ze er in lijkt te krijgen. ‘Hoe vaak hebben we nu alles al doorgesproken?’ vraag ik vertwijfeld. ‘Het schiet gewoon niet op.’ ‘Jij denkt verkeerd.’ Merel wijst met twee handen naar haar hoofd. ‘Wat?’ Ik kijk haar verbaasd aan. ‘Jij denkt dat dit raadsel oplossen net zoiets is als het leggen van een puzzel, hoe meer puzzelstukjes op de

goede plaats liggen, hoe duidelijker het plaatje wordt.’ ‘Zoiets, ja’, reageer ik. ‘Jij kijkt echt te veel tv’, gaat Merel verder. ‘Wat bedoel je daar nou weer mee?’ ‘Omdat die tv-series waarin ze een moord oplossen, ook op puzzels lijken. Ook daar wordt het langzaam maar zeker steeds duidelijker wie de moordenaar is.’ ‘Ik weet anders nooit wie het gedaan heeft’, zeg ik. ‘Ook op het laatst niet.’ ‘Hm.’ Merel staart met een nadenkende blik naar het plafond. Met haar vingers draait ze krullen in haar haar. ‘Misschien klopt het ook niet helemaal’, gaat ze verder, ‘maar je begrijpt wat ik bedoel.’ ‘De puzzelstukjes vallen op hun plaats’, zeg ik. ‘Precies’, zegt Merel. ‘En dat is dus grote onzin.’ ‘Onzin?’ ‘Ja, in het echt gaat het niet zo.’ Merel staart weer omhoog. ‘Kijk, zo’n serie wordt door mensen bedacht. Die kienen precies uit wanneer ze welke aanwijzing willen geven. In het echt gaat dat natuurlijk anders.

17

Plot26_cursus_DeKooi_GT_DEF.indd 17

20-06-18 22:50


DE KOOI LES

3

De e-mail van Kinnaro

Misschien heb je wel allemaal puzzelstukjes – zoals wij nu – maar dat wil nog niet zeggen dat ze van dezelfde puzzel zijn.’ Merel kijkt me met een brede lach aan en spreidt haar armen. ‘Misschien is er wel helemaal geen puzzel.’ ‘Ja, ja. Je bent weer eens niet te volgen’, mompel ik, en ik leg de memootjes op een rijtje naast elkaar. Puzzel of niet, ik wil de gebeurtenissen nog een keer nalopen. Er moet een soort logica in te ontdekken zijn. ‘Wat weten we al?’ begin ik, en ik leg mijn vinger op het eerste blaadje.

‘Precies’, zeg ik en ik leg mijn hand op het derde memootje. ‘Daarna zag ik een rode sportwagen wegscheuren en vond ik een briefje op de mat.’ ‘Waarin stond dat je de kooi niet mocht verkopen’, vult Merel weer aan. ‘En niet veel later kreeg diezelfde sportwagen een bizar ongeluk.’ ‘Daarom besloot ik de kooi van Marktplaats te halen’, ga ik verder. ‘En ben ik ermee naar Martin gegaan om hem te laten onderzoeken.’ Merel knikt. ‘En hij ontdekte de drie symbolen op de veer.’ Ik mompel iets instemmends. We zijn bij het laatste briefje aangekomen. Meer dan dit weten we niet. Wat nu? We zwijgen. Een gong klinkt. Automatisch haal ik mijn mobiel tevoorschijn en open mijn mail. Het duurt even voordat de naam van de verzender tot me doordringt. ‘Eh … Merel,’ begin ik voorzichtig. ‘Ja’, antwoordt ze in gedachten verzonken, haar blik nog steeds gericht op de rij memootjes. Ik wacht met verdergaan totdat ze opkijkt. Dan zeg ik: ‘Ik denk dat ik net het volgende puzzelstukje heb binnengekregen.’

‘Het begon allemaal toen ik de kooi op oma’s zolder vond.’ ‘Waaruit iets is weggevlogen’, vult Merel aan. ‘Dat weten we helemaal niet’, roep ik uit. ‘Je voelde toch een koude wind en je zag toch een schaduw het raam uit vliegen? Dat heb je zelf verteld.’ ‘Ik dácht een wind te voelen en ik dácht een schaduw te zien, maar dat kan ik me net zo goed ingebeeld hebben.’ Vlug wijs ik het tweede blaadje aan. ‘Toen ik de kooi op Marktplaats zette, werd er voor veel geld op geboden.’ ‘Ja’, zegt Merel gretig. ‘Door maar twee mensen, Kinnaro en Marjolijn.’

>> Wat zou jij nu doen?

□ Opdracht 2 E-mail lezen

Annika gaat naar huis om rustig na te kunnen denken over het antwoord dat ze gaat sturen. Ze twijfelt. Tweeduizend euro is veel geld. Maar toch besluit ze om niet op het aanbod in te gaan. Ze vertrouwt Kinnaro niet en gaat hem een e-mail sturen met de boodschap dat ze de kooi al verkocht heeft aan iemand anders en dat ze niet meer lastig gevallen wil worden door hem.

Lees de e-mail die Annika heeft gekregen.

Wat moet er allemaal in de e-mail komen te staan?

□ Opdracht 3 E-mail schrijven Schrijf de tekst voor de e-mail. Gebruik de toolbox Zakelijke mail schrijven en bekijk het filmpje in de digitale toolbox: https:// to.plot26.nl/004.

18

Plot26_cursus_DeKooi_GT_DEF.indd 18

20-06-18 22:50


ZAKELIJKE MAIL SCHRIJVEN Een zakelijke mail is een e-mail die je naar een bedrijf of instelling stuurt, of naar een persoon die je niet goed kent. De toon van een zakelijke mail en de manier waarop je schrijft, verschillen van een gewone mail.

• Deel je mail logisch in. Denk aan de opbouw inleiding – kern (middenstuk) – slot. Gebruik u en uw in plaats van je, jij en jouw. • Pas op met afkortingen. Gebruik ze liever niet. Niet iedere lezer van je mail zal de afkortingen kennen. Een zakelijke mail moet duidelijk voor je lezer zijn. • Begin elke zin met een hoofdletter en eindig met een punt (of vraagteken als de zin een vraag is). • Schrijf in goed Nederlands, zonder spelfouten.

Er zijn enkele regels waar je je aan moet houden: gebruik u en uw, wissel je zinsbouw af, zorg voor een goede opbouw van je mail: inleiding-kern-slot, schrijf in goed Nederlands en maak dus geen spelfouten. Vaak is het handig dat je een zakelijke mail door iemand anders laat lezen voordat je hem verstuurt.

Wil je meer uitleg? Ga dan naar de toolbox op de website: https://leerling.plot26.nl/theoriebox.

De regels van een zakelijke mail • Wissel je zinsbouw af. Begin niet elke zin met ik. • Het is niet verboden dat je je mail met ik begint. Maar als het niet hoeft, schrijf dan liever een zin die niet met ik begint.

19

Plot26_cursus_DeKooi_GT_DEF.indd 19

20-06-18 22:50


DE KOOI LES

3

De e-mail van Kinnaro

□ Opdracht 4 E-mail bespreken Bespreek de teksten van de e-mails in groepjes. Let op: • of de boodschap wordt overgebracht • spelling • taalgebruik • conventies (= hoe hoort het?).

>>

Annika heeft de e-mail naar Kinnaro gestuurd. Ze krijgt direct antwoord!

□ Opdracht 6 E-mail lezen Lees de e-mail.

>>

Oké, en nu?

□ Opdracht 5 E-mail kiezen Wat is de beste antwoordmail? Welke kan naar Kinnaro worden gestuurd?

20

Plot26_cursus_DeKooi_GT_DEF.indd 20

20-06-18 22:50


DE KOOI LES

4

LES 4 WIE IS KINNARO? □ Opdracht 1 E-mail lezen Lees de boodschap van Kinnaro nogmaals (zie blz. 20).

□ Opdracht 2 Verhaal lezen Lees samen deel 5 van het verhaal De kooi.

De kooi (5) Dit kan nooit. Niemand kan zo snel typen. Niemand kan me zien. Ik kijk om me heen. Druppeltjes op het keukenraam. De tuin ligt er verlaten bij. De kooi op tafel staat naast je. Ik snap wat deze zin betekent. Ik merk hoe ik begin te rillen. Snel sta ik op, loop naar de koelkast en drink een grote slok melk uit het pak. Ik heb geen dorst, maar ik moet even iets normaals doen. Merel. Zou zij het geweest zijn? Ze is er toe in staat, dat weet ik zeker. Zou ze boos zijn omdat ik naar huis ben gegaan om de e-mail van die Kinnaro in mijn eentje te beantwoorden in plaats van dat samen met haar te doen? Nee, dat was haar eigen idee. Zíj had geen tijd, zíj moest naar paardrijles. Ik buig me over mijn laptop. Het e-mailadres van de verzender is

precies hetzelfde als die van de eerste mail. Nee, Merel kan het niet geweest zijn. Zal ik weer naar Martin gaan? Hij kan vast uitvinden vanaf welke computer de mail verstuurd is. In gedachten verzonken wil ik mijn hand op de kooi leggen, maar op het laatste moment trek ik hem terug, waarom weet ik niet. Nee, ik ga niet weer naar Martin, hij gelooft me nooit als ik hem vertel hoe snel ik antwoord kreeg op mijn mailtje. Iemand moet een grap met me uithalen. Dat kan niet anders. Ik loop naar het raam. De enige plek vanwaar je onze tuin en de keuken in kan kijken is vanuit het dakraam van de achterbuurvrouw, mevrouw Swinkels. Zou zij …? Mevrouw Swinkels is al in de zeventig, en ze is

21

Plot26_cursus_DeKooi_GT_DEF.indd 21

20-06-18 22:50


DE KOOI LES

4

Wie is Kinnaro?

hartstikke aardig, die zou nooit zoiets doen. En zij kan toch nooit zo snel typen? Niemand kan zo snel typen. Weer schieten mijn ogen over het scherm. Vlak voor de foto van je oma en opa, twee mensen die je liefhad en die jou liefhadden. Waarom staat er dat ik ze liefhad en zij mij? Hebben opa en oma er iets mee te maken?

Ik zal om acht uur voor de deur staan. Wie is die man die € 2000 over heeft voor de vogelkooi van mijn oma? Ik ga weer achter mijn laptop zitten en open de site van Wikipedia. In het zoekvenster typ ik een naam in: Kinnaro.

□ Opdracht 3 Informatie lezen

□ Opdracht 4 Verhaal lezen

Lees de Wikipediapagina over Kinnaro. Welke moeilijke woorden moet je kennen om de tekst te begrijpen?

Lees samen deel 6 van het verhaal De kooi.

Kinnaro

Kinnaro is een figuur uit de mythologie die voorkomt in Chinese mythologieën van meer dan tweeduizend jaar geleden. Hij was deels man, deels vogel en hij zou beschikken over een aantal paranomale gaven. Zo kon hij bijvoorbeeld gebeurtenissen waarnemen zonder daar fysiek bij aanwezig te zijn. In de verhalen waarin Kinnaro voorkomt, is veelal sprake van één en hetzelfde symbool: de bliksemschicht. In Japan is de naam Kinnaro tegenwoordig nog in gebruik en komt hij als begrip voor in enkele spreekwoorden en gezegden. Bijvoorbeeld in: Moge Kinnaro je halen! Dit is in Japan een ernstige verwensing of vloek. Nog niet zo lang geleden, in de tweede helft van de 20e eeuw, dook een persoon met de naam Kinnaro plotseling in Europa op. Deze persoon werd toen in verband gebracht met verschillende groeperingen, waaronder het Genootschap van Gelijkheid, een organisatie die zich inzet voor weeskinderen en tot op de dag van vandaag wereldwijd actief is. Kinnaro zou binnen deze organisatie een prominente rol hebben gespeeld. De laatste tientallen jaren is Kinnaro van het toneel verdwenen. Het vermoeden bestaat dat hij naar het buitenland vertrokken is, maar dat is nooit bevestigd. Inmiddels wordt aangenomen dat hij is overleden.

22

Plot26_cursus_DeKooi_GT_DEF.indd 22

20-06-18 22:50


De kooi (6) ‘Merel luister. Volgens Wikipedia is die Kinnaro half vogel, half mens, heeft hij iets met bliksemschichten, en kan hij dingen zien zonder erbij te zijn.’ Ik moet moeite doen mijn stem onder controle te houden. ‘Een halve vogel?’ antwoordt Merel aan de andere kant van de lijn. ‘Zoals een half haantje, bedoel je?’ Ik hoor gehinnik op de achtergrond. ‘Amadeus, blijf staan!’ De stem van Merel nu van verder weg. ‘Kan je dat paard niet aan iemand anders overlaten en even naar me luisteren’, roep ik. ‘Ja, ja’, antwoordt Merel. ‘Hij is nogal onrustig vandaag. Ik weet ook niet wat het is. Wat zei je ook alweer?’ Ik zucht en dwing mezelf om niet weer te gaan ratelen. ‘Ik heb die Kinnaro opgezocht’, zeg ik. ‘Op Wikipedia heeft hij een eigen pagina.’ ‘En daarop staat dat hij een halve vogel is?’ ‘Ja, half vogel, half mens.’ ‘Toevallig’, reageert Merel. Ik hoor geen geluid meer op de achtergrond. Waarschijnlijk heeft ze een rustig hoekje gevonden op de manege. ‘Ik bedoel, jij krijgt een vogelkooi, die Kinnaro biedt daarop, en nu blijkt er een Kinnaro te zijn die half vogel is.’ ‘Precies’, zeg ik, blij dat Merel weer meedenkt. ‘En dat is niet het enige wat toevallig is’, ga ik verder. ‘In de verhalen over Kinnaro komt vaak een symbool voor.’ ‘De bliksemschicht’, vult Merel aan. ‘Hoe weet jij dat nou?’ ‘Omdat je dat daarnet zei.’ ‘Hm, je hebt toch beter geluisterd dan ik dacht’, brom

ik. ‘Maar weet je wat echt creepy is?’ In gedachte zie ik hoe Merel haar hoofd schudt. ‘Die Kinnaro kan dingen zien zonder dat hij erbij is.’ En vlug vertel ik Merel wat er gebeurde toen ik de mail naar hem verstuurde. Ik verwacht een antwoord als ‘hè gatver’ of ‘dat meen je niet’, maar Merel zegt: ‘Wauw, dat is te gek!’ ‘Te gek?’ zeg ik. ‘Doodeng, zal je bedoelen?’ ‘Stond er nog meer op Wikipedia?’ Merel klinkt gretig. ‘Ja, ik heb hem nog open staan.’ Mijn ogen schieten over de pagina. ‘Die Kinnaro komt voor in sommige spreekwoorden, maar dat is niet echt interessant. O, kijk. Niet lang geleden is iemand met zijn naam opgedoken in Europa. Even kijken. Deze Kinnaro wordt in verband gebracht met een genootschap, of zoiets, het Genootschap van Gelijkheid.’ ‘Nog nooit van gehoord’, zegt Merel. ‘Maar hoe zat dat nou met die mail? Jij drukt op ‘verzend’ en op hetzelfde moment krijg je een reply van die Kinnario, waarin hij schrijft dat de kooi naast je op tafel staat?’ ‘Klopt’, zeg ik afwezig, want ondertussen heb ik ‘Genootschap van Gelijkheid’ bij Google ingetypt, en het lijkt erop dat ze een eigen website hebben. Ik open de link. Bijna laat ik de telefoon uit mijn handen vallen. ‘Merel?’ mijn stem klinkt opeens vreemd dun. ‘Ja?’ ‘Wil je alsjeblieft meteen hier naartoe komen? Dit geloof je nooit.’

>>

Het Genootschap van Gelijkheid Annika is nieuwsgierig. Wachten op Merel betekent wachten tot ze klaar is met paardrijden, naar huis is gefietst, is omgekleed en hiernaartoe is gefietst. Dat duurt te lang. Annika drukt op de link…

23

Plot26_cursus_DeKooi_GT_DEF.indd 23

20-06-18 22:50


DE KOOI LES

4

Wie is Kinnaro?

Tja, en nu… Aanmelden? Het webformulier invullen? Wat zou er te zien zijn op de website van het Genootschap van Gelijkheid? Lees eerst de toolbox Formulier invullen.

FORMULIER INVULLEN Je ontkomt er niet aan: in je leven moet je vele formulieren invullen. Denk aan formulieren voor school, je sportvereniging, werk, studie en belasting, Maar ook als je via internet iets wilt bestellen, moet je meestal een registratieformulier invullen. De meeste formulieren zijn digitaal, maar er zijn ook nog wel papieren formulieren.

moet je voorzichtiger zijn met het weggeven van persoonlijke informatie. Denk na over de vraag: “Waarom moet ik dit eigenlijk invullen?” Vooral bij je adres, telefoonnummer, bankgegevens, paspoortgegevens moet je voorzichtig zijn. Als je twijfelt, vraag dan je ouders of verzorgers om advies.

Een formulier is bedoeld om snel en overzichtelijk je gegevens te delen met een bedrijf of organisatie waar je afspraken mee gaat maken. Bijvoorbeeld als je ergens lid van wil worden of als je iets wil kopen. De formulieren die je voor PLOT26 moet invullen, zullen meestal nep zijn (als dat niet het geval is, zullen we je waarschuwen). Je kunt daarin dus gerust je gegevens invullen. Maar in het echt

Realiseer je dat de gegevens die je moet invullen niet alleen gebruikt worden om een pakketje te verzenden, maar ook om reclame te verzenden. Wil je meer uitleg? Ga dan naar de toolbox op de website: https://leerling.plot26.nl/theoriebox.

□ Moeilijke woorden Schrijf de moeilijke woorden uit deze les op.

24

Plot26_cursus_DeKooi_GT_DEF.indd 24

20-06-18 22:50


DE KOOI LES

5

LES 5 OPA’S VERHAAL □ Opdracht 1

□ Opdracht 4 In chronologische volgorde zetten

Formulier invullen

Vul het webformulier van het Genootschap van Gelijkheid in op: www.genootschapvangelijkheid.nl. Gebruik zo nodig de toolbox Formulier invullen op blz. 24.

□ Opdracht 2 Vragen beantwoorden Lukte het om alle vragen te beantwoorden? Bij welke vraag kreeg je een foutmelding? Welke woorden kende je nog niet?

□ Opdracht 3

Wachtwoord invullen

Vul de namen van de drie symbolen heel precies in. Vul daarna het wachtwoord in: IAARK. Bekijk het filmpje waarin opa zijn verhaal vertelt: https://to.plot26.nl/006.

Zet de volgende zinnen in chronologische volgorde. 1 Marjolijn vangt de vogel. 2 Opa hoort van zijn grootvader dat hij bijzondere gaven heeft. 3 Een kooi met zwarte vogel staat voor opa’s deur en opa bevrijdt de vogel. 4 Kinnaro wil meer macht voor eigen gewin, wordt uit het Genootschap gezet en spreekt een vloek uit. 5 Opa ontmoet Kinnaro en Marjolijn en het ‘Genootschap van Gelijkheid’ wordt opgericht. 6 Opa komt om door een auto-ongeluk; het is geen echt ongeluk, maar moord. 7 De vogel wordt weer bevrijd door Annika en Marjolijn komt om het leven bij een bizar autoongeluk. 8 Annika krijgt de opdracht om de vogel met een list te vangen. 9 Wetten worden veranderd ten gunste van arme, behoeftige kinderen. 10 Marjolijn vangt de vogel.

25

Plot26_cursus_DeKooi_GT_DEF.indd 25

20-06-18 22:50


DE KOOI LES

5

Opa's verhaal

Uitleg ‘chronologie’

□ Opdracht 5

Test 1

Voer test 1 op de website uit. Als je de beloning hebt gehaald, sla die dan op.

chronologie

□ Opdracht 6

volgorde van gebeurtenissen in tijd

Test 2

Voer test 2 op de website uit. Als je de beloning hebt gehaald, sla die dan op. Voorbeeld ‘chronologie’

VOLGENDE LES De volgende les ga je verder met de tests. Je kunt thuis proberen alsnog de beloningen van de eerste twee tests te verdienen.

□ Moeilijke woorden Schrijf de moeilijke woorden uit deze les op.

26

Plot26_cursus_DeKooi_GT_DEF.indd 26

20-06-18 22:50


DE KOOI LES

6

LES 6 DE KRAAI UITGESCHAKELD □ Opdracht 1

>>

Missie geslaagd? Is de kraai weer opgesloten? De volgende les kom je te weten wat je met de beloningen kunt gaan doen.

Wachtwoord invullen

Ga naar de website van het Genootschap: www.genootschapvangelijkheid.nl. Je bent al lid en hebt test 1 en 2 gedaan. Voer daarom het volgende wachtwoord in: MACHT.

□ Opdracht 2

□ Opdracht 4 Verhaal lezen Lees het slot van het verhaal De kooi.

Test 3

Doe test 3 op de website. Als je de tests goed doet, krijg je een beloning. Sla de beelden op.

□ Opdracht 3

Test 4 en 5

Nu kun je verder met test 4 en 5 op de website. Je komt pas verder als je de beide tests goed hebt gedaan. Succes met het vangen van de kraai!

27

Plot26_cursus_DeKooi_GT_DEF.indd 27

20-06-18 22:50


DE KOOI LES

6

De kraai uitgeschakeld

De kooi (slot) zoeken. En er is nog iets dat Marjolijn bedacht moet hebben: mocht de kooi toch gevonden worden, dan zou dat waarschijnlijk gebeuren door familie van opa. Misschien wel door iemand met een gave … De trein slingert. Ik schuif heen en weer op mijn stoel. Huizen heb ik al een hele tijd niet meer gezien. Wel velden en bossen. Ik kijk op mijn mobiel. Nog twaalf minuten. Voor de zoveelste keer open ik de rits en voel ik in mijn jaszak. De papieren zitten er nog in. Onze eigen zolder leek een logische plek. Het was een slecht idee. Mama bewaart daar onze kerstspullen en zij ziet nooit iets over het hoofd. Ergens in december zou de kooi ontdekt worden. Een beter idee kreeg ik door een opmerking van Martin. Hij had gezegd ‘dat de kraai een uiterst merkwaardig exemplaar was’ en ‘dat hij nog nooit zoiets gezien had’. Als hij de waarheid sprak dan zou een dierentuin enorm blij zijn met zo’n aanwinst. Ze zouden er alles aan doen om de vogel niet te laten ontsnappen en hij zou de vrijheid hebben om te vliegen in zijn verblijf. Ik weet zeker dat opa daar blij mee geweest zou zijn. En toch … het leek me te riskant. Kinnaro zou een mogelijkheid vinden om te ontsnappen, daar ben ik zeker van. Weer knarsen de wielen. Ik sta op. Met één hand houd ik stevig de doos vast, terwijl ik met mijn andere hand steun zoek. Zo schuifel ik naar de uitgang. Met een korte ruk die me bijna doet omvallen komen we tot stilstand. De deuren gaan sissend open. Het perron is verlaten. Het kleine stationsgebouw aan de overkant ziet eruit alsof het in geen jaren meer is geschilderd. De trein vertrekt in de richting van waaruit ik gekomen ben. Ik heb niemand in of uit zien stappen. Pas wanneer ik getoeter hoor, zie ik de Mercedes staan. Een man in een zwarte jas stapt uit. Hij groet me door zijn hoed af te nemen. Ik loop in zijn richting. ‘Het is lang geleden dat ik hier iemand heb hoeven oppikken’, zegt de man als ik ben ingestapt. Hij is ouder dan ik vanaf het perron had ingeschat, zijn haar is spierwit en hij heeft diepe groeven in zijn gezicht. Hij drukt op een knopje van zijn taximeter. ‘Waarheen gaat de rit, jongedame?’ Dit wordt het lastigste gedeelte van de reis. ‘Ik eh … ik heb geen precies adres’, begin ik. De man kijkt met een geërgerde blik achterom. ‘Maar ik heb wel dit’, zeg ik snel. Ik rits mijn jaszak open en geef hem een A4’tje. De man neemt even de tijd om het blaadje te bekijken.

Het heeft een hele tijd geduurd voordat ik snapte waarom de kooi nou juist bij oma op de vliering stond. Had die Marjolijn echt geen betere schuilplaats kunnen vinden? Het leek wel of ze niet eens haar best had gedaan, maar dat was schijn. Pas nu ik voor dezelfde keuze sta, begrijp ik haar beslissing. Het knarsende geluid van staal op staal, de trein vertraagt. Met één hand houd ik de doos op de stoel naast me vast aan het touw dat ik eromheen gebonden heb. Met een laatste zucht komen we tot stilstand. Ook zonder naar buiten te kijken, weet ik waar we zijn: één halte nog. Het was geen gemakkelijk besluit. Niet omdat ik niet wist wat ik moest doen, maar omdat ik het met niemand kon delen. Niet met Merel, niet met Martin en al helemaal niet met mijn ouders. Het verhaal van opa was duidelijk, ik ben de enige die de familiegaven geërfd heeft, ik ben de enige die het Genootschap kan helpen op de manier zoals opa dat gedaan heeft. En wat hij me ook geleerd heeft, is dat macht gevaarlijk is. En dus was het simpel: hoe minder mensen het weten, hoe beter. Ik word zachtjes tegen de rugleuning gedrukt, we komen weer in beweging. Vanaf mijn plek kan ik het hele treinstel overzien. Alle stoelen zijn leeg. Ik schuif het touw wat opzij en lees de woorden op het karton: Keep upright, fragile. Ik bedwing de neiging om door de luchtgaten naar binnen te kijken. Tijdens de reis heb mezelf er twee keer op betrapt dat ik bezig was de doos open te maken zonder dat ik het in de gaten had. Ik moet alert blijven. Eindelijk heb ik weer nachten zonder nachtmerries en dat wil ik graag zo houden. Ik heb eraan gedacht om de kooi te begraven. Maar een vogel onder de grond stoppen, is wreed, ook al is het Kinnaro. Ik heb overwogen om hem diep in een bos achter te laten, maar ook dat was een slecht idee. Door bossen lopen mensen en vroeg of laat zou iemand de kooi zien. Bovendien gaat er een sterke aantrekkingskracht van uit, een kracht die alleen maar sterker is geworden sinds Kinnaro gevangen is, en het zou me niet verbazen wanneer de kooi al gevonden zou zijn, voordat ik weer thuis was. Ik moest op zoek naar iets anders. En toen besefte ik waarom Marjolijn voor oma’s vliering had gekozen. Ze heeft niet geprobeerd de kooi te verstoppen, ze heeft geprobeerd een plek te vinden waar niemand zou gaan

28

Plot26_cursus_DeKooi_GT_DEF.indd 28

20-06-18 22:50


‘En wat mag dit voorstellen?’ vraagt hij. ‘Ik ben er maar één keer geweest’, zeg ik. ‘Het was lang geleden. Ik kan het niet beter omschrijven.’ De man haalt zijn schouders op. ‘Hier kan ik dus totaal niets mee’, bromt hij. Weer steek ik mijn hand in mijn zak en met trillende vingers haal ik de foto tevoorschijn. Het is mijn laatste hoop. Ik geef hem aan de man. ‘Zwart-wit?’ zegt hij verwonderd en hij wrijft over zijn kin. Dan verandert plotseling zijn blik, hij kijkt van de foto naar mij en dan weer naar de foto. ‘Je houdt me toch niet voor de gek, hè?’ vraagt hij, zijn ogen dichtgeknepen tot spleetjes. Ik schud mijn hoofd. ‘Hoezo?’ vraag ik met een veel te hoge stem. ‘Als dit is wat ik denk dat het is, dan wordt het een lang ritje. Of beter gezegd een duur ritje.’ ‘Dus u kent het?’ De man beweegt langzaam zijn hoofd op en neer. ‘Ik ben bang van wel.’ Ik voel mijn hartslag versnellen. ‘Ik zal u betalen’, zeg ik. ‘Echt.’ De man kijkt me nog eens onderzoekend aan, haalt dan voor de tweede keer zijn schouders op en start de auto. Na een half uur rijden wordt het donker en niet veel later begint het te regenen. Wanneer we de provinciale weg verlaten en een zandpad in slaan, zet de chauffeur zijn groot licht aan. Hij moet stapvoets rijden om de diepste kuilen te omzeilen. Verwonderd tuur ik naar buiten. Ik heb daarnet gelogen. Ik ben hier nog nooit geweest. Na een tijdje stoppen we. ‘Ogenblikje’, bromt de chauffeur. Hij stapt uit en in het licht van de koplampen zie ik hoe hij een houten hek opent. ‘Het is nu niet ver meer’, zegt hij als hij weer is ingestapt. Ik knik, niet in staat iets te zeggen. Mijn linkerarm ligt op de doos. De man zal best gelijk hebben gehad, maar doordat we maar langzaam vooruit komen, duurt het nog een hele tijd voordat we er zijn. Na een paar minuten stoppen we. De chauffeur zet de motor uit en draait zich naar me toe. ‘Het laatste stukje zal je moeten lopen. Hier eindigt de weg.’ Ik schraap mijn keel. ‘Kunt u hier op me blijven wachten? Ik wil alleen even iets afgeven.’ ‘Iets afgeven?’ De man wijst met zijn duim over zijn schouder. ‘Het zal mij verbazen als daar nog iemand woont.’

Ik kijk in de aangegeven richting, maar in het donker kan ik alleen vaag de contouren van een huis zien. ‘Ik ben zo terug’, zeg ik, en zonder op een antwoord te wachten, stap ik uit en met de doos in mijn hand begin ik te lopen. Ik vertrouw erop dat de chauffeur zal blijven wachten nu ik nog niet betaald heb. Ik ga recht op mijn doel af en doe geen moeite om plassen te ontwijken. Ik krijg natte voeten. Het kan me niet schelen. Vanuit de doos klinkt gefladder van vleugels. Gekras. Ik negeer het. Regendruppels roffelen op de kartonnen doos. Ik houd mijn ogen gericht op het gebouw voor me. Hoe dichterbij ik kom, hoe groter het lijkt te worden. Het is in het donker slecht te zien, maar het huis lijkt helemaal niet zo vervallen te zijn. Woont hier dan toch iemand? Ik loop op een grote houten deur af. Vlak voor de deur blijf ik staan. Het gefladder in de doos is heviger geworden, het gekras luider. Zonder nog langer te wachten, duw ik tegen de knop. Tot mijn verbazing zwaait de deur soepel open. Ik haal mijn mobiel uit mijn zak, zet de zaklamp aan en schijn naar binnen. Houten balken, kandelaars, een piano. Ik ben op de juiste plek. Wanneer ik over de drempel stap, wordt het gefladder zo heftig dat de doos begint te schudden en het touw diep in mijn handen snijdt. Het kan me niet schelen. Ik zet de doos neer op de stenen vloer. Het gefladder stopt. Het gekras verstomt. Ik vouw de doos open en til de kooi met de doek er nog overheen, er voorzichtig uit. Ik neem vijf passen en zet de kooi neer. Dan trek ik in één beweging de doek eraf. Tevreden bekijk ik het tafereel. Naast een leren leunstoel staat een houten tafeltje. Op het tafeltje staat de kooi. Het silhouet van de vogel is nauwelijks te zien. Maar het is te zien. Zonder om te kijken, ga ik het huis uit, terug naar de taxi. Achter me blijft het doodstil.

29

Plot26_cursus_DeKooi_GT_DEF.indd 29

20-06-18 22:50


DE KOOI LES

7

LES 7 EEN TRAILER OF NIEUWSBERICHT MAKEN (1) □ Opdracht 1 Eindopdracht kiezen

Voorbeeld ‘trailer’

Je mag kiezen uit twee eindopdrachten: EINDOPDRACHT A Een trailer maken over De kooi: een sfeervolle, spannende weergave van de gebeurtenissen. B Een nieuwsbericht schrijven over De kooi: een feitelijke weergave van de gebeurtenissen. Gebruik bij je eindproduct de beelden die je hebt verdiend en zoek er zelf beelden bij.

Uitleg ‘trailer’

een trailer aantal stukjes uit een film of programma, zodat je kunt zien waar de film of het programma over gaat

30

Plot26_cursus_DeKooi_GT_DEF.indd 30

20-06-18 22:50


TRAILER MAKEN

□ Opdracht 2 Toolbox lezen A L ees de toolbox Trailer maken als je voor een trailer kiest en bekijk de filmpjes in de digitale toolbox: https://leerling.plot26.nl/theoriebox. B L ees de toolbox Nieuwsbericht schrijven als je voor een nieuwsbericht kiest en bekijk de voorbeelden in de digitale toolbox: https://leerling.plot26.nl/theoriebox.

Met een trailer maak je iemand nieuwsgierig naar een film of een boek. Je probeert de kijker over te halen de film te bekijken of het boek te lezen. Een trailer is dus een spannende samenvatting. De belangrijkste ingrediënten van een trailer zijn: • informatie over het verhaal • duidelijke structuur • mix van muziek, beeld en tekst • informatie over de maker(s) • titel van de film of het boek • informatie over verschijningsdatum.

□ Opdracht 3 Inhoud bedenken • B reng alle gebeurtenissen in kaart. Maak hiervoor een tijdlijn. Lees de toolbox Tijdlijn op de volgende bladzijde. • Bedenk welke gebeurtenissen je gaat verwerken in je trailer of nieuwsbericht. • Zorg ervoor dat je een duidelijk verhaal vertelt en dat alle gebeurtenissen en personages duidelijk zijn voor een lezer of kijker die van niets weet. • Als je alles voor de inhoud op een rijtje hebt en weet wat je wilt vertellen, in welke volgorde, en welke beelden je hierbij nodig hebt, ga dan aan de slag!

Als jij het verhaal aantrekkelijk, begrijpelijk en kort kunt vertellen, zodat de kijker nieuwsgierig wordt, dan heb je een goede trailer gemaakt. Wil je meer uitleg? Ga dan naar de toolbox op de website: https://leerling.plot26.nl/theoriebox. NIEUWSBERICHT SCHRIJVEN

Als je niet weet hoe je (technisch) een A filmpje moet maken, kun je ook gebruikmaken van de digitale toolbox Filmpje bewerken en uploaden: https://leerling.plot26.nl/theoriebox. B Bedenk hoe je het nieuwsbericht gaat maken.

Een nieuwsbericht staat in een krant of op het internet, of is te horen op tv of radio. Mensen lezen het of luisteren ernaar omdat ze willen weten wat er gebeurd is. Een goed bericht geeft in zo weinig mogelijk ruimte zo veel mogelijk informatie. Bij het schrijven van een nieuwsbericht moet je rekening houden met: • je doel (je wilt zo duidelijk mogelijk vertellen wat het nieuws is). • je lezers of luisteraars (hoeveel weten ze, hoe oud zijn ze). • de omvang van je tekst (hoeveel woorden mag je gebruiken? Je moet goed nadenken over wat je wilt schrijven en hoe je je tekst opbouwt. Zorg dat de belangrijkste informatie bovenaan staat. Ook moet je een goede titel en tussenkopjes bedenken, omdat je lezer snel wil weten waar de tekst over gaat. Uiteraard mogen er geen fouten staan in een nieuwsbericht, dus je moet je tekst goed (laten) controleren. Wil je meer uitleg? Ga dan naar de toolbox op de website: https://leerling.plot26.nl/theoriebox.

31

Plot26_cursus_DeKooi_GT_DEF.indd 31

20-06-18 22:50


DE KOOI LES

7

Een trailer of nieuwsbericht maken (1)

Uitleg ‘in kaart brengen’

Uitleg ‘personage’

in kaart brengen

personage

overzicht maken van wat er is gebeurd of moet gebeuren

rol waarin een acteur optreedt

Voorbeeld ‘personage’ Voorbeeld ‘in kaart brengen’

TIJDLIJN Een tijdlijn geeft situaties en gebeurtenissen weer, in de juiste volgorde van tijd. Wanneer maak je een tijdlijn? Als je een verhaal leest waarin de gebeurtenissen niet allemaal achter elkaar staan. Als je voor een onderzoek moet uitzoeken wat er nou precies gebeurd is (reconstructie). Hoe maak je een tijdlijn? Een tijdlijn kun je op veel manieren maken. Het is belangrijk dat je een manier zoekt die jij prettig en overzichtelijk vindt. Wil je meer uitleg? Ga dan naar de toolbox op de website: https://leerling.plot26.nl/theoriebox.

>>

Ga aan het werk!

32

Plot26_cursus_DeKooi_GT_DEF.indd 32

20-06-18 22:50


8

DE KOOI SCHRIJVEN LES 1 LES

2

LES 8 EEN TRAILER OF NIEUWSBERICHT MAKEN (2) >> • • • •

Hoe gaat het met je trailer of je nieuwsbericht? Welke problemen kwam je tegen? Hoe heb je die opgelost? Heb je hulpbronnen gebruikt? Wie heeft er een goede tip?

Voorbeeld ‘criterium’

□ Opdracht 1 Beoordelingscriteria Wat zijn de beoordelingscriteria voor het nieuwsbericht of de trailer? Bespreek in viertallen waar volgens jullie het eindproduct op beoordeeld moet worden. Welke criteria gaan we gebruiken? Uitleg ‘criterium’

het criterium datgene waarop je je beoordeling baseert

33

Plot26_cursus_DeKooi_GT_DEF.indd 33

20-06-18 22:51


DE KOOI LES

8

Een trailer of nieuwsbericht maken (2)

â–Ą Opdracht 2 Eindopdracht afmaken Werk verder aan je trailer of je nieuwsbericht. Als je trailer klaar is, kun je hem uploaden op YouTube. Gebruik eventueel de digitale toolbox Filmpje bewerken en uploaden.

â–Ą Opdracht 3 Eindopdracht inleveren Lever je nieuwsbericht of de link van je trailer op YouTube in bij je docent. VOLGENDE LES De volgende les moet je je product laten zien en een korte uitleg geven. Zorg ervoor dat je jouw tekst of filmpje kunt laten zien.

34

Plot26_cursus_DeKooi_GT_DEF.indd 34

20-06-18 22:51


DE KOOI LES

9

LES 9 TERUGBLIK □ Opdracht 1 Presentaties

□ Opdracht 3 Reflectie (2)

Laat je trailer of nieuwsbericht zien en geef er een korte uitleg bij.

Geef van elk onderwerp aan hoe goed je dit nu beheerst. 1 I k weet nu wel / niet / een beetje wat signaalwoorden zijn. 2 I k weet nu wel / niet / een beetje wat alle woorden in een webformulier betekenen. 3 I k weet nu wel / niet / een beetje wat chronologische volgorde is. 4 I k weet nu wel / niet / een beetje hoe ik een trailer kan maken of hoe ik een nieuwsbericht kan schrijven. 5 I k weet nu wel / niet / een beetje het verschil tussen feiten en meningen. 6 Ik snap wel / niet / een beetje wat je kunt doen als je een tekst met veel moeilijke woorden tegenkomt. 7 Ik snap wel / niet / een beetje hoe ik informatie uit een lange tekst kan halen. 8 Ik ben wel / niet / een beetje beter geworden in het schrijven van een e-mail. 9 Ik ben wel / niet / een beetje beter geworden in het lezen van teksten. 10 Ik ben wel / niet / een beetje beter geworden in het vinden van spelfouten.

□ Opdracht 2 Reflectie (1) 1 M aak een lijstje van wat je in De kooi allemaal hebt gedaan en geleerd voor het vak Nederlands. 2 Bespreek het lijstje met elkaar: zijn jullie nog iets vergeten? 3 In welk domein (of welke domeinen) van Nederlands hoort elk onderwerp thuis?

35

Plot26_cursus_DeKooi_GT_DEF.indd 35

20-06-18 22:51


DE KOOI - NOTITIES

NOTITIES

36

Plot26_cursus_DeKooi_GT_DEF.indd 36

20-06-18 22:51


LEZEN 1

Bert de Vos Willemijn Zwart

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 37

20-06-18 22:52


INHOUD In deze lessenserie ontdek je wat je leesniveau is, wat het belang is van veel lezen (de ‘leesmotor’) en waar je interesses liggen.

DOEL VAN DE CURSUS: een betere lezer worden.

HOE GA JE DIT DOEL BEREIKEN?

blz. ICT-lessen

Les 1

Aan de slag met lezen Wat maakt een tekst moeilijk en wat is jouw leesniveau?

39

Les 2

Kennis = leesplezier De leesmotor: hoe word je beter in lezen?

41

Les 3

Kennis = beter lezen Voorkennis: wat weet je al over het onderwerp?

43

Les 4

Boeiende teksten Interesse: welke teksten vind jij boeiend?

45

Les 5

Het tekstgeraamte Het tekstgeraamte: hoe zie je snel waar de tekst over gaat?

47

Les 6

Het tekstendossier Hoe helpt het tekstgeraamte je bij het lezen?

50

Les 7

Voorspellen Op welke manieren kun je lezen en hoe pak je het aan?

52

Les 8

Boeiend! Lezen met plezier

55

Toets Wat moet je kennen en kunnen?

57

Teksten • Teksten bij Les 2 • Teksten bij Les 3 • Tekst bij Les 5 • Teksten bij Les 6

Bijlagen • Woordweb (Les 2, opdracht 1 – Les 3, opdracht 2) • Knipbladen Tekstgeraamte maken (Les 5, opdracht 5) • Scoreformulier boeiende teksten (Les 8, opdracht 4)

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 38

59 73 87 89

157 159 158

20-06-18 22:52


LEZEN 1 LES

1

LES 1 AAN DE SLAG MET LEZEN DEZE LES

Wat maakt een tekst moeilijk en wat is jouw leesniveau? Je gaat in deze les: • terugkijken naar de teksten die jij de laatste tijd gelezen hebt • onderzoeken wat een tekst moeilijk of makkelijk maakt • ontdekken hoe moeilijk de teksten zijn die jij leest (jouw leesniveau). Terugblik 1 Welke teksten heb je gelezen in het verhaal ‘De kooi’? 2 Wat ging wel en wat ging niet goed? 3 Wat kostte wel en wat kostte geen moeite?

□ Opdracht 1 Wat lees je?

□ Opdracht 3 Niveau bepalen (1) 1 W aren jullie het over de volgorde snel met elkaar eens? 2 W elke teksten vind je ongeveer van jouw niveau (= goed bij jou passen)? Waarom denk je dat? 3 W at maakt een tekst makkelijk of moeilijk? Bedenk met je groep minstens drie criteria.

Schrijf op wat je hebt gelezen vandaag: vanaf het moment dat je bent opgestaan tot nu.

□ Opdracht 2 Teksten ordenen 1 Maak groepen van drie of vier leerlingen. 2 Bekijk de vier teksten die je van de docent krijgt. 3 Orden met je groepje de teksten van makkelijk naar moeilijk.

39

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 39

20-06-18 22:52


LEZEN 1 LES

1

Aan de slag met lezen

Uitleg ‘criterium’

CRITERIA VOOR HET BEOORDELEN VAN HET TEKSTNIVEAU

criterium

• lengte van de tekst • lengte van de zinnen • moeilijke woorden • lay-out (= hoe de tekst eruitziet) • afbeeldingen (= plaatjes) • onderwerp

datgene waarop je je beoordeling baseert

Voorbeeld ‘criterium’

□ Opdracht 4 Niveau bepalen (2) Bekijk tekst B uit opdracht 2 nog eens. Dit is een tekst op het niveau dat jij in de onderbouw moet hebben of halen (2F). 1 Is deze tekst volgens de criteria makkelijk of moeilijk voor jou? 2 Als deze tekst te moeilijk is, wat kun je dan doen om dat niveau te halen? 3 Wat kan jouw docent doen om je daarbij te helpen?

□ Opdracht 5 Wat is jouw niveau? Schrijf voor jezelf op: 1 Hoe je jouw niveau inschat. 2 Wat je gaat doen om veel te lezen en beter te worden in lezen.

Andere betekenis ‘criterium’

criterium

□ Moeilijke woorden

(andere betekenis)

Schrijf de moeilijke woorden uit deze les op.

een wielerwedstrijd die bestaat uit korte rondes

40

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 40

20-06-18 22:52


2 2

SCHRIJVEN LEZEN 1 LES1 LES

LES 2 KENNIS = LEESPLEZIER DEZE LES

De leesmotor: hoe word je beter in lezen? Je gaat in deze les: • onderzoeken wat je al weet van een onderwerp (= voorkennis) • een tekst uitzoeken die past bij jouw niveau • ontdekken hoe jouw ‘leesmotor’ werkt • vragen over een tekst beantwoorden.

□ Opdracht 1 Woordweb maken

Voorbeeld woordweb

1 2

Kies een van de volgende onderwerpen: • Piranha’s • Hoe vinden dieren de weg? S chrijf in een woordweb op wat je weet over dat onderwerp. Hiernaast staat een voorbeeld van een woordweb.

41

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 41

20-06-18 22:52


LEZEN 1 LES

2

Kennis = leesplezier

>> Tip 1: Je kunt het lege woordweb op blz. 157

□ Opdracht 4 Tekst bekijken en kiezen

gebruiken, maar je mag het woordweb ook op een ander vel papier maken.

1 Bekijk de teksten over sportvoeding: • Brandstof voor je lijf (tekst 3, blz. 62-63) • Winst te behalen op sportvoeding (tekst 4, blz. 65-67) • Vijf mythes over sportvoeding (tekst 5, blz. 69-71). 2 Welke tekst past het best bij jou? Kies één tekst. Je hoeft hem nu nog niet te lezen.

>> Tip 2: Het is ook leuk om je woordweb te maken via www.padlet.com. Klik op ‘Bouw een muur’ en dubbelklik op de muur om tekst te typen. Bewaar je muur door de URL linksboven te kopiëren en in je notitieboek te plakken.

□ Opdracht 5

□ Opdracht 2 Wat weet je al?

Filmpje bekijken

Als je veel leest, gaat bij jou het ‘leesmotortje’ lopen. Hoe werkt dat? Bekijk het filmpje: https://to.plot26.nl/047.

Hoeveel weet je al van je gekozen onderwerp? A veel B gemiddeld C weinig

□ Opdracht 3 Tekst lezen 1 Lees de tekst over het onderwerp dat jij hebt gekozen: • Piranha's (tekst 1, blz. 59) • Hoe vinden dieren de weg (tekst 2, blz. 6061). 2 Waarom lukt het je wel of niet om deze tekst te lezen?

□ Opdracht 6 Tekst lezen en vragen beantwoorden 1 B ekijk nog eens de tekst over sportvoeding die je bij opdracht 4 hebt gekozen. 2 Beantwoord de vragen bij jouw tekst. Let op: kies de goede tekst en de goede vragen bij jouw tekst! • Vragen bij ‘Brandstof voor je lijf’ (tekst 3), zie blz. 64. • Vragen bij ‘Winst te behalen op sportvoeding’ (tekst 4), zie blz. 68. • Vragen bij ‘Vijf mythes over sportvoeding’ (tekst 5), zie blz. 72.

VOORKENNIS Je hebt een woordweb gemaakt van wat je al wist over het onderwerp. Wat je al weet over het onderwerp, noemen we voorkennis. Hoe meer voorkennis je hebt over een onderwerp, des te makkelijker wordt het lezen.

>> Vorige les heb je gekeken wat een tekst makkelijk • • • • • •

of moeilijk maakt. Daar komt nu voorkennis bij: lengte van de tekst lengte van de zinnen moeilijke woorden lay-out (= hoe de tekst eruitziet) afbeeldingen onderwerp (voorkennis)

□ Moeilijke woorden Schrijf de moeilijke woorden uit deze les op.

42

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 42

20-06-18 22:52


3 2

SCHRIJVEN LEZEN 1 LES1 LES

LES 3 KENNIS = BETER LEZEN DEZE LES

Voorkennis: wat weet je al over het onderwerp? Je gaat in deze les: • onderzoeken hoe voorkennis helpt bij het lezen van een tekst • een tekst kiezen die past bij jouw niveau • leren hoe je je voorkennis kunt vergroten.

□ Opdracht 1

Filmpje bekijken In de vorige les heb je geleerd dat het lezen van een tekst makkelijker wordt als je al iets weet van het onderwerp. Bekijk het filmpje over de leesmotor nog eens: https://to.plot26.nl/051.

VOORKENNIS VERGROTEN Een goede manier om je voorkennis te vergroten is: graven in je geheugen en opschrijven wat je al weet van het onderwerp. Je hebt dit in de vorige les gedaan met een woordweb. Je kunt ook gewoon een lijstje maken, of het alleen in je hoofd bedenken.

43

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 43

20-06-18 22:52


LEZEN 1 LES

3

Kennis = beter lezen

□ Opdracht 2 Woordweb maken

2 K ies de tekst die het best bij jouw niveau past (denk aan de criteria in les 1). 3 Lees deze tekst helemaal. 4 Was de tekst die jij hebt gekozen inderdaad op jouw niveau? 5 Hoe zit dat met de twee andere teksten over jouw onderwerp?

1 Kies een van de volgende onderwerpen: • eetstoornissen • matchfixing (wedstrijdvervalsing en omkoping in sport). 2 Schrijf in een woordweb op wat je weet over dit onderwerp. Je kunt het lege woordweb op blz. 157 gebruiken, maar je mag het woordweb ook op een ander vel papier maken. 3 Bewaar je woordweb voor opdracht 5.

□ Opdracht 5 Woordweb aanvullen Je weet nu meer over jouw onderwerp doordat je een filmpje hebt bekeken en een tekst hebt gelezen. Vul je woordweb uit opdracht 2 aan.

>> Een andere manier om je voorkennis te vergroten is: een filmpje bekijken over het onderwerp.

□ Opdracht 6 Onderwerpen opschrijven Wat zijn onderwerpen waar jij veel vanaf weet? Schrijf vijf onderwerpen op waar je best veel over weet, waar je zin in hebt om over te lezen en waarvan je wel een moeilijkere tekst aankunt.

□ Opdracht 3

Filmpje bekijken Bekijk het filmpje over het onderwerp dat jij in de vorige opdracht hebt gekozen: https://to.plot26.nl/052.

□ Opdracht 7 Terugkijken Wat is het belangrijkst wat je in deze les geleerd hebt over ‘lezen’? Beantwoord de vragen. 1 Wat ben je te weten gekomen over jouw zin om te lezen? 2 Wat ben je te weten gekomen over het verband tussen voorkennis en lezen? 3 Wat ben je te weten gekomen over jouw leesniveau? VOLGENDE LES Zoek twee teksten op over een onderwerp dat jij heel interessant vindt. Zorg ervoor dat ze niet te makkelijk en niet te moeilijk zijn. Je mag gebruikmaken van de digitale tekstenbox. Neem de twee teksten de volgende les mee!

□ Opdracht 4 Tekst op jouw niveau lezen 1 Bekijk de drie teksten over jouw onderwerp (eetstoornissen/matchfixing). • Artikel anorexia 1F: tekst 1, blz. 73. • Artikel anorexia 2F: tekst 2, blz. 74. • Artikel anorexia 3F/4F: tekst 3, blz. 75-79. • Artikel matchfixing 1F: tekst 4, blz. 80. • Artikel matchfixing 2F: tekst 5, blz. 81. • Artikel matchfixing 3F: tekst 6, blz. 82-86.

□ Moeilijke woorden Schrijf de moeilijke woorden uit deze les op.

44

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 44

20-06-18 22:52


4 2

SCHRIJVEN LEZEN 1 LES1 LES

LES 4 BOEIENDE TEKSTEN DEZE LES

Interesse: welke teksten vind jij boeiend? Je gaat in deze les: • aan een klasgenoot vertellen wat jij een boeiend onderwerp vindt • een tekst van jezelf en een tekst van een klasgenoot lezen • opschrijven wat je vindt van de tekst van je klasgenoot.

□ Opdracht 1 Vertel wat jij weet

Als je thuis geen teksten hebt gevonden, kun je ook een tekst uit de voorgaande lessen gebruiken, of een tekst uit de digitale Tekstenbox.

Je hebt teksten gezocht over een onderwerp dat jij boeiend vindt. 1 V ertel aan iemand in de klas wat je al van dit onderwerp weet en hoe je aan die kennis bent gekomen. 2 Lees een van je gevonden teksten. 3 V ertel wat je nu nog meer te weten bent gekomen.

Weet je nog hoe de leesmotor werkt? Bekijk zo nodig nog eens het filmpje over de leesmotor: https://to.plot26.nl/053.

45

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 45

20-06-18 22:52


LEZEN 1 LES

4

Boeiende teksten

De criteria voor het beoordelen van het tekstniveau zijn nu:

□ Opdracht 2 Tekst beoordelen 1 Bekijk de teksten van je klasgenoten. 2 Kies een tekst die jou interessant lijkt. 3 Lees de gekozen tekst en vul het formulier Tekst beoordelen in.

• lengte van de tekst • lengte van de zinnen • moeilijke woorden • lay-out (= hoe de tekst eruitziet) • afbeeldingen • onderwerp (voorkennis en interesse)

>> Criteria voor het beoordelen van het tekstniveau Als je een onderwerp boeiend vindt, kun je er vaak een moeilijkere tekst over lezen.

□ Moeilijke woorden Schrijf de moeilijke woorden uit deze les op.

Tekst beoordelen Titel: Geef een cijfer hoe boeiend de tekst was. Cijfer:

Uitleg:

Schrijf drie dingen uit de tekst op die nieuw voor je zijn.

1.

2.

3.

Wil je over dit onderwerp meer te weten komen? • ja

• ik denk het wel

• ik denk het niet

• nee

Vind je de tekst interessant genoeg om te bewaren? • ja

• ik denk het wel

• ik denk het niet

• nee

46

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 46

20-06-18 22:52


5 2

SCHRIJVEN LEZEN 1 LES1 LES

LES 5 HET TEKSTGERAAMTE DEZE LES

Het tekstgeraamte: hoe zie je snel waar de tekst over gaat? Je gaat in deze les: • onderzoeken hoe je snel kunt zien waar een tekst over gaat • ontdekken wat het ‘tekstgeraamte’ is • oefenen met het aanwijzen van het tekstgeraamte • zelf een tekstgeraamte maken.

>> Het onderwerp van een tekst

□ Opdracht 1 Afbeeldingen bekijken en bespreken

Het onderwerp is een belangrijk criterium om te beoordelen of een tekst bij jou past. Als je een tekst ziet, vraag je je af: • Wat weet ik al over het onderwerp (voorkennis)? • Vind ik het onderwerp boeiend?

Bekijk de vier afbeeldingen (illustraties) hierboven bespreek ze met een klasgenoot. Beantwoord de vragen: 1 Waar gaat de illustratie over? 2 Wat voor tekst verwacht je hierbij? 3 Weet je al wat van dat onderwerp? 4 Heb je zin om hier meer over te weten? 5 Verwacht je dat die tekst past bij jouw niveau?

Maar hoe zie je wat het onderwerp van een tekst is? De eerste manier is naar de illustraties (= afbeeldingen, plaatjes) te kijken.

47

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 47

20-06-18 22:52


LEZEN 1 LES

5

Het tekstgeraamte

a

b

d

c

HET ONDERWERP VAN EEN TEKST

â–Ą Opdracht 3

De eerste manier om te zien wat het onderwerp is van een tekst is naar de illustraties te kijken. De tweede manier is naar de titel te kijken. De titel is een woord of een groepje woorden dat boven de tekst staat.

Filmpje bekijken

Bekijk het filmpje over het tekstgeraamte: https://to.plot26.nl/192.

â–Ą Opdracht 2 Titel kiezen Kijk nog eens naar de illustraties in opdracht 1. Welke titel past het best bij welke illustratie? Zet bij elke titel de letter van de afbeelding die er het best bij past. 1 Amsterdamse winkels zijn stiekeme spionnen beu 2 Kinderen gewond bij mislukte reconstructie tornado 3 Iedereen kan hacken met Blackshades 4 Azteekse strijders

48

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 48

20-06-18 22:52


□ Opdracht 5 Tekstgeraamten maken

HET TEKSTGERAAMTE

Je krijgt allemaal losse stukjes tekst die uit twee teksten komen. Het zijn stukjes uit het tekstgeraamte. Zoek de stukjes op blz. 159-161 bij elkaar en maak zo twee goede tekstgeraamten.

Als je een tekst gaat lezen, kun je al heel veel over het onderwerp te weten komen door naar ‘de buitenkant’ van de tekst te kijken: het tekstgeraamte. Bij het tekstgeraamte horen: • titel • illustratie • inleiding • bron • tussenkopjes • tabel • begin van de alinea • eind van de alinea

□ Klassengesprek Tekstgeraamten bespreken Je docent laat de twee teksten zien waarvan jij het geraamte hebt gemaakt. 1 Kloppen jouw tekstgeraamten? 2 Weet je nu waar de tekst over gaat? 3 Denk je dat deze teksten op jouw niveau zijn? Waarom wel of niet?

□ Moeilijke woorden Schrijf de moeilijke woorden uit deze les op.

□ Opdracht 4 Tekstgeraamte markeren 1 M arkeer in de tekst ‘Husky’s horen niet in de huiskamer’ op blz. 87 de onderdelen die bij het tekstgeraamte horen. 2 Vul het tekstgeraamte van deze tekst op blz. 88 in.

49

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 49

20-06-18 22:52


LEZEN 1 LES

6

LES 6 HET TEKSTENDOSSIER DEZE LES

Hoe helpt het tekstgeraamte je bij het lezen? Je gaat in deze les: • nog eens naar het tekstgeraamte kijken • ontdekken wat het nut van het tekstgeraamte is • een van de twee teksten uit de vorige les helemaal lezen • vragen bij die tekst beantwoorden • een begin maken met je tekstendossier (tekstenmap) • onderzoeken of jouw leesmotor goed werkt.

□ Opdracht 1

Filmpje bekijken Bekijk het filmpje over het tekstgeraamte nog eens: https://to.plot26.nl/055.

HET NUT VAN HET TEKSTGERAAMTE Voordat je een tekst helemaal gaat lezen, wil je de volgende dingen weten: • Waar gaat de tekst ongeveer over? • Vind ik het onderwerp boeiend? • Is de tekst niet te makkelijk of te moeilijk? Als je goed naar het tekstgeraamte kijkt, kun je deze vragen meestal wel beantwoorden.

50

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 50

20-06-18 22:52


□ Opdracht 2 Tekst met vragen

□ Opdracht 4 Beter lezen

In de vorige les heb je twee tekstgeraamten gemaakt, een van een tekst over huilen en een van een tekst over brandwonden. Kies een van deze teksten en beantwoord de vragen die erbij horen. • Vragen bij ‘Waarom huil je nou?’ (tekst 1), zie blz. 90. • Vragen bij ‘Eerste-, tweede- of derdegraads’ (tekst 2), zie blz. 92.

Aan het eind van les 1 (opdracht 5) heb je opgeschreven wat je gaat doen om een betere lezer te worden. 1 Wat heb je gedaan om betere lezer te worden? 2 I s jouw leesmotor beter gaan werken? Leg je antwoord uit. 3 W at ga je nog meer doen om een betere lezer te worden? VOLGENDE LES

>> Het tekstendossier

Zoek drie interessante teksten op jouw eigen leesniveau. Je mag gebruikmaken van de digitale tekstenbox.

Een dossier is een map. Een tekstendossier is een mapje waarin je teksten kunt bewaren. Je hebt in deze cursus Lezen al veel teksten bekeken en gelezen. Het is goed om de teksten die jij boeiend vindt en die bij jouw niveau passen te bewaren. Aan het eind van dit schooljaar kun je dan zien of je gegroeid bent als lezer. Als het goed is, zie je dan dat je steeds moeilijkere teksten kunt lezen. Je gaat dus een eigen leesmap maken. Je kunt dit doen op de computer (digitaal) of op papier. Je kunt in die map ook andere zaken bewaren die met lezen te maken hebben, bijvoorbeeld uitwerkingen van opdrachten.

Deze teksten heb je de volgende les nodig voor opdrachten.

□ Moeilijke woorden Schrijf de moeilijke woorden uit deze les op.

□ Opdracht 3 Terugkijken 1 K ijk terug naar les 1 tot en met 5 en schrijf voor jezelf op welke teksten je hebt gelezen. 2 Schrijf van elke tekst op: • of hij past bij jouw niveau • of je het onderwerp boeiend vindt. 3 Stop de teksten die je wilt bewaren in je map.

51

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 51

20-06-18 22:52


LEZEN 1 LES

7

LES 7 VOORSPELLEN DEZE LES

Op welke manieren kun je lezen en hoe pak je het aan? Je gaat in deze les: • leren welke leesmanieren er zijn • leren welke handigheidjes (strategieën) er zijn om beter te lezen • oefenen met een tekst ‘voorspellend lezen’ • een verwerkingsopdracht bij een tekst maken.

>> Waarom lees je?

LEESMANIEREN

Je kunt verschillende redenen hebben om te lezen. Bijvoorbeeld: • gewoon omdat je het leuk of interessant vindt • omdat je informatie op wilt zoeken • omdat je iets moet leren voor school • omdat je kritisch bent en precies wilt weten hoe iets zit. Bepaal vóórdat je gaat lezen wat je leesdoel is (= je reden om te lezen). Als je een tekst zomaar voor je lol leest, lees je hem op een heel andere manier dan wanneer je hem moet lezen en onthouden voor school.

Je kunt op allerlei manieren een tekst lezen. • Ontspannend lezen Gewoon lekker lezen! • Zoekend lezen Je zoekt naar bepaalde informatie. • Scannend lezen Je kijkt snel waar een tekst over gaat en of hij interessant is om verder te lezen.

52

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 52

20-06-18 22:52


□ Opdracht 1

• Grondig lezen J e wilt echt snappen wat je leest en je wilt het onthouden.

Filmpje bekijken

Bekijk het filmpje: https://to.plot26.nl/058.

• Kritisch lezen Je wilt weten of het waar is wat je leest en of jij het met de tekst eens bent.

>> Leesstrategieën Op welke manier je ook leest: goed lezen kun je leren. Er zijn ‘handigheidjes’ voor. Die noem je strategieën.

LEESSTRATEGIEËN Vóór het lezen, tijdens het lezen en na het lezen kun je allerlei leesstrategieën gebruiken. Vóórdat je gaat lezen: • Bepaal je leesdoel: waarom wil of moet je de tekst lezen? • Kijk naar het tekstgeraamte: voorspel waar de tekst over gaat. • Schrijf je voorkennis op over het onderwerp. • Voorspel of het tekstniveau goed is. • Bepaal of je de tekst helemaal wilt gaan lezen.

Uitleg ‘strategie’

strategie plan, manier waarop je iets aanpakt

Voorbeeld ‘strategie’

Leesstrategie ‘voorspellen’ De belangrijkste strategie bij vrijwel elke tekst is: begin niet zomaar te lezen, maar probeer eerst te voorspellen waar de tekst over gaat.

□ Opdracht 2

Filmpje bekijken

Bekijk het filmpje over voorspellen: https://to.plot26.nl/059. Schrijf op wat je allemaal ziet en hoort.

53

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 53

20-06-18 22:52


LEZEN 1 LES

7

Voorspellen

□ Opdracht 3 Voorspellend lezen

VOLGENDE LES

Je hebt als huiswerk drie teksten meegenomen.

Neem voor de volgende les een tekst mee waarvan jij denkt dat de meeste klasgenoten dit een interessante tekst vinden.

Als je thuis geen teksten hebt gevonden, kun je een tekst uit de digitale Tekstenbox gebruiken. 1 Kies een van deze teksten. 2 Oefen de strategie ‘voorspellend lezen’ samen met een klasgenoot. 3 Beslis of je de tekst helemaal gaat lezen: past hij bij je leesniveau en is hij interessant genoeg? 4 Als de tekst niet geschikt is, kies dan een andere tekst die je wél wilt lezen.

Je mag gebruikmaken van de digitale tekstenbox.

□ Moeilijke woorden Schrijf de moeilijke woorden uit deze les op.

□ Opdracht 4 Verwerkingsopdracht maken 1 Kies een opdracht uit de ‘Verwerkingsopdrachten bij teksten’. Kies voor een opdracht die je alleen kunt doen. Je vindt de opdrachten op deze site: https://to.plot26.nl/009. 2 Voer deze opdracht voor jouw tekst uit. 3 Sla de tekst en de uitwerking van de opdracht op in je tekstenmap.

54

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 54

20-06-18 22:52


LEZEN 1 LES

8

LES 8 BOEIEND! DEZE LES

Lezen met plezier! Je gaat in deze les: • de meegenomen teksten bespreken en de interessantste uitkiezen • het tekstgeraamte zichtbaar maken • een verkooppraatje houden voor de gekozen tekst • de interessantste tekst kiezen.

□ Opdracht 1 Teksten bespreken

□ Opdracht 2 Tekstgeraamte zichtbaar maken

1 Werk in groepen van vier. 2 B espreek de teksten die jullie hebben meegenomen. 3 K ies met elkaar welke tekst het interessantst is voor de hele klas. 4 Geef die tekst een cijfer.

Maak van de tekst die jullie hebben gekozen alleen het tekstgeraamte zichtbaar: • titel • illustratie • vetgedrukte inleiding • bron • tussenkopjes • tabel • begin van de alinea • eind van de alinea. Bij een digitale tekst maak je de letters wit die niet bij het tekstgeraamte horen. Bij de printversie plak je de stukjes tekst met papier af die niet bij het tekstgeraamte horen.

Criteria voor het cijfer: Inhoud van de tekst: voor zo veel mogelijk • klasgenoten interessant. Niveau van de tekst: niet te makkelijk, niet te • moeilijk.

55

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 55

20-06-18 22:53


LEZEN 1 LES

8

Boeiend!

□ Opdracht 3 Tekst aanprijzen (1)

□ Opdracht 6

Bereid een pleidooi voor. 1 Bespreek hoe je de tekst gaat aanprijzen bij de rest van de klas. 2 Bekijk alvast het scoreformulier op blz. 158. 3 Bespreek met de docent wie het pleidooi gaat houden.

Reflectie

Beantwoord de vragen. Bespreek met je docent wanneer je de opdracht moet inleveren. 1 Noem drie dingen uit deze cursus Lezen die jou geholpen hebben om beter te lezen. 2 Doe de test ‘Tussenstand lezen’ op: https://to.plot26.nl/061. 3 Schrijf de uitkomst van je test op: • Wat weet je over lezen? ... % • Kun je beter lezen? ...% • Heb je zin om te lezen? ...% 4 B en je tevreden over hoe je ervoor staat met lezen? Leg je antwoord uit. 5 Wat ga je doen om beter te lezen?

Uitleg ‘pleidooi’

pleidooi toespraak waarin je probeert anderen ergens van te overtuigen en daardoor iets te bereiken

Voorbeeld ‘pleidooi’

□ Opdracht 4 Tekst aanprijzen (2) 1 Houd het pleidooi voor jullie tekst. 2 Vul het Scoreformulier boeiende teksten op blz. 158 in voor de teksten van de andere groepen.

□ Opdracht 5 Teksten bewaren 1 Sla de tekst die gewonnen heeft op in je tekstenmap. 2 Sla ook je eigen tekst op.

56

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 56

20-06-18 22:53


LEZEN 1 - TOETS SCHRIJVEN

1 LES

2

TOETS WAT HEB JE GELEERD? Wat moet je kennen en kunnen? Wat moet je kennen? • het begrip leesniveau (les 1) • de onderdelen van de leesmotor (les 2) • het begrip voorkennis (les 3) • de onderdelen van het tekstgeraamte (les 5) • de leesmanieren (ontspannend lezen, zoekend lezen, scannend lezen, grondig lezen, kritisch lezen) (les 7) • het begrip leesstrategie (les 7) • het verschil tussen leesmanier (met welk doel lees je?) en leesstrategie (hoe pak je het aan?) (les 7) Wat moet je kunnen? • het niveau van een tekst inschatten (les 1) • teksten ordenen van makkelijk naar moeilijk en hier redenen voor geven (les 1) • uitleggen hoe de leesmotor werkt (les 2) • uitleggen waarom voorkennis belangrijk is voor lezen (les 3) • uitleggen waarom interesse belangrijk is voor lezen (les 4) • onderdelen van het tekstgeraamte aanwijzen of benoemen (les 5) • uitleggen wat het tekstgeraamte je vertelt over een tekst (les 5) • vragen bij een tekst beantwoorden (les 2 en les 6)

NOTITIES

57

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 57

20-06-18 22:53


LEZEN 1 NOTITIES

58

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 58

20-06-18 22:53


LEZEN 1 - TEKSTEN BIJ LES 2

Tekst 1

59

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 59

20-06-18 22:53


LEZEN 1 - TEKSTEN BIJ LES 2

Tekst 2

60

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 60

20-06-18 22:53


Tekst 2 vervolg

Â

Bron: Know How.

61

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 61

20-06-18 22:53


LEZEN 1 - TEKSTEN BIJ LES 2

Tekst 3

62

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 62

20-06-18 22:53


Tekst 3 vervolg

21

Bron: Binnenstebuiten, Natuur & techniek groep 8, Blink Educatie. 63

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 63

21

20-06-18 22:53


LEZEN 1 - TEKSTEN BIJ LES 2

VRAGEN BIJ 'BRANDSTOF VOOR JE LIJF' (TEKST 3) Bekijk de tekst zonder hem helemaal te lezen. 1 Wat is het onderwerp van de tekst? Onderstreep of kleur de goede letter. A brandstof voor je lijf B eiwitten zijn belangrijk C het lichaam is net een motor

Verwerkingsopdracht bij de tekst Als je tijd over hebt, maak dan een verwerkingsopdracht bij je tekst. Kies uit: 1 M aak in een groep van maximaal vijf personen een living statue dat het onderwerp van de tekst goed weergeeft. Maak hier een foto van. 2 Eet jij gezond? Schrijf eens op wat jij eet op een dag. Is dit gezond volgens het artikel? Geef aan waarom wel of waarom niet. Vind je zelf dat je gezond eet? Geef aan waarom wel/of waarom niet. Maak hier een poster van. 3 Een andere opdracht uit de ‘Verwerkingsopdrachten bij teksten’. Bespreek met de docent of je dit alleen doet, of samen met anderen. Je vindt de opdrachten hier: https://to.plot26.nl/009.

2 Wat weet je al over dit onderwerp? Noem drie dingen. Lees nu de tekst helemaal en beantwoord de volgende vragen. 3 Wat moet je wel en niet eten als bodybuilder? Maak twee kolommen en zet de woorden in de juiste kolom: biefstuk – bier – eieren – kaas – kip – melk – snoep – varkensvlees – vis en noten – volkoren macaroni – wijn en frisdrank – wit brood. wel eten

niet eten

4 Hieronder staan drie oorzaken. Zoek de gevolgen in de tekst en noteer bij elke oorzaak de juiste gevolgen. • tekort aan suiker • snelle suikers • te veel eten 5 Leg uit waarom een bodybuilder veel eiwitten eet en weinig vet. 6 Waarom kun je beter geen sportdrank drinken na het sporten? 7 Past deze tekst bij jouw niveau? Geef aan waarom wel/waarom niet. 8 Noem drie dingen uit de tekst die je over het onderwerp geleerd hebt door de tekst te lezen.

64

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 64

20-06-18 22:53


Tekst 4

65

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 65

20-06-18 22:53


LEZEN 1 - TEKSTEN BIJ LES 2

Tekst 4 vervolg

p ed’

Topsporter Annemiek van Vleuten (29) eet eigenlijk heel gewoon volgens de aanbevelingen van het Voedingscentrum wanneer ze geen wedstrijd heeft. “Maar dan wel iets strenger. Ik eet meer koolhydraten, meer fruit en gezonde producten. Ik ben beperkt in vetinname. Het grootste deel van mijn energieopname komt uit koolhydraten”, verduidelijkt Van Vleuten haar normale voedingspatroon. De inwoonster van Wageningen kan zich voor haar dagelijkse boodschappen prima redden in de plaatselijke supermarkt. “Ik heb niets te klagen. Ik kies voor magere producten in plaats van volle. Er is altijd wel een alternatieve keus. Ik vermijd producten met verzadigd vet en transvetzuren. Ik ben blij dat dit nu precies op de verpakking staat. Zo weet je wat je koopt”, zegt de wielrenster die straks in Londen Marianne Vos zal bijstaan in de Olympische wegrace, maar ook zelf op eremetaal mag hopen. Van Vleuten maakt net als Vos deel uit van de Rabobank-wielerploeg. Naast het wereldbekereindklassement won ze in 2011 drie wereldbekerwedstrijden, waaronder de Ronde van Vlaanderen.

Foto’s: Guy Ackermans

Experimenteren met rodebietensap Van Vleuten twitterde eind april dat ze een gastcollege gaf over sportvoeding aan studenten van Wageningen University. Wat heeft ze met het onderwerp? “In vergelijking met ploeggenoten en concurrenten ben ik bovengemiddeld geïnteresseerd. Ik heb in Wageningen Dierwetenschappen gestudeerd en ben geïnteresseerd in wetenschappelijke ontwikkelingen. Ik ben ervan overtuigd dat op sportvoedingsgebied veel winst is te behalen. Ik vind het belangrijk om steeds een stapje voor te blijven. Daarom probeer ik nieuwe dingen uit, ook al zijn ze nog niet helemaal wetenschappelijk bewezen. Niets extreems hoor, maar bijvoorbeeld rodebietensap.” Er zijn aanwijzingen dat de nitraten in het sap de zuurstofopname en dus het energieverbruik efficiënter maken, en zo het prestatievermogen van duursporters verbeteren. Goed of fout Van Vleuten krijgt voedingsadvies van sportdiëtist Marcel Hesseling, die alle Raborenners en -rensters op dit vlak ondersteunt. Hesseling doet dit via diverse factsheets en persoonlijk advies, waarbij de sporters een hoge mate van eigen verantwoordelijkheid hebben. Van Vleuten: “Hij zegt niet wat wel of niet mag, maar legt uit wat de gevolgen zijn van een bepaalde keuze.” Hesseling: “De renners en rensters willen graag horen of iets goed of fout is. Maar zo simpel is het niet. Je kunt niet een stempel ‘goed’ of ‘fout’ op een product plakken. Dat hangt van de situatie af. Bijvoorbeeld vet in de vorm van olijfolie is goed, maar kan bij te hoge inname toch tot een (ongewenste) gewichtstoename leiden. Door de adviezen, en door met de renners te praten, wil ik ze laten inzien dat het om het totaalpakket gaat en dat niet één product bepaalt of je goed of fout bezig bent.” Daarbij hamert hij op het belang van variatie en onbewerkte producten. “Op de fiets krijgen de renners al zeer veel geraffineerde producten binnen. Daarom adviseer ik om naast de wedstrijden zo gezond mogelijk te eten, door veel te variëren en goede keuzes te maken. Bijvoorbeeld door meer te variëren met verschillende soorten granen, zoals havermout, spelt en quinoa. In spelt, ook wel het oergraan genoemd, zit bijvoorbeeld veel minder fytinezuur, wat de opname van mineralen als calci-

Omslagartikel

um, zink, magnesium en ijzer ten goede komt. En de eiwitten in quinoa hebben weer een heel goede aminozuursamenstelling.” Verleidingen en beperkingen Bijzonder lastig heeft Van Vleuten het niet met alle voedingsadviezen. Ze houdt van gezond eten. “Het hoort bij mijn manier van leven. Ik vind het een uitdaging om gezond en lekker te koken met natuurlijke ingrediënten. Trouwens, iedereen staat aan verleidingen bloot wat eten betreft. Af en toe kies ik een moment dat ik iets minder gezonds neem, zoals een ijsje of een stuk taart. Om mezelf even mentaal op te laden.” Het scheelt dat ze niet extreem op haar gewicht hoeft letten, omdat Van Vleuten geen echte klimmer is, maar het meer van haar goede sprint en tijdrit moet hebben. “Ik heb mezelf wel een beperking opgelegd qua alcohol. Omdat ik alcohol niet vind passen in het leven van een topsporter. Ik beperk het gebruik ervan tot een paar momenten per jaar. Het wereldkampioenschap is altijd de laatste wedstrijd van het seizoen, daarna houd ik wel van een pizza en een wijntje.” Terughoudend is Van Vleuten in het gebruik van voedingssup-

‘De meeste sportvoeding lijkt te veel op elkaar’ plementen, zoals extra vitaminen en mineralen. “Ik gebruik zo min mogelijk en alleen wat ik echt niet via de normale voeding binnenkrijg. Bij bloedonderzoeken blijkt mijn vitamine- en mineralenstatus altijd goed. Wel neem ik vier supplementen die op de lijst staan van NOC*NSF van stoffen met een bewezen werking (zie kader). Een voorbeeld is vitamine D.” Hesseling benadrukt dat binnen de wielerploeg alleen wordt gewerkt met bewezen en geteste supplementen. Koolhydraten als brandstof Specifiek voor duursporters zoals wielrenners, is de grote inname van koolhydraten. Zeker de dagen voor een wedstrijd, tijdens een wedstrijd en de uren erna. Koolhydraten zijn de lichaamsbrandstof bij intensievere inspanningen. Je kunt in je lichaam een voorraad aanleggen in lever en spieren, door extra veel koolhydraten te eten de dagen voor een wedstrijd. Hesseling heeft hierover factsheets samengesteld. Daarin staat bijvoorbeeld hoeveel koolhydraten nodig zijn voor een specifieke etappe, welke producten veel koolhydraten leveren en welke producten daarvoor inwisselbaar zijn om dezelfde hoeveelheden binnen te krijgen, en op welke manieren renners die hoeveelheden het beste binnen kunnen krijgen. Van Vleuten weet daardoor exact wat ze moet doen. “Een of twee dagen voor de wedstrijd ga ik koolhydraten stapelen. Vaak neem ik dan extra brood, omdat ik daar erg van houd. Maar dat is persoonlijk. Andere koolhydraatbronnen zijn ook goed, zoals aardappelen of rijst. Ook eet ik vaker iets tussendoor, om aan die extra koolhydraten te komen; bijvoorbeeld vers fruit, gedroogde abrikozen of rozijnen. De wedstrijd: snel en gemakkelijk De ochtend voor de wedstrijd zorgt een koolhydraatrijk ontbijt

11

vmt | 22 juni 2012 | nr 13 66 _vmt1312_ma 11

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 66

14-06-12 11:50:12

20-06-18 22:53


Tekst 4 vervolg

De topsportster eet eigenlijk heel gewoon.

voor de aanvulling van het leverglycogeen dat tijdens de nacht is verbruikt. “Ik weet precies hoeveel koolhydraten ik dan moet nemen op basis van een voorgeschreven hoeveelheid per kilogram lichaamsgewicht”, legt Van Vleuten uit. Verder drinkt ze ruim voldoende, zodat ze goed gehydrateerd aan de start staat; want ook dat is essentieel voor een goede prestatie. “Tijdens de wedstrijd zijn variatie en smaak belangrijk om te zorgen dat je goed blijft eten en drinken”, vervolgt Van Vleuten. “Van steeds hetzelfde eten word je niet vrolijk. Een wedstrijd duurt ongeveer drieënhalf uur. Dan eet je circa zeven dingen en drink je minimaal drie bidons, tot wel zeven op warme dagen. We krijgen sportrepen via de ploeg van Science in Sport (SiS), en isotone dorstlessers voor de aanvoer van koolhydraten, water en elektrolyten. Daarnaast neem ik graag een banaan mee, omdat ik dat lekker vind, en nog een Sportbun, een speciaal broodje met extra koolhydraten.” “Het eten moet snel en makkelijk weg te krijgen zijn. Want het is een hele uitdaging om voldoende te eten en te drinken en je ook nog op de koers te concentreren!”, weet Van Vleuten. Vooral in meerdaagse wedstrijden is na een etappe een snel herstel belangrijk en daarvoor opnieuw aanvoer van koolhydraten en vocht. “We krijgen dan onder meer een hersteldrank van de ploeg, met een combinatie van koolhydraten en eiwitten.” Tip over sportvoeding Desgevraagd heeft Van Vleuten voor de fabrikanten van sportvoeding nog een tip. “Ik vind dat ze veel meer vooruit mogen lopen in ontwikkelingen. Om een voorbeeld te geven: onderzoek wijst uit dat het lichaam waarschijnlijk meer dan 60 gram koolhydraten per uur kan opnemen als ook fructose wordt toegevoegd aan de sportdrank. Toch passen nog maar weinig fabrikanten dit toe. Dat verbaast me.” Hesseling sluit zich aan bij die kritiek. “Sportvoedingsfabrikanten zouden de wetenschappelijke literatuur nog beter kunnen volgen. Bijvoorbeeld door verschillende vormen van koolhydraten in de juiste verhoudingen aan dranken toe te voegen.” Voor veelgebruikers van sportvoeding, zoals renners in etappewedstrijden als de Tour de France, ziet Hesseling nog meer beperkingen in het huidige aanbod. “De meeste sportvoeding lijkt te veel op elkaar. Qua smaak, textuur en samenstelling doet iedereen elkaar na. Ook de sportdranken lijken qua smaak veel op elkaar. De meeste topsporters ervaren deze als te zoet. Vaak zijn deze dranken bestemd voor de grote markt, de minder fanatieke sporter, die met minder regelmaat deze producten gebruikt. Verschillende merken voegen zelfs zoetstof toe

om de dranken zoeter te maken! Voor de gemiddelde sporter is dat geen probleem. Maar voor een topsporter die dag in dag uit deze producten neemt, gaat de zoete smaak tegenstaan. Die wil liever een neutralere smaak. En het natriumgehalte zou juist aanzienlijk hoger mogen zijn voor renners die een week lang dagelijks in de hitte rijden.” Dan zijn gebitsproblemen nog niet genoemd. “Daar ben ik inderdaad minder blij mee”, beaamt Van Vleuten. “Die sportvoeding geeft veel tanderosie. Ik maar me daar wel zorgen over, en mijn tandarts ook!”

Voedingssupplementen NOC*NSF (Nederlands Olympisch Comité * Nederlandse Sport Federatie) heeft een lijst van supplementen opgesteld waarvan een nuttige toepassing voor sporters aannemelijk is op basis van wetenschappelijk bewijs. Welke supplementen voor welke sporters positief kunnen bijdragen aan de sportprestatie is van veel factoren afhankelijk. NOC*NSF is de bundeling van de georganiseerde sport in Nederland. Lijst van bewezen voedingssupplementen NOC*NSF 1. Vitamine C 2. Multi-antioxidant (inclusief vitamine C en E en ß-caroteen) 3. Bicarbonaat in capsulevorm 4. ß-alanine 5. Cafeïne 6. Creatine 7. ‘Multi’: gecombineerd preparaat met vitamines en mineralen 8. Glucosamine/chondroïtine (gecombineerd en gesulfateerd) 9. Hoogwaardig eiwitsupplement 10. Calcium 11. Vitamine D 12. Probiotica 13. Zink 14. Quercitine

Anja Janssen Ir. A. Janssen is freelance journaliste

12

vmt | 22 juni 2012 | nr 13 67

Bron: www.foodfortext.nl.

_vmt1312_ma 12

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 67

14-06-12 11:50:15

20-06-18 22:53


LEZEN 1 - TEKSTEN BIJ LES 2

VRAGEN BIJ ‘WINST TE BEHALEN OP SPORTVOEDINGSGEBIED’ (TEKST 4) Bekijk de tekst zonder hem helemaal te lezen. 1 Wat is het onderwerp van de tekst?

Verwerkingsopdracht bij de tekst Als je tijd over hebt, maak dan een verwerkingsopdracht bij je tekst. Kies uit: 1 Schrijf een raptekst over het onderwerp van je tekst. Laat de rap horen aan je klas. Wellicht kan een klasgenoot beatboxen. 2 Wat vind je ervan dat iemand, in dit geval een topsporter, zo precies let op wat hij/zij eet en dit laat bepalen door iemand anders? Schrijf dit op in minimaal vijf zinnen en bespreek het met je buurman/buurvrouw. 3 Een andere opdracht uit de ‘Verwerkingsopdrachten bij teksten’. Bespreek met de docent of je de opdracht alleen doet, of samen met anderen. Je vindt de opdrachten hier: https://to.plot26.nl/009.

2 Wat weet je al over dit onderwerp? Noem drie dingen. Lees nu de tekst helemaal en beantwoord de vragen. 3 Annemiek van Vleuten is een wielrenster. Voor haar is voeding erg belangrijk. Welke dingen probeert ze te vermijden of te beperken en welke zijn juist heel belangrijk voor haar? Maak drie kolommen en zet de woorden in de juiste kolom: koolhydraten – transvetzuren – fruit – onbewerkte producten – verzadigd vet – volle producten – magere producten – reguliere vetten.

vermijden

beperken

belangrijk

4 Een topsporter let extra op zijn/haar voeding om maximaal te kunnen presteren. Noem vier dingen uit de tekst die Annemiek extra doet naast gewoon gezond eten. 5 Wat heeft Annemiek minimaal nodig tijdens en na een wedstrijd van 3,5 uur? 6 Past deze tekst bij jouw niveau? Geef aan waarom wel/waarom niet. 7 Noem drie dingen uit de tekst die je over het onderwerp geleerd hebt door de tekst te lezen.

68

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 68

20-06-18 22:53


Tekst 5

Voeding en gezondheid

Vijf mythes over sportvoeding Wat voor voeding in het algemeen geldt, geldt voor sportvoeding in het bijzonder. Feiten en fabels zijn soms lastig uit elkaar te houden. Anne-Marijke van Ambergen, IOC-gediplomeerd sportdiëtist, ontrafelt de vijf grootste mythes in de sportvoeding.

1. Alle sporters hebben sportdranken nodig.

Van Ambergen: “Hoewel sportdranken veel gepromoot worden, is dit inderdaad een mythe. In de praktijk adviseer ik dat je bij sportieve activiteiten die minder dan een uur duren, prima water kunt gebruiken. Duren de activiteiten langer dan een uur, dan kun je profijt hebben van sportdranken, en dan de hypotone of isotone sportdranken vanwege hun hoeveelheid koolhydraten. Maar in principe doet een sportdrank fysiek niets bij sporters die minder dan een uur sporten. Al zijn er ook uitzonderingen bekend, zo is er een onderzoek dat uitwijst dat sportdranken bij kortdurende sportactiviteiten een seintje aan de hersenen doorgeven waardoor de prestaties omhoog gaan. Dus ook al doet een sportdrank weliswaar fysiek niets bij sporters die minder dan een uur sporten, mentaal kan het wél helpen. Of je nu kort of lang sport: vocht is erg belangrijk. De stelregel is dat als het vochtverlies bij het sporten leidt tot 1,7 procent gewichtsverlies of meer, je moet bij drinken. En hoe snel dat vochtverlies gebeurt, hangt van

enorm veel factoren af: de intensiteit van het sporten, de duur ervan, de temperatuur, de luchtvochtigheid, maar natuurlijk ook van jou als persoon. Het is dus vooral een kwestie van veel doen en oefenen om erachter te komen wat voor jou persoonlijk je hydratatiebehoefte is bij het sporten. Weeg je vóór het sporten, weeg je ná het sporten, stel vast hoe veel je tijdens het sporten gedronken hebt; daarna kun je bepalen hoeveel je voortaan moet bij drinken.”

2. Sporters moeten vooral veel eiwitten gebruiken.

Van Ambergen: “Deze mythe komt volgens mij vooral uit de Asterix- en Obelix-strips, met stripfiguren die door het eten van dieren sterker werden. Deze mythe ligt een beetje genuanceerd, want inderdaad heeft een sporter wel wat extra eiwitten nodig, maar bij ons in Nederland ligt de eiwitinname al hoger dan de Aanbevolen Dagelijkse Hoeveelheid van 0,8 gram/kg lichaamsgewicht. Dat heeft er natuurlijk mee te

Of je nu kort of lang sport: drinken is erg belangrijk.

69

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 69

Voeding & Visie jaargang 26, najaar 2013 25

20-06-18 22:53


LEZEN 1 - TEKSTEN BIJ LES 2

Tekst 5 vervolg

je maximale vermogen wil je lichaam vanwege de beschikbare zuurstof koolhydraten verbranden. Vet verbranden kan alleen op lager vermogen. Nu zijn er heel veel instanties en nieuwe goeroes die beweren dat je door minder koolhydraten te nemen, of zelfs te vasten, afvalt en je prestaties verbetert. Onderzoeksresultaten die zij vervolgens laten zien, zijn echter altijd op de korte termijn gebaseerd. Verhalen over de langere termijn van dergelijke diëten lees je zelden. Maar neem wielrenster Marianne Vos, die in eerste instantie euforisch was over zo’n koolhydraatarm dieet: ze viel af en presteerde beter. Op een gegeven moment kwam er echter een omslag en gingen haar prestaties tegenvallen. Als een sporter wil afvallen, dan adviseer ik in de eerste plaats beperking van de vetinname, en zeker niet van de koolhydrateninname. Sterker nog, ik vind dat recreatieve sporters en topsporters vaak te weinig koolhydraten gebruiken om goed te kunnen sporten. Dat heeft alles te maken met de focus op eiwitten die we bij de vorige mythe bespraken. Bij mij gaat de hoeveelheid koolhydraten bij een sporter dus altijd omhoog. Een gemiddelde Nederlander krijgt 3 gram koolhydraten/kg lichaamsgewicht binnen, wat mij betreft gaat dat bij een sporter altijd naar minimaal 5 gram /kg lichaamsgewicht.”

maken dat we in Nederland meer melk drinken dan in andere landen, waardoor een Nederlander meer eiwitten binnenkrijgt dan bijvoorbeeld een gemiddelde Spanjaard. Een sporter heeft ergens tussen de 1,2 gram en 1,7 gram eiwitten/ kg lichaamsgewicht nodig. Daarbij moet je onderscheid maken tussen krachtsporters en duursporters. De eerste groep heeft wat meer nodig – tussen de 1,5 en 1,7 gram/kg lichaamsgewicht – dan de tweede – tussen de 1,2 en 1,5 gram/kg lichaamsgewicht. Om sporters op dat niveau te krijgen is niet zo veel nodig. Sterker nog, de meeste sporters die ik zie, zitten al in de goede range. Als ze toch extra eiwitten nodig hebben, dan adviseer ik een groter stuk vlees of vleesvervanger te nemen, wat vaker hartig beleg zoals kaas of vleeswaren, en een extra melkproduct bij het eten. Extra eiwitten leiden tot extra spiermassa. Daar zit nog een volgend misverstand aan vast, namelijk dat vooral krachtsporters soms denken dat ze én kunnen afvallen én extra spiermassa kunnen kweken. Maar extra spiermassa krijgen kan alleen als je ook meer energie binnenkrijgt. Afvallen en spiermassa kweken staan dus op gespannen voet met elkaar, al is er met heel precies maatwerk wel een uitgebalanceerd dieet te verzinnen.”

3. Van koolhydraten word je dik, dus die kun je als sporter beter niet nemen.

4. Hoe meer je zweet, hoe meer calorieën je verbrandt.

Van Ambergen: “Een sporter wil niet dik worden, dus op zichzelf klinkt de stelling logisch. Toch is het een mythe, want het punt is dat iedere sporter sport op zijn koolhydratenvoorraad. Zou je een sporter geen koolhydraten geven, dan gaat hij over op vetverbranding en dan kun je niet presteren, zeker niet op topniveau. Bij sporten op meer dan 80 procent van

Van Ambergen: “Soms is dat zo, maar soms ook niet. Stel je zit lekker in de zon en gaat zweten. Dat betekent niet dat je veel calorieën verbrandt. Je bent niet actief bezig, dus zul je ook geen significante hoeveelheid extra calorieën gebruiken door simpelweg in een warme omgeving warmte af te voeren uit het lichaam. Ben je daarentegen actief, dan kan die vlieger wel opgaan. Onder gelijke omstandigheden – zoals temperatuur, luchtvochtigheid en lengte van de training – kun je met twee trainingen die verschillen in intensiteit bij de ene meer energie gebruiken en tegelijkertijd meer zweten. Een intensieve training vraagt immers meer van je dan een hersteltraining. In het eerste geval moet je harder werken om de lichaamstemperatuur te reguleren en daardoor zul je meer zweet produceren. Tegelijkertijd is er ook meer behoefte aan energie om de intensieve training te volbrengen. Tot zo ver klopt de mythe. Maar als je twee identieke trainingen uitvoert bij verschillende temperaturen en luchtvochtigheid zul je bij de lagere temperatuur altijd minder zweten. Er hoeft immers minder afgekoeld te worden. Het verschil in energiegebruik zal echter minimaal zijn. Daarnaast

Anne-Marijke van Ambergen, sportdiëtist

Biografie Anne-Marijke van Ambergen

Anne-Marijke van Ambergen is IOC-gediplomeerd sportdiëtist en foodconsultant. In die hoedanigheid werkt zij vanuit haar eigen adviespraktijk, Fit Consulting, onder meer voor de KNLTB (Koninklijke Nederlandse Lawn Tennis Bond), het Nederlandse dameswaterpoloteam en de Nederlandse roeiteams.

26 Voeding & Visie jaargang 26, najaar 2013

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 70

70

20-06-18 22:53


Tekst 5 vervolg

heb je ook nog verschillen tussen personen onderling. De ene sporter zweet makkelijk en veel, de ander moeizamer en weinig. Voeren twee vergelijkbare sporters bij gelijke omstandigheden dezelfde training uit, dan kan de een meer zweet produceren dan de ander. De sporter die meer zweet heeft niet meer energie verbruikt dan de ander. De hoeveelheid zweet zegt dus meer iets over de intensiteit onder bepaalde omstandigheden, dan over energiegebruik. Is het erg warm buiten, dan begin je al te zweten bij je eerste stap; loopt de temperatuur terug tot tegen het vriespunt, dan kun je een aardig eindje joggen voordat je zweet zichtbaar krijgt. Onder warme omstandigheden heb je daarnaast nog een extra factor die meespeelt. Het gevoel van vermoeidheid treedt eerder op dan onder gematigde omstandigheden. Je houdt een intensieve inspanning dus minder makkelijk vol, haakt eerder af. Ten slotte is ook belangrijk dat over het algemeen een krachttraining minder energie vergt tijdens de uitvoering en minder zweetproductie oproept dan een duurtraining. Na afloop van een krachttraining vraagt het lichaam echter nog lang om extra energie, terwijl je niet zweet. De mythe is dus grotendeels ontkracht.”

Sporters eten vaak te weinig koolhydraten om goed te kunnen presteren.

is van wat recentere datum. Bietensap is vaak beschikbaar als concentraat, ingedikt als sapje. Het nitraat daaruit wordt door je lichaam in nitriet omgezet en dat heeft een positieve werking, namelijk een efficiënter zuurstofgebruik. Anders gezegd, met dezelfde hoeveelheid zuurstof kun je net iets meer kracht en vermogen leveren. Kortom, sporters kunnen daardoor nét even iets meer. Dus als je geen voedingssupplementen gebruikt, laat je een deel van je mogelijke prestatieverbetering liggen. Neemt niet weg dat ik vind dat de focus soms te veel op suppletie wordt gelegd. Er wordt door sporters te veel waarde gehecht aan supplementen. Sporters moeten zich realiseren dat het prestatie-effect van voeding en vocht veel groter is dan dat van supplementen. De grootste winst is te halen uit je basisvoeding en je voeding bij inspanning. Suppletie is daarbij de finishing touch, de kers op de taart. Het is dus onverstandig, zeker voor een topsporter, om geen supplementen te gebruiken, maar het is nog veel onverstandiger om je basisvoeding en sportvoeding niet grondig te bekijken en aan te passen!” Paul Poley

5. Een sporter hoeft geen extra supplementen in te nemen.

Van Ambergen: “Dit is niet waar, want we weten van een aantal supplementen dat ze een positieve werking hebben op de prestatie, ook hier weer afhankelijk van het type sport en het type persoon dat je bent. Van bijvoorbeeld de supplementen creatine, cafeïne en bietensap weten we inmiddels dat ze werken. Vooral de positieve werking van creatine is wetenschappelijk breed onderbouwd: het geeft bijvoorbeeld krachtsporters extra spiermassa. De kennis over bietensap

71

Bron: www.voeding-visie.nl.

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 71

Voeding & Visie

jaargang 26, najaar 2013 27

20-06-18 22:53


LEZEN 1 - TEKSTEN BIJ LES 2

VRAGEN BIJ ‘VIJF MYTHES OVER SPORTVOEDING’ (TEKST 5) Bekijk de tekst zonder hem helemaal te lezen. 1 Geef in een paar woorden (maximaal vijf) aan wat het onderwerp van de tekst is.

Verwerkingsopdracht bij de tekst Als je tijd over hebt, maak dan een verwerkingsopdracht bij je tekst. Kies uit: 1 Z oek achtergrondinformatie bij het onderwerp van deze tekst. 2 Interview een topsporter/fanatieke sporter. Leg de vijf mythes voor en vraag per mythe wat hij/zij hiervan vindt. Schrijf dit op en presenteer dit in de klas. 3 Een andere opdracht uit de ‘Verwerkingsopdrachten bij teksten’. Bespreek met de docent of je de opdracht alleen doet, of samen met anderen. Je vindt de opdrachten hier: https://to.plot26.nl/009.

2 Wat weet je al over dit onderwerp? Noem drie dingen. Lees nu de tekst helemaal en beantwoord de vragen. 3 Benoem de vijf mythes en geef bij iedere uitspraak aan waarom deze niet klopt. 4 Hieronder staan vier oorzaken en vier gevolgen door elkaar. Maak twee kolommen en zet de oorzaken en gevolgen in de juiste kolom: veel melk drinken – extra spiermassa – tegenvallende prestaties – extra eiwitten – koolhydraatarm dieet – voldoende eiwitten – bietensap drinken – efficiënter zuurstofgebruik oorzaak

gevolg

5 Je bent een topsporter die naar de Olympische Spelen mag. Je gaat daar meedoen aan de wegwedstrijd voor wielrenners. De wedstrijd duurt ongeveer vier uur. Heb je nu sportdrank, koolhydraten en/of supplementen nodig? Leg met voorbeelden uit de tekst uit waarom wel/ waarom niet. 6 Past deze tekst bij jouw niveau? Geef aan waarom wel/waarom niet. 7 Noem drie dingen uit de tekst die je over het onderwerp geleerd hebt door de tekst te lezen.

72

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 72

20-06-18 22:53


Tekst 1: artikel anorexia 1F Weekkrant voor jongeren

20 Brand in de Bijlmer

15 Theater 27 Oceanen

Steeds meer pro-ana sites

5 juni 2011 Week 23-24

Waarschuwing

In Nederland neemt het aantal sites en weblogs toe, dat de eetstoornis anorexia promoot. Dit worden pro-ana sites genoemd, wat komt van het Engelse professional anorectic. Pro-ana is een beweging die vindt dat anorexia geen stoornis is maar een levensstijl. Veel mensen maken zich er ongerust over, zo schrijft De Pers. - Door Sandy Stevens

Henk Jan de Krijger is van de weblogsite Punt.nl: iedereen kan daar gemakkelijk een eigen weblog aanmaken. Het viel hem op dat er steeds meer pro-ana sites komen: er zijn nu 372 weblogs die erover gaan, terwijl dat er twee jaar geleden naar zijn zeggen vijftig waren. ‘Verbieden heeft geen zin,’ denkt De Krijger, ‘omdat de sites dan gewoon ergens anders worden gemaakt.’ Hij zocht wel contact met anorexiadeskundige Casper Schoemaker van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Ze bedachten een waarschuwingstekst, die bezoekers krijgen te zien voordat ze op zo’n pro-ana site komen. Bijna de helft van die bezoekers klikt bij zo’n waarschuwing niet door, is nu uit onderzoek van het RIVM gebleken.

Voorlichting Carolien den Brok werkt onder andere voor de stichting Human Concern, een centrum voor eetstoornissen. Zij vindt de sites ontzettend gevaarlijk en denkt dat meisjes door de sites nog extremer gaan lijnen en zo nog dieper in de put komen. Voorlichting over het bestaan en de inhoud van de sites is daarom heel belangrijk, volgens Den Brok. Volgens artsen is anorexia een psychische stoornis, die zelfs de dood als gevolg kan hebben. Iemand die anorexia heeft, denkt erg dik te zijn. Zelfs als een anorexiapatiënt al ongezond veel is vermagerd, denkt hij of zij nog steeds dik te zijn. De hele tijd is er angst om dikker te worden. Op de pro-ana sites geven anorexiapatiënten - vaak meisjes - elkaar tips over radicale manieren om af te vallen. Ook zijn er afvalwedstrijden en tonen de patiënten trots hun ribben in filmpjes.

Gevolgen Er zijn ook pro-mia sites: daarop treffen boulimiapatiënten elkaar. Iemand heeft boulimia als hij of zij zich helemaal volpropt met eten om het later uit te kotsen of juist te gaan vasten of heel hard sporten. Deze patiënten gebruiken vaak ook medicijnen zoals laxeermiddelen. De gevolgen voor zowel boulimia- als anorexiapatiënten zijn vaak heel groot: van extreme moeheid tot ernstige hartproblemen en onherstelbare schade aan organen, en in sommige gevallen zelfs de dood. Bron: www.sevendays.nl.

73

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 73

20-06-18 22:53


LEZEN 1 - TEKSTEN BIJ LES 3

Tekst 2: artikel anorexia 2F

Bron: De Telegraaf.

74

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 74

20-06-18 22:53


Tekst 3: artikel anorexia 3F/4F

N R U W H E L M G U D J H

)HQ NZDUWHHXZ RQGHU]RHN HQ EHKDQGHOLQJ YDQ HHWVWRRUQLVVHQ K Z K R H N Z Y D Q G H U H \ F N H Q

VDPHQYDWWLQJ 1HW GH SXEOLFDWLH YDQ GH GVP LLL U ZHUG ERXOLPLD QHUYRVD DOV DSDUWH HHWVWRRUQLV QDDVW DQRUH[LD QHUYRVD RPVFKUHYHQ )HWVWRRUQLVVHQ NRPHQ YRRUDO YRRU RQGHU MRQJH YURXZHQ HQ KHW DDQWDO QLHXZH JHYDOOHQ YDQ DQRUH[LD QHUYRVD ELM MDULJH YURXZHQ LV LQ GH MDUHQ QHJHQWLJ LQ 2HGHUODQG YHUGXEEHOG YHUJHOHNHQ PHW GH MDUHQ WDFKWLJ (H DIJHORSHQ GHFHQQLD LV HU YHHO WHQ JRHGH YHUDQGHUG LQ GH EHKDQGHOLQJ YDQ PHQVHQ PHW HHWVWRRUQLVVHQ PDDU VOHFKWV HHQ EHSHUNW DDQWDO YDQ KHQ NRPW LQ ]RUJ ?WLMGVFKULIW YRRU SV\FKLDWULH MXELOHXPQXPPHU A

WUHIZRRUGHQ DQRUH[LD QHUYRVD EHKDQGHOLQJ ERXOLPLD QHUYRVD HHWVWRRUQLVVHQ HSLGHPLRORJLH (H +URQLQJVH NLQGHU HQ MHXJGSV\FKLDWHU ,DUW GH 6X\WHU SXEOLFHHUGH LQ LQ GLW WLMGVFKULIW ]LMQ EHVFKRXZLQJHQ RYHU SV\FKRJHQH PDJHU]XFKW¡ /OLQLVFK LQWHUHVVDQW LV ]LMQ ZDDUVFKXZLQJ GDW ELM VFKLMQJHQH]LQJ DOWKDQV VFKLMQJHQH]LQJ LQ SV\FKLVFK RS]LFKW EXOLPLH HHQ H[WUHPH YUDDW]XFKW JHYRQGHQ NDQ ZRUGHQ¡ S (H]H SUREOHPDWLHN HHQ V\PS WRRPYHUVFKXLYLQJ RI HHQ QLHXZ ]LHNWHEHHOG# ]RX SDV HHQ GHFHQQLXP ODWHU GH DDQGDFKW NULMJHQ 1HW GH SXEOLFDWLH YDQ GH GVP LLL LQ ZHUG ERXOL PLD DOV DSDUWH HHWVWRRUQLV JHFDWDORJLVHHUG YDQDI GH GVP LLL U EHWHU RPVFKUHYHQ DOV ERXOL PLD QHUYRVD NOLQLVFK EHHOG HQ FODVVLILFDWLH )HQ RSYDOOHQG FRQVWDQW JHJHYHQ LQ GH ZHWHQ VFKDSVJHVFKLHGHQLV YDQ GH ODDWVWH MDDU LV KHW XLW EOLMYHQ YDQ HHQ NUXLVEHVWXLYLQJ WXVVHQ KHW WHUUHLQ YDQ GH HHWVWRRUQLVVHQ HQ GDW YDQ GH REHVLWDV &HLGH EOLMYHQ DSDUWH WHUULWRULD YRRU RQGHU]RHNHUV HQ EHKDQGHODDUV RQGDQNV GH QRVRJUDILVFKH EUXJ YDQ GH ELQJH HDWLQJ GLVRUGHU¡ RI HHWEXLVWRRUQLV¡ (H]H

VWRRUQLV ZHUG LQ GH GVP LY DOV KHW EHVWX GHUHQ ZDDUG¡ EHVFKRXZG -QPLGGHOV NUHHJ GH]H YRRUORSLJH GLDJQRVWLVFKH FDWHJRULH JURWH EHODQJ VWHOOLQJ RQGDQNV GH FRQWURYHUVHV URQG GH]H DDQ GRHQLQJ -Q YHHO JHYDOOHQ ]XOOHQ SDWLrQWHQ PHW GH]H DDQGRHQLQJ DOV JHYROJ YDQ IUHTXHQWH HHWEXLHQ ]RQGHU JHZLFKWVFRPSHQVHUHQGH PDDWUHJHOHQ ]RDOV ]HOIRSJHZHNW EUDNHQ RYHUJHZLFKW RQWZLN NHOHQ %QGHU]LMGV YHUWRRQW HHQ DDQ]LHQOLMN DDQWDO REHVH SHUVRQHQ HHQ JHVWRRUG HHWJHGUDJ 1RJHOLMN NDQ HHQ EHWHUH GLDJQRVWLVFKH RPVFKULMYLQJ LQ GH GVP Y WRW HHQ WRHQDGHULQJ OHLGHQ WXVVHQ KHW JHELHG YDQ GH HHWVWRRUQLVVHQ HQ GDW YDQ GH REHVL WDV >RDOV HON FDWHJRULDDO FODVVLILFDWLHV\VWHHP ERWVW RRN GH GVP RS KHW SUREOHHP YDQ GH DW\SL VFKH¡ SUHVHQWDWLHV YDQ V\QGURPHQ 1HUNZDDUGLJ JHQRHJ EOLMNW GH PHHVW YRRUNRPHQGH HHWVWRRUQLV GH YDULDQW QLHW DQGHUV]LQV RPVFKUHYHQ¡ QDR WH ]LMQ GLW NDQ PHQ QRJ EH]ZDDUOLMN HHQ UHVWFDWHJR ULH¡ QRHPHQ (H GVP Y ZRUGW QX LQ GH VWHLJHUV JH]HW HQ ELM]RQGHUH DDQGDFKW ]DO RQGHU DQGHUH XLW JDDQ QDDU KHW DO GDQ QLHW RSQHPHQ GDQ ZHO QDXZ

W L M G V F K U L I W Y R R U S V \ F K L D W U L H M X E L O H X P Q X P P H U

75

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 75

20-06-18 22:53


LEZEN 1 - TEKSTEN BIJ LES 3

Tekst 3: artikel anorexia 3F/4F vervolg K Z K R H N Z Y D Q G H U H \ F N H Q

NHXULJHU RPVFKULMYHQ YDQ GH HHWVWRRUQLVVHQ QDR GH HHWEXLVWRRUQLV HQ PRJHOLMN RRN REHVLWDV LQ FRP   ELQDWLH PHW SV\FKLDWULVFKH VWRRUQLVVHQ 3RN YUD JHQ ZH RQV DI RI ELM GH RPVFKULMYLQJ DQRUH[LD QHU YRVD KHW YDQ RXGVKHU EHVFKUHYHQ NHQPHUN YDQ I\VLHNH K\SHUDFWLYLWHLW :DQGHUH\FNHQ HHQ H[SOLFLHWHUH SODDWV ]DO NULMJHQ LQ GH GLDJQRVWLVFKH GLIIHUHQWLrULQJ :DQ )OEXUJ H D )QLJV]LQV KLHUDDQ JHUHODWHHUG LV KHW IHQR PHHQ YDQ KHW YLD VSRUW ILWQHVV RI ERG\EXLOGLQJ QDJHVWUHHIGH OLFKDDPVLGHDDO ELM YRRUQDPHOLMN PDQQHQ /ULMJHQ SDWKRORJLVFKH YRUPHQ KLHUYDQ RRN HHQ SODDWV LQ GH SV\FKLDWULVFKH ]LHNWHOHHU QDDVW GH  RYHUZHJHQG YURXZHOLMNH¡ HHWVWRRUQLVVHQ# )HWVWRRUQLVVHQ PHW QDPH DQRUH[LD QHUYRVD ]RX PHQ HHQ SDUDGLJPDWLVFK YRRUEHHOG YDQ KHW ELRSV\FKRVRFLDOH PRGHO NXQQHQ QRHPHQ -Q KHW ZHUNYHOG PHUNW PHQ ZHO GRRU GH MDUHQ HHQ ZLVVH OHQG DFFHQW RS SV\FKRORJLVFKH VRFLRFXOWXUHOH RI ELRORJLVFKH DVSHFWHQ (H]H ODDWVWH VWDDQ UHFHQW PHHU RS GH YRRUJURQG ]RDOV GDW YRRU GH SV\FKLD WULH LQ KDDU JHKHHO KHW JHYDO LV &LM KHW ]RHNHQ QDDU HHQ SULPDLU QHXURELRORJLVFKH YHUNODULQJ YDQ HHW VWRRUQLVVHQ JDDW VWHHGV PHHU DDQGDFKW QDDU EHHOG YRUPHQG KHUVHQRQGHU]RHN HQ JHQHWLVFKH VWXGLHV HSLGHPLRORJLH )HWVWRRUQLVVHQ NRPHQ YRRUDO YRRU ELM MRQJH

MDDU YURXZHQ HQ OLMNHQ UHODWLHI ]HOG]DPH DDQGRHQLQJHQ ELM PDQQHQ -Q 2HGHUODQG ZHUG GH LQFLGHQWLH KHW DDQWDO QLHXZH JHYDOOHQ RQGHU]RFKW LQ GH MDUHQ WDFKWLJ HQ QHJHQWLJ GRRU KXLVDUWVHQ YHUVSUHLG RYHU KHW ODQG GLH VDPHQ RQJHYHHU YDQ GH 2HGHUODQGVH EHYRONLQJ DOV SDWLrQW KDGGHQ :DQ 7RQ H D (H LQFLGHQWLH YDQ DQRUH[LD QHUYRVD RQGHU GH JURHS PHW KHW KRRJVWH ULVLFR MDULJH YURXZHQ YHUGXEEHOGH LQ GH SHULRGH WHQ

WDEHO

RS]LFKWH YDQ ,HW]HOIGH RQGHU]RHN OLHW HHQ QLHW VLJQLILFDQWH GDOLQJ LQ GH LQFLGHQWLH YDQ ERXOLPLD QHUYRVD ]LHQ RYHU GH]H WZHH SHULRGHQ -Q WDEHO ZRUGW HHQ RYHU]LFKW JHJHYHQ YDQ KHW JHVFKDWWH DDQWDO MRQJH YURXZHQ PHW DQRUH[LD QHUYRVD RI ERXOLPLD QHUYRVD RS EDVLV YDQ GLW KXLV DUWVHQRQGHU]RHN HQ HHQ PHWD DQDO\VH YDQ DQGHUH VWXGLHV ,RHN ,HW SHUFHQWDJH MRQJH YURX ZHQ PHW HHQ HHWVWRRUQLV LQ GH EHYRONLQJ ZRUGW JHVFKDW RS SHU YRRU DQRUH[LD QHUYRVD HQ YRRU ERXOLPLD QHUYRVD 9LW GH WDEHO EOLMNW GDW VOHFKWV HHQ EHSHUNW DDQWDO PHQVHQ PHW HHQ HHWVWRRUQLV DOV ]RGDQLJ KHUNHQG ZRUGW GRRU GH KXLVDUWV HQ HHQ QRJ NOHLQHU GHHO LQ ]RUJ NRPW ELM GH JHHVWHOLMNH JH]RQGKHLGV]RUJ &LM DQRUH[LD QHUYRVD KHHIW GLW RQGHU DQGHUH WH PDNHQ PHW KHW RQWEUH NHQ YDQ ]LHNWHEHVHI &LM ERXOLPLD QHUYRVD LV HU ZHO ]LHNWHEHVHI PDDU VFKDPHQ SDWLrQWHQ ]LFK ]R RYHU KHW JHVWRRUGH HHWJHGUDJ GDW ]LM PHHVWDO JHHQ KXOS ]RHNHQ 3RN XLW NOLQLVFKH RQGHU]RHNHQ EOLMNW GDW GH PHHVWH SDWLrQWHQ YHOH MDUHQ HHQ HUQVWLJH HHW VWRRUQLV KDGGHQ YRRU ]LM LQ GH KXOSYHUOHQLQJ WHUHFKWNZDPHQ 6HFHQW HSLGHPLRORJLVFK RQGHU]RHN VFKDW GH OLIHWLPHSUHYDOHQWLH YDQ DQRUH[LD QHUYRVD YROJHQV GVP LY FULWHULD ELM *LQVH YURXZHQ RS HQ ]HOIV DOV HHQ EUHGHUH GHILQLWLH YDQ DQRUH[LD QHUYRVD ZRUGW JHEUXLNW /HVNL 6DKNRQHQ H D )U ]LMQ JHHQ FLMIHUV RYHU GH LQFLGHQWLH YDQ DQRUH[LD QHU YRVD RQGHU DOORFKWRQH YURXZHQ LQ 2HGHUODQG -Q JHVSHFLDOLVHHUGH FHQWUD YRRU PHQVHQ PHW HHWVWRRU QLVVHQ ]LHW PHQ GH ODDWVWH MDUHQ HFKWHU LQ WRHQH PHQGH PDWH RRN DOORFKWRQH SDWLrQWHQ )HQ RQGHU ]RHN QDDU GH LQFLGHQWLH YDQ DQRUH[LD QHUYRVD RS 'XUDnDR OLHW ]LHQ GDW RRN GDDU DQRUH[LD QHUYRVD YRRUNRPW PDDU GLW EHWURI DOOHHQ YURXZHQ XLW GH JHPHQJGH HQ EODQNH PLQGHUKHLG YDQ GH EHYRO NLQJ RQGHU GH ]ZDUWH EHYRONLQJ ZHUG JHHQ HQNHO

%DQWDO JHYDOOHQ YDQ HHWVWRRUQLVVHQ SHU MRQJH YURXZHQ SHU MDDU RS YHUVFKLOOHQGH ]RUJQLYHDXV ,RHN DDQWDO JHYDOOHQ SHU ]RUJQLYHDX DQRUH[LD QHUYRVD ERXOLPLD QHUYRVD LQ GH WRWDOH EHYRONLQJ KHUNHQG GRRU GH KXLVDUWV LQ EHKDQGHOLQJ LQ GH JJ]

W L M G V F K U L I W Y R R U S V \ F K L D W U L H M X E L O H X P Q X P P H U 76

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 76

20-06-18 22:53


Tekst 3: artikel anorexia 3F/4F vervolg H H Q N Z D U W H H X Z R Q G H U ] R H N H Q E H K D Q G H O L Q J Y D Q H H W V W R R U Q L V V H Q

JHYDO JHYRQGHQ ,RHN H D (H JHUHJLVWUHHUGH LQFLGHQWLH YDQ DQRUH[LD QHUYRVD ELM PDQQHQ LV ]HHU ODDJ LQ 2HGHUODQG PDDU RQGHU]RHN LQ KHW EXLWHQ ODQG JHHIW DDQ GDW DQRUH[LD QHUYRVD RQGHU PDQQHQ PRJHOLMN YDNHU YRRUNRPW GDQ WRW QX WRH JHGDFKW ZHUG &XOLN H D /OLQLVFKH VWXGLHV ODWHQ ]LHQ GDW LQ KHW ELM]RQ GHU DQRUH[LD QHUYRVD YDDN HHQ FKURQLVFK EHORRS PHW HHQ KRJH PRUWDOLWHLW KHHIW ,RHN PDDU UHFHQW EHYRONLQJVRQGHU]RHN QDDU KHW EHORRS YDQ DQRUH[LD QHUYRVD RQGHU *LQVH WZHHOLQJHQ WRRQW DDQ GDW WZHH GHUGH YDQ GH MRQJH YURXZHQ MDDU QD KHW EHJLQ YDQ GH HHWVWRRUQLV KHUVWHOG ZDV /HVNL 6DKNRQHQ H D EHKDQGHOLQJ -Q GH WLMG YDQ GH HHUVWH SXEOLFDWLH KLHURYHU LQ KHW 8LMGVFKULIW YRRU 4V\FKLDWULH 0DIHEHU H D JHORRIGH PHQ QRJ LQ HHQ WZHHVWDSVEHQDGHULQJ YDQ DQRUH[LD QHUYRVD HHUVW JHZLFKW KHUVWHOOHQ HQ GDDUQD GH HFKWH¡ SV\FKRWKHUDSLH :RRU KHW JHZLFKWVKHUVWHO ZHUG DDQYDQNHOLMN LQ GH NOLQLHN YRRUDO HHQ EHURHS JHGDDQ RS YHUSOHHJNXQGLJH ]RUJ

OHHV YRHGHQ¡ ]R QRGLJ YLD HHQ VRQGH LQ FRPELQD WLH PHW VHGHUHQGH PHGLFDWLH 1HGLR MDUHQ ]HYHQWLJ YHUDQGHUGH GLW JURQGLJ GRRU GH RSNRPVW YDQ GH JHGUDJVWKHUDSLH :DQGHU H\FNHQ :DQ GH RRUVSURQNHOLMNH JHGUDJVWKH UDSLH EOHHI HHQ VRRUW FRQWUDFWV\VWHHP YRRU JHZLFKWVKHUVWHO RYHU GDW LQ YHOHUOHL YRUPHQ WHUXJ WH YLQGHQ LV ELM ]RZHO NOLQLVFKH DOV DPEXODQWH EHKDQGHOLQJHQ -Q SODDWV YDQ GH VLPSOLVWLVFKH JHULFKWKHLG RS YRHGLQJ HQ JHZLFKW UDDNWH HHQ PXOWLGLPHQVLRQHOH EHQDGHULQJ LQJHEXUJHUG HHQ WKHUDSHXWLVFKH WRHSDVVLQJ YDQ KHW JHQRHPGH ELR SV\FKRVRFLDOH PRGHO 4DUDOOHO DDQ HHQ GLVFXVVLH RYHU RRU]DDN HQ JHYROJ NUHHJ GH JH]LQVFRQWH[W HLQGH YRULJH HHXZ ELM]RQGHUH DDQGDFKW RRN LQ GLW WLMGVFKULIW ELMY ,HQGULFN[ 3S HHQ PRPHQW GDW PHQ JLQJ WZLMIHOHQ DDQ KHW QXW YDQ JH]LQVWKHUDSLH ELM HHW VWRRUQLVVHQ JDI HHQ EHODQJULMN )QJHOV RQGHU]RHN

6XVVHOO H D HHQ QLHXZH VWLPXODQV DDQ GH EHODQJVWHOOLQJ YRRU HHQ JH]LQVJHULFKWH DDQSDN

(DDUELM LV PHQ PHHU DDQGDFKW JDDQ JHYHQ DDQ GH VSHFLILHNH QRGHQ YDQ RXGHUV HQ ZHUG SV\FKR HGX FDWLH HHQ YDVW RQGHUGHHO YDQ GH EHKDQGHOLQJ ,HW EHODQJULMNH HOHPHQW YDQ ZHGHU]LMGVH VWHXQ HQ EHJULS WXVVHQ ORWJHQRWHQ LV WHUXJ WH YLQGHQ LQ GH QRJ VWHHGV YHHOYXOGLJ WRHJHSDVWH JURHSVWKHUDSLH ELM HHWVWRRUQLVVHQ ,RHN -Q GH]H HHXZ LV GH HYLGHQFH EDVHG SUDNWLMN WRRQDDQJHYHQG JHZRUGHQ YRRU ]RZHO GH IDUPDFR WKHUDSLH DOV GH SV\FKRWKHUDSLH +HFRQWUROHHUG RQGHU]RHN EHZHHV GH HIIHFWLYLWHLW YDQ VHOHFWLHYH VHURWRQLQHKHURSQDPHUHPPHUV VVUL¡V PHW QDPH IOXR[HWLQH ELM ERXOLPLD QHUYRVD &LM DQR UH[LD QHUYRVD GDDUHQWHJHQ LV KHW UHVXOWDDW YDQ IDU PDFRWKHUDSLH WRW RS KHGHQ WHOHXUVWHOOHQG JHEOH NHQ HQ ELM ERXOLPLD QHUYRVD EOLMIW GH ZHUN]DDPKHLG YDQ PHGLFDWLH PHHVWDO EHSHUNW LQ GH WLMG &UXQD 7WHYHOPDQV 3P WHUXJYDO WH YRRUNRPHQ GH JURWH XLWGD JLQJ ELM HONH EHKDQGHOLQJ YDQ HHWVWRRUQLVVHQ LV RRN HHQ SV\FKRWKHUDSHXWLVFKH LQWHUYHQWLH DDQJH ZH]HQ (H FRJQLWLHYH JHGUDJVWKHUDSLH LV KLHUELM GH JRXGHQ VWDQGDDUG JHZRUGHQ ;LOVRQ H D (RRU GH]H WKHUDSHXWLVFKH LQYDOVKRHN ZHUG GH DDQ GDFKW JHULFKW RS GH YHOH JHPHHQVFKDSSHOLMNH SV\ FKRORJLVFKH IDFHWWHQ YDQ GLYHUVH HHWVWRRUQLVVHQ

R D QHLJLQJ WRW SHUIHFWLRQLVPH QHJDWLHI ]HOIEHHOG LQWHUDFWLRQHOH PRHLOLMNKHGHQ ]RGDW VRPPLJHQ VSUHNHQ RYHU HHQ WUDQVGLDJQRVWLVFKH¡ EHQDGHULQJ

*DLUEXUQ H D 3RN JHPHHQVFKDSSHOLMN LQ GH EHKDQGHOLQJ YDQ HHWVWRRUQLVVHQ LV KHW FUXFLDOH SUREOHHP YDQ PRWLYDWLH WRW YHUDQGHULQJ (H]H PRWLYDWLH LV KHW ODDWVWH GHFHQQLXP HHQ VWHHGV EHODQJULMNHU SODDWV JDDQ LQQHPHQ LQ GH WKHUDSLH SODQQLQJ :DQVWHHQNLVWH H D RUJDQLVDWLH YDQ ]RUJ -Q GH MDUHQ ]HVWLJ HQ ]HYHQWLJ YDQ GH YRULJH HHXZ ZHUGHQ SDWLrQWHQ PHW DQRUH[LD QHUYRVD LQ 2HGHUODQG YHUVSUHLG RYHU GLYHUVH NOLQLHNHQ EHKDQ GHOG RP EHVPHWWLQJ¡ WH YRRUNRPHQ (H PHHVWH RSQDPHQ LQ GLH WLMG YRQGHQ SODDWV RS HHQ VRPD WLVFK JHRULrQWHHUGH DIGHOLQJ ,RHN H D 3RN ZHUGHQ LQ GH MDUHQ WDFKWLJ HQ QHJHQWLJ WDOULMNH

W L M G V F K U L I W Y R R U S V \ F K L D W U L H M X E L O H X P Q X P P H U

77

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 77

20-06-18 22:53


LEZEN 1 - TEKSTEN BIJ LES 3

Tekst 3: artikel anorexia 3F/4F vervolg K Z K R H N Z Y D Q G H U H \ F N H Q

SDWLrQWHQ YDQXLW 2HGHUODQG QDDU &HOJLr YHUZH]HQ ZDDU LQ /RUWHQEHUJ HHQ JHVSHFLDOLVHHUGH NOLQLHN YRRU HHWVWRRUQLVVHQ EHVWRQG -Q GLH WLMG NZDP HHQ DGYLHV YDQ GH +H]RQG KHLGVUDDG XLW GDW JURWH NQHOSXQWHQ EHVFKUHHI LQ KHW KXOSYHUOHQLQJVSURFHV YRRU SDWLrQWHQ PHW HHWVWRRUQLVVHQ LQ 2HGHUODQG 7LQGVGLHQ ZHUGHQ HU JHVWLPXOHHUG GRRU GH RYHUKHLG HQ GH SDWLrQWHQRU JDQLVDWLH RS GLYHUVH SODDWVHQ LQ 2HGHUODQG JHVSH FLDOLVHHUGH FHQWUD YRRU PHQVHQ PHW HHWVWRRUQLVVHQ RQWZLNNHOG -Q QDYROJLQJ YDQ DQGHUH ODQGHQ YHU VFKHHQ LQ LQ 2HGHUODQG GH 1XOWLGLVFLSOLQDLUH ULFKWOLMQ )HWVWRRUQLVVHQ %QQR EHVWDDW HU YHU VSUHLG RYHU 2HGHUODQG HQ :ODDQGHUHQ HHQ JURRW DDQWDO JHVSHFLDOLVHHUGH FHQWUD YRRU GH EHKDQGHOLQJ YDQ SDWLrQWHQ PHW HHWVWRRUQLVVHQ FRQFOXVLH ;LM FRQFOXGHUHQ GDW GH DIJHORSHQ MDDU JXQ VWLJH RQWZLNNHOLQJHQ KHEEHQ ODWHQ ]LHQ LQ GH EHKDQGHOLQJ HQ GH RUJDQLVDWLH YDQ JHVSHFLDOLVHHUGH ]RUJ YRRU SDWLrQWHQ PHW HHWVWRRUQLVVHQ 2LHXZ RQGHU]RHN LV QRGLJ RP YRRUDO YRRU DQRUH[LD QHU YRVD PHHU HYLGHQFH EDVHG EHKDQGHOLQJHQ WH YLQ GHQ OLWHUDWXXU &UXQD 8 7WHYHOPDQV ) &HKDQGHOLQJ PHW SV\FKRIDUPDFD -Q ; :DQGHUH\FNHQ + 2RRUGHQERV 6HG ,DQGERHN HHWVWRRUQLV VHQ GH GUXN SS 9WUHFKW (H 8LMGVWURRP &XOLN ' 1 7XOOLYDQ 4 * 8R]]L * H D 4UHYDOHQFH KHULWDELOLW\ DQG SURVSHFWLYH ULVN IDFWRUV IRU DQRUH[LD QHUYRVD %UFKLYHV RI +H QHUDO 4V\FKLDWU\ )OEXUJ % % YDQ ,RHN , ; /DV 1 . , H D 2XUVH HYDOXDWLRQ RI K\SHUDFWLYLW\ LQ DQRUH[LD QHUYRVD % FRPSDUDWLYH VWXG\ )X URSHDQ )DWLQJ (LVRUGHUV 6HYLHZ *DLUEXUQ ' + 'RRSHU > 7KDIUDQ 6 'RJQLWLYH EHKDYLRXU WKHUDS\ IRU HDWLQJ GLVRUGHUV % WUDQVGLDJQRVWLF¡ WKHRU\ DQG WUHDWPHQW &HKDYLRXU 6HVHDUFK DQG 8KHUDS\ +H]RQGKHLGVUDDG %QRUH[LD QHUYRVD HQ EXOLPLD 4XEOLFDWLHQU ¡V +UDYHQKDJH +H]RQGKHLGVUDDG

,DUW GH 6X\WHU 8 %QRUH[LH DOV V\PSWRRP 2HGHUODQGV 8LMGVFKULIW YRRU 4V\FKLDWULH ,HQGULFN[ . (H RQWNHQQLQJ YDQ GH LQWHUDFWLRQHOH FRQWH[W ELM JH]LQQHQ PHW HHQ DQRUHFWLVFKH SDWLrQW H 8LMGVFKULIW YRRU 4V\ FKLDWULH 7XSSO ,RHN , ; -QFLGHQFH SUHYDOHQFH DQG PRUWDOLW\ RI DQRUH[LD QHUYRVD DQG RWKHU HDWLQJ GLVRUGHUV 'XUUHQW 3SLQLRQ LQ 4V\FKL DWU\ ,RHN , ; &URRN * + +LHO 6 H D %QRUH[LD QHUYRVD HHQ FR KRUWRQGHU]RHN PHW KHW 6HJLVWHU +HHVWHOLMNH :RONVJH]RQGKHLG 8LMGVFKULIW YRRU 4V\FKLDWULH ,RHN , ; +URHSVWKHUDSLH ELM EXOLPLD QHUYRVD 8LMGVFKULIW YRRU 4V\FKLDWULH ,RHN , ; YDQ ,DUWHQ 4 2 ,HUPDQV / 1 ) H D 8KH LQFL GHQFH RI DQRUH[LD QHUYRVD RQ 'XUDnDR 8KH %PHULFDQ .RXUQDO RI 4V\FKLDWU\ /HVNL 6DKNRQHQ % ,RHN , ; 7XVVHU ) 7 H D )SLGHPLRORJ\ DQG FRXUVH RI DQRUH[LD QHUYRVD LQ WKH FRPPXQLW\ 8KH %PHULFDQ .RXUQDO RI 4V\FKLDWU\ 0DIHEHU ' .RQJHULXV 4 . 0DQVHQ . +URHSVWKHUDSLH YRRU DQRUH[LD QHUYRVD SDWLrQWHQ :RRUGUDFKWHQUHHNV YDQ GH 2HGHUODQGVH :HUHQLJLQJ YDQ 4V\FKLDWHUV LQ (LHQVWYHUEDQG 6XVVHOO + * 1 7]PXNOHU + - (DUH ' H D %Q HYDOXDWLRQ RI ID PLO\ WKHUDS\ LQ DQRUH[LD QHUYRVD DQG EXOLPLD QHUYRVD %UFKLYHV RI +HQHUDO 4V\FKLDWU\ 7RQ + ) YDQ ,RHNHQ ( YDQ &DUWHOGV % - 1 H D 8LPH WUHQGV LQ WKH LQFLGHQFH RI HDWLQJ GLVRUGHUV % SULPDU\ FDUH VWXG\ LQ WKH 2HWKHUODQGV -QWHUQDWLRQDO .RXUQDO RI )DWLQJ (LVRUGHUV :DQGHUH\FNHQ ; 1DJHU]XFKW HQ EHZHJLQJVGUDQJ (H EHWH NHQLV YDQ K\SHUDFWLYLWHLW ELM DQRUH[LD QHUYRVD 8LMGVFKULIW YRRU 4V\FKLDWULH :DQGHUH\FNHQ ; %QRUH[LD QHUYRVD -Q . ; + 3UOHPDQV 6HG ,DQGERHN JHGUDJVWKHUDSLH ' SS (HYHQWHU :DQ 0RJKXP 7ODWHUXV :DQVWHHQNLVWH 1 7RHQHQV & :DQGHUH\FNHQ ; 1RWLYDWLRQ WR FKDQJH LQ HDWLQJ GLVRUGHU SDWLHQWV D FRQFHSWXDO FODULILFDWLRQ RQ WKH EDVLV RI VHOIGHWHUPLQDWLRQ WKHRU\ -QWHUQDWLRQDO .RXUQDO RI )DWLQJ (LVRUGHUV ;LOVRQ + 8 +ULOR ' 1 :LWRXVHN / 1 4V\FKRORJLFDO WUHDW PHQW RI HDWLQJ GLVRUGHUV %PHULFDQ 4V\FKRORJLVW

W L M G V F K U L I W Y R R U S V \ F K L D W U L H M X E L O H X P Q X P P H U 78

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 78

20-06-18 22:53


Tekst 3: artikel anorexia 3F/4F vervolg H H Q N Z D U W H H X Z R Q G H U ] R H N H Q E H K D Q G H O L Q J Y D Q H H W V W R R U Q L V V H Q

DXWHXUV

Â

K Z KRHN ZHUNW DOV RSOHLGHU SV\FKLDWULH ELM GH 4DUQDVVLD &DYR +URHS LQ (HQ ,DDJ (DDUQDDVW LV KLM DOV KRRJOHUDDU 4V\FKLDWULH YHUERQGHQ DDQ KHW 9QLYHUVLWDLU 1HGLVFK 'HQWUXP +URQLQJHQ HQ DOV ELM]RQGHU KRRJOHUDDU )SLGHPLRORJLH DDQ 'ROXPELD 9QLYHUVLW\ 2HZ =RUN Z YDQGHUH\FNHQ LV KRRJOHUDDU 4V\FKLDWULH DDQ GH / 9 0HXYHQ HQ LV YHUERQGHQ DDQ GH 4V\FKLDWULVFKH /OLQLHN &URHGHUV %OH[LDQHQ LQ 8LHQHQ &HOJLr 'RUUHVSRQGHQWLHDGUHV SURI GU , ; ,RHN 4DUQDVVLD &DYR +URHS /LZLVWUDDW (, (HQ ,DDJ ) PDLO Z KRHN$SDUQDVVLD QO

+HHQ VWULMGLJH EHODQJHQ PHHJHGHHOG ,HW DUWLNHO ZHUG YRRU SXEOLFDWLH JHDFFHSWHHUG RS

VXPPDU\ )DWLQJ GLVRUGHUV \HDUV RI UHVHDUFK DQG WUHDWPHQW œ , ; ,RHN ; :DQGHUH\FNHQ œ %V D UHVXOW RI WKH SXEOLFDWLRQ RI GVP LLL U EXOLPLD QHUYRVD ZDV UHFRJQLVHG DV D VHSDUDWH HDWLQJ GLVRUGHU GLVWLQFW IURP DQRUH[LD QHUYRVD )DWLQJ GLVRUGHUV RFFXU PDLQO\ LQ \RXQJ IHPDOHV 8KH LQFLGHQFH RI DQRUH[LD QHUYRVD LQ (XWFK IHPDOHV DJHG WR GRXEOHG EHWZHHQ WKH V DQG WKH V 3YHU WKH SDVW \HDUV WKHUH KDYH EHHQ PDQ\ LPSURYHPHQWV LQ WKH WUHDWPHQW RI SDWLHQWV ZLWK HDWLQJ GLVRUGHUV EXW RQO\ D YHU\ IHZ RI WKHP XWLOLVH WKH KHDOWK FDUH IDFLOLWLHV WKDW DUH QRZ DYDLODEOH ?WLMGVFKULIW YRRU SV\FKLDWULH MXELOHXPQXPPHU A

NH\ ZRUGV DQRUH[LD QHUYRVD EXOLPLD QHUYRVD HDWLQJ GLVRUGHUV HSLGHPLRORJ\ WUHDWPHQW

W L M G V F K U L I W Y R R U S V \ F K L D W U L H M X E L O H X P Q X P P H U

79

Bron: Tijdschrift voor psychiatrie.

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 79

20-06-18 22:53


LEZEN 1 - TEKSTEN BIJ LES 3

Tekst 4: artikel matchfixing 1F Weekkrant voor jongeren

20

2

DNA onderzoek

Wat wil Wilders? 27 Architectuur

20 juni 2012 Week 25-26

Ook in Nederland worden wedstrijden verkocht Voetballers die in dubieuze kroegen samen met criminelen geld op wedstrijden inzetten, tennissers die bedreigd worden door gokkers die geld verliezen en sporters die worden gevraagd om hun wedstrijden bewust te verliezen. Het komt ook in Nederland voor, al is het in beperkte mate. Door Jelger Woudstra

Duidelijke regels Ondanks het lage aantal gevallen van matchfixing in de Nederlandse sport, moeten er wel dingen verbeterd worden. Zo komen ex-criminelen te makkelijk aan een baan in de sportwereld, bijvoorbeeld als zaakwaarnemer of bestuurder. Dat vergroot de kans op manipulatie. Daarnaast moeten er volgens de onderzoekers duidelijkere regels en gedragscodes komen met betrekking tot gokken op eigen wedstrijden. Ook de voorlichting daarover moet beter.

Dat blijkt uit het rapport over matchfixing, het manipuleren van sportwedstrijden, dat deze week verscheen. Ruim 5500 (oud)sporters, scheidsrechters en trainers uit de sportwereld kregen een enquête toegestuurd voor het onderzoek, dat moest laten zien hoe groot het matchfixingprobleem in Nederland is. Uiteindelijk vulden slechts 732 voetballers, tennissers, basketballers, boksers en mensen uit de paardensport de enquête in.

Eén voetballer zegt bijvoorbeeld in het onderzoek dat hij altijd op winst van zijn eigen wedstrijden inzet, maar dat hij niet wist dat dit verboden is. Het is een probleem dat in meer sporten voorkomt. ‘We mogen toch al zo weinig, niet roken, niet drinken, gokken is zo’n beetje het enige wat een sporter nog kan doen’, zegt een tennisser in het rapport.

Volgens de onderzoekers is in Nederland relatief weinig sprake van matchfixing. Ruim een kwart van de ondervraagden denkt dat er in zijn of haar omgeving sprake van is geweest. Slechts 4% zegt zelf benaderd te zijn door gokkers en criminelen om opzettelijk hun wedstrijd te beïnvloeden, 8% kent anderen die zijn benaderd.

Bron: www.sevendays.nl.

80

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 80

20-06-18 22:53


Tekst 5: artikel matchfixing 2F

s

KNVB gaat 'soms naïeve' clubs voorlichten over matchfixing De KNVB gaat de clubs in het betaalde voetbal komend jaar extra voorlichten over matchfixing. De voetbalbond biedt advies aan omdat spelers en bestuurders vaak nog te onwetend zouden zijn wat betreft het manipuleren van wedstrijden. "We leven nog te veel in de naïeve veronderstelling dat er een Chinees langskomt met een gleufhoed en twee gaten in zijn krant en vervolgens zegt: we wanna fix this match", legt directeur betaald voetbal Bert van Oostveen uit. "We weten allemaal dat het gewoon georganiseerde misdaad is en dat het veel subtieler gaat dan dat. We gaan facultatief een aantal hopelijk massale bijeenkomsten organiseren om de kennis te delen die we de laatste jaren hebben vergaard. We moeten dat blijven herhalen en onder de aandacht blijven brengen." Daarnaast is er al een aantal maatregelen geïnitieerd. "Er komt een website om zaken te melden en er is een klokkenluidersregeling in de maak. We kunnen het niet alleen, hebben ook de ogen en oren van de clubs nodig. Als ze dingen zien, kunnen ze altijd contact met ons opnemen." "Daarnaast hebben we ook het OM en de politie nodig en misschien zelfs wel de FIOD. Er is behoefte aan anonieme voorlichting en het is goed als er een toegankelijke kliklijn is. We zijn blij met de capaciteit die we vanuit het ministerie hebben gekregen." Roomser Deze maand kwam FC Den Bosch negatief in het nieuws omdat een cameraploeg van Powned de club had doen geloven dat er een investeerder geïnteresseerd was om de nummer elf van de Jupiler League te kopen. Van Oostveen maakt zich daar geen zorgen over. "Het was een combinatie van onhandig manouvreren en slechte journalistiek. Ik vond het meer thuis horen bij Banana Split." De UEFA en de KNVB houden de opkomst van investeringsfondsen wel nauwlettend in de gaten. "Clubs moeten enorm oppassen met buitenlandse investeerders. We zijn beducht voor de fondsen die we ook in Nederland zien opduiken. Daar voeren we al anderhalf jaar een discussie over en dat is een moeilijk proces. Er moet Europese regelgeving komen." "We hopen dat het ei nu gelegd gaat worden om regelgeving in te voeren. Er zijn derde partijen die geld willen maken met voetbal en daardoor komt de continuïteit van clubs in het geding. We zijn niet helemaal tegen, in andere landen gebeurt het ook en we moeten niet roomser zijn dan de paus. Maar het moet niet ten koste gaan van de onafhankelijkheid van bijvoorbeeld een clubbestuur." Bundesliga Van Oostveen benadrukt dat de Nederlandse voetbalwereld zich pas na het aantreden van Merab Jordania, die inmiddels geen eigenaar meer is van Vitesse, is gaan verdiepen in de geldschieters die sommige clubs in de greep houden. In Duitsland is er al sinds 2007 de zogenaamde '50+1'- regel die stelt dat personen geen meerderheidsbelangen in clubs mogen hebben. De Bundesliga heeft het wat Van Oostveen betreft erg goed voor elkaar. "Het is de meest solide competitie en als we naar de bedrijfseconomische kant kijken by far de sterkste. Ze hebben de pech dat de Premier League zo gevreten wordt in Azië, anders waren ze helemaal de grootste competitie ter wereld geweest."

Bron: www.nu.nl.

81

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 81

20-06-18 22:53


LEZEN 1 - TEKSTEN BIJ LES 3

Tekst 6: artikel matchfixing 3F

Fixten Westerhof en Van der Duim hun tennismatch? ‘Alles wijst erop’

LEES MEER 2014

Zoekmachine: hoe populair was jouw naam in 2014? Vul ’m hier in › ARTIKEL

2014

Cartoontje lager zingen › YOUP

2014

Nieuw geval van ebola in Mali - nog twee mensen mogelijk besmet › Buitenland

2014

Obama: we hadden meer moeten doen om ebola te bestrijden › Buitenland

door Anouk Eigenraam

Ineens worden twee Nederlandse tennissers verdacht van matchfixing (wedstrijdmanipulatie). De Nederlandse tennisbond KNLTB heeft de wedstrijd tussen de Nederlanders Antal van der Duim en Boy Westerhof van gisteren opgegeven voor een onderzoek. Westerhof zou expres verloren hebben van Van der Duim met 4-6, 6-3, 6-3. Hoe werkte het in dit geval?

De wedstrijd gisteren in de eerste ronde op een Challengertoernooi in het Duitse Meerbusch zou normaal gesproken niet zoveel aandacht hebben gekregen. De nummer 248 (Westerhof) die tegen de nummer 280 (Van der Duim) op de wereldranglijst staat is sowieso natuurlijk niet echt een publiekstrekker. Beide spelers zijn nooit in de top 200 gekomen en zijn al achter in de twintig. De match werd niet eens op een baan gespeeld met tv-camera’s. Maar gaandeweg de wedstrijd kwam het duo ineens toch volop in de aandacht op Twitter te staan. Wat was er aan de hand: bij de grote wedkantoren zette gokkers hun kaarten vooral in op Van der Duim.

82

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 82

20-06-18 22:53


Tekst 6: artikel matchfixing 3F vervolg

NickSpurett Nick SpurettVan der dium into $1.30 from out near $3 against Westerhof - something dodgy going down here @sportdw @baselinebetting@hotdog696911 augustus De kans dat Van der Duim zou winnen werd op 75-80 procent ingeschat. De voorspelling was dat Van der Duim met 2-1 in sets zou winnen, waarbij de eerste set naar Westerhof zou gaan. De kans dat Van der Duim de eerste set zou winnen werd slechts ingeschat op 35 procent. Van der Duim verloor de eerste set inderdaad met 4-6 en kwam vervolgens op een achterstand te staan door drie games op rij te verliezen (0-3). Maar dat bracht de gokkers tijdens de live weddenschappen geen moment aan het twijfelen. De tennisser bleef gelden als favoriet. Best wel vreemd dus. Vervolgens won hij maar liefst 24 punten achter elkaar:

baselinebetting BaselinebettingFrom 6-4 3-0 up, Boy Westerhof has won 3 points and lost 24. Loses it 3-6. Dium priced at 1.37 as highest. Ain’t nobody is fixing her bruuh11 augustus Ook de derde set sleepte hij toen inmiddels voorspelbaar binnen.

sportdw Ian DWAnd here is the dramatic comeback…11 augustus sportdw Ian DWAnd there is the break back. No surprise then…11 augustus Op Twitter werd al snel geconcludeerd dat dit het meest overduidelijke voorbeeld van matchfixing was:

baselinebetting BaselinebettingWell folks. That was the most obvious fix i’ve seen in all my years watching tennis/tracking results. Well done, Westerhof and Dium11 augustus GOKPATRONEN WIJZEN OP MATCHFIXING Ook Ben van Rompuy, hoogleraar in Brussel en onderzoeker Europees sportrecht aan het Haagse Asser Instituut, vermoedt matchfixing. “Op basis van de gokpatronen is het heel aannemelijk dat er opzet achter zit. Alles wijst erop. Normaal gesproken worden kansen van beide deelnemers

83

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 83

20-06-18 22:54


LEZEN 1 - TEKSTEN BIJ LES 3

Tekst 6: artikel matchfixing 3F vervolg

vooraf rond de 50 procent geschat. Nu was dat al 70 procent voor Van der Duim en dat bleef gaandeweg de wedstrijd zo. Bovendien zei de helft van de mensen dat er drie sets zouden komen én dat hij de eerste set zou verliezen.” Sportdw.com heeft een nauwkeurige analyse van de gokbedragen en zeg maar de ‘dagkoers’ van Van der Duim, die tijdens de wedstrijd bijna crashte. Van Rompuy legt even uit hoe dat precies zit: “Wedkantoren passen tijdens wedstrijden vaak de prijs van de ‘odds’ (winstkans) aan zodat ze hun verlies kunnen beperken. Op het moment dat een tennisser wint of verliest, passen wedkantoren de prijs van de odds aan omdat ze hopen dat mensen gaan dan ook weer gaan wedden op de tegengestelde speler. Ondanks dat Van der Duim in dit geval eerst aan de verliezende hand was, mensen bleven op zijn overwinning inzetten. En dus kelderde de uitkering van de odds gigantisch, veel meer dan je zou mogen verwachten. Zo’n discrepantie is erg verdacht en wijst er op dat er iets aan de hand is. Al kan je niet volledig uitsluiten dat er een mogelijke andere verklaring voor is.”

Archiefbeeld Boy Westerhof. Foto ANP - Koen Suyk

‘HET KAN EEN VRIENDSCHAPPELIJKE AFSPRAAK ZIJN’

84

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 84

20-06-18 22:54


Tekst 6: artikel matchfixing 3F vervolg En wat kan er volgens Van Rompuy aan de hand zijn geweest? Zijn ze omgekocht? Twee tennissers die in de nadagen van hun carrière nog even hun financiële slag willen slaan? Of wilde de een de ander helpen aan een hogere plek op de ranglijst? Van Rompuy: “Een van de scenario’s is dat ze benaderd zijn door een fixer. Het prijzengeld van zo’n Challengertoernooi is voor hen 500-800 pond. Het zijn geen hoogvliegers, ze zullen jaarlijks niet heel veel prijzengeld binnenhalen. Als je het twintigvoudige kan ontvangen met het verliezen van een wedstrijd dan is dat aanlokkelijk. In die zin zijn het makkelijke slachtoffers voor omkoping. Wat ook kan is dat ze het onderling op een akkoordje hebben gegooid - het zijn vrienden - en dat iemand uit hun entourage daar iets over opgevangen heeft en uit de school geklapt heeft bij de fixer.”

Archieffoto Antal van der Duim. Foot ANP/ Koen van Weel

Als na onderzoek blijkt dat er inderdaad sprake was van matchfixing dan kunnen de beide spelers levenslang geschorst worden. Maar dit bewijzen, is nog niet makkelijk. Alleen de verdachte gokpatronen gelden niet als bewijs zegt Van Rompuy: “Er zijn geen beelden van dus de Tennis Integrety Unit zal hun hele entourage gaan interviewen, familie, de scheidsrechter. Eventueel kunnen er ook

85

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 85

20-06-18 22:54


LEZEN 1 - TEKSTEN BIJ LES 3

Tekst 6: artikel matchfixing 3F vervolg

bankrekeningen worden opgevraagd, net als het sms- en e-mailverkeer, een pc kan in beslag genomen worden. Niettemin, valt het moeilijk te bewijzen. Je kan ermee wegkomen.” Hoe dan ook; nu de wedstrijd in zo’n verdacht licht is komen te staan, zijn alle weddenschappen ongeldig verklaard. Tegen het eind van de wedstrijd was er ongeveer een half miljoen pond op Van der Duim ingezet, ongeveer twintig keer zoveel geld als normaal gesproken op zo’n soort wedstrijd wordt ingezet. Dat geld wordt netjes teruggegeven, maar niemand heeft dus aan de match kunnen verdienen. Van der Duim zelf vond alle ophef na afloop van de wedstrijd overigens maar onzin en wuifde alle verdachtmakingen weg. Nu maar afwachten of ze de integriteitscommissie ook kunnen overtuigen. Bron: www.nrc.nl.

86

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 86

20-06-18 22:54


LEZEN 1 - TEKST BIJ LES 5

Tekst 1

Husky's horen niet in de huiskamer De laatste jaren moet de Dierenbescherming steeds meer Siberische husky’s in beslag nemen, omdat de eigenaren niet meer voor deze honden kunnen of willen zorgen. Mensen vallen als een blok voor de schattige puppy's met de ijsblauwe ogen. Maar ze weten vaak niet waar ze aan beginnen.

Hond of wolf?

Foto: www.dierenbescherming.nl.

De Syberische husky lijkt soms sprekend op een wolf, maar het is een hondenras, behorend tot de pool- en keeshonden. De Siberische husky is een middelgrote werkhond met een krachtige, sierlijke bouw. Een husky is sociaal, vriendelijk, intelligent en zachtaardig. schofthoogte

53-60 centimeter (reu) 51-56 centimeter (teef)

gewicht

21-27 kg (reu) 16-23 kg (teef)

vacht

een middellange dubbele vacht, meestal wit met grijs, maar andere kleuren komen ook voor

ogen

vaak ijsblauw, of bruin; soms een combinatie van een lichtblauw en een bruin oog

oren

spits opstaand

levensverwachting

12-15 jaar

Kenmerken Syberische husky

Rollen in de sneeuw Een husky is een typische sledehond. Hij doet niets liever dan rennen en keihard werken in de sneeuw. Na een flinke sledetocht is de grootste beloning voor de hond: lekker rollen in de sneeuw. Hij is er helemaal op gebouwd om sneeuw en kou te kunnen trotseren. Hij kan met een temperatuur van -20 graden Celsius gewoon buiten slapen.

Meer dan kapotte pantoffels Als mensen een husky in huis nemen, kunnen er verschillende problemen ontstaan. Ten eerste hebben husky's door hun atletische bouw extreem veel lichaamsbeweging nodig. Drie rondjes om het huizenblok is zeker niet voldoende. De eigenaar moet dus tijd en energie hebben om flinke wandelingen te maken. Een tweede probleem is dat de honden heel slecht alleen kunnen zijn. Het zijn roedeldieren die gewend zijn om in groepen samen te leven. Een husky die te lang alleen is, bijt niet alleen losliggende schoenen kapot, maar sloopt hele bankstellen. Bovendien uit hij zijn ongenoegen door een gehuil dat door merg en been kan gaan. Niet leuk voor de buren. Een derde probleem is de intense verharing van de honden. Normaal verhaart een husky twee keer per jaar, maar in warmere omstandigheden verhaart hij voortdurend. Veel mensen doen hun husky weg, omdat ze allergisch blijken te zijn. Een vierde probleem is dat veel husky's niet goed om kunnen gaan met andere dieren zoals katten en konijnen en ook met hele kleine kinderen gaat het vaak niet goed. Ze zijn ook erg eigenzinnig en soms lastig op te voeden.

Bezint eer ge begint Kortom: mensen die overwegen een husky als huisdier te nemen, moeten hier goed over nadenken. Ze moeten veel thuis zijn, enorme einden kunnen lopen of rennen met hun hond, een grote tuin hebben en geen andere dieren of kleine kinderen hebben. De beloning mag er zijn: een blij, sociaal en lekker eigenzinnig maatje!

Ella Leisner Klas 3V2

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 87

87

20-06-18 22:54


LEZEN 1 - TEKST BIJ LES 5

TEKSTGERAAMTE BIJ ‘HUSKY’S HOREN NIET IN DE HUISKAMER’ Titel Illustraties

Hoeveel? Wat zie je op de illustraties?

Inleiding

Noteer belangrijke woorden uit de inleiding:

Bron

Noteer de bron:

Tussenkopjes

1 2 3 4

Tabel

Wat staat er in de tabel?

Alinea’s

Hoeveel alinea’s zijn er? Schrijf de belangrijkste zin per alinea op: 1 2 3 4 5 ...

88

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 88

20-06-18 22:54


LEZEN 1 - TEKSTEN BIJ LES 6

Tekst 1

Â

Bron: Know How.

89

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 89

20-06-18 22:54


LEZEN 1 - TEKSTEN BIJ LES 6

VRAGEN BIJ ‘WAAROM HUIL JE NOU?’ (TEKST 1) 8 Heeft het tekstgeraamte je geholpen bij het beantwoorden van bovenstaande vragen? A Ja, ik heb het tekstgeraamte gebruikt bij het beantwoorden van de vragen. B Nee, ik heb het tekstgeraamte niet gebruikt bij het beantwoorden van de vragen. C Anders, ik ...

Bekijk alleen het tekstgeraamte en beantwoord de volgende vragen. 1 Wat is het onderwerp van de tekst? 2 Geef aan welke zin het best omschrijft waar de tekst over gaat. Zet de zinnen in volgorde van goed naar slecht. De beste zin zet je bovenaan en de slechtste zin onderaan. 1 Vrouwen huilen ongeveer vier keer zo vaak als mannen. 2 Huilen is een manier om hormonen en gifstoffen vrij te maken. 3 We huilen om verschillende redenen. 4 De evolutionaire reden voor huilen.

Verwerkingsopdracht bij de tekst Als je tijd over hebt, maak dan een verwerkingsopdracht bij je tekst. Kies uit: 1 Probeer eens in je eigen woorden aan je buurman of buurvrouw te vertellen waar de tekst over gaat. 2 Vind jij dat mannen mogen huilen? Waarom wel of waarom niet? Schrijf dit op en bespreek het met je buurman/ buurvrouw. 3 Een andere opdracht uit de ‘Verwerkingsopdrachten bij teksten’. Bespreek met de docent of je de opdracht alleen doet, of samen met anderen. Je vindt de opdrachten hier: https://to.plot26.nl/009.

Lees nu de tekst helemaal en beantwoord de volgende vragen. 3 a Welke evolutionaire reden voor huilen wordt genoemd? b Welke biologische redenen voor huilen worden genoemd? 4 Huilen mannen vaker dan vrouwen? Waarom wel/ waarom niet? 5 Hoe ontstaan tranen? Vul de stappen in. De eerste stap is al voor je ingevuld. Stap 1: Je krijgt een prikkel bij blijdschap, verdriet of pijn. Stap 2: Stap 3: Stap 4: 6 Geef antwoord op de vraag ‘Waarom huil je nou?’ door alleen te kijken naar de eerste zin van iedere alinea. 7 Nu je de tekst helemaal gelezen hebt en verschillende vragen hebt beantwoord, vragen we je vraag 2 nogmaals te lezen. Klopt jouw antwoord nog?

90

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 90

20-06-18 22:54


Tekst 2

Â

Bron: Know How. 91

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 91

20-06-18 22:54


LEZEN 1 - TEKSTEN BIJ LES 6

VRAGEN BIJ 'EERSTE-, TWEEDE- OF DERDEGRAADS' (TEKST 2) 7 Nu je de tekst helemaal gelezen hebt en verschillende vragen hebt beantwoord, vragen we je vraag 2 nogmaals te lezen. Klopt jouw antwoord nog?

Bekijk alleen het tekstgeraamte en beantwoord de volgende vragen. 1 Wat is het onderwerp van de tekst? 2 Geef aan welke zin het best omschrijft waar de tekst over gaat. Zet de zinnen in volgorde van goed naar slecht. De beste zin zet je op plaats 1 en de slechtste zin op plaats 3. 1 Brandwonden worden veroorzaakt door verschillende energiebronnen. 2 Brandwonden door straling kunnen over het hele lichaam ontstaan. 3 Brandwonden heb je in verschillende gradaties, met verschillende oorzaken, die allemaal op een andere manier behandeld moeten worden.

8 Heeft het tekstgeraamte je geholpen bij het beantwoorden van bovenstaande vragen? A Ja, ik heb het tekstgeraamte gebruikt bij het beantwoorden van de vragen. B Nee, ik heb het tekstgeraamte niet gebruikt bij het beantwoorden van de vragen. C Anders, ik ... Verwerkingsopdracht bij de tekst Als je tijd over hebt, maak dan een verwerkingsopdracht bij je tekst. Kies uit: 1 Maak een powerpointpresentatie over het onderwerp van de tekst. Laat deze aan je klas zien en vertel erbij. 2 Zoek een instructiefilmpje voor het behandelen van brandwonden en laat dit zien aan de klas. 3 Een andere opdracht uit de ‘Verwerkingsopdrachten bij teksten’. Bespreek met de docent of je de opdracht alleen doet, of samen met anderen Je vindt de opdrachten hier: https://to.plot26.nl/009.

Lees nu de tekst helemaal en beantwoord de volgende vragen. 3 a Noem de vier oorzaken van brandwonden. b Hoe herken je een chemische brandwond?? 4 Welk nummer heeft de opperhuid in deze afbeelding?

5 Zet de juiste huidlaag bij elke soort brandwond. Kies uit: basale laag/bindweefsel – opperhuid – lederhuid. 1 Eerstegraads brandwond 2 Tweedegraads brandwond 3 Derdegraads brandwond 6 Ik heb kokend water over mijn arm gekregen. Nu heb ik blaren en heel veel pijn. Is mijn brandwond een eerste-, tweede- of derdegraads brandwond en hoe moet ik deze nu behandelen? 92

Plot26_cursus_Lezen1_GT_DEF.indd 92

20-06-18 22:54


FICTIE 1

Ca

Ge

Caroline Wisse-Weldam Gertjan Baan

Plot26_cursus_Fictie1_GT_DEF.indd 93

20-06-18 22:50


INHOUD Tijdens de lessen lees je het boek De regels van drie. In dit verhaal vormt de kust van IJsland het decor voor (familie)relaties, open plekken en weersbeschrijvingen. Gaat Twan opi Kas helpen met zijn geheime plan?

blz. ICT-lessen

Les 1

Stamboom

95

Les 2

Relaties tussen personages

96

Les 3

Collage van personages en gebeurtenissen

97

Les 4

Stamboom en open plekken

99

Les 5

Een nieuw einde

101

Les 6

Het einde presenteren

104

Les 7

Extra opdrachten bij het boek

105

Les 8

Extra opdracht: leesdagboek

107

Bijlagen • Knipblad emotionele relaties (Les 2, opdracht 2) • Kaarten met opdrachten (Les 6, opdracht 2)

163 165

Plot26_cursus_Fictie1_GT_DEF.indd 94

20-06-18 22:50


FICTIE 1 LES

1

LES 1 STAMBOOM □ Opdracht 1 Verhaal lezen Lees hoofdstuk 1 en 2 (blz. 4 t/m 16) uit het boek De regels van drie. Je kunt dit boek lezen via Plotify of gebruik maken van de pdf die je docent heeft.

□ Opdracht 3 Stamboom bespreken 1 Maak groepjes van vier leerlingen. 2 Vergelijk jullie stambomen. 3 E r komt nog een personage voor in hoofdstuk 1 en 2. Wie is dat? 4 K en jij ook zo’n persoon: iemand die geen familie is, maar die er wel helemaal bij hoort? 5 M aak van je eigen familie een stamboom. Begin bij je overgrootvader en -moeder.

□ Opdracht 2 Stamboom maken De belangrijkste personages in hoofdstuk 1 en 2 zijn familie van elkaar. Maak een stamboom en schrijf hun namen in de stamboom. Je mag de stamboom zelf tekenen of de stamboom hieronder gebruiken.

□ Moeilijke woorden Schrijf de moeilijke woorden uit deze les op.

95

Plot26_cursus_Fictie1_GT_DEF.indd 95

20-06-18 22:51


FICTIE 1 LES

2

LES 2 RELATIES TUSSEN PERSONAGES □ Opdracht 1 Verhaal lezen

□ Opdracht 3 Foto zoeken

Lees hoofdstuk 3, 4 en 5 (blz. 17 t/m 35) uit het boek De regels van drie.

Zoek een foto van opi Kas: hoe vind jij dat opi Kas eruit moet zien? Zoek op internet, in tijdschriften en kranten. Neem de foto van opi Kas de volgende les mee!

>> Relaties De familierelaties tussen de personages heb je in de vorige les in de stamboom geschreven. Er is ook een emotionele relatie tussen de personages. Sommige personen uit het verhaal staan dicht bij elkaar, ze voelen zich verbonden met elkaar. In het begin is er bijvoorbeeld een hechte band tussen oma, mama en Linde. Twan staat er een beetje buiten en opi Kas ook. □ Opdracht 2 Veranderingen in de emotionele relaties In hoofdstuk 3 t/m 5 verandert de emotionele relatie tussen de vijf personages. 1 Beschrijf twee veranderingen. 2 Je mag de twee veranderingen met woorden beschrijven, maar ook met behulp van de rondjes. Zet de rondjes van de personen met een hechte band dicht bij elkaar en plaats de rondjes van de personen die geen hechte band hebben juist ver uit elkaar. Gebruik de uitleg boven deze opdracht als voorbeeld. Teken dit op een vel papier of gebruik het knipblad in de bijlage (blz. 163).

□ Moeilijke woorden Schrijf de moeilijke woorden uit deze les op.

96

Plot26_cursus_Fictie1_GT_DEF.indd 96

20-06-18 22:51


3 2

SCHRIJVEN FICTIE 1 LES1 LES

LES 3 COLLAGE VAN PERSONAGES EN GEBEURTENISSEN

□ Opdracht 1 Collage maken

FEEDBACK GEVEN EN ONTVANGEN

Je hebt een foto van opi Kas meegenomen of opgeslagen. Maak een collage van de gebeurtenissen in hoofdstuk 1 t/m 5 uit het boek De regels van drie. Door jouw collage moet iemand die hoofdstuk 1 t/m 5 niet heeft gelezen, een beeld krijgen van het verhaal. Je maakt de collage als volgt: 1 Plaats de foto van opi Kas in het midden. 2 Daaromheen zet je: • Stukjes tekst (citaten) uit het boek. • Foto’s van situaties of personen in het boek. (Bedenk zelf hoe die personen eruitzien.) • Zelfgemaakte tekeningen of zelfgeschreven teksten.

Door op iemands werk of gedrag te reageren en hem of haar te vertellen wat je ziet of hoort, help je de ander. Deze manier van reageren heet feedback. Andersom kan ook. Feedback geven en krijgen is een goede manier van leren. Het is niet hetzelfde als zomaar kritiek geven of iemand afkraken. Feedback gaat over wat er goed is gedaan of gegaan en over wat nog aandacht nodig heeft om het te verbeteren. Op jouw beurt kun je ook feedback ontvangen. Als deze feedback goed gegeven wordt, weet jij wat je goed hebt gedaan en wat je nog kunt verbeteren. Je kunt leren hoe je feedback geeft door het te oefenen en gewoon door het te doen.

□ Opdracht 2 Collage bespreken Presenteer je collage aan een medeleerling of een ander groepje. Lever op een goed manier feedback op elkaars collage: • Welke afbeeldingen vind je goed gekozen? • Welke teksten en citaten vind je goed gekozen? • Wat vind je mooi/aantrekkelijk aan de collage? Als je wilt weten hoe je op een goede manier feedback geeft en ontvangt, bekijk dan de toolbox Feedback geven en ontvangen.

Wil je meer uitleg? Ga dan naar de toolbox op de website: https://leerling.plot26.nl/theoriebox.

□ Opdracht 3 Verhaal lezen Lees hoofdstuk 6 en 7 (blz. 36 t/m 48) uit het boek De regels van drie.

97

Plot26_cursus_Fictie1_GT_DEF.indd 97

20-06-18 22:51


FICTIE 1 LES

3

Collage van personages en gebeurtenissen

□ Opdracht 4 (verdieping) Familieverhaal Er is in hoofdstuk 7 sprake van een verhaal in een verhaal. 1 Wat is het eerste verhaal dat verteld wordt? 2 Wat is het tweede verhaal? • Wie vertelt dit verhaal? • Waarom wordt dit tweede verhaal verteld? 3 Ken jij ook zo’n verhaal uit jouw familie (bijv. van je vader, moeder, opa, oma, ...)? • Welk verhaal heb je al duizendmaal gehoord van … en hoef je niet wéér te horen? • Welk (geheime, vermoede) verhaal van … zou je wel eens willen horen, omdat je dan zou kunnen aanvoelen/begrijpen hoe … zich gedraagt? 4 Welk verhaal zou je nog willen weten van opi Kas, oma, mama, Linde en/of Twan?

□ Moeilijke woorden Schrijf de moeilijke woorden uit deze les op.

98

Plot26_cursus_Fictie1_GT_DEF.indd 98

20-06-18 22:51


4 2

SCHRIJVEN FICTIE 1 LES1 LES

LES 4 STAMBOOM EN OPEN PLEKKEN □ Opdracht 1 Verhaal lezen

Verdieping 4 Soms beschrijft een schrijver van een boek het weer om een bepaalde stemming op te roepen. Het weer heeft dan te maken met de situatie. Bijvoorbeeld bij een begrafenis regent en onweert het, of het is juist heel mooi weer, om de tegenstelling duidelijk te maken (sombervrolijk). • Gebruikt Marjolijn Hof weersbeschrijvingen om de situatie of de stemming te verduidelijken? • Leg je antwoord uit. Gebruik voorbeelden.

Lees hoofdstuk 8, 9, 10 en 11 (blz. 49 t/m 67) uit het boek De regels van drie.

□ Opdracht 2 Weersbeschrijvingen In De regels van drie staan veel beschrijvingen van het weer. 1 Zoek drie beschrijvingen van een weertype in het boek. N eem andere beschrijvingen dan de voorbeelden hieronder. 2 Maak bij elke beschrijving een tekening of zoek er een afbeelding bij. 3 Zet onder je tekening of afbeelding het citaat uit het boek. Zet het bladzijdenummer erbij.

99

Plot26_cursus_Fictie1_GT_DEF.indd 99

20-06-18 22:51


FICTIE 1 LES

4

Stamboom en open plekken

□ Opdracht 3 Stamboom afmaken

4 O ver welke personages zou je nog wel meer willen weten? Zet daar een vraagteken bij in de stamboom. 5 Bespreek de open plekken (vraagtekens) met elkaar. Bijvoorbeeld: • ‘Waar is …?’ • ‘Wat is er gebeurd met …?’ • ‘Zou Twan … missen?’ • ‘Merk je dat?’

In les 1 heb je een stamboom gemaakt van de personages in hoofdstuk 1 en 2. In de hoofdstukken erna heb je nog meer personages leren kennen. Vul de stamboom verder in. Je kunt hem tekenen of de stamboom hieronder gebruiken.

□ Opdracht 4 Stamboom bespreken 1 Maak groepjes van drie of vier leerlingen. 2 Vergelijk de stambomen die jullie bij opdracht 3 hebben gemaakt. 3 Ontbreken er nog personages na controle met je medeleerlingen? Zijn er mensen/personages die je mist in het verhaal (bijvoorbeeld de opa naast oma)?

□ Moeilijke woorden Schrijf de moeilijke woorden uit deze les op.

100

Plot26_cursus_Fictie1_GT_DEF.indd 100

20-06-18 22:51


FICTIE 1 LES

5

LES 5 EEN NIEUW EINDE □ Opdracht 1 Verhaal lezen Lees hoofdstuk 12 en 13 (blz. 68 t/m 78) uit het boek De regels van drie.

□ Opdracht 2 Het einde uitbeelden 1 Lees het einde van het boek hieronder nog eens. 2 In groepjes van vier leerlingen ga je het einde uitbeelden. Kies samen een vorm: • film • kort verhaal • toneeltekst • toneelspel • dans • trailer • hoorspel De vormen staan in de opdrachten hierna uitgelegd. 3 De volgende les presenteren jullie je uitwerking aan je klasgenoten.

‘Ik weet niet meer wat het beste is,’ zei mama. Mama en oma wachtten in het gele huis op de politie. Linde en ik gingen naar buiten om naar de bergen te kijken. Het was opnieuw gaan sneeuwen. Kleine vlokjes dwarrelden dicht op elkaar naar beneden. De zombiebergen stonden stil achter een witte nevel. ‘Oma heeft gelijk,’ zei Linde. ‘Niemand kan hem vinden.’ ‘Hij wíl niet gevonden worden.’ ‘En ze weten niet op welke berg ze moeten zoeken,’ zei Linde. ‘Het barst hier van de bergen.’ Ik zei iets en Linde zei iets en het leek op gooien en vangen. ‘Weet jij wat het beste is?’ vroeg ik. ‘Weet jij het?’ vroeg Linde. ‘Ik denk dat het beste niet bestaat,’ zei ik. Uit: De regels van drie, Marjolein Hof, blz. 78

101

Plot26_cursus_Fictie1_GT_DEF.indd 101

20-06-18 22:51


FICTIE 1 LES

5

Een nieuw einde

EINDOPDRACHT

□ Opdracht 2b Kort verhaal Wat gebeurt er na het einde in het boek? Gaat opi de bergen in en blijft hij daar of lukt het Linde en Twan opa te vinden en mee terug naar huis te nemen, terug naar Nederland met oma en mama mee?

□ Opdracht 2a

Opdracht: Beschrijf in minimaal 50 en maximaal 100 woorden hoe het afloopt. Als je zelf een beter idee hebt voor wat er gaat gebeuren, mag dat ook.

Film

Het boek wordt verfilmd. De film eindigt precies hetzelfde als in het boek, maar daarna komt nóg een stukje film. Daarin is te zien hoe opi Kas de bergen in gaat.

Tip: Bekijk de digitale toolbox Verhaal schrijven: https://leerling.plot26.nl/theoriebox.

Opdracht: • Verfilm de aanvulling op het einde. • Je filmpje duurt minimaal 30 seconden en maximaal 1 minuut. • Zet onder de film bijpassende muziek. Je mag hiervoor een app gebruiken. Tip: Bekijk de digitale toolbox Filmpje bewerken en uploaden: https://leerling.plot26.nl/ theoriebox.

□ Opdracht 2c Toneeltekst Er wordt een toneelstuk gemaakt van het boek. Er moet dan een toneeltekst van het boek gemaakt worden, want toneel is iets anders dan een geschreven tekst. Opdracht: Herschrijf het einde naar een toneeltekst. Geef aan wie wat zegt en geef duidelijke regieaanwijzingen. Denk ook na over het decor. Klasgenoten moeten aan de hand van jouw tekst dit fragment kunnen naspelen (zie opdracht 2d).

102

Plot26_cursus_Fictie1_GT_DEF.indd 102

20-06-18 22:51


□ Opdracht 2d Toneelspel

□ Opdracht 2f Trailer

Er wordt een toneelspel opgevoerd van het einde van het boek.

Als een boek wordt verfilmd, wordt er een trailer (= een reclamefilmpje voor de film) gemaakt. Je kunt ook een trailer voor een boek maken.

Opdracht: Speel aan de hand van de toneeltekst van klasgenoten (zie opdracht 2c) het einde na. Volg goed de regieaanwijzingen op. Hoe breng je de gevoelens van de personages over op het publiek? Hoe groter je het uitbeeldt, hoe beter het overkomt!

Opdracht: Maak een trailer voor De regels van drie. Het doel van een trailer is het publiek enthousiast te maken voor dit boek, zodat ze dat gaan lezen. De trailer duurt maximaal 2 minuten. De trailer bestaat uit drie scènes uit dit boek. Je mag het einde niet verklappen. Kies zorgvuldig de drie scènes uit en verfilm deze. Titel, schrijver en uitgeverij komen duidelijk in beeld.

□ Opdracht 2e Dans Van het einde van het boek wordt een dans gemaakt.

Tip: Bekijk de digitale toolbox Trailer maken: https://leerling.plot26.nl/theoriebox. Hierin staan ook enkele filmpjes.

Opdracht: Verbeeld het einde van het verhaal in een dans. Je mag er zelf nog een stukje bij bedenken, bijvoorbeeld hoe opi de bergen in trekt. Elk personage maakt zijn/haar eigen herkenbare bewegingen. Welke bewegingen zijn dit? Hoe reageren de personages op elkaar? Op welke muziek dans je? Of heeft elk personage zijn/haar eigen muziek? Maak een dans van maximaal 3 minuten.

□ Opdracht 2g Hoorspel Vroeger was er nog geen televisie. Mensen luisterden toen naar de radio. Een favoriet programma was het hoorspel. Bij een hoorspel werd een verhaal verteld aan de hand van stemmen en geluiden. Opdracht: Zoek een geschikt fragment. Je mag ook een fragment herschrijven of verschillende korte fragmenten samenvoegen. Als het verhaal De regels van drie maar blijft kloppen. Maak hier een hoorspel van. Bedenk dat niemand je kan zien, alleen kan horen! Is jullie spel spannend, angstig, leef je als luisteraar mee, zit je letterlijk aan de radio gekluisterd? Zorg voor een cliffhanger, zodat de luisteraars uitkijken naar de volgende aflevering!

□ Moeilijke woorden Schrijf de moeilijke woorden uit deze les op.

103

Plot26_cursus_Fictie1_GT_DEF.indd 103

20-06-18 22:51


FICTIE 1 LES

6

LES 6 HET EINDE PRESENTEREN □ Opdracht 1 Presenteren Je hebt een vorm gekozen om het eind van het boek uit te beelden. Laat jouw vorm zien. Als je een verhaal of toneeltekst hebt geschreven, lees je tekst dan voor.

□ Opdracht 2 Vragen over het boek Je hebt nu een heel boek gelezen. 1 Je docent plaatst je in een groepje met zeven klasgenoten. 2 Elk groepje krijgt een set kaarten (zie de knipbladen op blz. 165-169). Op elke kaart staat een vraag. 3 Elk groepslid pakt om de beurt een kaart en beantwoordt/beeldt uit/tekent/… datgene wat op de kaart staat.

□ Moeilijke woorden Schrijf de moeilijke woorden uit deze les op.

104

Plot26_cursus_Fictie1_GT_DEF.indd 104

20-06-18 22:51


FICTIE 1 LES

7

LES 7 EXTRA OPDRACHTEN BIJ HET BOEK □ Opdracht 2 Delen uit het boek verbeelden

EXTRA OPDRACHTEN

1 Maak een groepje van drie leerlingen. 2 B epaal met elkaar in welke drie delen jullie De regels van drie verdelen. • Waar begint een nieuw deel? • Leg jullie keuze uitgebreid uit. 3 Vul het formulier Drie delen op de volgende bladzijde in. 4 W elk thema hoort bij dit boek? (Het thema is het centrale probleem van het boek.) 5 Waaruit maak je dit op? Geef citaten. 6 H eeft elk deel hetzelfde thema of heeft elk deel een ander thema? 7 L eg je keuze bij 3 uit. Geef ook voorbeelden uit het boek. 8 Bedenk zelf een beeld bij elk deel. Dit kan een bestaand beeld zijn, maar ook een zelfgemaakt beeld of een collage. Je mag het woord beeld gebruiken in de breedste zin van het woord. 9 Welk beeld hoort bij het thema van het gehele boek? 10 Is er een onderwerp dat in alle delen terugkomt?

Opdracht 1: Survivalhandboek maken. Opdracht 2: De drie delen uit het boek De regels van drie ‘verbeelden’. Bespreek met je docent welke opdracht je gaat doen en hoeveel tijd je hiervoor hebt.

□ Opdracht 1 Survivalhandboek maken Twan leest in De regels van drie steeds in Het Grote Survival Handboek. Jullie gaan met een groepje dit boek maken. 1 Maak een groepje van drie leerlingen. 2 In het boek De regels van drie noemt Twan enkele tips uit Het Grote Survival Handboek. Verzamel al deze tips en zet ze in jullie handboek. Werk deze tips uit en zorg dat er passende plaatjes bij staan. 3 V ul dit Survival Handboek aan met minimaal drie eigen survival-tips. 4 Maak een inhoudsopgave. 5 M aak de omslag en achterkant van het Survival Handboek. Jullie kunnen dit op de computer maken, of van bijvoorbeeld karton. Prijs op de achterkant het boek aan. 105

Plot26_cursus_Fictie1_GT_DEF.indd 105

20-06-18 22:51


FICTIE 1 LES

7

Extra opdrachten bij het boek

Drie delen in De regels van drie DEEL 1

DEEL 2

DEEL 3

Welke hoofdstukken horen volgens jou in dit deel?

Wat gebeurt er in die hoofdstukken?

Welk personage is hier het belangrijkst?

Hoe merk je dat?

Welke vragen heb je nog na het lezen van dit deel?

 

106

Plot26_cursus_Fictie1_GT_DEF.indd 106

20-06-18 22:51


FICTIE 1 LES

8

LES 8 EXTRA OPDRACHT – LEESDAGBOEK □ Opdracht 1 Woordweb maken 1 Welke dagboeken ken jij? 2 M aak een woordweb rondom het woord ‘leesdagboek’. Kijk voor een voorbeeld op blz. 157 in de bijlagen.

□ Opdracht 2 Waarom een leesdagboek? Waarom maak je een leesdagboek? Beantwoord deze vraag klassikaal of in kleine groepjes.

>> Je houdt een leesdagboek bij om inzicht te krijgen

volgende vragen over jouw leesomgeving: a Plaats: waar lees je? b Tijd: wanneer lees je, op welk moment, op welk tijdstip? Hoeveel tijd trek jij voor het lezen uit, hoelang lees je? c Omstandigheden: wat gebeurt er in jouw omgeving, terwijl jij leest? Vind je het fijn om alleen in rust te lezen of juist met veel mensen om je heen? d Aanbod: Hoe kom je aan je boeken? e Gedrag: In welke stemming ben je? Hoe ben je als je leest?

□ Opdracht 4 Boek bespreken

in je eigen leesontwikkeling. Wat gebeurt er allemaal als jij leest? Waar denk je aan? Waar lees je het liefst?

Bespreek met de klas of in een klein groepje: 1 Wat vond je mooi, leuk of goed aan het boek? 2 W at vond je niet mooi, leuk of goed aan het boek? 3 Wat vond je moeilijk of onduidelijk? 4 Zag je een patroon of bepaalde verbanden?

□ Opdracht 3 Leesdagboek maken 1 Z oek een mooi boekje of schrift dat jij geschikt vindt om jouw ervaringen in op te schrijven. 2 L ees een boek (vrije keuze of in overleg met je docent). 3 S teeds als je gaat lezen, beantwoord je de

107

Plot26_cursus_Fictie1_GT_DEF.indd 107

20-06-18 22:51


FICTIE 1 LES

8

Extra opdrachten - leesdagboek

â–Ą Opdracht 5 Leesdagboek bespreken Bespreek de volgende vragen klassikaal of in een klein groepje: 1 Wat vond je leuk aan het bijhouden van het leesdagboek? 2 Wat vond je niet leuk of moeilijk aan het bijhouden van een leesdagboek? 3 Wat is je opgevallen? 4 Heb je nog met mensen gesproken over jouw leesdagboek? 5 Welk inzicht of welke inzichten heb jij gekregen over jouw leesgedrag?

NOTITIES

108

Plot26_cursus_Fictie1_GT_DEF.indd 108

20-06-18 22:51


VERDACHT

e kooi

Theo Kuijpers Buddy Tegenbosch

Plot26_cursus_Verdacht_GT_DEF.indd 109

20-06-18 22:54


INHOUD In dit verhaal los je een moord op. Om dichter bij de oplossing te komen, moet je al je taalvaardigheden inzetten.

blz. ICT-lessen

Les 1

Facebookfilm

111

Les 2

Hulp gevraagd

116

Les 3

Getuigenverklaringen

118

Les 4

Informatie ontfutselen

120

Les 5

Het politiedossier

123

Les 6

Reconstructie maken

125

Les 7

Presentatie voorbereiden

127

Les 8

Presentaties

128

Les 9

Terugblik

129

Bijlagen • Getuigenverklaringen (Les 2, opdracht 5 – Les 3, opdracht 1) • Stappenplan presentatie (Les 7, opdracht 2) • Beoordeling presentaties ‘Verdacht’ (Les 8, opdracht 1)

171 173 174

Plot26_cursus_Verdacht_GT_DEF.indd 110

20-06-18 22:54


VERDACHT LES

1

LES 1 FACEBOOKFILM □ Opdracht 1

Filmpje bekijken Lees het Facebookbericht en bekijk het filmpje: https://to.plot26.nl/068.

□ Opdracht 2 Verhaal lezen Lees het verhaal Verdacht van Buddy Tegenbosch.

Verdacht Slapjanus. Wie gebruikt dat woord nou nog? Ik laat me op het houten bankje zakken en trek mijn benen op. Vanaf hier kan ik het hele park overzien, maar het laatste waar ik nu zin in heb, is naar verliefde stelletjes kijken die hand in hand langs het water slenteren. Ik trek mijn petje diep over mijn oren. Vandaag heb ik helemaal nergens zin meer in. Voor de tweede keer gaat mijn mobiel over. Op het scherm verschijnt weer de foto van Leane, ze straalt, op de achtergrond is vaag het monument op de Dam te zien. Ons weekendje Amsterdam lijkt

opeens eeuwen geleden. Ik wacht tot de beltoon verstomt, geen trek om nog een keer voor van alles en nog wat uitgemaakt te worden. Hoe komt het toch dat het altijd zo eindigt, en altijd na een maandje of vier, vijf? Een paar seconden later krijg ik een berichtje. Ik hoef het niet te lezen om te weten wat erin staat. ‘Het is beter als we het een tijdje rustig aan doen.’ Zoiets. Ik kan het niet laten en ik open het bericht toch: Je zegt wel veel, maar je doet niks. Je kiest nooit. Voor mij hoeft het niet meer!

111

Plot26_cursus_Verdacht_GT_DEF.indd 111

20-06-18 22:54


VERDACHT LES

1

Facebookfilm

aluminium koffertje. Vreemd. Zo’n koffertje zou je verwachten bij iemand in een driedelig pak. Nu is het de man die zijn blik op mij richt. Ook zijn ogen zijn groot, niet van angst, eerder van verwarring. Tot mijn verbazing laat hij de vrouw los. Alsof dat het teken is waarop ik gewacht heb, sprint ik op hem af. Met een plotselinge beweging trekt de man de leren handtas van de schouder van de vrouw, pakt het aluminium koffertje en zet het op een lopen. ‘Nee!’ De vrouw krijst alsof het niet om een tas, maar om een kind gaat. Daarna staart ze de man wezenloos na. ‘Mijn tas’, roept ze. ‘Mijn tas. Alles zit erin.’ Als ik bij haar ben, leg ik voorzichtig een hand op haar schouder. ‘Het is maar een tas, mevrouw’, zeg ik hijgend. ‘Ik móét hem terug hebben.’ Ze schudt heftig met haar hoofd, haar make-up is uitgelopen. ‘Mijn sleutels. Hij kan zo mijn huis in.’ ‘Ik bel wel even de politie’, zeg ik. ‘Nee!’ De vrouw kijkt me aan alsof ik haar een klap heb gegeven. ‘Geen politie’, bijt ze me fel toe. ‘Ik moet mijn tas terug. Verder niets.’ Dan begint ze te snikken. In de verte zie ik de man rennen. Veel tijd heb ik niet meer, maar op mijn fiets heb ik hem zo ingehaald. Ik weet niet waarom ik het zeg, waarom ik de beslissing neem, maar ik neem hem. ‘U krijgt uw tas terug’, zeg ik. ‘Hoe dan ook.’ Zonder een reactie af te wachten, ga ik er vandoor.

Ze is in elk geval origineel. Met een zucht zet ik mijn mobiel uit en stop hem diep in mijn broekzak. Heeft Leane gelijk? Ben ik een slapjanus? En het uitmaken via een whatsappje dan? Dat is zeker niet slap? Opeens merk ik hoe moe ik ben. Moe van alle vragen, moe van de verwijten. Ik leg mijn hoofd op mijn knieën en sluit mijn ogen. Monotoon gedreun. Het komt van ver. Ik knipper met mijn ogen en rek me uit, mijn armen en benen zijn stijf geworden van de kou. Het is het geluid van heimachines. Het moet van de bouwput aan de rand van het park komen, ze bouwen daar een nieuwe woontoren. Maar het is niet het gedreun dat me wakker gemaakt heeft. Iemand roept. Het is een vrouw. Ze staat een meter of dertig bij me vandaan, draagt een lange bruine jas en een muts. Bont, zo te zien. Tegenover haar staat een man. Zou het een echtpaar zijn? Nee, daarvoor is de man te slecht gekleed in zijn zwarte vest en zijn overhemd dat daar onderuit steekt. Wanneer hij naar voren stapt, maakt de vrouw een slaande beweging, niet om hem te raken, eerder om hem van zich af te houden, zo lijkt het. Een bruinleren handtas bungelt aan haar schouder. Ik kijk om me heen. Op het tweetal na ben ik nog maar de enige in het park. Er is iets raars met de man. Het is de manier waarop hij beweegt, het is ongecontroleerd, impulsief. Opeens grijpt hij de vrouw bij haar bovenarmen vast en schudt hij haar wild heen en weer. Ze schreeuwt: ‘Laat me los! Laat me los!’ Haar muts valt in het gras. Ik verstijf. Is dit nou wat je altijd in de krant leest? Iemand verdrinkt, terwijl tientallen mensen vanaf de kant staan toe te kijken. Slapjanus. Leane had gelijk. ‘Hé!’ roep ik, maar mijn stem klinkt schor. De man kijkt niet op, in plaats daarvan trekt hij het hoofd van de vrouw achterover en fluistert hij iets in haar oor. Je zegt wel veel, maar je doet niks, de woorden van Leane schieten door mijn hoofd. ‘Laat haar los!’ hoor ik mezelf roepen terwijl ik opsta, mijn stem veel krachtiger dan zo-even. De vrouw kijkt in mijn richting. Haar gezicht bleek, grote opengesperde ogen. Ken ik haar? ‘Laat! Los!’ blaf ik en ik loop naar het tweetal toe. De man is iets groter dan ik, en niet eens zo veel ouder, zie ik nu. Naast hem in het gras ligt een

*** Ik verlies kostbare seconden doordat mijn fietsslot niet meteen openspringt en als ik eindelijk begin te trappen, zie ik de man de voetgangersbrug over het water op gaan. Hij heeft een paar honderd meter voorsprong, schat ik, maar ik ben veel sneller. Wanneer ik de brug bereik, schakel ik een versnelling lichter. Mijn benen branden als ik op het hoogste punt ben aangekomen. Het duurt even voordat ik de man zie. Hij rent in de richting van het casino dat aan de rand van het park half verscholen in het bos staat, het koffertje zwaaiend naast zich. Het ziet er bijna komisch uit. Ik ben al flink op hem ingelopen. Ik race de brug af en fiets dwars over het grasveld achter hem aan. ‘Blijf staan’, schreeuw ik. ‘Ik krijg je toch wel te pakken.’ Over wat ik ga doen als ik hem zo meteen echt heb ingehaald, denk ik liever niet na. De man slaat na het casino linksaf een bospad in en verdwijnt uit zicht. 112

Plot26_cursus_Verdacht_GT_DEF.indd 112

20-06-18 22:54


daar binnen zijn. Wat doe ik eigenlijk als ik hem vind? Ik kan hem moeilijk vragen of hij zo vriendelijk wil zijn even met me mee te lopen. Maar wat dan? Hem dwingen? Opeens weet ik niet meer wat ik precies van plan was, en veel belangrijker, wat ik van plan bén. Terug naar het park, dan maar? De vrouw zeggen dat ik de dief bíjna te pakken had, maar dat ik, toen ik wist waar hij zich schuilhield, ben omgedraaid? Slapjanus. Ik kan op zijn minst even gaan kijken. Zonder nog langer na te denken, duw ik de struiken uit elkaar. Ik heb geluk, aan deze kant heeft het huisje geen ramen. Met een paar snelle passen overbrug ik de laatste meters en ik druk mijn rug tegen de houten planken. Van binnen komt duidelijk het geluid van voetstappen. In een houding die ik alleen ken van televisieseries, schuifel ik naar de hoek van het gebouwtje. Weer hoor ik iets, het lijkt alsof een stoel verschoven wordt. Behoedzaam steek ik mijn hoofd om de hoek.

Niet veel later draai ik hetzelfde pad in. Het is smal, maar het is kaarsrecht en verhard. Nog even en ik heb hem. Even verderop moet ik wat wandelaars inhalen. Er is ruimte genoeg en ik rijd ze dan ook snel voorbij, als opeens een moeder met een kind het pad op stapt. Vanuit een reflex knijp ik in mijn remmen, ik slinger en het lukt me om het tweetal te ontwijken, maar daarna rijd ik recht op een man af die aan de andere kant van het pad loopt. Doordat hij helemaal geen moeite doet om aan de kant te gaan, raken we elkaar en ga ik onderuit. Zo snel als ik kan, krabbel ik overeind en spring ik weer op mijn fiets. Het liefst zou ik even stoppen om te kijken hoe het met de man gaat, maar ik heb nu geen tijd voor excuses, ik moet door. Na een paar honderd meter kom ik op een tweesprong. Links grind, rechts zand. De man is nergens te zien. Wel komt me over het grindpad een oudere dame met een wandelstok tegemoet. ‘Bent u een man tegengekomen in een zwart vest en een blauwe spijkerbroek?’ roep ik haar toe. De dame schudt haar hoofd. Ik wacht niet en neem het zandpad. Hoewel ik vaak in het park kom, ken ik dit bos niet erg goed, en ik kan me niet herinneren hier ooit geweest te zijn. Al snel is van het brede pad niet meer over dan een smal paadje. Het kronkelt tussen de bomen door en het ruikt naar vochtige aarde. Overal staan kleine plassen. Niet veel later moet ik afstappen. Het is te smal geworden om te fietsen. Eigenlijk is er van een echt pad geen sprake meer. Vreemd. Had ik op de splitsing toch de andere weg moeten nemen? Misschien schudde de dame haar hoofd omdat ze me niet verstond. Ik speur de grond af op zoek naar voetsporen. Ik vind ze niet. Ik blijf nog een tijdje ingespannen staan luisteren, maar het enige wat ik hoor, is het gefluit van vogels en het ruisen van de wind door de bomen. Dood spoor. Met veel moeite lukt het me mijn fiets te draaien wanneer ik opschrik van een doffe klap. Alsof er een deur wordt dichtgeslagen. Niet eens ver weg. Een moment blijf ik doodstil staan. Dan zet ik mijn fiets tegen een boom en sluip ik in de richting van het geluid. Al na een paar meter zie ik tussen de struiken door een houten huisje. Met zijn donkerbruine kleur valt het bijna niet op tussen de bomen. Weer blijf ik staan. Niemand te zien. Niets te horen. Toch moet de man

*** Bladeren. Maanlicht. Dakgoot. Waarom lig ik op mijn rug? Pas wanneer ik overeind probeer te komen, merk ik de pijn. Mijn hoofd lijkt uit elkaar te barsten en een steek trekt door mijn arm als ik op mijn rechterpols probeer te steunen. Iets sijpelt langs mijn nek over mijn rug naar beneden. Opeens ben ik klaarwakker. Mijn achterhoofd is nat! Met mijn vingertoppen ga ik voorzichtig door mijn haar, bang om in een bloederige wond te grijpen, maar op de nattigheid na voelt mijn schedel normaal aan. Ik steek een trillende vinger in mijn mond en proef. Geen bloed. Water. Met moeite sta ik op. Duizelig. Ik lag met mijn hoofd in een plas, zie ik nu. Hijgend steun ik met mijn goede hand tegen een houten huisje, de deur staat open. Herinneringen komen in flitsen terug. Park. Ruzie. Man. Achtervolging. Bos. Het laatste beeld dat ik op kan roepen, is dat van het huisje dat ik door de struiken heen zie. Verder kom ik niet. De man die ik achterna zat, moet me bewusteloos hebben geslagen. Ik voel in mijn zakken. Mobiel, portemonnee, sleutels. Alles is er nog. Hoe lang heb ik hier gelegen? Ik kijk op mijn telefoon, hij staat uit. Het moet een hele tijd zijn geweest. Het is stikdonker. Zou de man nog in de buurt zijn? 113

Plot26_cursus_Verdacht_GT_DEF.indd 113

20-06-18 22:54


VERDACHT LES

1

Facebookfilm

bureaustoel ploffen, wat me een pijnscheut in mijn rug bezorgt, maar dat is nu mijn minste probleem. Het duurt even voordat ik de Facebook-app vind en geopend krijg; mijn handen zijn blijkbaar zo klam geworden dat het touchscreen niet goed meer op mijn aanraking reageert. Zo veel nieuwe meldingen heb ik nog nooit gehad. Ik slik en open het drop-down-menu. Tien keer dezelfde zin: Tim, je bent getagd in een bericht van ‌ Ik open een willekeurig bericht en zie dat het een filmpje bevat. Eronder staat een tekst. Delen! Delen! Delen! Deze laffe gast moeten we zo snel mogelijk pakken. Zijn naam is Tim de Groot.

Dit keer besluit ik niet de held uit te hangen. Mijn fiets heb ik vlug gevonden. Nog half verdoofd strompel ik tussen de struiken door. Het duurt een eeuwigheid voordat ik de bosrand bereik. Met een bonzend hoofd, een pijnlijke pols en een naar voorgevoel in mijn buik, rijd ik zo snel mogelijk naar mijn kamer. In de maanverlichte achtertuin zet ik mijn fiets tegen een stapel bierkratten. Het valt me nu pas op dat er iets onder de snelbinders geklemd zit. Verbaasd haal ik het eronderuit. Het is de leren handtas van de vrouw, als ik me niet vergis. Hoe komt die daar? Heb ik dat gedaan? Weer probeer ik me te herinneren wat er gebeurd is, maar vanaf het moment dat ik het huisje in het oog krijg, gaat het beeld op zwart. Het nare voorgevoel in mijn buik groeit. Vermoeid ga ik naar binnen. Gelukkig is het studentenhuis leeg. In de keuken drink ik een groot glas koud water. Ik sleep me de trap op en laat me langzaam op bed zakken. Ondanks de spanning in mijn lijf ben ik doodop.

*** Ik lees de zinnen een paar keer over. Laffe gast? Ik? Met een bevende wijsvinger open ik het filmpje. Verbaasd kijk ik naar een klein meisje dat stukjes brood in het water staat te gooien. Het is duidelijk met een mobieltje gefilmd. Wat heb ik met het voeren van eendjes te maken? De moeder verschijnt in beeld. Moet ik haar dan soms kennen? Opeens zwenkt de camera. Een man in een zwart vest rent voorbij, in zijn hand een koffertje. Hem herken ik wel meteen. Het is de man die ik gisteren achterna zat! Het nare gevoel in mijn buik zwelt aan. Ik weet wat er nu gaat gebeuren. Zoals verwacht komt een jongen het beeld in gefietst, hij heeft een blauw petje op. Voor een kort moment is zijn gezicht duidelijk en helder in beeld. Mijn gezicht! Toch voelt het niet alsof ik dat ben. De fietser schiet langs de camera en rijdt recht op een man af. Hij loopt achter een rollator, zie ik nu. De klap is hard, veel harder dan dat ik me herinner. De man valt, maar de camera volgt de fietser die er zonder om te kijken vandoor gaat, terwijl een vrouw naar hem schreeuwt. Ik kan het me niet meer herinneren. Het moet de adrenaline zijn geweest. Dan draait de camera terug naar de man. Hij ligt op de grond, zijn arm in een onnatuurlijke houding gebogen. Hij kreunt. Het beeld gaat op zwart. Ik voel me misselijk worden. Ben ik zo hard tegen die man gebotst dat hij is gevallen? Ik probeer het moment terug te halen, het lukt niet. Het enige wat telkens op mijn netvlies verschijnt, is het beeld van de oude man die op de grond ligt. Hoe zou het met hem zijn? In gedachten verzonken, open ik het volgende bericht. Ik verwacht hetzelfde filmpje te zien, maar ik kijk naar een grote scherpe foto van een onbekende man.

6.36 staat er in rode letters op mijn wekkerradio. Waarom ben ik zo vroeg wakker? Dan zie ik dat ik met mijn kleren aan op bed lig. Ik moet meteen in slaap zijn gevallen. Dezelfde vragen als waarmee ik gisteravond thuiskwam, duiken weer op: Wat is er gebeurd? Waardoor ben ik bewusteloos geraakt? Ben ik gestruikeld? Lijkt me niet, je moet wel erg ongelukkig neerkomen om bewusteloos te raken. Ik hijs me uit bed. De hoofdpijn is letterlijk gezakt. Mijn nek, schouders en rug zijn stijf, maar mijn pols kan ik redelijk bewegen. Moet ik naar de dokter gaan? Nee, waarschijnlijk heb ik een hersenschudding, of zo, en daar zijn toch geen medicijnen voor. Eerst maar een paar dagen rustig aan doen, dan zien we wel verder. Ik open het raam en laat ijskoude ochtendlucht de bedompte kamer in stromen. Onwillekeurig moet ik glimlachen. Wat bezielde me gisteren? Dat krijg je ervan als je de held wilt uithangen. Ik zet mijn mobiel aan. De glimlach verdwijnt als ik bedenk waarom ik het toestel had uitgezet. Leane. Zou ze me nog meer berichtjes hebben gestuurd? Mijn mobiel begint te piepen en lijkt daar niet meer mee op te houden. Verbijsterd kijk ik naar het scherm. Het nare voorgevoel in mijn buik is meteen weer terug. Vierenveertig gemiste oproepen. Achtentwintig nieuwe sms’jes. Meer dan honderd ongelezen whatsappjes. Vlug scan ik de eerste berichten. Ze hebben allemaal ongeveer dezelfde boodschap. Ik laat me op mijn 114

Plot26_cursus_Verdacht_GT_DEF.indd 114

20-06-18 22:54


Vermoord in het bos. Dader: Tim de Groot, is naast de foto te lezen. Wat is dit nu weer? De man op de foto draagt een overhemd en stropdas. Hij lacht vrolijk in de camera. Met een schok herken ik hem. Vanwege de nette kleren duurde het even, maar ik zie het aan zijn ogen. Dit is de man die ik gisteren achterna heb gezeten! Ik krijg het ijskoud. Vermoord? Is hij dood? Ik scroll verder over de pagina. Telkens zie ik of het filmpje waarin ik de oude man omver rijd, of de foto van de vermoorde man. In de teksten verschijnt steeds meer informatie over mij. Mijn geboorteplaats wordt genoemd, de naam van mijn voetbalclub, de studie die ik volg. Logisch, natuurlijk, dat is allemaal te vinden op mijn eigen Facebook-pagina. Maar dan zie ik andere foto’s. Foto’s van mijn vrienden, foto’s van Leane, het adres van mijn studentenhuis. Dit studentenhuis! Haastig steek ik mijn hoofd uit het raam in angst een woedende menigte voor de deur te vinden. Er staat niemand voor de deur. Nog niet. Ik loop naar de wasbak en plens koud water in mijn gezicht. Rustig blijven. Goed, ik heb die oude man omgereden, dat was lomp, maar het was niet mijn bedoeling. Ik was gewoon te opgefokt vanwege de achtervolging. De rest moet een misverstand zijn, dat kan niet anders. Ik neem een paar slokken water, haal diep adem en zet de gebeurtenissen op een rijtje. Een man valt een vrouw aan in het park, waarbij hij haar handtas afpakt en er vandoor gaat. Ik ga hem achterna. Ik volg hem tot bij een blokhut in het bos. Het volgende moment word ik met een barstende koppijn wakker. De man die ik achtervolgde moet me op mijn hoofd hebben geslagen, tot die conclusie was ik al gekomen. En nu blijkt dat hij vermoord is. En ik word verdacht. Mensen moeten me dus met hem gezien hebben.

Opeens zie ik het filmpje weer voor me. Mijn petje! Mijn blauwe New York Yankeespetje, waar is het? Binnen een paar tellen heb ik mijn hele kamer overhoop gehaald, ik kijk overal op en onder, maar ik vind het niet. Had ik hem op? Op de fiets nog wel, dat heb ik net gezien. Maar toen ik terugkwam? Dan valt mijn oog op iets anders, het ligt op bed. Op zoek naar mijn pet, moet ik het daar hebben neergegooid. Mijn maag trekt zich samen alsof het door onzichtbare handen wordt uitgewrongen. De bruine leren handtas. Op dat moment gaat de bel. Ik blijf bewegingloos staan, mijn ogen op de tas gericht. Weer klinkt de bel. Langer nu. Ik kom in actie. Met drie stappen ben ik bij het raam, ik steek mijn hoofd naar buiten en zie twee mensen staan, verscholen onder petten. Platte, blauwe petten. Op hun schouders zijn gouden strepen zichtbaar. Binnen enkele seconden heb ik mijn beslissing genomen. Ik zou mee kunnen gaan naar het bureau en mijn verhaal vertellen, maar wat is dat voor een verhaal als ik de helft niet meer weet? De moord is gisteravond gepleegd. En waar was ik? Ik zat het slachtoffer achterna! En daarna ben ik thuisgekomen in een leeg huis, zonder getuigen. Lekker alibi. Bovendien weet ik niet meer wat er gebeurd is, ben ik mijn petje verloren en staat de handtas van de vrouw hier voor mijn neus. Nee, ik moet weg. Voor de derde keer klinkt de bel. Er wordt op de voordeur gebonsd. Iemand stommelt de trap af. Ik trek mijn jas aan, pak de tas, duw het achterraam open en wurm me naar buiten. Via de schutting bereik ik de achtertuin. Eenmaal op de fiets hoef ik niet meer te bedenken naar wie ik toe ga. Dat wist ik al lang.

□ Moeilijke woorden Schrijf de moeilijke woorden uit deze les op.

115

Plot26_cursus_Verdacht_GT_DEF.indd 115

20-06-18 22:54


VERDACHT LES

2

LES 2 HULP GEVRAAGD □ Opdracht 1

of bedacht heeft. • Schrijver: noteert de belangrijke zaken, houdt een dossier bij en stuurt documenten naar de docent.

Webcambericht bekijken Luister en kijk naar het webcambericht: https://to.plot26.nl/069. Maak aantekeningen.

Bij meer dan drie personen per groep: • Tijdsbewaker: bewaakt de tijd, zodat deze goed verdeeld wordt. • Profiler: houdt bij welke personages allemaal een rol spelen bij het oplossen van de moord. Verdeel de rollen. Lever de groepsindeling in bij je docent.

□ Opdracht 3 □ Opdracht 2 Groep indelen

Webcambericht bekijken

Luister en kijk naar het tweede webcambericht van Caja: https://to.plot26.nl/070. Maak aantekeningen.

Vorm een groep; de docent bepaalt hoe groot elke groep wordt. Als de groep uit drie personen bestaat, is een leerling de leider, een andere leerling is de woordvoerder, en de derde leerling is de schrijver. • Leider: zorgt ervoor dat iedereen aan het woord komt, controleert of iedereen de opdracht begrepen heeft en beslist na overleg over de aanpak. • Woordvoerder: vertelt namens de groep op klassikale momenten wat het groepje gemaakt

116

Plot26_cursus_Verdacht_GT_DEF.indd 116

20-06-18 22:54


Uitleg ‘personage’

Voorbeeld ‘non-verbaal’

personage rol waarin een acteur optreedt

Voorbeeld ‘personage’

□ Opdracht 5 Getuigenverklaring bekijken Bekijk samen de eerste getuigenverklaring: https://to.plot26.nl/071. Vul voor iedere getuige het formulier Getuigenverklaringen op blz. 171-172 in. • Getuige 1: Leane Vermissen, ex-vriendin van Tim Bekijk de getuigenverklaring en vul het formulier Getuigenverklaringen in.

□ Opdracht 4 Vragen bespreken In het webcambericht wil Caja antwoord op drie vragen: 1 Wie heeft er gelogen? 2 Welke informatie is belangrijk voor het onderzoek? 3 Hebben jullie tips voor Caja over wat ze nu moet doen? Bespreek klassikaal de volgende twee vragen: • Waar let je op als je erachter wilt komen wie er liegt? • Wat bedoelt Caja met ‘non-verbale' dingen’? Uitleg ‘non-verbaal’

non-verbaal

VOLGENDE LES

zonder woorden, dus met houding gebaren en gezichtsuitdrukkingen

De volgende les bekijken we de andere getuigenverklaringen.

□ Moeilijke woorden Schrijf de moeilijke woorden uit deze les op.

117

Plot26_cursus_Verdacht_GT_DEF.indd 117

20-06-18 22:54


VERDACHT LES

3

LES 3 GETUIGENVERKLARINGEN □ Opdracht 1

Getuigenverklaringen bekijken Bekijk de getuigenverklaringen: https://to.plot26.nl/072 en vul het formulier Getuigenverklaringen op blz. 171-172 in. • Getuige 1: Leane Vermissen, ex-vriendin van Tim Als je de getuigenverklaring van Leane Vermissen in de vorige les al hebt gezien, kun je deze nu overslaan.

• Getuige 3: Koen de Jager, vriend van Jeffrey (‘het lijk’) Bekijk de getuigenverklaring en vul het formulier Getuigenverklaringen in.

• Getuige 2: mevrouw Van Houts-van Remmenswouden, overvallen vrouw Bekijk de getuigenverklaring en vul het formulier Getuigenverklaringen in.

• Getuige 4: Henk Steenbakkers, casinobaas Bekijk de getuigenverklaring en vul het formulier Getuigenverklaringen in.

118

Plot26_cursus_Verdacht_GT_DEF.indd 118

20-06-18 22:54


□ Opdracht 4 Filmpje bekijken

□ Opdracht 2 Vragen beantwoorden

Bekijk voor de volgende les het filmpje over de officier van justitie: https://to.plot26.nl/073.

Je hebt bij elke getuigenverklaring het formulier ingevuld. Hier staan de vragen van Caja nog eens: 1 Wie heeft er gelogen? 2 Welke informatie is belangrijk voor het onderzoek? 3 Hebben jullie tips voor mij over hoe ik moet verdergaan? Beantwoord zelf deze vragen zelfstandig.

□ Opdracht 3 Antwoorden bespreken Discussieer met je groepsleden over de vragen van Caja. Discussieregels: – Praat niet door elkaar heen. – Luister naar elkaar. – Wees respectvol. – Lever een bijdrage. Rol voorzitter: – Zorg dat mensen niet door elkaar heen praten. – Zorg dat ieder groepslid aan het woord kan komen. – Vat samen wat er besloten is. Rol tijdbewaker: – Houd de tijd in de gaten (5 minuten). Rol schrijver: – Beantwoord de vragen van Caja en geef de antwoorden aan de docent

119

Plot26_cursus_Verdacht_GT_DEF.indd 119

20-06-18 22:54


VERDACHT LES

4

LES 4 INFORMATIE ONTFUTSELEN □ Opdracht 1

Webcambericht bekijken

□ Opdracht 3 E-mail schrijven

Luister en kijk naar het derde webcambericht van Caja: https://to.plot26.nl/074. Maak aantekeningen.

Kijk naar het schema voor de e-mail op de volgende bladzijde. 1 Schrijf de e-mail naar Bas Gerrits van de Politie Kennemerland. Je doet alsof je de officier van justitie bent. Jouw naam is Robert Marinus Koops. 2 Lees de toolbox Zakelijke mail schrijven. 3 Schrijf met je groep in maximaal 10 minuten een kladversie van de tekst. Lever deze in bij de docent. Let op: – de regels van de zakelijke e-mail – de boodschap (de inhoud) – het taalgebruik – de spelling/zinsbouw.

□ Opdracht 2 Filmpje bekijken Wat doet de officier van justitie? Bekijk het filmpje: https://to.plot26.nl/075.

120

Plot26_cursus_Verdacht_GT_DEF.indd 120

20-06-18 22:54


De rechtszaal in beeld

ZAKELIJKE MAIL SCHRIJVEN Een zakelijke mail is een e-mail die je naar een bedrijf of instelling stuurt, of naar een persoon die je niet goed kent. De toon van een zakelijke mail en de manier waarop je schrijft, verschillen van een gewone mail. Er zijn enkele regels waar je je aan moet houden: gebruik u en uw, wissel je zinsbouw af, zorg voor een goede opbouw van je mail: inleiding-kernslot, schrijf in goed Nederlands en maak dus geen spelfouten. Vaak is het handig dat je een zakelijke mail door iemand anders laat lezen voordat je hem verstuurt.

• Het is niet verboden dat je je mail met ik begint. Maar als het niet hoeft, schrijf dan liever een zin die niet met ik begint. • Deel je mail logisch in. Denk aan de opbouw inleiding – kern (middenstuk) – slot. Gebruik u en uw in plaats van je, jij en jouw. • Pas op met afkortingen. Gebruik ze liever niet. Niet iedere lezer van je mail zal de afkortingen kennen. Een zakelijke mail moet duidelijk voor je lezer zijn. • Begin elke zin met een hoofdletter en eindig met een punt (of vraagteken als de zin een vraag is). • Schrijf in goed Nederlands, zonder spelfouten.

De regels van een zakelijke mail • Wissel je zinsbouw af. Begin niet elke zin met ik.

Wil je meer uitleg? Ga dan naar de toolbox op de website: https://leerling.plot26.nl/theoriebox.

121 121

Plot26_cursus_Verdacht_GT_DEF.indd 121

20-06-18 22:54


VERDACHT LES

4

Informatie ontfutselen

□ Opdracht 4 Feedback geven

FEEDBACK GEVEN EN ONTVANGEN

Doe een snelle feedbackronde: beoordeel de e-mails van de andere groepen. Let op: 1 de regels van de zakelijke e-mail 2 het taalgebruik, de toon 3 de boodschap 4 de spelling en leestekens. Lees de toolbox Feedback geven en ontvangen.

Door op iemands werk of gedrag te reageren en hem of haar te vertellen wat je ziet of hoort, help je de ander. Deze manier van reageren heet feedback. Andersom kan ook. Feedback geven en krijgen is een goede manier van leren. Het is niet hetzelfde als zomaar kritiek geven of iemand afkraken. Feedback gaat over wat er goed is gedaan of gegaan en over wat nog aandacht nodig heeft om het te verbeteren. Op jouw beurt kun je ook feedback ontvangen. Als deze feedback goed gegeven wordt, weet jij wat je goed hebt gedaan en wat je nog kunt verbeteren.

Uitleg ‘feedback’

de feedback terugkoppeling; reacties en commentaar op iemands werk met de bedoeling het te verbeteren

Je kunt leren hoe je feedback geeft door het te oefenen en gewoon door het te doen. Wil je meer uitleg? Ga dan naar de toolbox op de website: https://leerling.plot26.nl/theoriebox.

Voorbeeld ‘feedback’

□ Opdracht 5 E-mail verbeteren 1 V erbeter de e-mail na de feedback van je klasgenoten. 2 Lever de definitieve e-mail in bij de docent. 3 Als jullie e-mail niet foutloos is, krijgen jullie bericht van de docent. Extra De twee groepen die het eerst een goede, foutloze e-mail inleveren, krijgen extra informatie! VOLGENDE LES Lever je e-mail vóór de volgende les in, zodat je de volgende les het politiedossier kunt lezen.

□ Moeilijke woorden Schrijf de moeilijke woorden uit deze les op.

122

Plot26_cursus_Verdacht_GT_DEF.indd 122

20-06-18 22:54


SCHRIJVEN LES VERDACHT 1 LES

52

LES 5 HET POLITIEDOSSIER â–Ą Opdracht 1 Webcambericht bekijken

documenten gaat lezen. (3 minuten) 3 L ees de documenten grondig en schrijf de belangrijkste informatie voor jezelf op. Schrijf in steekwoorden; je hebt geen tijd om hele zinnen over te schrijven. (20 minuten) 4 Bespreek met elkaar welke informatie belangrijk is voor Caja. (5 minuten)

Luister en kijk naar het vierde webcambericht van Caja: https://to.plot26.nl/076. Maak aantekeningen.

Tip: Zorg ervoor dat ieder document door minimaal twee leerlingen gelezen wordt.

â–Ą Opdracht 2 Belangrijke informatie selecteren Caja vraagt jullie om alle belangrijke informatie uit het politiedossier. Dat krijg je van je docent. Aanpak: 1 Blader de documenten snel door (scannend lezen), zodat je weet waarover ze gaan. (2 minuten) 2 Verdeel de documenten en noteer wie welke 123

Plot26_cursus_Verdacht_GT_DEF.indd 123

20-06-18 22:54


VERDACHT LES

5

Het politiedossier

Uitleg ‘politiedossier’

□ Opdracht 3 Informatie lezen en bespreken

het politiedossier

De 30 minuten gaan nu in! Hierin doe je dus het volgende: 1 Documenten scannen. (2 minuten) 2 Documenten verdelen over de groep. (3 minuten) 3 Documenten lezen en notities maken. (20 minuten) 4 Bespreken welke informatie belangrijk is. (5 minuten)

verzameling gegevens over een verdachte of een gepleegde misdaad

Voorbeeld ‘politiedossier’

(vervolg) 1 Vul samen het formulier Politiedossier in. Dat krijg je van je docent. 2 Noteer zo kort mogelijk de belangrijkste informatie per document. 3 Controleer of je elkaars informatie begrijpt. 4 Lever het formulier in bij de docent. Doe dit pas als jullie helemaal klaar zijn! VOLGENDE LES Je hebt nu informatie uit het verhaal, de getuigenverklaringen en het politiedossier. Zou dit genoeg zijn om te weten wat er is gebeurd?

□ Moeilijke woorden Schrijf de moeilijke woorden uit deze les op.

124

Plot26_cursus_Verdacht_GT_DEF.indd 124

20-06-18 22:54


SCHRIJVEN LES VERDACHT 1 LES

62

LES 6 RECONSTRUCTIE MAKEN □ Opdracht 1 Webcambericht bekijken

Uitleg ‘motief’

Luister en kijk naar het laatste webcambericht van Caja: https://to.plot26.nl/077. Maak aantekeningen.

motief reden waarom je iets doet

Voorbeeld ‘motief’

125

Plot26_cursus_Verdacht_GT_DEF.indd 125

20-06-18 22:54


VERDACHT LES

6

Reconstructie maken

□ Opdracht 2 Reconstructie maken Maak met je groep een reconstructie van de moord op Jeffrey Wilson. Bij de reconstructie laat je zien: 1 Wie de moord heeft gepleegd. 2 Wat het motief is voor de moord. 3 Wat er gebeurd is op deze dag.

Andere betekenis ‘motief’

motief vorm / figuur die regelmatig herhaald wordt in een patroon

Werkwijze: 1 Neem voor jezelf nog eens de belangrijkste informatie door. Gebruik het verhaal, de getuigenverklaringen en je samenvatting van het politiedossier. De krantenartikelen uit het politiedossier krijg je van je docent. 2 Vertel om de beurt je vermoedens over wat er gebeurd is en wat het motief is. 3 Discussieer erover. Ondersteun je mening met de informatie die je hebt verzameld. De voorzitter beslist. 4 Maak samen een reconstructie van de gebeurtenissen en het motief. 5 Schrijf de reconstructie en het motief zo duidelijk mogelijk op. Leg uit welke informatie jullie hebben gebruikt. Je kunt een voorbeeld van een reconstructie bekijken: filmpje reconstructie. 6 Bewaar jullie reconstructie voor de volgende les.

Uitleg ‘reconstructie’

reconstructie het opnieuw laten plaatsvinden van gebeurtenissen uit het verleden om precies te achterhalen wat er is gebeurd

□ Opdracht 3 Presentatie voorbereiden Als jullie nog tijd over hebben, begin dan met de voorbereiding van jullie presentatie van de reconstructie. Ga hiervoor naar les 7. VOLGENDE LES In de volgende les gaan jullie je presentatie van de reconstructie voorbereiden.

□ Moeilijke woorden Schrijf de moeilijke woorden uit deze les op.

Voorbeeld ‘reconstructie’ Andere betekenis ‘reconstructie

reconstructie (andere betekenis)

in zijn oorspronkelijke vorm hersteld of opnieuw gebouwd

126

Plot26_cursus_Verdacht_GT_DEF.indd 126

20-06-18 22:54


SCHRIJVEN LES VERDACHT 1 LES

72

LES 7 PRESENTATIE VOORBEREIDEN □ Opdracht 1 Presentatievorm bedenken

□ Opdracht 3 Presentatie uitwerken

Caja zei in haar laatste webcambericht: ‘Het maakt me niet uit hoe je het doet, al maak je een krantenbericht met foto’s, of een verhaal, of een video ... het maakt me niet uit.’ Bespreek hoe jullie je reconstructie gaan presenteren. Bedenk een goede, originele manier.

Werk je presentatie verder uit. 1 Gebruik de toolbox Presenteren op blz. 128. 2 A ls jullie iets maken (een filmpje, krantenbericht, stripverhaal, ...), spreek dan goed af wie wat gaat doen en wanneer het klaar moet zijn. Zorg dat je het werk eerlijk verdeelt. 3 Oefen samen de presentatie. 4 Houd rekening met de beoordelingspunten: • opbouw • inhoud • aantrekkelijkheid • manier van presenteren 5 B ekijk het formulier Beoordeling presentatie ‘Verdacht’ (blz. 174) dat in de volgende les gebruikt wordt.

□ Opdracht 2 Plan maken 1 M aak een plan voor je presentatie. Gebruik hiervoor het Stappenplan presentatie op blz. 173. • Verdeel de taken. Bespreek wie wat gaat presenteren; iedereen moet iets doen. • Bepaal wat je in de inleiding gaat vertellen, in de kern en in het slot van je presentatie. • Schrijf in kernwoorden op wat je gaat vertellen. • Spreek af hoe jullie het gaan vertellen en welke hulpmiddelen jullie gebruiken. 2 Bespreek het plan met je docent.

VOLGENDE LES De volgende les gaan jullie presenteren!

127

Plot26_cursus_Verdacht_GT_DEF.indd 127

20-06-18 22:54


VERDACHT LES

8

LES 8 PRESENTATIES PRESENTEREN

â–Ą Opdracht 1 Presentaties beoordelen Luister en kijk naar de presentaties van je klasgenoten. Vul per groep een nieuw beoordelingsformulier in, zie blz. 174. Bovenaan beoordeel je de hele groep. Onderaan beoordeel je de afzonderlijke groepsleden.

Goed presenteren is belangrijk. Tegelijkertijd is het moeilijk en spannend: iedereen kijkt en luistert naar jou. Een goede voorbereiding is het halve werk, begin daarom op tijd met het maken van je presentatie. Als je met een groepje presenteert, maak je duidelijke afspraken. Bedenk van tevoren wat je publiek interessant vindt. Zorg voor een goede opbouw van je presentatie: inleiding-kern-slot. Check of alles werkt. Tijdens het presenteren zelf let je op je houding, praat je levendig ĂŠn houd je contact met je publiek. Wil je meer uitleg? Ga dan naar de toolbox op de website: https://leerling.plot26.nl/theoriebox.

128

Plot26_cursus_Verdacht_GT_DEF.indd 128

20-06-18 22:54


VERDACHT LES

9

LES 9 TERUGBLIK â–Ą Opdracht 1 Reflectie (1)

â–Ą Opdracht 2 Reflectie (2)

1 M aak een lijstje van wat je in Verdacht allemaal hebt gedaan en geleerd voor het vak Nederlands. 2 Bespreek het lijstje met elkaar: zijn jullie nog iets vergeten? 3 I n welk domein (of welke domeinen) van Nederlands hoort elk onderwerp thuis?

Geef van elk onderwerp aan hoe goed je dit nu beheerst. 1 I k weet nu wel / niet / een beetje het verschil tussen verbale communicatie en non-verbale communicatie. 2 I k weet nu wel / niet / een beetje hoe ik een formele e-mail moet schrijven. 3 Ik vind het wel / niet / een beetje belangrijk dat je foutloos kunt schrijven. 4 I k vind het wel / niet / een beetje belangrijk dat je snel informatie uit teksten kunt halen. 5 Ik ben wel / niet / een beetje beter geworden in het lezen van teksten. 6 I k ben wel / niet / een beetje beter geworden in het samenvatten van teksten. 7 I k weet nu wel / niet / een beetje hoe je een reconstructie moet maken. 8 Ik weet nu wel / niet / een beetje hoe je een presentatie moet voorbereiden. 9 Ik ben wel / niet / een beetje beter geworden in een presentatie houden voor een groep. 10 Ik heb wel / niet / een beetje goed samengewerkt in mijn groepje.

129

Plot26_cursus_Verdacht_GT_DEF.indd 129

20-06-18 22:54


VERDACHT - NOTITIES

NOTITIES

130

Plot26_cursus_Verdacht_GT_DEF.indd 130

20-06-18 22:54


SCHRIJVEN 1

Bert de Vos Willemijn Zwart

Plot26_cursus_Schrijven_GT_DEF.indd 131

20-06-18 22:53


INHOUD In deze cursus krijg je enkele inzichten. Je ontdekt: • dat schrijven = herschrijven • dat je beter kunt schrijven over een bekend onderwerp dan over een onbekend onderwerp • dat schrijven te leren is • hoe goed je kunt spellen • hoe je denkt over spelling.

DOEL VAN DE CURSUS: een betere schrijver worden.

HOE GA JE DIT DOEL BEREIKEN?

blz. ICT-lessen

Les 1

Schrijf wijzer! Wat is eigenlijk een goede tekst?

133

Les 2

Check jezelf! Hoe goed ben je in spelling?

135

Les 3

Check jezelf: werkwoordspelling! De spelling van werkwoorden

137

Je maakt wat mee! Een tekst schrijven over wat je hebt meegemaakt

139

Les 5

Omgaan met feedback Teksten beoordelen

141

Les 6

Leren herschrijven Teksten verbeteren

143

Les 7

Schrijf voor PLOT26 Eindopdracht: een tekst schrijven

149

Les 8

De beste tekst De beste tekst kiezen en de tekst nog beter maken

Toets Wat moet je kennen en kunnen voor de toets?

Bijlagen • Wat voor speller ben jij? (Les 2, opdracht 2 en 4 – Les 3, opdracht 3) • Mijn spellingscore (Les 2, opdracht 3) • Teksten beoordelen (Les 8, opdracht 2)

Les 4

Plot26_cursus_Schrijven_GT_DEF.indd 132

151 153

175 176 177

20-06-18 22:53


SCHRIJVEN 1 LES

1

LES 1 SCHRIJF WIJZER! DEZE LES

Wat is eigenlijk een goede tekst? Je gaat in deze les: • terugkijken naar wat je al hebt geschreven • een whatsapp verbeteren • een whatsapp beantwoorden • je tekst verbeteren • nadenken over wat een goede tekst is.

□ Opdracht 1 Schrijfwerk in vorige lessen

□ Opdracht 2 Whatsapp lezen

1 M aak een lijstje van wat je hebt geschreven in de verhalen en cursussen hiervoor. 2 N oem twee dingen die je makkelijk vond en twee dingen die je moeilijk vond om te schrijven.

Lees de whatsapp van Daan.

>> Hoe word je een betere schrijver? • Door te weten dat schrijven belangrijk is voor jou. • Door te weten wat je moet kunnen om goed te schrijven. • Door te weten hoe een goede tekst eruitziet. • Door veel te oefenen. • Door je teksten steeds te verbeteren.

133

Plot26_cursus_Schrijven_GT_DEF.indd 133

20-06-18 22:53


SCHRIJVEN 1 LES

1

Schrijf wijzer!

□ Opdracht 3 Whatsapp verbeteren

Uitleg ‘kenmerk’

In een whatsapp mag je best spreektaal gebruiken, maar je zinnen moeten wel kloppen. Als je te slordig schrijft, snapt de ander jou niet. 1 Bekijk welke zinnen in Daans bericht niet goed zijn. 2 Verbeter de zinnen.

kenmerk (het) iets waaraan je iets of iemand kunt herkennen; herkenningsteken

□ Opdracht 4 Antwoord schrijven Schrijf een whatsapp naar Daan en beantwoord zijn vraag. Werk alleen. Aanwijzingen: • Schrijf een tekst van maximaal honderd woorden. • Schrijf voor iemand van elf jaar. • Beschrijf de plus- en minpunten van jouw school. Lever je tekst nog niet in.

Voorbeeld ‘kenmerk'

□ Opdracht 5 Antwoord verbeteren 1 Werk in tweetallen. Lees elkaars tekst. 2 Schrijf samen een verbeterde tekst. 3 Werk dan in viertallen: schrijf een verbeterde tekst. 4 Pas als iedereen de tekst goed vindt, lever je hem in.

>> In de vorige opdrachten hebben jullie gepraat over wat er goed en niet goed is aan een tekst. Hoe zie je of een tekst goed is? Wat zijn de kenmerken van een goede tekst?

□ Opdracht 6 Kenmerken van een goede tekst Schrijf zo veel mogelijk kenmerken van een goede tekst op. Bedenk er minstens drie.

□ Opdracht 7 Vragen beantwoorden De kenmerken van een goede tekst zijn: goede informatie, goede opbouw, goede toon, goede zinnen, goede spelling en goede lay-out. 1 Op welk kenmerk of kenmerken hebben jullie gelet bij het verbeteren van de tekst in opdracht 5? 2 Schat jezelf in: • Waar ben je goed in met schrijven? • Waar moet je aan werken?

□ Moeilijke woorden Schrijf de moeilijke woorden uit deze les op. 134

Plot26_cursus_Schrijven_GT_DEF.indd 134

20-06-18 22:53


SCHRIJVEN 1 LES

2

LES 2 CHECK JEZELF! DEZE LES

Hoe goed ben je in spelling? Je gaat in deze les: • naar een filmpje over een spelfout kijken • inschatten hoe goed je al kunt spellen • een test voor jezelf doen over acht spellingonderdelen • je score opschrijven.

□ Opdracht 1

□ Opdracht 2 Hoe goed kun jij spellen?

Het belang van goed spellen

Bekijk het filmpje: https://to.plot26.nl/062. Let goed op aan het eind: wat gaat er mis?

In deze les ga je onderzoeken hoe goed je kunt spellen. Vul het formulier Wat voor speller ben jij? op blz. 175 in.

135

Plot26_cursus_Schrijven_GT_DEF.indd 135

20-06-18 22:53


SCHRIJVEN 1 LES

2

Check jezelf!

□ Opdracht 3

Check jezelf!

Maak de test: https://to.plot26.nl/168. Noteer je score op het formulier Mijn spellingscore op blz. 176. Spellingonderdelen: – wel of geen klinkerbotsing – lange en korte klanken – van meer woorden één woord maken – wel of geen -n aan het eind van een woord – wel of geen hoofdletter – leestekens – klemtonen spellen – opzoekwoorden. Let op: je doet deze test niet voor een cijfer, maar voor jezelf! Met deze test kun je beter inschatten hoe goed je al spelt.

>> Je weet nu welke onderdelen je moet oefenen. Hiervoor zijn extra oefenlessen gemaakt. Overleg met je docent wanneer je dit gaat doen.

□ Opdracht 4 Score bekijken 1 Pak je ingevulde formulier Wat voor speller ben jij? op blz. 175 er weer bij. Bekijk onderdeel 1 t/m 8. 2 Vergelijk jouw score met de inschatting die je had gemaakt. Beantwoord de volgende vragen. a Voor welke onderdelen klopte je inschatting wel? b Voor welke onderdelen klopte je inschatting niet? c Ben je beter in spellen dan je dacht, of minder goed? 3 Schrijf je antwoorden op het formulier en bewaar dit formulier goed.

136

Plot26_cursus_Schrijven_GT_DEF.indd 136

20-06-18 22:53


SCHRIJVEN 1 LES

3

LES 3 CHECK JEZELF: WERKWOORDSPELLING! DEZE LES

De spelling van werkwoorden Je gaat in deze les: • de Check jezelf van de app Werkwoordspelling doen.

□ Opdracht 1

>> Voor elk spellingonderdeel kun je extra oefeningen

Filmpje bekijken

maken en toolboxteksten lezen. Oefenen en theorie lezen helpt, maar weet je dat je ook beter wordt in spelling als je veel leest?

Als je nog veel fouten maakt met spellen, dan ben je niet de enige! Bekijk het filmpje: https://to.plot26.nl/063.

137

Plot26_cursus_Schrijven_GT_DEF.indd 137

20-06-18 22:53


SCHRIJVEN 1 LES

3 1

Tijd(schrift) Check jezelf:voor werkwoordspelling! jou!

□ Opdracht 2

Werkwoordspelling Het moeilijkste spellingonderdeel – zelfs voor docenten en schrijvers – is de spelling van werkwoorden. Hoe zit dat met jou? Ga naar de app Werkwoordspelling en maak de toets (Check jezelf): https://to.plot26.nl/064. Na de toets komen er groene vinkjes bij de onderdelen die je goed beheerst. Noteer voor jezelf welke onderdelen je al goed doet.

□ Opdracht 3 Score bekijken 1 P ak je ingevulde formulier Wat voor speller ben jij? van blz. 175 er weer bij. Bekijk onderdeel 9. 2 Vergelijk jouw score met de inschatting die je had gemaakt. Beantwoord de volgende vragen. a Klopte je inschatting voor werkwoordspelling? b Ben je beter in werkwoordspellen dan je dacht, of minder goed? 3 Schrijf je antwoorden op het formulier en bewaar dit formulier goed.

□ Moeilijke woorden Schrijf de moeilijke woorden uit deze les op.

138

Plot26_cursus_Schrijven_GT_DEF.indd 138

20-06-18 22:53


SCHRIJVEN 1 LES

4

LES 4 JE MAAKT WAT MEE! DEZE LES

Een tekst schrijven over wat je hebt meegemaakt Je gaat in deze les: • elkaar vertellen over iets wat je hebt meegemaakt • elkaar vragen stellen • wat je verteld hebt, opschrijven.

□ Opdracht 1

KENMERKEN VAN EEN GOEDE TEKST

Filmpje bekijken

Bekijk het filmpje: https://to.plot26.nl/065.

In les 1 heb je geleerd wat de kenmerken zijn van een goede tekst: 1 goede inhoud 2 goede opbouw 3 goede toon 4 goede zinnen 5 goede spelling 6 goede lay-out. Les 2 en 3 gingen over punt 5: goede spelling. Deze les gaat over punt 1: goede inhoud.

139

Plot26_cursus_Schrijven_GT_DEF.indd 139

20-06-18 22:53


SCHRIJVEN 1 LES

4 1

Tijd(schrift) Je maakt wat voor mee! jou!

>> Het is meestal makkelijk om over een eigen

WH-VRAGEN

ervaring te vertellen of te schrijven. Want wat je zelf hebt meegemaakt, daar weet je het meest van.

– – – – – –

Uitleg ‘ervaring’

ervaring (de)

Wie … ? Wat … ? Waar … ? Wanneer … ? Waarom … ? Hoe … ?

Wil je meer uitleg? Ga dan naar de toolbox op de website: https://leerling.plot26.nl/theoriebox.

door ondervinding leren; wat je zelf hebt meegemaakt of gedaan

□ Opdracht 3 Over een ervaring schrijven

Voorbeeld ‘ervaring’

Werk alleen. 1 Schrijf je verhaal zoals je het aan je klasgenoot hebt verteld. Schrijf het gewoon op zoals je het zegt. 2 Je kunt je tekst het best in Word of een ander programma schrijven, want je gaat je tekst in les 6 verbeteren. 3 Lever je tekst in bij de docent.

□ Moeilijke woorden Schrijf de moeilijke woorden uit deze les op.

□ Opdracht 2 Over een ervaring vertellen 1 Bedenk een ervaring waarover jij wilt schrijven. 2 Werk in tweetallen. Vertel elkaar over de ervaring. 3 Stel elkaar WH-vragen over de ervaring. Gebruik eventueel de toolbox WH-vragen.

140

Plot26_cursus_Schrijven_GT_DEF.indd 140

20-06-18 22:53


SCHRIJVEN 1 LES

5

LES 5 OMGAAN MET FEEDBACK DEZE LES

Teksten beoordelen Je gaat in deze les: • leren hoe je feedback moet geven en ontvangen • een tekst beoordelen.

□ Opdracht 1 Feedback Welke tekst gaan we met de klas bespreken? Wie wil? Lees de toolbox Feedback geven en ontvangen en bekijk de filmpjes.

>> Van goede feedback word je een betere schrijver!

141

Plot26_cursus_Schrijven_GT_DEF.indd 141

20-06-18 22:53


SCHRIJVEN 1 LES

5

Omgaan met feedback

Uitleg ‘feedback’

□ Opdracht 2 Oefenen met feedback geven

feedback (de)

Geef feedback op de tekst die is uitgekozen. Werkwijze: 1 Lees de tekst. 2 Stel vragen en geef feedback over: – de inhoud – de opbouw van de tekst – losse zinnen – spelling en leestekens. 3 De schrijver bepaalt zelf wat hij of zij met de feedback doet.

terugkoppeling; reacties en commentaar op iemands werk met de bedoeling het te verbeteren

Voorbeeld ‘feedback’

□ Opdracht 3 Feedback geven Is dit een goede manier van feedback geven? a Deze tekst stikt van de fouten. ja / nee b Je hebt helemaal geen inleiding gemaakt! ja / nee c Dat zijn allemaal korte zinnetjes. ja / nee d Je moet nog even op spelling controleren. ja / nee e Misschien nog een inleiding erbij? ja / nee f Kun je proberen een paar zinnen wat langer te maken? ja / nee

□ Opdracht 4 Feedback ontvangen Is dit een goede manier van feedback ontvangen? a Ja maar, zo bedoelde ik het niet. ja / nee b Ik ben het helemaal niet met je eens. ja / nee c Oké, ik snap waar je het over hebt. ja / nee d O, ik dacht als ik het zo doe, gaat het wel goed. ja / nee e Omdat jij het zegt, zal ik het veranderen. ja / nee f Wat bedoel je daarmee? ja / nee

FEEDBACK GEVEN EN ONTVANGEN Goede feedback: • gaat over wat je ziet en hoort (niet over hoe iemand is) • heeft te maken met de taak • is direct, maar wel vriendelijk • is leerzaam voor de ontvanger.

□ Moeilijke woorden Schrijf de moeilijke woorden uit deze les op.

Feedback ontvangen: • Sta open voor feedback. • Vertrouw erop dat de ander jou wil helpen. • Bepaal zelf wat je met de feedback doet. Wil je meer uitleg? Ga dan naar de toolbox op de website: https://leerling.plot26.nl/theoriebox.

142

Plot26_cursus_Schrijven_GT_DEF.indd 142

20-06-18 22:53


SCHRIJVEN 1 LES

6 2

LES 6 LEREN HERSCHRIJVEN DEZE LES

Teksten verbeteren Je gaat in deze les: • je tekst over je eigen ervaring verbeteren • leren hoe je nieuwe versies van je tekst maakt • bedenken welke teksten echt geen spelfouten mogen bevatten • bedenken hoe je een betere speller kunt worden.

>> Een tekst is bijna nooit in één keer goed. Ook

VOLGORDE VAN HERSCHRIJVEN

goede schrijvers kunnen niet op alle punten tegelijk letten! Omdat je tekst meestal niet in één keer goed is, moet je hem na het schrijven altijd nog een paar keer verbeteren. Dat heb je bijvoorbeeld in les 1 gedaan met je whatsapptekst.

Werk bij het herschrijven in de volgorde van de kenmerken van een goede tekst: 1 goede inhoud 2 goede opbouw 3 goede toon (= de manier waarop je het zegt) 4 goede zinnen 5 goede spelling 6 goede lay-out (= hoe de tekst eruitziet) Begin dus bij kenmerk 1 en eindig bij kenmerk 6. Het heeft namelijk geen zin om de spelling al te verbeteren, terwijl de inhoud nog helemaal niet klopt. 143

Plot26_cursus_Schrijven_GT_DEF.indd 143

20-06-18 22:53


SCHRIJVEN 1 LES

6

Leren herschrijven

□ Opdracht 1 Inhoud en opbouw verbeteren

□ Opdracht 2 Spelling en interpunctie verbeteren

1 Lees je tekst over je ervaring goed door. Let op de eerste twee kenmerken van een goede tekst: – Inhoud: snap ik waar de tekst over gaat? – Opbouw: heeft de tekst een inleiding, kern en slot? 2 Verbeter je tekst. 3 Sla je tekst op. Geef het bestand een goede bestandsnaam!

1 L ees de laatste versie van je tekst nog eens door. Let op de volgende kenmerken van een goede tekst: – Goede zinnen: kloppen de zinnen en kan ik ze makkelijk lezen? – Spelling en interpunctie: zijn alle woorden goed gespeld en klopt de interpunctie? 2 Als je twijfelt over de spelling, zoek het woord dan op op www.woordenlijst.org. 3 Verbeter je tekst. 4 Sla je tekst op. Geef het bestand een nieuwe bestandsnaam, bijvoorbeeld: ErvaringFloortjeB-1C2-versie3.

>> Bestandsnamen • Je moet je bestand makkelijk terug kunnen vinden. • Je moet verschillende versies van je tekst kunnen terugvinden.

□ Opdracht 3 Spelfouten in teksten (1)

Geef je tekst een duidelijke naam en doe dit steeds op dezelfde manier. Bijvoorbeeld: Ervaring-FloortjeB-1C2-versie 1 (onderwerp-naam-klas-versie). Na het herschrijven verander je je bestandsnaam: Ervaring-FloortjeB-1C2-versie2.

Goede spelling is belangrijk, maar voor de ene tekst is een spelfout erger dan voor de andere tekst. Bekijk de volgende acht teksten. Bespreek per tekst hoe erg het is als er een fout in staat.

Uitleg ‘versie’

de versie de manier waarop iets uitgevoerd is; één uit een serie

Voorbeeld ‘versie’

144

Plot26_cursus_Schrijven_GT_DEF.indd 144

20-06-18 22:53


1 E-mail

2 Krantenartikel

145

Plot26_cursus_Schrijven_GT_DEF.indd 145

20-06-18 22:53


SCHRIJVEN 1 LES

6

Leren herschrijven

3 Facebookbericht

4 Werkstuk

5 Teksten in wc

146

Plot26_cursus_Schrijven_GT_DEF.indd 146

20-06-18 22:53


6 Whatsapptekst

7 Reclameposter

8 Eigen aantekeningen

147

Plot26_cursus_Schrijven_GT_DEF.indd 147

20-06-18 22:53


SCHRIJVEN 1 LES

6

Leren herschrijven

□ Opdracht 4 Spelfouten in teksten (2)

□ Opdracht 7 Beter spellen

Zet de teksten in volgorde van 1 naar 8. 1: Het is niet erg dat hier een spelfout in zit. 8: Het is heel erg dat er een spelfout in zit. 1 Reclameposter 2 Werkstuk 3 E-mail 4 Whatsapp-tekst 5 Facebook-bericht 6 Tekst op de wc 7 Eigen aantekeningen 8 Krantenartikel

Beantwoord de vragen. 1 Vind je het belangrijk om goed te spellen? Leg je antwoord uit. 2 Geef de spellingonderdelen die je lastig vindt een kleurtje. – Wel of geen klinkerbotsing – Lange en korte klanken – Van meer woorden één woord maken – Wel of geen -n aan het eind van een woord – Wel of geen hoofdletter – Leestekens – Klemtonen spellen – Opzoekwoorden – Werkwoordspelling 3 Wat kun je doen om een betere speller te worden? Kleur de dingen die jij gaat proberen. – Oefenen met de extra spellinglessen of de app Werkwoordspelling. – Elke dag moeilijke woorden een keer opschrijven. – De moeilijke woorden nu opschrijven en in mijn agenda plakken, zodat ik ze altijd zie als ik die opendoe. – Iemand vragen me eens per week een kort dictee te geven met die woorden. – De moeilijke woorden invoeren in wrts.nl en oefenen. – Niks, ik ken de moeilijke woorden nu wel. – Iets anders, namelijk: … 4 Hoe kan je docent jou helpen een betere speller te worden? 5 Hoe kunnen anderen je daarbij helpen?

□ Opdracht 5 Foutloze teksten 1 Waar ligt de grens tussen teksten die fouten mogen bevatten en teksten waarin geen fouten mogen staan? 2 Wat voor soort teksten moeten foutloos zijn? Leg je antwoord uit.

>> Beter spellen Wat helpt? • Elke tekst herschrijven. • Anderen naar je teksten laten kijken. • Oefenen met de extra spellinglessen of de app Werkwoordspelling. • Niet tevreden zijn voordat het goed is. Wat doe je als je twijfelt over spelling? 1 Gebruik de spellingcontrole. 2 Spreek het woord hardop uit en probeer alle klanken te horen. 3 Zoek het woord op (www.woordenlijst.org). Als dat niet werkt: 4 Probeer de regel te vinden in de toolbox of op de site van de Nederlandse Taalunie (www.taaladvies.net). 5 Vraag het aan iemand die het weet.

□ Opdracht 6

□ Moeilijke woorden Schrijf de moeilijke woorden uit deze les op.

Spellingadvies

Bekijk het filmpje: https://to.plot26.nl/066.

148

Plot26_cursus_Schrijven_GT_DEF.indd 148

20-06-18 22:53


SCHRIJVEN 1 LES

7

LES 7 SCHRIJF VOOR PLOT26 DEZE LES

Eindopdracht: een tekst schrijven Je gaat in deze les: • werken aan de eindopdracht.

EINDOPDRACHT Schrijf een tekst over de lessen Nederlands. De beste tekst wordt misschien geplaatst op de website van PLOT26. Je mag ook een ander onderwerp kiezen. Overleg dit met je docent.

Denk eraan: het gaat over de lessen Nederlands, dus niet over de leraar! Werkwijze We besteden twee lessen aan deze opdracht. De werkwijze is: Voorbereiden: informatie verzamelen en 1 ordenen, met behulp van WH-vragen. 2 Schrijven: eerste versie maken. Herschrijven: je bekijkt de tekst samen met 3 iemand anders. Met behulp van de kenmerken van een goede tekst kijk je hem na en je verbetert de tekst . 4 Beoordelen: de klas wordt verdeeld in groepjes van vier.

1 Schrijf een tekst van minimaal 250 en maximaal 300 woorden. 2 In de tekst schrijf je: – Wat je in de lessen Nederlands hebt gedaan. – Wat je goed vindt in de lessen en waarom je dat vindt. – Wat je hebt geleerd over taal en Nederlands. – Wat de lessen nog beter zou maken. 3 Denk aan de kenmerken van een goede tekst.

149

Plot26_cursus_Schrijven_GT_DEF.indd 149

20-06-18 22:53


SCHRIJVEN 1 LES

7

Schrijf voor Plot26

De tekst met de meeste punten is de beste tekst van de klas. Behalve als de leraar het er niet mee eens is. 6 Tekst opsturen: de winnende tekst wordt opgestuurd naar PLOT26 en komt misschien op de website.

Per groep kies je de beste tekst van die groep (één tekst). Discussieer hierover en gebruik de kenmerken van een goede tekst. 5 Keuze toelichten: een van de groep legt aan de klas uit welke tekst de beste is en waarom. De andere leerlingen vullen het scoreformulier in.

□ Opdracht 1

□ Opdracht 3 Opbouw

Een goede tekst schrijven Bekijk het filmpje ‘Een goede tekst schrijven’: https://to.plot26.nl/067.

Zet de informatie die je wilt vertellen in het schema Tekstopbouw hieronder.

□ Opdracht 4 Eerste versie schrijven Schrijf nu de eerste versie van de tekst. Let op: je schrijft je tekst voor de makers van PLOT26, dus je toon moet beleefd zijn.

□ Opdracht 5 Feedback geven Als je klaar bent, werk dan samen met iemand anders in je klas. Geef feedback op de tekst. Werkwijze: 1 Lees elkaars tekst. 2 Stel vragen en geef feedback over: – de inhoud (wat is niet duidelijk?) – de toon (is deze beleefd?) – de opbouw van de tekst (is die duidelijk?) – losse zinnen – spelling en leestekens. 3 De schrijver bepaalt zelf wat hij of zij met de feedback doet.

□ Opdracht 2 Inhoud Bedenk wat je wilt schrijven. Gebruik daarbij WHvragen: Wat … ? Wie … ? Waar … ? Wanneer… ? Waarom … ? Hoe … ? Gebruik eventueel de toolbox WH-vragen.

Tekstopbouw Titel

maakt nieuwsgierig, zegt waar het over gaat

Inleiding

vertelt waarover gaat het prikkelt om verder te lezen

Kern 1

in elke alinea een ander onderwerp sluit aan bij de volgende

Kern 2

ander onderwerp sluit aan bij de vorige

Kern 3

ander onderwerp

Afronding

conclusie spannende afsluiting

150

Plot26_cursus_Schrijven_GT_DEF.indd 150

20-06-18 22:53


SCHRIJVEN 1 LES

8

LES 8 DE BESTE TEKST DEZE LES

De beste tekst kiezen en de tekst nog beter maken Je gaat in deze les: • • • •

elkaars teksten beoordelen de beste tekst van de groep selecteren de beste tekst presenteren de beste tekst van de klas selecteren.

□ Opdracht 1 Teksten beoordelen

>>

Kenmerken Bij de eindopdracht let je op deze kenmerken: 1 Goede inhoud: ik kan volgen wat er staat. 2 Goede opbouw: de tekst heeft een inleiding, kern en slot en is logisch opgebouwd. 3 Goede toon: de toon is beleefd. 4 Goede zinnen: de zinnen kloppen en ik kan ze makkelijk lezen. 5 Goede spelling en interpunctie.

1 Maak groepjes van vier leerlingen. 2 L eg de teksten van jullie groep op volgorde. De beste tekst komt links, de andere rechts daarvan. 3 L eg elkaar uit waarom je denkt dat een tekst goed is of niet. Gebruik daarbij: – de kenmerken van een goede tekst: – de regels van feedback.

151

Plot26_cursus_Schrijven_GT_DEF.indd 151

20-06-18 22:53


SCHRIJVEN 1 LES

8

De beste tekst

>>

Feedback geven en ontvangen Goede feedback: • gaat over wat je ziet en hoort (niet over hoe iemand is) • heeft te maken met de taak • is direct, maar wel vriendelijk • is leerzaam voor de ontvanger. Feedback ontvangen: • Sta open voor feedback. • Vertrouw erop dat de ander jou wil helpen. • Bepaal zelf wat je met de feedback doet.

□ Opdracht 2 Keuze uitleggen 1 Iemand van de groep legt voor de klas uit wat de beste tekst van de groep is en waarom. De docent wijst die leerling aan. 2 Als je aan de beurt bent: – zorg je ervoor dat je medeleerlingen de gekozen tekst kunnen zien, bijvoorbeeld via het digibord – leg je uit waarom jullie die tekst hebben gekozen – gebruik je daarbij de kenmerken van een goede tekst. 3 De andere leerlingen vullen het scoreformulier Teksten beoordelen op blz. 177 in (één formulier per groep). Beoordeel alleen de teksten van andere groepen; voor je eigen tekst mag je geen punten geven.

>>

Welke drie teksten hebben de meeste punten? Je docent bepaalt welke tekst opgestuurd wordt naar info@plot26.nl.

□ Opdracht 3 Reflectie Kijk tot slot nog eens naar je eigen tekst. Schrijf drie dingen op die goed zijn aan jouw tekst.

152

Plot26_cursus_Schrijven_GT_DEF.indd 152

20-06-18 22:53


SCHRIJVEN 1 - TOETS

TOETS WAT HEB JE GELEERD? Wat moet je kennen en kunnen? Les 1

Les 6

• Je eigen teksten en die van anderen kunnen beoordelen. • De kenmerken van een goede tekst kunnen noemen. • Een korte tekst kunnen verbeteren. • Een tekst voor een bepaalde doelgroep kunnen schrijven.

• E en tekst kunnen verbeteren op inhoud, opbouw, goede zinnen en spelling. • Weten wanneer foutloos spellen belangrijk is. • Weten wat je kunt doen om een betere speller te worden. • Weten welke hulpbronnen er zijn voor spelling (bijv. www.woordenlijst.org, www.taaladvies.net of de toolbox van PLOT26.

Les 2 • Weten hoe goed je al spelt. • Weten welke onderdelen van spelling je minder goed beheerst.

Les 7 • Een tekst kunnen schrijven die voldoet aan de kenmerken van een goede tekst.

Les 3 Les 8

• Weten hoe goed je bent in werkwoordspelling. • Weten welke onderdelen van werkwoordspelling je minder goed beheerst.

• De goede criteria kunnen hanteren om de beste teksten te selecteren. • Kunnen aangeven wat je geleerd hebt, hoe je gewerkt hebt en hoe je een (nog) betere schrijver kunt worden.

Les 4 • Weten dat je WH-vragen kunt stellen om de inhoud van je tekst duidelijk te bepalen. • Een tekst kunnen schrijven over een eigen ervaring. Les 5 • Goede feedback kunnen geven. • Met feedback kunnen omgaan om je tekst te verbeteren.

NOTITIES

153

Plot26_cursus_Schrijven_GT_DEF.indd 153

20-06-18 22:53


SCHRIJVEN 1 - NOTITIES

154

Plot26_cursus_Schrijven_GT_DEF.indd 154

20-06-18 22:53


BIJLAGEN blz. Lezen 1 • Woordweb (Les 2, opdracht 1 – Les 3, opdracht 2)

157

• Scoreformulier boeiende teksten (Les 8, opdracht 4)

158

• Knipbladen Tekstgeraamten maken (Les 5, opdracht 5)

159

Fictie 1 • Knipblad emotionele relaties (Les 2, opdracht 2)

163

• Kaarten met opdrachten (Les 6, opdracht 2)

165

Verdacht • Getuigenverklaringen (Les 2, opdracht 5 – Les 3, opdracht 1)

171

• Stappenplan presentatie (Les 7, opdracht 2)

173

• Beoordeling presentaties ‘Verdacht’ (Les 8, opdracht 1)

175

Schrijven 1 • Wat voor speller ben jij? (Les 2, opdracht 2 en 4 – Les 3, opdracht 3)

173

• Mijn spellingscore (Les 2, opdracht 3)

174

• Teksten beoordelen (Les 8, opdracht 2)

175

Plot26_cursus_Bijlagen+Register_GT_DEF.indd 155

20-06-18 22:49


Plot26_cursus_Bijlagen+Register_GT_DEF.indd 156

20-06-18 22:49


LEZEN 1 – Bijlage bij les 2, opdracht 1 en les 3, opdracht 2

WOORDWEB

157

Plot26_cursus_Bijlagen+Register_GT_DEF.indd 157

20-06-18 22:49


LEZEN 1 – Bijlage bij les 8, opdracht 4

SCOREFORMULIER BOEIENDE TEKSTEN Titel van de tekst:

Van groep:

Inhoud van de tekst

¡ saai

¡ matig

¡ interessant

Niveau van de tekst

¡ te makkelijk

¡ precies goed

¡ te moeilijk

Ons cijfer is:

Geef een cijfer voor de tekst. Als je een 10 geeft, weten jullie zeker dat de hele klas deze tekst wil lezen; als je een 1 geeft weten jullie zeker dat niemand de tekst leuk vindt. Titel van de tekst:

Van groep:

Inhoud van de tekst

¡ saai

¡ matig

¡ interessant

Niveau van de tekst

¡ te makkelijk

¡ precies goed

¡ te moeilijk

Geef een cijfer voor de tekst.

Ons cijfer is:

Titel van de tekst:

Van groep:

Inhoud van de tekst

¡ saai

¡ matig

¡ interessant

Niveau van de tekst

¡ te makkelijk

¡ precies goed

¡ te moeilijk

Geef een cijfer voor de tekst.

Ons cijfer is:

Titel van de tekst:

Van groep:

Inhoud van de tekst

¡ saai

¡ matig

¡ interessant

Niveau van de tekst

¡ te makkelijk

¡ precies goed

¡ te moeilijk

Geef een cijfer voor de tekst.

Ons cijfer is:

Titel van de tekst:

Van groep:

Inhoud van de tekst

¡ saai

¡ matig

¡ interessant

Niveau van de tekst

¡ te makkelijk

¡ precies goed

¡ te moeilijk

Geef een cijfer voor de tekst.

Ons cijfer is:

Titel van de tekst:

Van groep:

Inhoud van de tekst

¡ saai

¡ matig

¡ interessant

Niveau van de tekst

¡ te makkelijk

¡ precies goed

¡ te moeilijk

Geef een cijfer voor de tekst.

Ons cijfer is:

Titel van de tekst:

Van groep:

Inhoud van de tekst

¡ saai

¡ matig

¡ interessant

Niveau van de tekst

¡ te makkelijk

¡ precies goed

¡ te moeilijk

Geef een cijfer voor de tekst.

Ons cijfer is:

Titel van de tekst:

Van groep:

Inhoud van de tekst

¡ saai

¡ matig

¡ interessant

Niveau van de tekst

¡ te makkelijk

¡ precies goed

¡ te moeilijk

Geef een cijfer voor de tekst.

Ons cijfer is:

158

Plot26_cursus_Bijlagen+Register_GT_DEF.indd 158

20-06-18 22:49


LEZEN 1 – Bijlage bij les 5, opdracht 5

KNIPBLAD TEKSTGERAAMTE MAKEN Knip alle losse stukjes los, leg ze op de goede plek en maak zo twee 'geraamtes' van teksten.

159

Plot26_cursus_Bijlagen+Register_GT_DEF.indd 159

20-06-18 22:49


Plot26_cursus_Bijlagen+Register_GT_DEF.indd 160

20-06-18 22:49


LEZEN 1 – Bijlage bij les 5, opdracht 5

KNIPBLAD TEKSTGERAAMTE MAKEN Knip alle losse stukjes los, leg ze op de goede plek en maak zo twee 'geraamtes' van teksten.

161

Plot26_cursus_Bijlagen+Register_GT_DEF.indd 161

20-06-18 22:49


Plot26_cursus_Bijlagen+Register_GT_DEF.indd 162

20-06-18 22:49


FICTIE 1 – Bijlage bij les 2, opdracht 2

KNIPBLAD EMOTIONELE RELATIES Begin

Verandering 1 (verplaats de rondjes • )

Verandering 2 (verplaats de rondjes • )

163

Plot26_cursus_Bijlagen+Register_GT_DEF.indd 163

20-06-18 22:49


Plot26_cursus_Bijlagen+Register_GT_DEF.indd 164

20-06-18 22:49


FICTIE 1 – Bijlage bij les 6, opdracht 2

KAARTEN MET OPDRACHTEN

Welk personage heeft jou het

Wanneer heb je gedacht: ‘Zo

meest geraakt? Wanneer was dat,

reageer je niet! Dat zou ik heel

wat deed dat personage toen?

anders hebben gedaan.’

Vond je het lezen van het boek

Wil je nu naar IJsland?

gemakkelijk of moeilijk?

Welke docent zou geschikt

Welke docent zou geschikt zijn

zijn om oma te spelen? Vertel

om mamma te spelen? Vertel

waarom!

waarom!

Welke docent zou geschikt zijn

Welke bekende Nederlander

om opi Kas te spelen? Vertel

zou geschikt zijn om opi Kas te

waarom!

spelen? Vertel waarom!

165

Plot26_cursus_Bijlagen+Register_GT_DEF.indd 165

20-06-18 22:49


Plot26_cursus_Bijlagen+Register_GT_DEF.indd 166

20-06-18 22:49


FICTIE 1 – Bijlage bij les 6, opdracht 2

KAARTEN MET OPDRACHTEN

Welke popsterren zouden

In welk personage kun jij je het

geschikt zijn om Twan en Linde te

best inleven?

spelen?

Vertel waarom!

Vertel waarom!

Welk personage irriteert jou?

Tussen welke personages heb je

Door welke eigenschap komt dat?

een knetterende ruzie gemist in het verhaal?

Had dit verhaal zich ook in een

Vertel of het verhaal jou

ander land kunnen afspelen?

aan andere verhalen of

Waarom wel/niet?

gebeurtenissen (in je eigen leven?) doet denken.

Speel Twan en opi Kas na

Hoe oud zijn Twan en Linde

wanneer Twan al in bed ligt en opi

volgens jou? Geef voorbeelden uit

Kas naar bed gaat.

het verhaal.

167

Plot26_cursus_Bijlagen+Register_GT_DEF.indd 167

20-06-18 22:49


Plot26_cursus_Bijlagen+Register_GT_DEF.indd 168

20-06-18 22:49


FICTIE 1 – Bijlage bij les 6, opdracht 2

KAARTEN MET OPDRACHTEN

Wie wordt een extreme puber:

Zou jij opa of oma zo weg laten

Twan of Linde? Vertel waarom je

gaan? Vertel waarom?

dat denkt.

Begrijp je de keuze van opi Kas?

Welke zin uit het boek heb je

Vertel waarom.

onthouden?

Als je ouders dit boek zouden

Welke actie riep echt iets in

lezen, hoe zouden zij dan

je op?

reageren? Zou je vader anders reageren dan je moeder?

Welke beweging (bijvoorbeeld

Welke beweging (bijvoorbeeld

handgebaar of looppas) hoort bij

handgebaar of looppas) hoort bij

opi Kas?

Twan?

169

Plot26_cursus_Bijlagen+Register_GT_DEF.indd 169

20-06-18 22:49


Plot26_cursus_Bijlagen+Register_GT_DEF.indd 170

20-06-18 22:49


VERDACHT – Bijlage bij les 2, opdracht 5 en les 3, opdracht 1

GETUIGENVERKLARINGEN Getuige 1: Leane Vermissen LICHAAMSTAAL Ogen Handen Houding Overig

INHOUD Wat vertelt de getuige? Is de getuige geloofwaardig? Welke informatie is belangrijk?

Getuige 2: mevrouw Van Houts-van Remmenswouden LICHAAMSTAAL Ogen Handen Houding Overig

INHOUD Wat vertelt de getuige? Is de getuige geloofwaardig? Welke informatie is belangrijk?

Getuige 3: Koen de Jager LICHAAMSTAAL Ogen Handen Houding Overig

INHOUD Wat vertelt de getuige? Is de getuige geloofwaardig? Welke informatie is belangrijk?

171

Plot26_cursus_Bijlagen+Register_GT_DEF.indd 171

20-06-18 22:49


VERDACHT – Bijlage bij les 2, opdracht 5 en les 3, opdracht 1

Getuige 4: Henk Steenbakkers LICHAAMSTAAL Ogen Handen Houding Overig

INHOUD Wat vertelt de getuige? Is de getuige geloofwaardig? Welke informatie is belangrijk?

172

Plot26_cursus_Bijlagen+Register_GT_DEF.indd 172

20-06-18 22:49


SCHRIJVEN–1 Bijage VERDACHT - bijlage bij les bij les 7, opdracht 8, opdracht 2 2: SCOREFORMULIER

STAPPENPLAN PRESENTATIE Namen: RECONSTRUCTIE EN MOTIEF Wie heeft de moord gepleegd?

Waarom is de moord gepleegd? (motief)

Wat is er voor en tijdens de moord gebeurd?

PRESENTATIE Hoe gaan jullie dit presenteren?

Maak een kort draaiboek van de presentatie.

Welke materialen hebben jullie nodig?

Akkoord docent:

173

Plot26_cursus_Bijlagen+Register_GT_DEF.indd 173

20-06-18 22:49


VERDACHT – Bijlage bij les 8, opdracht 1

BEOORDELING PRESENTATIES ‘VERDACHT’ Beoordeeld door: Beoordeel de presentaties van je klasgenoten. Zet achter alle criteria jouw oordeel: ++ heel goed + goed + redelijk – niet zo goed – – slecht Beoordeling groep Beoordelingscriteria

Oordeel

Opmerkingen

INHOUD Er is een duidelijke opbouw (inleidingmiddenstuk-slot) De groep vertelt wie de moordenaar is. De groep legt duidelijk uit wat er gebeurd is (reconstructie)

OPBOUW De groep legt duidelijk uit waarom de moord is gepleegd (motief)

AANTREKKELIJKHEID De presentatie is interessant en leuk om naar te kijken en te luisteren. De presentatie is origineel.

Beoordeling groepsleden De spreker

(naam)

(naam)

(naam)

(naam)

(naam)

Kijkt het publiek aan Is goed te verstaan Heeft een goed spreektempo Staat er geïnteresseerd bij Heeft voldoende gedaan tijdens de presentatie Geeft goed antwoord op vragen.

174

Plot26_cursus_Bijlagen+Register_GT_DEF.indd 174

20-06-18 22:49


SCHRIJVEN 1 – Bijlage bij les 2, opdracht 2 en 4

WAT VOOR SPELLER BEN JIJ? Let op: invullen vóór opdracht 3. 1 Hoe belangrijk vind jij spellen? Zet een kruisje in het hokje dat het best bij jou past. Ik vind het totaal niet belangrijk of ik goed spel.

Ik vind het niet zo belangrijk of ik goed spel.

Ik vind het soms belangrijk of ik goed spel.

Ik vind het meestal belangrijk of ik goed spel.

Ik vind het altijd belangrijk of ik goed spel.

Ik kijk mijn teksten nooit na.

Ik kijk mijn teksten bijna nooit na.

Ik kijk mijn teksten soms na.

Ik kijk mijn teksten bijna altijd na.

Ik kijk mijn teksten altijd na.

Ik weet helemaal niet welk soort fouten ik maak.

Ik weet niet goed welk soort fouten ik maak.

Ik weet soms welk soort fouten ik maak.

Ik weet vrij goed welk Ik weet goed welk soort fouten ik maak. soort fouten ik maak.

2 Schat jezelf in: welke onderdelen beheers je al wel en welke nog niet? Hieronder staan negen spellingsonderdelen. Zet een kruisje in het hokje dat bij jou past. Onderdeel van spelling

Beheers ik niet

Beheers ik een beetje

Beheers ik wel

1 W el of geen klinkerbotsing reünie of reunie? chaos of chaös? kiwioogst of kiwi-oogst? 2 Lange en korte klanken paraplu’tje of parapluutje? salades of salade’s? Sannes boek of Sanne’s boek? wcs of wc’s? 3 Van meer woorden één woord maken telefoonhoesje of telefoon hoesje? hondehok of hondenhok? stationsplein of stationplein? 4 W el of geen -n aan het eind van een woord Ze hadden alle/allen iets gekocht. Beide/beiden waren ziek. 5 Wel of geen hoofdletter pasen of Pasen? boeddha of Boeddha? Peter Van Vliet of Peter van Vliet? 6 Leestekens Wanneer zet je een punt, puntkomma, vraagteken, of uitroepteken? 7 K lemtonen spellen hé of hè? een of één? 8 O pzoekwoorden Hoe schrijf je woorden als enquête, eczeem en alinea? 9 W erkwoorden Het word mooi of het wordt mooi? Hij verbrande of hij verbrandde?

Bewaar dit formulier goed! 175

Plot26_cursus_Bijlagen+Register_GT_DEF.indd 175

20-06-18 22:49


SCHRIJVEN 1 – Bijlage bij les 2, opdracht 3

MIJN SPELLINGSCORE Zet een kruisje in het goede hokje. Onderdeel van spelling

Beheers ik niet

Beheers ik een beetje

Beheers ik wel

1 Wel of geen klinkerbotsing (Opdracht 1 t/m 4)

6 of minder van de 12 woorden goed

7, 8 of 9 van de 12 woorden goed

10 of meer van de 12 woorden goed

2 L ange en korte klanken (Opdracht 5 t/m 8)

6 of minder van de 12 woorden goed

7, 8 of 9 van de 12 woorden goed

10 of meer van de 12 woorden goed

3 Van meer woorden één woord maken (Opdracht 9 t/m 12)

6 of minder van de 12 woorden goed

7, 8 of 9 van de 12 woorden goed

10 of meer van de 12 woorden goed

4 Wel of geen -n aan het eind van een woord (Opdracht 13 t/m 15)

6 of minder van de 12 woorden goed

7, 8 of 9 van de 12 woorden goed

10 of meer van de 12 woorden goed

5 Wel of geen hoofdletter (Opdracht 16 t/m 19)

6 of minder van de 12 woorden goed

7, 8 of 9 van de v2 woorden goed

10 of meer van de 12 woorden goed

6 Leestekens (Opdracht 20)

6 of minder van de 12 woorden goed

7, 8 of 9 van de 12 woorden goed

10 of meer van de 12 woorden goed

7 Klemtonen spellen (Opdracht 21 t/m 23)

6 of minder van de 12 woorden goed

7, 8 of 9 van de 12 woorden goed

10 of meer van de 12 woorden goed

8 Opzoekwoorden (Opdracht 24 t/m 26)

6 of minder van de 12 woorden goed

7, 8 of 9 van de 12 woorden goed

10 of meer van de 12 woorden goed

9 Werkwoorden (App werkwoordspellen)

Niveau 1: 2 of minder groene vinkjes

Niveau 1: 3 groene vinkjes

Niveau 1: 4 groene vinkjes

Bewaar dit formulier goed!

176

Plot26_cursus_Bijlagen+Register_GT_DEF.indd 176

20-06-18 22:49


SCHRIJVEN 1 – Bijlage bij les 8, opdracht 2

TEKSTEN BEOORDELEN

Onderdeel

Punten

Tekst 1

inhoud

max. 10 punten per tekst

opbouw

max. 8 punten per tekst

toon

max. 5 punten per tekst

zinnen

max. 5 punten per tekst

spelling

max. 3 punten per tekst

2

3

4

5

6

7

8

totaal

177

Plot26_cursus_Bijlagen+Register_GT_DEF.indd 177

20-06-18 22:49


REGISTER

blz.

bestandsnamen 144 beter spellen criteria tekstniveau

148 40, 46

discussieregels 119 e-mail schrijven emotionele relatie

19, 121 96

familierelatie 96 feedback geven en ontvangen

97, 122, 142, 152

feiten 11 formulier invullen

24

grondig lezen

53

herschrijven (volgorde)

143

illustraties 48 kenmerken van een goede tekst kritisch lezen

139, 151 53

leesdagboek 107 leesdoel 52 leesmanieren 52 leesmotor

42, 43

leesstrategieĂŤn 53 meningen 11 nieuwsbericht schrijven

31

onderwerp 47 ontspannend lezen

52

personages 95 presenteren 128 reconstructie 126 reden om te lezen

52

scannend lezen

52

signaalwoorden 10 stamboom

95, 100

tekstendossier 51 tekstgeraamte

49, 50

tijdlijn 32 titel 48 trailer maken verhaal in een verhaal

31 98

voorkennis 42 voorkennis vergroten

43

voorspellen 53 WH-vragen

140, 150

woordweb 41 zakelijke mail schrijven zoekend lezen

19, 121 52

178

Plot26_cursus_Bijlagen+Register_GT_DEF.indd 178

20-06-18 22:49


VOOR DE LEERLING

2018-2019

1 VMBO-GT A

PLOT26 wordt uitgegeven door:

ISBN 978-94-92725-19-6

Koningsweg 66 5211 BN ‘s-Hertogenbosch 073-85 000 22 www.blink.nl

PLOT26_omslag_GT.indd 1

1 VMBO-GT 1 HV deel A 26-06-18 01:29


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.